Nancy Huston
Infrarood Vertaald uit het Frans door Jan Versteeg
de geus
De citaten op de bladzijden voorafgaand aan elk hoofdstuk zijn afkomstig uit de correspondentie van Diane Arbus, waarvan fragmenten werden gepubliceerd in Revelations, Random House, New York, 2003 De vertaalde fragmenten uit Dantes ‘Hel’ zijn ontleend aan: Dante Alighieri, De goddelijke komedie, vertaald, ingeleid en toegelicht door Frans van Dooren, Uitgeverij Ambo, Baarn, 1987, vierde druk Deze uitgave is tot stand gekomen met een bijdrage van The Canada Council (Ottawa) De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds Oorspronkelijke titel Infrarouge, verschenen bij Actes Sud Oorspronkelijke tekst © Nancy Huston, 2010 Nederlandse vertaling © Jan Versteeg en De Geus bv, Breda 2013 Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie © Caravage, Isaac sauvé (detail) 1602, Rome, Pinacoteca capitolina isbn 978 90 445 1819 1 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Wilt u het gratis magazine Geuzennieuws met informatie over onze nieuwe uitgaven ontvangen, ga dan naar www.degeus.nl en meld u aan.
Cenci ‘Aha. Dan bent u de laatste Greenblatt!’ zegt de man aan de receptie van hotel Guelfa zonder haar aan te kijken knorrig in het Italiaans tegen haar en staart nogal chagrijnig naar de foto in haar paspoort. ‘Uw ouders zijn gisteravond laat aangekomen’, voegt hij er op een toon vol verwijten aan toe. ‘Heel laat.’ Rena verbetert hem niet, zegt niet dat het haar ouders niet zijn, of beter gezegd dat een van hen wel haar ouder is en de ander niet, ze heeft totaal geen zin om naar die krabbenmand, die doos van Pandora, dat vlot van de Medusa toe te gaan, dus zwijgt ze op z’n Italiaans, glimlacht ze op z’n Italiaans, knikt ze op z’n Italiaans, toont ze wilskrachtig de kalmte waar ze naar streeft. De waarheid is dat ze al wekenlang tegen dat moment opziet. ‘Ik weet dat het onzin is, maar ik voel me al schuldig voordat ik eraan begonnen ben’, zei ze nog maar een paar uur geleden tegen Aziz terwijl ze langzaam door de dichte mist reden die om een geheimzinnige reden elk jaargetijde en elk moment van de dag op en rond vliegveld Roissy-Charles de Gaulle lijkt te hangen. ‘Ach! Ze overdrijft!’ plaagde Aziz terwijl hij haar linkerdij streelde. ‘Ze trakteert zichzelf op een week vakantie in Toscane en dan wil ze ook nog eens beklaagd worden!’ Op de parkeerplaats voor kortparkeerders van het vliegveld naast de auto staand, kuste ze haar vriend langdurig. ‘Tot ziens, schat … We spreken elkaar elke dag, nietwaar?’ ‘Natuurlijk.’ Aziz nam haar in zijn armen en drukte haar met alle kracht tegen zich aan. Toen deed hij een stap bij haar vandaan om haar aan te kijken en zei: ‘Je bent vanochtend erg zenuwachtig, maar ik maak me geen zorgen. Je bent gewapend, je zult het wel overleven.’ Hij kent haar goed, Aziz. Weet dat ze van plan is Simon en 17
Ingrid op een afstandje te houden, op ze aan te leggen, ze in haar kader te vangen, ze in te blikken, ze te bestoken met haar Canon. ‘Heus, je overleeft het wel’, zei hij nog eens terwijl hij weer in de auto stapte. Ze boog naar voren om hem een laatste keer diep in zijn donkere ogen te kijken en streek bij wijze van afscheid langzaam met haar wijsvinger over haar onderlip. Ze hadden vanochtend nog voor de wekker ging de liefde bedreven en ze had gewild dat hij op haar gezicht zou klaarkomen, het was heel intens geweest, het moment dat ze, met zijn geslacht in haar beide handen, opeens had gevoeld hoe het zaad eraan kwam en vervolgens eruit was gespoten, een lauwwarme en heerlijke verjongingscrème, ze had hem over haar gezicht, haar hals, haar borsten uitgesmeerd, gevoeld hoe hij opdroogde en was afgekoeld; toen ze zich vanochtend had gewassen, had ze ervoor gezorgd dat dun en doorzichtig, onder haar kaak, daar waar haar hals begon, iets van dat onzichtbare spoor van haar geliefde zou achterblijven: een dun laagje om haar te beschermen, om haar te helpen de beproeving te doorstaan … De man reikt haar een sleutel aan en deelt haar, nog steeds knorrig en in het Italiaans, mee dat haar kamer, nummer 25, op de tweede verdieping aan het eind van de gang ligt. Wat hij niet zegt, is dat de kamer eigenlijk een stuk van de gang is: ze hebben er alleen maar een deur voor gezet en in een hoek een piepkleine douchecabine geïnstalleerd. Al bij de eerste blik ziet ze dat ze niets op de wastafel moet laten staan omdat de wastafel tegelijk met haar de douche over zich heen zal krijgen. Een lange, smalle kamer dus, kortom een pijpenlade … maar waarvan het raam uitkijkt op een alleraardigst tuintje: bloemen, wilde wingerd tegen de muren, uitzicht op daken met rode dakpannen. Ze herademt. Ach, zie je nou wel? zegt ze heel zachtjes tegen Subra, de bijzondere Vriendin die haar overal vergezelt. Het is toch Florence, waar veel moois te zien is. 18
En waarom zou je je schuldig voelen, nou? zegt Subra. Je bent Beatrice Cenci niet, voor zover ik weet! Dat klopt, geeft Rena toe. Ten eerste ben ik niet geboren in een aristocratische familie in het zestiende-eeuwse Rome. Ten tweede ben ik geen eenentwintig. Mijn vijfenveertigjarige vader heeft me niet opgesloten in zijn palazzo in de Abruzzen samen met zijn tweede echtgenote Lucrezia om ons te vernederen en wreed te behandelen. Hij heeft niet geprobeerd me te verkrachten. Ik heb geen plannen gemaakt om hem met hulp van mijn broer en mijn stiefmoeder te vermoorden. Ik heb geen beroepsmoordenaars ingehuurd om ze met een knots een dikke spijker in zijn rechteroog te laten slaan en daar persoonlijk bij aanwezig te zijn. Ik heb het lijk daarna niet van een hoge rots in zee gegooid. Ik ben niet gearresteerd, ondervraagd en ter dood veroordeeld. Mij hebben ze niet in 1599 in het Castel Sant’Angelo aan de Tiber onthoofd. Nee, nee, niets mee te maken: ik ben in Florence, niet in Rome, mijn stiefmoeder houdt van mijn vader, ik ben vijfenveertig, mijn hoofd staat op mijn schouders … en iedereen is onschuldig! Subra lacht. Rena loopt door de gang naar kamer 23 en krabt aan de deur als een poes. Ze wacht een hele tijd. Waarom toch zo bang? Er is veel moois te zien. Om de zeventigste verjaardag van mijn vader te vieren, bied ik hun spontaan deze reis aan, zij die nog nooit een voet in Italië hebben gezet. Sacco di Firenze Simon lijkt minder zin in het feest te hebben dan ooit; wat Ingrid betreft, haar gezicht is gezwollen en haar ogen zijn rood van het huilen. Het is al twaalf uur geweest en het paar is nog maar net 19
op. Dat komt omdat ze gisteravond op het nippertje aan een ramp zijn ontsnapt: terwijl ze ontbijten brengt Ingrid haar tot in de bijzonderheden verslag uit. Ze waren om één uur ’s nachts met vertraging uit Rotterdam aangekomen na een reis van een hele dag in een trein boordevol luidruchtige en drukke ragazzi. Gebroken toen ze uit de trein stapten, probeerden ze in deze onbekende stad, in dit onbekende land, met die onbekende taal de weg te vinden. Dat werd een jammerlijke dooltocht rond het station Santa Maria Novella, hun zeven stuks bagage met zich meezeulend, sommige op wieltjes, andere op hun rug of aan hun schouders hangend. Gedesoriënteerd waren ze verdwaald en hadden ze een reusachtige omweg gemaakt, waarbij ze langs prachtige gebouwen waren gekomen die ze verfoeid hadden omdat het hotel Guelfa niet was. (Santa Maria Novella, niet het station maar de kerk, gedecoreerd door Domenico Ghirlandaio, de leermeester van Michelangelo in eigen persoon! Daar voor hun neus in de heerlijke Florentijnse nacht!) Uitgeput hielden ze halt op een kruispunt om zich te oriënteren en weer op adem te komen en bestudeerden ze onder een lantaarnpaal de plattegrond. Toen ze eindelijk hijgend in hun kamer in hotel Guelfa waren aangekomen, na lang wachten voor de deur, een woordenwisseling met de norse hotelhouder en het beklimmen van de trappen (drie verdiepingen, heel steil), telde Ingrid gewoontegetrouw de stukken bagage en … zes in plaats van zeven. Nog eens geteld: zes, inderdaad. Paniek. Hoewel de ontbrekende tas de kleinste was, was het de belangrijkste; daarin zaten hun paspoorten, vliegtickets, geld … Dus ging Simon – de uitgeputte gebroken verwilderde zeventigjarige – weer naar beneden, liep terug naar het kruispunt waar ze gepauzeerd hadden en trof, ondanks dat er op die plek voortdurend mensen heen en weer liepen, onder de lantaarnpaal de tas aan. 20
‘Even wonderbaarlijk ongeschonden als de Heilige Maagd’, besluit hij zegevierend. Alleen al door weer te denken aan haar angst eerder op de dag, schreit Ingrid hete tranen. We zouden een heldenverhaal kunnen schrijven, denkt Rena: De plundering van Florence, als tegenhanger van de plundering van Rome … Maar ze weet dat Ingrid er geen behoefte aan heeft om te vernemen dat het te vuur en te zwaard verwoesten van deze laatste stad in 1527 door de troepen van Karel de Vijfde twintigduizend doden tot gevolg had en dat het openbaar kunstbezit ontzaglijk veel schade opliep; voor haar is de enige verwoesting in de geschiedenis van de mensheid die van Rotterdam, haar geboortestad, door de Duitsers, op 14 mei 1940. Ingrid was een maand toen het huis van haar familie werd getroffen en instortte, waarbij haar moeder en haar drie broers onder het puin omkwamen. Dat ze zelf nog leefde was te danken aan de gietijzeren kachel waar haar wieg naast stond. ‘Ik ben geboren tussen puinhopen,’ vertelt ze graag snikkend, ‘ik heb gedronken aan de borst van een geraamte’ … ‘Enne … Florence? Willen jullie Florence zien?’ Dat begint slecht. Angoli del mondo Terwijl de Florentijnen er al een halve werkdag op hebben zitten, lijken Simon en Ingrid geen haast te hebben om van hun ontbijttafel op te staan. ‘Wil je niet een van onze koffiebroodjes proeven, Rena?’ vraagt Ingrid. ‘Ben je niet afgevallen? Hoeveel weeg je?’ Ze neemt het me kwalijk, denkt Rena, dat ik een lichaam heb dat niet verandert, een lichaam dat noch het moederschap 21
noch de jaren vooralsnog dikker hebben weten te maken. Op mijn vijfenveertigste heb ik nog dezelfde heupwijdte als toen ik achttien was en ik haar leerde kennen, ze zal wel denken dat Toussaint en Thierno het daarbinnen behoorlijk krap moeten hebben gehad. Ze heeft er toch al moeite mee hoe ik er gewoonlijk uitzie, ze vindt het abnormaal, die voorkeur voor donkere brillen, voor alles wat zwart is, voor leer. Die Rena toch! zegt Subra, waarbij ze in het hoofd van Rena precies de stem van Ingrid nadoet. Altijd een rugzak in plaats van een tas, omdat ze een hekel heeft aan damestassen en alles wat gewoonlijk damesachtig is. En nu draagt ze bovendien een mannenhoed; dat zal wel zijn tegen de zon of de regen, maar zo heeft ze altijd haar handen vrij om te fotograferen. En dan dat heel kort geknipte haar! Ze lijkt wel een lesbienne … Dat zou me trouwens niet eens verbazen. Wat Rena aangaat, verbaas ik me nergens over. Waarom zou ze zich ook tot mannen beperken? Als je een onderzoekende geest hebt, onderzoek je alles, nietwaar? Bovendien heb je het voorbeeld van haar broer … ‘Je weet dat ik een hekel heb aan personenweegschalen’, antwoordt Rena hardop. ‘Ook toen mijn zonen nog baby’s waren, weigerde ik ze te wegen, ik dacht: als ze te mager zijn zie ik het zelf wel.’ ‘Maar als je bij de dokter komt, moet je je toch ook laten wegen?’ ‘Daarom blijf ik ook liever bij de leden van die beroepsgroep uit de buurt. Eens zien … de laatste keer zat het rond de negenenveertig kilo.’ ‘Dat is veel te weinig voor een vrouw van jouw lengte. Is het niet zo, papa?’ ‘Oké, ik zal proberen kleiner te worden.’ Oei, zelfs Simon lacht niet. Het is haar vader en niet die van Ingrid, maar sinds de geboorte van hun vier dochters in de ja22
ren tachtig noemt zij hem papa en hij lijkt daar geen bezwaar tegen te hebben. Arme Simon, denkt Rena. Hij lijkt al bij voorbaat ontmoedigd. Ziet op tegen de dagen die komen gaan. Is bang dat ik van plan ben hen op sleeptouw te nemen, op te jagen, te overdonderen, indruk op hen te maken, hen te verpletteren met mijn kennis, mijn energie, mijn nieuwsgierigheid. Denkt dat ze er beter aan zouden hebben gedaan rechtstreeks van Rotterdam naar Montreal te reizen. Is bang me teleur te stellen. ‘Lieve dochter, ik moet erkennen dat ik oud ben’, zoals koning Lear zegt. Zeventig is tegenwoordig niet oud, maar nu is hij gewoon moe en ben ik hem tot last. Ik vermoei hem en ben hem tot last. Ze zijn klaar met het eten van de walgelijk zoete in plastic verpakte koffiebroodjes en het drinken van het zogenaamde sinaasappelsap, maar ze vragen zich af of het niet mogelijk zou zijn een tweede kop koffie te krijgen, geen cappuccino deze keer maar koffie met melk. Rena gaat aan de toog hun bestelling doorgeven, de baas geeft haar bits te kennen dat cappuccino en caffèlatte la stessa cosa is, zij verduidelijkt vervolgens hun wens tot in de kleinste bijzonderheden – een kop met water aangelengde koffie en een beetje warme melk erbij – en krijgt haar zin. Ze zijn met stomheid geslagen. ‘Maar … je spreekt Italiaans!’ roept Ingrid uit als ze terugkomt. ‘Nee, nee, dat is het niet, het is alleen maar dat … communiceren met onbekenden gemakkelijker is.’ ‘Geen wonder dat je veeltalig bent’, zegt Ingrid, die haar bespiegeling over de taalkundige begaafdheden van haar stiefdochter voortzet, ‘als je met een hele ris buitenlanders getrouwd bent geweest en voor je beroep naar alle uithoeken van de wereld bent gereisd.’ 23
Eigenlijk heb je geen enkele verdienste, fluistert Subra. ‘Zo is het maar net’, antwoordt Rena. Het heeft geen zin haar er voor de zoveelste keer aan te herinneren dat mijn vier mannen – Fabrice de Haïtiaan, Khim de Cambodjaan, Alioune de Senegalees en Aziz de Algerijn – allemaal Franstalig zijn, een van de vele buitengewone zegeningen van de Franse kolonisatie. Mijn Quebecse minnaars trouwens ook: alle leraren, vrachtwagenchauffeurs, obers, zangers en nog wat straatvegers wier ‘Je bent mooi’, ‘Geef me een kusje’ en ‘Ik hou van jou’ mijn tienerjaren zo spannend maakten … Ik had ze liever dan mijn Engelstalige buren en klasgenoten, te onbedorven naar mijn smaak, die net zo gewetensvol aan seks deden als aan joggen – hoewel ze hun sportschoenen dan meestal uitdeden – me in volle actie aan een verhoor onderwierpen over de aard en de intensiteit van mijn genot en meteen na het klaarkomen gingen douchen. Waarschijnlijk is het sinds die tijd dat de Engelse taal op jou de uitwerking van een koude douche heeft! brengt Subra naar voren. Ecco. Ik ben niet francofiel maar francofonofiel, ik heb een irrationeel zwak voor de Franse taal in al haar vormen … Dat neemt niet weg dat ik ook prima met Italiaans uit de voeten kan. ‘Het is grappig dat we het nog steeds over alle uithoeken van de wereld hebben’, mompelt Simon. ‘Dat is nu eenmaal een vaste uitdrukking!’ zegt Ingrid op haar hoede. ‘Ja, maar die moet dan wel van voor Christoffel Columbus dateren, denk je ook niet?’ houdt haar echtgenoot vol. ‘Voor we doorhadden dat de Aarde rond was.’ ‘Enne …’ waagt Rena te opperen. ‘Willen jullie niet dat we eens gaan?’ Ze kunnen geen nee tegen me zeggen, zegt ze tegen Subra. 24