Sonnet 136 If thy soul check thee that I come so near, Swear to thy blind soul that I was thy Will, And will, thy soul knows, is admitted there; Thus far for love, my love-suit, sweet, fulfil. Will will fulfil the treasure of thy love, Ay, fill it full with wills, and my will one. In things of great receipt with ease we prove, Among a number one is reckon’d none. Then in the number let me pass untold, Though in thy stores’ account I one must be; For noting hold me, so it please thee hold *) That noting me, a something sweet to thee; Make but my name thy love, and love that still. And then thou lov’st me, – for my name is Will. *) De regels 11 en 12 bezitten een sterk erotisch getinte lading. Vertaling laat veel ruimte tot discussie.
Vertaald door:
L.A.J.Burgersdijk J.Decroos Jan Jonk Gerard Messelaar Lucas Numan Willem van der Vegt Albert Verwey
L.A.J.Burgersdijk Is om mijn aandrang uwe ziel verstoord, aandrang tot wát? (Van Dale: het stuwen of opAls uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, [dringen naar iets, aansporing, nadruk) Zweer aan uw blinde ziel: ik ben uw Will; bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was, Zij geeft wel toe, dat wil daar thuis behoort; en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten, Verdrijf, mijn lieve, aldus haar booze gril*. slag in de lucht! dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. Vergroote Will dus mee uw liefdeschat; Will wil voorzien in uw schat aan liefde,
wil Will in eerste aanleg alléén in de [schat aan liefde voorzien!
Voeg wil bij wil, en zij mijn wil er één; daarvan Ach*, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn; voilá!
aan willen (de dichter gebruikt op r.6 óók
Gij zijt zo rijk in wil; wie weet niet, dat als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw,
Bij groote sommen één meest telt voor geen;
binnen!
dat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen.
[het meervoud; suggestiever!) (nu staat er: “één som telt voor [geen”)
Voeg bij uw waarden ongeteld ook mij, Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan, Maar schrijf mij toch voor één op uwe lijst: ironie verloren! hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen. Dan heb ik hoop, schoon ik thans niets u zij, verlaten opvatting! Houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; Dat dra dit niets bij u in waarde rijst; dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje; Bemin mijn naam vooreerst, dan wacht ik stil*; dat stáát er helemaal niet! maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. Dra mint gij mij ook, want mijn naam is Will. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will.
Albert Verwey Kan bij uw ziel mijn wensch naar u niet baten, óók vertaald moet het vers van Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, [van Shakespeare blijven! Zweer dan die blinde ziel *) ik ben uw Wil. bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was, Wil*, uw ziel weet het, wordt steeds toegelaten en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten,
dubbelpunt / óf:
dat ik uw Wil ben
zie aantekening
En gij verhoort me¹), al blijft een klein verschil²). ¹) iemand verhoren = iemand aan een verhoor ondus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. [derwerpen) ²) wat wil dit zeggen? Wil zal* de schatkist van uw liefde vullen. Will wil voorzien in uw schat aan liefde,
wil
nee, dat hij, maar hij stelt zich bescheiden [op: zie volgende regel! (“Will wil” is de grap!)
Ach, vul hem heel met willen, mijn wil *) één. daarvan ach, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn; Bij grote ontvangsten* kan men licht verhullen bezoekers? bedragen? als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw,
één cijfer
Dat er is dat geldt voor geen. onzin! binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. Laat me ongeteld meegaan in het getal, Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan,
aantal
Hoewel ik in uw schat als één verschijn. sarcasme geheel verdwenen hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen. Houd me voor niets¹), zoo ’t u dan slechts geval²) ¹) verlaten opvatting! ²) aanvoegende Houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; [wijs bij voorwaarde?! (rijmdwang) Dat dit niets ik, iets liefs voor u, zal zijn. misplaatste komma’s dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje. Neem maar¹) mijn naam als²) lief en zeg hem stil³), ¹) laatdunkend? maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van.
²)
tot
³) kul
Dan toch bemint ge mij, want ik heet Wil. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will. Aantekening: Door op de 2e regel de Engelse mansnaam Will te vertalen door Wil (feitelijk niet onjuist), gaat op de 2e regel de woordspeling waarom dit vers draait verloren, aangezien het zelfstandig naamwoord wil (hier niét de naam van de dichter, maar de wil van de vriend) als éérste woord op de versregel met een hoofdletter is geschreven. Verkeerd begrip ligt voor de hand: voor de lezer staat er opnieuw de naam van de dichter
Jan Jonk
Volstrekt warrige, met vulgariteiten doorspekte ‘pastiche’ die het absoluut niet verdient een afspiegeling van sonnet 136 te worden genoemd!
Zegt jouw ziel je dat ik te na je kom, bezweer je blinde, want ik was jouw wil. Hij kent hem reeds, laat hem dan wederom; vervul mijn zoete wil, dan ben ik stil,
wartaal ziel is vrouwelijk naïef
Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was, en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten, dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in.
wilt
!
Wil * toch zo graag in je liefdeskluis. Wil die doos rijkelijk stoppen; kan ook mij; wie ruime inkomsten heeft, wel, in dat huis,
opgewonden puberporno
telt men bij veel één ding* er niet meer bij.
???!!!
Will wil voorzien in uw schat aan liefde, ach, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn; als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw, dat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. Tel mij dan ook niet mee, ik ben een prul, al ben ik een één die bij jouw conto* hoort; en nummer mij als ‘0’; maar laat mijn nul jou wel een werk zijn dat je steeds bekoort.
de zoveelste woordspeling? snappez-vous…?! (tweede laag hier éérste!)
Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan, hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen. Houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; Dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje. Bemin mijn naam, vind immer daar je spil, En dan houd jij van mij, want ik heet Will.
LAATSTE WOORD KLOPT!
Maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will.
Lucas Numan Wanneer uw ziel mij als te close ervaart, Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, prent blinde ziel dat ik uw Will was in*, bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was,
verdwaald bijwoord (rijmdwang)
en wil – zo weet uw ziel – wordt daar aanvaard; en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten, dus talm niet, liefste, en willig mijn aanzoek in. rime riche dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. Will wil voorzien in uwe minneschat, Will wil voorzien in uw schat aan liefde, vol willen vul ‘m, mijn wil zij daarvan één; ach, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn; waar erg veel omgaat, valt al gauw op dat als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw, men binnen ‘t aantal één beschouwt als geen. dat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. Zo blijve mijn presentie in den vage, Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan,
Numan i.p.v. Shakespeare
schoon in uw voorraadboek ik dien geteld, hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen, beschouw me als snoepje, indien ’t u mag behagen, houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; een hebbeding, waarop gij zijt gesteld. dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje. Bemin de naam slechts van dit lief nihil, Maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. Dan mint gij mij, mijn naam is immers Will. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will.
J.Decroos Doch duldt uw ziel niet gaarne mijn nabijheid, hoewel 135/136 bijeen horen, géén tegenstellend Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, [verband tussen r.14 en r.1
haar
Bezweer *) dat ik uw WIL ben, zij is blind; bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was, Uw ziel vergunt volgaarne uw* wil zijn vrijheid: en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten,
“wil” in het algemeen!
Dies, vlug* mijn beê vervuld, zoo gij me mint. opgevoerde opdringerigheid dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. Wil, zich vervullend, vult uw minneschrijntje* Will wil voorzien in uw schat aan liefde, Met veler wil; *) die velen zij ik*) één. ach, vul
misinterpretatie! / metafoor van vertaler
van… er… / zie aantekening
die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn;
Men let waar plaats genoeg is op geen kleintje; Decroos i.p.v. Shakespeare als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw, In ’t groot getal wordt één geteld als géén. misinterpretatie! / cijfer? / r.7 en r.8 prodat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. [beren elk dezelfde gedachte uit te drukken! Blijve ik dus in de som onmeêgerekend* ritme / monstrum (niet meegerekend) Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan, Hoewel ge me in uw hoofdboek boeken moet; voorraadboek (?) / boek… boeken) hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen. Beschouw me maar als iets dat niets betekent, wat! / verlaten opvatting! Houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; Doch acht in u mijn nietigheid inzoet. niét in Van Dale Dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje. Min slechts mijn naam; als hij u aangenaam is, Maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. Hebt gij mezelf ook lief, daar WIL mijn naam is. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will. Aantekening: “Die velen zij ik [er] één.” Hier is “die velen” een meewerkend voorwerp en luidt de zin in feite: voor die velen zij ik er één. De “wens” moet dan ook zijn: van die velen zij ik er één!
Willem van der Vegt Kom ik nabij, heb je dat in de gaten, ritme? / stijlbreuk Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, Bezweer je blinde ziel: ‘Willem¹) klopt aan²).’ bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was,
¹) naam “Willem” strijdig met de strekking [van het vers ²) gemeenzaam
Willem, zo weet je ziel, mag toegelaten hier verliest het vers op 2 manieren zijn en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten, [frappe! / zie aantekening Om liefde¹), mijn pleidooi blijkt aan te slaan²). ¹) te bedrijven(!) dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. Willem vervult* de schatkist van je liefde, Will wil voorzien in uw schat aan liefde,
²) wa’èmme
noe?
“doet de schatkist van je liefde vol”? (zo plat [kan men Shakespeare toch niet “vertalen”!)
Vervult¹) hem²) naar je wil, met mijn wil één³). ¹) vervul ²) haar (schatkist vrouwelijk) ach, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn; [³) nummer één? Als volle magazijnen je gerieven zeldzaam vulgair (stijlbreuk; nee, hiér als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw, [niet meer…) Telt men onder getallen één als geen. misinterpretatie! dat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. Zo kom ik ongeteld toch dichterbij; vertaler spartelt rond… Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan, ‘k Wordt meegerekend in je inventaris. echo van het originele vers… hoewel ik in uw bazaars boekhouding moet voorkomen. Houdt me voor niets. Maar als je wilt houd jij verworpen opvatting! Houd mij voor een dingetje, als het u behaagt dat te vatten; Mij vast, omdat voor jou mijn niets iets waard is. Dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje. Richt op mijn naam je liefde, en erken: Maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. Je houdt van me, omdat ik Willem ben. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will.
ritme /
clou?? (inclusief penis!)
Aantekening: In de eerste plaats gaat het hier niet om “Willem”, maar “(de) wil” (het willen)! In de tweede plaats is er maar zeer zijdelings sprake van vormverwantschap tussen “Willem” en “wil”. N.B. Beware neen! Geldt hier wellicht de gouden vondst: Willem = wil
‘m…!?
Gerard Messelaar Is door mijn aandrang uwe ziel verstoord, wat moeten lezers hiermee? Als uw ziel u een halt toeroept wanneer ik u zo nabij kom, Zeg dan dat ik uw Wil ben¹) tot die blinde²), bezweer uw blinde ziel dat ik uw Will was,
¹)
was
En Wil¹) moet, naar uw ziel weet, zijn²) verhoord; en wil, zoals uw ziel weet, wordt daar toegelaten,
²) ongewone verwijzing naar “de ziel” [in krakkemikkige zin (met zwak ritme)
¹) onterechte hoofdletter (hier niét de dichter!) [²) (zou
worden moeten zijn)
Laat dus mijn liefdebee* u willig vinden. liefdesbeê dus wat de liefde aangaat, liefste, willig mijn aanzoek in. Tel Wil voor een nog bij uw liefdeschat, Will wil voorzien in uw schat aan liefde,
hier wil Will nog in de gehele schat voorzien! /
Die gij naar eigen wil nog aan kunt vullen, ach, vul die vol willen, en laat mijn wil er één van zijn;
(voilá!)
Want grote rijkdom kan ons leren dat slag in de lucht! als het om zaken van grote omvang gaat, ervaren we al gauw, Men enen even weinig telt als nullen. lariekoek! dat binnen een aantal één beschouwd wordt als geen. Laat mij in ’t aantal maar niet zijn vermeld, geteld Laat me dan in het aantal ongeteld voorbijgaan, Ofschoon men mij wel in uw boeken vindt; moet vinden hoewel ik in uw bazaars boekhouding wel moet voorkomen.
Tel mij niet mee wanneer gij mij maar telt
ridicuul statement!
Houd mij voor een dingetje, zo het u behaagt dat te vatten; Als niets waarvan gij iets toch wel bemint. dat niemendalletje ik, een u voorbehouden snoepje; Als gij mijn naam uw liefde maar wilt gunnen, maak louter mijn naam tot uw geliefde, en houd daar steeds van. – Mijn naam is Wil – zult gij mij minnen kunnen. En dan bemint gij mij, want mijn naam is Will.
distichon met zéér gekunstelde draai (het vers gaat als nachtkaars uit)