Kadernota 2014 Delfland op koers Concept 1.9 8 mei 2013 voor D&H
Inhoud 1
Inleiding .............................................................................................................. 4
2
Trends en ontwikkelingen ....................................................................................... 5
3
2.1
Externe trends en ontwikkelingen .................................................................... 5
2.2
Interne trends en ontwikkelingen ..................................................................... 8
2.3
Financiële trends en ontwikkelingen ................................................................. 8
Inzicht in de programma’s ..................................................................................... 10 3.1
Schoon water ............................................................................................... 10
3.1.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................10
3.1.2
Meerjarenraming 2014-2018 ....................................................................11
3.1.3
Investeringen ........................................................................................ 11
3.1.4
Exploitatie ............................................................................................. 13
3.1.5
Risico’s .................................................................................................13
3.2
Voldoende water........................................................................................... 14
3.2.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................14
3.2.2
Meerjarenraming .................................................................................... 15
3.2.3
Investeringen ........................................................................................ 15
3.2.4
Exploitatie ............................................................................................. 16
3.2.5
Risico’s .................................................................................................17
3.3
Stevige dijken .............................................................................................. 19
3.3.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................19
3.3.2
Meerjarenraming .................................................................................... 20
3.3.3
Investeringen ........................................................................................ 20
3.3.4
Exploitatie ............................................................................................. 21
3.3.5
Risico’s .................................................................................................21
3.4
Gezuiverd afvalwater .................................................................................... 21
3.4.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................21
3.4.2
Meerjarenraming .................................................................................... 22
3.4.3
Investeringen ........................................................................................ 22
3.4.4
Exploitatie ............................................................................................. 23
3.4.5
Risico’s .................................................................................................23
3.5
Instrumenten ............................................................................................... 23
3.5.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................23
3.5.2
Meerjarenraming .................................................................................... 26
3.5.3
Investeringen ........................................................................................ 26
3.5.4
Exploitatie ............................................................................................. 26
3.5.5
Risico’s .................................................................................................27
3.6
Organisatie ..................................................................................................28
3.6.1
Trends en ontwikkelingen ........................................................................28
3.6.2
Meerjarenraming .................................................................................... 32 2
4
3.6.3
Investeringen ........................................................................................ 32
3.6.4
Exploitatie ............................................................................................. 32
3.6.5
Risico’s .................................................................................................33
Financiële ontwikkelingen ...................................................................................... 33 4.1
Algemeen ....................................................................................................33
4.2
Structurele effecten jaarrekening 2012 ............................................................ 33
4.3
Uitgangspunten en bijstellingen kadernota ....................................................... 34
4.4
Bijgestelde meerjarenraming 2014-2018 op basis van Kadernota 2014 ................ 36
Bijlagen
34
3
1
Inleiding
Het motto van voorliggende Kadernota is “Delfland op koers.” Door middel van een actualisatie van de Kadernota 2013 is de ingezette koers bekrachtigd en worden de programmadoelen voor de planperiode t/m 2018 gehaald. De investeringen die gedaan moeten worden teneinde deze doelstellingen te behalen worden altijd in onderlinge samenhang bezien. Het kader voor 2014 laat zien dat de financiële positie steeds verder verbeterd en dat de bezuiniging van € 18 miljoen wordt gehaald. Daar de positieve trend ten aanzien van financiën zich voortzet in de komende jaren, is Delfland tevens in staat om de tariefstijging verder in te perken. Voor de watersysteemheffing stijgt het tarief met 3% (was 4%), voor Zuiveringsheffing met 4% (was 5%). In reactie op de crisis en de noodzaak tot bezuinigingen neemt de bestuurlijke en ambtelijke behoefte aan samenwerkingsvormen toe. Voorbeelden hiervan zijn de samenwerking in de afvalwaterketen, bestuur in samenhang, metropoolregio, regionale samenwerkingsvormen met buurwaterschappen. De inhoudelijke doelstellingen zijn niet aangepast. De voorbereidingen voor het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021, waarin de inhoudelijke doelstellingen worden geactualiseerd, zijn in volle gang. Informatisering neemt een steeds belangrijkere positie in. De uitdagingen en de visie hierop zullen de basis vormen voor het voorstel dat voor 1 september aan de Verenigde Vergadering voorgelegd wordt. In de Kadernota 2014 is betreffende financiën nadrukkelijk een doorkijk gemaakt t/m 2027. De inzichten tonen aan dat de ingezette koers in meerjarig perspectief een gezonde situatie oplevert waarbij er niet wordt getornd aan de realisatie van doelstellingen. De uitkomst van bovenstaande exercitie is dat Delfland in staat is om in 2018 investeringen te financieren uit haar eigen middelen, in staat is om haar leningen af te lossen en een gezonde vermogenspositie op te bouwen. Het college heeft samen met de VV aan de hand van motie Dijkema c.s. aan de basis gestaan om Delfland te voorzien van een financieel solide basis. Dit punt zal bereikt worden in 2014. In 2015 zullen verkiezingen plaatsvinden. Het nieuwe college zal in samenspraak met de VV keuzes maken over de wijze waarop de beschikbare financiële middelen ingezet zullen worden. Deze keuzes zullen in samenhang worden bezien met een verantwoorde tariefsontwikkeling, vermogens-, en schuldpositie en het benodigde weerstandsvermogen. De Kadernota 2014 is de basis voor de programmabegroting 2014 en de meerjarenraming 2014-2018. De financiële kaders zijn hiermee vastgesteld en deze zullen strak gevolgd worden en herkenbaar zijn in zowel de programmabegroting als meerjarenraming.
4
2
Trends en ontwikkelingen
Delfland is een taakgerichte uitvoeringsorganisatie die ‘effectgericht, gebiedsgericht en marktgericht’ werkt. Zij draagt bij aan het realiseren van doelen van haar partners als hiermee ook een eigen doel wordt gerealiseerd. Door interne en externe ontwikkelingen in beeld te brengen, en adequaat te anticiperen, kan Delfland een doeltreffende taakgerichte uitvoeringsorganisatie blijven. 2.1
Externe trends en ontwikkelingen
Economische crisis De economische crisis heeft nog steeds invloed op Delfland. De bezuinigingen als gevolg van de crisis leiden tot vertraging en versnippering van ruimtelijke ordeningsprojecten en groenprojecten. Er ontstaan meer kleinere plannen en het is lastiger de belangen te borgen en planvorming soms na jaren weer te starten. Door de Crisis- en Herstelwet en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt er meer inzet gevraagd voor infrastructurele projecten. Om slim te kunnen aanhaken bij gebiedsprocessen is het noodzakelijk contacten te onderhouden met externe partners, hun belangen te kennen en samen te werken. Van alle betrokkenen wordt verwacht dat zij de inspanningen leveren om de geprognosticeerde investeringen ook daadwerkelijk te realiseren. Daarmee levert Delfland ook haar bijdrage om te zorgen dat de werkzaamheden in de watersector voor wat betreft het deel van Delfland niet onder druk komen te staan. De zorgwekkende toestand van de Nederlandse binnenlandse economie vraagt derhalve maximale inspanningen van Delfland. Voortgang Bestuursakkoord water (BAW) Sinds eind mei 2011 is het bestuursakkoord water officieel van kracht. Het belangrijkste doel van dit akkoord is met minder kosten en minder bureaucratie Nederland veilig te houden. Met het Rijk, de provincies en de gemeenten zijn afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden ten aanzien van waterbeheer. Delfland zal de komende jaren moeten inspelen op de volgende ontwikkelingen: Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP): De waterschappen nemen de helft van de financiering en uitvoering van het nieuwe HWBP voor hun rekening. In het laatste kwartaal van 2011 zijn concrete afspraken gemaakt. Vanaf 2015 levert Delfland een jaarlijkse financiële bijdrage van ruim 12 miljoen euro. Doordat in 2018 de bijdrage verandert en voor 10% projectgebonden zal zijn, loopt deze voor Delfland terug aangezien Delfland geen projecten heeft. Samenwerking afvalwaterketen Delfland doet onderzoek naar kostenbesparing en het vergroten van de doelmatigheid in de afvalwaterketen conform de afspraak in het Bestuursakkoord Water. Dit wordt gedaan door afspraken te maken voor intensievere en minder vrijblijvende samenwerking op Strategisch, tactisch en op operationeel niveau. De samenwerking wordt ingezet op de volgende vier sporen; I. Samenwerking gemeenten Naar verwachting worden in 2013 afspraken gemaakt over verdere samenwerking. Dit is op het gebied van investeringen, optimalisatie studies (OAS) en operationeel ten aanzien van onderhoud, wachtdienst en informatievoorziening. In 2014 staat de uitvoering van deze afspraken centraal. II. Samenwerking met Rotterdam In 2013 worden afspraken gemaakt, waarbij drie waterschappen (HHD, Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard) en de gemeente Rotterdam op de bij I genoemde thema’s zullen samenwerken, ook hier staat 2014 in het teken van de uitvoering. III. Quick-scan Het gaat om een samenwerking op het gebied van afvalwater met de drie waterschappen (Delfland, Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard). Dit traject is op ambtelijk niveau nog in de verkennende fase. Er wordt gekeken naar wat de effecten zijn als er samen wordt gewerkt op het gebied van beleid, planvorming en innovatie, gezamenlijke procesvoering en gezamenlijk onderhoud. 5
IV.
Rapport commissie PPS Na behandeling in de VV in 2013 worden adviezen onderzocht, naar verwachting zullen deze onderzoeken in 2013 en 2014 uitgevoerd worden waarna de resultaten weer voorgelegd worden aan de VV. De eventuele organisatorische consequenties voor 2014 zullen afhangen van de vorderingen in 2013 en 2014 en kunnen nu nog niet worden ingeschat. Veranderende wetgeving Het omgevingsrecht wordt herzien. Het voornemen is de Waterwet te integreren in de Omgevingswet. De Unie bereidt namens de waterschappen een reactie voor op het kabinetsstandpunt. Delfland bepleit dat geen uitholling van het juridische instrumentarium voor de waterstaatszorg mag plaatsvinden. Delfland zal indien nodig meer druk uitoefenen om haar belang te waarborgen. De verwachting is dat de nieuwe Omgevingswet niet voor 2016 in werking zal treden. Landelijk sluit Delfland aan bij uniformering van regelgeving zoals keur en beleidsregels. Bij de uitwerking is er aandacht voor de spanning tussen uniformiteit aan de ene kant en de bestuurlijke wensen tot maatwerk aan de andere kant. Herverdeling taken overheden In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt over vaarwegbeheer, grondwater, zwemwaterbeheer en muskusrattenbestrijding. Er worden vordering gemaakt op deze dossiers die in meer of mindere mate doorwerken op het totaal van verantwoordelijkheden van Delfland. Op 21 augustus 2012 is de VV geïnformeerd over de toewijzing van vaarwegbeheer en de kostenverdeling. Voor de zomer zal de VV worden geïnformeerd over de inzet van Delfland op het terrein van nautisch- en vaarwegbeheer. In de Kadernota 2015 worden de effecten voor Delfland weergegeven. De uitwerking van de afspraken met betrekking tot zwemwatertaken vindt plaats in 2013. Vergunningverlening en handhaving De druk op samenwerking neemt toe. Enerzijds op basis van eigen ambitie anderzijds als gevolg van het Bestuursakkoord water en de samenwerkingsafspraken met Rijnland, Schieland en de Krimpenerwaard en Stichtse Rijnlanden. Hoewel dit op langere termijn een meerwaarde gaat opleveren, betekent dit in 2014 en 2015 een personele investering voor de betrokken organisatieonderdelen. Bestuur in samenhang De minister van BZK heeft een nota naar de Tweede Kamer gestuurd met betrekking tot bestuur in samenhang. De VV wordt daarover geïnformeerd. In de nota staat dat er wordt gewacht op de resultaten van de OECD review groep in april 2014. De resultaten van het onderzoek moeten inzicht geven hoe er tegen de staat van de governance wordt aangekeken. Het kabinet gaat ervan uit dat de fusies bij de waterschappen doorgaan en de samenwerking uitgebouwd wordt. De komende periode komt ook het uur van de waarheid voor de samenwerking in de waterketen. Wel wordt de deconstitutionalisering van de waterschappen voorbereid. Met betrekking tot de regionale samenwerking wordt weinig gezegd in de nota Bestuur in samenhang. De ontwikkeling van de metropoolregio Rotterdam-Den Haag zet zich wel gewoon voort. De Metropoolregio beoogt door de bestaande kracht van de huidige stedelijke regio’s te bundelen de regionale economie en de internationale concurrentiekracht te versterken en de aantrekkelijkheid van de leefomgeving voor haar inwoners te vergroten. Delfland coördineert de inbreng van de betrokken waterschappen (naast Delfland ook Rijnland, Schieland en de Krimpenerwaard en Hollandse Delta), om de wateragenda te verbinden met de strategische agenda van de metropoolregio. Namens deze waterschappen is in september 2012 een zienswijze ingediend op het zienswijzedocument dat aan de gemeenteraden en de waterschappen is voorgelegd. Op basis van de reacties van de gemeenten wordt nu vooral gewerkt aan het vormgeven van een Vervoersautoriteit. Er is veel aandacht voor het versterken van de regionale economie, en de rol van kennis en innovatie daarbij. Verder wordt gewerkt aan een Groenautoriteit. Voor de dossiers Ruimte en Wonen wordt een beperkte rol gezien voor de Metropoolregio, daar zal samenwerking plaatsvinden door wisselende coalities. In de afgelopen periode is gewerkt aan een strategische agenda voor de Metropool, die op een congres op 27 maart 2013 aan de gemeenteraden is 6
gepresenteerd. Op dit congres is door Delfland benadrukt dat een duurzame en veilige inrichting een belangrijke vestigingsfactor is en dat werken aan kennis en innovaties van belang is voor de regionale economie, mede door de opleidingskansen en exportkansen. Ingebracht is verder dat de Watertafel goed past in de netwerkbenadering van de Metropoolregio. Volgend op het Metropoolcongres vindt besluitvorming in de 24 gemeenteraden plaats over de Metropoolregio, waarbij de wijze van besluitvorming voor de gemeenteraden een belangrijk aandachtspunt is. Afhankelijk van deze besluitvorming zal de ambtelijk benodigde inzet worden vastgesteld. Informatisering Informatievoorziening, ICT en informatiebeveiliging nemen een steeds belangrijkere positie in. De digitale samenleving neemt de komende decennia in omvang toe. Teneinde adequaat in te spelen op de groeiende behoefte aan betrouwbare en actuele gegevens voor het realiseren van de taken van Delfland, is een goede informatievoorziening nodig. Data1 is daarin een belangrijke bouwsteen. Met de huidige ICT-infrastructuur moet Delfland in staat zijn om gebruikers op flexibele en efficiënte wijze op elk moment betrouwbare en bruikbare informatie te leveren. Daar is een duidelijke governance-structuur voor nodig zodat data, informatie en eigenaarschap kunnen worden geborgd, verbeterd en vernieuwd. (Vervangings-) investeringsbeslissingen moeten in samenhang met de gewenste flexibiliteit en robuustheid van het data- en informatielandschap worden genomen. Hierdoor ontstaat een situatie waarin Delfland in staat is om keuzes te maken voor toepassingen die in combinatie met de gewenste data- en informatieprocessen ‘passend bij doel en gebruik’ zijn. Na het echec van de tax-i heeft Delfland aangegeven te moeten leren van de ervaringen. Dit betekent dat het de voorkeur verdient met kleine groepen trekkers te werken en gezocht wordt naar regionale samenwerkingsverbanden. Verder is van belang dat kennis geborgd wordt en blijft. De ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op waardoor vraagstukken complexer zijn geworden. Tegelijkertijd bieden de uitdagingen voor morgen zich al aan. Delfland krijgt steeds meer te maken met kaders en randvoorwaarden op het gebied van het verzamelen, vastleggen en verstrekken van gegevens. Een goede i-infrastructuur is een absolute voorwaarde voor het functioneren van Delfland. Om dit te kunnen doen is concernbrede sturing wenselijk. Delfland heeft reeds ingezet op de realisatie van een gestructureerd gegevensbeheer. Een adequate sturing vraagt echter inzet op een breder aandachtsgebied dan gegevensbeheer. Het vraagt om een regie op de processen van Delfland waarbij informatievoorziening èn IT-oplossingen een belangrijke rol spelen op het gebied van informatie- en procesinrichting. Het gaat daarom om de ICT- én de data-infrastructuur. Kortom Delfland heeft een opgave op het gebied van data- en informatie voorziening. Dit wordt veroorzaakt door: a. Externe ontwikkelingen in de samenleving en overheid waarin burgers en bedrijven verwachten op ieder moment actuele, juiste en afdoende beschermde informatie te kunnen verkrijgen, 24/7 zaken te kunnen doen en de overheid één geheel is en informatie onderling uitwisselen en ter beschikking stellen. Daarnaast wordt er in het regeerakkoord uitgegaan van vergaande samenwerking van overheden. b. De in uitvoering en geplande grote (innovatieve) ICT projecten die om Delfland brede coördinatie vragen. c. Steeds complexere applicaties die de nodige beheerconsequenties met zich meebrengen. De beheersbaarheid vraagt om regie. Het college heeft de secretaris-directeur bij de fusie van de sectoren EFZ en middelen verzocht op korte termijn een visie te geven ten aanzien van de sturing van de I-processen. ICT, de bedrijfsstrategie en de organisatie zijn daarbij belangrijke gebieden die in deze visie voldoende aandacht verdienen. Voor 1 september zal het college een voorstel hiertoe aan de Verenigde Vergadering voorleggen. De toegenomen complexiteit en de ervaringen die zijn 1
Met het begrip ‘data’ wordt in het dagelijks spraakgebruik gegevens en informatie bedoeld. Strikt genomen is data een synoniem van gegevens: feiten over objecten of subjecten binnen of buiten de organisatie. Feiten over de locatie van het object, de toestand waarin een object of subject zich bevindt of over hetgeen er met een object of subject gebeurt of is gebeurd. Van informatie is pas sprake, als de gegevens in een vorm zijn gegoten die voor mensen begrijpelijk en bruikbaar is.
7
opgedaan met tax-i vragen extra personele inspanningen in het werkveld I&A. In de kadernota 2013 is extra capaciteit beschikbaar gesteld om een aantal projecten verder te kunnen ontwikkelen. De capaciteit voor beheer&onderhoud en implementatie vraagt extra inzet. Hiertoe is een eerste reservering in deze kadernota opgenomen. In paragraaf 3.6.4 van het programma Organisatie wordt een voorlopige voorziening van € 250.000 opgenomen. Verkiezingen 2015 Gelijktijdig met de verkiezingen voor Provinciale Staten in maart 2015 zullen ook de (rechtstreekse) Waterschapsverkiezingen worden gehouden. De feitelijke uitvoering hiervan ligt in handen van de gemeenten. De door de waterschappen te treffen voorbereidingen (zoals registratie groeperingen, kandidaatstelling, communicatie) zullen voor een belangrijk deel in 2014 plaatsvinden. Het kabinet heeft laten weten dat de waterschappen moeten bijdragen aan de verkiezingen in 2015. Delfland heeft de Unie bericht het hier principieel mee oneens te zijn. In voorliggende kadernota wordt aangegeven hoe Delfland hiermee om wil gaan. Daarnaast moeten diverse activiteiten georganiseerd worden waar de verkiezingen op regionaal en gemeentelijk niveau bekend gemaakt moeten worden. Hiertoe wordt € 1 miljoen geraamd voor 2014. Voorstellen zullen dit jaar aan de Verenigde Vergadering worden voorgelegd. 2.2
Interne trends en ontwikkelingen
Waterbeheerplan 2016-2021 In de planperiode van de Kadernota 2014 zal het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021 worden opgesteld. De Zuid-Hollandse waterschappen verkennen de mogelijkheden van samenwerking bij het opstellen van de waterbeheerprogramma’s. Binnen Delfland wordt in samenhang hiermee een plan van aanpak opgesteld. Hierin wordt aandacht besteed aan het proces, o.a. timing in relatie tot de gemeenteraadsverkiezingen 2014 en de waterschapsverkiezingen in 2015, het opstellen van het nieuwe Stroomgebiedbeheerplan, de wijze waarop gemeenten (via de watertafel) hierbij worden betrokken en de afstemming met het omgevingsplan van de provincie Zuid-Holland. Er wordt ingezet op flexibele planvorm: een beknopt strategisch deel voor de planperiode en een jaarlijks te actualiseren uitvoeringsprogramma. Dit sluit aan bij de wijze waarop de planning en controlcyclus sinds de Kadernota 2011 is vormgegeven. Ter voorbereiding op het strategische deel van het nieuwe waterbeheerprogramma – WBP5 – voor de periode 2016-2021 is in september 2012 gestart met een strategische verkenning. De strategische verkenning wordt in 2013 besproken met gemeenten en andere partijen, andere waterschappen en kennisinstellingen. Voor het gesprek met gemeenten wordt daartoe de “Watertafel” ingezet. Het is de bedoeling dat Delfland en gemeenten (en waar relevant ook andere partijen) watergerelateerde dossiers in samenhang bespreken en gezamenlijk optrekken. In 2013 wordt het plan van aanpak voor de planperiode uitgewerkt. Hierin worden concrete processtappen uitgewerkt. Hierbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij lopende sporen, zodat deze in het WBP5 samen komen. Samenwerking buurwaterschappen Delfland is op diverse fronten bezig met het versterken van de ambtelijke samenwerking met de buurwaterschappen Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard. De drie waterschappen zien elkaar als preferente samenwerkingspartners, zowel op primaire taken als op het gebied van bedrijfsvoering. De algemene doelen van samenwerking zijn samen te vatten in de drie K’s: 1) kwaliteit verhogen; 2) kwetsbaarheid verminderen; 3) kostenefficiency. Op het gebied van P&O is de samenwerking reeds gestart. 2.3
Financiële trends en ontwikkelingen
Delfland is in 2010 gestart om op grond van de motie Dijkema c.s. de financiële positie te verbeteren. Een ambitiebijstelling van het WBP 4, een verlaging van de jaarlijkse investeringsvolumes, een taakstelling van € 18 miljoen op de exploitatie en een aanpassing van de belastingtarieven dienden te leiden tot een positief exploitatieresultaat in 2014 en een
8
positieve vermogenspositie in 2018. Dit alles wel in een context waarbij het op peil houden van voorzieningen (investeringen) voorop staat. Naast de genoemde maatregelen hebben ook lagere rentelasten; lagere exploitatiekosten; lagere kapitaallasten (door aanpassing nav BBVW en een lager gerealiseerd investeringsvolume) en meevallende belasting opbrengsten een positieve bijdrage geleverd aan de verbetering van de financiële huishouding. In de Kadernota 2014 is een analyse gemaakt van de extra middelen die nodig zijn om de doelstellingen van de diverse programma’s voor 2014-2018 te behalen. Deze extra middelen zijn samen met de financiële effecten van de jaarrekening 2012 en de vastgestelde meerjarenbegroting 2013-2017 vertaald naar een herzien financieel kader. In dit kader zijn de mogelijkheden verkend om de lastenverzwaringen voor de burgers te beperken zonder te tornen aan de motie Dijkema en doelstellingen van Delfland met de daarbij behorende noodzakelijke investeringen die tevens een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie. In de kadernota 2014 wordt voorgesteld om de gemiddelde tariefstijging voor de watersysteemheffing en zuiveringsheffing ten opzichte van de huidige meerjarenraming 20132017 te beperken tot respectievelijk 3% en 4% (dit was 4% en 5%). In hoofdstuk 4.4 is het effect van deze tarieven op de exploitatiesaldi, vermogenspositie en de kosten en opbrengsten per taak in beeld gebracht t/m 2018. Tabel 5 Stijging van tarieven per jaarschijf 2014
2015
2016
2017
2018
watersysteem
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
zuiveringsheffing
4,0%
4,0%
4,0%
4,0%
4,0%
Op basis van een aantal uitgangspunten is de financiële positie van Delfland, bij gelijkblijvend beleid, op de volgende onderdelen bekeken: Begrotingssaldo; Vermogenspositie; Opbrengsten, kosten en saldi per taak; Aflossingscapaciteit; Verloop van de leningenportefeuille (schuldpositie). In bijlage I is een doorkijk tot 2027 weergegeven. De gehanteerde uitgangspunten voor de doorkijk zijn: Tariefstijging tot en met 2018 van 3% voor de watersysteemheffing en 4% voor de zuiveringsheffing, na 2018 bedraagt tariefstijging voor alle heffingen 3%; Investeringsvolumes na 2018 van € 52,1 miljoen (€ 40 miljoen + € 12,1 miljoen HWBP) Positieve begrotingssaldi worden toegevoegd aan het vermogen Kasstroom wordt gebruikt om (indien mogelijk): o Investeringen te financieren uit eigen middelen; o Leningenportefeuille af te lossen. De uitkomst van bovenstaande exercitie is dat Delfland in staat is om in 2018 investeringen te financieren uit haar eigen middelen, in staat is om haar leningen af te lossen en een gezonde vermogenspositie op te bouwen. Het college heeft samen met de VV aan de hand van motie Dijkema c.s. aan de basis gestaan om Delfland te voorzien van een financieel solide basis. Dit punt zal bereikt worden in 2014. In 2015 zullen verkiezingen plaatsvinden. Het nieuwe college zal in samenspraak met de VV keuzes maken over de wijze waarop de beschikbare financiële middelen ingezet zullen worden. Deze keuzes zullen in samenhang worden bezien met een verantwoorde tariefsontwikkeling, vermogens-, en schuldpositie en het benodigde weerstandsvermogen. In meerjarig perspectief worden de volgende financiële uitgangspunten gehanteerd: Een gemiddeld meerjarig indexering van 1,5% Een gemiddelde loonkostenontwikkeling van 1,5% (CAO voor 2014 is nog niet bekend) 9
Een gemiddeld jaarlijks investeringsvolume van € 55 miljoen inclusief HWBP Een gemiddelde rentevoet van 4%. 3 3.1
Inzicht in de programma’s Schoon water
3.1.1 Trends en ontwikkelingen Kaders in beweging Veranderingen in Europese en nationale wet- en regelgeving werken door in de taken van Delfland. Vanuit de KRW komt een actualisatie van de prioritaire stoffenlijst, die doorwerkt in de monitoring, toetsing- en opgavebepaling voor de planperiode 2016-2021. Op landelijk niveau is in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) beschreven hoe de landen tuinbouwsector de komende jaren bijdraagt aan het oplossen van de wateropgave. Onder de paraplu van het DAW maakt de agrarische sector afspraken met de waterbeheerders over concrete maatregelen voor het terugdringen van nutriëntenemissies. Deze worden opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan 2016-2021. Voor de glastuinbouw is dit verankerd in het Platform Duurzame Glastuinbouw, waarin wordt gewerkt aan een nagenoeg emissieloze kas in 2027. Omgeving in beweging De dynamiek in de ruimtelijke ontwikkeling is groot en hangt samen met de stagnerende economische ontwikkeling. Om de waterkwaliteitsopgave te kunnen realiseren, is het van belang dat Delfland inspeelt op deze dynamiek en flexibel anticipeert op en participeert in ruimtelijke processen. Zo gaat Delfland bijvoorbeeld met de betrokkenen in gesprek over de aanpak om te komen tot nagenoeg emissieloze kas. In samenspraak met andere waterschappen en de provincie levert Delfland een bijdrage aan de Provinciale Structuurvisie 2013, waarin de waterkwaliteits-opgave wordt geadresseerd. Juist in deze moeilijke economische tijd kan de Kaderrichtlijn Water (KRW) een stimulans zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen en speelt de KRW een steeds grotere rol bij het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Kennis in ontwikkeling De landelijke en regionale KRW-onderzoeken werpen hun vruchten af. Eén van de resultaten is dat Delfland meer kwantitatief inzicht heeft gekregen in de nalevering van de meststoffen stikstof en fosfaat uit de waterbodem. Deze nalevering is het gevolg van jarenlange oplading met meststoffen door substantiële emissies op het oppervlaktewater. De onderzoeks-resultaten leiden tot het inzicht dat nalevering vanuit de waterbodem zorgt voor een grote nabelasting van het oppervlaktewater, die jaren kan voortduren. Dit betekent dat de effecten van emissiereductiemaatregelen, zoals het aansluiten van de glastuinbouw op de riolering, minder direct zichtbaar zullen zijn in een verlaging van concentraties meststoffen in het oppervlaktewater. Het voortzetten van emissiereductie is noodzakelijk voor waterkwaliteits-verbetering, maar een zichtbaar effect vraagt een langere adem dan voorzien, door een bufferend effect van het watersysteem. Dit geeft eens te meer aan dat voorkomen beter is dan genezen. Opgave na 2015 De afgelopen jaren is er al een flinke stap gezet op het gebied van chemie en ecologie, maar de verwachting is dat na 2015 er voor de KRW nog aanzienlijke investeringen nodig zijn. De maatregelen voor na 2015 worden uiteindelijk bepaald in het Stroomgebiedbeheerplan 20162021; de opgave voor Delfland die hieruit voortkomt wordt vastgelegd in het WBP5 20162021. Dit plan wordt in 2015 vastgesteld. Het is dan duidelijk om welke opgave voor de periode na 2015 het precies gaat en welke financiële consequenties dit exact heeft. In 2014 zullen de consequenties hiervan voor de Kadernota 2015 inzichtelijk zijn. In deze kadernota wordt in algemene zin uitgegaan van een extrapolatie van de activiteiten van de huidige planperiode. Indien hiervoor een ander uitgangspunt wordt gehanteerd, zal dit hieronder per programmalijn worden aangegeven.
10
3.1.2 Meerjarenraming 2014-2018 Investeringen x1 miljoen Programmalijn Ecologische waterkwaliteit Chemische waterkwaliteit Vismigratie Zwemwateren Lokale knelpunten Totaal
2014
2015
2016
2017
2018
6,7 0 2,5 0,2 1
8 0 1,2 1,1 2,9
3,6 0 1 0 0,9
8,3 0 1 0 0,8
6 0 1 0 0,8
10,4
13,2
5,5
10,1
7,8
3.1.3 Investeringen Ecologische waterkwaliteit Bij het uitvoeren van de KRW resultaatsverplichte maatregelen worden vijf fasen doorlopen; verkenning (kansen in beeld), planvorming, projectvoorbereiding, uitvoering en beheer. De KRW resultaatverplichte maatregelen zijn eind 2015 uitgevoerd. Voor deze programmalijn gaat het om: 17,7 ha natuurvriendelijke oevers en 10,3 ha vispaaiplaatsen, in totaal 28 ha ecologische voorzieningen. In 2012 was hiervan 4,2 ha gerealiseerd en was de gehele opgave als kansen in beeld gebracht. Voor de Westboezem is daarmee een reserve ontstaan van ongeveer 3 ha voor 2015. Eind 2013 is: Is 10 ha natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen gerealiseerd Is 10 ha natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen in uitvoering Is de resterende opgave in projectvoorbereiding Zijn alle kansen geconcretiseerd Eind 2014 is: Is 20 ha natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen gerealiseerd Is de resterende opgave in uitvoering Uiteindelijk zal eind 2015 de gehele KRW-resultaatsverplichting van de 1e planperiode gerealiseerd zijn. In 2015 is de KRW niet afgelopen; uiterlijk in 2027 zal Delfland aan de ecologische doelen van de KRW moeten voldoen. Natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen zullen daar een onderdeel van uitmaken. Gezien de omvang van deze verwachte opgave wordt voorgesteld om voor de investeringen vanaf 2016 uit te gaan van een continuering van de huidige omvang, met een daling aan het begin van de volgende planperiode vanwege de opstart van het tweede Stroomgebiedsbeheerplan. Ook zullen de in deze planperiode geïdentificeerde reserve-projecten vooruitlopend op de volgende planperiode voor 2016 als ‘geen-spijt’ maatregel gerealiseerd worden binnen het bestaande budget. Daarmee zal de opgave in de tijd worden gespreid. Vismigratie De KRW resultaatsverplichte opgave is om acht vismigratie knelpunten op te lossen voor het eind van 2015. Op dit moment zijn vier knelpunten opgelost, en zijn de overige vier knelpunten in voorbereiding; eind 2014 zullen alle vispassages zijn gerealiseerd. Begin 2014 zijn zes van de twaalf niet-KRW prioritaire vismigratie knelpunten opgelost. Voor de resterende zes knelpunten wordt voorgesteld hun prioritering te actualiseren op basis van nieuwe inzichten ten aanzien van de effectiviteit van de voorgestelde locaties. Dit resulteert in de volgende wijzigingen voor de periode tot en met 2015:
11
De vispassages bij Parksluizen en Zuidpolder van Delfgauw/TU-Delft worden niet meer gerealiseerd, respectievelijk vanwege de geringe effectiviteit en de aanstaande aanleg van het alternatief afvoertracé. Uit oogpunt van effectiviteit een extra vispassage aan te leggen bij gemaal Westland Voor het oplossen van de prioritaire knelpunten geldt een taakstellend budget. Gezien de verwachte kosten van de vispassages betekent dat ten opzichte van de Kadernota 2013 er tot en met 2015 één vispassage minder gerealiseerd gaat worden, waarmee wel alle prioritaire knelpunten zijn aangepakt. Voor de programmering voor de periode na 2015 zal deze programmalijn nadrukkelijk de structurele samenhang zoeken met de programmering van de opgave van het programma Voldoende water, daar waar deze samenwerking nu gebaseerd is op incidentele samenloop van de programmering. Ook zal in toenemende mate de focus komen te liggen op de kleinere obstakels binnen de polders. Binnen deze programmalijn wordt gebruik gemaakt van innovaties (vislift en viswering) waarvan de resultaten eind 2013 worden verwacht. Zwemwateren Overdracht van taken zwemwaterbeheer In het kader van de Wateragenda wordt gekeken naar de overheveling van de provinciale zwemwatertaken om deze in de toekomst zo efficiënt en effectief mogelijk te kunnen organiseren. Momenteel wordt een verkenning uitgevoerd tot de mogelijkheden van een nadere verdeling van deze taken in Zuid-Holland. Naar verwachting zal op basis van deze verkenning in 2013 een besluit genomen worden. Eventuele effecten op de organisatie zullen in de begroting 2014 worden meegenomen. Bacteriologische kwaliteit In 2014 en 2015 worden de laatste stappen gezet om te voldoen aan de bacteriële normen uit de EU-zwemwater richtlijn, op alle zwemwaterlocaties. Hiertoe wordt de effectiviteit van reeds genomen maatregelen gemonitord en wordt voor de overgebleven probleemlocaties een aanpak opgesteld en uitgevoerd. Blauwalgen Voor het voorkomen van blauwalgenoverlast zijn maatregelen genomen op vijf van de zes prioritaire zwemwaterlocaties. Voor één locatie zijn nog geen maatregelen voorzien, vanwege de complexiteit van de problematiek op deze locatie. Voor twee locaties worden aanvullende maatregelen genomen, indien de kwaliteitsverbetering stagneert. In 2013 worden, naast de zes prioritaire zwemwaterlocaties, andere locaties gezocht waar door het nemen van maatregelen een verbetering van de zwemwaterkwaliteit mogelijk is. Het selecteren van deze nieuwe locaties gebeurt op basis van een prioritering naar bezoekersaantallen, spreiding over het gebied, ambitie van de beheerder en technische mogelijkheden om daadwerkelijk tot kwaliteitsverbetering te komen, binnen het resterende budget. Op basis van de prioritering wordt een nieuwe lijst prioritaire zwemwateren vastgesteld. Voor (een deel van de) kansrijke nieuwe locaties worden maatregelen voorbereid en uiterlijk in 2015 uitgevoerd. Voor de periode na 2015 zijn geen investeringen voorzien en zijn er geen middelen opgenomen in de meerjarenraming. Wel wordt vanaf 2016 structureel een budget van € 200.000 voor de zwemmaatregelen in de exploitatie opgenomen. Lokale knelpunten In 2013 wordt bepaald welke maatregelen van in 2014 en 2015 worden uitgevoerd. Alle geselecteerde knelpunten zullen in 2015 zijn opgelost. Voor de jaren wordt verwacht dat aantal en omvang van de knelpunten minder zal zijn. Bekeken kan worden in hoeverre deze programmalijn in de exploitatie kan worden ondergebracht en/of er een gemeenschappelijke lijn met Voldoende water nodig is.
12
3.1.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Schoon water
2014 3.258
2015 2.991
2016 3.028
2017 2018 3.024 3.118
De resultaten die bijdragen aan de realisatie van de programmadoelen worden gerealiseerd. In 2014 vinden de volgende vermeldenswaardige ontwikkelingen plaats op activiteitenniveau. Algemeen Dossiervorming voor verantwoording van het doelgat KRW wordt voortgezet. Chemische waterkwaliteit Landelijk wordt een brede screening uitgevoerd van de chemische waterkwaliteit, waarbij meer stoffen worden gemeten dan in de reguliere analysepakketten. Delfland levert een bijdrage hieraan.. De kennis met betrekking tot de nalevering van stikstof en fosfaat uit de waterbodem wordt vertaald naar de programmadoelen chemische waterkwaliteit. De resultaten zullen worden opgenomen in de Kadernota 2015. Delfland werkt met de land- en tuinbouwsector aan de implementatie van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Dit leidt tot concrete, monitorbare afspraken over de reductie van emissies. Er wordt verkend op welke wijze Delflands waterkwaliteitsgegevens meer toegankelijk kunnen worden gemaakt voor externe belangstellenden. Actieve communicatie naar burgers en bedrijven, gericht op bewustwording, eigen verantwoordelijkheid en het bieden van handelingsperspectief. Ecologische waterkwaliteit De komende jaren zal in het teken staan van het optimaliseren van het beheer en het onderhoud hiervan, evenals het betrekken van andere partijen hierbij. Zwemwater Delfland verkent de mogelijkheden om met andere waterschappen, kennisinstellingen en laboratoria de analysemethoden voor de blauwalgenproblematiek te verbeteren. Een betere analysemethode brengt nauwkeurig in beeld wanneer op een locatie echt een probleem optreedt voor de zwemmer. Dit voorkomt onnodige waarschuwingen, negatieve zwemadviezen en tijdelijke zwemverboden. 3.1.5 Risico’s De KRW resultaatverplichte maatregelen moeten eind 2015 zijn uitgevoerd. Als dit niet wordt gehaald, is het risico dat de Europese Commissie een boete oplegt. De hoogte van de boete is niet op voorhand aan te geven. Het Rijk verwacht dat de boete gebaseerd zal zijn op niet gedane inspanningen. Dit risico wordt beheerst doordat Delfland haar inspanningen vastlegt. De totale opgave van de programmalijn Ecologische waterkwaliteit die ruimtelijk wel in beeld is, moet eind 2013 concreet met de gebiedspartners (overheden en particulieren) zijn afgesproken. Met hen moet nadrukkelijk worden samengewerkt bij het identificeren en concretiseren van kansen. Per project worden met gebiedspartners afspraken gemaakt over de rol, participatie, medewerking en steun. Het zijn deze afspraken die bepalen welke arealen in de komende jaren van de opgave worden gerealiseerd tegen welke kosten. Het risico bestaat dat niet alle geïdentificeerde kansen kunnen worden geconcretiseerd, vanwege het ontbreken van medewerking van grondeigenaren of andere tegenspoed in de gebiedsontwikkeling. Met de betrokken partijen vindt regelmatig overleg plaats, eventueel op bestuurlijk niveau, over de voortgang.
13
De GR AQUON werkt aan het verbeteren van de doelmatigheid. Dit verloopt minder snel dan was voorzien in de meerjarenbegroting AQUON 2013-2016. Voor 2013 bereidt AQUON een begrotingswijziging voor (meer kosten) en ook in 2014 zal het kostenniveau stijgen ten opzichte van de meerjarenbegroting. Voor Delfland gaat het om circa € 150.000,- voor 2014 (ruim 13%). AQUON verricht werkzaamheden voor de programma’s Schoon Water, Voldoende Water, Gezuiverd Afvalwater en Instrumenten. De kostenstijging werkt door in deze programma’s, proportioneel met de hoeveelheid afgenomen diensten (o.b.v. cijfers 2013 respectievelijk 57%, 25%, 9% en 9%). 3.2
Voldoende water
3.2.1 Trends en ontwikkelingen Klimaatverandering Naast de algemene trends en ontwikkelingen uit hoofdstuk 2 is klimaatverandering voor Voldoende water specifiek van belang. Klimaatverandering is van alle tijd, maar heeft veel invloed op de programma’s van Delfland. Voor Voldoende water betekent deze klimaatverandering meer neerslag, meer droogte en een groot effect op zoetwatervoorziening. De boezem is op orde maar het boezem watersysteem zal binnen het regulier beheer geoptimaliseerd moeten worden. In het algemeen zal de komende jaren de focus meer komen te liggen op het optimaliseren van het beheer en onderhoud van het watersysteem. Eind 2013 worden de nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI verwacht. In 2014 moet bepaald worden of en zo ja welke invloed deze hebben op mate van op orde zijn van de boezem en polders. Verkleinen kansen op overlast Coalitieplanologie De kans op overlast kan afnemen door te investeren in technische maatregelen. Daarnaast wordt de kans op overlast verkleind door het meeliften op particuliere initiatieven. Dit vraagt vanuit Delfland een andere vorm van planvorming: Coalitieplanologie (zie ook programma Instrumenten). Hierbij is het zaak om samen met de gemeenten de particuliere initiatieven te volgen, te versterken en aan te vullen. Dit betekent lang lopende beperkte capaciteitsinzet om het gebiedsproces te volgen, maar als er een oplossing voor handen is er snel capaciteit en budget beschikbaar komt. Dit betekent flexibiliteit in de randvoorwaarden. Het resultaat levert naast betere samenwerking met overheden en particulieren ook oplossingen tegen de maatschappelijk laagste kosten. Dit levert in het kader van bezuinigingen bij gemeenten ook voordelen op; door bezuinigingen vervallen grote herstructureringen en nieuwbouwontwikkelingen, maar wordt er meer aandacht besteed aan de particuliere ontwikkelingen. Aandachtspunt is evenwel dat indien tengevolge van de economische ontwikkelingen onze doelstellingen ernstig onder druk komen te staan, Delfland zich moet bezinnen of en hoe lang uitstel verantwoord is. 2013 levert de eerste ervaring op met coalitieplanologie. In 2014 wordt deze vorm van planvorming nader ontwikkeld en geëvalueerd. In de evaluatie wordt meegenomen in hoeverre het mogelijk is om knelpunten vooruit te schuiven, zonder dat er onverantwoorde risico’s worden genomen. Verbreden van de mogelijkheden Op basis van de Kadernota 2011 is een start gemaakt om knelpunten ten aanzien van risico’s op wateroverlast op een effectgerichte en gebiedsgerichte manier op te lossen. Aan deze koerswijziging wordt nu nog op verschillende manieren invulling gegeven. Twee belangrijke onderwerpen hierbij zijn de gebiedsnormeringen en vasthoudmaatregelen. Er wordt discussie gevoerd met de provincie over de vraag hoe met de knelpunten moet worden omgegaan. Een belangrijk gespreksonderwerp met de provincie zijn de knelpunten waarbij de oplossing een dusdanig forse investering vraagt, dat de baten hiertegen niet opwegen en maatschappelijk niet verantwoord zijn. Delfland heeft de provincie geïnformeerd dat de maatwerk aanpak ondermeer met gebiedsnormering een adequaat antwoord bevat om te komen tot geformuleerde doelen. Delfland zal deze aanpak de periode voortzetten. Hier is gebiedsnormeringen een oplossing voor. Afspraken hierover zijn in een afrondende fase. De hieruit voortvloeiende ontwikkeling van instrumenten, waaronder de Kosten Baten analyse 14
methodiek vraagt in 2014 inzet. Daarnaast zullen vasthoudmaatregelen steeds meer in beeld komen om de knelpunten op te lossen en te voldoen aan de normering. Dit wordt meegenomen in de beleidsnota wateroverlast en verkent in diverse innovatieve trajecten en gebiedsprocessen. Deze beleidsmatige koerswijzigingen vragen nadere uitwerking worden en er moeten instrumenten ontwikkeld worden om de koerswijzigingen verder tot uitvoering te brengen. 3.2.2 Meerjarenraming Investeringen x1 miljoen Programmalijn Optimaal regulier beheer polders en boezem Voorkomen wateroverlast polders Goede zoetwatervoorziening Totaal
2014
2015
2016
2017
2018
9,5 10,0 0
10,2 9 0
8 9 0
3,5 9 0
2,4 7 0
19,5
19,2
17
12,5
9,4
3.2.3 Investeringen Optimaal regulier beheer polders en boezem De programmalijn “Optimaal Regulier beheer” is samen met de programmalijn “Voorkomen wateroverlast boezem” bij de Programmabegroting 2013 opgegaan in de nieuwe programmalijn “Regulier beheer polders en boezem”. Door de samenvoeging heeft er verschuiving van investeringen plaatsgevonden. Daarnaast zijn aanvullende investeringen voorzien ten opzichte van de Kadernota 2013. De investeringen in deze programmalijn betreffen de vervangings- en onderhoudsinvesteringen van gemalen en andere peilregulerende kunstwerken. De verschillende investeringen die nodig zijn om de peilbesluiten te kunnen instellen (aanleggen stuwen en peilscheidingen) worden in deze programmalijn gedekt. De investeringen binnen de programmalijn worden gedaan in de volgende categorieën: Groot onderhoud gemalen Het planmatig groot onderhoud aan de gemalen is opgezet en meerjarig ingepland. Hierdoor is het effect op de meerjarige investeringsraming scherper in beeld gekomen. De investeringsvolumes zijn derhalve voor dit onderdeel gewijzigd ten opzichte van Kadernota 2013. De verhoging van de investeringsvolumes wordt voor dit onderdeel deels verklaard doordat er meer werk is ingepland en deels doordat het project gemaal Akkerdijkse polder duurder wordt dan vorig jaar was ingeschat. Uit de schetsontwerpen blijkt dat de technische uitvoering van het project meer vraagt dan initieel werd aangenomen. Duikers, stuwen, inlaten Naar aanleiding van de calamiteit bij de Nieuwkoopseweg in 2012, is gebleken dat de oude houten duikers een risico vormen. Om deze risico’s te beperken zijn extra investeringen nodig voor de vervanging van kritische risicovolle duikers. Peilbesluiten Voor het instellen van peilbesluiten is in een enkel geval plaatsing van een nieuw object vereist waarvoor financiering uit een investering noodzakelijk is. Boezem In de boezem moeten de laatste (knel)punten opgepakt worden. Het betreft de projecten/knelpunten Poelzone, alternatief afvoertracé Pijnackerse Vaart, bergboezem Berkel, het oplossen van knelpunten rondom Den Haag en het project autonoom functioneren van de boezemgemalen. De doorlooptijd van sommige projecten is langer dan de benoemde planperiode tot 2015. De projecten zijn in 2015 volledig geborgd, maar het einde van de realisatie zal 2017 zijn zoals in de Kadernota 2013 is opgenomen.
15
In de Kadernota 2013 was geen rekening gehouden met de investeringen Bergboezem Berkel en kadeverbeteringen rondom Den Haag (het alternatief dat nu wordt uitgewerkt voor de aanleg van de Driemanspolder). Door deze nu wel in de begroting op te nemen stijgt het investeringsvolume van de programmalijn Regulier beheer polder en boezem. Met de uitvoering van deze projecten is de boezem op orde voor wat betreft het oppervlaktewater en de gemaalcapaciteit. Vanuit het oogpunt van beheer zijn echter nog verdere verbeteringen aan het systeem gewenst. Hierbij valt te denken aan het “beter sturen met water” waardoor de berging in het gehele systeem wordt gebruikt en lokale peilstijgingen tegen kunnen worden gegaan. Het komend jaar worden de noodzakelijke beheertechnische aanpassingen in kaart gebracht. Daarnaast wordt er voor de zomer 2014 een VV voorstel opgesteld waarmee het bestuurlijk kader en de financiering nader worden uitgewerkt. De vernieuwing van het BeslissingOndersteuning (BOS) moet in 2014 zijn beslag krijgen om de adviezen ten aanzien van beheersmaatregelen sneller en beter te kunnen geven. Hierbij worden de adviezen t.a.v. beheersmaatregelen beter (sturen met water) en sneller (rekenkern 3Di, zie programma instrumenten). In de huidige investeringsvolumes is rekening gehouden met de vernieuwing van BOS. Voor alle specifieke applicaties benodigd voor het programma Voldoende Water worden dit jaar de beheer- en onderhoudskosten (vervangingsinvesteringen) voor de komende jaren in beeld gebracht, zodat deze in de Kadernota 2015 worden opgenomen. Voorkomen wateroverlast polders In de periode 2012 t/m 2017 worden 83 van de meest prioritaire knelpunten opgepakt. In 2012 zijn er meer knelpunten opgepakt dan verwacht. In totaal 20 (8 meer dan beoogd). Dit is gerealiseerd door het benutten van knelpunten welke met een eenvoudige oplossing snel konden worden opgelost. In 2013 worden 15 knelpunten opgelost en opgeleverd. Ook voor 2014 staan er 15 knelpunten op de planning. Dit betekent dat in de periode 2015-2017 nog 33 knelpunten moeten worden opgeleverd. Goede Zoetwatervoorziening Naar aanleiding van de studies in deze programmalijn zijn maatregelen voorgesteld om de indringing van zout water te beperken. Deze maatregelen waren niet eerder begroot. De extra investering voor deze maatregelen zijn opgenomen in de programmalijn “Regulier beheer polders en boezem” en zorgen hier voor een verhoging van het verwachte investeringsvolume. 3.2.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Voldoende water
2014 34.548
2015 33.417
2016 32.674
2017 31.730
2018 33.347
De resultaten die bijdragen aan de realisatie van de programmadoelen worden gerealiseerd. In 2014 ligt de nadruk op de volgende onderwerpen. Optimaal regulier beheer polders en boezem Deltabeslissingen In 2014 wordt toegewerkt naar de deltabeslissingen. Voor het programma Voldoende Water zijn van primair belang de delta programma’s zoetwatervoorziening en Rijnmond Drechtsteden. Daarnaast is er invloed vanuit het deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering. Voor 2014 wordt er in intensivering van de betrokkenheid voorzien richting de besluitvorming. Daarna zullen de beslissingen moeten worden uitgewerkt. Onderzoek invloed klimaat De nieuwe klimaatscenario’s van het knmi worden in 2013 verwacht. In 2014 moet bepaald worden of en zo ja welke invloed deze hebben op mate van op orde zijn van de boezem en polders. Het onderzoek vraagt circa € 50.000 in 2014.
16
Taakoverdracht grondwater In 2014 wordt verder richting gegeven aan de taakoverdracht grondwater vanuit de provincie. Als dan duidelijk wordt hoe de taakverdeling ten aanzien van grondwater wordt vormgegeven kan dit worden vertaald naar wat nodig is in de organisatie. De verwachte uitkomst lijkt op dit moment een integrale verantwoordelijkheid te worden voor de waterschappen. Vanuit deze verantwoordelijkheid kunnen de waterschappen zich ook beter positioneren op de thema’s die in de ondergrond spelen. Kennisvragen Er blijft de mogelijkheid om capaciteit beschikbaar te stellen voor kennisvragen en methodiekontwikkeling, waardoor Delfland goed kan inspelen op de toekomstige vragen van het waterbeheer. Kostenbesparing T.a.v. kostenbesparing en (eventueel) duurzaamheid wordt een groot gedeelte van de polder gemalen in het TA (technische automatisering) geprogrammeerd om zoveel als mogelijk op specifieke tijden te draaien. Mede in het kader van het nieuwe werken en de noodzakelijke vervanging van het instrumentarium worden de thuiswerkplekken Peilbeheer en de laptops van de buitendienstmedewerkers vervangen. Beheer en onderhoud watergangen en waterkeringen Uitvoeren van het dagelijks en buitengewoon onderhoud aan de watergangen op basis van de onderhoudsprogramma’s voor het krozen & zuiveren en het onderhoudsbaggeren. Advisering over onderhoud en waterkwaliteitmaatregelen (is voornamelijk voor optimaliseren baggerproces.) Het onderhoudsproces effectiever en efficiënter inrichten, ondersteund door een onderhoudbeheersysteem. Mogelijkheden nadere samenwerking met andere overheden en externe partijen op onderhoudsgebied onderzoeken. Uitgangspunten daarbij zijn efficiëntie en lagere maatschappelijke kosten. Op 21 augustus 2012 is de VV geïnformeerd over de toewijzing van vaarwegbeheer en de kostenverdeling. Voor de zomer zal de VV worden geïnformeerd over de inzet van Delfland op het terrein van nautisch- en vaarwegbeheer. In het kader van de Invoeringswet Waterwet is met de provincie Zuid-Holland o.a. afgesproken dat waterbeheerders bij gaan dragen in het onderhoud van de vaarwegen. Het onderhoud van vaarwegen betreft baggeren, onderhoud van oevers en onderhoud aan sluizen. Conform een inmiddels bestuurlijk vastgestelde verdeelsleutel gaat Delfland naar verwachting vanaf 1 januari 2014 jaarlijks circa € 160.000 (incl. BTW) bijdragen. Deze bijdrage voor het vaarwegbeheer wordt vanaf 2014 opgenomen in de begroting en meerjarenraming voor het onderhoud van watergangen. Delfland ontvangt ook een bijdrage vanuit de provincie waardoor het financiële effect van deze bijdrage neutraal is. 3.2.5 Risico’s Inhoudelijk risico Het later in de tijd aanpakken van (inhoudelijke) risico’s van een aantal knelpunten2 in de polders van Delfland is beperkt. De knelpunten die later dan 2015, maar vóór 2017, worden opgepakt liggen met name in graslandpolders in Midden Delfland en in een aantal polders in het Oostland. De kans op wateroverlast is weliswaar groter in deze polders, het betreft echter niet de grootste knelpunten (grootste kans en de grootste schade), maar de resterende knelpunten (20) die minder vaak optreden en minder schade geven. De knelpunten in de polders in Midden Delfland geven in algemene zin weinig schade omdat dit vooral graslandpolders betreft en het om relatief kleine knelpunten gaat (zoals te krappe duikers, watergangen etc.) 2
Het betreft hier dus de laagste twintig prioritaire knelpunten van de in totaal 83 prioritaire knelpunten uit het programmaplan Voldoende Water 2012-2015
17
De knelpunten in het Oostland liggen in polders met meerdere soorten landgebruik (grasland, glastuinbouw en stedelijk gebied). De schade door het later oplossen van deze knelpunten zal ook hier beperkt zijn, extra aandacht bij het beheer van deze polders is echter gewenst. Deze aanbeveling komt o.a. voort uit de evaluatie van de hevige regenval van 14 juli 2011. Om de beperkte verhoging van het risico op wateroverlast te beheersen maakt Delfland gebruik van onderstaande maatregelen. De Technische Automatisering van de waterbeheersing (TA) wordt reeds optimaal benut. Deze is op 1 januari 2012 afgerond en geeft meer mogelijkheden in het voorkomen van wateroverlast in de polders. Voor grote verwachte hoeveelheden neerslag kan direct gestart worden met intensievere bemaling of aflaat. Doordat de buitendienst medewerkers niet meer naar de geautomatiseerde gemalen, stuwen en inlaten gaan, maar hun aandacht op de secundaire (niet) geautomatiseerde stuwen en inlaten richten, is significante tijdwinst behaald bij het verlagen van de waterpeilen in de polders (voormalen). Ook tijdens onvoorziene of onverwachte grote neerslaghoeveelheden kan met TA snel geconstateerd worden hoe de waterpeilen reageren waarop direct op afstand gereageerd kan worden; bijvoorbeeld de pompen voluit laten draaien en/of stuwen te verlagen c.q. verhogen. Tijdens calamiteiten kan sneller en beter geacteerd worden op veranderende omstandigheden. Polders opnemen als aandachtspolders in neerslagprotocol. De polders met knelpunten die tussen 2015 en 2017 worden opgepakt tijdelijk aanmerken als ‘aandachtspolder’ in het neerslagprotocol. Bij de ‘aandachtspolders’ in het neerslagprotocol wordt eerder voorgemalen, waardoor het risico op wateroverlast kleiner wordt; Polders intensiever beheren. De polders met knelpunten die tussen 2015 en 2017 worden opgepakt tijdelijk intensiever monitoren, schouwen en schonen, zodat het risico op wateroverlast wordt verkleind. Juridisch risico Delfland voert cf de kadernota maatwerk uit ten aanzien van het op orde brengen van de polders. Waar de polders nog niet op orde zijn voorziet het programma in tijdelijke voorzieningen om te voorkomen dat een calamiteit optreedt. De provincie is geïnformeerd dat met de maatwerk aanpak effectief gestuurd wordt op droge voeten. Delfland gaat ervan uit dat onze aanpak door de provincie onderschreven zal worden. Tot die tijd is er een theoretisch juridisch risico. Financieel risico In het project ‘Het Nieuwe Water’ (gemeente Westland) zijn er kansen om op termijn 75.000 m3 extra boezemberging te realiseren. De hoogte van een financiële bijdrage van Delfland en het jaar van investeren zijn nu nog niet te bepalen en afhankelijk van ontwikkelingen binnen het project. Investeringen voor dit project zijn niet in het investeringsvolume voor deze kadernota opgenomen. Capaciteitsrisico In het onderzoek naar de mogelijke samenwerking met gemeenten kan het zijn dat de optimale vorm van samenwerken tegen de grenzen van capaciteit en/of financiële kaders van Delfland aanloopt. Het betreft hier enerzijds de personele capaciteit ten behoeve van de planvorming en anderzijds de personele capaciteit voor de uitvoering. In het geval de kosten te hoog worden zal hierover eerst een bestuurlijke afweging moeten plaatsvinden.
18
3.3
Stevige dijken
3.3.1 Trends en ontwikkelingen Primaire waterkeringen Kust Het provinciaal beheerplan Natura 2000 zal grote invloed hebben op het onderhoud en het monitoren van de kust. In het Natura 2000 gebied, wat het overgrote deel van het duingebied van de Delflandse kust beslaat heeft Delfland nu een opgave ten aanzien van de Natura 2000 doelstellingen op het gebied van natuurontwikkeling. Het onderhoud van het duingebied zal dynamischer worden. De natuurlijke processen verlopen daarbij, al dan niet gestimuleerd, zoveel mogelijk ongestoord. Het betekent dat het onderhoud meer situationeel wordt wat ook een aangepast monitoring instrumentarium met zich mee brengt. Binnen dit gebied heeft Delfland de coördinatie van de gegevensstromen van diverse beheerders op zich genomen om overlap van werk te voor komen. Dit staat nog in de kinderschoenen en zal verder ontwikkeld moeten worden waarbij ontbrekende stukken nog ingevuld moeten worden. Het brede strand en de zandmotor hebben verwachtbaar op het dynamische onderhoud een positieve invloed en geeft voor Delfland weinig extra kosten. Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma Het conceptprogramma van het nHWBP is gereed. Daar het belangrijkste criterium voor de prioritering “veiligheid” is, betekent dit dat Delflandse projecten geprogrammeerd zijn voor de periode na 2020. Delfland moet een besluit nemen of de uitvoering nog voor 2020 plaatsvindt op eigen initiatief. Met het nHWBP zullen alsdan afspraken gemaakt worden over de financiering. Regionale waterkeringen Kadestrekkingen De komende jaren moeten diverse complexe kadestrekkingen ( o.a. met wegen en particuliere tuinen) opgehoogd worden in het kader van buitengewoon onderhoud. Waterveiligheidsrisico’s In 2012 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de waterveiligheidsrisico’s bij de te verbeteren dijk/kadevakken. De te nemen beheer- en/of noodmaatregelen om de risico’s af te dekken worden de komende jaren geïmplementeerd. Druk op ruimte De druk op de ruimte blijft onverminderd hoog. Ook op en rond waterkeringen zijn er steeds meer initiatieven en activiteiten. Toetsproces kadestrekkingen In het kader van het Bestuursakkoord water vindt een uitwerking plaats voor onder meer het toetsproces van kadestrekkingen. Normering waterveiligheid De normering waterveiligheid zal naar verwachting (pas) in 2017 gewijzigd worden. In de jaren erna zal er opnieuw getoetst worden en wordt bepaald of er nog een opgave tot verbetering ligt. Toetsing regionale keringen De toetsing van de bijzondere waterkerende constructies, waterkerende kunstwerken en niet waterkerende objecten is nog niet uitgevoerd. Hiermee gaat gestart worden en de eindrapportage zal in 2020 plaatsvinden. In de komende jaren zullen we beelden kunnen schetsen van wat deze toetsing betekent voor Delfland. 19
Overige waterkeringen Naar verwachting zullen de komende jaren op beperkte schaal verbeteringswerken uitgevoerd worden met het oog op de grondwateronttrekking in Delft Noord. Door het uitvoeren van verbeteringswerken vermindert het belang van Delfland bij instandhouding van deze onttrekking. Hierover zal nog aparte besluitvorming plaatsvinden. 3.3.2 Meerjarenraming Investeringen x1 miljoen Programmalijn Primaire keringen - verbeteringen Regionale keringen - kadeverbeteringen Regionale verbeteringen - op hoogte brengen HWBP Overige investeringen Totaal
2014
2015
2016
2017
2018
0,2 7,5 3 8,7 0,9
1,6 3,4 6,3 12,1 0
0 5,2 2 12,1 0
0 2 2 12,1 0
0 2 3 12,1 0
20,3
23,4
19,3
16,1
17,1
3.3.3 Investeringen Het investeringsvolume wordt gebruikt voor het verbeteren en op hoogte brengen van regionale keringen en de bijdrage aan de financiering van het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). Primaire waterkeringen Als het gaat om de primaire keringen moet nog 1,1 kilometer Delflandse Dijk op orde gebracht worden. Met het nHWBP hebben gesprekken plaatsgevonden om deze strekkingen vooraan in de programmering op te nemen. Binnen het nHWBP is ervoor gekozen om de meest risicovolle projecten voorrang te verlenen. Met het programmabureau nHWBP en de andere waterschappen worden nog gesprekken gevoerd over een regeling waarbij de waterschappen eigen projecten voorfinancieren. In dat kader is er nochtans vanuit gegaan dat de kadestrekking langs de Delflandse Dijk uiterlijk in 2015 op orde wordt gebracht. De Unie heeft een werkgroep laten kijken naar de verwerking van de bijdrage in de exploitatie en/of de investeringen. De ledenvergadering kan geen uniforme lijn voorschrijven. Er is naar de waterschappen aangegeven dat indien het niet in de exploitatie wordt verwerkt de afschrijvingstermijn op 5 jaar gesteld zou moeten worden. Delfland kiest er vorm om de huidige afschrijvingstermijnen te houden op 20 jaar. Kortere termijnen leiden tot opwaartse druk op de tarieven. Regionale waterkeringen Conform planning zijn de risicovolle regionale keringen in 2015 op orde. In 2014 wordt circa 4 km regionale keringen daadwerkelijk verbeterd. In 2015 is dat circa 3 km en wordt er een aanvang gemaakt met de voorbereiding van de minder risicovolle keringen. In de Kadernota 2013 – 2017 was ingeschat dat in de periode 2015-2020 nog 15 kilometer kadestrekkingen op orde moet worden gebracht. Een verdere verfijning van de toets laat aanzien dat het aantal kilometer kadestrekkingen fors lager zal uitvallen. Rond de zomer 2013 is dit meer duidelijk. In 2013 heeft een herijking plaatsgevonden wat betreft de opgave buitengewoon onderhoud. De aangepaste opgave levensduurverlengend onderhoud is begroot en wordt ingepland en uitgevoerd in de periode t/m 2020. Naar verwachting zullen in 2014 vervangingsinvesteringen plaatsvinden aan enkele sluisconstructies die in beheer en onderhoud zijn van Delfland. De omvang van deze investeringen bedraagt naar verwachting circa € 900.000,-.
20
3.3.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Stevige dijken
2014 10.925
2015 11.747
2016 12.777
2017 2018 13.594 14.431
De resultaten die bijdragen aan de realisatie van de programmadoelen worden gerealiseerd. De realisatie van het buitengewoon onderhoud vraagt veel inzet vanuit de organisatie. Dit geldt zowel voor de meer organiserende kant, als voor de uitvoering. De opgave voor het buitengewoon onderhoud drukt enerzijds op de investeringskant (levensduurverlengend onderhoud) en anderzijds op de exploitatie. Om de volledige opgave (inclusief de strekkingen die de komende jaren onder de norm komen) in 2020 op orde te hebben, zal naar verwachting een extra impuls gegeven moeten worden. De financiële (en personele) consequenties zullen in de begroting 2014 (MJR 2014-2018) inzichtelijk gemaakt worden. De bediening van de Vlaardinger 3-sluis verloopt nu niet efficiënt. In 2014 zal in kaart gebracht worden hoe deze sluis optimaal kan functioneren. Om de bediening optimaal te regelen zijn wellicht extra financiële middelen benodigd. 3.3.5 Risico’s Primaire waterkeringen Als Delfland ervoor kiest om de 1,1 kilometer Delflandse Dijk op basis van voorfinanciering op orde te brengen voordat een financiële afspraak met het nHWBP bekrachtigd is, loopt Delfland de kans dat de verbeterkosten niet worden vergoed. Regionale waterkeringen De toetsing van de bijzondere waterkerende constructies, waterkerende kunstwerken en niet waterkerende objecten (NWO) is qua kosten nog niet in te schatten. De wijze waarop NWO’s
worden getoetst zou kunnen leiden tot een reductie van de kosten. Kadestrekkingen De bezuinigingen bij wegbeheerders kunnen gevolgen hebben voor de programmering van deze kadestrekkingen. Vanuit de toetsing van niet waterkerende objecten (onder meer bomen, lantaarnpalen, tuinhuisjes) kan er een opgave komen voor het verwijderen van deze objecten danwel het het verder verbeteren van de keringen. Buitengewoon onderhoud De opgave buitengewoon onderhoud tot 2020 is nog groot. Om de achterstand in te lopen kan het noodzakelijk zijn dat zowel financieel als qua bemensing een impuls nodig is. Overige waterkeringen In 2012 is er een verkenning gedaan naar het in kaart brengen van de overige keringen. In 2013 is een plan van aanpak opgesteld en wordt onderzocht wat het nut en de noodzaak is om de overige keringen te normeren. Dit is een stap in het proces om de opgave duidelijk te krijgen. De provincie doet een onderzoek naar nut en noodzaak van de binnenwaterkering (Maasdijk). Afhankelijk van de uitkomsten is het mogelijk dat de binnenwaterkering (Maasdijk) aan een hogere veiligheidsnorm moet voldoen wat tot kosten voor Delfland kan leiden. 3.4
Gezuiverd afvalwater
3.4.1 Trends en ontwikkelingen Akkoord UvW en VNG 21
Het akkoord “Gezamenlijke doelgerichte aanpak afvalwaterketen” tussen VNG en UvW richt zich op het bereiken van besparingen in de afvalwaterketen. Het akkoord is overgenomen in het Bestuursakkoord Water en biedt een kans voor verdere kostenbesparing, te bereiken in 2020. De implementatie van het Bestuursakkoord Water met betrekking tot de samenwerking in de afvalwaterketen loopt. De in dit proces te maken keuzes voor toekomstige organisatievormen in bouw en beheer van de afvalwaterketen kunnen invloed hebben op de organisatie van Delfland. In de loop van 2013 zal er meer duidelijkheid komen over de te maken keuzes. Op dit moment zijn de mogelijke effecten van te maken keuzes in de samenwerking in de afvalwaterketen nog niet in deze kadernota meegenomen. Op een aantal onderwerpen wordt al samengewerkt in de afvalwaterketen: Delfland voert onderhoud uit voor gemeentelijke gemalen. De gemeente vergoedt de kosten. Dit is een praktische vorm van samenwerken. Deze samenwerkingsvorm past ook in de implementatie van het akkoord tussen VNG en Unie en wordt daarom verder uitgebouwd. Vanuit de voorschriften van de Wet milieubeheer en Besluit lozen buiten inrichtingen(Blbi) wordt er met gemeenten samengewerkt bij het opstellen van rioleringsplannen. Met een aantal gemeenten wordt samengewerkt aan de optimalisatie van het afvalwatersysteem(OAS). Hierbij kan gedacht worden aan: afstemmen van de investeringen, gezamenlijke communicatie, terugdringen rioolvreemd water. Vanuit de wens tot verbeteren van de doelmatigheid wordt het aanbod van rioolvreemd water in de afvalwaterketen tegen het licht gehouden. Hierbij wordt gestreefd naar het leggen van kosten daar waar ze horen. Bij oplossingen wordt mede gekeken naar de laagste maatschappelijke kosten. De riolering kent een eigen doelbelasting waardoor hoogte van bezuinigingen bij de gemeentes op dit beleidsdossier over het algemeen relatief meevallen. Zuiveringseisen Op termijn worden zuiveringseisen mogelijk aangescherpt met betrekking tot hormoonverstorende stoffen, medicijnresten en bestrijdingsmiddelen, echter naar verwachting niet in de huidige planperiode. Onderzocht wordt of het niet meer uitbesteden van het onderhoud aan de Individuele Behandeling Afvalwater systemen (IBA) binnen Delfland van meerwaarde kan zijn voor de organisatie. Daarbij wordt onderzocht of het jaarlijkse onderhoud en beheer (€100.000,-) efficiënter en daarmee goedkoper uitgevoerd kan worden door dit in eigen beheer te laten uitvoeren. Duurzaamheid Ingezet wordt op mogelijkheden voor terugwinnen van water, energie en grondstoffen uit de afvalwaterstroom. 3.4.2 Meerjarenraming Investeringen x1 miljoen Programmalijn Transporteren Zuiveren Doelmatigheid Publieke private samenwerking Totaal
2014
2015
2016
2017
2018
0 0 0,6 2,4
0 0 0,8 0,3
0,5 0,5 0,1 0,2
0,5 0,5 0,1 0
0,5 0,5 0,1 0
3
1,1
1,3
1,1
1,1
3.4.3 Investeringen Het jaarlijks investeringsvolume neemt steeds verder af. De investeringen in de planperiode voor programmalijn Publiek Private Samenwerking zijn gerelateerd aan het afronden van het AHR-project. Het gaat om nieuwbouw en renovatie van 22
de laatste twee gemalen: Morsestraat en Scheveningen. Na realisatie worden deze gemalen overgedragen aan Delfluent. De investeringen voor programmalijn Zuiveren zijn voor vervangingen van een slibontwateringsinstallatie, gerelateerd aan de afvalwaterzuiveringsinstallaties in regio Zuid. De, beperkte, investeringen voor programmalijn Doelmatigheid zijn onderdeel van projecten die bijdragen aan verbetering van doelmatigheid en duurzaamheid. Deze investeringen voor de twee laatstgenoemde programmalijnen betekenen geen substantiële toename van beheer en onderhoud voor de Delflandse organisatie. De realisatie van investeringen zal conform planning verlopen. De investeringsprojecten zijn in uitvoering. Afwijkingen in de planning ontstaan tijdens de uitvoering van het project en hebben geringe tot geen invloed op de realisatie van de programmadoelen. Daar waar invloed op de doelen is worden tijdelijke maatregelen genomen. 3.4.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Gezuiverd afvalwater
2014 106.865
2015 107.219
2016 108.787
2017 2018 107.977 107.910
De doelen van de programmalijnen Transporteren, Zuiveren en Publiek private samenwerking worden grotendeels gerealiseerd door werkzaamheden die vallen onder de exploitatie. De programmalijn Doelmatigheid en duurzaamheid richt zich op alle activiteiten die verbeteringen kunnen brengen in het reguliere zuiveringsproces. Binnen de randvoorwaarden die Delfland hanteert (investeringsvolume, taakstelling op exploitatie en op formatie) krijgt het reguliere proces van zuiveren van afvalwater voorrang. Dit proces is onderhevig aan wettelijke bepalingen waarvan niet eenvoudig kan worden afgeweken. Voor de goede gang van zaken zijn hier ook ondersteunende activiteiten nodig (bijvoorbeeld gegevensbeheer). Deze activiteiten zijn onmisbaar. Vervolgens richt de aandacht zich op het behandelen van de voorkomende grote dossiers. Voorbeelden zijn de implementatie van het akkoord Unie – VNG en de afspraken met HVC voor slibverwerking. Te weinig aandacht voor deze dossiers zou zich al snel vertalen in nadelige gevolgen voor Delfland. Voldoende aandacht voor deze dossiers daarom noodzakelijk. De meest kwetsbare activiteiten zijn die, die zich bevinden in de programmalijn Doelmatigheid en die zich richten op optimalisatie in werkwijze en processen. Op de lange termijn zijn deze activiteiten belangrijk voor het bereiken van optimalisatie. De financiering van de activiteiten die hiermee gemoeid zijn zal gedekt worden uit de zuiveringstaak. 3.4.5 Risico’s Behoudens de volgende, in de jaarrekening 2012 beschreven, risico’s: OZB-Harnaschpolder, Jaagpadleiding, verleggen persleidingen, Exploitatiebijdrage Vastgoedzone, gemaal Hogeveld zijn er geen nieuwe risico’s te melden. 3.5
Instrumenten
3.5.1 Trends en ontwikkelingen Veranderingen in omgeving, veranderingen in planvormingsprocessen De economische crisis heeft nog steeds invloed op Delfland. De bezuinigingen als gevolg van de crisis, leiden tot vertraging en versnippering van ruimtelijke ordeningsprojecten en groenprojecten. Er ontstaan meer kleinere plannen, het wordt lastiger om mee te koppelen en het vraagt meer overleg om de belangen te borgen. Dit zorgt ervoor dat Delfland plannen gedurende een langere periode moet volgen, meer aan de voorkant betrokken moet zijn en 23
snel moet schakelen om de kansen te benutten als ze ontstaan (coalitieplanologie). Dit vraagt zowel continuïteit als flexibiliteit in capaciteit en organisatie. De omgeving (partners) stelt bovendien steeds hogere eisen aan, en betrokkenheid bij projecten van Delfland waardoor er meer proces- en omgevingsmanagement nodig is. De voorbereiding van en het investeren in (gebieds)processen wordt steeds belangrijker om in de uitvoering niet op blokkades en weerstand te stuiten. Naast de inrichting speelt ook de doorwerking naar beheer en onderhoud in planprocessen een rol. Door de Crisis- en Herstelwet en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt er meer inzet gevraagd voor infrastructurele projecten. Om slim te kunnen aanhaken bij gebiedsprocessen is het noodzakelijk contacten te onderhouden met externe partners, hun belangen te kennen en samen te werken. Dit om de belangen van Delfland vroegtijdig in planvormingsproces in te brengen. Waterplannen Het college heeft aandacht besteed aan de positie van de waterplannen in het planproces van WBHP5 en de p&c cyclus. De waterplannen cq. de uitvoeringsprogrammas maken integraal onderdeel uit van de p&c cyclus. Met gemeenten worden afspraken gemaakt om de integratie in de p&c cyclus van de betreffende gemeente en Delfland te borgen. Er is al eerder besloten de komende tijd in principe niet mee te werken aan het opstellen van nieuwe waterplannen, maar de nadruk te leggen op het actualiseren van de uitvoeringsprogramma’s. Bij deze actualisaties is voor Delfland de inhoud uit de programma’s leidend en vormt het waterplan slechts één van de instrumenten om de samenwerking met de gemeenten vorm te geven. Het waterplan en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is voor sommige gemeenten hèt kader waarmee zij afspraken met Delfland maken. Daarnaast is het de basis voor gemeentelijke financiële investeringen en het middel voor de communicatie over water met het gemeentelijk bestuur. Na aantal jaar van focus op de uitvoeringsprogramma’s is bij een aantal gemeenten de wens ontstaan om in 2014 te starten met het opstellen van een (beknopt) waterplan met een lange termijn visie en een realistisch en doelmatig uitvoeringsprogramma. Indien dit speelt zal de keuze om hieraan mee te werken worden besproken met het bestuur en zal de inzet hiervoor inzichtelijk worden gemaakt. Omgevingswet Delfland krijgt te maken met een nieuwe Omgevingswet. Met deze wet wordt beoogd om op integrale wijze een veilige, gezonde, en duurzame leefomgeving te creëren en de voorschriften en procedures in de ruimtelijke ordening te vereenvoudigen. In februari 2013 is een toetsversie van de wet naar de toetsende instanties gezonden. Het ligt in de bedoeling om nog in 2013 een concept wettekst naar de Tweede Kamer te sturen. De Omgevingswet gaat uit van samenwerking en indien nodig van een toezichtrelatie. Vanwege het karakter van de wet (een integrale kaderwet) zal uitwerking van de wet plaatsvinden via nog te ontwikkelen algemene maatregelen van bestuur en verordeningen. De verwachting is dat Delfland nog actiever moeten worden om aan de voorkant van het ruimtelijk proces aan te haken. De regelgeving van Delfland (keur, beleid enz.) moet voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden aangepast tot een waterschapsverordening. Tevens moeten er nieuwe onderwerpen zoals de vergunningverlening, vormgeving legger, digitale vaststelling -in samenwerking met gemeenten- worden uitgewerkt. Uitgangspunt van de Omgevingswet is dat zoveel mogelijk in Algemene regels wordt geregeld en zo min mogelijk met een omgevingsvergunning. Algemene regels kunnen worden uitgebreid met de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften en het toestaan van gelijkwaardige maatregelen. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, vereist dat een meer proactieve houding en zwaardere motivatie last van Delfland. De samenwerking tussen de overheden wordt door de verankering van bevoegdheden (waterschap) in de omgevingswet nog belangrijker. Er liggen volop kansen om deze samenwerking met de gemeenten en de dienstverlening aan de burgers nog verder te verbeteren.
24
Voor de langere termijn heeft de Omgevingswet impact op de bestaande organisatie en werkprocessen. Het gaat hier om de eigen werkprocessen, maar ook de samenwerking met gemeenten en provincie zullen deels wijzigen. Ervaringen uit het verleden (Waterwet, Flora en faunawet) maken duidelijk dat de impact en de hoeveelheid werk sterk zal toenemen. Het is belangrijk om bij de (juridische) uitwerking van de Omgevingswet in AMvB’s, en de regionale en lokale verordeningen, eveneens goed betrokken en geïnformeerd te zijn. Aan de voorkant input leveren en zorgen voor een adequate lobby helpt om als waterschap een goede positie in de regio te blijven behouden. Digitale dienstverlening De samenleving vraagt in toenemende mate van overheden om zich klantgericht en dienstbaar op te stellen en verwacht hierin steeds meer van de digitale ontwikkelingen. Delfland stelt één digitaal loket in voor E-dienstverlening, sluit aan bij het OmgevingsLoket Online (OLO) en ontwikkelt een front- mid- en backoffice. Door transparant te werken en naar een kwalitatief goede (digitale) dienstverlening te streven voldoet Delfland aan de wettelijke verplichtingen en het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-Overheid (NUP). De ontwikkeling van digitale instrumenten zoals een digitale frontoffice en een goede organisatie van het gegevensbeheer versnellen de samenwerking. Met het verder benutten van interactieve communicatie zoals social media (o.a. Twitter) en webcare3 speelt Delfland direct in op ontwikkelingen en kan het gericht doelgroepen benaderen. Het communicatie-instrument kan doel(groep) gerichter ingezet gaan worden. Gegevensbeheer In het komende jaar worden de basisgegevens van het watersysteem op orde gebracht en borgt de organisatie het gegevensbeheer. E-dienstverlening Vanuit het project E-dienstverlening wordt een diversiteit aan (deel-)producten opgeleverd. Concreet betekent dit de implementatie van het zaakgericht werken ondersteund door een zaaksysteem; de invoering van Servicenormen; de inrichting van een nieuwe website; een klantcontactcentrum en de aansluiting op de zogenaamde Basisregistraties. Al deze ontwikkelingen hebben tot doel om de externe dienstverlening te optimaliseren, de interne efficiency te vergroten en de samenwerking binnen Delfland te ondersteunen. Binnen verschillende deelprojecten wordt samengewerkt met het Hoogheemraadschap van Rijnland en met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard. Er bestaat een afhankelijkheid van andere ontwikkelingen binnen Delfland zoals gegevensbeheer, digitaal samenwerken, de toekomst van IRIS en Het Nieuwe Werken. Er wordt op regelmatige basis afstemming gezocht om te komen tot de meest optimale oplossing voor Delfland. IRIS Delfland gebruikt al sinds een aantal jaren het geografisch informatiesysteem IRIS . IRIS is een informatiesysteem in gebruik bij een aantal van Delflands primaire processen en heeft een sterke relatie met (geo) gegevensbeheer. De afgelopen maanden is intensief gekeken of aanpassingen van dit systeem ‘op leeftijd’ aan nieuwe ontwikkelingen en wensen een realistische optie is. Duidelijk is geworden dat het niet rendabel en effectief is om de huidige applicatie verder te ontwikkelen. Er is breed draagvlak onder waterschappen om te standaardiseren op een data model, en daarnaast is er bij waterschappen behoefte aan flexibiliteit op het gebied van functionaliteit. Delfland zal zich daarom, al dan niet in samenwerking met de buurwaterschappen, moeten oriënteren op de toekomstige geo-informatievoorziening. Hierbij ligt de focus op de aanschaf van marktoplossingen. Het saneren van het huidige IRIS en inventariseren van behoefte, ontwikkelen, aanschaf en implementeren van nieuwe applicaties (al dan niet marktoplossingen) zal tijd, geld en capaciteit vergen van het I&A domein. Het Waterschapshuis is op dit moment bezig een business cases op te stellen, maar is nog niet zover om hiervoor een stevige berekening van de benodigde gelden op te stellen. Zodra de berekening gemaakt is wordt dit meegenomen in 3
Webcare is het volgen van het nieuws dat op sociale media geplaatst wordt, waardoor men direct kan reageren op vragen of onjuiste informatie, om zo de externe beeldvorming te bewaken.
25
de programmabegroting van 2014. Overigens waren investeringen voor IRIS al in eerdere programmabegrotingen opgenomen en zijn hangende de bovenstaande discussie verwijderd. Communicatie Ten aanzien van communicatie is er door de grote hoeveelheid veranderingen als gevolg van D-sign (de projectnaam voor het realiseren van de huisvestingsstrategie en de nieuwe Delflandse manier van werken, zie programma Organisatie), E-dienstverlening en concernsturing is meer behoefte aan interne communicatie. Het gaat hier om de inzet van zowel middelen als personele inzet. De extra kosten als gevolg van D-sign zijn opgenomen in projectbudget van D-sign. 3.5.2 Meerjarenraming Investeringen x1 miljoen Programmalijn Gebiedsgericht samenwerken Regulering en toezicht Communicatie
2014
Totaal
2015
2016
2017
2018
0 0 0,14
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0,14
0
0
0
0
3.5.3 Investeringen Voor de programmalijn Communicatie is ten behoeve van het project E-dienstverlening € 40.000 nodig voor externe ondersteuning bij met name bij het invoeren en toetsen van de Servicenormen. Voor de communicatie over D-sign is budget opgenomen in totale projectbegroting hiervan. 3.5.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Instrumenten
2014 10.780
2015 10.400
2016 10.367
2017 2018 10.437 10.497
De resultaten die bijdragen aan de realisatie van de programmadoelen worden gerealiseerd. In 2014 ligt de nadruk op de volgende onderwerpen. Gebiedsgericht samenwerken watertoets/wateradvies inclusief verbeteren (digitale) dienstverlening waterplannen ruimtelijke plannen voor coördinatieopdrachten zoals IOPW en Zwethzone. complexe plannen van derden zoals A4 en Blankenburgertunnel Accountmanagement inclusief scan naar mogelijke gevolgen gemeentelijke bezuinigingen E-dienstverlening ontwikkeling en functioneel beheer 3Di Waterbeheer Op 1 april 2014 wordt de pilot 3Di afgesloten. De pilot heeft tot nu toe voldaan aan de uitgangspunten bij de start. De evaluatie van het derde jaar, evenals over voorgaande jaren, zal voor de zomer van 2013 naar de VV worden gestuurd. Delfland kan door 3Di sneller rekenen en meer inzicht krijgen wat er gebeurt indien er maatgevende buien of meer vallen. De ervaringen opgedaan met de proefpolders geven een schat aan informatie die met de bestaande methodes niet beschikbaar komen of slechts tegen zeer hoge kosten. Inmiddels zijn de voorbereidingen gestart om de implementatie in Delfland verder vorm te geven. De exploitatiekosten voor 3 Di zijn nu in de meerjarenraming opgenomen. Deze zijn nodig voor het: opzetten van het modelinstrumentarium in de 3Di omgeving voor Delfland; bouwen van een model van alle polders en de boezem;
26
opleiden van medewerkers om met 3Di te werken. Inmiddels zijn de voorbereidingen ingezet om in kaart te brengen wat de gevolgen van implementatie zullen zijn na 1 april 2013. Een implementatieplan waarin de gevolgen en randvoorwaarden voor de technische infrastructuur en organisatorische inbedding alsmede hoe oud en nieuw wordt vormgegeven wordt ter besluitvorming in de komende maanden voorgelegd. De VV wordt hierover in het komend half jaar geïnformeerd. 725 jaar Delfland De aanvullende externe communicatieactiviteiten rondom het 725-jarige jubileum van Delfland zullen mede in het teken staan van profileringactiviteiten ten behoeve van de verkiezingen. In 2013 wordt een voorstel door D&H besproken inclusief de financiële uitwerking, waarna de VV wordt geïnformeerd. Het 725 jarig jubileum zal lopen van mei 2014 – mei 2015 en zoals gezegd worden gecombineerd met de verkiezingsinspanningen. Dit vraagt een extra inzet van eenmalig € 200.000 in de exploitatie, dit bedrag maakt onderdeel uit van het eerder genoemde bedrag van € 1 miljoen voor de verkiezingen. 3.5.5 Risico’s Omgevingswet Op het moment van opstellen van de kadernota is nog niet duidelijk wat de effecten van de omgevingswet zijn ten aanzien van gebiedsgericht samenwerken (met name watertoets en complexe plannen van derden). Afhankelijk van de bevoegdhedenverdeling die nog zal worden voorgesteld kan een inschatting worden gemaakt of dit leidt tot een verandering in de taken en de benodigde inzet. Wanneer de bevoegdheidverdeling in beeld is worden de consequenties in beeld gebracht en, indien nodig, voorstellen gedaan hoe hiermee om te gaan. Omgevingsmanagement In 2013 lopen een aantal verkenningen op het vlak van buitengewoon onderhoud kades en onderhoud van het watersysteem. Een van de vragen die hierin wordt beantwoord is waar samenwerking met de omgeving wenselijk of nodig is, in welke mate en in welke vorm. Afhankelijk van de uitkomsten van deze verkenningen kan een inschatting worden gemaakt van de benodigde inzet en in hoeverre dit binnen de bestaande organisatie kan worden gerealiseerd. Zodra de uitkomsten van de verkenning bekend zijn wordt een inschatting van de benodigde inzet gemaakt. Er worden, indien nodig, voorstellen gedaan hoe hiermee om te gaan. Veranderingen in planvormingsprocessen Als gevolg van verandering in planvormingsprocessen zal Delfland in toenemende mate in meer, kleinere planvormingsprocessen betrokken zijn om haar belangen te borgen. Dit door zo veel mogelijk vroegtijdig inbreng te leveren en de samenwerking te zoeken (coalitieplanologie). Dit vraagt zowel continuïteit als flexibiliteit in capaciteit en organisatie. Zodra de economie aantrekt en de planvorming van derden wordt versneld kan dit tot knelpunten leiden en tot druk op die onderdelen van de organisatie die daar bij betrokken zijn. Het sturen op de relatie wordt door bedoelde veranderingen en de economische ontwikkelingen intensiever, maar ook ingewikkelder en zal daarmee extra aandacht vragen van de accountmanagers. Het risico is van deze trend is dat bij aantrekkende economie naar verwachting niet op alle kansen die ontwikkelingen voor Delfland met zich meebrengen kan worden ingesprongen, de kwaliteit van de inbreng onder druk kan komen te staan (en daarmee ook de relatie) en het oplopen van de werkdruk. Door dit onderwerp mee te nemen bij de uitwerking van het WBP5 kan het risico worden beheerst. In het kader hiervan worden voorstellen ontwikkeld hoe we hier als organisatie mee omgaan; een strategie van prioritering van kansen maakt hier onderdeel van uit. Aanschaf Zaaksysteem Het aan te schaffen zaaksysteem dat zaakgericht werken mogelijk moet maken, omvat ook (geïntegreerde) functionaliteiten voor het archiveren van bestanden. Medio 2013 wordt duidelijk welk zaaksysteem Delfland (in samenwerking met Rijnland en Schieland en Krimpenerwaard) aanschaft. Dit betekent dat in de loop van 2013 een keuze gemaakt moet worden tussen archiveren van bestanden binnen het nieuwe (geïntegreerde) zaaksysteem of 27
binnen het huidige (losstaande) Document Management Systeem (Hummingbird). In het geval gekozen wordt voor het uitfaseren van het huidige DMS, heeft dit consequenties voorde organisatie en projecten zoals Digitaal Samenwerken en Het Nieuwe Werken. 3.6
Organisatie
3.6.1 Trends en ontwikkelingen Delflandse Manier van Werken en huisvesting Op 29 november 2012 heeft de Verenigde Vergadering ingestemd met de voorkeur van Dijkgraaf en Hoogheemraden om een uitbreiding op de locatie Phoenixstraat/Oude Delft met Museum Nusantara te doen. Het verminderen van het aantal kantorenlocaties binnen Delfland van vijf naar twee locaties vormt het kader voor de huisvestingsstrategie waarbij het doel is om na 2020 kosten te besparen op huisvesting. Dit wordt bereikt door een concentratie van werkplekken op de locaties Oude Delft/Phoenixstraat en de locatie Vlaardingen. De invoering van het Nieuwe Werken, i.c. een flexnorm in een bandbreedte van 0,9-0,8 fte en een flexwerkconcept dragen tevens bij aan de strategie. De eerste stap is de totstandkoming van een plan van aanpak voor de initiatieffase van de huisvestingsstrategie. Het plan van aanpak bestaat uit een planning van de werkzaamheden; een mijlpalenoverzicht met belangrijke data; de opzet van een projectorganisatie die belast wordt met de implementatie en een voorlopige kostenraming. In het najaar van 2013 presenteert D&H een totaal investeringsplan dat de aanpassing van de huisvesting op beide locaties in Delft en Vlaardingen omvat. Daarin zal tevens invulling worden gegeven aan het nieuwe werkplekconcept welke zal voldoen aan de nieuwe Delflandse Manier van Werken. Het investeringsplan, met kostenraming, zal in september of november 2013 ter besluitvorming aan de VV worden voorgelegd. De kosten van de huisvestingsoperatie zijn als investeringsprognose in de meerjarenraming meegenomen. De beoogde besparingen worden via het investeringsplan verwerkt in het meerjarenperspectief zodra er zicht is op verwerving/huur van het gebouw Nusantara. Voor het pand Nusantara is de gemeente Delft een selectieproces gestart, aan de hand van verschillende alternatieven. Delfland doet mee aan dit selectieproces en heeft aan de gemeente een visie op het gebruik van het pand toegezonden. Op basis van deze visie wil Delfland met de gemeente onderhandelen over de verkrijging van het pand en de onderbrenging van een publieke functie. De voorkeur van Delfland is dat het pand in eigendom wordt verkregen en voldoende ruimte biedt voor de uitbreiding van het aantal werkplekken dat volgens het strategisch huisvestingsbesluit benodigd is. Mocht Delfland niet door de selectie komen, dan moet het strategisch huisvestingsbesluit mogelijk worden herzien. De Delflandse Manier van Werken wordt samen met de huisvestingsstrategie in de organisatie intern vormgegeven onder de vlag van D-sign. Daarmee wordt een herkenbaar beeld gecreëerd, dat bij alle interne communicatie-uitingen en mijlpalen wordt gehanteerd. Met de Delflandse Manier van Werken zet Delfland in op een totaalpakket van maatregelen dat gericht is op efficiënt, effectief en plezierig werken, passend bij de innovatieve, kennisgerichte organisatie die Delfland wil zijn. De mogelijkheid om tijd- en plaatsonafhankelijk te kunnen werken, speelt daarbij een belangrijke rol. In lijn met de concernsturing, is de consequentie hiervan dat sturen op resultaat centraal staat. Dat betekent niet alleen vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid, vertrouwen geven en loslaten. Het Management Development programma dat in 2013 voor leidinggevenden is gestart, ondersteunt onder andere dit sturen op resultaat. De komende jaren zal de inzet in het kader van D-sign zich niet alleen richten op aspecten rondom huisvesting en ICT, maar ook op de manier van (samen) werken. Dit wordt in samenspel met de medewerkers verder uitgewerkt, binnen de gestelde (bijvoorbeeld financiële) kaders. Crisisbeheersing Om aansluiting te blijven houden bij zowel de veiligheidsregio’s als andere waterschappen gaat Delfland over op netcentrisch werken bij het bestrijden van calamiteiten. 28
Deze manier van werken zorgt voor een forse versnelling van informatieoverdracht die bij crises een belangrijke voorwaarde is voor een adequate bestrijding van een calamiteit. Dit omvat niet alleen een digitaliseringsslag, maar ook een meer integrale manier van werken en zal een redelijk groot effect op de organisatie binnen Delfland hebben. Een memo over het ambitieniveau en snelheid van invoering is in het voorjaar 2013 behandeld. De jaarlijkse exploitatiekosten stijgen door de invoering van netcentrisch werken met € 70.000 Personeel Personeelsbegroting De stijgende personeelskosten worden deels gecompenseerd door het samenvoegen van twee sectoren. In de brief aan de VV van 28 juni 2012 is gemeld dat, hangende de reorganisatieplannen, de reductie van de formatie verder zal worden bezien. Door de uitwerking van het reorganisatieplan wordt € 2 miljoen bespaard. CAO Met ingang van 1 januari 2014 moet er een nieuwe CAO voor de waterschappen worden afgesloten. Ondanks de huidige economische ontwikkelingen en de daarmee verband houdende nullijn wordt niet uitgesloten dat er door een nieuwe CAO een verhoging komt van de personele lasten. Daarom zullen de personele lasten in 2014 worden geïndexeerd. Voor de gemiddelde loonkosten indexering wordt 1,5% gehanteerd. Voor de autonome loonkostenontwikkeling wordt uitgegaan van 1%. De CAO heeft het bestaande verlofrecht dat uitgaat boven het wettelijk minimum, omgezet in financiële ruimte binnen het Individueel Keuze Budget (IKB). In de praktijk blijkt dat medewerkers weinig verlof uit het IKB kopen en/of verkopen. De verwachting is dat dit geen financiële consequenties voor 2014 op zal leveren. In de huidige CAO zijn alle bovenwettelijke verlofdagen opgenomen in het IKB. Het vaststellen van verplichte vrije dagen is daarmee in strijd met het gedachtegoed van de individuele keuzevrijheid van medewerkers dat met het IKB beoogd wordt. Dit leidt ertoe dat Delfland een aantal dagen voor een beperkt aantal mensen open blijft. De doelmatigheid is hiermee uit het oog verloren. Het college zal de WOR bestuurder verzoeken tot nieuwe afspraken te komen omdat de kosten voor Delfland niet opwegen tegen de individuele keuzevrijheid. Delfland kan in de eigen regelingen verdere maatregelen nemen bij de invulling van meer- en minderwerk (algemene en individuele managementtoets) en het gebruik van brugdagen. Deze maatregelen zullen goed worden doordacht (consequenties, integrale toepassing voor hele organisatie) en behoeven de instemming van de Ondernemingsraad. De SAW kennen ruime mogelijkheden voor individuele invulling van het arbeidsvoorwaardenpakket. Deze trend past bij modern werkgeverschap en is noodzakelijk voor een goede positie op de arbeidsmarkt. Delfland past deze mogelijkheden aan, aan de omstandigheden van Delfland. Diversiteit De situatie rond diversiteit bij Delfland is op dit moment positief. De in-, door- en uitstroom wordt constant bijgehouden, evenals de leeftijdsopbouw en de verhouding vrouw/man. Ultimo 2012 had Delfland 473 ambtenaren in dienst. De verhouding vrouwen/mannen was 37% /63%. Deze verhouding was ongeveer gelijk in de leidinggevende functies: 39% / 61%. De verhouding bij alle waterschappen samen is 28% /72% en bij leidinggevenden 16% / 84%. Een punt van aandacht is dat 23% van de medewerkers bij Delfland ouder is dan 55 jaar. De demografische ontwikkelingen bij Delfland vormen een risico voor de aanwezige kennis en kunde. Delfland speelt daar onder andere op in door de ontwikkeling van kennismanagement. Hierdoor wordt aanwezige kennis en ervaring gedeeld en bewaard, ook als medewerkers (door pensioen) vertrekken bij Delfland. Delfland voert geen actief beleid om medewerkers met een arbeidshandicap aan te trekken. Toch is de laatste jaren een tweetal medewerkers in dienst getreden met een erkende arbeidshandicap; deze mensen zijn aangenomen omdat zij beschikken over de kwaliteiten die Delfland zoekt.
29
Anderzijds voert Delfland voor het aanwezige eigen personeelsbestand wel een stringent beleid om medewerkers die worden geconfronteerd met (langdurige) ziekte, tijdelijk of structureel te herplaatsen naar aangepaste werkzaamheden en/of functies die passen bij hun (resterend) arbeidsvermogen. Door dit beleid heeft Delfland de laatste jaren nauwelijks instroom gehad in de WIA (opvolger van de vroegere WAO) en heeft er geen ontslag plaatsgevonden op basis van arbeidsongeschiktheid. Het moderne arbeidsvoorwaardenpakket van Delfland - met het Individueel Keuze pakket (IKB), variabele werktijden en het keuzesysteem van meer- en minderwerk – kent een grote individuele vrijheid, zodat eenieder naar persoonlijke omstandigheden en/of levensfase keuzes kan maken in de verhouding tussen werk en privé. Management Development Delfland vindt de ontwikkeling van alle medewerkers belangrijk. Om die reden is er een Management Development programma ontwikkeld voor leidinggevenden en wordt het centrale opleidingsaanbod verstevigd om ook de medewerkers te voorzien in hun ontwikkeling. Het opleidingsaanbod zal worden verstevigd zodat deze bijdraagt aan de lange termijn doelstellingen van Delfland, aansluit bij de kernwaarden en kerncompetenties, past in het verlengde van het MD programma en de medewerkers ondersteunt in hun ontwikkeling. Het MD programma voor leidinggevenden is gestart in maart 2013 en wordt gefinancierd uit de reservering voor frictiekosten. Het opzetten van het verstevigde opleidingsaanbod wordt gefinancierd uit bestaande middelen. Voor het beheer en evaluatie van dit opleidingsaanbod wordt in een tijdelijke extra formatie van 1 fte voorzien voor een periode van twee jaar, waarna de toegevoegde waarde wordt geëvalueerd. Indien de kosten van de extra formatie niet uit bestaande middelen kan worden gefinancierd dan zal er een beroep worden gedaan op de reserve van frictiekosten. Integriteitsbeleid Delfland beschikt over een overkoepelend integriteitbeleid. Enerzijds worden in dit beleid regels opgesteld met betrekking tot toelaatbaar en ontoelaatbaar gedrag. Anderzijds is het integriteitsbeleid gericht op het bevorderen van integriteitsbesef onder medewerkers. Het vastgestelde integriteitbeleid wordt in 2013 geëvalueerd. Eventuele verbeterpunten zullen in 2014 worden geïmplementeerd waarna de VV geïnformeerd wordt. In 2014 wordt een gedragscode voor het Dagelijks en Algemeen Bestuur geïntroduceerd. Duurzaamheid De doelstellingen met betrekking tot duurzaamheid zijn naar verwachting binnen de gestelde beleidskaders te behalen. De richtinggevende doelstellingen ten aanzien van energie en broeikasgassen liggen in 2020 en Delfland kan daaraan naar verwachting binnen geplande inspanningen voldoen. Bij duurzaam inkopen ligt de te behalen doelstelling in 2015 (100% duurzaam inkopen). Gezien de ontwikkelingen in duurzaam inkopen sinds 2006 is dit voor Delfland een haalbare doelstelling, maar zal er op basis van de duurzaamheidmonitor 2010 extra aandacht moeten zijn voor de aanbestedingen in de waterbouwsector. Innovatie Delfland onderschrijft de visie van de Unie van Waterschappen op innovatie waarin de kracht van de waterschappen treffend in een heldere ambitie wordt verwoord4. Vertaald vanuit de toegevoegde waarde van de waterschappen leidt dat tot een focus op concrete kernactiviteiten. Deze zijn verwoord in het beleidskader kennis- en innovatie die Delfland onder de titel ‘Samen, slimmer, sneller maakt sterker’ in december 2012 heeft vastgesteld5. Delfland sluit met dit alles aan bij de ambitie van de Metropoolregio Den Haag-Rotterdam, die regionale ontwikkeling, en de samenwerking daarbij tussen kennisinstellingen, overheden en bedrijfsleven tot speerpunt heeft gemaakt. Samenwerking is hierbij de voorwaarde voor succes. Delfland zet daarom in op het leggen van nieuwe contacten bij onderwijs- en onderzoeksinstellingen, ministeries en bijvoorbeeld 4 Zie: Beleidsnotitie ‘Waterschappen: proeftuin & etalage van de Nederlandse watersector’, Unie van Waterschappen, april 2011 5 Zie: Beleidsvisie Kennis- en innovatie, ‘Samen, slimmer, sneller maakt sterker’, Hoogheemraadschap van Delfland, 20 december 2012
30
een partij als Rijkswaterstaat. Maar ook bij moderne samenwerkingsvormen zoals Clean Tech Delta, het Valorisatieprogramma Deltatechnologie en Water en het samenwerkingsverband Delft Blue Technology. Tevens kan gebruik worden gemaakt van het innovatieplatform van de waterschappen. Dit biedt de mogelijkheid tot de vorming van clusters rond bepaalde innovatiethema’s, van waaruit per thema nieuwe verbindingen gemaakt worden in triple helix verband. Bijvoorbeeld met brancheorganisaties, NWP partners, innovatieve ondernemingen, Rioned of KWR. De innovaties van de waterschappen komen voort uit de regionale wateropgaven en passen in de regionale context. Ook zet Delfland in op samenwerking met andere waterschappen. Onder meer als een instrument om krachten te bundelen en risico’s te spreiden. De waterschappen kennen wel sterke netwerken op specifieke inhoudelijke thema’s, maar inzage in de wensen, ideeën en plannen van andere partijen ontbreekt veelal. Daarbij komt dat ook in de randvoorwaardelijke sfeer nog uitdagingen liggen (experimenteerruimte, launching customer ed.). Dit gebrek aan experimenteerruimte is o.a. geadresseerd in het Nationaal Waterplan en de MIA Water6. Op 25 april 2013 heeft de VV kennis genomen van de strategische verkenning7 ter voorbereiding van het nieuw Waterbeheerprogramma 2016-2021. In deze verkenning zijn bestuurlijke kwesties voor de lange termijn geïdentificeerd zodat hier in een vroeg stadium (met externe partners) aan kan worden gewerkt. De hieruit voorkomende strategische vraagstukken (issues en oplossingsrichtingen) zijn richtinggevend voor de strategische kennis- en innovatieagenda van Delfland. Zij hebben op langere termijn een belangrijke invloed op het regionale waterbeheer en/of de (afval)waterketen en kunnen mogelijk al op korte of middellange termijn kunnen leiden tot aangepaste keuzes van het bestuur over de aard, omvang en/of uitvoering van de rol en taken van Delfland. De volgende strategische vraagstukken zijn geïdentificeerd: Resign’ van de waterketen Voldoende water – eenvoud in complexiteit Maatwerk en verantwoordelijkheid in waterkwaliteit De waarde van grondwater Integrale veiligheidsbenadering Gekoppeld aan de genoemde strategische issues en de lange termijn strategische doelstellingen zijn concrete kennis- en innovatiedoelen (opgave) te benoemen. Deze worden opgenomen in een concrete vertaling in de kennis- en innovatieagenda van 2014, welke bij de begrotingsbehandeling 2014 wordt voorgelegd. Deze agenda wordt primair gevoed vanuit de behoefte van de organisatie zelf. Dus voortkomend uit de regionale wateropgaven of de zorg om arbeidsmarktknelpunten of de toenemende energiekosten. Met het oog op de toekomst geeft Delfland er de voorkeur aan bij het tot stand komen van de kennis- en innovatieopgave andere waterschappen, gemeenten en/of andere (regionale) partners te betrekken. Delfland bouwt hierbij voort op het eerdere kennis- en innovatieprogramma met de gemeenten binnen het Waterkader Haaglanden, en interne innovatieprogramma’s gericht op de waterketen, een innovatieprogramma met Delfluent, het KRW-innovatieprogramma, etc. Hierbij wil het aansluiten bij de beweging naar open innovatie, d.w.z. innovatie met andere partijen samen en in samenwerkingsverbanden met andere overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven - het triple helix gedachtegoed - , zoals dat in het topsectorenbeleid van de Rijksoverheid wordt bepleit. Zie ook bijlage III STOWA De jaarlijkse bijdrage die door Delfland aan STOWA wordt gevraagd, wordt eveneens actief ingezet vanuit de kennisagenda om de benodigde kennis- en innovatieopgaven te realiseren. Delfland zet in op meer sturing op de keuzes en de resultaten van het STOWA.
6 Maatschappelijke Innovatieagenda Water. 7
Zie: Strategische verkenning WBP Delfland 2016-2021
31
3.6.2 Meerjarenraming Investeringen x1 miljoen Programmalijn Ondersteunende producten: Huidige investeringen Torentje Huisvesting/HNW Update GIDS Update Persmaster
2014
Totaal
2015
2016
2017
0,5 0,6 3,2 0,4 0,4
0,8
0,1
5,4 0,4
0,7
5,1
6,6
0,8
2018
0
0
3.6.3 Investeringen De investeringen in de programmalijn ‘Ondersteunende producten’ betreffen de update van GIDS en Persmaster, de huidige investeringen (bestaande uit ICT projecten zoals vervanging van hardware en vernieuwing van software pakketten), de renovatie van ‘het torentje’ en investeringen ten behoeve van de huisvestingsstrategie in combinatie met Het Nieuwe Werken. De investeringen voor Huisvesting/HNW worden gecombineerd en eerder in de tijd gedaan. In 2014 neemt het volume toe (er was € 0.9 miljoen begroot) door de gewenste aankoop van Nusantara (€ 1.7 miljoen), de verlenging van de huur van Delftech Park en ICT kosten. In 2015 was ook € 0.9 miljoen begroot, echter de planning van de verbouwingen van zowel het Gemeenlandshuis als Vlaardingen en Nusantara (tezamen € 3.6 miljoen) zorgen voor een concentratie van het volume in dat jaar. Voor 2016 en 2017 was in totaal € 2 miljoen begroot, daarvan is alleen in 2016 nog € 0.7 miljoen nodig voor ICT kosten. 3.6.4 Exploitatie
Meerjarenperspectief in € 1.000 Organisatie
2014 29.956
2015 28.344
2016 27.822
2017 2018 27.858 28.214
I&A Er is sprake van een spanningsveld bij beheer en onderhoud in het I&A domein. Daarnaast vragen de nieuwe ontwikkelingen zoals e-dienstverlening, gegevensbeheer, 3DI, proeftuin Delfland digitale delta en het waterschapshuis 2.0 veel aandacht en tijd. Vorig jaar heeft de VV extra capaciteit ter beschikking gesteld voor een aantal nieuwe ontwikkelingen. Voor de komende periode worden nog extra inspanningen verwacht. Hiertoe is voorshands € 250.000 gereserveerd. Teneinde hierover besluitvorming te kunnen plegen zal het college voor 1 september a.s. nadere voorstellen aan de VV voorleggen. De verschillende vragen en uitdagingen waar ook I-beveiliging onder valt worden in een notitie uitgewerkt. Door de versterking kunnen de volgende werkzaamheden binnen het I&A domein worden uitgevoerd Het formuleren van nieuw beleid en onderhouden van bestaand beleid. Up to date houden van de automatiserings- en informatiseringsarchitectuur. Inzet op I&A projecten die in samenwerking met Schieland en Rijnland worden uitgevoerd Informatiebeveiliging en het door vertalen van aanpassingen binnen applicaties Het functioneel beheer complexe informatiesystemen. In paragraaf 2.1 van de externe ontwikkelingen is aangeven wat de voornemens zijn ten aanzien van informatisering. Er is aangegeven daarover in gesprek te gaan met de VV en te komen tot nadere voorstellen. Voorshands is er een reservering opgenomen van € 250.000.
32
Inkoopfunctie Het toegenomen aantal aanbestedingen blijft in de eerstkomende jaren onverminderd hoog. De inzet van externe partijen om de aanbestedingen doelmatig en rechtmatig te kunnen uitvoeren, blijft daarom noodzakelijk. Deze partijen voeren de tactische inkoop uit binnen de strategische kaders die door interne inkoopdeskundigen worden onderhouden. Door verdergaande spreiding van de aanbestedingen en door toenemende samenwerking met andere waterschappen zal dit bedrag in de jaren daarna gestaag afnemen. 3.6.5 Risico’s Verkiezingen Op 5 april heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel dat regelt dat de waterschapverkiezingen in maart 2015 gelijktijdig met de verkiezingen voor Provinciale Staten worden gehouden. Volgens het wetsvoorstel zullen de gemeenten de waterschapsverkiezingen organiseren, maar dienen de waterschappen de meerkosten voor de gemeenten te vergoeden. Delfland is het principieel oneens met het voornemen dat de waterschappen moeten bijdragen aan de kosten van het organiseren van de verkiezingen. De mogelijkheid bestaat dat de uitkomst van het wetgevingstraject zal zijn dat wij toch moeten bijdragen. Wij zullen U dan daarover informeren. Eventuele financiele gevolgen zullen wij dan in het kader van de p&c cyclus zichtbaar maken. 4 4.1
Financiële ontwikkelingen Algemeen
In de Kadernota 2011 zijn op grond van de motie Dijkema c.s. de financiële gevolgen van verschillende zaken samengebracht. Het ging hierbij om de ambitiecheck WBP4, de ontwikkelingen in het kader van het Bestuursakkoord Water, aanpassingen ten gevolge van BBVW-voorschriften, eerder vastgestelde bezuinigingen die nog moesten worden verwerkt en de maatregelen voor het in balans brengen van de financiële huishouding, voor zowel de exploitatie als de investeringen. Het uiteindelijk te bereiken resultaat op basis van de motie is gesteld op een exploitatieoverschot met ingang van 2014 en een positieve vermogenspositie met ingang van 2018. Onderdeel van deze stappen is een bezuinigingsopgave van €18 miljoen tot 2014 op de exploitatiekosten. In 2011 is dit proces volop in beweging gekomen. Binnen de overeengekomen kaders zijn beleidsopgaven getemporiseerd, zijn stappen gezet om tot aanpassing van de organisatie te komen en is de financiële prognose structureel bijgesteld. Ook is in deze stappen rekening gehouden met de bezuinigingsopgave van 18 miljoen euro op de exploitatiekosten. Overigens wordt het bereiken van de hoofddoelstellingen van Delfland hierdoor niet aangetast. Leeswijzer De bepaling van de uiteindelijke exploitatiesaldi 2014-2018 van de Kadernota 2014 wordt via een aantal stappen gepresenteerd. De eerste stap is de doorrekening van de meerjarige structurele effecten uit de jaarrekening 2012. Vervolgens worden de financiële effecten van de uitgangspunten en bijstellingen van de Kadernota in beeld gebracht. Dit resulteert uiteindelijk in de meerjarige exploitatiesaldi van de Kadernota 2014. Hierbij betreft het exploitatiesaldo de opbrengst minus de kosten. Daarnaast heeft tevens een financiële doorkijk plaatsgevonden tot 2027. De uitkomsten treft u aan in de bijlage. De conclusie is opgenomen in paragraaf 4.4. 4.2
Structurele effecten jaarrekening 2012
De structurele effecten uit de jaarrekening 2012 zijn verwerkt in de exploitatiesaldi van de meerjarenraming van 2013-2017. Deze bijgestelde saldi vormen het vertrekpunt voor de financiële bijstellingen van de Kadernota 2014. Tabel 1 geeft het verloop weer van de meerjarenraming 2013-2017 naar het vertrekpunt voor de Kadernota 2014 op basis van de 33
effecten uit de jaarrekening. De structurele effecten op de directe kosten hebben betrekking op minder uitgaven voor noodmaatregelen ter voorkoming van wateroverlast, vuilafvoer door derden en krozen door derden (programma Voldoende water), aanschaf van computerapparatuur/programmatuur en externe communicatie (programma Instrumenten) en interne faciliteiten en overige advieskosten (programma Organisatie). Tabel 1 bijstelling meerjarenraming 2013-2017 naar vertrekpunt kadernota 2013 Meerjarenperspectief (bedragen in € 1.000) en -/- = nadelig oorspronkelijke begroting 2013-2017
2014 1.289
2015
2016
4.713
2017
8.138
2018
11.987
17.178
effecten jaarrekening 2012 Bijstelling kapitaallasten
791
774
751
688
-43
Structurele effecten op directe kosten
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
Bijgestelde meer jarenraming 20142018 (na effecten jaarrekening)
3.080
6.487
9.889
13.675
18.135
4.3
Uitgangspunten en bijstellingen kadernota
In de kadernota 2014 is een aantal financiële uitgangspunten en bijstellingen opgenomen. Deze betreffen: Aanpassing van het investeringsvolume per jaarschijf Extra middelen voor de exploitatie Tariefsaanpassing vanaf 2014 en verder Kapitaallasten en onderhanden werk Leningenportefeuille Deze uitgangspunten en aanpassingen kunnen als volgt worden toegelicht. Investeringen Aanpassing van het investeringsvolume per jaarschijf In de oorspronkelijke meerjarenraming 2013-2017 werd uitgegaan van een jaarlijks investeringsvolume inclusief HWBP van € 55 miljoen vanaf 2014. Op basis van de Kadernota 2014 wordt voorgesteld de jaarlijkse investeringsbedragen (inclusief HWBP) bij te stellen. In de afzonderlijke programma’s wordt het (extra) benodigde investeringsvolume toegelicht. In tabel 2 en tabel 3 wordt deze bijstelling met daarbij een verdeling per programma weergegeven. Tabel 2 Bijgesteld investeringsvolume per programma Meerjarenperspectief (bedragen in € 1 miljoen incl HWBP) oorspronkelijke begroting 2013-2017 bijstellingen kadernota
2014 53,6
2015
2016
50,3
2017
2018
55,0
55,0
55,0
4,8
13,2
58,4
63,5
55,0
55,0
55,0
Schoon water
10,4
13,2
5,5
10,1
7,8
Voldoende water
19,5
19,2
17,0
12,5
9,4
Stevige dijken
11,6
11,3
7,2
4
5
HWBP
8,7
12,1
12,1
12,1
12,1
Gezuiverd afvalwater
3,0
1,1
1,3
1,1
1,1
Instrumenten
0,1
0
0
0
0
Organisatie
5,1
6,6
Geactualiseerd investeringsvolume Verdeling naar programma's
Nog in te vullen Geactualiseerd investeringsvolume
58,4
63,5
0,8
0
0
11,1
15,2
19,6
55,0
55,0
55,0
34
De investeringsvolumes zijn gebaseerd op een inschatting van wat benodigd is voor de realisatie van programmadoelstellingen. Het volume wordt verder in detail uitgewerkt bij de programmabegroting 2014 en kan aan de hand daarvan worden aangepast. Tabel 3 Investeringsvolume per programma Kadernota 2014 versus investeringsvolume programmabegroting 2013 2014 Mutaties investeringsvolumes per programma
Begroting 2013
Schoon water Voldoende water
Mutatie
2015 Kadernota 2014
Begroting 2013
Mutatie
Kadernota 2014
10,2 19,5
0,2 0,0
10,4 19,5
12,6 14,7
0,6 4,5
13,2 19,2
Stevige dijken
9,2
2,4
11,6
7,7
3,6
11,3
HWBP
8,7
0,0
8,7
12,1
0,0
12,1
Gezuiverd afvalwater
3,7
-0,7
3,0
1,1
0,0
1,1
Instrumenten
0,1
0,0
0,1
0,0
0,0
0,0
Organisatie
2,2
2,9
5,1
2,1
4,5
6,6
53,6
4,8
58,4
50,3
13,2
63,5
Totaal
Exploitatiekosten Extra middelen voor de exploitatie Voor de realisatie van de doelstellingen zijn extra middelen noodzakelijk zoals in voorgaande hoofdstukken reeds benoemd. Deze extra middelen zijn in tabel 4 per jaar gespecificeerd. Tabel 4 Aanvullende middelen exploitatie Extra middelen (in € 1.000)
2014
Totaal
2015
1.300
250
2016 250
2017 250
2018 250
Opbrengsten Wijzigingen belastingopbrengsten vanaf 2014 en verder In de kadernota 2014 wordt voorgesteld om de gemiddelde tariefstijging voor de watersysteemheffing en zuiveringsheffing ten opzichte van de huidige meerjarenraming 20132017 te beperken tot respectievelijk 3% en 4% (dit was 4% en 5%). In paragraaf 4.4 is het effect van deze tarieven op de exploitatiesaldi, vermogenspositie en de kosten en opbrengsten per taak in beeld gebracht t/m 2018. Tabel 5 Stijging van tarieven per jaarschijf 2014
2015
2016
2017
2018
watersysteem
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
zuiveringsheffing
4,0%
4,0%
4,0%
4,0%
4,0%
Kapitaallasten en onderhanden werk In het meerjarige kader 2014-2018 is het renteomslag percentage 4%. Dit is een wijziging ten opzichte van eerdere jaren. De renteontwikkelingen en prognose op de markt legitimeren geen rentepercentage van 5%, vandaar de bijstelling. Dit leidt tot een financieel rentevoordeel ten opzichte van de huidige vastgestelde meerjarenraming. De raming van kapitaallasten is gebaseerd op de staat van activa en de staat van onderhanden werken. Voor de toerekening van de rentekosten aan de exploitatie wordt uitgegaan van een vast renteomslag percentage. Hierbij worden de calculatieverschillen tussen de werkelijke rentekosten en de doorberekende rentekosten op basis van het omslagpercentage aan de exploitatie verrekend met de egalisatiereserve renteomslag. Voor toekomstige investeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van 20 jaar en vindt de eerste afschrijving plaats in het 2e jaar na start van de investeringen.
35
Leningen Op balansdatum 1 januari 2013 is de werkelijke langlopende leningenportefeuille uitgekomen op een bedrag van € 495 miljoen. De aangegane leaseverplichting voor de bouw van de Harnaschpolder wordt wel als langlopende schuld op de balans van Delfland gepresenteerd, maar is geen lening bij een geldverstrekker. Deze leaseverplichting loopt af door onze jaarlijkse leasebetaling. In de ontwikkeling van de leningenportefeuille in de volgende paragraaf is deze daarom niet opgenomen. 4.4
Bijgestelde meerjarenraming 2014-2018 op basis van Kadernota 2014
In hoofdstuk 4.3 zijn de uitgangspunten en de voorgestelde bijstellingen van de Kadernota 2014 toegelicht en financieel onderbouwd. Samen met de in hoofdstuk 4.2 opgenomen effecten uit de jaarrekening 2012 vormen deze de uitkomst van de Kadernota 2014 en zijn daarmee ook de basis voor de meerjarenbegroting 2014-2018. Tabel 6 geeft het verloop weer van de geactualiseerde meerjarenraming uit 4.2 naar de uitkomst van de Kadernota 2014. Tabel 6 Einduitkomst Kadernota 2014: stijgingspercentage Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarenperspectief (bedragen in € 1.000) Bijgestelde meer jarenraming 2013-2017 (zie 4.2) Effecten kadernota (zie 4.3)
2014
3.080
2015
6.487
bijstelling investeringen bijstelling rente
2.971
3.740
2016
2017
2018
9.889
13.675
18.134
-161
-1.280
1.247
3.879
6.615
7.216
bijstelling overige kosten
-1.300
-250
-250
-250
-250
aanpassing tarieven
-2.399
-4.782
-7.706
-10.221
-10.375
413
855
1.320
6.064
9.394
17.292
Actualisatie leaseverplichtingen Meerjaren saldi Kadernota 2014
2.352
5.195
In de bijlage is daarnaast financieel een doorkijk gemaakt tot 2027. Op basis van een aantal uitgangspunten is de financiële positie van Delfland bij gelijkblijvend beleid op de volgende onderdelen bekeken: Begrotingssaldo; Vermogenspositie; Opbrengsten, kosten en saldi per taak; Aflossingscapaciteit; Verloop van de leningenportefeuille (schuldpositie). De gehanteerde uitgangspunten voor de doorkijk zijn: Tariefstijging tot en met 2018 van 3% voor de watersysteemheffing en 4% voor de zuiveringsheffing, na 2018 bedraagt tariefstijging voor alle heffingen 3%; Investeringsvolumes na 2018 van € 52,1 miljoen (€ 40 miljoen + € 12,1 miljoen HWBP) Positieve begrotingssaldi worden toegevoegd aan het vermogen Kasstroom wordt gebruikt om (indien mogelijk): o Investeringen te financieren uit eigen middelen; o Leningenportefeuille af te lossen. De uitkomst van bovenstaande exercitie is dat Delfland in staat is om in 2018 investeringen te financieren uit haar eigen middelen, in staat is om haar leningen af te lossen en een gezonde vermogenspositie op te bouwen. Het college heeft samen met de VV aan de hand van motie Dijkema c.s. aan de basis gestaan om Delfland te voorzien van een financieel solide basis. Dit punt zal bereikt worden in 2014. In 2015 zullen verkiezingen plaatsvinden. Het nieuwe college 36
zal in samenspraak met de VV keuzes maken over de wijze waarop de beschikbare financiële middelen ingezet zullen worden. Deze keuzes zullen in samenhang worden bezien met een verantwoorde tariefsontwikkeling, vermogens-, en schuldpositie en het benodigde weerstandsvermogen In onderstaande grafiek is het begrotingssaldo en de vermogenspositie tot en met 2018 weergegeven. Hierin is zichtbaar dat Delfland voldoet aan motie Dijkema; een positief begrotingssaldo in 2014 en een positief vermogen in 2018. Grafiek 1 Begrotingssaldo en vermogenspositie tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Begrotingssaldo x1 mln Vermogenspositie x1 mln 56
60 50 38 40
29
30
Begrotingssaldo
23
18
20 10
2
17
Vermogenspositie
9
5
6
2015
2016
0 2014
2017
2018
In onderstaande grafiek is het begrotingssaldo uitgesplitst naar opbrengsten en kosten per taak. Grafiek 2 Kosten en opbrengsten tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Kosten/opbrengsten x1 mln 300
Kosten totaal 215
223
231
207 204
210
217
222
120
125
131
136
87
89
250
200 150
240 Opbrengsten totaal 222 142
Kosten Watersysteem Kosten Zuiveringsheffing
100 50
92
95
98
0 2014
2015
2016
2017
2018
Opbrengsten Watersysteem Opbrengsten Zuiveringsheffing
In onderstaande grafiek staat het saldo per taak weergegeven.
37
Grafiek 3 Saldo per taak, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Saldo per taak x1 mln 35 30
30 25
25 20
17
15
10 5 0 -5
10 11
6
5
Saldo Watersysteemheffing
15
Saldo Zuiveringsheffing
3 -2 2014
2017
2020
2023
2027
Grafiek 4 geeft de aflossingscapaciteit weer. Dit is de kasstroom die ontstaat als gevolg van een positief exploitatiesaldo, afschrijvingen minus de geplande investeringen. Een positief saldo betekent dat Delfland in staat is om haar investeringen zelf te financieren en daarnaast haar leningen af te lossen. Grafiek 4 Aflossingscapaciteit, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Aflossingscapaciteit x1 mln 65
70
60 50
37
40 30
20
20
Aflossingscapaciteit
10 0
-10
-16
-11
-20
-30 2014
2017
2020
2023
2027
38
Grafiek 5 geeft het verloop van de leningenportefeuille weer, indien de positieve kasstromen benut worden om de leningenportefeuille af te lossen. In leningenportefeuille in onderstaand overzicht zijn tevens de kortlopende leningen en het tekort op het rekening-courant opgenomen. Grafiek 5 Verloop leningenportefeuille, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%*
Verloop leningenportefeuille 700
600
664 621
619
525
500 400
308
300
Verloop leningenportefeuille
200 100 0
2014
2017
2020
2023
2027
* Op balansdatum 1 januari 2013 is de werkelijke langlopende leningenportefeuille uitgekomen op een bedrag van € 495 miljoen. De aangegane leaseverplichting voor de bouw van de Harnaschpolder wordt wel als langlopende schuld op de balans van Delfland gepresenteerd, maar is geen lening bij een geldverstrekker. Deze leaseverplichting loopt af door onze jaarlijkse leasebetaling. In de ontwikkeling van de leningenportefeuille is deze daarom niet opgenomen. Op basis van een doorrekening van de Kadernota 2014 ontstaat naar verwachting met ingang van 2017 aflossingscapaciteit. Met deze aflossingscapaciteit kan in eerste instantie de korte financiering (rekening courant en kasgeld) worden afgelost en kunnen vervolgens vanaf 2023 de langlopende geldleningen af te lossen. Taakstelling Over de periode 2011-2014 is met een taakstelling gewerkt van € 18,2 miljoen. Deze taakstelling betreft zowel salariskosten als materiële kosten. De geraamde taakstelling tot en met 2012 van € 14 miljoen was eind 2012 ook daadwerkelijk gerealiseerd. De verwachting voor 2013 is tevens dat dit gerealiseerd zal worden. Het gerealiseerd aantal fte tot en met 2012 bedraagt 55, tot en met 2014 is 72 fte ingevuld. De formatieve taakstelling was begroot op een omvang van 100 tot 120 fte. In de opgave naar de ambtelijke organisatie is gestuurd op 120 fte. Samen met de verschuiving van de taakstelling PIB van formatie naar materieel (17 fte), de 3 fte honorering om de doelrealisatie van Stevige Dijken in stand te houden, staat de opgave op 100 fte. Zoals vorig jaar gemeld heeft D&H met de SD afgesproken de taakstelling voorhands op 120 fte te houden, wachtende de uitkomst van de reorganisatieplannen. Dit aantal is inmiddels bekend (29 fte) en correspondeert met een bedrag van circa 2 miljoen. Dit betekent dat de taakstelling zich over een langere periode zal uitstrekken èn op een bedrag van € 20 miljoen zal eindigen. Ten opzichte van de afgesproken 18 miljoen wordt hiermee, de stijging van de personeelskosten in 2013 als gevolg van de uitwerking van de CAO gecompenseerd.
39
In tabel 7 is de invulling en de realisatie van de taakstelling tot en met 2017 weergegeven. Tabel 7 Taakstelling Invulling taakstelling ( bedragen in 1 miljoen)
2011 (cumulatief gerealiseerd)
2012 (cumulatief gerealiseerd)
2013 (cumulatief verwacht)
2014 (cumulatief verwacht)
2015 (cumulatief verwacht)
2016 (cumulatief verwacht)
2017 (cumulatief verwacht
Ingevuld personeel
1,2
2,8
4,2
5,5
5,9
6,5
6,6
Ingevuld materieel
6,9
11,2
12,1
13,6
13,6
13,6
13,6
19,1
19,5
20,1
20,2
Totaal taakstelling
8,1
14,0
16,3
In de Bijlage II is een specificatie van de materiële taakstelling opgenomen.
40
Bijlage I Grafiek 6 Begrotingssaldo en vermogenspositie, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2027
Begrotingssaldo x1 mln Vermogenspositie x1 mln 365
400
350 300 250
180
200 150
0
Vermogenspositie
95
100 50
Begrotingssaldo
18 2 2014
38
2017
32
21
9
2020
2023
55 2027
Grafiek 7 Opbrengsten/kosten, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2027
Kosten/opbrengsten x mln 350
313
300 250 200 150
Kosten totaal
278 254
Opbrengsten totaal
231 207
222 204 120
233
136
150
89
93
246 164
258 185
Kosten Watersysteem Kosten Zuiveringsheffing
100 50
82
98
103
0 2014
2017
2020
2023
2027
Opbrengsten Watersysteem Opbrengsten Zuiveringsheffing
41
Grafiek 8 Saldo per taak, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2027
Saldo per taak x1 mln 35 30
29 24
25 20 16
15
10 5 0 -5
15
10 10
6
5
Saldo Watersysteemheffing
Saldo Zuiveringsheffing
3 -2 2014
2017
2020
2023
2027
Grafiek 9 Aflossingscapaciteit, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2027
Aflossingscapaciteit x1 mln 64
70 60 50
36
40 30
19 Aflossingscapaciteit
20 10
0 -10
-16
-11
-20 2014
2017
2020
2023
2027
42
Grafiek 10 Verloop leningenportefeuille tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2027
Verloop leningenportefeuille 700
600
664 622
621
531
500 400
319
300
Verloop leningenportefeuille
200 100 0
2014
2017
2020
2023
2027
43
Bijlage II Ingevuld materieel De materiële kosten zijn ten opzichte van de meerjarenraming 2010-2015 vanaf 2011 structureel neerwaarts bijgesteld met € 6,9 miljoen (2011) en € 4,3 miljoen (2012). In totaal derhalve € 11,2 miljoen. Uit de realisatiecijfers volgens het jaarverslag 2012 blijkt dat in totaliteit deze opgave ook daadwerkelijk is gerealiseerd. In grote lijnen gaat het om bijstellingen op de volgende exploitatieonderdelen: Structurele bijstellingen 2011 – 2012 Efficiënter inkopen Huisvesting Beheer en onderhoud waterkeringen Automatisering Externe communicatie Inhuur derden Baggeren Voorbereiding calamiteitenbestrijding en noodmaatregelen wateroverlast Verbruik chemicaliën Riolerings- en overige planvorming Beheer en onderhoud waterlopen Contractvergoeding PPS Bemonstering en analyse Werving en selectie Kwaliteit, Arbo en Milieu
Bedrag 1.610.000 777.000 542.000 518.000 467.000 437.000 415.000 390.000 350.000 227.000 208.000 184.000 173.000 157.000 104.000
Innovatie afvalwaterketen
100.000
Personele taakstelling Project- en Ingenieursbureau *
760.000
Slibafvoer
692.0008
Overeenkomst grensoverschrijdend afvalwater
267.000
Overige bijstellingen en afronding
230.000 11.200.000
* Globale raming: 10,8 fte á € 70.000
In aansluiting en aanvullend op de taakstelling 2011/2012 is voor 2013 in totaal € 1,6 miljoen ingeboekt.
8
Afhankelijk van de ontwikkeling bij HVC
44
Bijlage III DELFLAND INNOVEERT! Visie op Innovatie Inleiding Als publieke organisatie heeft Delfland de taak zijn regionale wateropgaven te vervullen op een duurzame wijze en tegen aanvaardbare kosten. Het is hierbij zaak om te anticiperen op de snel veranderende maatschappij waarin sprake is van een toenemende druk op de beschikbare ruimte, veranderende klimatologische omstandigheden, toenemende waterkwaliteitseisen en een economisch klimaat dat zwaar drukt op de investeringsbegrotin-gen van zowel Delfland als de partners in het water(keten)beheer. De klassieke methoden om de regionale wateropgaven het hoofd te bieden volstaan niet meer en nopen tot het zoeken naar slimme werkwijzen en innovatieve oplossingen. Delfland staat daarin niet alleen. De werkzaamheden van alle Waterschappen worden gekenmerkt door een toenemende aandacht voor innovatieve oplossingen. De Unie van Waterschappen stelt in haar position paper voor de Topsector Water dat de waterschappen een belangrijke launching customer zijn. Dit wordt met name bekrachtigd door het feit dat er 5 tot 10 % van in totaal 1,3 miljard aan jaarlijkse investeringen in het waterbeheer uitgegeven wordt aan het operationaliseren van nieuwe diensten, producten en technologieën. De Unie geeft aan dat waterschappen bij aanbestedingstrajecten moeten inzetten op de creativiteit van de marktpartijen, het ondersteunen van export en het verbinden van versnipperde kennis. Ook kunnen waterschappen daarnaast hun bedrijfsmiddelen (watersysteem, zuiveringssysteem, laboratoria) ter beschikking stellen als experimenteerruimte binnen de zogenaamde gouden driehoek (in triple helix-verband). Het belang van de waterschappen is daarbij dat zij hun doelen effectiever en efficiënter en liefst ook met minder budget kunnen behalen. De Unie van Waterschappen onderkent dat voor een efficiënter en effectiever waterbeheer vooral verbetering nodig is in water governance; de politieke, bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, juridische en financiële aspecten van het waterbeheer. Daartoe heeft zij een Watergovernance Center in het leven geroepen dat de ontwikkeling van bestuurlijke en institutionele innovatie ondersteunt. Ook heeft de Unie van Waterschappen een innovatiebeleid opgesteld9. Daarin wordt benadrukt dat Innovatie op Europees, nationaal en regionaal niveau uitgegroeid is tot een zelfstandig aandachtsgebied. Volgend op de Lissabonagenda van 2000 is binnen het nationale beleid meer aandacht gekomen voor kennis en innovatie, en werd in 2003 het Innovatieplatform opgericht. Naar Fins model werd ingezet op het bevorderen van de samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en onderwijs- en kennisinstellingen (in triple helixverband). Om een impuls te geven aan precompetitieve samenwerking is gekozen voor een aanpak in sleutelgebieden. Water was in de periode 2005-2010 een van de ’sleutelgebieden’ binnen het Innovatieplatform. Water is vanaf 2011 een van de topsectoren binnen het Nederlandse innovatiebeleid. Ministeries, kennisinstellingen en bedrijven benoemen innovatiethema’s en innovatieopgaven, zoeken naar nieuwe verbanden en nieuwe allianties om dit te realiseren en raken daarbij aan de opgaven en de publieke rolinvulling waar de waterschappen als regionale waterbeheerders voor staan. Zo vraagt het Deltaprogramma de waterschapssector een voortdurend adaptatievermogen te ontwikkelen. Ook vragen de doelmatigheidseisen binnen de waterketen en het Hoogwaterbeschermings-programma om buiten de bestaande kaders kansen te verkennen en te ontwikkelen. De maatschappelijke behoefte In lijn met de strategische doelen en ambities van de waterschapsbesturen vinden innovaties altijd plaats vanuit een duidelijke maatschappelijke behoefte. Innovaties kunnen dan ook nooit los gezien worden van de context: zonder Wilnis geen ijkdijk! Voor Delfland is het effect van sociaal-economische en klimatologische ontwikkeling verkend in de strategische verkenning10 die recent is uitgevoerd ter voorbereiding van het nieuw Waterbeheerprogramma 20162021. In deze verkenning zijn bestuurlijke kwesties voor de lange termijn geïdentificeerd zodat hier in een vroeg stadium (met externe partners) aan kan worden gewerkt. De hieruit voorkomende strategische vraagstukken (issues en oplossingsrichtingen) zijn richtinggevend voor de strategische kennis- en innovatieagenda van Delfland. Zij hebben op langere termijn een belangrijke invloed op het regionale waterbeheer en/of de (afval)waterketen en kunnen mogelijk al op korte of middellange termijn kunnen leiden tot aangepaste keuzes van het bestuur over de aard, omvang en/of uitvoering van de rol en taken van Delfland. Strategische vraagstukken 1. Redesign’ van de waterketen. Toekomstige ontwikkelingen kunnen een ‘re-design’ van de waterketen noodzakelijk maken. Bij snelle klimaatverandering en hoge sociaal-economische groei kan een 9
Zie: Beleidsvisie ‘Waterschapswerk innoveert!, Visie op Innovatie’, Unie van Waterschappen, december 2011
10
Zie: Strategische verkenning WBP Delfland 2016-2021
45
2.
3.
4.
5.
capaciteitsknelpunt ontstaan in de afvalwaterzuivering als gevolg van de toename van afvalwater (meer mensen, hoger verbruik) en van het verhard oppervlak. Omgekeerd kan, in het geval van sociaal-economische krimp en trage klimaatverandering, op termijn juist ook een structureel capaciteitsoverschot ontstaan in de afvalwaterzuivering. Indien in de toekomst de energietransitie versnelt, ontstaat ook eerder het omslagpunt waarop productie van energie en grondstoffen rendabel kan worden gemaakt. Hoe eerder en groter de rentabiliteit, hoe eerder en groter ook de kansen voor meer privaat initiatief, wat risico’s en kosten kan verminderen. Voldoende water – eenvoud in complexiteit. In de toekomst kan een herbezinning op het (operationeel) waterbeheer van Delfland noodzakelijk worden. Zowel door toename van neerslag (gemiddelden, met name in de winter en piekbuien), als door een toename in verhard oppervlak. Hierdoor ontstaat meer directe afstroming naar het oppervlaktewatersysteem. Verder ontstaat door bodemdaling een nog grotere differentiatie in peilgebieden. Een al te grote differentiatie in peilgebieden om verschillende functies te faciliteren hindert echter een optimalisatie van het waterbeheer en leidt mogelijk tot onevenredig hoge kosten voor het grond- en oppervlaktewaterbeheer. Maatwerk en verantwoordelijkheid in waterkwaliteit. De beschikbaarheid van water van de juiste kwaliteit voor de watervragende functies kan in de toekomst onder druk komen te staan. Los van conjuncturele schommelingen heeft klimaatverandering effect op het ecosysteem en de kwaliteit van water voor verschillende gebruiksfuncties. De waarde van grondwater. Diverse ontwikkelingen beïnvloeden grondwater en ondergrond. Bij een grote economische dynamiek nemen grondwateronttrekkingen en –infiltraties toe, groeit het intensieve gebruik van de ondergrond met de bijbehorende toenemende druk op het ondiepe en diepe grondwater. De energietransitie vergroot de kansen voor duurzame energiewinning (denk aan aardwarmte, warmte- en koudeopslag). Verder vindt bodemdaling plaats in delen van het beheergebied van Delfland. Integrale veiligheidsbenadering. Een stijgende zeespiegel en bodemdaling, grotere rivierafvoeren als gevolg van klimaatverandering en een toenemende economische waarde in het beheergebied vergroten de veiligheidsrisico’s in het beheergebied. Hierdoor kan de noodzaak om meer te investeren in waterveiligheid toenemen. De economische groei beïnvloedt de toename in waarde ‘achter de dijken’ die beschermd moet worden, maar is ook bepalend voor de beschikbare ruimte voor veiligheidsmaatregelen.
Korte termijn opgave Gekoppeld aan de genoemde strategische issues en de lange termijn strategische doelstellingen zijn concrete kennisen innovatiedoelen (opgave) te benoemen. Deze worden opgenomen in een concrete vertaling in de kennis- en innovatieagenda van 2014. Innoveren is bij de waterschappen dus geen doel op zich, maar een middel om strategische doelen te realiseren. Het onderkennen dat de methoden van vandaag niet toereikend zijn om te voorzien in de behoeften van morgen, maakt dat Delfland daadwerkelijk een urgentie voelt tot innoveren ten behoeve van de uitvoering van de kerntaken en daarmee bijdragen aan de maatschappelijke opgave tot duurzame ontwikkeling. Samenwerking en krachtenbundeling Samenwerking is voorwaarde voor succes. Inzetten op innovatie kan ook het betreden van een nieuw speelveld met nieuwe spelers betekenen. In dit verband kan de Delfland inzetten op het leggen van nieuwe contacten bij onderwijsen onderzoeksinstellingen, ministeries en bijvoorbeeld een partij als Rijkswaterstaat. Maar ook bij moderne samenwerkingsvormen zoals Clean Tech Delta, het Valorisatieprogramma Deltatechnologie en Water en het samenwerkingsverband Delft Blue Technology. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de bovenregionale kracht van waterschappen onderling (matchmaking) via het innovatieplatform van de waterschappen. Matchmaking biedt de mogelijkheid tot de vorming van clusters rond bepaalde innovatiethema’s, van waaruit per thema nieuwe verbindingen gemaakt worden in triple helix verband. Bijvoorbeeld met brancheorganisaties, NWP partners, innovatieve ondernemingen, Rioned of KWR. De innovaties van de waterschappen komen voort uit de regionale wateropgaven en passen in de regionale context. Ook zet Delfland in op samenwerking met andere waterschappen. Onder meer als een instrument om krachten te bundelen en risico’s te spreiden. De waterschappen kennen wel sterke netwerken op specifieke inhoudelijke thema’s, maar inzage in de wensen, ideeën en plannen van andere partijen ontbreekt veelal. Daarbij komt dat ook in de randvoorwaardelijke sfeer nog uitdagingen liggen (experimenteerruimte, launching customer ed.). Dit gebrek aan experimenteerruimte is o.a. geadresseerd in het Nationaal Waterplan en de MIA Water11. Delfland onderschrijft de visie van de Unie van Waterschappen op innovatie waarin de kracht van de waterschappen treffend in een heldere ambitie wordt verwoord12. Vertaald vanuit de toegevoegde waarde van de waterschappen leidt dat tot een focus op concrete kernactiviteiten. Deze zijn 11 Maatschappelijke Innovatieagenda Water. 12 Zie: Beleidsnotitie ‘Waterschappen: proeftuin & etalage van de Nederlandse watersector’, Unie van Waterschappen, april 2011
46
verwoord in het beleidskader kennis- en innovatie die Delfland onder de titel ‘Samen, slimmer, sneller maakt sterker’ in december 2012 heeft vastgesteld13. Delfland sluit met dit alles aan bij de ambitie van de Metropoolregio Den Haag-Rotterdam, die regionale ontwikkeling, en de samenwerking daarbij tussen kennisinstellingen, overheden en bedrijfsleven tot speerpunt heeft gemaakt. Innovatie Het Hoogheemraadschap van Delfland hanteert de volgende definitie voor de term innovatie: ‘Innovatie is de implementatie van een (technisch, organisatorisch, juridisch of ander) concept dat het functioneren en presteren van de publieke sector kwalitatief verandert en daarmee substantieel verbetert.’ Belangrijk is dat er pas sprake is van innovatie wanneer een vernieuwing (breed) is doorgevoerd of toegepast, en wanneer er sprake is van een (te verwachten) verbetering van de gang van zaken14. Sturing Delfland zorgt voor sturing en beheersing van het aantal initiatieven met een innovatief karakter door een focus aan te brengen door gebruik van een kennis- en innovatieagenda, en een duidelijke besluitvormingsstructuur gedurende het gehele innovatieproces, vanaf ideevorming tot implementatie. Duidelijk is dat deze agenda primair wordt gevoed vanuit de behoefte van de organisatie zelf. Dus voortkomend uit de regionale wateropgaven of de zorg om arbeidsmarktknelpunten of de toenemende energiekosten. Met het oog op de toekomst geeft Delfland er de voorkeur aan bij het tot stand komen van de kennis- en innovatieopgave andere waterschappen, gemeenten en/of andere (regionale) partners te betrekken. Delfland bouwt hierbij voort op het eerdere kennis- en innovatieprogramma met de gemeenten binnen het Waterkader Haaglanden, en interne innovatieprogramma’s gericht op de waterketen, een innovatieprogramma met Delfluent, het KRW-innovatieprogramma, etc. Hierbij wil het aansluiten bij de beweging naar open innovatie, d.w.z. innovatie met andere partijen samen en in samenwerkingsverbanden met andere overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven - het triple helix gedachtegoed - , zoals dat in het topsectorenbeleid van de Rijksoverheid wordt bepleit. Weloverwogen keuzes Door het mobiliseren van de benodigde kennis, kunde en middelen wordt de innovatie nader uitgewerkt in de vorm van een proces dat resulteert in een weloverwogen keuze met betrekking tot exploitatie van de innovatie. De afwegingen die ten grondslag liggen aan de te maken keuzes is gebaseerd op de strategische doelen en ambities die het bestuur in het Waterbeheerplan en in nadere uitwerkingen hiervan in Kadernota’s vast heeft gesteld. Delfland ondersteunt de ontwikkeling van innovatieve ideeën door middel van een innovatiefonds dat het mogelijk maakt een idee uit te werken tot een case/uitvoeringplan op grond waarvan de go/no go beslissing kan worden genomen en in enkele gevallen de financiering van de innovatie zelf mogelijk maakt. Voorwaarden voor innovatie De prikkel tot innoveren moet ook van binnen uit komen. De organisatie moet kunnen en willen innoveren. Om dit vermogen te ontwikkelen moet innovatie deel uitmaken van de strategie van een organisatie. Dat betekent dat er een cultuur, een structuur en veelal een technologie binnen de waterschapsorganisatie aanwezig is die innovatie mogelijk maakt en stimuleert. Dit vraagt om durf en een attitude tot aanpakken en om een bestuur dat bereid is een weg te zoeken in het omgaan met de onzekerheden die innovaties met zich meebrengen. Stilstand in de ontwikkeling van de aanpak van de regionale wateropgaven staat gelijk aan achteruitgang, zou luidt het adagium.
13 Zie: Beleidsvisie Kennis- en innovatie, ‘Samen, slimmer, sneller maakt sterker’, Hoogheemraadschap van Delfland, 20 december 2012 14
Zie: Beleidsvisie ‘Waterschapswerk innoveert!, Visie op Innovatie’, Unie van Waterschappen, december 2011
47