KRACHTENVELD INFORMATIESTANDAARDISATIE IN DE TUINBOUWSECTOR
Technical Sciences Capitool 10 7521 PL Enschede Postbus www.tno.nl T +31 88 866 24 50 F +31 88 866 21 47
[email protected]
RAPPORT 19.09.2011
Technical Sciences Capitool 10 7521 PL Enschede Postbus -
TNO-rapport
www.tno.nl
Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector
Datum
19 september 2011
Auteur(s)
ir. L.M. Punter, ir. J.B.M. Roes
Exemplaarnummer Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever
36 (incl. bijlagen)
Projectnaam Projectnummer
Werkgroep Tuinbouw Digitaal, vertegenwoordigd door LEI Wageningen UR Internationaal Krachtenveld Informatiestandaardisatie in de tuinbouw 035.33916
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2011 TNO
T +31 88 866 24 50 F +31 88 866 21 47
[email protected]
3 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Managementuittreksel Titel
:
Auteur(s)
:
Datum
:
Opdrachtnr.
:
Krachtenveld Informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector ir. L.M. Punter, ir. J.B.M. Roes 19 september 2011 035.33916
Vraagstelling De Nederlandse tuinbouwsector heeft de ambitie om haar internationale positie te versterken door middel van verdergaande digitalisering en informatisering. In dit rapport worden de volgende vragen beantwoord: Wat is het internationale (organisatorisch) krachtenveld op het gebied van informatiestandaardisatie? Welke nationale standaarden en initiatieven zijn er op het gebied van tuinbouw informatiestandaardisatie en wat is hun internationale rol? Welke concrete mogelijkheden zijn er om deze rol te versterken? Constateringen en conclusies Geconcludeerd dat er vanuit diverse Nederlandse organisaties internationale contacten zijn op het gebied van informatie standaardisatie, maar dat een geïntegreerde en samenhangende aanpak ontbreekt. Er is overlap op het gebied van standaarden voor handelslogistiek (handel, orders, facturatie, etc.) tussen nationale specifieke standaarden en internationale generieke standaarden. Op het gebied van kwaliteit en inspecties is er een ‘witte vlek’ (hiervoor ontbreken nog duidelijke internationale leidende standaarden). De diverse standaarden voor productclassificaties zijn nog niet altijd goed ingebed in informatiestandaarden. Het platform UN/CEFACT TBG18 ontwikkelt zich tot een belangrijk schakelpunt voor internationale informatie standaardisatie in de agrarische sector. Het Franse ‘Agro EDI Europe’ is hier een dominante partij. Aanbevelingen Het rapport doet een aantal aanbevelingen:
Blijf sterk inzetten op het inbedden van tuinbouwproductclassificaties in generieke internationale standaarden Voor AGF is dit inmiddels al gerealiseerd via GS1, maar voor de overige deelsectoren nog niet.
Ontwikkel standaarden en specificaties voor het uitwisselen van informatie rondom kwaliteit en inspecties door de gehele keten. Voorbeelden van dergelijke informatie zijn: Teeltinformatie: informatie over de wijze van teelt, gebruikte bestrijdingsmiddelen, etc. Inspectiecertificaten: certificaten op basis van uitgevoerde kwaliteitscontroles. Nederland kan op dit punt internationaal een voorlopersrol claimen. Vanuit Frugicom is inmiddels ervaring opgedaan door het ontwikkelen van een teeltbericht; dit zou breder getrokken kunnen worden.
4 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Zoek vanuit Tuinbouw Digitaal aansluiting bij initiatieven rondom internationale handel en logistiek Internationale handel en logistiek zijn cruciaal voor de Nederlandse tuinbouwsector. Dat maakt het van groot belang om de partijen uit de tuinbouwsector goed aan te haken bij ontwikkelingen rondom single window, gecoördineerde inspecties, etc. Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn UN/CEFACT TBG3, TBG 15 en GS1. De introductie van CLIENT is een voorbeeld van een (Nederlands) succes, dat daar uitgedragen kan worden en kan leiden tot internationale standaardisatie.
Versterk de rol van Nederland binnen UN/CEFACT TBG18; ontwikkel Tuinbouw Digitaal als Nederlandse tegenhanger van Agro EDI Europe Een sterkere rol maakt het mogelijk om Nederlandse ontwikkelingen internationaal tot standaard te verheffen en meer invloed uit te oefenen op internationale ontwikkelingen. Tuinbouw Digitaal zou hier actief in moeten participeren. Hierbij moet waarschijnlijk op bepaalde punten samenwerking worden gezocht met Agroconnect, om ook de overige agrarische sectoren te betrekken.
Kaders voor vervolg Voor toekomstige ontwikkelingen worden enkele kaders geschetst, teneinde de internationale positie van Nederland te versterken:
“Maak gebruik van internationale generieke standaarden, tenzij” Het gebruik van internationale generieke standaarden bevordert de interoperabiliteit met andere landen en andere domeinen (b.v. retail). Het afwijken van deze internationale generieke standaarden zou enkel mogen plaatsvinden als er geen andere oplossing mogelijk is.
Migreer bestaande standaarden op termijn naar internationale generieke standaarden Hiermee kan de interoperabiliteit worden verbeterd en de internationale positie van tuinbouwspecifieke ontwikkelingen worden versterkt.
Breng tuinbouwspecifieke uitbreidingen op internationale standaarden in bij TBG18 of andere relevante platformen, teneinde het internationale draagvlak te bevorderen. Nederlandse standaarden moeten worden ingebracht als internationale standaard.
Focus bij de ontwikkeling niet alleen op de inhoud, maar ook op de adoptie De waarde van een standaard wordt bepaald door het gebruik. Bij het ontwikkelen van een standaard moet dus altijd ook gekeken worden naar manieren om de adoptie aan te jagen. Een sterkere adoptie versterkt bovendien de internationale positie.
5 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Inhoudsopgave Managementuittreksel ............................................................................................. 3 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding .................................................................................................................... 6 Introductie .................................................................................................................. 6 Vraagstelling .............................................................................................................. 6 Gevolgde aanpak....................................................................................................... 6 Leeswijzer .................................................................................................................. 7
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Raamwerk voor informatiestandaardisatie ........................................................... 8 Wat verstaan we onder een standaard?.................................................................... 8 Informatiestandaarden ............................................................................................. 10 Welke soorten indeling zijn mogelijk?...................................................................... 11 “Formele” en “informele” standaarden ..................................................................... 14 Indeling in dit rapport ............................................................................................... 15
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
De standaarden ...................................................................................................... 16 Overzicht .................................................................................................................. 16 Generieke standaarden ........................................................................................... 17 Specifieke standaarden – internationaal ................................................................. 19 Specifieke standaarden – nationaal ........................................................................ 21 Samenvattend .......................................................................................................... 22
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
De spelers ............................................................................................................... 23 Overzicht .................................................................................................................. 23 UN/CEFACT als schakelpunt .................................................................................. 24 Tuinbouw Digitaal als Nederlandse belangenbehartiger? ....................................... 25 Agro EDI Europe...................................................................................................... 25 AgroXML .................................................................................................................. 26 GS1 als belangrijk platform voor handel ................................................................. 26 Coderingen .............................................................................................................. 26 Informatiestandaardisatie kwaliteit en inspectie versnipperd .................................. 27 Samenvattend .......................................................................................................... 27
5 5.1 5.2 5.3
Conclusies .............................................................................................................. 28 Beantwoording onderzoeksvragen .......................................................................... 28 Aanbevelingen voor vervolg .................................................................................... 29 Kaders voor het vervolg ........................................................................................... 31
6
Referenties ............................................................................................................. 34 Bijlage(n) A Bijlage B: Betrokken partijen B Bijlage A: overzicht van standaarden
6 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
1
Inleiding
1.1
Introductie De Nederlandse tuinbouwsector heeft de ambitie om haar internationale positie te versterken door middel van verdergaande digitalisering en informatisering. Niet alleen kan dit bijdragen aan verbeterde producten en diensten van individuele ondernemers, maar ook aan de internationale positie van Nederland als geheel. Uit een voorstudie [1] is gebleken dat de huidige informatievoorziening in de sector sterk versnipperd is. Om de positie te versterken moet deze versnippering aangepakt worden. Er is daarom behoefte aan een overkoepelende, gezamenlijke aanpak volgens een lange termijn visie. Tot op heden is deze echter nog niet van de grond gekomen, o.a. door de structuur van de sector en de diversiteit aan partijen. Informatiestandaarden en keteninformatiemanagement zijn daarom als sleutelgebieden gedefinieerd. Als onderdeel van het programma is de werkgroep ‘Tuinbouw Digitaal’ geformeerd [2]. Deze werkgroep werkt aan de ambitie om Nederland in 2015 leidend te laten zijn op het gebied van informatie management in tuinbouwketens in Europa en mondiaal in 2020. Om deze ambitie te realiseren wordt, behalve het oplossen van de eerder geconstateerde versnippering binnen Nederland, ook een internationale verankering noodzakelijk geacht. In dit rapport worden beide zaken nader verkend.
1.2
Vraagstelling In dit rapport worden de volgende vragen beantwoord: Wat is het internationale (organisatorisch) krachtenveld op het gebied van informatiestandaardisatie? Welke nationale standaarden en initiatieven zijn er op het gebied van tuinbouw informatiestandaardisatie en wat is hun internationale rol? Welke concrete mogelijkheden zijn er (in termen van ‘overlap’ en ‘witte vlekken’) om deze rol te versterken?
1.3
Gevolgde aanpak Om deze vragen te beantwoorden is allereerst een literatuurstudie uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar achterliggende concepten en reeds uitgevoerde voorstudies. Op basis hiervan is een raamwerk opgesteld voor informatiestandaarden. In dit raamwerk zijn een aantal voor de hand liggende internationale standaarden en ontwikkelingen opgenomen. Vervolgens zijn gesprekken gevoerd met belanghebbenden uit de Nederlandse tuinbouw informatiestandaardisatie. Aan de hand van deze gesprekken is een analyse gemaakt van de huidige stand van zaken en de mogelijkheden tot verbetering.
7 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
1.4
Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de achtergronden van informatiestandaardisatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van bestaande standaarden. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de internationale spelers en de Nederlandse positie daarbinnen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 geschetst waar de sector zich op moet richten.
8 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
2
Raamwerk voor informatiestandaardisatie Op veel plekken wordt er gesproken over standaarden. Een procesbeschrijving kan een standaard zijn, maar 230 Volt ook. Om goed te kunnen bepalen waar kansen liggen is het van belang orde te scheppen. In dit hoofdstuk presenteren we daarom een raamwerk voor het ordenen van standaarden.
2.1
Wat verstaan we onder een standaard? Er zijn veel definities mogelijk van een standaard of standaardisatie. Om een goed beeld te schetsen is het van belang terug te gaan naar het vertrekpunt: waar zijn standaarden voor nodig?
2.1.1
Interoperabiliteit als vertrekpunt Het vertrekpunt is (of: zou moeten zijn) de wens tot een vorm van samenwerking. Er is – blijkbaar – een goede business case of dwingende noodzaak om samen te werken in een keten of netwerk van organisaties en systemen. Om daadwerkelijk te komen tot die samenwerking is er interoperabiliteit nodig: vermogen tot samenwerking tussen twee organisaties en hun systemen. Dat vermogen heeft zeer veel facetten. Het kan bijvoorbeeld gaan om processen die afgestemd moeten zijn, commerciële afspraken die gemaakt moeten worden of fysieke aspecten van een product die overeen moeten komen. Voor al deze zaken zijn afspraken nodig. Deze afspraken zijn soms qua tijd (tijdelijke afspraak) of scope (enkel tussen twee individuele partijen) beperkt. Sommige afspraken worden echter breder gedragen, door meerdere partijen en voor langere tijd. Dan spreken we op een gegeven moment van een standaard. Een standaard is een essentieel middel om te komen tot interoperabiliteit: door te conformeren aan een standaard ontstaat een vermogen tot samenwerking.
2.1.2
Informatiestandaarden Zoals aangegeven kunnen standaarden betrekking hebben op zeer veel verschillende aspecten: fysieke producteigenschappen, commerciële afspraken, kwaliteitstoetsen, etc. In dit rapport ligt de focus op informatiestandaarden: standaarden waarin is vastgelegd hoe tussen organisaties informatie wordt uitgewisseld. Hoewel ook dit meerdere aspecten heeft, is dit dus een duidelijke afbakening. Een informatiestandaard hangt vaak samen met een niet-informatiekundige norm of processtandaard. Zo kan er bijvoorbeeld een sectorale afspraak zijn ten aanzien van de kwaliteit van bepaalde producten; deze afspraak kan een zelfstandige standaard zijn, maar is daarmee nog geen informatiestandaard. Het wordt pas een informatiestandaard indien vastgelegd is welke eigenschappen (in dit geval: kwaliteitseigenschappen) vastgelegd en uitgewisseld moeten worden.
9 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
2.1.3
Openheid als belangrijke eigenschap Informatie en kennis worden in toenemende mate gezien als de vierde productiefactor (naast kapitaal, grondstoffen en arbeid). Het belang van standaarden voor informatie-uitwisseling is daarom groot. Zo groot zelfs dat ze soms bepalend kunnen zijn voor de partijen of systemen waarmee een verbinding kan worden gelegd en – daardoor – voor de commerciële of maatschappelijke slagingskans van een organisatie of initiatief. In de afgelopen jaren is daarom steeds meer nadruk te komen liggen op open standaarden. Er zijn vele definities daarvan, maar kernpunt is dat een standaard onbeperkt gebruikt kan worden, er goede specificaties beschikbaar zijn, iedereen mee kan doen bij de ontwikkeling en vaststelling en er geen onredelijke kosten aan verbonden zijn. 10 eigenschappen van open standaarden Ken Krechmer definieert 10 criteria waaraan een ‘ideale’ open standaard zou moeten voldoen [3]: 1. Open Meeting – Iedereen moet kunnen meepraten en meedoen bij de ontwikkeling van een standaard. 2. Consensus – Besluitvorming geschiedt op basis van consensus. 3. Due Process – Processen voor besluitvorming, stemmingen, etc. zijn gedocumenteerd en inzichtelijk. Ook zijn er procedures voor klachten en bezwaren. 4. Open IPR – Het intellectueel eigendom is vrijgegeven. Gebruikers of partijen die de standaard implementeren in hun systemen hoeven er niet extra voor te betalen of aan speciale voorwaarden te voldoen. 5. One World – Voor één toepassing is er ook maar één standaard. Er zijn geen concurrerende standaarden voor dezelfde toepassing. Ook wordt er geen regionale standaard ontwikkeld als een internationale standaard al voldoet. 6. Open Change – Iedereen kan veranderingsvoorstellen indienen, na besluitvorming zijn deze ook voor iedereen beschikbaar. 7. Open Documents – Alle documenten, zowel de specificatie als de stukken rondom het beheer (b.v. wijzigingsvoorstellen), zijn beschikbaar. 8. Open Interface – De technische koppelvlakken zijn uitbreidbaar en houden rekening met backward en forward compatibiliteit (eerdere en toekomstige versies). 9. Open Access – Er is een methode om te testen of een implementatie voldoet aan de standaard. Eindgebruikers kunnen er daardoor op vertrouwen dat hun leverancier de standaard juist heeft geïnterpreteerd. 10. Ongoing support – Er is geborgd dat er voldoende partijen zijn die de standaard willen beheren en ondersteunen. Het spreekt voor zich dat niet iedere standaard in dezelfde mate zal voldoen aan deze 10 criteria. Ook is het niet zo dat wanneer een standaard open is, dat dit ook de verplichting met zich meebrengt om ook alle bedrijfsdata open te stellen. Toch is het goed om de criteria van openheid in het achterhoofd te houden bij het besluiten over standaarden. Het is immers vaak niet gewenst om door de keuze voor een bepaalde standaard (of richting) ongewenst vast te zitten aan een bepaalde partij of onnodig beperkt te worden in de toepassing van de standaard.
10 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
2.2
Informatiestandaarden Zoals aangegeven ligt de focus van dit rapport op informatiestandaarden in de tuinbouwsector: standaarden om informatie uit te wisselen tussen partijen in de diverse ketens die er zijn in de tuinbouwsector. We beperken ons bovendien tot standaarden die – in zekere zin – administratief van aard zijn. Dit neemt niet weg dat er ook andere soorten standaarden zijn, die potentieel relevant zijn voor de tuinbouwsector. Denk in dit verband aan standaarden voor de automatisering van kassen of voor de aansturing van agrarische apparatuur. Nederland is immers een leidende partij op dit soort van terreinen. Naar open systemen in de kas Systemen in tuinbouwkassen worden in toenemende mate aangestuurd vanuit computersystemen. Daar waar vroeger de klimaatcomputer zorg droeg voor de energiehuishouding, is deze nu uitgegroeid tot een procescomputer die het gehele proces aanstuurt. In de kas zijn meerdere domeinen te onderscheiden:
ERP
MES
bedrijfsnetwerken, internet
Apparatuur
bussystemen in de kas
Administratieve systemen
Aansturing van processen / productielijnen
Sensoren, installaties, machines
b.v. planning, logistiek, financiën, keteninformatie
b.v. procescomputer, klimaatregeling, productiebesturing
b.v. ketelhuis, WKK, luchtramen, plukrobots, etc.
Figuur: verschillende domeinen in de kas
Binnen ieder van bovengenoemde domeinen vindt op dit moment standaardisatie plaats: Via (o.a.) Plantform wordt gestreefd naar standaardisatie van administratieve systemen. [4] De Federatie Agrotechniek streeft naar een betere aansluiting tussen apparatuur onderling en met MES-systemen (manufacturing execution systemen; procescomputers en andere aansturing). Hiertoe is het Hortidata Convenant opgericht [5]. Ook de AVAG (branchevereniging van toeleveranciers kassenbouw) streeft op dit punt naar standaardisatie. Standaarden waar naar gekeken wordt zijn ISA95 (standaard die de functionaliteit van c.q. eisen aan MES systemen beschrijft, inclusief de koppeling met ERP-systemen), ISA88 (standaard voor indeling van het productieproces) en het daarop gebaseerde OPC (OLE for process control, standaard voor aansturing van processystemen. In de kas zelf wordt steeds meer gestreefd naar harmonisatie van de verschillende netwerken in de kas. Enerzijds heeft dit betrekking op de fysieke verbindingen, waarbij steeds meer gebruik wordt gemaakt van industrieel ethernet [6], anderzijds op de bussystemen die de daadwerkelijke koppeling leggen en de standaarden daarop (o.a. CANbus, Bacnet).
11 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Toch geldt ook voor deze domeinen dat er nog veel uitdagingen zijn. Vaak hebben die betrekking op veranderende rollen in de sector (b.v. de installateur die zich moet ontwikkelen van elektrotechnisch bedrijf tot systeemintegrator van complexe informatiesystemen) en commerciële afhankelijkheden (b.v. van de leverancier van klimaatcomputers).
2.3
Welke soorten indeling zijn mogelijk? Informatiestandaarden kunnen op meerdere manieren worden ingedeeld [7]. In dit rapport wordt een indeling gehanteerd op drie assen: Verticaal: naar aard van de standaard Horizontaal: naar functie Generiek/specifiek: profielen op een standaard In de volgende paragrafen zal dit nader worden toegelicht.
2.3.1
Verticale indeling Om informatiesystemen van twee (of meer) organisaties met elkaar te kunnen verbinden moeten meerdere zaken geregeld zijn. Zodra er de wil tot samenwerking is (b.v. op basis van een business case) dan moeten er afspraken worden gemaakt over: juridische interoperabiliteit
De toe te passen wetten, regels en kaders
organisatorische interoperabiliteit
De organisatorische processen
semantische interoperabiliteit
De betekenis van de uitgewisselde informatie
syntactische interoperabiliteit
De opmaak van de uitgewisselde informatie
technische interoperabiliteit
De technische protocollen tussen twee systemen
Tabel: vormen van interoperabiliteit
Voor ieder ‘interoperabiliteitsveld’ kunnen standaarden worden gekozen of individuele afspraken worden gemaakt. Een stapel samenhangende afspraken is nodig om effectief te kunnen samenwerken. Immers: stel dat er bijvoorbeeld alleen technische koppeling is, maar geen duidelijkheid over de betekenis van de berichten die over de lijn gaan (semantische en syntactische interoperabiliteit), dan is effectieve gegevensuitwisseling niet mogelijk.
12 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Op basis hiervan is ook een verticale indeling mogelijk van standaarden. Sommige standaarden zullen enkel één laag uit deze indeling afdekken, andere standaarden meerdere lagen. 2.3.2
Horizontale indeling De keuzes op ieder van de eerder genoemde verticale niveaus zullen niet voor iedere sector of voor iedere functie gelijk zijn. Daarom is er ook een horizontale indeling mogelijk. Dit is een indeling naar functie of naar sector. Bijvoorbeeld: Naar functie: bestellen, planning, factureren, etc. Naar sector: groente- en fruit, chemicaliën, transport, etc. Samen met de eerder genoemde indeling leidt dit tot de volgende matrix: domein 1
domein 2
domein 3
domein 4
domein 5
juridisch organisatorisch semantisch syntactisch technisch Figuur: Matrix voor standaarden
2.3.3
Generiek/specifiek en implementatieprofielen Binnen de matrix van standaarden kan er ook onderscheid worden gemaakt tussen generieke en specifieke standaarden. Om te komen tot meer samenhang in de informatievoorziening is het wenselijk om – daar waar dat kan – generieke standaarden te gebruiken. In dit verband verwijzen we ook naar de criteria van Krechmer, die stelt dat pas een specifieke standaard mag worden ontwikkeld wanneer een generieke niet voldoet (‘Open World’). Op basis hiervan is het ook mogelijk een ‘profiel’ te ontwikkelen bovenop een generieke standaard om toch aan specifieke behoeften te voldoen. Vaak wordt dit gedaan om een internationale (generieke) standaard nationaal toepasbaar te maken. Zo is SETU (standaard voor urenbriefjes en facturatie in de uitzendwereld) bijvoorbeeld een Nederlands profiel op de internationale hr-XML standaard. In SETU wordt de internationale standaard gevolgd en is bepaald hoe specifiek Nederlandse zaken ingevuld moeten worden (b.v. een KvK-nummer en sociale wetgeving) [8].
13 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Er zijn meerdere methoden om van een generieke standaard naar een specifieke standaard te komen. Onderstaande figuur laat dit zien:
Figuur: Van een generieke standaard naar een specifieke standaard. Bron: BOMOS [7]
Kortweg zijn vijf scenario’s mogelijk: 1. Het geheel opnieuw ontwikkelen van een standaard (‘new standard’); er is dan geen interoperabiliteit met internationale/generieke ontwikkelingen. 2. Het ontwikkelen van een profiel met aanpassingen, extensies en omissies (‘base standard + profile’). Dit leidt tot een lokaal profiel, waarvan de interoperabiliteit wederom beperkt is. 3. Tijdelijke aanpassingen, extensies en/of omissies (‘base standard + profile / temporary adaptations’): soms kan het nodig zijn om in een overgangssituatie wijzigingen aan te brengen. Op lange termijn wordt gemigreerd naar de generieke standaard. 4. Enkel extensies maken op een generieke standaard (‘base standard + profile / extensions’): interoperabiliteit is dan meer gegarandeerd, maar er is bij de uitwisseling een gevaar voor verlies van gegevens. 5. Het volledig overnemen van de generieke standaard (‘base standard’).
14 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
2.4
“Formele” en “informele” standaarden In beleidskringen wordt nog vaak een onderscheid gemaakt tussen “formele” en “informele” standaarden. Met formele standaarden wordt gedoeld op standaarden die zijn vastgesteld door een internationaal wettelijk erkend standaardisatieorgaan. Voorbeelden zijn: ISO: International Organization for Standardization. NEN: “Nederlandse Norm”, voorheen het Nederlands Normalisatie Instituut. CEN/ETSI/CENELEC: Europese organisaties voor standaardisatie op het gebied van elektronica en telecommunicatie. Deze organisaties komen voort uit industriële en politieke wensen om te komen tot internationaal bindende standaarden. De taak en functie van formele standaardisatie organen zijn vaak in wet- en regelgeving vastgelegd. Ook procedures zijn zeer uitgebreid beschreven. NEN fungeert als formele vertegenwoordiger namens Nederland in ISO. Hoewel formele standaardisatie organen vaak goed werken voor industriële normen, blijkt dit voor informatie standaardisatie vaak lastiger te werken. Informatie standaardisatie beweegt zich dichter tegen de “business” aan en heeft vaak een grote dynamiek. Dit heeft daarom geleid tot de opkomst van een groot aantal informele standaardisatie initiatieven. Een informeel standaardisatie initiatief komt voor uit een samenwerking tussen twee of meer partijen in een sector die op basis van die samenwerking een standaard willen ontwikkelen of een bestaande standaard verder willen helpen. Ook bij een informeel standaardisatie initiatief zijn vaak allerlei beheerprocedures ingericht, die in potentie net zo open (of misschien nog zelfs wel opener) kunnen zijn dan formele standaardisatie organen. Tot voor kort gold een ‘stempel’ van een formeel standaardisatie orgaan als een belangrijk pluspunt. Nog steeds zijn er standaardisatie initiatieven die kiezen voor vaststelling door een formele organisatie, omdat dit potentieel bij kan dragen aan de adoptie van een standaard. Tegelijkertijd zijn er ook steeds meer ontwikkelingen, o.a. in Europees verband, om ook informele verbanden een meer formele status te kunnen geven. Daarbij wordt dan vaak wel als voorwaarde gesteld dat de standaard moet voldoen aan bepaalde openheidscriteria. In dit onderzoek is zowel gekeken naar formele als naar informele standaardisatie intiatieven.
15 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
2.5
Indeling in dit rapport De indeling van standaarden in dit rapport volgt de denklijn uit de vorige alinea’s: Allereerst kijken we naar enkele internationale generieke standaarden die worden gebruikt voor commercie, logistiek en financiën – processen die ook voor de tuinbouwsector van groot belang zijn. Vervolgens wordt in meer detail ingegaan op standaarden die specifiek zijn voor de tuinbouwsector (en die al of niet gebruik maken van generieke standaarden). Te denken valt aan zaken als teelt, productcoderingen en fytosanitaire inspecties. We analyseren dit voor drie domeinen in de tuinbouw: Groente- en fruit (AGF) Bloemen en planten Bollen We kijken hierbij naar zowel formele als informele standaardisatie-initiatieven.
16 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
3
De standaarden
Welke standaarden zijn potentieel relevant? En hoe is hun samenhang? In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van nationale en internationale initiatieven.
3.1
Overzicht In dit onderzoek is gekeken naar een overzicht van belangrijke standaarden in het domein. In onderstaand figuur zijn deze standaarden en hun onderlinge relaties weergegeven.
Figuur: standaarden en hun onderlinge relaties.
Een uitvergrote variant hiervan, is opgenomen als bijlage A bij dit rapport. Hoewel breed gekeken is, kan geen garantie worden gegeven voor volledigheid. De belangrijkste standaarden vanuit Nederlands perspectief, die (potentieel) ook een internationale rol hebben zijn opgenomen.
17 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
In de volgende paragrafen zullen de diverse standaarden in het kort worden beschreven. 3.2
Generieke standaarden
3.2.1
UN/CEFACT / EDIFACT De EDIFACT standaard is de ‘moederstandaard’ voor elektronische berichtenuitwisseling tussen partijen. De standaard beschrijft een aantal standaardelementen, de syntax en de uitwisselmethodieken. Vanaf de jaren ’80 heeft het gebruik van EDIFACT dan ook een grote vlucht genomen. Nog steeds wordt EDIFACT veel toegepast, ondanks dat inmiddels veel organisaties overstappen naar XML. In de tuinbouwsector zijn er ook nog enkele EDI-berichten in gebruik. Zo bieden Florecom, GS1 en Agro EDI Europe nog (actief) berichten aan op basis van EDIFACT. In alle gevallen wordt voor de toekomst echter gekeken naar XML als syntaxtaal.
3.2.2
UN/CEFACT / ebXML De standaardenfamilie ‘ebXML’ kan gezien worden als een opvolger van EDIFACT en bestaat uit een groot aantal verschillende standaarden. Deels worden deze standaarden beheerd door OASIS (daar waar het standaarden betreft die vooral gericht zijn op syntax en technische uitwisseling). Voor de tuinbouwsector zijn de belangrijkste componenten: Core Components – een methode om de meest basale informatie voor transacties tussen bedrijven vast te leggen. De Core Components zijn uitbreidbaar, waardoor in sectoren voor specifieke functies extra elementen beschreven kunnen worden. Dit gebeurt inmiddels op grote schaal. UMM – UN/CEFACT Modelling Methodology – een standaard voor het beschrijven van processen en uitwisselprotocollen tussen organisaties. De gedacht hierachter is dat de meest basale gegevenselementen en uitwisselprocessen worden beschreven vanuit UN/CEFACT en dat deelsectoren vervolgens hier zelf uitbreidingen op kunnen ontwikkelen (zie 3.3). Soms gebeurt dit in UN/CEFACT verband (en wordt het een onderdeel van de UN/CEFACTstandaardenfamilie), vaak gebeurt het in individueel of sectoraal verband. Voor de tuinbouwsector is het wenselijk om te komen tot een geïntegreerde, elkaar aanvullende set aan berichten. Binnen Nederland wordt dit gedaan door Florecom en Edibulb; internationaal o.a. door AgroXML en Agro EDI Europe.
3.2.3
GS1 GS1 is een internationale non-profit organisatie waarin standaarden worden ontwikkeld die het mogelijk maken om supply chains te optimaliseren. De focus ligt hier op handelslogistiek: het proces van orders, productie, transport en facturatie. Het uniek identificeren van een product(-soort) is daarbij van groot belang; zo is ondermeer de barcode gestandaardiseerd via GS1. De standaard is sterk vertegenwoordigd in de supply chain van consumentengoederen (van electronica
18 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
tot voedingsmiddelen) en wordt door veel detailhandelsorganisaties en hun toeleveranciers gebruikt. De belangrijkste standaarden / oplossingen van GS1 zijn: GS1 BarCodes: een standaard voor barcodes. GS1 eCom: een standaard voor handelstransacties (b.v. het bestellen van producten) GDSN: Het Global Data Synchronisation Network, een geautomatiseerde omgeving/standaard waarmee gegevens over productsoorten uitgewisseld kunnen worden. Onderliggend hieraan zijn GLN en GPC – standaarden voor respectievelijk locaties/entiteiten en productclassificaties. In Nederland is de dienst op basis van GDSN bekend onder de noemer ‘GS1-DAS’. De standaarden van GS1 worden ontwikkeld in samenhang met UN/CEFACT. Getracht wordt de daar ontwikkelde concepten in te passen in GS1. Desalniettemin zijn de ontwikkelpaden gescheiden, waardoor op punten verschillen kunnen voorkomen. Inmiddels is vooral door Frug I Com sterk ingezet op sectorspecifieke coderingen (voor de AGF) binnen GS1. Een voorbeeld hiervan is de recentelijke uitbreiding van GPC (de Global Product Classification) van twee klassen (groente of fruit) naar 214 klassen (diverse soorten producten) [13]. Ook wordt er aansluiting gezocht bij de IFPS (International Federation for Produce Standards) m.b.t. PLU nummers (pricelookup) in de AGF-keten [13]. Tenslotte is door Frug I Com binnen GS1 een teeltbericht ontwikkeld voor het doorgeven van teeltinformatie. Naast B2B-gegevensuitwisseling voor handel en logistiek is GS1 zich sterk gaan richten op tracking & tracing, mobiele toepassingen en RFID. Hiervoor zijn er: EPCGlobal: een standaard voor het uitlezen van RFID-chips en het op basis daarvan herkennen van producten. GS1 Traceability: tracking & tracing van zendingen in de supply chain. GS1 MobileCom: standaard voor het opvragen van informatie over een product door middel van mobiel apparaat (via barcode of RFID-chip). GS1 Upstream integration: het terugleveren van planningsinformatie, waardoor vraag en aanbod van klant en leverancier beter op elkaar kunnen worden afgestemd. GS1 is een generieke standaard en richt zich niet op een specifiek domein of sector. Door de brede ondersteuning van GS1 door softwareleveranciers kan vaak gebruik worden gemaakt van generieke systemen (b.v. ERP-systemen), waar koppelvlakken voor GS1 dan al zijn ingebouwd. Dit verlaagt de drempel voor implementaties.
3.2.4
UBL UBL staat voor Universal Business Language en komt uit de wereld van de diverse webservice-standaarden [17]. Hier is een meer technische invalshoek gekozen, waarbij men vanuit dat perspectief constateerde dat het wenselijk was een aantal
19 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
generieke berichten te hebben. Het ‘vocabulaire’ is beperkt tot e-commerce transacties (orders, facturen, etc.) en is afgeleid van UN/CEFACT. De relatie met onderliggende semantische standaarden is niet altijd even sterk. Voordeel is echter wel dat de standaard relatief eenvoudig is toe te passen. De overheid kiest er bijvoorbeeld voor om elektronische facturen te ontvangen via UBL, waarbij op termijn wordt toegegroeid naar een UBL 2.0-factuur, die beter voldoet aan de UN/CEFACT onderliggende semantische specfiicatie. [18]. In eCommerce situaties is UBL in bepaalde gevallen een alternatief voor GS1 eCom.
3.3
Specifieke standaarden – internationaal
3.3.1
UN/CEFACT rondom trade facilitation Binnen UN/CEFACT zijn een aantal standaarden ontwikkeld die tot doel hebben om (internationale) handel te vereenvoudigen. Het betreft concreet: Diverse standaardberichten: Cross Industry (…), o.a. voor orders en invoicing. Standaarden rondom Transport Normen voor internationale handel, o.a. op het gebied van Single Window initiatieven van overheden. Gezien de specifieke relatie met de douane-wereld wordt een link onderhouden met WCO (World Customs Organization). Het WCO Data Model beschrijft veel gegevenselementen die van belang zijn bij internationale handel, o.a. op het gebied van toezicht en inspectie. [20] [21]
3.3.2
UN/CEFACT TBG18 Binnen UN/CEFACT zijn er werkgroepen voor diverse sectoren, de zogenaamde TBG’s (Trade and Business Groups). In totaal zijn er ca. 15 TBG’s (genummerd 1 t/m 19, maar enkele zijn niet (meer) actief). TBG18 is verantwoordelijk voor de agrarische sector. Tot de scope wordt gerekend: “ … the agricultural and food processing production and trade chain. This includes the primary production as well as the supply to these chains. Food safety, animal health and plant sanitation are important subjects. Tracking and tracing is an important aspect of these business models.” [15] Binnen TBG18 zijn er verschillende subprojecten: eCert – Digitale Sanitaire & Phytosanitaire Certificaten eDAPLOS – Digitale gegevensuitwisseling van boer naar ketenpartners, o.a. op het gebied van teelt. Cattle Registration Information Exchange – registratie van veestapels Electronic Data exchange Proxy – elektronische gegevensuitwisseling via een intermediair Livestock Life Record – registratie van veestapels EDI of Agronomical Observations Report – uitwisseling van observaties/inspecties in het agrarische productieproces.
20 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Deze projecten zijn op dit moment nog lopende en hebben nog niet allemaal geleid tot gedragen en vastgestelde standaarden. Voor de Nederlandse tuinbouwsector zijn potentieel relevant: eCert eDAPLOS Agronomical observations Electronic Data Exchange Proxy 3.3.3
Agro EDI Europe Veel projecten binnen UN/CEFACT TBG18 komen uit de koker van Agro EDI Europe, een Frans georiënteerd samenwerkingsverband. Naast de eerder genoemde standaarden (in ontwikkeling) beheert Agro Edi Europe: 1 Een EDI-berichtenset voor de agrarische sector Een implementatiebeschrijving op het gebied van ebXML Reporting voor de agrarische sector. Waardelijsten voor o.a. gewassen, ontwikkelstadia en ziekten. Hoewel de focus hiervan primair is op akkerbouw en veeteelt, zitten hier elementen in die ook vanuit tuinbouwperspectief interessant kunnen zijn.
3.3.4
Agro XML De AgroXML standaarden zijn ontwikkeld in Duitsland. De standaard bestaat uit XML-schema’s voor de agrarische sector. Men geeft aan zich te baseren op Core Components. De schema’s beschrijven de volgende elementen: Worklist Crop Economic Farm Field Harvest Operating Supplies Rating Storage WeatherStation WorkProcess Tot voor kort was de standaard enkel in het Duits opgesteld. Sinds kort is de standaard, inclusief de berichten, in het Engels vertaald. Deels overlappen deze berichten met de EDIFACT berichten van Agro EDI Europe. Deze overlap is echter niet één-op-één. In vergelijking met de standaarden die thans in gebruik zijn in de Nederlandse tuinbouwsector is de uitdrukkingskracht beperkt.
1
ORDRSP. ORDERS, INFENT, DAPLOS, INVOIC D96A, ASSURANCE, DESADV, QALITY
21 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
3.3.5
Nationale ontwikkelingen in andere landen In veel landen is ten behoeve van de akkerbouw sprake van een zekere vorm van digitalisering. Vaak betreft het een systeem van de overheid met bijbehorende interfacespecificaties. In dit onderzoek zijn echter geen systemen of specificaties naar voren gekomen die ook op internationaal vlak een belangrijk rol (kunnen) spelen; anders dan de eerdergenoemde standaarden.
3.4
Specifieke standaarden – nationaal
3.4.1
Edibulb De bloembollenketen kent een vrij specifiek proces. Zo vindt de verkoop al plaats wanneer de bollen nog in de grond zitten. Hiertoe wordt vaak een bemiddelingsbureau ingezet, dat vraag en aanbod bij elkaar brengt. Door Stichting Edibulb zijn in het verleden standaarden ontwikkeld om het proces rondom de verhandeling van van bloembollen te faciliteren. Het gaat dan om: De Elektronische koopbrief De Elektronische leveringsnota Het Elektronische Bewijs van Ontvangst De Elektronische Factuur Een berichtenset voor logistieke aansturing Ook hiervoor geldt dat de standaard ontwikkeld is door middel van digitalisering van traditionele papieren formulieren. Initieel is hiervoor Edifact gebruikt. Inmiddels is men overgestapt naar ebXML. De berichten worden vaak uitgewisseld per e-mail, waarbij een softwareprogramma het bericht genereert. Productcoderingen wordt vastgelegd door Edibulb zelf, maar worden gebaseerd op de cultivarregistratie van de KAVB.
3.4.2
Florecom Nederland is wereldwijd marktleider op het gebied van de productie en handel in bloemen en planten. Bij het opstellen van standaarden is daarom ook uitgegaan van de Nederlandse situatie, waarin de bloemenveiling een belangrijke speler is. In het proces is sprake van een aanbod richting de veiling en kloktransacties. Daarnaast komen er aanbod vormen voor ‘buiten de veilinghal’ waarbij vraag- en aanbod rechtstreeks op elkaar worden afgestemd tussen teler en handelaar of grootwinkelbedrijf (b.v. via de Landelijke Aanbod Bank / PlantConnect van FloraHolland). De bijbehorende informatiestromen zijn gestandaardiseerd via Florecom. Centraal staan het Elektronisch Aanbod Bericht (EAB) en de Elektronische Klok Transacties (EKT); de meest gebruikte Florecom-berichten. Dit zijn elektronische berichten op basis van EDIFACT of XML (ontwikkeling). In de afgelopen jaren zijn deze standaarden verder ontwikkeld om o.a. het Kopen op Afstand (KOA) mogelijk te maken, waarbij de handelaar niet meer fysiek op de veilingtribune zit, maar via een computer met de veiling verbonden is. Ook is beeldinformatie een belangrijke rol gaan spelen, om mogelijk te maken dat producten niet meer fysiek voor de klok
22 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
hoeven te worden getransporteerd (Beeldveilen). Tenslotte neemt ook elektronische handel een grotere vlucht (VMP; Virtuele Marktplaats).
3.4.3
Client berichten Het systeem CLIENT import en export heeft ten doel om (fytosanitaire) inspectiegegevens bij import en export te digitaliseren en zodoende het logistieke proces te vergemakkelijken. Hoewel het hier gaat om een voorziening van de Nederlandse overheid (en dus geen standaard) zijn er wel een aantal bijbehorende berichten. Deze berichten maken het mogelijk om een (ERP-) systeem van een importerende of exporterende instantie te koppelen aan de systemen van de inspectiediensten. De bijbehorende berichten worden thans ontwikkeld onder de vlag van Florecom. De berichten zijn echter toepasbaar voor alle tuinbouw sectoren.
3.5
Samenvattend
UN/CEFACT standaarden spelen een belangrijke rol als ‘kern’ voor ontwikkelingen, met name Core Components. Veel standaarden zijn daar op gebaseerd. GS1 is de belangrijkste standaard voor B2B integratie met retail. Het onderbrengen van productclassificeringen in deze standaard is van belang. AgroXML en de EDI-berichten van Agro EDI Europe zijn deels overlappend met wat in Nederland gebruikt wordt. De focus ligt echter primair op akkerbouw. Binnen TBG18 zijn er diverse nieuwe standaarden in ontwikkeling. De Nederlandse tuinbouw heeft een toenemend belang bij deze internationale standaarden.
23 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
4
De spelers
Welke partijen zitten er achter de diverse standaarden en wat is hun onderlinge positie? 4.1
Overzicht In onderstaand overzicht zijn de diverse spelers en hun onderlinge belangen opgenomen:
Figuur: spelers en hun onderlinge verbanden
Een uitvergrote versie van bovenstaande figuur is opgenomen als bijlage B bij dit rapport. Het is niet mogelijk om precies grenzen te trekken rondom de diverse belanghebbenden. Tuinbouw Digitaal zal zich bijvoorbeeld zowel op teelt en bedrijfsvoering richten als op handel en logistiek. In bovenstaande figuur is weliswaar getracht partijen zoveel mogelijk te clusteren rondom thema’s, maar ook daarvoor geldt dat dit maar één van de mogelijke indelingen is. Zo zal het onderwerp kwaliteit zowel betrekking hebben op inspectie als op de bedrijfsvoering (van een tuinbouwbedrijf). In de volgende paragrafen zullen de belangrijkste partijen in dit netwerk.
24 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
4.2
UN/CEFACT als schakelpunt Zowel inhoudelijk als organisatorisch is UN/CEFACT een belangrijk schakelpunt: De sector is van UN/CEFACT afhankelijk voor diverse standaarden op het gebied van handel en logistiek. UN/CEFACT TBG18 bundelt diverse specifieke standaardisatie initiatieven op het gebied van de tuinbouw. Handel en logistiek Voor de tuinbouwsector is het belangrijk om bij beide goed aangehaakt te zijn. Immers: de Nederlandse tuinbouw is internationaal actief en heeft groot belang bij het goed functioneren van internationale handelsstromen. Vanuit Nederland is er betrokkenheid bij verschillende TBG’s binnen UN/CEFACT die actief zijn op dit gebied. Het gaat dan ondermeer om: TBG1 – hierin worden een aantal bassistandaarden beheerd voor handel. TBG3 – dit richt zich specifiek op logistiek TBG15 – dit richt zich o.a. op initiatieven rondom single window, wat belangrijk is bij het inrichten van processen rondom douane-aangiftes en inspecties van toezichthouders. Voor de Nederlandse tuinbouw is het van belang om deze ontwikkelingen goed te volgen. TBG18 Binnen TBG18 wordt thans gesproken over een breed palet aan standaarden. De samenhang tussen deze standaarden is niet altijd op voorhand duidelijk. Daarnaast is het werk voor veel standaarden nog gaande. Nederland wordt primair vertegenwoordigd door Frans van Diepen van het Ministerie van EL&I (Dienst Regelingen). De huidige standaarden komen bovendien grotendeels voort vanuit andere standaardisatie-initiatieven, in het bijzonder Agro EDI Europe. Binnen TBG18 zijn ook veel vertegenwoordigers vanuit Agro EDI Europe aanwezig. De huidige situatie leidt tot een aantal vragen: Nederland is vertegenwoordigd via Frans van Diepen, maar is er voldoende betrokkenheid van de Nederlandse tuinbouwsector bij TBG18? Is er een risico dat TBG18 wordt gebruikt als formeel standaardisatiekanaal voor (Franse) Agro EDI Europe standaarden? Hoewel deze vragen niet eenduidig beantwoord kunnen worden, moet duidelijk zijn dat hier zowel een kans als een risico ligt: TBG18 als kans om de Nederlandse positie op het gebied van tuinbouw informatie standaardisatie te versterken. Een risico dat anderen de Europese agenda bepalen.
25 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Een versterking van de Nederlandse inbreng in TBG18 lijkt daarmee voor de hand te liggen. Deze versterking zou dan twee aspecten kunnen behelzen: Inhoudelijke versterking: Nederland kan veel inhoud en expertise inbrengen op voor TBG18 relevante terreinen. Agendazettende rol: de Nederlandse tuinbouwsector is sterk internationaal actief en kan dus bijdragen aan het uitzetten van de koers voor TBG18.
4.3
Tuinbouw Digitaal als Nederlandse belangenbehartiger? Op dit moment loopt de inbreng richting andere initiatieven vaak vanuit sectorspecifieke standaardisatie intiatieven, zoals Florecom, Frug I Com of Edibulb. Dit heeft het risico in zich van een gebrek aan focus. Om echt een vuist te kunnen maken richting internationale initiatieven, is samenwerking en afstemming daarom onontbeerlijk. Een eerste voorbeeld hiervan is het gezamenlijk ontwikkelen van methoden voor berichtspecificaties (het project ‘Leidraad’). Voor Tuinbouw Digitaal ligt er een kans om zich internationaal te profileren als belangenbehartiger van informatie standaardisatie. Deelaspecten en sectorspecifieke zaken zouden dan ondergebracht kunnen worden bij ‘onderliggende’ initiatieven (Frug I Com ten aanzien van AGF, Florecom ten aanzien van bloemen en planten, Edibulb ten een aanzien van bollen). Onduidelijk is in hoeverre Agroconnect hier ook een rol in zou moeten hebben. In Nederland houdt Agroconnect zich bezig met standaarden in de akkerbouw en veeteelt (o.a. EDI-teelt). Aangezien internationaal de tuinbouwsector vaak ‘meelift’ met akkerbouw en veeteelt, kan het daarom mogelijk zinvol zijn om gezamenlijk naar internationale standaardisatie te kijken. Samen met Agroconnect zou dit onderzocht moeten worden.
4.4
Agro EDI Europe Agro EDI Europe beheert een breed palet aan EDI-standaarden voor de agrarische sector. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is het (op dit moment) primair een Frans initiatief, dat op een effectieve manier meerdere (Franse) initiatieven bundelt en internationaal op de kaart zet. Verschillende projecten binnen TBG18 zijn mede vormgegeven vanuit Agro EDI Europe. Ook zijn meerdere personen vanuit Agro EDI Europe actief in het Europese TBG18. Ten aanzien van Agro EDI Europe lijkt een tweeledige strategie het beste te passen: Samenwerken: door gezamenlijk initiatieven op te pakken kan internationaal vanaf de start voor een breder draagvlak worden gezorgd. Agro EDI Europe is immers goed vertegenwoordigd in TBG18. Alternatief bieden: voorkomen moet worden dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden voor situaties waar vanuit Nederland al standaarden beschikbaar zijn. Een voorbeeld van overlap is berichtuitwisseling rondom teelt: dit is zowel beschikbaar vanuit Agro EDI Europe als GS1/Frug I Com.
26 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
4.5
AgroXML Het initiatief AgroXML is beperkter van opzet dan Agro EDI Europe. Hoewel van oorsprong Duits, is de standaard recentelijk vertaald in het Engels, wat bredere toepassing mogelijk maakt. De beheerorganisatie blijft echter Duits en informeel. De internationale positie van AgroXML lijkt beperkt. Hoewel men deelneemt in TBG18, lijkt men zich vooral te richten op wederzijdse afstemming. De Nederlandse positie zou kunnen zijn: Het overnemen van (delen van) de schema’s die door AgroXML zijn ontwikkeld. Bijvoorbeeld ten aanzien van teeltinformatie. Het benutten van AgroXML als partij om draagvlak te verwerven in Duitsland.
4.6
GS1 als belangrijk platform voor handel De standaarden en de platformen van GS1 zijn voor de tuinbouwsector van groot belang, gezien de positie die GS1 heeft in de retailsector. Een goede inbedding in GS1 vergemakkelijkt daardoor de samenwerking met retailorganisaties. Aandachtsgebieden zijn ondermeer: Het gebruik van GS1 standaarden voor B2B-transacties richting retailorganisaties (primair). Inbedden van tuinbouwspecifieke coderingen in de GS1-standaarden (bijvoorbeeld productclassificaties, locaties). Het benutten van GS1 voor identificatie-toepassingen (barcode, RFID, etc.). Dit lijkt vooralsnog echter een ondergeschikt doel. De huidige positie ten aanzien van GS1 is goed te noemen.
4.7
Coderingen In dit onderzoek is niet in detail gekeken naar productcoderingen en –classificaties. Wel is geconstateerd dat dit in veel deelsector van groot belang is: Frug I Com en IFPS hebben met succes een uitgebreide productclassificatie ingebracht in GS1. Vanuit het project Codering Levend Groen en het project Linnaeus worden de productclassificaties van bloemen en planten gedetailleerd en uniform vastgelegd. Internationaal speelt ook de ISHS een rol (International Society for Horticultural Science). Het ontbreekt echter nog aan een eenduidige internationale codering, die ook terugkomt in handelsstandaarden als GS1. In een ander deelproject van Tuinbouw Digitaal wordt in meer detail ingegaan op het onderwerp codering. Ten aanzien van het onderwerp coderingen moet nu worden volstaan met de constatering dat er weliswaar sprake is van standaardisatie (b.v. via ISHS, CLG en Linnaeus), maar nog onvoldoende aan informatie standaardisatie – inbedding in standaarden voor informatie-uitwisseling.
27 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
4.8
Informatiestandaardisatie kwaliteit en inspectie versnipperd Een groot aantal partijen werkt aan kwaliteitsnormen voor tuinbouwproducten. Dit is het sterkst terug te zien in de AGF-sector, gegeven de link met voedselveiligheid. Toch is het onderwerp ook in de overige sectoren een belangrijk aandachtsgebied, met name daar waar het gaat om bestrijdingsmiddelen (beperking van het gebruik) en ziekten (voorkomen en bestrijden). Hoewel er dus enige standaardisatie is, leidt dit nog niet tot samenhangende initiatieven op het gebied van informatie standaardisatie. In de praktijk leidt dit tot een veelheid aan ‘papieren certificaten’ en ‘natte stempels’. Er ligt op dit punt dus duidelijk een kans voor Tuinbouw Digitaal om te komen tot meer samenhang. Het Client project is in zekere zin een eerste stap, maar verdere stappen zijn wenselijk. Vanuit TBG18 wordt op dit punt gewerkt een elektronische certificatie (eCert). Tuinbouw Digitaal zou – juist ook internationaal – een verbindende schakel kunnen vormen.
4.9
Samenvattend
Er is een groot netwerk van spelers, met veel onderlinge belangen. De Nederlandse inbreng is versnipperd. TBG18 ontwikkelt zich als internationaal schakelpunt voor tuinbouwspecifieke standaardisatie. Het Franse Agro EDI Europe drukt een sterke stempel op internationale ontwikkelingen. Op het gebied van kwaliteit en inspectie zijn er diverse partijen die zich bezig houden met standaardisatie, maar een regisseur voor informatie standaardisatie ontbreekt.
28 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
5
Conclusies
Hoe kan de sector nu omgaan met deze situatie? Waar liggen kansen en welke uitdagingen moeten opgepakt worden? In dit hoofdstuk zullen we hier op ingaan. Allereerst beantwoorden we onderzoeksvragen. Vervolgens doen we een aantal aanbevelingen voor vervolg. Tenslotte schetsen we een aantal kaders waarbinnen dat zou moeten plaatsvinden.
5.1
Beantwoording onderzoeksvragen
Wat is het internationale (organisatorisch) krachtenveld op het gebied van informatiestandaardisatie? Veel ontwikkelingen zijn nu nog nationaal gestuurd. Dit geldt in Nederland, maar ook in andere landen in Europa (o.a. Frankrijk, Duitsland). Vanuit platformen als UN/CEFACT TBG18 begint rondom agrarische informatie standaardisatie enige coördinatie te ontstaan. Het Franse ‘Agro EDI Europe’ speelt hier een dominante rol. Naast generieke standaarden (waar diverse Nederlanders bij betrokken zijn), zijn er ook standaardisatie initiatieven die zich op dit moment nog op het grensvlak van informatie standaardisatie bevinden. Dan gaat het om initiatieven op het gebied van productclassificaties en kwaliteit (fytosanitair / voedselveiligheid). Deels zijn deze reeds vertaald naar informatiestandaarden (bijvoorbeeld IFPS in relatie tot GS1 voor AGF), maar grotendeels ook nog niet. Voor de tuinbouwsector zijn er daarnaast een aantal initiatieven op het gebied van transport, logistiek en internationale handel die relevant zijn. Welke nationale standaarden en initiatieven zijn er op het gebied van tuinbouw informatiestandaardisatie en wat is hun internationale rol? Binnen Nederland zijn op dit moment vooral Frug I Com en Florecom internationaal actief. Frug I Com richt zich op digitalisering in brede zin en het toepasbaar maken van (internationale) standaarden voor de AGF-sector. Florecom richt zich meer op de ontwikkeling van standaarden. Gezien het Nederlandse karakter van de processen in de sector (handel in bloemen en planten) is de internationale rol beperkter. Via het Ministerie van EL&I is er een vaste vertegenwoordiging in TBG18. Wat opvalt is dat de verschillende nationale initiatieven tot nu toe slechts beperkte onderlinge samenhang kennen. Er is niet ‘een afvaardiging van de Nederlandse tuinbouwsector’, daar waar andere landen dit wel hebben. Tuinbouw Digitaal kan mogelijk een rol spelen bij het bundelen van krachten.
29 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Welke concrete mogelijkheden zijn er (in termen van ‘overlap’ en ‘witte vlekken’) om deze rol te versterken? De overlap met internationale initiatieven concentreert zich op handelslogistiek: het verhandelen van producten, verwerken van bestellingen, factureren, etc. Voor dit domein zijn er zowel internationale generieke standaarden als meerdere nationale standaarden (in Nederland en andere landen). Het verdient aanbeveling voor dit domein te kijken naar internationale generieke standaarden, omdat deze sectoroverstijgend werken en een goede aansluiting met afnemers (b.v. retail) mogelijk maken. Binnen deze generieke standaarden is het zinvol om coderingen en productclassificaties in te bedden die specifiek zijn voor de tuinbouw. Deels is dit al gebeurd (AGF), deels kan dit nog versterkt worden (bloemen/planten, bollen). Vraagstukken rondom kwaliteit en inspecties zijn nog duidelijk een witte vlek binnen de informatiestandaarden. Er zijn weliswaar veel standaarden op dit terrein, maar de vertaalslag naar informatie standaarden is beperkt. Gezien de Nederlandse ervaring, o.a. met CLIENT en in de relatie GS1/GFSI, ligt hier een kans om een voorlopersrol te claimen door met voorstellen te komen. De tuinbouwsector lijkt (anders dan via specifieke projecten) niet structureel aangehaakt te zijn bij ontwikkelingen op het gebied van internationale handel en (de daarvoor benodigde) inspecties. Gezien de internationale context van de producten in de tuinbouwsector, is het wenselijk dit te versterken. 5.2
Aanbevelingen voor vervolg Op basis van de beantwoording van de onderzoeksvragen en de overige constateringen in het rapport doen we de volgende aanbevelingen voor vervolgacties:
Blijf sterk inzetten op het inbedden van tuinbouwproductclassificaties in generieke internationale standaarden In dit onderzoek is tot op beperkte diepte gekeken naar vraagstukken op het gebied van productcoderingen en –classificaties. Hoewel dit in vervolgonderzoek verder uitgediept moet worden is al wel duidelijk dat hier nog verbeteringen mogelijk zijn. Via standaarden en systemen die bij afnemers gebruikt worden moeten de producten uit de tuinbouwsector eenvoudig gekozen kunnen worden. Voor AGF is dit inmiddels al gerealiseerd via GS1, maar voor de overige deelsectoren nog niet. Het verdient aanbeveling dit ook voor andere deelsectoren te realiseren en hierbij de ervaringen en contacten uit AGF te benutten.
Ontwikkel standaarden en specificaties voor het uitwisselen van informatie rondom kwaliteit en inspecties door de gehele keten De huidige standaarden richten zich vooral op het ondersteunen de fysieke verplaatsing van producten van leverancier via handel naar eindklant. De inbedding van informatie over kwaliteit en inspecties in deze standaarden is nog beperkt.
30 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
Voorbeelden van dergelijke informatie zijn: Teeltinformatie: informatie over de wijze van teelt, gebruikte bestrijdingsmiddelen, etc. Inspectiecertificaten: certificaten op basis van uitgevoerde kwaliteitscontroles. Deze informatie is ofwel niet/beperkt aanwezig (m.n. teeltinformatie), ofwel slechts beschikbaar via papieren documenten (m.n. fytosanitaire certificaten). Hoewel er op dit terrein al enkele stappen worden gezet (o.a. teeltbericht AGF in GS1, eCert als internationale ontwikkeling), is er meer mogelijk. Tuinbouw Digitaal is bij uitstek de plaats om dit integraal en ketenbreed op te pakken en internationaal in te bedden; Nederland kan op dit punt internationaal dan een voorlopersrol claimen.
Zoek vanuit Tuinbouw Digitaal aansluiting bij initiatieven rondom internationale handel en logistiek Internationale handel en logistiek zijn cruciaal voor de Nederlandse tuinbouwsector. Dat maakt het van groot belang om de partijen uit de tuinbouwsector goed aan te haken bij ontwikkelingen rondom single window, gecoördineerde inspecties, etc. De introductie van CLIENT is een eerste (Nederlandse) succes, dat daar uitgedragen kan worden en kan mogelijk dienen als basis voor verdere internationale standaardisatie. Geadviseerd wordt vanuit Tuinbouw Digitaal: Nadrukkelijk de ontwikkelingen te volgen en contacten te onderhouden met nationale en internationale fora op dit gebied. In het bijzonder gaat het hierbij om het volgen van de ontwikkelingen in UN/CEFACT TBG3 en TBG15, alsmede de ontwikkelingen binnen GS1. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door goede contacten te onderhouden met Nederlandse vertegenwoordigers in deze organisaties. Samen met de overheid de ervaringen met CLIENT in internationaal verband te delen. Mogelijk kunnen delen van de voor CLIENT opgestelde berichtspecificaties worden verheven tot internationale standaard (in relatie met de vorige aanbeveling rondom kwaliteit- en inspectiegegevens).
Versterk de rol van Nederland binnen UN/CEFACT TBG18; ontwikkel Tuinbouw Digitaal als Nederlandse tegenhanger van Agro EDI Europe De werkgroep TBG18 van UN/CEFACT is een belangrijk internationaal schakelpunt aan het worden voor internationale informatie standaardisatie. Het Franse Agro EDI Europe manifesteert zich daar sterk. De Nederlandse inbreng in TBG18 zou versterkt moeten worden. De inbedding moet verder gaan dan enkel een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid. Tuinbouw Digitaal zou het vehikel moeten zijn om de Nederlandse sector een nadrukkelijkere plaats te geven op het internationale toneel en zou samen met de Nederlandse overheid in TBG18 vertegenwoordigd moeten zijn. Een sterkere rol maakt het mogelijk om Nederlandse ontwikkelingen
31 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
(bijvoorbeeld op basis van de vorige aanbevelingen) internationaal tot standaard te verheffen.
5.3
Kaders voor het vervolg Om op een goede manier invulling te geven, is het gewenst ook enkele ontwikkelkaders te schetsen, die kunnen bijdragen aan de internationale positionering:
“Maak gebruik van internationale generieke standaarden, tenzij” De verleiding is vaak groot om ontwikkelingen van de grond af aan op te bouwen. Zoals geschetst in paragraaf 2.3.3 leidt dit tot een beperkte interoperabiliteit. Het is beter om primair uit te gaan van internationale generieke standaarden (maximale interoperabiliteit) en daar pas van af te wijken als er gegronde redenen toe zijn. In eerdergenoemde paragraaf worden enkele mogelijkheden geschetst. Hoewel het niet mogelijk is algemeen bindende richtlijnen te geven, zou het vertrekpunt moeten zijn dat internationale generieke standaarden worden gevolgd, tenzij dit niet anders mogelijk is.
Migreer bestaande standaarden op termijn naar internationale generieke standaarden Binnen Nederland zijn er diverse specifieke standaarden in gebruik. Denk bijvoorbeeld aan domeinspecifieke standaarden voor facturatie of logistiek. Het is wenselijk om deze standaarden op termijn te migreren naar internationale generieke standaarden, zodat de interoperabiliteit met andere landen en andere domeinen verbetert. Dit zal waarschijnlijk stap-voor-stap moeten plaatsvinden; daarom is het wenselijk deze migratie als kader te stellen.
Breng tuinbouwspecifieke uitbreidingen op internationale standaarden in bij TBG18 of andere relevante platformen, teneinde het internationale draagvlak te bevorderen. Als er tuinbouwspecifieke uitbreidingen zijn op internationale generieke standaarden, dan is het wenselijk deze ook internationaal tot standaard te verheffen. Een voorbeeld hiervan is het inbedden van productclassificaties. Door deze uitbreidingen internationaal in te brengen wordt het draagvlak groter en wordt de interoperabiliteit met partners in andere landen versterkt.
Focus bij de ontwikkeling niet alleen op de inhoud, maar ook op de adoptie De waarde van een standaard wordt sterk bepaald door de adoptie. Een stempel van Tuinbouw Digitaal, NEN of UN/CEFACT alleen is niet voldoende. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van een standaard niet alleen gekeken moet worden naar de inhoudelijke kwaliteit, maar ook naar de manier waarop de standaard kan worden geadopteerd. Idealiter zou bij iedere nieuwe ontwikkeling een adoptie plan moeten worden opgesteld, waarin staat op welke manier de adoptie wordt bevorderd.Vanuit o.a.
32 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
het Forum Standaardisatie van de Nederlandse overheid is hiertoe een handreiking ontwikkeld [24] die hiervoor als basis kan dienen.
33 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
34 / 31 TNO-rapport | Krachtenveld informatiestandaardisatie in de tuinbouwsector | 1.1
6
Referenties Verloop, C.M., Verdouw, C.N., et al. (2009) Tuinbouw Integraal Digitaal – Inventarisatie, analyse en programmavoorstel. Wageningen: LEI Wageningen UR. [2] Projectplan Tuinbouw Digitaal [3] Krechmer, K. (2008) Open Standards: a call for action. Link: http://www.csrstds.com/OpnStdsCallforAction.pdf [4] Zie www.plantform.nl [5] Horti Data Convenant [6] Priva [7] Folmer, E.J.A. en Punter, L.M. (2010) Beheer en OntwikkelModel voor Open Standaarden. Zie: www.noiv.nl/bomos [8] Stichting Elektronische Transacties Uitzendbranche. Zie: www.setu.nl [9] Hofman, W.J. (2006) EDI Handboek [10] Schrier, A., Roes, J.B.M. et al. (2010) Modelgebaseerde Ontwikkeling van Semantische Standaarden Enschede: TNO [11] Hofman, W.J. (2011) Open Linked Data Enschede: TNO [12] Frug I Com – Referentiemodel Processen in e AGF keten versie 1.1 2008 [13] Nieuwsbericht website Frug I Com [14] Hua Tan, Y. et al. (2011) Voortgangsrapportage Extended Single Window en Synchromodaliteit. Delft: TU/Delft en TNO. [15] Zie: http://www.uncefactforum.org/TBG/TBG18/tbg18.htm [16] Zie: http%3A%2F%2Fwww.uncefactforum.org%2FFMG%2FDocuments%2FVancouver %2520meeting%2F8thForum-OAG.ppt [17] Zie: www.oasis.org [18] Zie: http://www.logius.nl/producten/projecten/e-factureren/veelgesteldevragen/techniek-en-beveiliging/ [19] Eindrapport Joint Douane Challenge, Capgemini/TNO/TU-Delft [20] WCO Data Model: zie www.wcoomd.org [21] Zie: http://unstats.un.org/unsd/trade/s_geneva2011/presentations/thuam/david-hesketh-sandra-tudor.pdf [22] Zie: http://www.agroedieurope.fr/guides.php [23] Zie: http://www.agroxml.de/index.php [24] Zie: http://www.integrate-project.nl/ [1]
Bijlage A | 1/1 TNO-rapport | nummer
A
Bijlage B: Betrokken partijen
Bijlage B | 1/1 TNO-rapport | nummer
B
Bijlage A: overzicht van standaarden