Uit het Engels vertaald door Jos den Bekker
DE GEUS
Oorspronkelijke titel Fight Club, verschenen bij W.W. Norton & Company Oorspronkelijke tekst © Chuck Palahniuk 1996 Nederlandse vertaling © Jos den Bekker en De Geus bv, Breda 2007 Deze editie © De Geus bv, Breda 2011 Ontwerp binnenwerk en omslagontwerp © Rozemarijn Koopmans Omslagillustratie © Getty Images/Dharmesh Thakker isbn 978 90 445 0952 6 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl
1 Tyler regelt een baantje voor me als kelner en dan douwt Tyler me een pistool in m’n mond en zegt: de eerste stap naar het eeuwige leven is dat je dood moet. Maar Tyler en ik zijn een hele tijd dik met mekaar geweest. De mensen vragen me altijd of ik het wist van Tyler Durden. Met de loop van dat pistool achter in m’n keel gedrukt zegt Tyler: ‘We gaan niet echt dood.’ Met m’n tong voel ik de dempergaten die we in de loop van het pistool hebben geboord. Het geluid van een schot komt voor het grootste deel van uitzettende gassen, en dan is er nog de minisupersone knal van de kogel omdat die zo hard gaat. Om een geluiddemper te maken hoef je alleen maar gaten in de loop van het vuurwapen te boren, een hoop gaten. Daardoor kan het gas ontsnappen en gaat de kogel langzamer dan het geluid. Boor die gaten verkeerd en het wapen knalt je hand eraf. ‘Dit is niet echt doodgaan’, zegt Tyler. ‘Wij worden een legende. Wij worden niet oud.’ Ik tong de loop tegen m’n wang en zeg tegen Tyler: waar jij aan denkt, dat zijn vampiers. Het gebouw waarop we staan is er over tien minuten niet meer. Neem salpeterzuur, een dampende concentratie van 98%, en vermeng dat met drie keer zo veel zwavelzuur. Doe het in een ijsbad. Voeg met een pipet druppel voor druppel glycerine toe. Dan heb je nitroglycerine. Dat weet ik omdat Tyler het weet. Meng zaagsel door de nitro en je hebt een aardige kneedbom. Veel mensen doen katoen door hun nitro en voegen epsomzouten toe als sulfaat. Dat werkt ook. Sommige mensen gebruiken paraffine vermengd met nitro. Paraffine heeft nooit, maar dan ook nooit gewerkt bij mij. Dus Tyler en ik staan boven op dat Parker-Morris Gebouw, 9
HOOFDSTUK 1
met dat pistool in m’n mond, en we horen glas breken. Kijk over de rand. Zelfs op deze hoogte is het nog bewolkt. Dit is het hoogste gebouw ter wereld, en op deze hoogte is de wind altijd koud. Het is hierboven zo stil dat je het gevoel krijgt dat je zo’n ruimteaap bent. Je doet het kunstje wat je geleerd is. Een hendel overhalen. Op een knop drukken. Je begrijpt er niks van en dan ga je zomaar dood. Honderdeenennegentig verdiepingen hoog, je kijkt over de dakrand en de straat beneden is een gespikkeld pluistapijt van mensen die naar boven staan te kijken. Het brekende glas is een raam recht onder ons. Een raam vliegt aan de zijkant van het gebouw aan diggelen en er komt een archiefkast doorheen zo groot als een zwarte ijskast, recht onder ons, een archiefkast met zes laden valt recht uit de steile wand van het gebouw en valt langzaam draaiend en valt steeds kleiner wordend en valt en verdwijnt in de dichte menigte. Ergens op die honderdeenennegentig verdiepingen onder ons rennen de ruimteapen van de Commissie Onrust van Project Heibel als gekken rond om elk spoortje van de geschiedenis uit te wissen. Het oude gezegde dat je altijd degene doodt van wie je houdt, nou, moet je kijken, dat werkt naar twee kanten. Met een vuurwapen in je mond en de loop van dat wapen tussen je tanden kun je alleen maar in klinkers praten. We hebben nog tien minuten. Een ander raam spat uit het gebouw en glas sproeit naar buiten als een fonkelende vlucht duiven, en dan verschijnt aan de zijkant van het gebouw een donker houten bureau dat centimeter voor centimeter door de Commissie Onrust naar buiten wordt geduwd, tot het omkiept en naar beneden glijdt en buitelend in een magisch vliegend voorwerp 10
FIGHT CLUB
verandert dat verloren raakt in de menigte. Het Parker-Morris Gebouw staat er over negen minuten niet meer. Wat het ook is, als je maar genoeg springgelatine om de funderingskolommen wikkelt, dan kun je elk gebouw in de wereld omgooien. Je moet het zaakje wel strak afdichten met zandzakken zodat de druk van de explosie richting kolom gaat en niet de parkeergarage in rondom de kolom. Dat soort handleidingen vind je niet in geschiedenisboeken. De drie manieren om napalm te maken: Eén, je mengt gelijke delen benzine en bevroren sinaasappelconcentraat. Twee, je mengt gelijke delen benzine en cola light. Drie, je doet verpulverd kattenbakgrit in benzine tot je een dik mengsel krijgt. Vraag mij maar hoe je zenuwgas maakt. Man, al die te gekke autobommen. Negen minuten. Het Parker-Morris Gebouw kiept om, alle honderdeenennegentig verdiepingen, traag als een vallende boom in een bos. Hout. Je kunt alles omgooien. Raar als je bedenkt dat waar wij nu staan zometeen alleen maar een punt in de lucht is. Tyler en ik aan de rand van het dak, dat wapen in m’n mond, ik vraag me af hoe schoon dat wapen is. We denken gewoon helemaal niet meer aan dat hele moord-zelfmoord-ding van Tyler als we weer een archiefkast uit de zijkant van het gebouw zien glijden en de laden midden in de lucht openrollen, hele riemen wit papier gegrepen door de opwaartse luchtstroom en weggevoerd op de wind. Acht minuten. Dan de rook, rook begint uit de kapotte ramen te komen. De explosievendienst zal over pakweg acht minuten bij de aanvuurlading komen. De aanvuurlading ontsteekt 11
HOOFDSTUK 1
de hoofdlading, de funderingskolommen begeven het en de fotoserie van het Parker-Morris Gebouw zal in alle geschiedenisboeken terechtkomen. De time-lapse van vijf beelden. Daar staat het gebouw. Tweede beeld, het gebouw staat onder een hoek van tachtig graden. Daarna onder een hoek van zeventig graden. In het vierde beeld staat het gebouw onder een hoek van vijfenveertig graden en dan begeeft de constructie het en buigt de toren licht door. In het volgende beeld klapt de toren, alle honderdeenennegentig verdiepingen, op het nationaal museum dat Tyler z’n echte doelwit is. ‘Dit is onze wereld, nu, onze wereld,’ zegt Tyler, ‘en die mensen uit de oudheid zijn dood.’ Als ik wist hoe dit allemaal afliep, zou ik op dit moment maar al te graag dood en in de hemel zijn. Zeven minuten. Boven op het Parker-Morris Gebouw, met Tyler z’n wapen in m’n mond. Terwijl bureaus en archiefkasten en computers als meteoren op de menigte rondom het gebouw neerdalen en trechtervormige rookkolommen uit de kapotte ramen opstijgen en drie huizenblokken verderop in de straat de leden van de explosievendienst op de klok kijken, weet ik dit: alles, het wapen, de anarchie, de explosie gaat in werkelijkheid over Marla Singer. Zes minuten. Wij hebben een soort van driehoeksverhouding hier. Ik wil Tyler. Tyler wil Marla. Marla wil mij. Ik wil Marla niet en Tyler wil mij niet in de buurt hebben, niet meer. Dit gaat niet over liefde in de zin van geven om. Dit gaat over bezit in de zin van eigendom. Zonder Marla zou Tyler nergens zijn. Vijf minuten. Misschien worden we een legende, misschien niet. Nee, zeg ik, maar wacht effe. 12
FIGHT CLUB
Waar zou Jezus zijn als niemand de evangeliën had geschreven? Vier minuten. Ik tong de loop van het wapen tegen m’n wang en zeg: jij wilt een legende zijn, Tyler, man, dan zal ik wel eens een legende van je maken. Ik ben hier van het begin af aan bij geweest. Ik herinner me alles. Drie minuten.
13
2 Bob z’n grote armen sloten me in en ik werd in het donker tussen Bob z’n nieuwe zwetende tieten gedrukt, van die gigantische hangdingen, zo groot als die van God, moet je je voorstellen. Elke avond kwamen we zo bij mekaar, maakten we de ronde door het kerksouterrain: dit is Art, dit is Paul, dit is Bob. Bob z’n grote schouders deden me denken aan de horizon. Bob z’n dikke blonde haar, dat was wat je krijgt als haarcrème sculpting mousse heet, zo dik en zo blond en de scheiding zo kaarsrecht. Met z’n armen om me heen geslagen drukt Bob z’n handpalmen tegen m’n hoofd, m’n hoofd tegen de nieuwe tieten die uit z’n brede borstkast puilen. ‘Al goed’, zegt Bob. ‘Huil nou maar.’ Van m’n knieën tot m’n voorhoofd voel ik chemische reacties binnen in Bob, die voedsel en zuurstof verbranden. ‘Misschien waren ze er vroeg genoeg bij’, zegt Bob. ‘Misschien is het gewoon seminoom. Bij seminoom heb je bijna honderd procent overlevingskans.’ Bob z’n schouders inhaleren zichzelf omhoog in een lange haal, en dan zakken, zakken, zakken ze in schokkende snikken. Optrekken. Zakken, zakken, zakken. Ik kom hier nu al twee jaar elke week, en elke week wikkelt Bob z’n armen om me heen, en ik huil. ‘Huil maar’, zegt Bob en inhaleert en snik-snik-snikt. ‘Toe maar, huil maar.’ Het grote natte gezicht rust boven op m’n hoofd en ik verlies me in hem. Dan huil ik. Huilen doe je makkelijk zat in het stikdonker, ingesloten in iemand anders, als je ziet dat alles wat je ooit kunt bereiken uiteindelijk prut wordt. Alles waar je ooit trots op bent geweest wordt weggesme ten. En ik verlies me in hem. 14
FIGHT CLUB
Zo dicht bij slapen ben ik al bijna een week niet meer geweest. Zo ontmoette ik Marla Singer. Bob huilt omdat een half jaar geleden z’n ballen zijn weggehaald. Daarna kreeg ie ondersteunende hormoontherapie. Bob heeft tieten omdat z’n testosteronniveau te hoog is. Verhoog het testosteron te veel en je lichaam maakt oestrogeen aan om het evenwicht te bewaren. Dat is het punt waarop ik ga huilen, want op dat moment loopt je leven op niks uit, minder dan niks: vergetelheid. Te veel oestrogeen en je krijgt wijventieten. Het is makkelijk zat om te huilen als je je realiseert dat iedereen van wie je houdt je zal verstoten of sterven. Als het maar lang genoeg duurt, daalt de overlevingskans van iedereen naar nul. Bob houdt van me omdat ie denkt dat mijn ballen ook zijn weggehaald. Om ons heen in het souterrain van de Anglicaanse Drieeenheidskerk, vol geruite zitbanken van kringloopwinkels, bevinden zich pakweg twintig mannen en maar één vrouw, allemaal paarsgewijs aan mekaar geklit, en de meesten huilen. Sommige paren leunen naar voren, de koppen oor aan oor tegen mekaar, net zoals staande worstelaars in een houdgreep. De man met de enige vrouw plant z’n ellebogen op haar schouders, één elleboog aan elke kant van haar hoofd, haar hoofd tussen z’n handen, en z’n gezicht huilend tegen haar nek. Het gezicht van de vrouw trekt naar één kant en haar hand komt omhoog met een sigaret. Ik gluur onder de oksel van Big Bob door. ‘M’n hele leven al’, huilt Bob, ‘weet ik bij god niet waarom ik doe wat ik doe.’ De enige vrouw hier bij Samen Man Blijven, de supportgroep voor balkanker, die vrouw rookt haar sigaret onder de last van een onbekende, en haar ogen maken contact met de mijne. 15
HOOFDSTUK 2
Faker. Faker. Faker. Kort mat zwart haar, grote ogen zoals in Japanse tekenfilms, mageremelkdun, karnemelkbleek, in haar jurk met behangpatroon van donkere rozen, die vrouw zat ook in mijn supportgroep voor tbc op vrijdagavond. Ze zat bij m’n rondetafel voor melanoom op woensdagavond. ’s Maandagsavonds zat ze in m’n leukemie-rapgroep Rotsvaste Gelovigen. De scheiding in het midden van haar haar is een kronkelende bliksemflits van witte schedel. Als je naar die supportgroepen kijkt, dan zie je dat ze allemaal vage optimistische namen hebben. M’n donderdag avondgroep voor bloedparasieten, die heet Vrij Schoon. De groep waar ik naartoe ga voor hersenparasieten heet Boven Alles. En zondagmiddag bij Samen Man Blijven, in het souterrain van de Anglicaanse Drie-eenheidskerk, is die vrouw er weer. Wat erger is: ik kan niet huilen als zij kijkt. Dit zou eigenlijk m’n favoriete onderdeel moeten zijn, omarmd en samen huilen met Bob, zonder hoop. We werken allemaal zo hard de hele tijd. Dit is de enige plek waar ik ooit relax en het opgeef. Dit is mijn vakantie. Ik ging naar m’n eerste supportgroep twee jaar geleden, nadat ik weer naar de dokter was gegaan voor m’n slapeloosheid. Drie weken, en ik had niet geslapen. Drie weken zonder slaap, en alles wordt een buitenlichamelijke ervaring. M’n dokter zei: ‘Slapeloosheid is gewoon een symptoom van iets groters. Zie erachter te komen wat er in feite loos is. Luister naar je lichaam.’ 16