Sonnet 55 Not marble, nor the gilded monuments Of princes, shall outlive this powerful rhyme; But you shall shine more bright in these contents Than unswept stone, besmear’d with sluttish time. When wasteful war shall statues overturn, And broils root out the work of masonry, Nor Mars his sword nor war’s quick fire shall burn The living record of your memory. ‘Gainst death and all-oblivious enmity Shall you pace forth; your praise shall still find room, Even in the eyes of all posterity That wear this world out to the ending doom. So, till the judgement that yourself arise, You live in this, and dwell in lovers’ eyes.
Vertalingen door:
Frans Bastiaanse Guido deBruyn Willem van Elden Jan Jonk Lucas Numan Albert Verwey
Albert Verwey Niet marmer, noch ’t vergulde praalgesticht Geen marmer, noch vergulde monumenten
zie aantekening 1
Van vorsten overleeft dit machtige¹) rijm²). ¹) overdreven ²) geringschattend, dus van heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, [strijdig met bijvoeglijk naamwoord Schittrender blinkt uw beeld in mijn gedicht maar gij zult in deze regels helderder blinken
ingevoerd
Dan steen door Tijd besmeurd met slordig¹) slijm²). ¹) dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd.
=
onverzorgd!
²) in álle betekenissen [niét van toepassing!
Als wilde krijg standbeelden neer doet storten Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, En burgertwist het metselwerk verlaagt, en gekrakeel het metselwerk wegvaagt,
zie aantekening 2
Dan zullen vuur noch zwaard van Mars’ cohorten ingevoerd noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur De lofzang deren die uw heugnis draagt. vertaler verzint het zelf! / zie aantekening 3 zal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. Ondanks verdelging, dood en vijandschap, In strijd met de dood en de alles vergetende haat Zult ge uitgaan, gij; uw lof¹) blijft ongeschaad²) ¹) lof(zang) al op r.8 ²) kan lof schade opzal uw stap voorwaarts gericht zijn*; zal uw verdienste steeds waardering vinden, [lopen?
zelfs
In de oogen zelf¹) van de nakoomlingschap²), zelfs in de ogen van heel het nageslacht
¹)
die tot de dag van ’t oordeel voortbestaat. dat deze wereld tot de jongste dag verslijt.
dat stáát er niet!
Tot dan, als ge oprijst met een nieuw vermogen, Dus, tot het godsgericht waarbij gijzelf herrijst,
kletspraat
Leeft ge in dit vers en woont in menschen-oogen. leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
menschenoogen
²) ritme? [4 heffingen]
Aantekening 1: Van Dale geeft niet praalgesticht, wél praalgebouw. Gesticht: (verouderd) deftig, aanzienlijk, groot gebouw. Praalgebouw: prachtig bouwwerk, praalgraf. Mogelijk waren tijdgenoten van de vertaler met dit laatste begrip vertrouwd. Bij de huidige gegevens vormt praalgraf dus de tweede betekenis van een ander woord! Aantekening 2: Van Dale geeft voor het overgankelijke werkwoord verlagen: lager maken, verminderen en (figuurlijk) zedelijk laag doen staan, schande aandoen (door af te keuren gedragingen). Aantekening 3: Door bij het vertalen van de 7e regel het vuur eerst te noemen en dan het zwaard, was het (helemaal!) niet meer mogelijk de 8e regel juist te vertalen: verbranden kon niet meer… N.B. Het is niet uitgesloten dat Verwey opzettelijk op een afwijkende vertaling heeft aangestuurd, omdat met de volgorde zwaard-vuur het probleem (zwaard leidt tot dood en verderf, niet tot brand) feitelijk blijft bestaan. (Laten we ter ere van de Meester plechtig doorgaan met een oogje dicht te knijpen…)
Guido de Bruyn
(poëtische pastiche)
Taal beitelt dieper in de tijd dan in marmer, maak ik me sterk. Een koningszerk, versierd met namaakgoud heeft minder glans dan poëzie, gewijd aan jou. Want taal valt niet in brand te steken of kapot te slaan, zoals de god van oorlog dat met monumenten doet. Poëzie is een standbeeld dat blijft leven. Vooral als het werd opgericht voor jou, dit loflied dat men later nog zal zingen. Altijd weer zal dit gedicht trotseren tijd, en zijn vileine klerk vergetelheid. Want na je dood blijf jij in deze regels leven. Liefde laat zich tot het laatste oordeel lezen.
rijmloze vertaling; wisselend antal heffingen
fraaie regel!
Geen marmer, noch vergulde monumenten van heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, maar gij zult in deze regels helderder blinken dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, en gekrakeel het metselwerk wegvaagt, noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur zal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. In strijd met de dood en de en de alles vergetende haat zal uw stap voorwaarts gericht zijn; zal uw verdienste steeds waardering vinden, zelfs in de ogen van heel het nageslacht dat deze wereld tot de jongste dag verslijt. Dus, tot het laatste oordeel waarbij gijzelf herrijst, leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
Vraag: Is het aanvaardbaar, zelfs als men hier wil spreken van een verdienstelijke pastiche, deze maar meteen tot de vertalingen van de Shakespeare-sonnetten te rekenen?
Lucas Numan Geen marmer beeld, noch vorstentombe – verguld! – Geen marmer, noch vergulde monumenten zal overleven dit gestaald sonnet, van heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, waarin gij, liefste, feller blinken zult maar gij zult in deze regels helderder blinken dan stoffige steen, met vuile tijd besmet. dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd Als kwistende oorlog monumenten slecht Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, en twist werpt metselwerk omver in ’t slijk, en gekrakeel het metselwerk wegvaagt, Mars’ zwaard verwoest, noch vuur in de asse legt noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur
een aanvaardbare invoering?
van u ’t gearchiveerde levend blijk. zal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. De dood ten spijt en de al-vergetende haat, In strijd met de dood en de alles vergetende haat gij baant u een weg, en wekt steeds diep ontzag zal uw stap voorwaarts gericht zijn; zal uw verdienste steeds waardering vinden, in ieders oog, zolang de mens bestaat zelfs in de ogen van heel het nageslacht en d’aard verslijt tot aan de jongste dag. dat deze wereld tot de jongste dag verslijt. Totdat ge herrijst bij het oordeel van den Hogen, Dus, tot het godsgericht waarbij gijzelf herrijst, gij leeft hierin, en woont in ‘s minnaars ogen. leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
Jan Jonk
Vertaling kent geen vast ritme en het aantal heffingen per regel en varieert van 5 tot 7.
Geen marmer en geen gulden* monument Geen marmer, noch vergulde monumenten
(komt dat voor?)
van vorsten heeft zo’n grote onsterfelijkheid bestaan er gradaties in onsterfevan heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, [lijkheid? als jij, die in verzen beter wordt gekend maar gij zult in deze regels helderder blinken
dan steen*, verwaarloosd en besmeurd met tijd.
gillende kolder !!
dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd Als woeste krijg beelden ontsokkelen zal*, ontsokkelt Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, en metselwerk tot op het staal verheert* en gekrakeel het metselwerk wegvaagt,
(= verwoest)
brengt het zwaard van Mars, noch het oorlogsvuur jouw val, noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur
7 heffingen!
doordat dit vers jou in herinnering eert. “in herinnering houdt en eert”! zal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. Jouw pad voert langs de dood, en het schrikbeeld In strijd met de dood en de alles vergetende haat
een pad langs dood en schrikbeeld van [vergetelheid…???
van vergetelheid. Jouw roemruchte naam zal uw stap voorwaarts gericht zijn; zal uw verdienste steeds waardering vinden,
komende
is het die¹) de ²) geslachten de oren streelt³); zelfs in de ogen van heel het nageslacht
¹) bombast ²) [³) een te lezen naam streelt de oren?
tot aan de laatste dageraad duurt jouw faam. dat deze wereld tot de jongste dag verslijt.
vertaler rijmelt het 3e kwatrijn [zélf wel bij elkaar…
Totdat bij het oordeel eeuwigheid begint, Dus, tot het godsgericht waarbij gijzelf herrijst,
ingevoerd /
leef jij hier voort, en in elk mensenkind*. leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
dat stáát er volstrekt niet!
de eeuwigheid begon al [bij de schepping…
Willem van Elden Geen marmer, geen vergulde vorstenzerk Geen marmer, noch vergulde monumenten
langwerpig rechthoekig plat stuk natuursteen, [m.n. als deksteen op een graf!
Zullen dit machtig klinkdicht overleven, van heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, Oneindig¹) weidser spiegelt²) u mijn werk ¹) zie aantekening 1 ²) weerspiegelt (Burmaar gij zult in deze regels helderder blinken: [gersdijkse spagaat: “weerspiegelt mijn werk u”) dan stoffig steen waaraan tijds smetten kleven. dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd Als beeldenstormend Mars in ’t ronde waart Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, En burgertwisten huis en hof platschroeien, en gekrakeel het metselwerk wegvaagt,
ritme? /
plat schroeien
Dan zal geen snel oplaaiend vuur, geen zwaard noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur Uw levende herinnering uitroeien. ritme? / oneigenlijk rijm / [3 heffingen] / zie aantezal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. [kening 2 De vijandschap van de alvergetelheid betekent dit nog iets? In strijd met de dood en de alles vergetende haat En van de dood zult ge eeuwenlang trotseren, geldt het voor beperkte duur? / wanneer stopt het zal uw stap voorwaarts gericht zijn; zal uw verdienste steeds waardering vinden, [ongeveer? Uw faam blijft onder ’t nageslacht verbreid zelfs in de ogen van heel het nageslacht Dat u tot ’s werelds ondergang zal eren. dat deze wereld tot de jongste dag verslijt.
1) herhaling van de vorige regel 2) onvertaalde regel
Zó, tot ge zelf herrijst bij ’t jongst gericht *) komma vereist! Dus, tot het godsgericht waarbij gijzelf herrijst, Leeft ge voort in ’t minnend oog *) in dit gedicht. leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
én
(anders lijkt het alsof dit gedicht een [“minnend oog” bevat!)
Aantekening 1: Men kan stellen dat iets oneindig groot is , en dan ten onrechte ook nog overgaan op de vergrotende trap, wat leidt tot het onbestaanbare “oneindig groter” (om van “het oneindig grootst” maar niet te spreken). Dat geldt dus eveneens voor “oneindig mooier”, “oneindig weidser” enz. Aantekening 2: In de regels 7/8 is de gedachte: het zwaard van Mars, noch het oorlogsvuur zal het levend archiefstuk (verslag, rapport, dit gedicht) van vriends nagedachtenis verbranden. In de eerste plaats laat de vertaler de metafoor levend archiefstuk verloren gaan, en voorts noemt hij éérst het vuur en dan het zwaard, zodat hij het beeldende verbranden wel moet laten schieten. Maar daarvoor in de plaats is het werkwoord uitroeien ongelukkig gekozen, want de betekenis is: uit de grond halen (onkruid), tot het laatste exemplaar verdelgen (mensen, dieren). Ook qua vorm bewijst de vertaler met de achtste regel weinig eer aan het origineel. “The living record of your memory”, een keurige vijfvoeter, luidt in de vertaling “Uw levende herinnering uitroeien”, waarmee de vertaler zich een nauwgezette lettergrepenteller toont. Immers, bij normale uitspraak komen we tot slechts drié heffingen: Uw levende herinnering uitroeien… (En er is niet één jambe bij!)
Frans Bastiaanse Geen marmer, noch ’t* vergulde monument Geen marmer, noch vergulde monumenten
kan beter vervallen
der vorsten zal dit grootsch rijm* overleven, pejoratief (strijdig met predicaat groots!) van heersers zullen langer leven dan dit krachtig vers, maar dit gedicht ¹) al grooter²) glans U geven maar gij zult in deze regels helderder blinken
¹)
zal / zie aantekening 1
heeft geschonden
dan ’t vaal gesteent, dat tijd met smetten schendt*. dan stoffig gesteente, besmeurd met vuile tijd.
Als krijg, verwoestend, standbeelden doet breken*, ritme! / Wanneer verkwistende oorlog standbeelden doet omvallen, het oproer delgt der muren fondament, en gekrakeel het metselwerk wegvaagt,
²) zie aantekening 2
beter:
breekt
en
uw heugnis leeft voor eeuwig in dit teken, min of meer de gedachte van r.3 noch het zwaard van Mars, noch het levendig oorlogsvuur dat overmacht van vuur noch oorlog kent. zéér cryptische formulering zal dit levend archiefstuk van uw nagedachtenis verbranden. Tegen den dood, tegen vergetelheid In strijd met de dood en de alles vergetende haat zult gij Uw weg gaan, steeds door elk geprezen, zal uw stap voorwaarts gericht zijn; zal uw verdienste steeds waardering vinden, ja, door geslachten in den versten tijd, zelfs in de ogen van heel het nageslacht die duurt tot ’s werelds einddoemdag zal wezen. niét in Van Dale, wél doemdag / zie aandat deze wereld tot de jongste dag verslijt. [tekening 3 Zoo, tot dat oordeel ook ¹) Uw leven richt ²) ¹) Dus, tot het godsgericht waarbij gijzelf herrijst, leeft gij door mijne liefde in dit gedicht. leeft gij hierin, en woont in ‘s minnaars ogen.
over!
²) komma vereist
Aantekening 1: De eerst twee zinnen van het vers zijn op miraculeuze wijze samengetrokken in zal: de tweede zin ontbeert een persoonsvorm, die echter niet zomaar aan de eerste zin valt te ontlenen, aangezien deze twee verschillende onderwerpen heft:: Geen marmer, noch ’t vergulde monument der vorsten zal dit grootsch rijm overleven, maar dit gedicht *) al groter glans u geven
*)
zal
Blijkbaar hoopt de vertaler dat lezers tijdens het lezen van de 3 e regel de persoonsvorm zal van de 2e regel wél automatisch invoegt, maar zo werkt de menselijke geest niet en steekt de grammatica dus ook niet in elkaar! Aantekening 2: Het zelfstandig naamwoord glans is mannelijk, dus vergt het bijvoeglijk naamwoord groter een buigings-e: grotere glans. Hierbij kan men zich nog afvragen of “groot” bij glans wel zo’n geschikte kwalificatie is, en of er bijvoorbeeld niet beter had kunnen staan “diepere glans”. Ten slotte heeft de vertaler met het woord al (in de betekenis van steeds) een toename(!) van de glans ingevoerd (“een steeds grotere glans”) die nergens op berust! Aantekening 3: 11 zelfs in de ogen van heel het nageslacht 12 dat deze wereld tot de jongste dag verslijt. 11 ja, door geslachten in den versten tijd, 12 die duurt tot ’s werelds einddoemdag zal wezen. In het origineel vindt men op r.12 een bijvoeglijke bijzin bij “het nageslacht”: dat deze wereld tot de jongste dag verslijt. Deze voegt inhoudelijk iets aan het gedicht toe, verdiept het begrip nageslacht. In de vertaling evenwel vindt men op r.12 een bijvoeglijke bijzin bij “de verste tijd”: die duurt tot ’s werelds doemdag. (Vanwege de noodzaak tot rijmen voegt vertaler daaraan nog het onbenullige “zal wezen” toe!) Echter, men kan wel zeggen dat de tijd duurt tot de doemdag, maar uiteraard niét dat de verste tijd duurt tot de doemdag!