Sonnet 1 From fairest creatures we desire increase, That thereby beauty’s rose might never die, But as the riper should by time decease, His tender heir* might bear his memory. But thou, contracted to thine own bright eyes, Feed’st thy light’s flame with self-substantial fuel, Making a famine where abundance lies, Thyself thy foe, to thy sweet self too cruel. Thou that art now the world’s fresh ornament, And only herald to the gaudy spring, Within thine own bud buriest thy content, And, tender churl, mak’st waste in niggarding. Pity the world, or else this glutton be, To eat the world’s due, by the grave and thee. * Op r.1 is sprake van fairest creatures, op r.2 van beauty’s rose, en op r.4 van his tender heir. Het bezittelijk voornaamwoord his verwijst naar creatures, zodat hier sprake moet zijn van zijn broze erfgenaam. Dat is opmerkelijk, want de laatst genoemde zelfstandigheid is schoonheids roos! Sommige vertalers blijken echter te kiezen voor haar broze erfgename. (Op r.3 hebben zij dan al geschreven de rijpere (roos) i.p.v. het rijpere (schepsel).) Hiermee blijkt inhoudelijk weinig schade aangericht, en bovendien hoeft de lezer op de 3e regel – nog denkend aan de roos van 2e regel – niet te struikelen over “het rijpere”.
Vertalingen door Coen van Emde Boas L.A.J.Burgersdijk J.Decroos Jules Grandgagnage Jan Jonk Arie van der Krogt H.Moulijn – Haitsma Mulier Lucas Numan H.J. de Roy van Zuydewijn Nico van Suchtelen Peter Verstegen Albert Verwey
L.A.J.Burgersdijk Zich te vermeerderen is der schoonste plicht, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Opdat de roos der schoonheid nimmer sterve, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Maar, velt de Tijd de rijp’re met zijn zicht, ingevoerd / eigenlijk werktuig van de Dood maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [(kleine zeis) een teed’re spruit haar naam* en schoonheid erve; dat spreekt vanzelf haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Doch gij, door ’t eigen stralend oog geboeid maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen,
te zwak
Voedt met uzelf als brandstof uwe vlam²), door ontbreken “van uw licht” niet als ”oog” te voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, [begrijpen Wekt hongersnood waar alles welig groeit, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen,
onbegrijpelijke regel /zie aantekening
Zijt vijand van uzelf en van uw stam. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed
ingevoerd (geslacht)
Gij, wien een elk der wereld pronkstuk acht, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
hyper-hyperbool!
En als der blijde lente bode groet*, en enige bode van het bonte voorjaar,
ingevoerd
Begraaft in uwen knop uw rijke pracht, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, Spilt sparend schatten, vrek met zacht gemoed*! te lang voor “aangesproken persoon” en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meêlij met de wereld, ga niet voort; Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Verslind niet, gij en ’t graf, wat haar behoort! die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Aantekening: De gedachte is ongeveer: de handelwijze van de vriend die aan zichzelf genoeg heeft, leidt ertoe dat het aantal mensen kleiner blijft dan men mag verwachten, terwijl er in zijn zaad juist veel nieuwe individuen opgeslagen liggen. In de woordkeus van de vertaler vinden we deze gedachte niet meer terug, en eigenlijk mogen we hier wel spreken van een misinterpretatie. De lezer struikelt: hij kan de hongersnood niet plaatsen en begrijpt niet waarmee het welig groeien verband houdt.
H.Moulijn – Haitsma Mulier Wij eischen van de Schoonheid* rijken oogst, zie aantekening 1 / Bombast Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Opdat haar teedre roos onsterflijk gloei, opdat schoonheids roos nimmer sterve,
“onsterflijk gloeien”? (metafoor van vertaal[ster)
En als de rijper¹) bloem is uitgebloosd²), ¹) rijpere maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan,
²) metafoor van vertaalster
Haar ranke volgling¹) draag’ haar kleurgen bloei²); ¹) opvolgster! haar broze erfgename haar nagedachtenis moge uitdragen: Maar gij, beperkt tot eigen helder licht, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen,
²) bloei dragen!
misinterpretatie!
Gij voedt uw oog met zelfgekweekte vlam, lariekoek voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, Gij zorgt, dat overvloed voor honger zwicht, volstrekte onzin! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen,
eigen
Uw ¹) vijand zijt ge, voor uzelf te gram²). uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed.
¹)
Gij, die der wereld allerschoonste knop Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
hier kan géén lezer zich iets bij voor[stellen…
²) gram = verstoord, verbolgen
En eenge bode van de lente zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, Gij sluit uw zwier’ge schoonheid in u op gij begraaft* uw potentieel in uw eigen knop,
de kwintensens ontbreekt! prachtige metafoor verloren!
En, teedre vrek, verkwijnt in gierigheid. zie aantekening 2 en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb medelij, of neem zoo rijken buit, de pejoratieve connotatie ontbreekt Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Dat bij uw dood uw graf ’t
heelal omsluit.
gillende kolder!
die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
Aantekening 1: In de eerste regel zegt de dichter al precies waarover hij het wil hebben: dat we zouden wensen dat de schoonste schepselen (mens, dier, plant) zich in ruime mate voortplanten, opdat er weer mooie exemplaren bijkomen en de populatie in stand blijft. Maar door zo vaag in te zetten met de abstracte schoonheid, die verantwoordelijk wordt gehouden voor een rijke oogst (“wij eisen”), wordt de lezer t.a.v. het onderwerp weinig wijzer, en begrijpt hij niet echt dat men daarmee wil bereiken dat (vanaf dít seizoen?) de roos (tot het eind van onze dagen?) op het veld blijft staan bloeien. Aantekening 2: Als iemand zich geroepen voelt ons andermans sonnet te “bezorgen”, moet hij of zij het minstens zelf doorgronden en zich niet aan zo’n enorme blunder bezondigen! De tedere vrek (ter vergoelijking door de dichter aldus aangesproken) kwijnt allerminst weg, maar deze man die ons zijn kinderen niet gunt (gierigaard), wijdt zich intussen – noem het “verkwijnen” – ongebreideld aan vrije seks en masturbatie (zaadverspilling).
Albert Verwey Uit schoonste schepsels wenschen we ons een spruit, vraag staat niet in relatie tot “toename” Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, [en (r.7) “schaarste”, “overvloed” Dat daardoor schoonheids roos ons nooit begeef, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve,
een apostrof kan in onze dagen helpen (bege[ven = verlaten, in de steek laten)
Doch als het¹) rijpre zijn bestaan besluit²) ¹) vertaler kiest voor “schepsel” (r.1) ²) dat maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan [doet ze niet uit zichzélf! Zijn heugnis in zijn teedere afkomst¹) leef²). ¹) afstammeling, kroost (verouderde literaire haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [taal) 2) zie aantekening 1 Maar gij, verpand aan ’t licht van eigen oogen, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Wilt dat die vlam uzelf als brandstof eet; staat voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof,
toe / maakt!
Uw overvloed, tot schaarsheid weggezogen, zie aantekening 2 En [gij] schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen,
Bestrijdt uzelf, voor uw zoet zelf te wreed. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed.
“gij” (r.5) onderwerp: gij bestrijdt uzelf / [zie aantekening 3 / gebrekkig ritme
Gij die nu ’s werelds frissche sieraad zijt, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, van kleurge lente de eenige heraut, en enige bode van het bonte voorjaar,
uitspraak d’éénigè heraut ligt moeilijk 4 hef[fingen)
Bergt¹) in uw eigen knop uw zaligheid²) gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop,
¹) verlies van prachtige metafoor!
²) dood[doener
En spilt uzelf in gierig zelfbehoud. zie aantekening 4 en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meelij met de weerld: eet niet geheel, geheel of deels is niét aan de orde! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar die slokop, Gij en het graf, het haar behoorend deel. er staat dus ten onrechte: “eet slechts die samen met het graf opvreet wat de wereld toekomt. [een deel van haar deel”
Aantekening 1: De woorden begeve en leve rijmen evenzéér. (Eigenlijk “vlekkeloos”, dus mooier!) Aantekening 2: De dichter gebruikt nooit een vulgaire term, al liegen zijn metaforen er soms niet om. Het 2 e kwijtrijn betekent rechttoe rechtaan: u leidt een vrolijk bestaan door u over te geven aan vrije liefde, en maalt niet om nakomelingen, m.a.w. u verspilt uw zaad (in overvloed aanwezig), zonder dat er kinderen van komen (vraag naar nieuwe schepselen houdt aan: schaarste). Met de formulering ”uw overvloed, tot schaarsheid weggezogen” kan de vertaler nauwelijks iets anders bedoelen dan “uw overvloed aan sperma, ongebruikt weggepijpt”, wat in een Schakespeare-vertaling een verwerpelijke platitude vormt. Aantekening 3: Niet “een tot schaarste weggezogen overvloed (aan sperma)” bestrijdt de vriend, maar dat doet hij zélf (door bewust geen kind te verwekken en daardoor niet in zijn kind te kunnen “voort te leven”)! De vertaler heeft het 2e kwatrijn, bestaande uit een samengestelde zin met “gij” (r.5) als onderwerp, door het plaatsen van een kommapunt ten onrechte in twee delen opgesplitst, om daarna in het tweede deel doodleuk “een tot schaarste weggezogen overvloed” in plaats van “gij” tot onderwerp te verheffen! Het 2 e kwatrijn moet dus volstrekt onbegrijpelijk op de lezer overkomen… Aantekening 4: De vriend is dan wel in de eerste plaats zichzelf toegewijd, maar zelfbehoud is het laatste waar hij aan denkt. Integendeel, de dichter zal hem nog in vele sonnetten voorhouden dat hij (in het belang van het behoud van zijn schoonheid) zichzelf behoudt door in zijn evenbeeld (een zoon) op te gaan. De strekking van de 12e regel moet juist zijn dat de vriend er lustig op los vrijt en masturbeert, maar niet serieus overweegt een kind te verwekken!
Arie van der Krogt Vergelijk de inhoud van dit raadselachtige vers met de inhoud van het gedicht waarvan de brenger voorgeeft dat het een vertaling is en het wordt duidelijk dat detailkritiek weinig zin heeft.
Het mooiste moet aan schoonheid leven geven, Opdat de schoonste bloem, de Roos, niet sterft, Maar door de tijd verteerd, voor ons blijft leven Omdat een tere loot haar schoonheid erft. Maar jou boeit slechts het licht in eigen ogen. Je brandt daarvoor je eigen brandstof af; een regel om in te lijsten! Jij, die je levensbronnen laat verdrogen En wreed jezelf als ergste vijand straft. deze liegt er ook niet om… Hoewel je eigenlijk een sieraad bent, Een lentebode met een nieuw geluid, Verberg je al je rijkdom als een krent, Die gierig sparend zijn bezit verbruit. Verspil niet wat de wereld aan je gaf: Verstop het niet in jou en in je graf.
denk dát dus maar niet… wat vertel je daar allemaal opeens…?
en deze om ernaast te hangen…
Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
J.Decroos Het schoonste wezen* wenschen wij een kroost met wensen bedoelt de dichter “wensen van”, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, [maar de vertaler “toewensen” Opdat de roos der schoonheid nooit verga, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Doch, als het rijp zijn laatste adem loost, ademende bloemen? (ongelukkige formulering) maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, In ’t jeugdig oir* zijn heugnis voortbesta, afstammeling haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Doch gij, gehuwd met* uwer oogen gloed, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen,
aan! (figuurlijk )
– Als waart ge uw vijand, op uzelven gram – r.8 op verwarrende wijze naar voren voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, [gehaald Gij schept gebrek in steê van overvloed misinterpretatie! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, En voedt met eigen brandstof eigen vlam. door het verwisselen van regels is ook deze uit uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. [zijn context geraakt / zie aantekening Gij – thans der oude* wereld jonge roem, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
?
Heraut van helgetooiden lentetijd – en enige bode van het bonte voorjaar,
overtrokken
Begraaft in eigen knop uw schone bloem, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, Verkwistend – lieve vrek! – uit gierigheid. en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Gedenk de wereld toch; zoo niet, vergaat maar dat stáát het er niet! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Door ’t graf en u wat haar behoort, o vraat*! mosterd na de maaltijd… die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
Aantekening: Vraag n.a.v. deze verwisseling van regels (op grond van rijmdwang!): wat kan de lezer zich nog voorstellen bij de begrippen eigen brandstof en eigen vlam? Nee, de strekking van het 2e kwatrijn is volledig zoek!
Peter Verstegen Van ’t mooiste der natuur willen wij meer, óók van de dode natuur? / wat wordt hier Van de schoonste schepselen wensen wij een toename [eigenlijk gewenst? Opdat de roos der schoonheid steeds herrijst, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, De rijper bloesem mag vergaan wanneer rijpere (bloesem mannelijk) maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan Een tere loot de stam maar eer bewijst. stam heeft 13 betekenissen; wie denkt in deze haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [context meteen aan “geslacht”? Verpand aan ’t licht van eigen ogen voed maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Jijzelf die vlam met wat haar leefkracht geeft, volstrekt nietszeggende voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, dooddoener! Waardoor bij overvloed nog honger woedt, onbegrijpelijk! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen*, betreft het ongebruikte (en oneigen[lijk toe te passen!) zaad
En jij je teder ik wreed tegenstreeft. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Jij die nu ’s werelds jeugdig sieraad bent, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, *) Eerste heraut van ’t bonte jaargetij, en enige bode van het bonte voorjaar,
wie zich niét aan het tellen van lettergrepen [bezondigt, zou hier “en” plaatsen
In eigen knop begraaf je wie je bent, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop,
opnieuw dooddoener!
Je schrielheid, lieve vriend¹), brengt woestenij²). en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid.
vrek (vergoelijkend-ironisch)
¹) lieve [²) slag
in de lucht / zie aantekening
Heb meelij met de wereld of ga voort, Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Als ’t graf, te teren* op wat haar behoort. mist het cynisme die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Aantekening : Woestenij zou hier figuurlijk staan voor gemis aan een erfgenaam ten gevolge van zaadverspilling… Zo maak je het de lezer wel héél moeilijk! (De metafoor van de dichter zelf is al zo uitermate cryptisch.)
Lucas Numan Van schoonste schepselen wensen wij er meer, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat de roos der schoonheid nimmer sterve, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar legt, gerijpt, ze ‘t moede hoofd toch neer, dat gebeurt niet vrijwillig! maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar tedere erf* heur heugnis draag’ met verve. “erven” in de betekenis van erfgenamen haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [kent geen enkelvoud! Doch gij, door ‘t eigen stralend oog behaagd, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen,
te zwak
die ’t eigen lijf lichts vlam als brandstof biedt, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, schept schaarste, schoon gij weelde met u draagt, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen,
Numan i.p.v. Shakespeare
zijt bruut, die wreed uzelve niet ontziet. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Ja gij, die ’s werelds frisse pronkjuweel Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en bonte lentes enige bode zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, begraaft in eigen knop uw potentieel, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, al spillend, lieve vrek, in gierigheid. en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Ontzie de wereld! Anders: bras maar voort, Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, en vreet, tezaam met uw graf, wat háár behoort. die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
Jules Grandgagnage
« pastiche »
Een mooi mens moet ons zijn kinderen geven, Zijn gratie mag niet als een roos vergaan, Het is het kind dat hem doet verder leven Als hij allang van ons is weggegaan.
toe maar…
meteen duidelijk! vers voltooid!
Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Maar jij, gevangen door je eigen beeld, Jij voedt je vlam met eigen vlees en wezen Tot niets ons rest, niets dat je hebt gedeeld. Je zoete zelf hoeft slechts zichzelf te vrezen.
???
maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Je siert de aarde als een frisse blom, De bode van een kakelbonte lente, Je eigen knop blijft echter dicht en stom jij lieve dwaas, bewaart het als een krent.
het knop?
Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid.
Verteer jezelf en wat de wereld toebehoort niet in het graf, het ware kindermoord.
denk hier allemaal maar eens [rustig over na… Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
Jan Jonk De mooiste schepselen wensen wij vermeerd, wat is “een vermeerd schepsel”? Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, dat zo de roos der schoonheid nimmer sterft, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve,
zodat
(beter: opdat)
maar, als de tijd de ouderbloem¹) verteert ²) ¹) het hebben van een kind al verklapt! maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [²) komma zijn schoonheid aan de jonge loot vererft. dán pas? haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen. Maar jij, verpand aan eigen ogengloed, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, jij voedt je vuurvlam¹) met een eigen aard²), ¹) géén Nederlands woord! voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof,
²) wat mag dat be[tekenen?
maakt zo een hongersnood bij overvloed, ??? en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, jij aartsvijand, die zelfs jezelf niet spaart. samenhang onduidelijk uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Met jou smukt zich de wereld nu nieuw op; Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
kolder
jij, de heraut van stralend lentegroen, en enige bode van het bonte voorjaar, begraaft wat in je rust in eigen knop; gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop,
slag in de lucht
in gierigheid ga jij, vrek, je verdoen. kan het nog gekker? / zich verdoen = en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. [zelfmoord plegen! Bedenk de wereld, stop die zwelgerij* volkomen krankjorum! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, door ’s werelds deel te eten, graf en jij. wie hierin Shakespeare nog herdie opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. [kent, mag het zeggen…
H.J. de Roy van Zuydewijn Van al wat mooi is wensen wij ons meer, waarover gaat dit? Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, zodat de roos der schoonheid nimmer sterft, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve,
waarom niet opdat nimmer sterv’, wat immers [rijmt op erf !
en, zinkt te zijner tijd de rijpste* neer, rijpere! maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, zijn¹) leven voortleeft²) in zijn tedere erf³). ¹) haar! haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen.
²)
leven dat voortleeft… [³) “erven” alléén meervoud…
Maar jij, die met je ogen bent verloofd, !? maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen,
gaat in de vlam op die je brandstof voedt,
volstrekt duistere regel! voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en, rover die zichzelf van zoet berooft, vertaler laat het origineel volledig los! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, brengt hongersnood teweeg in overvloed. wat mag dat wel betekenen…? uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Ja jij, nieuw ornament aan ’s werelds top*, Gij die thans ’s werelds jeugdig sieraad zijt,
toe maar! (het was al tamelijk overdreven…)
enig¹) heraut van ²) bonte lentetijd, en enige bode van het bonte voorjaar,
¹)
begraaft je kiemzaad in je eigen knop, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop,
monstrum (niet in Van Dale) / “zaad” onge-
enige
²)
de
[vraagde exegese!
en, tedere vrek, teert in door vrekkigheid. De Roy van Z. i.p.v. Shakespeare en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meelij met de wereld, of vindt goed Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, dat jij je graf met ’s werelds honger voedt. daar was Shakespeare zélf niet die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. [opgekomen…
Nico van Suchtelen Uit elk schoon wezen wensen wij nieuw leven, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Dat schoonheid's roze nimmer sterven moog', opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Doch eens, zo ze uitgebloeid ten dode boog, dubieuze metafoor van vertaler / buigt (kniemaar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [val (buiging) voor het rijm! Een teedre loot haar beeltnis kan hergeven. haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Maar gij, verliefd op d'eigen ogenschijn*, zie aantekening 1 maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Voedend hun¹) vlam en vuur²) uit eigen wezen³), ¹) slaat op “ogen”, niét “ogenschijn ²) pleovoedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, [nasme ³) zie aantekening 2 Wekt hongersnood* waar overvloed moest zijn ?? en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, misinterpretatie! En moet uzelf als wreedste vijand vrezen. omhaal van worden, waardoor andere uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. [andere aspecten onvertaald blijven! Gij, die der wereld zuiverst* sieraad zijt, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
(“frisse” lucht → ”zuivere” lucht)
Heerlijkst heraut van feestelijke lent', en enige bode van het bonte voorjaar,
(“heerlijkste heraut” dezelfde uitspraak!)
Begraaft in d'eigen knop wat in u leit gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, En spilt, uit hebzucht, 't schoonst wat d'aarde kent*. en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid.
te vermijden clash! /
waar stáát dat?
Heb meelij toch, toon u niet zulk een vraat, Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Dat met u heel der wereld schoon vergaat. SLAG IN DE LUCHT! die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt.
Aantekening 1: Van Dale geeft uitsluitend de uitdrukkingen: 1. in ogenschijn nemen: in ogenschouw, 2. naar ogenschijn: blijkbaar, waarschijnlijk. Aantekening 2: Hier verwart vertaler duidelijk “iemands lichaam” met “iemands wezen”! In het laatste geval bedoelen we iemands aard, natuur, essentie, kern. In deze betekenis is wezen abstract, en bij “een levend wezen” (schepsel) reëel.
Coenraad van Emde Boas Uit schoonste wezens wensen wij ons zaad Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Opdat de roos der schoonheid nooit verga, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Maar, als de tijd het rijpere verslaat, vertaler grijpt terug op r.1 (wezen i.p.v. roos) maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, In tere spruiten manend* voortbesta. intussen aansporend waartoe? haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Maar gij, door 't eigen stralend oog geboeid, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Maakt dat uw vlam uzelf als brandstof vreet. Voedt* de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof,
* ← beter
Zo nooddruft scheppend waar van alles groeit¹) ²) ¹) betreft het ongebruikte (en oneigenen schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, [lijk toe te passen!) zaad ²) komma U zelf¹) tot beul, voor uw lief zelf ²) te wreed. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed.
¹)
uzelf
uw lieve zelf
Gij, die thans wereld's frisse sieraad zijt, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt,
’s werelds (en zó schrijf je werelds)
²) (nu [staat er “voor uw minnaar zelf”!
Van 't blijde voorjaar d'enige heraut... en enige bode van het bonte voorjaar, Verspilt uw zelf uit louter gierigheid, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop,
van Emde Boas i.p.v. Shakespeare
In d'eigen knop begraaft ge wat ge houdt... slag in de lucht en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Denk aan de wereld: Zwelg dus niet geheel *) geheel of deels is niét aan de orde! / Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, [komma Gij en het graf, het haar verschuldigd deel! er staat dus ten onrechte: “eet slechts die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. [een deel van haar deel”