Jean Echenoz
Hardlopen Vertaald uit het Frans door Jan Pieter van der Sterre
de geus
Ouvrage publié avec le soutien du Centre national du livre – Ministère français chargé de la culture. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van het Franse ministerie van Cultuur – Centre national du livre, het Institut Français des Pays-Bas/Maison Descartes en de bnp Paribas. De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds. Oorspronkelijke titel Courir, verschenen bij Les Éditions de Minuit Oorspronkelijke tekst © Les Éditions de Minuit, 2008 Nederlandse vertaling © Jan Pieter van der Sterre en De Geus bv, Breda 2011 Omslagontwerp © Robert Nix i.s.m. Riesenkind Omslagillustratie © Corbis/Sygma/HillCreek isbn 978 90 445 1447 6 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl.
1
De Duitsers zijn Moravië binnengetrokken. Ze kwamen op paarden, motoren, per auto, per vrachtwagen maar ook per koets, werden gevolgd door infanterie-eenheden, bevoorradingstroepen en een paar iets kleinere voertuigen op halfrupsbanden, dat was het ongeveer. In die tijd zie je nog geen grote Tiger- en Panthertanks, bestuurd door tanksoldaten in zwart uniform – zwart zal heel praktisch blijken om olievlekken te maskeren. Boven de operatie vliegen een paar eenmotorige Messer schmitt-verkenners type Taifun, met als enige taak vanuit de lucht te controleren of alles rustig verloopt, ze zijn zelfs niet bewapend. Het is maar een kleine, discrete blikseminvasie, een kleine annexatie zonder veel ophef en nog niet de eigenlijke oorlog. De Duitsers komen en nemen hun intrek, meer is het niet. Het oppercommando van de operatie verplaatst zich in automobielen merk Horch 901 en Mercedes 170, met grijze, fijngeplooide verduisteringsgordijntjes voor de achterruit, waardoor de inzittende generaals slecht te zien zijn. In de minder gesloten koetsen zitten lagere officieren met lange jas, hoge pet en strak onder de kin een ijzeren kruis. De paarden worden bereden door andere officieren of trekken veldkeukens. De vrachtwagens die troepen vervoeren zijn van het type Opel Blitz, en 7
aan het stuur van de motoren, zware Zündapp-zijspannen, zitten gehelmde marechaussees met een metalen ketting om hun hals. Al die transportmiddelen dragen rode vaandels met een witte schijf en daarin dat ietwat speciale zwarte kruis dat niemand meer uitlegt en dat ook de armband van de officieren siert. Toen dat hele gezelschap zich zes maanden tevoren in de Sudeten aandiende, kreeg het een vrij warm onthaal bij de Duitse ingezetenen van dat gebied. Maar nu, voorbij de Boheems-Moravische grens, is de ontvangst onder de lage, loodgrijze lucht aanmerkelijk koeler. Het gezelschap reed Praag in een ijzige stilte binnen, en in de Moravische regio staan de mensen evenmin in drommen langs de weg. Wie zich er wel waagden bezagen de stoet niet zozeer nieuwsgierig als wel gereserveerd of zelfs met onverholen afkeer, maar iets zei hun dat dit geen moment was om grapjes te maken, om het te laten merken. Emil heeft zich niet onder de toeschouwers geschaard, want hij heeft een heleboel andere dingen te doen. Ten eerste is hij al drie jaar van de school af die zijn familie niet meer voor hem kon betalen, en werkt hij in de fabriek als leerjongen, een dienstverband waar je ook geen grapjes over moet maken. Tevens volgt hij na het werk scheikundelessen, in de hoop ooit iets anders te worden dan leerjongen. Ten slotte helpt hij, als hij tijd heeft om terug naar huis te gaan, zijn vader een handje in de tuin, die geen siertuin is, die de plek is waar je moet laten groeien wat je eet, iets waarover je nog minder grapjes maakt. Emil is zeventien, een grote, blonde 8
jongen met een vrij mooi, vrij kalm, driehoekig gezicht, dat constant glimlacht, dan zie je zijn grote tanden. Zijn ogen zijn helder en zijn stem hoog, hij heeft de zeer blanke huid van mensen die de zon schuwen. Maar zon, vandaag, vergeet het maar.
9
2
Eenmaal binnengetrokken in Moravië nemen de Duitsers er dus hun intrek en bezetten Ostrava, stad van kolen en staal, waar Emil vlakbij is geboren en waar goeddraaiende bedrijven zijn, met als voornaamste Tatra en Bata, die beide een middel bieden om vooruit te komen: auto ’s en schoeisel. Tatra ontwerpt heel mooie, heel dure automobielen, Bata produceert niet al te slechte, niet al te prijzige schoenen. Wie een baan zoekt, kan bij een van beide aan de slag. Emil is terechtgekomen in de Batafabriek van Zlin, honderd kilometer ten zuiden van Ostrava. Hij is intern op de bedrijfsschool en jongmaatje op de rubberafdeling, die iedereen liever mijdt vanwege de stank. De werkplaats waar hij aanvankelijk werd ingedeeld, vervaardigt elke dag tweeëntwintighonderd paar tennisschoenen met crêpezolen, en Emils eerste opgave bestond uit het egaliseren van die zolen met een tandwiel. Maar het werkritme was moordend, de lucht verstikkend, het tempo te hoog, het minste foutje aanleiding tot een boete, de geringste vertraging tot vermindering van zijn toch al karige loon, binnen de kortste keren redde hij het niet meer. En dus werd hij overgeplaatst naar de productieafdeling van de leesten, waar het niet minder zwaar is, maar minder kwalijk ruikt, hij houdt het vol. 10
Dat alles duurt even en daarna gaat het een stukje beter. Hij blokt zo hard hij kan en dan komt hij te werken in het Chemisch instituut, dat is een hele stap vooruit. Ook al gaat het alleen maar om het aanmaken van cellulose in een ijskoude loods boordevol grote flessen met zuren, Emil vindt het een hele vooruitgang. Natuurlijk zou hij liever in het laboratorium helpen bij het versterken van viscose of het ontwikkelen van kunstzijde, maar hij laat intussen merken dat het hem best bevalt. Het bevalt hem zo goed dat de hoofdingenieur, die tevreden over hem is, hem aanspoort de avondcursussen op de Hogeschool te gaan volgen. Zo zoetjesaan beginnen de contouren van een heus loopbaantje als Tsjechisch chemicus zich af te tekenen. Eén probleem, op de fabriek: vanuit de volstrekt begrijpelijke wens steeds meer te verkopen van de schoenen die ze wereldwijd exporteren, willen de bazen van Bata, nog niet tevreden met maximale stroomlijning op de werkvloer, bovendien alle middelen aangrijpen om hun naamsbekendheid te vergroten, waarvoor ze alle denkbare vormen van reclame te baat nemen. Een van de initiatieven is de aanwerving van een bedrijfsvoetbalploeg, die de kleuren van het merk in alle stadions moet uitdragen. Emil staat daar vrij onverschillig tegenover, maar helaas organiseren ze ook elk jaar een hardloopwedstrijd die De Omloop van Zlin heet, waaraan alle leerlingen van de bedrijfsschool moeten meedoen, uitgedost in shirts met daarop het beeldmerk van het bedrijf. En dat ziet Emil absoluut niet zitten. Emil heeft sowieso een gruwelijke hekel aan sport. Hij 11
voelt bijna minachting voor zijn broers en zijn makkers die hun vrije tijd gebruiken om dom tegen een balletje te trappen. Soms dwingen ze hem te spelen, dan doet hij tegen wil en dank mee, loopt te schutteren, snapt de regels niet. Quasigeïnteresseerd kijkt hij opzij, in een subtiele poging uit de buurt te blijven van de bal, die altijd een andere kant op gaat, hij begrijpt nooit welke. En als het ding per ongeluk voor zijn voeten belandt, geeft Emil er een rotschop tegen om hem kwijt te zijn, in een willekeurige richting, te vaak die van het doel van zijn eigen ploeg. De Omloop van Zlin dus, die Emil gestolen kan worden, hij neemt er tegen wil en dank aan deel, poogt op alle manieren onder dat verplichte nummer uit te komen, maar vergeefs. Hij kan dan wel elke keer hopen vrijgesteld te worden door een uur voor vertrek geveinsd te gaan hinken, met de smoes van een zware blessure aan enkel of knie, hij kan dan wel trekkebekken en reusachtig kermen, de artsen trappen er nooit in. Hij moet meedoen. Goed, hij doet mee. Zijn afkeer van sport wordt nog aangewakkerd door zijn vader, die zijn antipathie voor lichamelijke oefening op hem heeft overgedragen: hij ziet het als pure tijd- en vooral geldverspilling. Hardlopen spant wat dat betreft de kroon: niet alleen dient het strikt genomen nergens voor, merkt Emils vader op, het brengt ook nog eens extra verzolen met zich mee, wat alleen maar op het gezinsbudget drukt. Dat budget, daar weet Emil alles van: vader arbeider in de houtindustrie, moeder huisvrouw, zeven kinderen, geen cent te makken. Inzake sport deelt hij de mening 12
van zijn vader, die hem overigens liever onderwijzer dan fabrieksarbeider had zien worden. Emil wilde best opgaan voor dat examen, maar onderwijzers zijn in Tsjechoslowakije traditioneel sinds de achttiende eeuw cantor, hun voornaamste taak is kinderen muziek bijbrengen: zingen, beluisteren en leren kennen. En Emil zingt helaas zo vals als een kraai. Automatisch gezakt. Bata dus. Bata, waar behalve dat vervelende akkevietje met de Omloop van Zlin Emils toekomst dus behoorlijk vorm leek te gaan krijgen, maar ja, dan zijn daar de Duitsers. De nazivlaggen hebben zich meester gemaakt van de stad, de dragers paraderen door straten en over pleinen, tot in de burelen van de schoenenfabriek, waar ze net als overal de touwtjes in handen nemen. De geldkraan voor laboratoriumonderzoek wordt dichtgedraaid, lopende proefnemingen worden opgeschort, experimenten verboden. Er zit niets anders op dan verder studeren, examens doen en voorlopig terugkeren naar de werkplaats.
13