Mike Nicol
Payback Kaapstadtrilogie 1
Uit het Engels vertaald door Ton Heuvelmans
de geus
Oorspronkelijke titel Payback – The Revenge Trilogy 1, verschenen bij Old Street Publishing Oorspronkelijke tekst © Mike Nicol, 2009 Nederlandse vertaling © Ton Heuvelmans en De Geus bv, Breda 2015 Omslagontwerp Studio Jan de Boer|Annechien Kroon Omslagillustratie © plainpicture/John Brömstrup isbn 978 90 445 3261 6 nur 305 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Meer weten over onze boeken en auteurs? Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief via www.degeus.nl of volg ons via social media: De_Geus
DeGeusBreda
Ze zaten twee uur te wachten. Drie mannen in een oude witte Toyota die uitkeken over een verregende straat. Niemand leek hen op te merken. Niemand in deze donkere buitenwijk boven de stad. In een paar huizen brandde licht op de bovenverdieping. De huizen achter hoge muren. Door de bomen zagen ze vaag de grote gebouwen in de benedenstad. ‘Dit is volkomen kut’, zei Mikey, de man achterin. Hij had een 9mm in zijn hand, spande de haan, ontspande hem. Spande hem weer. ‘Maakt niet uit wat jij vindt.’ Abdul Abdul draaide zich grijnzend naar hem om. ‘Jij hebt geen uithoudingsvermogen, man.’ Hij tikte met zijn vingers op het stuur. ‘Beetje geduld, hè?’ Mikey gromde. Hij keek naar de berg die zich zwart boven hen verhief. Net zo dreigend als de lucht. Ondanks de regenvlagen had hij het raampje open. De kou trok vanuit zijn voeten door in zijn botten. Hij had het raampje open omdat Abdul en Val de ene sigaret na de andere rookten. ‘Het is godverdomme ijskoud’, zei hij. Hij legde het wapen neer en blies in zijn handen. ‘Doe het raam dan dicht.’ ‘Hou dan op met roken.’ ‘Geen sprake van.’ Tussen de sigaretten door haalde Abdul een joint tevoorschijn. Mikey nam een haal.
9
‘Je rookt wel shit maar geen tabak’, zei Abdul tegen Val. ‘Wat dom. Mikey de moegoe.’ Mikey hoorde de auto aankomen. ‘Shit man, kijk uit. Hij ziet het gloeiende puntje.’ De auto reed langs hen, een Alfa Spider, en verdween door het open hek dertig meter verderop. ‘Dat is hem’, zei Mikey. ‘Mace Bishop.’ Abdul zette ‘Mannenberg’ van Abdullah Ibrahim zachter, dat op repeat had gespeeld in de cassettespeler. ‘En nu?’ zei Mikey. ‘We wachten af’, zei Abdul. ‘Gewoon wachten?’ ‘Gewoon wachten.’ ‘Misschien gaat hij niet meer uit.’ ‘Maak je geen zorgen.’ Mikey leunde achterover, zuchtte. ‘Hé, hoelang moeten we nog wachten?’ ‘Zo lang als het duurt.’ Abdul zette het nummer weer harder. ‘Zo is ’t genoeg’, zei Mikey. ‘Daar moeten we al twee uur naar luisteren. Drie uur vanaf dat we vertrokken.’ ‘Nou en?’ zei Abdul. ‘Prima nummer. Nummer één in Kaapstad.’ Mikey nam een laatste trek aan de joint. Trapte hem uit. Speelde verder met zijn wapen. Spannen, ontspannen. Spannen, ontspannen. Ze luisterden nog drie kwartier naar ‘Mannenberg’, toen Mace Bishop ineens langsscheurde in zijn Alfa. ‘Daar gaat-ie’, zei Mikey vooroverbuigend. ‘Nog niet’, zei Abdul. Ze wachtten nog vijf minuten. Alles was stil. Mikey zat al die tijd voorovergebogen. Abdul startte de auto. ‘Jij stopt die vrouw de pil in haar
10
mond, Mikey. Dat is jouw taak.’ ‘En dan neuk ik haar.’ ‘Ik dacht dat jij meer met kinderen had’, zei Val. ‘Kinderen, volwassenen. Ik heb een stijve, voor haar.’ ‘Ag sies, man.’ Val deed het portier open, spuugde op het grind. ‘Denk eraan,’ zei Abdul, ‘we zijn hier voor het meisje.’ Hij draaide zich om, tikte Mikey zacht tegen zijn wang. ‘Geen shit, oké? Geen stijve. We willen het meisje.’ Hij reed de Toyota achteruit de oprit in. De mannen trokken de bivakmutsen over hun hoofd. Mikey hield zijn pistool in zijn hand. Val en Abdul staken hun pistool in hun broekband. Abdul op z’n Amerikaans, met de loop in zijn bilnaad. Ze keken naar het Victoriaanse huis. Geen anti-inbraaktralies voor de ramen. Ze hadden net zo goed de deur open kunnen laten. ‘Die ramen’, zei Abdul. Mikey sloeg een ruit in, en ze waren binnen, waar het stonk naar natte klei en terpentijn. Voordat Mikey iets kon zeggen, legde Abdul zijn hand op diens mond. Ze luisterden, ergens stond een televisie aan. Val wees naar boven, Abdul knikte. Ze liepen vanuit het vertrek een gang in, die uitkwam bij een trap. Val wees opnieuw naar boven. Abdul trok zijn pistool, ging als eerste de trap op en liep vlak langs de leuning. Telkens als er een plank kraakte, bleef hij staan. Luisterde. Geen beweging. Alleen maar de televisie, geknal en sirenes van een politieserie. Op de overloop wachtte hij op Mikey en Val. Ze kwamen na elkaar boven. Mikey als enige zo stil als een kat. Hij grijnsde naar Abdul en Val en mimede: Goed, hè? Abdul trok een scheef gezicht en wees met zijn pistool
11
naar de derde deur voorbij de overloop. De deur stond op een kier. Hij gebaarde naar Mikey dat hij naar binnen moest gaan. ‘De vrouw’, fluisterde hij. ‘Zorg dat ze die pil slikt.’ ‘Relax’, zei Mikey. ‘Cool als een sjoel.’ Hij duwde de deur open, stapte de kamer binnen. ‘Hallo, schatjes.’ Moeder en dochter lagen op bed. De vrouw met haar ogen dicht, het meisje lag onder het dekbed tv te kijken. De vrouw deed haar ogen open en leek tegelijkertijd uit bed te springen. Mikey moest haar een klap geven met het pistool. Ze ging neer en hij besprong haar en voelde ondertussen flink aan haar borsten. Het meisje gilde. Abdul pakte haar vast, trok haar onder het dekbed uit. Het pyjamajasje van het kind kroop omhoog. ‘Ssst, Christa’, zei Abdul terwijl hij haar de adem afkneep. ‘Bro,’ zei hij tegen Val, ‘steek eens een sigaret voor me op.’ Dat deed Val. Mikey tilde de vrouw op, zijn pistool tegen haar hals gedrukt. Er druppelde bloed uit de wond op haar voorhoofd. ‘Oumou,’ zei Abdul, ‘mijn vriend heeft hier een pil, en wij willen dat je die inneemt.’ Hij bracht de sigaret naar zijn lippen en trok er zacht aan. Blies de rook uit via een mondhoek. ‘Als je dat niet doet’ – hij duwde de mouw van de meisjespyjama omhoog zodat haar gladde huid bloot kwam – ‘maak ik hem hierop uit’ – en hij veegde het gloeiende puntje van de sigaret langs Christa’s arm.
12
1 1998 Mace Bishop, met zonnebril op, zei: ‘Er zijn mensen die ik graag mijn diensten aanbied, Ducky. En mensen bij wie ik in het krijt sta.’ Hij stond bij Ducky Donald Hartnell in het krijt voor vijf bazooka’s, zo’n vijfentwintig Chinese ak-47’s en een assortiment aan pistolen, granaten en ammunitie. Een schuld die Ducky vijftien jaar lang had laten oplopen. Vijftien jaar geleden was Ducky’s zoon Matthew tien jaar. Toen Ducky om de gunst had gevraagd, had Mace horen vertellen dat Matthew een stotterende, cokesnuivende loser was die een door zijn vader opgezette nachtclub runde. ‘Ik wil graag een schikking met je treffen’, zei Mace tegen Ducky tijdens het ontbijt in Café Paradiso aan Kloof tussen de maat- en mantelpakken, allemaal yuppen. ‘Dat zal wel, ja’, zei Ducky. ‘Maar ik hoef geen geld, Mace. Ik wil iemand als jij. Een gewetenloze, keiharde klootzak. Om te babysitten.’ ‘Dat regel ik voor je, als je wilt. Maar ik doe het niet. En Pylon ook niet.’ Ducky veegde eigeel van zijn kin. ‘Hoe gaat het met die zwarte klootzak tegenwoordig?’ ‘Tegenwoordig’, zei Mace, ‘is hij verliefd.’ ‘Hij liep altijd al zijn lul achterna.’
13
Mace dronk in één teug zijn espresso leeg. ‘Verliefd, Ducky. Dat is niet hetzelfde.’ ‘Bedoel je dat hij haar niet neukt?’ Mace haalde zijn schouders op. Ducky Donald Hartnell was altijd al een botte hufter geweest. ‘Ik heb gehoord dat jullie lekker draaien, jij en Pylon, gorilla spelen voor rijk en beroemd volk.’ ‘We mogen niet klagen.’ ‘“Complete Security”. Wat is dat godverdomme voor een naam, zeg? Voor twee wapenhandelaren!’ ‘De tijden veranderen.’ ‘Dat meen je.’ Ducky Donald sneed zijn spek. ‘Moet je horen, Mace, het is een gunst, oké? Die gast heeft uitsmijters, “Centurion Armed Response”. Hij betaalt beschermgeld …’ ‘Aan?’ ‘Amerikanen. Het is hun deel van de stad.’ Mace keek toe terwijl hij een lading spek, champignons en gebakken banaan in zijn mond propte en die maar half dichtdeed zodat hij nog kon praten. ‘Ik zei tegen hem: je moet begrijpen dat de stad onderverdeeld is. Je betaalt wie je moet betalen om in zaken te blijven. De fiscus maakt een schatting, de bendes krijgen hun deel, en de hoeren en daklozen moeten hun deel hebben. Hoezo, we betalen veel belasting in dit land? We hebben zon en zee. Betaal wat het kost, maar geen cent te veel, zei ik.’ Hij bleef even zitten kauwen. ‘Klopt, dat heeft hij gedaan. Ik was trots op hem. Hij redt het wel, dacht ik. Toen begonnen de fundamentalisten cafés op te blazen, zelfs die steakbar, Planet Hollywood. Ik heb hem gewaarschuwd, Matt, ze komen bij je langs. Chill, pap, zei hij. Ik ben niet bang voor ze. Dat soort reactie, dan denk je, dat joch snuift te veel wit, Mace. Snap je?’
14
Mace knikte. Die opzichtige nachtclub van Matthew Hartnell had de naam dat je er van alles kon krijgen. Voor een bepaalde prijs natuurlijk. Maar echt alles. ‘Met alle respect,’ zei Mace, ‘volgens mij is jouw zoon beter af in een mijnenveld.’ ‘Dat snap ik ook wel, vriend. Ik probeer alleen de moeder van dat joch in Hampshire tevreden te houden. Haar gerust te stellen dat alles goed is in ons nieuwe land, waar we zo veel tijd en moeite in hebben gestoken om er wat van te maken. Het land dat ze belangeloos heeft teruggegeven aan de inboorlingen door terug te gaan naar haar vaderland. Maar toch, het laatste wat ze zou willen is dat haar zoontje wordt opgeblazen. Of een paar vingers verliest, net als zijn ouweheer.’ ‘Dat zou tragisch zijn.’ Ducky stopte even met het soppen van een broodkorst in het eigeel en de bruine saus op zijn bord en keek Mace aan, maar die behield zijn pokerface totdat hij verder at. ‘Ik wil dat jij ervoor zorgt dat dat niet gebeurt. Doe me een lol, hè. Dat ik tegen anderen kan zeggen dat Mace Bishop zich aan zijn woord houdt.’ Mace hoorde de dreigende ondertoon, maar negeerde die. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hij pakte zijn lege espressokopje en zette het weer neer. Keek uit het raam naar de kantoorflats beneden en de zee erachter. Een bruine nevel vertroebelde het uitzicht. De meeste herfstdagen ging de stad schuil in de smog, en stak alleen de berg af tegen een kobaltblauwe lucht. ‘Je zoon is drugsdealer’, zei hij. ‘Dat kan een bezwaar zijn.’ ‘Natuurlijk’, zei Ducky. ‘Daar ben ik mee bezig.’ ‘Ik voel ook enige sympathie voor degenen die druglords en gangsters bestrijden.’ ‘Wie niet? Ondertussen heb ik wel de bescherming no-
15
dig van mijn ouwe makker Mace Bishop.’ Ducky veegde zijn mond af met een servet en keek Mace met samengeknepen ogen aan. ‘Misschien moet ik twee andere dingen noemen die je hierbij kunnen helpen.’ ‘Zoals?’ Ducky liet een stilte vallen, voor het effect. ‘Zoals de rekening op de Kaaimaneilanden. Zoals wat er gebeurd is bij Techipa.’ Mace verroerde geen vin, Ducky boog voorover. ‘Ik ben op de hoogte, makker, van beide zaken. Vertrouw me, je geheimen zijn veilig bij mij.’ Mace dacht: hoe weet-ie dat, verdomme? Ducky Donald zei: ‘Nou, wat vind je? Het joch heeft over een paar uur een bespreking met die fraaie types. Een vrouw die Sheemina February heet.’ Ducky grinnikte. Het soort grijns dat Mace deed denken aan een hyena die een zebraveulen opjaagt. ‘Beloof dat je erheen gaat.’
2 Matthew Hartnell had een kantoor in een somber gebouw in Harrington Street, een straat verwijderd van het kasteel. In een deel van de stad waar nooit veel gebeurde, overdag of ’s nachts. Hoewel het vlak bij een belangrijke toeristische attractie lag, liepen hier geen idioten met camera’s rond, zelfs niet per ongeluk. Er strompelden daklozen en kartonverzamelaars over straat, Angolezen runden de parkeerplaats. De kleine rode Alfa Spider van Mace zorgde voor enige opwinding onder hen. Hij had de kap omlaag, een houder met cd’s in het handschoenenvakje, de Becker een glanzende uitnodiging voor iedereen met een schroevendraaier.
16