Kadernota 2012
1
Colofon Delft, juni 2011 Kadernota 2012 Samenstelling Hoogheemraadschap van Delfland Foto omslag Hoogheemraadschap van Delfland www.hhdelfland.nl Hoogheemraadschap van Delfland Phoenixstraat 32 Postbus 3061 2601 DB Delft Tel: 015-2608108 2
Voorwoord Sinds de Kadernota 2011 is flinke voortgang gemaakt met het uitwerken van de denklijnen effectgericht, marktgericht en gebiedsgericht in programmaplannen voor schoon water, voldoende water, stevige dijken, gezuiverd afvalwater en instrumenten, en de Veranderagenda voor de organisatie. Door het invoeren van programmamanagement is het sturen op resultaten sterk verbeterd. Ook is de bedrijfsvoering verbeterd. Delfland speelt met de Kadernota 2012 in op ontwikkelingen in de dynamische omgeving van het waterschap. Hierbij ligt het accent ligt op het realiseren van de programmadoelen in het licht van de bezuinigingen en de formatietaakstelling. Wij hebben er vertrouwen in dat we door het verder verbeteren van de bedrijfsvoering en een effectieve en efficiënte inrichting van de ondersteunende diensten de programmadoelen zullen realiseren. Dit blijven we doen in samenwerking met anderen. Met onze mede-overheden geven we vorm aan een doelmatiger waterbeheer op basis van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water. We intensiveren de samenwerking met de omringende waterschappen. Met kennis- en marktpartijen blijven we vormgeven aan innovatie. We zetten (sociale) media in om onze ingezetenen te betrekken en van dienst te zijn. Met deze Kadernota zetten we een volgende stap in de richting van een doelmatig, efficiënt, kostenbewust, innovatief en duurzaam waterbeheer. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, De secretaris,
de dijkgraaf,
Mr. Drs. P.I.M. van den Wijngaart
mr. M.A.P. van Haersma Buma
3
Inhoudsopgave
Samenvatting 1
Inleiding ................................................................................................................ 7
2 2.1 2.2 2.3 2.4 3
Concerndoelen en kaders ....................................................................................... 9 Trends en ontwikkelingen algemeen ......................................................................... 9 Concerndoelen ...................................................................................................... 9 Concernstrategie .................................................................................................. 10 Financiële ontwikkelingen en begrotingskaders ......................................................... 10 Kaders en keuzen ................................................................................................. 15
3.1 Inleiding ......................................................................................................15 3.2 Schoon Water .............................................................................................. 15 3.2.1 Programmadoelen ..................................................................................15 3.2.2
Trends en ontwikkelingen programma ....................................................... 15
3.2.3
Financiële kaders ...................................................................................16
3.2.4
Investeringen ........................................................................................ 16
3.2.5
Beleid en instrumenten ...........................................................................16
3.2.6
Kennis en innovatie ................................................................................17
3.2.7
Beheer en onderhoud ..............................................................................17
3.2.8
Risico‟s .................................................................................................17
3.3 Voldoende Water .......................................................................................... 17 3.3.1 Programmadoelen ..................................................................................17 3.3.2
Trends en ontwikkelingen ........................................................................18
3.3.3
Financiële kaders ...................................................................................18
3.3.4
Investeringen ........................................................................................ 18
3.3.5
Beleid en instrumenten ...........................................................................18
3.3.6
Kennis en innovatie ................................................................................19
3.3.7
Beheer en onderhoud ..............................................................................19
3.3.8
Risico‟s .................................................................................................20
3.4 Stevige dijken .............................................................................................. 20 3.4.1 Programmadoelen ..................................................................................20 3.4.2
Trends en ontwikkelingen ........................................................................20
3.4.3
Financiële kaders ...................................................................................21
3.4.4
Investeringen ........................................................................................ 21
3.4.5
Beleid en instrumenten ...........................................................................21
3.4.6
Kennis en innovatie ................................................................................22
3.4.7
Beheer en onderhoud ..............................................................................22
3.4.8
Risico‟s .................................................................................................22
3.5 Gezuiverd Afvalwater .................................................................................... 22 3.5.1 Programmadoelen ..................................................................................22 3.5.2
Trends en ontwikkelingen ........................................................................22
3.5.3
Financiële kaders ...................................................................................23
3.5.4
Investeringen ........................................................................................ 23
3.5.5
Beleid en instrumenten ...........................................................................23 4
3.5.6
Kennis en innovatie ................................................................................24
3.5.7
Beheer en onderhoud ..............................................................................24
3.5.8
Risico‟s .................................................................................................24
3.6 Instrumenten ............................................................................................... 24 3.6.1 Programmadoelen ..................................................................................24 3.6.2
Trends en ontwikkelingen ........................................................................24
3.6.3
Financiële en personele kaders .................................................................25
3.6.4
Algemeen .............................................................................................. 25
3.6.5
Regulering en toezicht ............................................................................25
3.6.6
Gebiedsgericht samenwerken ...................................................................26
3.6.7
Communicatie ........................................................................................ 27
3.6.8
Risico‟s .................................................................................................27
3.7 Organisatie ..................................................................................................27 3.7.1 Programmadoelen ..................................................................................27 3.7.2
Trends en ontwikkelingen ........................................................................27
3.7.3
Financiële kaders ...................................................................................28
3.7.4
Het programma organisatie ontwikkelt ...................................................... 28
3.7.5
Realisatie van investeringsprojecten .......................................................... 31
5
Samenvatting De kadernota is het P&C-document waarmee de beleidsmatige en financiële kaders worden vastgesteld voor de komende (meerjaren)begroting, en vormt de start van het begrotingsproces 2012. De kadernota herijkt het Waterbeheerplan d.m.v. een ambitiecheck op basis van externe en interne trends en ontwikkelingen. Waar in de Kadernota 2011 de nadruk lag op de investeringen, gaat in de Kadernota 2012 de aandacht uit naar de uitvoering; het realiseren van de programmadoelen, waarin begrepen de formatietaakstelling van 120 fte. Het doel is een bezuiniging te realiseren van 18 miljoen. Belangrijke thema‟s zijn het beter meetbaar maken en sturen op resultaten, het versterken van de meerjarenprogrammering voor de exploitatie en het bereiken van meer efficiency. In de Kadernota 2011 zijn heldere kaders gesteld en zijn doelen en financiële middelen beter in relatie gebracht. Inmiddels is flinke voortgang gemaakt met het uitwerken van de denklijnen effectgericht, marktgericht en gebiedsgericht in programmaplannen. Door het invoeren van het programmamanagement is het sturen op resultaten sterk verbeterd. De programmaplannen worden stap voor stap smarter gemaakt, de eerste stappen daartoe zijn gezet. Ook is de bedrijfsvoering verbeterd, en is Delfland beter in control gekomen. In de Veranderagenda is afgesproken dat eind 2012 bij Delfland de “Basis op Orde” is, d.w.z. dat de financieel-administratieve beheersactiviteiten dan op orde zijn. Om de programmadoelen en resultaten te realiseren ondanks de formatietaakstelling is het realiseren van efficiencywinst noodzakelijk. Dit is mogelijk door het sturen op resultaten verder te verbeteren door resultaten meetbaar, in termen van kwaliteit, tijd en geld, te beschrijven en te monitoren met behulp van prestatie-indicatoren. Daarnaast door het verbeteren en verder digitaliseren van het gegevensbeheer, zowel van het watersysteem als van de financiële en administratieve gegevens en documenten. Verder wordt het beschrijven en “lean” maken van werkprocessen in samenhang met het digitaliseren ervan uitgevoerd. Ondersteunende processen worden gecentraliseerd en verder gestandaardiseerd. Tenslotte worden beleid en uitvoering dichter bij elkaar gebracht, en de interne en externe samenwerking versterkt. Intern wordt daarbij aandacht besteed aan cultuur, houding en gedrag. De samenwerking in het primaire en ondersteunende proces met andere waterschappen of andere overheden kan behalve efficiencywinst ook kwaliteitswinst opleveren, o.a. door spreiding en specialisatie van kennis en vaardigheden.
Naast efficiencywinst is ook het programmeren van te behalen resultaten over de planperiode van belang. In de inhoudelijke programma‟s is al zoveel mogelijk een meerjarenprogrammering van investeringen en exploitatie opgenomen, voor Instrumenten en Organisatie zal dit in de actualisatie van de programmaplannen voor 2012 verder worden uitgewerkt. Op mogelijke pieken in de inzet van het project- en ingenieursbureau als gevolg van de meerjarenprogrammering van de investeringen en externe dynamiek wordt geanticipeerd. Ten behoeve van de projectbeheersing van het investeringsproces wordt een prognotiserende manier van sturen toegepast, en zijn instrumenten ontwikkeld en toegepast op het gebied van prioritering, kostenraming, risicobeheersing, informatievoorziening, (financiële) documentatie. Daarnaast zijn afspraken gemaakt m.b.t. een tijdig en zorgvuldig besluitvormingsproces. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het leren en doorleven van de nieuwe werkwijze. Als gevolg van de in de Kadernota 2011 ingezette lijn van effectgerichtheid vindt minder inzet op beleid maken plaats, meer op effectgerichte oplossingen. Het beheer en onderhoud wordt planmatiger aangepakt, zowel voor het watersysteem als voor de waterketen zal gewerkt worden op basis van assetmanagement.
6
1
Inleiding
De kadernota is een regulier P&C document. Toch heeft ook deze kadernota een aanvullend accent; naast de reguliere ambitiecheck is extra aandacht besteed aan de formatietaakstelling van 120 fte in 2014. Belangrijke thema‟s zijn daarom het beter meetbaar maken en sturen op resultaten, het versterken van de meerjarenprogrammering voor de exploitatie en het bereiken van meer efficiency. In de Kadernota 2011 zijn heldere kaders gesteld en zijn doelen en financiële middelen beter in relatie gebracht. Inmiddels is flinke voortgang gemaakt met het uitwerken van de denklijnen effectgericht, marktgericht en gebiedsgericht in programmaplannen voor de inhoudelijke programma‟s, het programma Instrumenten en de Veranderagenda. In de programmaplannen zijn doelen en resultaten tot 2015 beschreven, met een nadruk op de programmering in 2011. Door het invoeren van het programmamanagement is het sturen op resultaten sterk verbeterd. Ook is de bedrijfsvoering verbeterd, en is Delfland beter in control gekomen. In de Veranderagenda is afgesproken dat eind 2012 bij Delfland de “Basis op Orde” is, d.w.z. dat de financieel-administratieve beheersactiviteiten dan op orde zijn. In de inhoudelijke programmaplannen zijn zoveel mogelijk al prestatie-indicatoren aangegeven. Bij de actualisatie van de programmaplannen voor 2012 zullen deze voor alle programmalijnen worden opgenomen en onderdeel gaan uitmaken van de voortgangsrapportages. In het Implementatieplan is aangegeven dat in 2013 gewerkt zal worden met inhoudelijke, technische, financiële en personeelsgebonden proces- en resultaatindicatoren. Dwz dat zowel voor doelen en resultaten, als voor activiteiten en middelen indicatoren operationeel zullen zijn. Voor het bestuurlijke besluitvormingsproces zijn prestatie-indicatoren op doel- en resultaatniveau van belang, de overige zijn met name van belang voor de ambtelijke organisatie. Een belangrijk instrument om de prestaties van de waterschappen te meten en te verbeteren is de onderlinge benchmark. Uit de benchmarkt over de resultaten van 2009 (Waterschapspiegel 2010) blijkt voor Delfland: Bij stevige dijken een bovengemiddelde score, vooral ten aanzien van het toetsen van waterkeringen; Bij voldoende water een ondergemiddelde score, omdat vooral wordt gescoord op de maatregelen op polderniveau en daarop is bij Delfland nog weinig vooruitgang Bij waterkwaliteit is de opgave groot, vanwege de lage score wat betreft de waterkwaliteit in het gebied. Bij zuiveringsbeheer is de score beter dan gemiddeld. Het effect van het in gebruik nemen van de (ver)nieuw(d)e zuiveringen is hierbij duidelijk zichtbaar. Bij organisatie is er een bovengemiddelde score ten aanzien van duurzaamheid, inkoopbeleid, klantgerichtheid en perceptiekosten. Ten aanzien van financiële aspecten een ondergemiddelde score. Dit heeft te maken met de bijzondere situatie: sterk verstedelijkt en verglaasd, waardoor beheer en onderhoud relatief duur zijn. Daarnaast zijn veel van de heffingen de hoogste van Nederland mede vanwege de investeringen in zuiveringen en wateroverlast (boezemmaatregelen). Ook de indicatoren uit de benchmark worden meegenomen bij de actualisatie van de programmaplannen voor 2012. Delfland heeft daarnaast meegedaan aan een benchmark met 7 andere waterschappen naar de ondersteunende functies. Daaruit bleek dat Delfland op 1 januari 2010 een percentage overhead had van 30,4 procent. Dat is relatief hoog, maar zal na de taakstelling op ca. 25 procent uitkomen. Belangrijke externe ontwikkelingen zijn het aantreden van zowel een nieuw kabinet als een nieuwe provinciaal bestuur. In het nieuwe Bestuursakkoord Water hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afspraken gemaakt over een doelmatiger waterbeheer, een besparing oplopend tot 750 miljoen euro in 2020, en een beperkte stijging van de waterlasten voor burgers en bedrijven. Het motto van het provinciale coalitieakkoord is “Verbinden en ruimte geven”. Het college van Gedeputeerde Staten wil besturen vanuit vertrouwen en kiest voor een open en 7
transparante bestuursstijl gericht op samenwerking. 1 Als gevolg van het Bestuursakkoord Water zal de provincie geen apart waterplan meer opstellen, en de waterbeheerplannen van de waterschappen niet meer goedkeuren. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan algemene en financiële ontwikkelingen en trends, concerndoelen en de financiële kaders. In hoofdstuk 3 wordt per programma ingegaan op relevante ontwikkelingen, financiële kaders en de voorziene invulling van de verschillende programmaonderdelen.
1
De conclusies van de evaluatie van de fusies van de Zuid-Hollandse waterschappen in 2010 waren dat het waterbeheer, zeker in relatie tot de complexe en omvangrijke opgave in het gebied, op een efficiënte manier is georganiseerd met relatief beperkte lasten voor burgers en bedrijven, maar dat de relatie tussen provincie en waterschappen verbeterd dient te worden.
8
2 2.1
Concerndoelen en kaders Trends en ontwikkelingen algemeen
In het Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt over een heldere taakverdeling tussen overheden en minder bestuurlijke drukte, over normering, toetsing en financiering van de waterkeringen, een doelmatig beheer van de waterketen, samenwerking in het waterbeheer, kennis en innovatie, en de verkiezing van het waterschapsbestuur. Ook Europese regelgeving blijft van belang voor Delfland, via de Unie van Waterschappen en het Bureau Brussel van Unie en Vewin worden nieuwe ontwikkelingen gevolgd. De economische crisis heeft nog steeds grote invloed op (inter-)nationaal, regionaal en lokaal niveau. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen worden met de noodzaak te bezuinigen geconfronteerd. Voor Delfland zijn onder andere de bezuinigingen die via het Bestuursakkoord Water worden doorgevoerd van belang, maar daarnaast ook die op het ILGbudget, het afnemen van subsidiemogelijkheden, en de bezuinigingen bij gemeentelijke partners. Voor beleids- en kennisontwikkelng blijven de ontwikkelingen binnen het Deltaprogramma van belang, met name de deelprogramma‟s Kust, Veiligheid, Zoetwatervoorziening en Nieuwbouw en Herstructurering. Ook deelname aan kennis- en innovatieprogramma‟s en netwerken blijven voor Delfland als kennisintensieve organisatie van belang, o.a. Delft Blue Technology en het nieuwe Topgebied Water. Als overheid wordt van Delfland in toenemende mate transparantie en accountability verwacht, een goede (e-)dienstverlening en meer interactie met de omgeving, o.a. via sociale media. Voor Delfland blijft intensieve samenwerking met andere waterschappen, andere overheidspartners, kennisinstellingen en belanghebbenden van groot belang. Op termijn wordt, o.m. als gevolg van de vergrijzing, toenemende krapte op de arbeidsmarkt verwacht. Hiermee neemt het belang voor Delfland een goed werkgever te zijn verder toe. Bij de programma‟s wordt nader ingegaan op voor de programma‟s relevante ontwikkelingen. 2.2
Concerndoelen
Delfland staat voor belangrijke uitdagingen, zowel vanuit externe ontwikkelingen als vanuit de doorontwikkeling van de organisatie. Om deze in samenhang met elkaar op te pakken is het van belang concerndoelen te benoemen die zowel de positionering en identiteit van de organisatie betreffen als de wijze waarop Delfland haar doelen wil realiseren, en de hierbij passende organisatieontwikkeling, in termen van aansturing, systemen en houding en gedrag. Hieronder volgt een eerste schets van de concerndoelen. Positionering en identiteit Delfland is een taakgerichte uitvoeringsorganisatie. Delfland realiseert haar doelen waar nodig in samenwerking met partners, d.w.z. grotendeels “van binnen naar buiten” gericht. Het adagium daarbij is “effectgericht, gebiedsgericht en marktgericht”. Delfland draagt bij aan aan water gerelateerde doelen van haar partners (denk aan kwaliteit leefomgeving, landschap, recreatie), als daarmee tevens een eigen doel wordt gerealiseerd. Delfland moet immers in tijden van schaarste van geld en capaciteit prioriteit geven aan haar eigen doelen/wettelijk taken. Delfland beïnvloedt de Europese, nationale en provinciale beleidsvorming voor zover het de uitvoering en uitvoerbaarheid van haar doelen betreft, via de Unie van Waterschappen, of waar nodig anderszins, via bestuurlijke en ambtelijke netwerken. 9
Delfland is (kennis)partner, ontwikkelt kennis in relatie tot het beheer van het watersysteem, en benut daarbij netwerken met o.a. de Nederlandse watersector. Innovatie is gezien de aard van het beheersgebied noodzakelijk om de eigen doelen te realiseren. Gebruik van bewezen technieken en de zorg voor inhoud en kwaliteit blijven daarbij belangrijk. Delfland werkt nauw samen met (buur)waterschappen. Dit geldt ook voor de ondersteunende taken. Hierbij wordt in eerste instantie via samenwerking kwaliteits- en efficiencyverbetering bereikt. Voor sommige taken kan outsourcen op termijn onderzocht worden. Delfland zet moderne media in om ingezetenen meer bij Delfland te betrekken. Bestuur en organisatie De oriëntatie van bestuur en organisatie is maatschappelijke dienstbaarheid. Het bestuur stuurt op doelen. De focus van het dagelijks bestuur ligt daarbij vooral op externe beïnvloeding, het opereert daarom o.a. actief in relevante netwerken. Het dagelijks bestuur legt verantwoording af aan de verenigde vergadering. Het sturen op doelen gebeurt in goed samenspel tussen bestuur en organisatie. De organisatie - leidinggevenden en medewerkers - is verantwoordelijk voor het realiseren van de doelen en legt daarover verantwoording af aan het bestuur. Bij doelensturing ligt de focus op resultaatsturing, processturing draagt daaraan bij. Belangrijk daarbij is een leiderschapstijl die consequent focust op “resultaten, kosteneffectiviteit en bestuurlijke sensitiviteit”, overigens met aandacht voor cultuur en leerprocessen. In 2016 werkt Delfland volledig digitaal. Dat geldt zowel voor de communicatie en het uitwisselen van gegevens met belanghebbenden, veldtoepassingen, als de interne bedrijfsvoering. 2.3
Concernstrategie
In de concernstrategie worden de concerndoelen en de wijze waarop Delfland deze wil bereiken verder uitgewerkt op basis van een scenarioanalyse. Voor de inhoudelijke programma‟s biedt dit een strategisch en integraal kader, voor het programma Organisatie biedt dit kader voor de organisatieverandering. In het tweede kwartaal van 2011 wordt de concernstrategie verder uitgewerkt. 2.4
Financiële ontwikkelingen en begrotingskaders
Duurzaam financieel beleid In het financiële spoor uit de Kadernota 2011 is onderzocht hoe een duurzaam financieel beleid kan worden vormgegeven. Om financieel gezond te worden en te blijven is een structureel sluitende begroting noodzakelijk. Daarnaast zijn weerstandsvermogen en beheersing van het renterisico van belang om te komen tot een solide financieel evenwicht. Om op termijn een dergelijke evenwichtige begroting te bereiken is bij de meerjarenraming 2011-2015 besloten het jaarlijkse investeringsniveau vanaf 2011 terug te brengen tot gemiddeld 50 miljoen euro (plus de extra investeringskosten uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma-HWBP) en op de exploitatie, met ingang van 2011 en in vier jaren gefaseerd oplopend, een bedrag van 18 miljoen euro structureel te besparen, ten opzichte van de meerjarenraming 2009-2014. Op deze wijze kan een positief exploitatiesaldo worden bereikt in 2014 en een positieve reservestand in 2018. De leningportefeuille wordt in een termijn van 10 jaar beperkt tot een bedrag van ongeveer 800 miljoen euro. De Kadernota 2012 is opgesteld met inachtneming van deze uitgangspunten.
10
Effecten uit 2010 Eind 2010 zijn de uitkomsten van een extern onderzoek naar de boekhoudkundige verwerking van de PPS-constructie bekend geworden. De kosten van de PPS-constructie kunnen overeenkomstig de levensduur van de installatie in dertig jaar worden afgeschreven in plaats van de tot nu toe toegepaste vijf jaar. Het toepassen van deze langere afschrijvingstermijn leidt voor de korte termijn tot aanzienlijk lagere afschrijvingslasten maar op langere termijn tot hogere lasten. Deze effecten zijn in de meerjarige kaders voor 2012-2016 meegenomen. In 2010 heeft de VV ingestemd met het beëindigen van 94 investeringsprojecten. Hieraan is een verlaging van de kapitaallasten verbonden. Ook dit effect is in de meerjarige kaders verwerkt. Loonkosten en inflatie De laatst afgesloten CAO (7 juli 2010) is een akkoord voor de periode 2009-2011. Voor de periode hierna is in deze kadernota uitgegaan van een jaarlijkse stijging van 1,5%. Dit cijfer is overeenkomstig het gehanteerde percentage in de meerjarenraming 2011-2015 en was gebaseerd op de gegevens van het Centraal Planbureau. De verwachting was dat op termijn de economie weer zou aantrekken. De berekeningen gaan er overigens vanuit dat circa 13% van de personele kosten wordt geactiveerd (Project- en Ingenieursbureau). De financiële positie van het ABP is voorzichtig hersteld. Besluiten over de hoogte van de pensioenpremie worden regelmatig herzien, want de financiële markten en de rente zijn nog steeds niet stabiel. Uitgangspunt in de berekeningen is de laatst bekende premieheffing. In deze kadernota is rekening gehouden met een inflatie van 1,5%. Dit percentage stemt globaal overeen met de verwachte economische groei en is gelijk aan het uitgangspunt in de meerjarenraming 2011-2015. Rente Op dit moment is de kortlopende rente (looptijd maximaal 1 jaar) aanzienlijk lager dan de langlopende rente. Vanwege deze lagere rente wordt de financieringsbehoefte zoveel mogelijk ingevuld met het aantrekken van kortlopende financiering. Wel wordt het aantrekken van kort geld begrensd door de vastgestelde kasgeldlimiet op basis van de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido). Deze vastgestelde kasgeldlimiet mag maximaal drie kwartalen worden overschreden. Bij een langere overschrijding van de kasgeldlimiet moet verplicht een dekkingsplan aan de toezichthouder (de provincie) worden overlegd. In de meerjarenraming 2011-2015 is voor de invulling van de benodigde financiering rekening gehouden met de beschikbare rekening courant limiet van 60 miljoen euro (kort geld) en wordt het restant van de financieringsbehoefte ingevuld met langlopende geldleningen. Voor de met deze financiering samenvallende rentekosten is voor de kortlopende financiering een rentepercentage aangehouden van 1,0% in 2011, oplopend naar 2,0% in 2015. Voor de langlopende financiering is rekening gehouden met een rentepercentage voor de nieuw aan te trekken langlopende geldleningen van 4,2% (2011), oplopend naar 5,0% in 2015. Voor de Kadernota 2012 worden deze bestaande percentages gecontinueerd. Voor de toerekening van de rentekosten aan de exploitatie wordt vanaf 2009 uitgegaan van een vast renteomslag percentage. Hierbij worden de calculatieverschillen tussen de werkelijke rentekosten en de doorberekende rentekosten op basis van het omslagpercentage aan de exploitatie verrekend met de Egalisatiereserve renteomslag. In het meerjarige kader 2012-2016 is het renteomslag percentage ongewijzigd ten opzichte van 2011-2015: voor 2011 3,8%, oplopend tot 4,6% in 2015 en 2016. Dit moet gezien worden in relatie tot de lage raming van de inflatie en de hoogte van de Egalisatiereserve renteomslag waardoor het risico van een rentestijging is afgedekt. Investeringen In de meerjarenraming 2011-2015 is het totaal van de investeringsplannen jaarlijks geprogrammeerd op 50 miljoen euro (gemiddeld en afgerond). Ook in de Meerjarenraming 2012-2016 wordt hiervan uitgegaan (hierbij geldt dat vervangingsinvesteringen binnen de programmering zijn ondergebracht). Aanvullend wordt rekening gehouden met de extra 11
investeringslasten die voortvloeien uit het Hoogwaterbeschermings-programma (HWBP –zie hierna Bezuinigingen op Rijksniveau). Voor een deel van de geprogrammeerde investeringen zijn investeringsramingen opgesteld. Op grond van deze ramingen zijn door de verenigde vergadering kredieten verleend. Het tot nu toe gerealiseerde investeringsvolume wijkt af van de ramingen, omdat zich verschuivingen in tijd hebben voorgedaan of omdat zich risico‟s in de projecten hebben voorgedaan. Ook kan door de nieuwe benadering een herijking en herprioritering van de geprogrammeerde investeringen hebben plaats gevonden. Het niet gerealiseerde investeringsvolume schuift door naar de komende planperiode. Raming kapitaallasten De raming van kapitaallasten is gebaseerd op de staat van activa en de staat van onderhanden werken. Voor nieuwe toekomstige investeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van 25 jaar en vindt de eerste afschrijving plaats 2 jaar volgend op het jaar waarin het volume is opgenomen. Een deel van de rente wordt toegevoegd aan het onderhanden werk. De activa in Delfland bestaat voor een deel uit deze zogenaamde „geactiveerde rente‟. Onderhoud kapitaalgoederen Delfland heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd. Deze kapitaalgoederen zullen de komende jaren een fors beroep doen op onderhoudsbudgetten. Binnen de meerjarige kaders voor 2012-2016 zal rekening gehouden moeten worden met een verhoging van de met de investeringen samenhangende onderhoudskosten. Subsidie Zowel nationaal als internationaal bestaan mogelijkheden voor subsidie op het gebied van water. Overal staan echter de subsidiekaders onder druk als gevolg van de financiële situaties of heroverwegingen van de focus van subsidietoekenningen. Nationaal staan de subsidiemogelijkheden voor waterprojecten via Investeringsbudget Landelijke Gebied (ILG) onder druk. Daarnaast is een groot aantal subsidiemogelijkheden afgeschaft en wordt het budget van ILG drastisch omlaag gebracht. Internationaal loopt de subsidieronde binnen Europa van 2007-2013. Binnen Interreg IVB subsidies is het geld voor watergerelateerde projecten nagenoeg besteed. Binnen Life+ zijn nog wel mogelijkheden voor Natura 2000-gebieden en innovatieve technieken op het gebied van afvalwaterzuivering. Momenteel wordt op Europees Niveau nieuwe kaders opgesteld voor de periode 2014-2020. Daarnaast wordt op dit moment het gemeenschappelijk landbouwbeleid verder uitgewerkt. Een van de speerpunten van een aantal lidstaten is dat agrariërs extra werk moeten verzetten willen ze voor Europese subsidie in aanmerking komen. Het komend jaar worden al deze plannen bekeken op haalbaarheid. Leningen Op balansdatum 1 januari 2011 is de werkelijke leningenportefeuille uitgekomen op een bedrag van 470 miljoen euro. Om de kasgeldlimiet niet nog een kwartaal te overschrijden is begin januari 2011 een vaste geldlening van 50 miljoen euro aangetrokken voor een periode van 1 jaar en 1 dag tegen een rentepercentage van 1,35%. Met een dergelijke looptijd kon worden geprofiteerd van de betere condities van de geldmarkt (lagere rentepercentages) in plaats van de kapitaalmarkt. De eerstvolgende aflossing van een geldlening zonder herfinanciering staat gepland in 2023. Het streven is om de komende jaren de exploitatie positief te krijgen om op de leningenportefeuille af te kunnen lossen. Met de keuze voor 50 miljoen euro aan investeringen per jaar, plus de extra investeringskosten voor het HWBP, kan dit worden bereikt in 2014. De wet Fido schrijft voor dat de kortlopende financiering wordt beperkt door middel van de kasgeldlimiet. Voor waterschappen is deze limiet vastgesteld op 23% van het begrotingstotaal op 1 januari van het betreffende jaar. Daarnaast wordt door de wet het renterisico op de vaste schuld ingekaderd door middel van de renterisiconorm. Het bedrag aan aflossingen en het leningbedrag dat in aanmerking komt voor renteherziening mag de gestelde norm van 30% van het begrotingstotaal per 1 januari van het begrotingsjaar niet overschrijden. 12
Risico’s en weerstandsvermogen Waterschappen zijn wettelijk verplicht om de (financiële) risico‟s die ze lopen in kaart te brengen en beleid te ontwikkelen om deze risico‟s af te dekken. Een deel van de risico‟s wordt afgedekt door afgesloten verzekeringen of gevormde voorzieningen. De overige (financiële) risico‟s die Delfland loopt zijn op basis van een inventarisatie per programma benoemd. Daar waar mogelijk zijn deze risico‟s financieel onderbouwd en is de kans op optreden aangegeven. Een deel van deze risico‟s is vertrouwelijk. In de VV van 25 november 2010 zijn zowel de nota Risico‟s en weerstandsvermogen als de nota Reserves en voorzieningen vastgesteld. Daarmee zijn de kaders gesteld voor het te voeren beleid voor risico‟s en weerstandsvermogen. Zo wordt een deel van het eigen vermogen afgezonderd in de algemene reserve weerstandsvermogen en wordt gestreefd naar een ratio van het weerstandsvermogen tussen de 1,0 en 1,4 (dit is de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit). Het uitgangspunt in deze kadernota is dat het te vormen weerstandsvermogen een voorwaarde is voor een gezond financieel beleid. Het streefratio als hiervoor genoemd zal echter niet eerder worden bereikt dan in 2018. Daarbij is uitgegaan van een maximaal investeringsniveau van 50 miljoen euro per jaar, plus de extra investeringskosten voor het HWBP, geen verdere extra stijging van tarieven en het behalen van een nullijn in de exploitatie in 2014. Bezuinigingen op rijksniveau De bijdrage van Delfland aan de bezuinigingen op rijksniveau bedraagt voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en voor de muskusrattenbestrijding tezamen 15 miljoen euro per jaar. In deze Kadernota is er van uitgegaan de kosten voor het HWBP worden geactiveerd. Mede in overleg met de accountant is gekozen voor een afschrijvingstermijn van 20 jaar. De extra jaarlijkse kosten voor muskusrattenbestrijding komen ten laste van de exploitatie. Wat betreft deze 1e tranche is bestuurlijk afgesproken dat deze geen invloed mag hebben op de tarieven en uitsluitend door bezuinigingen moet worden gefinancierd. Meerjarige kaders Op basis van de in deze Kadernota geschetste ontwikkelingen en gekozen uitgangspunten (investeringsvolume van 55 miljoen euro per jaar en oplopende exploitatiebezuiniging in 4 jaar tot 18 miljoen euro per jaar) luidt de meerjarenraming op hoofdlijnen zoals aangegeven in de tabel. Omdat sprake is van een herstel van het evenwicht in de financiële huishouding binnen een termijn van acht jaar, toont deze tabel de meerjarenraming tot en met 2018. Meerjarenperspectief (voorlopige cijfers, bedragen x 1.000 euro Exploitatieresultaat waarin besparingen Stand reserves
2012-2016 afgerond)
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
-30.200
-6.900
4.500
4.600
5.576
5.800
10.000
9.000
13.500
18.000
18.000
18.000
18.000
18.000
-19.900
-26.800
-22.300
-17.700
-11.900
-1.800
15.400
Opbrengsten In de meerjarenraming is rekening gehouden met de volgende opbrengstontwikkeling: 2012
2013
2014
2015
2016
Watersysteembeheer
8,5%
8,5%
4,0%
4,0%
4,0%
Waterzuiveringsbeheer
10,0%
10,0%
9,0%
3,0%
3,0%
13
De in de tabel weergegeven opbrengststijging is overeenkomstig eerdere besluitvorming van de VV. In deze kadernota is voor 2016 uitgegaan van een onveranderde opbrengststijging. Tevens is bij het watersysteembeheer uitgegaan van een gelijkblijvende kostentoedeling (onderlinge verhouding tussen de verschillende tarieven). Het onderwerp kwijtschelding is een punt van aandacht. De Unie van Waterschappen heeft dit onderwerp inmiddels opgepakt waarbij een relatie wordt gelegd met de herziening van het belastingstelsel (voor 2013 wordt nieuwe wetgeving voorzien), de ontwikkelingen wat betreft de overname van het HWBP, de samenwerking tussen waterschappen en gemeenten, ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, geautomatiseerde kwijtschelding en het imago van de waterschappen.
14
3 3.1
Kaders en keuzen Inleiding
In dit hoofdstuk worden per programma de relevante ontwikkelingen besproken en wordt aangegeven hoe met de voorgenomen formatietaakstelling de programmadoelen toch, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, gerealiseerd kunnen worden. Zo zullen het Bestuursakkoord 2011-2015 en het Bestuursakkoord Water in de loop van 2011 verder worden uitgewerkt. Mogelijk volgen hieruit nog effecten voor Delfland die in deze Kadernota nog niet zijn voorzien. 3.2
Schoon Water
3.2.1 Programmadoelen De doelen per programmalijn zijn: Chemische waterkwaliteit: - voldoen aan normen beleidsdoelstelling WBP - uitvoeren 8 resultaat verplichte onderzoeken, Ecologische waterkwaliteit: - uitvoeren van KRW inrichtingsmaatregelen - uitvoeren 8 resultaat verplichte onderzoeken Vismigratie: - vispasseerbaar maken 8 prioritaire gemalen - niet-prioritaire vismigratieknelpunten oplossen binnen taakstellend budget - uitvoeren 5 resultaatverplichte onderzoeken - zoveel mogelijk viswerend maken overige gemalen, mits kosteneffectief Zwemwater - voldoen aan zwemwaterrichtlijn op 17 lokaties - bij hoge uitzondering tijdelijk zwemverbod wegens blauwalg Locale knelpunten - aanpak en voorkomen overlast bij geselecteerde knelpunten binnen taakstellend budget 3.2.2 Trends en ontwikkelingen programma De waterkwaliteit binnen Delfland is nog steeds slecht, maar verbetert de komende jaren door het aansluiten van glastuinbouwbedrijven op de riolering (minimaal 90% eind 2012). Dit vraagt van Delfland een stevige inzet op toezicht en handhaving en een nauwe samenwerking met gemeenten en de glastuinbouwsector. De recente verruiming van de toelatingseisen voor bestrijdingsmiddelen maakt een adequaat monitoringprogramma noodzakelijk. Dit om de doorwerking van de beleidsverruiming op de chemische waterkwaliteit goed te kunnen volgen. Bij een effectieve aanpak van de lozingen van de glastuinbouwbedrijven zal het accent in Delfland gaan verschuiven naar mogelijke andere verontreinigingen (diffuse bronnen, akkerbouw, hemelwaterlozingen, hormoon-deregulerende stoffen, et cetera) Door gemeentelijke partners en ingezetenen wordt vaak meer belang gehecht aan omgevingskwaliteit, recreatiemogelijkheden, volksgezondheid, (beperking van) overlast en visuele kwaliteit, dan aan intrinsieke ecologische kwaliteit. Door de bezuinigingen van het rijk op natuur en groen, staat de ontwikkeling hiervan onder druk. Een goede communicatie met de omgeving, waarbij wordt aangesloten bij de thema‟s die voor belanghebbenden belangrijk zijn, en afstemming met stakeholders over maatregelen is daarom essentieel. Ook Europa blijft in beweging, met een mogelijke uitbreiding van het beleid op het gebied van de chemische waterkwaliteit tot gevolg en mogelijke ontwikkelingen op het Europese bodemdossier.
15
In de komende jaren leveren de diverse onderzoeksprogramma‟s die zijn gekoppeld aan de KRW hun eerste resultaten. Hierdoor komt er meer kennis over het functioneren van het aquatisch ecosysteem en de kosteneffectiviteit van waterkwaliteitsmaatregelen. Deze kennis wordt gebruikt in de sturing en prioritering van waterkwaliteitsmaatregelen uit het WBP 20102015 en in de voorbereiding van het Stroomgebiedbeheerplan 2016-2021 en het gerelateerde WBP. De deregulering die is ingezet vanuit de Waterwet zorgt voor meer algemene regels en minder vergunningverlening. Het reguleringsinstrumentarium verandert daarmee aanzienlijk. Met de mogelijkheden en beperkingen wordt de komende jaren ervaring opgedaan. 3.2.3 Financiële kaders Bovenbeschreven ontwikkelingen geven geen aanleiding tot het bijstellen van de strategische keuzen die gemaakt zijn in Kadernota 2011. Meerjarenraming 2012-2016 Schoon Water X 1 mln EUR
2012
2013
2014
2015
2016
Investeringen exploitatie
9,1 2,6
8,7 2,9
9,1 3,3
7,1 3,7
7,1 3,7
Fte-taakstelling Door een afnemende beleids- en onderzoeksinspanning en het verbeteren van werkprocessen heeft dit geen effecten voor de doelen en resultaten van het programma 3.2.4 Investeringen In 2010 zijn de geplande investeringen voor het programma nog eens goed tegen het licht gehouden met de kadernota 2011. Op basis van het programmaplan zijn de criteria geformuleerd op basis van waarvan huidige en toekomstige investeringen kunnen worden onderbouwd, zodat de middelen en de instrumenten in positie zijn om de programmadoelen te realiseren. Het wettelijk verhaalrecht van rijk op andere overheden was daarbij een belangrijk aandachtspunt (Wet NErpe - Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten). De inventarisatie van geschikte locaties voor de waterlichamen Westboezem, Berkel, en Zuidpolder van Delfgouw zullen naar verwachting in 2011 zijn afgerond, zodat de planvorming en uitvoering van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen vanaf 2012 een grotere vlucht gaat nemen. In 2011 zal gestart zijn met het nemen van maatregelen in de zwemwateren van de Dobbeplas en Delftse Hout, waarbij bestuurlijk afspraken zijn gemaakt over het beheer en onderhoud, en de aanpak van lokale knelpunten. Ondertussen gaat de aanleg van vispassages gewoon door. Steekwoorden bij de diverse projecten zullen zijn: communicatie met stakeholders, monitoring van de resultaten, zoeken naar efficiënte alternatieven. 3.2.5 Beleid en instrumenten Beleid Voor een aantal onderwerpen wordt in 2011, met een uitloop naar 2012, beleid en een toetsingskader opgesteld, zoals voor ecologisch onderhoud en ecologie i.r.t. vergunningverlening. Priotering van beleidsvorming gebeurt op basis van urgentie i.r.t. beheer en onderhoud, vergunningverlening en handhaving en uitvoering. Hiertoe wordt jaarlijks een beleidsagenda opgesteld. Vanaf 2012 ligt er meer nadruk op monitoring en evaluatie van beleid. Dit betekent dat wordt gemeten of beleid en de gerelateerde maatregelen ook daadwerkelijk het beoogde effect hebben. De beleidsmonitoring leidt, zo nodig, tot een bijstelling van maatregelen, om op een meer kosteneffectieve wijze tot het bereiken van de WBP-doelen te komen. Hierbij zullen ook de in de loop van de planperiode vrijkomende resultaten van het onderzoeksprogramma worden betrokken. Het proces rondom het afleiden van ecologische doelen voor de overige (niet KRW) wateren steekt Delfland terughoudend in. De intentie is om in de planperiode 2010-2015 geen opgave 16
vast te stellen voor de overige wateren, bovenop de reeds vastgestelde waterkwaliteitsopgaven in het WBP. In 2012 start het planproces voor het KRW Stroomgebiedbeheerplan 2016-2021. In dit planproces wordt met de gebiedspartners de inzet op de KRW voor de planperiode 2016-2021 bepaald. Hierbij worden de ervaringen van de beleidsmonitoring en het KRW-onderzoeksprogramma meegenomen. Instrumenten Door het aansluiten van glastuinbouwbedrijven op de riolering is een substantiële verbetering van de waterkwaliteit te behalen. Dit vergt een samenhangende inzet van toezicht, handhaving en communicatie die doorloopt tot 2012. Andere aandachtpunten zijn het toezicht op bedrijfsmatige lozingen, riooloverstorten en hemelwaterlozingen. Deze aandachtpunten worden tevens meegenomen bij de advisering bij gemeentelijke rioleringsplannen. Verder wordt gedacht aan een andere manier van handhaving. Samenwerking en draagvlak vanuit de sector is hiervoor nodig. Het beïnvloeden van de ontwikkelingen in de landelijke wet- en regelgeving vraagt inzet en wordt in samenhang met de Unie van Waterschappen opgepakt in nauwe afstemming met Delfland. Delfland gaat zich inzetten om deze ontwikkelingen actief te beïnvloeden. 3.2.6 Kennis en innovatie Het KRW-onderzoeksprogramma gaat de eerste resultaten opleveren en loopt tot 2015. Het betreft o.a. onderzoek naar de invloed van veenafbraak op de waterkwaliteit, de belasting door en nuttig gebruik van bladafval en maaisel, de inrichting en beheer van vispaaiplaatsen, de effectiviteit van helofytenfilters en alternatieve maatregelen. Delfland doet daarnaast o.a. onderzoek naar maatregelen in de waterhuishouding ten bate van waterkwaliteit, naar de wenselijkheid van investeren buiten de KRW-waterlichamen, naar maatregelen om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren en naar het watersysteem van de Ackerdijkse plassen. In het onderzoeksprogramma wordt zo veel mogelijk samengewerkt met andere waterschappen, de STOWA en kennisinstituten. Indien mogelijk en zinvol wordt het onderzoek ondergebracht in subsidieprogramma‟s 3.2.7 Beheer en onderhoud Beheer en onderhoud binnen het programma Schoon Water betreft het ecologisch beheer van watergangen en (na aanleg) natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen. Bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen wordt rekening gehouden met randvoorwaarden vanuit beheer en onderhoud en met de beheerkosten. 3.2.8 Risico’s Met het opstellen van het eerste programmaplan heeft ook een inventarisatie plaatsgevonden van de risico‟s op programmaniveau. De risico‟s zijn kwalitatief beschreven en worden in 2011 verder geconcretiseerd en gekwantificeerd zodat risicomanagement bij de actualisatie van de programmaplannen verder vorm kan krijgen. 3.3
Voldoende Water
3.3.1 Programmadoelen De doelen van het programma zijn: - Optimaal regulier beheer - Voorkomen wateroverlast boezem - Voorkomen wateroverlast polder - Goede zoetwatervoorziening
17
3.3.2 Trends en ontwikkelingen Binnen het beheersgebied van Delfland blijft de bevolking en de economie op de lange termijn groeien, waardoor op de lange termijn de druk op de ruimte blijft groeien, vooral in bestaand stedelijk gebied. Hoewel enerzijds door de economische crisis projecten stil vallen komen als gevolg van de Crisis&Herstelwet een groot aantal MIRT-projecten op Delfland af. Klimaatadaptatie blijft op de langere termijn een belangrijk thema voor dit programma. Hierbij wordt aangesloten bij het Deltaprogramma en de daarin gehanteerde scenario‟s waarin zowel de economische groei als de klimaatverandering is opgenomen. De invulling van het NBW wat betreft wateroverlast is een bespreekpunt nationaal. Naast Delfland zijn er ook andere waterschappen die hebben aangegeven dat voor het westelijk deel van Nederland de doelstelling qua wateroverlast in 2015 op orde te zijn niet realistisch is. Delfland brengt haar effectgerichte benadering in landelijke gremia in, om zo het landelijke beleid te beïnvloeden. Het wordt steeds meer mogelijk het watersysteem automatisch te beheren. De kennis die hiermee over het watersysteem wordt opgedaan wordt benut in rekenmodellen en visualisatietools, waardoor de sturing van het systeem verder geoptimaliseerd kan worden. Ook zijn op termijn toepassingen mogelijk waarbij voor de burgers via internet de risico‟s op wateroverlast in hun omgeving inzichtelijk gemaakt wordt. 3.3.3 Financiële kaders Meerjarenraming 2012-2016 X 1 mln EUR 2012 2013
2014
2015
2016
Investeringen Exploitatie
21,0 42,4
26,0 45,9
26,0 45,9
16,2 40,9
19,7 41,5
Bovenstaande ontwikkelingen leiden niet tot aanpassingen van de investeringsstrategie of de exploitatie. Fte-taakstelling Door een afnemende beleidsinspanning en het verbeteren van efficiency en werkprocessen heeft de taakstelling voor zover nu voorzien kan worden geen effecten voor de doelen en resultaten van het programma. 3.3.4 Investeringen Ook in de komende periode zullen investeringen worden gedaan om het watersysteem te verbeteren, volgens de uitgangspunten effectgericht, gebiedsgericht en marktgericht van de kadernota 2011. 3.3.5 Beleid en instrumenten Beleid In 2011 vinden een aantal beleidsontwikkelingen en evaluaties plaats, o.a. mbt peilbesluiten, grondwater, watergebiedsstudies, wateroverlast en zoetwatervoorziening. Ook vindt nog een aantal onderzoeken plaats, o.a. mbt urgente polders, variantenstudies boezem en polders, die nodig zijn om de effectgerichte denklijn verder uit te werken. De planadvisering wordt aangepast op de effectgerichte benadering. Vanaf 2012 vindt minder inzet plaats op beleidontwikkeling, en wordt het mogelijk maken van effectgerichte oplossingen en maatwerk verder doorontwikkeld. Wel blijft monitoring en evaluatie en waar nodig bijstelling van het beleid plaatsvinden. Het accent binnen dit programmaonderdeel verschuift hiermee van beleidontwikkeling naar beleidsevaluatie, en naar toezicht en handhaving.
18
Instrumenten In 2012, mogelijk met een uitloop naar 2013 is het beheerregister gereed, hierna is het van belang deze actueel te houden. Verdere digitalisering, waarbij veranderingen in het watersysteem rechtstreeks kunnen worden ingevoerd in legger en beheerregister zal verdere efficiencywinst opleveren. Ook is nog winst te behalen door meer gebruik maken van de ogen en oren in het veld, d.w.z. door synergie met de beheerstaken. Efficiencywinst is ook te halen door het meer over het jaar verdelen van de schouwwerkzaamheden, waardoor de belasting van de medewerkers beter wordt verdeeld over het jaar. Vanwege de toename van complexe plannen van derden zal aandacht besteed worden aan de doorontwikkeling van de benodigde competenties van de medewerkers. Communicatie wordt ingezet rondom alle programmaonderdelen, d.w.z. algemeen, rondom calamiteiten, projectgericht en bij handhavingstrajecten, op basis van stakeholdersanalyses. Hierbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van sociale media. 3.3.6 Kennis en innovatie De effectgerichte benadering vergt een grotere kennis van het watersysteem, en vereist een verdere professionaliseren van het modelinstrumentarium, het gegevensbeheer en de advisering. Hierbij is de koppeling van veldgegevens die beschikbaar komen bij de automatisering van de gemalen en het modelinstrumentarium van belang. In 2011 wordt het daartoe benodigde kennismanagement ingericht, maar dit blijft een activiteit die gedurende de planperiode veel aandacht en inzet vraagt. Het toepassen van 3Di bij watersysteemanalyses wordt verder doorontwikkeld, en er wordt ervaring opgedaan met het inzetten van o.a. serious gaming voor het ondersteunen van het waterbeheer. Deelname in het Deltaprogramma – onderdeel Zoetwatervoorziening blijft van belang voor Delfland. Daarnaast wordt het onderdeel Nieuwbouw en Herstructurering gevolgd, waarin gezocht wordt voor het verbinden van water en ruimtelijke ordening. Het onderzoeksprogramma Waterkader Haaglanden loopt eind 2011 af, hierna worden de meeste proeftuinen afgerond en komt de nadruk te liggen op het toepassen van de leerervaringen voor andere gebieden van Delfland. De proeftuinen Oranjepolder en RijswijkZuid lopen nog door als gebiedsprocessen. Onderzoeken die doorlopen in 2012 en verder zijn de toetsmethodiek voor de boezem, en diverse variantenstudies voor boezem en polders. Andere onderzoeksthema‟s worden opgepakt binnen de “Wateragenda” en de “Klimaatagenda”, de opvolgers van Waterkader Haaglanden. 3.3.7 Beheer en onderhoud Voor dit programmaonderdeel geldt dat er nog een flinke slag gemaakt kan worden door een het verder professionaliseren van de bedrijfsvoering. De aanpak van beheer en onderhoud wordt planmatig aangepakt, volgens een in 2011 op te stellen plan van aanpak. Het reageren op meldingen en het operationeel beheer moeten in evenwicht komen. Hiertoe wordt een analyse van de meer dan 700 jaarlijkse meldingen gedaan. Beheer en onderhoud wordt beter stuurbaar door het beter meetbaar te maken. Op doelen sturen vergt ook hier het vaststellen van doelen en prestatie-indicatoren. Hieraan wordt in 2011 gewerkt, zodat dit in 2012 operationeel zal zijn. Gegevens moeten op orde moeten zijn en in één systeem beschikbaar zijn voor gebruikers. De verantwoordelijkheid voor het gegevensbeheer komt daartoe in één hand. Peilbeheer De efficiency van het peilbeheer kan verder omhoog bij verdere automatisering. Een gemaal is immers pas volledig automatisch te bedienen als er ook een automatisch reinigingssysteem aanwezig is. Onderhoud Door assetmanagement van technische installaties – het in samenhang analyseren van (vervangings)investeringen en preventief onderhoud - kan efficiënter gewerkt worden. Het aantal storingen kan hierdoor omlaag. Hier kan geleerd worden van andere waterschappen. Hiervoor dient eerst de inventarisatie van technische objecten afgerond te zijn. Dit loopt tot 2013. Ook is nog efficiencywinst te behalen door kleine projecten en vervangingsinvesteringen intern uit te besteden. Intern samenwerken met onderhouddiensten 19
van Gezuiverd Afvalwater levert eveneens efficiencywinst. Daarnaast zal het onderhoud op terreinen (hoe vaak maaien, welke kwaliteit) worden geoptimaliseerd. Delfland onderhoudt nog steeds ook, op basis van meldingen, secundaire watergangen. In 2011 wordt geanalyseerd hoe hiermee om te gaan. Bij deze analyse wordt het risico voor het ontstaan van wateroverlast bij anderen dan de onderhoudsplichtige meegenomen. Tevens wordt nagegaan of ecologisch inrichten in de betreffende watergangen mogelijk is. Er wordt op het gebied van onderhoud (baggeren, krozen en zuiveren) al veel samengewerkt met derden. Verdere efficiencywinst is daarom beperkt. Een voorstel voor bezuinigen op baggerproces komt in 2011 gereed. 3.3.8 Risico’s Met het opstellen van het eerste programmaplan heeft ook een inventarisatie plaatsgevonden van de risico‟s op programmaniveau. De risico‟s zijn kwalitatief beschreven en worden in 2011 verder geconcretiseerd en gekwantificeerd zodat risicomanagement bij de actualisatie van de programmaplannen verder vorm kan krijgen. 3.4
Stevige dijken
3.4.1 Programmadoelen De doelen van het programma zijn: - het verbeteren van primaire en risicovolle regionale keringen, het toetsen van keringen, - het in stand houden van de kerende functie van de waterkeringen, - het actueel houden van beleid en legger en beheerregister en - het actief participeren in onderzoek, kennisontwikkeling en het stimuleren van innovaties ten bate van het behalen van de programmadoelen. 3.4.2 Trends en ontwikkelingen In het Bestuursakkoord Water wordt aangegeven dat het rijk zijn taken op het gebied van aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en financiering van primaire keringen die in beheer zijn bij de waterschappen op termijn zal overdragen. De financiering zal stapsgewijs oplopen, waarbij vanaf 2014 de waterschappen 50% van de kosten dragen. Voor Delfland betekent dit een bijdrage die oploopt tot 13,9 miljoen euro per jaar. Daarmee stijgt de Delflandse bijdrage uit boven de eigen investeringen in kadeverbetering. De verevening vindt plaats conform de in de Spoedwet genoemde criteria, tenzij uit de evaluatie van de Waterschapswet in 2013 en het voorstel dat de waterschappen in 2011 zullen doen een andere verdeelsleutel volgt. De toetsing van de primaire keringen zal eens in de 12 jaar plaatsvinden. De waterschappen werken daarvoor in 2011 voorstellen uit op basis van de risicobenadering van VNK. Uiterlijk in 2017 zal een nieuwe toetsronde starten. Door de complexe planvorming blijft afstemming op onderhouds- en investeringsprogramma‟s van gemeenten, omgevingsanalyse en gebiedsgericht maatwerk van belang. De overdracht van operationele taken van de provincie mbt het beheer van muskus- en beverratten naar een regionale uitvoeringsorganisatie zal in 2011 zijn beslag vinden. De waterschappen dragen de kosten hiervan, voor Delfland is dat – afhankelijk van de kostenverdeelsleutel ca. 1 mln per jaar. Er is toenemende aandacht voor het diervriendelijk reguleren van muskus- en beverratten. Er is een toenemende druk op het recreatief medegebruik van primaire en regionale keringen. De richtlijn Overstromingsrisico‟s vereist overstromingsrisicokaarten in 2013 en overstromingsrisicobeheerplannen per stroomgebied in 2015. Daarmee biedt de richtlijn de mogelijkheid om het overstromingsrisicobeheer in Delfland te verbeteren.
20
3.4.3 Financiële kaders Meerjarenraming 2012-2016 X 1 mln EUR
2012
2013
2014
2015
2016
Investeringen algemeen Investeringen HWBP Exploitatie
19,9 5,5 13
17,5 5,5 14
18,8 9,7 15,6
11,7 13,9 16,4
11,7 13,9 16,4
De ontwikkelingen beschreven in paragraaf 3.3.2. hebben voor zover nu kan worden overzien geen effect op de investeringsstrategie voor de aanpak van regionale keringen. De bijdrage aan het HWBP zal naar aanleiding van het bestuursakkoord Water met Vuur wel hoger worden. De ontwikkelingen hebben beperkt invloed op de exploitatie (o.m muskusrattenbestrijding). Fte-taakstelling De taakstelling heeft geen effect op ambities en resultaten, met name door efficiencywinst. 3.4.4 Investeringen Het doel van dit programmaonderdeel is het verbeteren van Zwakke Schakels en de in de derde toetsronde afgekeurde dijkvakken van de primaire keringen, het verbeteren van risicovolle regionale keringen en het verbeteren van overige waterkeringen. Voor de regionale keringen is de doelstelling vanuit het WBP 2010 – 2015 om uiterlijk in 2015 34 km van de meest risicovolle keringen op orde te hebben. In de periode 2016 tot en met 2020 worden de minder risicovolle keringen aangepakt. De toetsing van de minder risicovolle keringen wordt in 2013 afgerond. De realisatiestrategie is in het programmaplan beschreven. 3.4.5 Beleid en instrumenten Beleid Het doel van dit programmaonderdeel is dat het beleid van Delfland actueel is en de beleidscyclus is gesloten, en de legger en het beheerregister actueel gemaakt en gehouden worden. Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid is in 2010 gereed gekomen. Daarmee is de grootste beleidsinspanning afgerond, en zal de aandacht in de periode 2012-2016 primair uitgaan naar monitoring en evaluatie. Binnen het Deltaprogramma draagt Delfland met name bij aan de uitwerking van het onderdeel Kust en zoetwatervoorziening Delfland zal uiterlijk in 2014 de GR Grondwateronttrekking Delft-Noord evalueren en onderzoekt het effect van de grondwaterwinning op de keringen en blijft het effect monitoren. Instrumenten In 2012 zijn de leggers voor de primaire en regionale keringen gereed, waarna ze actueel gehouden worden. Hierbij wordt zoveel mogelijk het invoeren en uitwisselen van gegevens gedigitaliseerd. De uitvoering van het investeringsprogramma en het buitengewoon onderhoud is complex i.v.m. de vele functies die de waterkeringen herbergen. In de loop van 2011 wordt uitgewerkt welke inzet nodig is voor omgevingsmanagement en/of communicatie. De handhavingsinspanning zal in de planperiode strenger en dwingender worden. Hierbij zal efficiencywinst behaalt worden door integraler te werken, ogen en oren in het veld beter te benutten, door het op orde zijn van gegevens en door verdere digitalisering. Toetsen In de derde toetsronde is 1,1 km primaire kering onvoldoende getoetst. Deze wordt ondergebracht in het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma. Als gevolg van een uitputting van het HWBP wordt discussie met het HWBP gevoerd over het verbeteren van dit afgekeurde deel. De resultaten van de detailtoetsing van de eerder als risicovol gekenmerkte regionale kades, die in 2011 gereed is, worden in het programmaplan van 2012 meegenomen. In 2013 wordt de toetsing van de minder risicovolle regionale keringen afgerond. Eventueel afgekeurde
21
kaden worden van 2016 in uitvoering genomen. Toetsing van waterkerende kunstwerken en niet waterkerende objecten in de regionale keringen vindt plaats in de periode tot 2020. 3.4.6 Kennis en innovatie Doel van dit programmaonderdeel is het actief participeren in onderzoek en het stimuleren van innovaties ten bate van de programmadoelen. Lopend onderzoek betreft o.a. (droogteonderzoek veendijken, geobeads) en de relatie tussen de normering van de boezem en de boezemkades. 3.4.7 Beheer en onderhoud Dit programmaonderdeel beoogt het in stand houden van de kerende functie van de waterkeringen. Het professionaliseren van de bedrijfsvoering is een belangrijk uitgangspunt. Zowel voor de primaire als voor de regionale keringen wordt een onderhouds- en inspectieprogramma gemaakt. Het sturen op prestatie-indicatore, gereed in 2013, maakt daar onderdeel vanuit. In 2011 vindt het programmeren van het buitengewoon onderhoud plaats, op basis van overleg met gemeenten over hun onderhoudsprogramma‟s voor wegen en andere ruimtelijke projecten, en zal de programmering voor 2012 en verder plaatsvinden. Dan zal ook meer duidelijk worden over wat mogelijk is binnen het taakstellende budget. 3.4.8 Risico’s Met het opstellen van het eerste programmaplan heeft ook een inventarisatie plaatsgevonden van de risico‟s op programmaniveau. De risico‟s zijn kwalitatief beschreven en worden in 2011 verder geconcretiseerd en gekwantificeerd zodat risicomanagement bij de actualisatie van de programmaplannen verder vorm kan krijgen. 3.5
Gezuiverd Afvalwater
3.5.1 Programmadoelen De doelen van het programma zijn: Delfland voldoet aan de afnameverplichting die gezamenlijk is vastgesteld door Delfland en gemeenten. Delfland voldoet aan de wettelijke eisen voor zuiveren en slibverwerking Verbeteren van de prijs/prestatieverhouding in de afvalwaterketen Verbeteren van de energie-efficiency 3.5.2 Trends en ontwikkelingen Het akkoord “Gezamenlijke doelgerichte aanpak afvalwaterketen” tussen VNG en UvW richt zich op het bereiken van besparingen in de afvalwaterketen. Het akkoord biedt een kans voor verdere kostenbesparing. De WVO-lozingseisen voor de Nieuwe Waterweg en De Groote Lucht worden naar verwachting aangescherpt, door het toepassen van individuele lozingseisen versus eisen per zuiveringsgebied. Op termijn worden zuiveringseisen mogelijk aangescherpt mbt hormoonverstorende stoffen, medicijnresten en bestrijdingsmiddelen, echter naar verwachting niet in de huidige planperiode. Door energiebesparing worden ook kosten bespaard. Naar verwachting stijgen de kosten van grondstoffen sterker, waardoor netto een kostenstijging ontstaat. Bij stijgende kosten van grondstoffen ontstaan beter kansen voor terugwinning van N en P. De verbreding van de toelating van bestrijdingsmiddelen in de glastuinbouw heeft mogelijk een effect op de afvalwatersamenstelling.
22
3.5.3 Financiële kaders De investeringsomvang in de huidige WBP-periode 2010 – 2015 is 50 miljoen euro. Hiervan is in 2010 4,6 miljoen euro besteed. In de lopende begroting voor 2011 is 17,7 miljoen euro opgenomen. Meerjarenraming 2012-2016 X 1 mln EUR 2012 2013
2014
2015
2016
Investeringen Exploitatie
0,0 127,4
1,2 125,9
1,2 125,9
12,4 142,4
6,4 124,3
De ontwikkelingen beschreven in paragraaf 3.4.2. hebben voor zover nu kan worden overzien geen effect op investeringsstrategie in de periode tot 2015. Bij het realiseren van de bezuinigingen doen zich de volgende risico‟s en tegenvallers voor. Het realiseren van de besparingen op de rijksheffing en het onderhoud van IBA‟s wordt minder kansrijk ingeschat dan in de Kadernota 2011, en vergt nadere analyse. De bezuiniging op energiebesparing is slechts gedeeltelijk haalbaar, waardoor € 375.000,= reeds ingeboekte bezuiniging opnieuw moet worden ingevuld. Eenmalige extra uitgaven van in totaal € 425.000 betreffen onderzoek ten bate van het UvW/VNG akkoord, het een jaar langer in bedrijf houden van een rioolgemaal en een uitgave om geurloos verladen van slib mogelijk te maken. De aanvullende WVO-eisen vormen een nieuw risico tov Kadernota 2011, van € 400.000 tot € 1.000.000. Fte-taakstelling De taakstelling is realiseerbaar, mede door het benutten van synergie bij werkzaamheden van de sectoren Watersystemen en Zuiveringsbeheer. 3.5.4 Investeringen De investeringen in de planperiode zijn gerelateerd aan het afronden van het AHR-project en betreffen daarnaast vervangingen van objecten. Het AHR-project wordt afgerond door de bouw en renovatie van de laatste vier gemalen: Groenhovenstraat, Laakwijk, Morsestraat en Scheveningen/Belgisch Park. 3.5.5 Beleid en instrumenten Beleid De afspraken in de OAS-studies worden gemonitord, geëvalueerd, en waar nodig bijgesteld. In de periode tot en met 2012 vindt in het kader van het UvW-VNG akkoord een feitenonderzoek plaats, dat eind 2012 zal leiden tot juridisch bindende afspraken in de waterketen. Onderzoek naar het ontkoppelen van het afvalwatersysteem van het watersysteem om de hoeveelheid rioolvreemd water terug te dringen maakt onderdeel uit van het feitenonderzoek. Afvalwaterprognoses worden waar nodig bijgesteld in samenhang met het Gemeentelijk Rioleringsplan en waar mogelijk vindt beïnvloeding van het aanbod van afvalwater plaats. Het management van het DBFO contract met Delfluent is een activiteit die over de hele planperiode doorloopt. In samenwerking met HVC wordt de slibketen in beeld gebracht. Tevens wordt een lange termijn visie op het zuiveren en transport van afvalwater opgesteld. Instrumenten Bij het overleg met gemeenten over de Gemeentelijke Rioleringsplannen (GRP‟s) worden ook de opgaven van de programma‟s Voldoende Water en Schoon Water meegenomen. Communicatie richt zich op nut- en noodzaak van het zuiveringsproces, de ontwikkelingen in de afvalwaterketen en het draagvlak voor de zuiveringsheffing.
23
3.5.6 Kennis en innovatie Het verbeteren van de prijs/prestatie verhouding vindt plaats door inzet op verschillende activiteiten en onderzoeken. Prestatie-indicatoren worden hiertoe in 2011 doorontwikkeld. Het inzicht in de kosten van het transportsysteem, de zuiveringen en de IBA‟s wordt vergroot, o.a. door mee te doen aan landelijke benchmarks. Om de duurzaamheidsdoelstelling van 2 % energiebesparing per jaar te behalen worden mogelijkheden voor verdere energiebesparing verkend. Het onderzoek naar het lozen van effluent op de boezem wordt in 2011 voortgezet. Ontwikkelingen rondom zuivering en slibverwerking worden gevolgd. Onderzocht zal worden of het mogelijk is de overcapaciteit te benutten door zuiveringsactiviteiten aan te bieden aan bedrijven (b.v. DSM). De verhouding tussen zuiveringskosten en opbrengsten voor de glastuinbouw zal in de planperiode onderzocht worden. Het onderzoek naar innovatieve toepassingen van effluent en energie wordt voortgezet. Hieronder vallen ook de lopende onderzoeksactiviteiten: Pharmafilter, Delft Blue Water, pilot Geurloos slib verladen, winning warmte uit effluent, plaatsing van windmolens en Zuinig beluchten. Ook vindt nog onderzoek plaats naar het optimaal benutten van de vergistingscapaciteit. 3.5.7 Beheer en onderhoud Onderhoud wordt uitgevoerd conform het onderhoudsbeheerplan van de eigen zuiveringen en het assetmanagementplan van Delfluent. Het in samenhang analyseren van “assets” (middelen), en het daarop baseren van investerings-, vervangings-, en beheer- en onderhoudsbeslissingen, en het daarbij behorende gegevensbeheer, wordt in 2011 uitgewerkt in 2012 en verder uitgevoerd. Het in 2011 op te stellen energie-efficiencyplan wordt uitgevoerd. 3.5.8 Risico’s In de Burap-I worden een aantal risico‟s benoemd, die ook voor de periode van 2012 en verder van belang zijn. Vanwege het vertrouwelijke karakter van deze risico‟s wordt hier verwezen naar deze Burap. 3.6
Instrumenten
3.6.1 Programmadoelen Het doel van het programma is een doelmatige en effectieve inzet, uitvoering en ontwikkeling van (een mix van) instrumenten om wettelijke taken uit te voeren en de inhoudelijke programmadoelen te bereiken. Per instrument zijn de doelen: - Gebiedsgericht samenwerken: Delfland speelt tijdig in op plannen van derden om de Delflandse opgaven te realiseren; Delfland werkt van buiten naar binnen; Delfland ontwikkelt en actualiseert beleid en instrumenten. - Regulering en toezicht: Delfland zorgt dat het wettelijk beleidsinstrumentarium op orde is, en levert daarmee een bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de inhoudelijke programma‟s; Delfland ontwikkelt en actualiseert beleid en instrumenten; Delfland verbetert de regulering-, toezicht- en handhavingsprocessen en instrumenten. - Communicatie: Delfland draagt missie en kerntaken uit; Delfland zet in op interactieve, lokale communicatie; Delfland communiceert gezamenlijk met partners; Delfland maakt gebruik van digitale middelen. 3.6.2 Trends en ontwikkelingen De trend naar deregulering, integratie van regelgeving en digitalisering zet zich gedurende de planperiode voort. De Waterwet en de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) worden mogelijk verder geïntegreerd, en ook zal zoveel mogelijk één loket worden ontwikkeld 24
waar de vergunningaanvrager digitaal terecht kan. Delfland komt hiermee meer in een backoffice rol terecht. Daarnaast zullen handhavende taken steeds meer in samenwerking met andere overheden worden uitgevoerd. Het aantal complexe projecten neemt toe, veelal vanuit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) en de Crisis- en Herstelwet. De afstemming met instrumenten van met name gemeenten, denk aan de gemeentelijke rioleringsplannen, structuurvisies, etc., biedt kansen, maar vergt ook inzet. Mogelijk komen er nog extra taken naar Delfland, o.a. het vaarwegbeheer. In de communicatie neemt de directe interactie met belanghebbenden en het algemene publiek toe, onder meer door ontwikkelingen in het gebruik van social media (o.a. Twitter). Mediahypes en hun effecten op het imago van Delfland vormen een toenemend risico. 3.6.3 Financiële en personele kaders Meerjarenraming 2012-2016 X 1 mln EUR Investeringen Exploitatie
2012
2013
2014
2015
2016
0,5 7,4
1,0 7,2
1,0 7,2
1,5 7,3
1,5 7,3
De ontwikkelingen beschreven in paragraaf 3.5.2. hebben voor zover nu kan worden overzien geen effect op investeringen en exploitatie Taakstelling Van de bovenstaande ontwikkelingen leiden de afname van ruimtelijke projecten en deregulering tot minder druk op de capaciteit. Door toename van complexe projecten ontstaat juist meer druk op de capaciteit. Er efficiencywinst te behalen door digitalisering, efficiëntere werkprocessen en het optimaliseren van de instrumentenmix. In 2011 wordt het effect van deze ontwikkelingen op de capaciteitsbehoefte verder uitgewerkt, en meegenomen bij de actualisatie van het programmaplan voor 2012 en verder. 3.6.4 Algemeen Basisinstrumentarium en werkprocessen Ook voor dit programma geldt dat van belang is dat de basisgegevens, met name leggers en gegevensbeheer, op orde zijn. Daarbij is van belang dat gegevens makkelijk toegankelijk zijn, liefst ook in het veld, en dat wijzigingen snel en efficiënt worden doorgevoerd. De werkprocessen zullen verder worden geoptimaliseerd. Het op orde zijn van de basisgegevens en het uitlijnen van de werkprocessen levert na 2012 significante efficiencywinst op. De verantwoordelijkheid voor het op orde brengen en houden van de leggers en beheerregisters ligt bij de inhoudelijke programma‟s. Ook is nog winst te behalen door het stroomlijnen van werkprocessen, waaronder de vergunningverlening bij interne investeringsprojecten. Digitale dienstverlening optimaliseren Het streven is het realiseren van één digitaal loket voor e-dienstverlening Delfland in 2013. Hierbij wordt aangesloten bij het omgevingsloket online “OLO”, in lijn met de landelijke ontwikkelingen. Hierbij zal de ontwikkeling van back- en front office gelijk opgaan met de informatisering van het gegevensbeheer (zie paragraaf 3.7.3). 3.6.5 Regulering en toezicht De deregulering wordt verder doorgevoerd. Ook wordt aangesloten bij het Unietraject voor wat betreft de uniformering van de keur en beleidsinstrumenten. Dit leidt in de planperiode tot een afname van de inzet op vergunningverlening, maar een toename op de inzet van toezicht en handhaving. Voor dit programmaonderdeel worden in 2011 en in 2012 met de ontwikkeling van prestatie-indicatoren inzet en resultaten nog beter meetbaar en daardoor beter stuurbaar gemaakt. Voor de planadvisering en vergunningverlening bij complexe projecten is wat betreft competenties nog een kwaliteitsslag nodig. Vanaf 2012 zal meer gebruik worden gemaakt van “ogen en oren in het veld”, dwz dat medewerkers van Delfland, die voor beheer en onderhoudstaken in het veld aan het werk zijn, ook onrechtmatigheden 25
zullen gaan signaleren. Verder wordt gewerkt aan vernieuwende manieren van toezicht, bijvoorbeeld door gerichte inzet van communicatie (denk aan “naming and shaming”, beloning, innovatieve oplossingen) en specifieke inzet op thema‟s. In dit programmaonderdeel wordt de spanning tussen de vragen vanuit de inhoudelijke programma‟s en de “reguliere” regulering- en toezichtinspanning voelbaar. De regulering is een wettelijke taak die nauwelijks beïnvloedbaar is, anders dan via het dereguleringsspoor. Bij de toezichtinspanning is het wel mogelijk om keuzen te maken. In 2011 zal daarom vanuit een risico-analyse en vanuit de vragen van de inhoudelijke programma‟s een handhavingsstrategie en een uitvoeringsprogramma worden opgesteld. Hierbij is een integrale aanpak zoveel mogelijk uitgangspunt. Op hoofdlijnen is de meerjarenprogrammering van de inzet voor de inhoudelijke programma‟s als volgt: Voor het programma Schoon Water ligt in 2011 en 2012 de focus op handhaving van de aansluiting van de glastuinbouw. In de jaren daarna ligt de focus op handhaving ten bate van de chemische kwaliteit, met name illegale lozingen. Daarnaast blijft inspanning vereist voor (in samenwerking met de UvW) het beïnvloeden van landelijk en europees beleid. Deze activiteiten maken onderdeel uit van het programma Schoon Water. Voor Voldoende Water is voor het in stand houden van het watersysteem zijn de reguliere vergunnings- en toezichttaken van belang. Daarnaast is vooral de gebiedsgerichte samenwerking en planadvisering van belang. In 2011 wordt verkend wat de voordelen en risico‟s zijn van het stoppen met het vergoeden van het onderhoudsbaggeren en het onderhoud in secundaire wateren. In 2012 wordt op basis van deze verkenning bezien hoe om te gaan hiermee en wordt ook bezien in hoeverre het onderhoud meer bij de ingelanden kan worden gelegd. Dit kan leiden tot het programmeren van extra handhavingsinspanning. Voor Stevige Dijken wordt in 2012 bezien of sanering van niet waterkerende objecten wenselijk is. Toezicht en handhaving wordt op dit punt strenger maar eveneens oplossingsgericht. De wijze waarop zal worden gebaseerd op de uitkomsten van een in 2011 uitgevoerde pilot. Dit kan leiden tot een extra regulerings- en handhavingsinspanning vanaf ongeveer 2013 en verder. Voor Gezuiverd Afvalwater is de inspanning met betrekking tot regulering en toezicht beperkt tot de gebieden waar overlap plaatsvindt zoals IBA‟s aanleg/aansluiten riolering buitengebied. De advisering van gemeenten met betrekking tot rioleringsplannen valt onder het programma Gezuiverd Afvalwater. 3.6.6 Gebiedsgericht samenwerken In de inhoudelijke programma‟s is veel van “het laaghangende fruit” geplukt. De doelen die we veelal zelfstandig kunnen realiseren zijn voor een groot deel reeds gerealiseerd. In de kadernota is daarom de keuze gemaakt om meer in te zetten op maatwerk in de meekoppeling met plannen van derden om de doelen van Delfland te bereiken. De keuze voor het benutten van ruimtelijke planprocessen van derden, en minder in te zetten op waterplannen en de uitvoering van de watergebiedstudies veel flexibeler in te zetten, blijft gedurende de hele planperiode inzet vergen. Daarnaast vergen complexe plannen van derden, waarin Delfland veelal geen opgave heeft maar wel duidelijke belangen een eveneens gecoördineerde inzet vanuit diverse organisatieonderdelen. In dit programmaonderdeel wordt de spanning tussen de vragen vanuit de inhoudelijke programma‟s en de “reguliere” wateradvies en toetstaken eveneens voelbaar en dat vraagt keuzes. Op hoofdlijnen is de inzet als volgt: - Wateradvies en watertoets wordt de lijn van reactief naar proactief adviseren en verdere optimalisering van de dienstverlening doorgezet. Het aantal complexe plannen waarvoor coördinatie nodig is zal toenemen. Deze wettelijke taken zullen bij keuzes voorrang krijgen t.o.v planvorming van de inhoudelijke programma‟s . - Ook in 2012 zal Delfland niet meewerken aan nieuwe gemeentelijke waterplannen. Daar waar een duidelijke meerwaarde is zal Delfland wel meewerken aan het actualiseren van de uitvoeringsprogramma‟s. 26
-
Voor de inhoudelijke programma‟s zal de aandacht bij Voldoende water uitgaan naar planvorming in de prioritaire polders. Bij Schoon water ligt de nadruk bij de planvorming op de lokale knelpunten, zwemwater en de resultaatverplichte maatregelen van de KRW. Bij Stevige Dijken zal met name de samenwerking met de gemeenten ten behoeve van buitengewoon onderhoud en het omgevingsmanagement van de kadeverbeteringen een groeiende inspanning vragen.
In 2011 zijn voor het eerst gebiedsagenda‟s opgesteld. Actualisatie daarvan is een doorlopend proces. Verder vergt het relatiemanagement met de gemeenten aandacht vanwege de bezuinigingen en het strakker handhaven. 3.6.7 Communicatie Delfland draagt met communicatie op professionele wijze missie en (kern)taken uit. In de programmaplannen is uitgewerkt hoe de communicatie per programma wordt ingezet. De communicatie van Delfland wordt steeds verder gedigitaliseerd. De nieuwe mogelijkheden van communicatie met social media worden benut. Dit betekent echter ook dat webcare aandacht moet krijgen. Webcare is het monitoren van nieuws dat op de sociale media geplaatst en verspreid wordt en reageren op het moment dat er vragen zijn of informatie onjuist is, om zo externe beeldvorming te bewaken. 3.6.8 Risico’s Het halen van efficiencywinst kost een inspanning vooraf. Het is van belang bij de capaciteitsreductie hiermee rekening te houden. Voor de inzet van met name planadvisering is in het programmaplan een knelpunt geconstateerd, en zijn beheersmaatregelen voorgesteld. In de loop van 2011 zal een nadere analyse van de capaciteitsvraag over de planperiode plaatsvinden. 3.7
Organisatie
3.7.1 Programmadoelen De doelstelling van het WBP is: Delfland werkt doelmatig, transparant, klantgericht en duurzaam. De kadernota 2011 legt nadruk op de kwaliteitsverbetering van de financiële bedrijfsvoering en een doelmatige en sobere interne dienstverlening. Het Implementatieplan stelt dat de basis op orde moet worden gebracht, hetgeen in de veranderagenda 2011 in concrete acties voor 2011 is vertaald. 3.7.2 Trends en ontwikkelingen Er is toenemende druk op verdere samenwerking tussen waterschappen in het primaire en het ondersteunende werkzaamheden. Dit kan gaan om samen diensten uitvoeren, diensten inkopen of taken samen met anderen outsourcen. Van de overheid, dus ook het waterschap, wordt vanuit de samenleving verdere transparantie, value for money en accountability verwacht. Het waterschapsbestuur wordt politieker. De verkiezingen zijn als gevolg van het Bestuursakkoord uitgesteld tot 2014. De invloed van (sociale) media en de interactie met burgers en belanghebbenden blijft toenemen. Sociale media worden steeds belangrijker bij crisiscommunicatie. De informatisering neemt verder toe, denk b.v. aan meer real-time meetinformatie over de situatie in het veld en geavanceerde modellen (3Di), maar ook aan E-government, Edienstverlening en het Nieuwe Werken. Het waterschapswerk is in toenemende mate kennisintensief, en kennisontwikkeling vindt steeds meer plaats in netwerken. In 2013 zal de waterschapswet worden herzien, hetgeen van invloed zal zijn op de kostenverdeling. Een belangrijke interne ontwikkeling is de taakstelling van ongeveer 30 % voor de ondersteunende taken. Daarbij is als vertrekpunt genomen dat de kwaliteit van de 27
dienstverlening en de producten voldoende blijft, conform het adagium Doelmatig en sober uit de kadernota 2011, het Implementatieplan en de Veranderagenda 2011. 3.7.3 Financiële kaders Meerjarenraming 2012-2016 X 1 mln EUR 2012
2013
2014
2015
2016
Investeringen Exploitatiekosten Opbrengsten tarieven Opbrengsten overig
1,5 51,5 209,1 33,7
1,3 47,0 223,7 32,6
2,3 47,3 231,5 31,8
2,3 47,3 239,6 31,8
3,1 56,4 191,1 32,9
De ontwikkelingen beschreven in paragraaf 3.7.2. hebben voor zover nu kan worden overzien geen effect op investeringsstrategie. In de exploitatie is sprake van een toename van de bijdragen aan organisaties zoals de UvW, het Waterschapshuis, de STOWA, etc. Fte-taakstelling Bij het invullen van de taakstelling over de periode tot 2014 wordt rekening gehouden met het belang van het (digitaliseren van het) gegevensbeheer voor het bereiken van meer efficiency in de primaire en ondersteunende processen. 3.7.4 Het programma organisatie ontwikkelt In het uitvoeringsprogramma van het WBP 2010-2015 zijn doelen en resultaten uitgewerkt voor de onderdelen concernbrede bedrijfsvoering, bestuursondersteuning en crisisbeheersing. Er is, vooruitlopend op programmabrede aanpak, gekozen om eerst invulling te geven aan de meest prioritaire onderwerpen in een veranderagenda voor de organisatie. Deze veranderagenda moet ervoor zorgen dat Delfland in 2014 een effectieve en efficiënte overheidsorganisatie is. Analyse van de verschillende deelplannen die tot het programma organisatie behoren laat zien dat integraliteit soms nog ontbreekt en een allesomvattende programmering van doelen en resultaten nog niet heeft plaatsgevonden. Er moet nog samenhang worden aangebracht tussen “losse” programmaonderdelen. Ook ontbreekt nog een prioritering en programmering voor de planperiode. Dit wordt opgepakt in het programmaplan Organisatie 2012-2016. De concernstrategie wordt hierbij gebruikt als leidend principe. De navolgende onderdelen vormen de bouwstenen van het programmaplan Organisatie 2012-2016. A. Strategie en Innovatie B. De Veranderstrategie; C. Concernbrede bedrijfsvoering: Delfland optimaal digitaal; Delfland werkt efficiënt; Delfland werkt samen; Delfland bepaalt het niveau van dienstverlening. D. Bestuursondersteuning; E. Crisisbeheersing; A. Strategie en innovatie Strategievorming en koersbepaling is een continu proces, dat binnen Delfland via de kadernota gekoppeld is aan de P&C-cyclus. Voor de doorontwikkeling van de organisatie is met name de concernstrategie van belang. Immers, organisatieverandering wordt gedreven vanuit externe en interne ontwikkelingen en urgenties. Een eerste schets op hoofdlijnen van de concerndoelen is beschreven in paragraaf 2.1. Daarnaast worden de overige programma‟s ondersteund bij strategievorming en strategische keuzen en wordt gewerkt aan strategische dossiers aan de hand van een strategische agenda. Kennisontwikkeling en innovatie is een belangrijk thema voor een kennisintensieve organisatie als Delfland. Daarom wordt centraal regie gevoerd op kennisontwikkeling en innovatie aan de hand van een in 2011 vast te stellen kennis- en innovatieagenda, en wordt in 2011 de aanpak van kennismanagement uitgewerkt. De samenwerking in kennis- en
28
innovatienetwerken, geïntensiveerd.
waaronder
Delft
Blue
Technology
en
Clean
Tech
Delta,
wordt
B. De veranderstrategie In de “veranderagenda” zijn de grootste urgenties voor 2011 neergezet: besturing organisatie, programmasturing, “basis op orde”, en doorontwikkeling organisatie. De veranderagenda zal in het programmaplan Organisatie 2012 worden doorontwikkeld tot een veranderstrategie. De veranderstrategie is een samenhangende, integrale benadering die doorontwikkeling van de hele organisatie betreft, waarvan de veranderingen in de ondersteunende diensten deel uitmaakt. Onderzoek naar succesvolle veranderingen in publieke organisaties leert dat deze zijn geslaagd mede doordat er een slagvaardig veranderteam is ingesteld dat de gewenste veranderingen coördineert en bewaakt. Het programmaplan Organisatie 2012 zal dan ook worden opgesteld en begeleid door een klein en slagvaardig veranderteam. Overige belangrijke succesfactoren zijn het maken van een allesomvattend plan, een samenhangende en integrale benadering en het institutionaliseren van verandering, naast o.a. commitment en middelen. Het programmaplan Organisatie 2012 wordt langs de lijnen van deze succesfactoren uitgewerkt. C. Concernbrede bedrijfsvoering Concernbrede bedrijfsvoering betekent concernbrede prioritering en aansturing van bedrijfsvoeringsprocessen. Hoofdthema‟s zijn daarbij digitaliseren, efficiency en samenwerken intern en extern. Voor de interne dienstverlening is daarnaast het vastleggen van het niveau van dienstverlening een belangrijk thema. Vanwege de omvang van het takenpakket is prioritering noodzakelijk. Belangrijkste urgentie is “basis op orde”, d.w.z. het in 2011 op orde zijn van de financieel-administratieve beheersactiviteiten en eind 2012 van o.a. het document management systeem. Het verder digitaliseren van gegevens voor zowel het primaire als het ondersteunende proces worden in 2011 en 2012 opgepakt. Ook het beschrijven van werkprocessen en het digitaliseren daarvan wordt deze periode in nauwe samenhang opgepakt. In 2012 zal prioriteit gegeven worden aan de voorbereiding om te komen tot een Delflandbreed beleid m.b.t. de elektronische dienstverlening (E-overheid). De verdere samenwerking in de bedrijfsvoering met andere waterschappen wordt in de periode 2011 en 2012 verkend, en zal wellicht tot verdere integratie van de bedrijfsvoering leiden. Delfland optimaal digitaal Een goede digitale informatievoorziening en geautomatiseerde processen zullen ertoe leiden dat Delfland efficiënter kan werken en kosten kan besparen. Onder de noemer Delfland optimaal digitaal in 2015 wordt invulling gegeven aan deze efficiencymogelijkheid. De concernbrede programmering wordt in 2011 uitgewerkt in het programmaplan Organisatie 2012, op basis van de bovenvermelde prioritering, het Strategisch informatieplan en de Automatiseringsstrategie. Gegevensbeheer In 2011 en 2012 wordt gewerkt aan het digitaliseren van gegevens zowel voor het primaire als voor het ondersteunende proces, en het verbeteren van managementinformatie door deze aan te vullen met de prestatie-indicatoren voor de inhoudelijke programma‟s. Voor de primaire taken gaat het om het digitaal beschikbaar en uitwisselbaar maken van basisgegevens voor het primaire proces zoals leggergegevens, watersysteeminformatie, ondersteuning voor modelinstrumentarium, koppelen van deze basisgegevens aan elkaar, het real-time opvragen en verwerken van gegevens in het veld, etc. Voor de ondersteunende taken gaat het om management- en bestuursinformatie, digitalisering van huidige analoge werkprocessen, volledige digitale financiële administratie, volledige digitale poststroom etc. Het beleid om het aantal te gebruiken applicaties (software) terug te dringen wordt gecontinueerd. Hiermee worden kosten (o.a. licentiekosten en onderhoudskosten) bespaard. Daarnaast wordt de functionaliteit van bestaande systemen optimaal benut. Het nieuwe werken 29
Bij het nieuwe werken wordt vaak vooral gedacht aan digitaal werken en flexibel werken. Hiermee krijgt het begrip de beperkte focus van een huisvestings- en ICT-aangelegenheid. Een gangbare definitief, die ook het Rijk hanteert, is: “Het Nieuwe Werken betreft het samenspel tussen het ontwikkelen van nieuwe managementvaardigheden (dynamisch managen), het hanteren van innovatieve organisatieprincipes (flexibel organiseren) en het realiseren van hoogwaardige arbeidsvormen (slimmer werken) om het concurrentievermogen en de productiviteit te verbeteren”. In de veranderagenda is aangegeven dat eind 2011 een visie komt op het nieuwe werken. Hierbij zullen alle aspecten van het nieuwe werken meegenomen worden. In de kadernota 2013-2017 zullen maatregelen mbt het nieuwe werken worden opgenomen. E-overheid Deze ontwikkeling biedt Delfland de kans om zelfredzaamheid van externen te vergroten d.m.v. het zelfstandig toegang geven tot digitale informatie. De belasting van het eigen personeel kan, door slimme koppelingen en toegankelijke digitale informatie afnemen. Voorbeelden van digitale platforms waarop externen zelfredzaam zijn: digitale watertoets, omgevingsloket, legger- en monitoringsgegevens op digitale kaart etc. Ook voor deze onderdelen is het belangrijk dat ze niet eendimensionaal worden opgepakt maar integraal. Dit onderdeel wordt verkend in 2011. In 2012 zullen stappen gezet worden naar de implementatie van het Delflandbrede “e-beleid”, in 2013 zal dit een belangrijk speerpunt van de automatiseringsinspanning zijn. Delfland werkt efficiënt In de kadernota 2011, het implementatieplan en in de veranderagenda is het verbeteren van de efficiency van de organisatie reeds benoemd. Belangrijke onderdelen zijn: - Standaardisatie van producten en diensten. Dit kan zowel in het primaire als in het ondersteunende proces. Na standaardisatie kunnen producten vastgelegd worden in een producten en dienstencatalogus (PDC). Zie verderop in deze paragraaf nadere uitwerking hiervan. - Doorvoeren van de centralisatie van generieke ondersteuning. Dit betreft functies in de sfeer van financiën en control,functioneel beheer, juridische advisering en ondersteuning en kwaliteit, arbo en milieu. - Het verbeteren van de werkprocessen van Delfland, door deze te analyseren op efficiency en samenwerking, langs de lijn product, proces, systeem. Dit onderdeel wordt in samenhang opgepakt met de digitalisering van processen en informatie. - Digitalisering brengt, zoals hierboven beschreven, een verdere efficiencywinst met zich mee. Het gaat om van papier naar digitaal, gegevens eenmalig opslaan en meervoudig gebruiken, etc. Delfland werkt samen Delfland neemt deel aan diverse samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen. In de komende jaren wordt verkent of verdere samenwerking met andere organisaties in de ondersteunende processen kan leiden tot minder kosten, verbeteren van prestaties of tot versterking en bundeling van expertise. Uitgangspunt voor Delfland is dat samenwerking moet leiden tot doelmatigheidsverbetering, kostenbesparing en dat verantwoordelijkheden transparant zijn belegd. Daarbij is ook de schaal en snelheid van belang. In het programmaplan Organisatie zal dit verder uitgewerkt worden. Kansrijke onderwerpen voor samenwerking zijn: - Administratie: Ondersteunende administratieve processen lenen zich goed voor samenwerking met andere waterschappen, bijvoorbeeld de financiële administratie en de salarisadministratie. - Archivering en postverwerking. Wanneer postverwerking en archivering volledig gedigitaliseerd is zou dit ook vanaf een centraal punt kunnen plaatsvinden. - Oud archief: Wellicht is samenwerking op het gebied van het oud archief en cultureel erfgoed mogelijk. - ICT: Werkzaamheden rondom informatisering en automatisering lenen zich goed voor samenwerking met andere waterschappen. De afgelopen jaren zijn er door HWH verschillende waterschapsspecifieke ICT toepassingen ontwikkeld. Delfland zal overigens de strakke sturing op rendement voortzetten, mede gezien de sterk stijgende bijdrage. Daarnaast is het interessant om te kijken naar verdere 30
samenwerking met buurwaterschappen. Dit kan variëren van kennisuitwisseling en beleidsontwikkeling tot het inrichten van applicaties en de technische infrastructuur. Dit vergt uiteraard op termijn verdere uniformering, maar maakt ook verdere specialisatie en daarmee een goede kwaliteit van dienstverlening mogelijk. Delfland bepaalt het niveau van dienstverlening De interne dienstverlening wordt verder geprofessionaliseerd en gestandaardiseerd door producten en diensten te beschrijven in een producten- en dienstencatalogus (PDC). Dit ondersteunt de zelfredzaam van de medewerkers, zodat ondersteunende specialisten zich meer kunnen richten op complexere advisering. Ook vergemakkelijkt het standaardiseren in een PDC het samenwerken met andere overheden. Voor taakgebieden als personeelsadministratie, facilitaire diensten, juridische ondersteuning en KAM-diensten zal standaardisatie en opname van diensten in een PDC worden uitgewerkt. D. Bestuursondersteuning De Kadernota 2011 heeft als gevolg van de bezuinigingsopgave geleidt tot versterking van de inzet van de bestuursondersteuning, onder meer door organisatorische koppeling te leggen tussen accountmanagement en bestuursadvisering. Daarnaast worden gebiedsagenda‟s gemaakt en worden de werkprocessen versterkt tussen Accountmanagement – Bestuursondersteuning – Programmamanagement. E. Crisisbeheersing De Kadernota 2011 heeft als gevolg van de bezuinigingsopgave geleidt tot inzet op nieuwe manieren van crisisbeheersing. Afgelopen jaar zijn deze uitgewerkt en dit zal de komende jaren nog volop inzet en aandacht vergen. Hierbij valt te denken aan minder oefenen maar wel beter trainen, onder andere door E-learning en het inzetten van virtual reality etc De uitwerking van de nieuwe manieren van werken ten aanzien van crisisbeheersing moet komende jaren verder vorm en inhoud krijgen. 3.7.5 Realisatie van investeringsprojecten Hoewel het realiseren van investeringsprojecten onderdeel is van de inhoudelijke programma‟s wordt deze paragraaf bij het onderdeel Organisatie opgenomen omdat ingegaan wordt op de werkwijze rondom investeringsprojecten. In 2010, met een uitloop naar 2011, zijn instrumenten ontwikkeld en afspraken gemaakt mbt de projectbeheersing. Het betreft een prognotiserende projectaansturing, en instrumenten op het gebied van prioritering,
kostenraming, risicobeheersing, informatievoorziening en documentatie. Afspraken mbt het besluitvormingsproces zijn aangepast nav de overgang naar programmasturing. Veel aandacht gaat uit naar het leren en doorleven van de nieuwe werkwijze door alle betrokkenen binnen de organisatie. Hoewel het uitvoeren van de investeringsprojecten plaats vindt op basis van een meerjarenprogrammering op basis van de programmaplannen, blijft de dynamiek groot, mede door externe kansen en vertragingen. Het blijft daarom van belang om goed om te gaan met pieken in het traject planvorming-bestek-uitvoering. Hierin zal worden geleerd van andere overheden, met name Rijkswaterstaat. Ook zal verkend worden of samenwerking met andere overheden op andere vlakken kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering en efficiency. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een mogelijk tekort aan grondstoffen, dat zou kunnen optreden doordat ook andere waterschappen in de tweede helft van deze planperiode veel regionale keringen gaan verbeteren. Verder wordt de wijze van aanbesteden, contractvorming (b.v. meenemen van beheer en onderhoud) verder doorontwikkeld en worden nieuwe aanbestedingsvormen toegepast op de investeringen uit de programma‟s. Tenslotte is efficiencywinst te behalen als de procedures rondom de regulering voor eigen projectplannen versimpeld worden, door mandatering aan de ambtelijke organisatie.
31