Voel je de letter? Leerinhoud: lettervorming. Locatie: klaslokaal. Groepsindeling: groepjes van twee leerlingen. Tijdsduur: 10 minuten. HET SPEL
De ene leerling gaat met zijn rug naar de andere leerling zitten en sluit zijn ogen. De andere leerling vormt zeer rustig met zijn wijsvinger een letter op de rug van zijn medeleerling. Deze raadt de letter die op zijn rug gevormd wordt. Daarna wisselen de leerlingen van rol.
29
De cirkel rondt Leerinhoud: tegenwoordige tijd. Materiaal: stoepkrijt. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: klassikaal. Tijdsduur: 10 minuten. VOORBEREIDING
Teken een grote cirkel waarin alle leerlingen kunnen rondlopen. Je deelt hem in vier vakken in: een d-vak, een t-vak, een dt-vak en een restvak.
HET SPEL
Eén leerling is de tikker. Hij mag zich enkel op de lijnen bewegen die door de cirkel getrokken zijn. De anderen blijven binnen de cirkel. De leerkracht roept telkens een onderwerp en een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (bv. hij wordt, ik loop…). De leerlingen moeten vervolgens naar het juiste vak lopen. De tikker kan dus voorzien hoe de anderen zullen lopen en probeert zoveel mogelijk medeleerlingen aan te tikken. Wie aangetikt is, gaat ook op de lijnen staan en tikt mee. Het spel eindigt als alle leerlingen op de lijnen staan.
51
Achter de rug Leerinhoud: woordvorming, letters onderscheiden. Materiaal: plakband en blanco A4-bladen. Locatie: speelplaats. Groepsindeling: een viertal gelijke groepen. Tijdsduur: 15 tot 20 minuten. HET SPEL
De verschillende groepen krijgen even de tijd om een woord te vinden dat bestaat uit evenveel letters als er leerlingen in het groepje zijn (de leerkracht kan zelf al enkele woorden voorbereid hebben). Een groepje van zes leerlingen maakt dan bv. woorden als aardig, gravin, vangen… Vervolgens schrijven de leerlingen elke letter apart op een A4-blad. Elk A4-blad wordt op de rug van een leerling gekleefd. Om beurt komt één groepje voor de andere groepen voorbijgelopen, gehuppeld, gedanst… De andere groepen krijgen een minuut de tijd om te weten welk woord met de verschillende letters op de ruggen gevormd wordt. De groep die als eerste het woord juist raadt, krijgt een punt. Vervolgens komen de andere groepen aan bod.
VARIATIE
De leerlingen verzinnen per groepje een woord dat bestaat uit één letter meer dan het aantal leerlingen. Een groepje van zes maakt een zevenletterwoord, bv. magneet, zwemmen, waardig… Zes van de zeven letters schrijven ze elk op een A4-blad. Bij het bewegen zien de andere groepen nu niet het volledige woord. Ze moeten het woord raden én de letter zeggen die ontbreekt.
57
Hahahahahahaha Leerinhoud: t – th. Materiaal: woordkaartjes, hoed. Locatie: klaslokaal. Groepsindeling: groepjes van twee leerlingen. Tijdsduur: 10 minuten. VOORBEREIDING
Maak kaartjes met woorden waarin de klank ‘t’ voorkomt. Kies echter zeker ook verschillende woorden waarbij de ‘t’ als ‘th’ wordt geschreven, bv. therapeut, enthousiast, videotheek… naast journalist, T-shirt, tegel… HET SPEL
De leerkracht stopt de woordkaartjes in een hoed en laat elke leerling een kaartje trekken. Elke leerling moet vervolgens een mop of verhaaltje vertellen aan zijn medespeler. Daarin moet hij het woord dat op het kaartje staat, gebruiken. De leerling die luistert, mag echter slechts lachen als hij in de mop of het verhaaltje een woord met ‘th’ gehoord heeft. Lachen met een ‘th’-mop gebeurt met een luide, overdreven hahahahahahaha. De leerling die luisterde, moet wel kunnen zeggen over welk ‘th’-woord het ging (als er één inzat). Vervolgens wisselen de leerlingen en vertelt de andere zijn mop of verhaal. Wanneer beide leerlingen klaar zijn, stoppen ze hun kaartjes terug in de hoed, trekken ze een nieuw kaartje en mogen een mop of verhaal aan een andere leerling vertellen.
69
Sneeuwballengevecht Leerinhoud: woordvorming, zinsvorming. Materiaal: oude kranten, krijt of papierplakband. Locatie: klaslokaal of speelplaats. Groepsindeling: groepjes van ongeveer vijf leerlingen. Tijdsduur: 25 minuten. VOORBEREIDING
Verdeel het terrein in twee delen. HET SPEL
De leerkracht geeft de verschillende groepen evenveel kranten. De leerkracht zorgt ervoor dat elke leerling minstens enkele pagina’s heeft om te doorbladeren. Vervolgens geeft hij de opdracht aan de verschillende groepen om zo snel mogelijk volgende zin samen te stellen: ‘Ik heb geen auto’s nodig om gelukkig te zijn.’ Ze moeten dit doen door woorden uit de kranten te scheuren. De groep die als eerste klaar is, krijgt tien punten. Vervolgens vraagt de leerkracht de groepen om zo snel mogelijk met verschillende uitgescheurde letters het woord ‘betreurenswaardig’ te spellen. Ook hier krijgt de eerste groep tien punten. In deze opdrachten kan de leerkracht variëren met woorden die de leerlingen recent in de les gezien hebben. Het moment suprême is echter het sneeuwballengevecht. De leerlingen krijgen de opdracht om in enkele minuten zoveel mogelijk sneeuwballen te maken van woorden: ze scheuren een woord uit een kop en verfrommelen dat stukje papier. De groep met de meeste sneeuwballen krijgt tien punten. De leerkracht bakent vervolgens voor de verschillende groepen een terrein af. Hij geeft de opdracht om zo snel mogelijk alle sneeuwballen van hun terrein te doen verdwijnen. Op het startsignaal mogen ze alle sneeuwballen naar de tegenstanders gooien. Uiteraard lukt dit niet. Na een tijdje zullen gewoon alle sneeuwballen elders liggen. De leerkracht legt na enkele ogenblikken het gooien dan ook stil. De leerkracht geeft dan de verschillende groepjes de opdracht om met de sneeuwballen (de woorden, dus) zoveel mogelijk juiste zinnen te maken. Per grammaticaal correcte zin krijgen de leerlingen tien punten. De groep met de langste zin krijgt een bonus van dertig punten.
88