Kadernota 2013
Gemeente Leidschendam-Voorburg (Verseonnummer 847633)
1
Inhoudsopgave
1.
Samenvatting
2.
Inleiding
3.
Uitgangspositie financieel perspectief
4.
Gemeentelijke bezuinigingen
5.
Exogene ontwikkelingen 2014-2017
6.
Investeringsplan 2014-2017
7.
Nieuw beleid
8.
Reserves
9.
Financieel kader 2014-2017
10. Risico’s
Bijlage investeringsprogramma 2014-2017
2
1. Samenvatting Hierbij bieden wij u de laatste kadernota (voorheen aangeduid als voorjaarsnota) aan van deze raadsperiode. De volgende kadernota ontvangt uw raad pas na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014. Daarom is dit een beleidsarme kadernota, in die zin dat wij terughoudend zijn geweest met voorstellen voor nieuw beleid. Daarnaast speelt nog altijd mee dat sprake is van een periode van aanhoudende financiële druk als gevolg van de crisis en bezuinigingen. Deze kadernota hebben wij op 23 april 2013 vastgesteld. Dat betekent dat wij in deze nota nog niet hebben meegenomen de gevolgen van de mei- of junicirculaire Gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aangezien deze nog niet is verschenen. Indien de financiële gevolgen van de circulaire daartoe aanleiding geven informeren wij u daarover door middel van een raadsbrief vóór de behandeling van de kadernota 2013 in uw raadsvergadering. Inhoudelijk gaan wij in deze kadernota vooral in op de financiële stand van zaken (hoofdstuk 3) en de ontwikkelingen die van buitenaf op gemeenten in het algemeen en Leidschendam-Voorburg in het bijzonder afkomen (als exogene ontwikkelingen benoemd in hoofdstuk 5). Wij presenteren een structureel sluitend meerjarenperspectief, als opmaat naar de programmabegroting 2014-2017. De financiële positie van de gemeente is gezond maar staat onder druk door met name externe factoren. Het regeerakkoord van het kabinet Rutte II bevat onder andere aanzienlijke bezuinigingsbedragen die mogelijk verzwaard worden met aanvullende bezuinigingsmaatregelen. Via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds zullen de gemeenten daar de gevolgen van ondervinden. Het is te vroeg om daar nu uitspraken over te doen, maar de effecten van de rijksbezuinigingen zullen tot extra maatregelen kunnen leiden om onze financiële positie op orde te houden. Er komen veel ontwikkelingen van buitenaf op gemeenten af. Wij noemen hier slechts de gevolgen van de drie decentralisaties, de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid, het gebied van het onderwijs en de overheidsfinanciën. De gemeenten staan voor grote opgaven die zowel financieel als organisatorisch veel van hen vragen in de komende periode, ook de periode na de gemeenteraadsverkiezingen. Afrondend constateren wij dat wij het overgrote deel van het collegeprogramma hebben gerealiseerd en dat het resterende in gang is gezet en opgenomen in de planning voor 2013. De haalbaarheid van die planningen is dan ook belangrijk. De afwikkeling van lopende zaken heeft voorrang op nieuw beleid, dat daarmee dan ook maar een zeer beperkt onderdeel is van deze kadernota. De behandeling van de kadernota 2013 staat gepland voor de raadsvergadering van 9 juli 2013.
3
2. Inleiding De kadernota richt zich primair op de actualisering van de strategische keuzes en de beoogde maatschappelijke effecten. Door het vaststellen van de kadernota besluit de gemeenteraad over de beleidskaders voor de komende nieuwe (meerjaren)begroting. De raad geeft daarbij het college opdracht om deze in de programmabegroting uit te werken. De kadernota is hiermee het richtinggevende kader voor de meerjarenbegroting. De integrale afweging vindt plaats in de kadernota en de verwerking wordt gedaan in de begroting. De kadernota richt zich op de periode 2014-2017 met als startpunt de vastgestelde programmabegroting 2013-2016 en de raadsbesluiten tot en met maart 2013.
4
3. Uitgangspositie financieel perspectief
3a. Financiële uitgangspositie De uitgangspositie voor de kadernota 2013 zijn de uitkomsten van de programmabegroting 2013-2016 met de financiële gevolgen van de raadsbesluiten, die in de periode november 2012 tot en met maart 2013 zijn genomen. De uitgangspositie 2013-2016 is opgenomen in tabel 1.
Tabel 1 Uitgangspositie 2013-2016 1. Programmabegroting 2013-2016 (blz. 119)
2013
2014
2015
2016
1.514
496
108
87
2. Nota van wijziging 2013 (raadsbesluit 13-11-2012)
- 24
- 24
- 24
- 24
3. Uitkomsten vastgestelde programmabegroting
1.490
472
84
63
4. Doorwerkingen van de najaarsnota 2012 (raadsbesluit 6-11-2012)
12
65
3
3
5. Lagere huuropbrengsten theater Damlaan (raadsbesluit 5-2-2013)
- 50
- 50
- 50
- 50
1.452
487
37
16
- 1.452
- 487
- 37
- 16
8. Onttrekking aan de reserve recessie
-
-
-
-
9. Totalen na verrekening met reserve recessie Bedragen x € 1.000; min-teken betekent nadelig
0
0
0
0
6. Uitgangspositie 2013-2016 7. Storting in de reserve recessie
Het behouden van onze structureel sluitende gemeentebegroting staat nog steeds onder druk. De economische crisis woekert voort en het financieel zwaar weer voor de gemeenten houdt aan. Naast de lokale ontwikkelingen als gevolg van de crisis (aantal uitkeringsgerechtigden, grondexploitaties, etc.) trekken ook de rijksbezuinigingen een zware wissel op de gemeentelijke financiën. De bezuinigingen uit het Regeerakkoord “Bruggen slaan” van het kabinet Rutte II treffen de gemeenten hard.
Om Nederland sterker uit de crisis te laten komen staat het kabinet voor een solide beleid om de overheidsfinanciën op orde te brengen. In het Regeerakkoord krijgen de gemeenten een grote rol toebedeeld bij het overnemen van rijkstaken maar ook een aanzienlijk aandeel in de rijksbezuinigingen van uiteindelijk € 16 mld. in 2017.
Op rijksniveau wordt het Regeerakkoord inmiddels verder uitgewerkt. Van de zijde van het rijk is daarbij de bereidheid uitgesproken de uitwerking van maatregelen waar mogelijk met de lagere overheden en sociale partners ter hand te nemen, waarbij het financiële kader echter vastligt.
Het kabinet heeft op 11 april jl. met de sociale partners een akkoord gesloten. Om het sociaal akkoord mogelijk te maken heeft het kabinet de aanvullende bezuinigingen van € 4,3 mld. uit het beoogde Oranje-akkoord van tafel gehaald. Het kabinet hoopt dat door het sociaal akkoord de economie groeit en dat aanvullende bezuinigingen dan wellicht niet meer nodig zijn. Het kabinet wil
5
zich overigens links- of rechtsom houden aan de Brusselse begrotingsnorm van maximaal 3% tekort. Als de hoop van het kabinet op een aantrekkende economie in augustus a.s. niet wordt bewaarheid moet het kabinet alsnog fors bezuinigingen en komen de kabinetsplannen over de aanvullende bezuinigingsmaatregelen op Prinsjesdag terug in de Miljoenennota. Deze aanvullende bezuinigingen van het kabinet kunnen betekenen dat gemeenten opnieuw minder krijgen uit het Gemeentefonds. Dit komt door de zogenaamde “trap-op-trap-af”-systematiek. Dat betekent dat de groei of krimp van het Gemeentefonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van een geselecteerd deel van de uitgaven van het rijk. Omdat de dreiging van de aanvullende bezuinigingsmaatregelen en de daaruitvoortvloeiende kortingen voor gemeenten onverminderd groot is houden wij hiermede rekening in ons financieel kader.
De gevolgen van het Regeerakkoord voor het Gemeentefonds worden op zijn vroegst in de meicirculaire 2013 Gemeentefonds concreet financieel vertaald. Wij verwachten in die circulaire geen duidelijkheid over de taakdecentralisaties. Dat wordt waarschijnlijk de septembercirculaire. Indien de financiële gevolgen van de meicirculaire daartoe aanleiding geven informeren wij u daarover door middel van een raadsbrief vóór de behandeling van de kadernota 2013 in uw raadsvergadering van 9 juli a.s.
De zeer tentatieve gevolgen van het Regeerakkoord en de mogelijke aanvullende rijksbezuinigingen op Prinsjesdag voor de algemene uitkering uit het Gemeentefonds zijn weergegeven in tabel 2.
Tabel 2 Tentatieve gevolgen rijksbezuinigingen
2014
2015
2016
2017
1. Regeerakkoord a. Algemene kortingen b. Kortingen op beleidsterreinen 2. Mogelijke aanvullende rijksbezuinigingen 3. Totalen Bedragen x € 1.000; min-teken betekent nadelig
-1.000
- 1.900
- 2.900
- 4.100
- 500
-6.600
- 7.500
- 7.800
- 700
- 700
- 700
- 700
- 2.200
- 9.200
- 11.100
-12.600
In tabel 2 is bij het onderdeel Regeerakkoord onderscheid gemaakt in algemene kortingen en gerichte kortingen op beleidsterreinen. Wat de gerichte kortingen betreft is in het Coalitieakkoord 2010-2014 “Verantwoord Vooruit” van onze gemeente het uitgangspunt dat uitgaven voor diverse beleidsvelden binnen de rijksnorm (bij doeluitkeringen, maar ook bij de algemene uitkering) blijven.
De beheerders (de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën) van het Gemeentefonds hebben op 20 december jl. de zogenaamde decembercirculaire 2012 Gemeentefonds uitgebracht. Deze circulaire is de eerste in de kabinetsperiode van Rutte II en geeft de gemeenten een globale indruk van de gevolgen die het Regeerakkoord voor het Gemeentefonds heeft. Op basis van de informatie uit de decembercirculaire 2012 belichten wij enkele gevolgen van het Regeerakkoord.
6
Ad 1a. Algemene kortingen De rijksbezuinigingen leiden onder andere tot een daling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds volgens de “trap-op-trap-af”-systematiek. Daarnaast leidt het niet doorgaan van het afschaffen van het BTW-compensatiefonds zoals beoogd in het Regeerakkoord tot een extra algemene korting op het fonds. Ook moeten de gemeenten met ingang van 2014 de BTW-verhoging van 19% naar 21% (per 1 oktober 2012) zelf betalen.
Ad 1b. Kortingen op beleidsterreinen Het eindperspectief voor gemeenten (100.000+) leidt volgens het rijk tot besparingen die ontstaan door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder dubbeling van taken. De besparing gaat uit van een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken. Het rijk gaat uit van een vermindering met 75 gemeenten in de periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op een resterend aantal van 100 tot 150 gemeenten in 2025. Er vindt een uitname uit het Gemeentefonds plaats van de middelen die in de verdeling worden toegerekend aan onderwijshuisvesting, maar daaraan niet worden uitgegeven. In de voorgaande circulaires Gemeentefonds was een uitname geraamd wegens een forse vermindering van het aantal politieke ambtsdragers (raadsleden). Het kabinet acht de voorziene vermindering van het aantal raadsleden te hoog en stelt het bij tot de aantallen van voor de dualisering. Hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobielen worden verstrekt door de gemeenten binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning. Hiervoor geldt voortaan een plicht tot hergebruik. Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt voor nieuwe cliënten in 2014 beëindigd. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in. Gemeenten behouden 25% van het budget voor een maatwerkvoorziening. De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor scholen schooljaar 2015/2016) afgeschaft. Daarbij zal een uitname uit het Gemeentefonds plaatsvinden.
7
3b. Financieel perspectief 2014-2017 In tabel 3 worden de tentatieve financiële gevolgen van het Regeerakkoord en de mogelijke aanvullende bezuinigingen op Prinsjesdag geprojecteerd op de financiële uitgangspositie voor 20142017.
Tabel 3 Financieel perspectief 2014-2017
2014
1. Uitgangspositie (tabel 1, regel 6; 2017 obv extrapolatie van 2016)
2015
2016
2017
487
37
16
60
- 2.200
- 9.200
- 11.100
-12.600
- 1.713
- 9.163
- 11.084
- 12.540
2. Regeerakkoord en mogelijke aanvullende rijksbezuinigingen (tabel 2, regel 3) 3. Financieel perspectief 2014-2017 Bedragen x € 1.000; min-teken betekent nadelig
De effecten van de rijksbezuinigingen uit het Regeerakkoord en de mogelijke aanvullende bezuinigingsronde op Prinsjesdag leiden zonder maatregelen tot structurele tekorten op de gemeentebegroting.
3c. Oplossingsrichtingen Voor het bestrijden van de negatieve effecten is een aantal oplossingen mogelijk.
1. Kosten op gemeentelijke beleidsvelden terugdringen De eerste is het één op één terugdringen van de gemeentelijke kosten op de beleidsvelden die worden geraakt door het Regeerakkoord. In de uitwerking van deze opgave moet de haalbaarheid ervan duidelijk worden, uiteraard met in achtneming van de uiteindelijke effecten van de rijksbezuinigingen die uit komende circulaires van het Gemeentefonds moeten blijken.
Tabel 4 2014 1. Kosten gemeentelijke beleidsvelden binnen de rijksnormen (zie tabel 2, regel 1b)
500
2015 6.600
2016
2017
7.500
7.800
Bedragen x € 1.000
2. Taakdecentralisaties uitvoeren met de middelen die wij ervoor krijgen De tweede oplossingsrichting is het opnieuw kijken naar de in de begroting opgenomen stelposten voor de taakdecentralisaties in het sociale domein. De decentralisaties op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en de Participatiewet gaan gepaard met efficiencykortingen, die in de meerjarenbegroting zijn geraamd (zie tabel 5). In de bezuinigingen van € 23 mln. in de voorjaarsnota 2011 is rekening gehouden met deze efficiencykortingen. In de uitwerking van de taakdecentralisaties wordt onderzocht in hoeverre de kosten kunnen blijven binnen
8
het geld dat “we ervoor krijgen”, waardoor geen of minder een beroep hoeft te worden gedaan op de voor de efficiencykortingen opgenomen stelposten in de begroting.
Tabel 5 Efficiencykortingen taakdecentralisaties
2014
2015
2016
2017
1. Maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg
1.050
1.050
1.050
1.300
2. Participatiewet 3. Totalen
1.400
2.100
2.700
2.800
2.450
3.150
3.750
4.100
Bedragen x € 1.000
3. Inleveren budgetten voor nieuw beleid Een derde oplossingsrichting is het inleveren van de budgetten voor nieuw beleid, te weten € 518.000 in 2014 en € 650.000 per jaar in 2015 en volgende jaren (zie tabel 6).
Tabel 6 Ramingen nieuw beleid 1. Nieuw beleid “Oud voor nieuw”
2014 518 *)
2015
2016
650
2017
650
650
Bedragen x € 1.000
*) te verlagen met € 70.000 voor JORP (zie hoofdstuk 7)
De effecten van de oplossingsrichtingen zijn samengevat in tabel 7.
Tabel 7 Oplossingsrichtingen 1. Kosten op gemeentelijke beleidsvelden terugdringen (tabel 4) 2. Taakdecentralisaties met rijksmiddelen (tabel 5, regel 3) 3. Inleveren budgetten nieuw beleid (tabel 6) 4. Totalen Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
500
6.600
7.500
7.800
2.450
3.150
3.750
4.100
518
650
650
650
3.468
10.400
11.900
12.550
9
4. Gemeentelijke bezuinigingen Jaarlijks wordt twee keer aan de gemeenteraad gerapporteerd over de voortgang bezuinigingen. In de bestuursrapportage voorjaar 2013 is gerapporteerd dat van de gestarte bezuinigingen tot en met 2013 voor circa € 500.000 aan knelpunten wordt voorzien. Deze knelpunten worden incidenteel door meevallers op de taakstelling kapitaallasten opgelost. Zie ook hoofdstuk 6, tabel 10 van deze kadernota. Voor 2014 is deze meevaller € 500.000, 2015 € 200.000 en 2016 € 85.000. Van een tweetal bezuinigingen is voorzien dat deze heroverwogen dienen te worden, omdat deze daadwerkelijk niet zullen worden gerealiseerd. Dit betreft de GGD, ad € 228.888 en het Mobiliteitsfonds Haaglanden ad € 125.000. Tegenover deze twee taakstellingen is het wenselijk om een alternatieve bezuiniging op te voeren. In de kadernota 2010 is als taakstelling een structureel voordeel ad € 1.000.000 opgevoerd, betreffende het vervroegd afschrijven investeringen maatschappelijk nut en deze afschrijvingen te dekken uit de reserve inkomensfunctie. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijk activa- en reservebeleid. Het voorstel is deze taakstelling uit te breiden door investeringen met maatschappelijk nut die nog niet ten laste van de reserve inkomensfunctie zijn gebracht, eveneens alsnog ten laste van deze reserve te brengen. De boekwaarde van afgeronde investeringen met maatschappelijk nut bedraagt € 8,6 miljoen per 31 december 2013. Vervroegd afboeken van deze boekwaarde leidt per saldo met ingang van 2014 tot een structureel voordeel van afgerond € 0,5 mln. op de exploitatie (zie tabel 8). Het voordelige saldo ontstaat door de wegvallende kapitaallasten van de investeringen en de lagere renteopbrengst van de algemene reserve met inkomensfunctie (voor de afboeking van de boekwaarde wordt immers beschikt over de algemene reserve met inkomensfunctie). Het voorstel is dit voordeel tot € 343.888 (€ 125.000 plus € 228.888) in de plaats te laten komen van de te laten vervallen bezuinigingen GGD en Mobiliteitsfonds Haaglanden en het resterende bedrag ten gunste te brengen van de reserve recessie en te verrekenen met andere structurele knelpunten bezuinigingen, wanneer deze zich voordoen tot en met 2018.
Tabel 8 Vervroegd afboeken investeringen maatschappelijk nut 1. Wegvallende kapitaallasten 2. Lagere renteopbrengst 3. Totalen
2014
2015
2016
2017
810
809
806
800
-280
- 280
- 280
- 280
530
529
526
520
Bedragen x € 1.000; min-teken betekent nadelig
10
5. Exogene ontwikkelingen 2014-2017 Drie decentralisaties (Jeugdzorg, Ondersteunende zorg aan huis uit AWBZ en Participatiewet) In de visienota van 2011 heeft het kabinet gemeld dat de gemeenten de regierol in het sociale domein krijgen. In lijn met deze visie worden de gemeenten verantwoordelijk voor de: 1. Jeugdzorg. Vanaf 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor alle opvoed- en opgroeiondersteuning aan jeugdigen en gezinnen. Het gaat dan om de overheveling van Jeugdhulpverlening (ambulante jeugdzorg en residentiële jeugdzorg), gesloten jeugdzorg/jeugdzorg plus, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking en de Jeugd-GGZ (geestelijke gezondheidszorg). 2. Maatregelen voortkomend uit de decentralisatie van de AWBZ. De gemeente krijgt de taken voor ondersteuning, begeleiding en verzorging. De extramurale ondersteunende verzorging die nu thuis wordt geleverd, wordt vanaf 2015 door gemeenten, onder de Wmo, uitgevoerd. Daarnaast wordt de Kanteling verder doorgevoerd waarbij er een groter beroep wordt gedaan op de verantwoordelijkheid van inwoners voor zichzelf en voor elkaar ‘Meedoen naar vermogen’ is het uitgangspunt, de gemeente levert integraal maatwerk indien nodig. Op het gebied van de individuele voorzieningen wordt hergebruik van scootmobiel, rolstoel en andere hulpmiddelen verplicht. De aanspraak op huishoudelijke hulp wordt vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het uit eigen middelen niet kunnen betalen. Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de Wmo, wordt voor nieuwe cliënten met een midden en hoger inkomen beëindigd in 2014. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in. 3. Participatiewet. Eén regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt door samenvoeging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en delen van de Wajong (erbuiten blijven de volledig en duurzaam arbeidsongeschikten). Doel is om meer werkzoekenden naar vermogen bij een werkgever aan een baan te helpen. Dat geldt ook voor arbeidsgehandicapten die niet langer via de sociale werkplaatsen aan het werk komen. Werkgevers krijgen een positieve (loondispensatie) en negatieve (quotumregeling) prikkel om mensen met minder verdiencapaciteit in dienst te nemen. De gemeente kan beschut werken zelf organiseren. Daarnaast zal de Participatiewet aangepaste regelgeving bevatten over de tegenprestatie, handhaving en bijzondere bijstand. In de decentralisatiebrief gaat het kabinet in op de randvoorwaarden voor die decentralisaties. Het kabinet wil met de gemeenten werk maken van een integrale agenda voor de decentralisaties waarbij randvoorwaarden voor de decentralisaties niet afzonderlijk worden bezien maar voor het geheel van de decentralisaties. Voor Leidschendam-Voorburg is daarbij de Sociale Structuurvisie ‘Ruimte voor Mensen 2024’ richtinggevend. Met het opstellen van de Sociale Agenda 2013-2014 is geanticipeerd op de
11
decentralisaties door deze niet alleen in samenhang met elkaar, maar ook in relatie tot de overige gemeentelijke taken in het sociale domein, voor te bereiden. Het kabinet maakt een koppeling van de voornemens tot de vorming van 100.000+ gemeenten aan de samenwerkingsverbanden voor de decentralisaties (spoor 2). Als tijdelijke tussenoplossing (vanwege het langdurige traject) vraagt het gemeenten samenwerkingsverbanden rond de decentralisaties te vormen (spoor 1). In mei komt Minister Plasterk met nadere brieven over de procesaanpak voor beide sporen en de criteria die het kabinet aan de samenwerkingsverbanden verbindt. Daarnaast komt het kabinet in mei met een nieuw Beleidskader gemeentelijke herindeling, waarin het ingaat op de wijze waarop het kabinet de opschaling wil bevorderen. Deze omvangrijke decentralisatieopgave heeft niet alleen inhoudelijke gevolgen. Het heeft mogelijk personele gevolgen, al is nu nog onduidelijk of de gemeente met het huidige personeelsbestand het werk aankan (dus wellicht uitbreiding van personeelsbestand) danwel of er personeel over komt van een andere organisatie. Het raakt ook de regionale samenwerking, zowel de opschaling naar 100.000+ gemeenten (spoor 1) als de samenwerkingsverbanden (spoor 2). Leidschendam-Voorburg zal een keuze moeten maken met wie het de decentralisaties wil oppakken. Als de nadere brieven binnen zijn moeten wij bekijken wat dit betekent voor de gemeente. Regierol lokaal veiligheidsbeleid Eind 2010 is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het wetsvoorstel tot ‘Wijziging van de Gemeentewet in verband met de versteviging van de regierol van de gemeente ten aanzien van het lokaal veiligheidsbeleid’ gepubliceerd. Dit Wetsvoorstel beoogt de regierol van gemeenten op het terrein van lokale veiligheid te verstevigen door middel van twee maatregelen. Enerzijds wordt de gemeenteraad verplicht tot het vaststellen van een integraal veiligheidsplan. Anderzijds wordt een zorgplicht voor de burgemeester ingevoerd. Beide maatregelen zullen, in samenhang, een bijdrage leveren aan de mogelijkheden op gemeentelijk niveau om de regierol waar te maken. De behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is nog niet bekend. Nationale politie Nationale politie is ingevoerd per 1 januari 2013. Met de komst van de Nationale Politie zullen de gemeentelijke veiligheidsplannen gelijk moeten gaan lopen met de bestuurlijke cyclus van de gemeenteraden. Dit houdt in dat de nieuwe gemeenteraden aan het begin van de nieuwe raadscyclus een nieuw veiligheidsplan voor de gemeente moeten vaststellen. Dit betekent dat de nieuwe gemeenteraad in 2014 een nieuw veiligheidsplan voor 1 januari 2015 moet vaststellen. Nieuwe ontwikkelingen Veiligheidshuis Het rijksbeleid is gericht op de totstandkoming van een landelijk dekkend netwerk van regionaal functionerende veiligheidshuizen. Het veiligheidshuis Den Haag wordt geregionaliseerd. Binnen het veiligheidshuis werken de bestuurlijke, de strafrechtelijke en de zorgketen samen. Uitgangspunt hierin blijft wat lokaal kan, gebeurt lokaal. Binnen een veiligheidshuis worden veelplegers, van overlast of criminaliteit aangepakt als het gaat om multiproblematiek en er interventies nodig zijn uit meerdere ketens. Het regionaal veiligheidshuis wordt ingeschakeld als blijkt dat een probleem, ondanks
12
voldoende inzet vanuit het lokale niveau, niet op het lokale niveau kan worden opgelost. Inwerkingtreding wetsvoorstel overhevelen buitenonderhoud primair onderwijs Het wetsvoorstel met betrekking tot de overheveling van het buitenonderhoud van de scholen in primair onderwijs is in voorbereiding. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid voor buitenonderhoud in het primair onderwijs overgeheveld van de gemeente naar het schoolbestuur. Schoolbesturen worden hierdoor zelf verantwoordelijk voor zowel het binnen- als buitenonderhoud en aanpassing van hun schoolgebouwen. Het voornemen is om de wet per 1 januari 2015 in werking te laten treden. Voor het jaar 2014 blijft de huidige procedure van aanvragen door de schoolbesturen en vaststellen van het programma door het college ongewijzigd. Wetswijziging Passend onderwijs De wetswijziging passend onderwijs gaat in per 1 augustus 2014. Dit heeft mogelijk gevolgen voor leerlingenvervoer. Daarnaast heeft het gevolgen voor de organisatie van de zorg in en om school. Onderwijs en gemeente moeten de zorg voor jeugdigen op elkaar afstemmen. Van belang is daarbij wat het onderwijs binnen de school aan zorg organiseert. Gymuren Primair Onderwijs In het regeerakkoord is opgenomen dat er meer gymuren komen in het primair onderwijs, nu is er geen verplicht aantal gymuren voor het primair onderwijs. Wat de mogelijke gevolgen zijn voor een toename aan gymuren is nu nog niet te overzien, het is niet bekend hoe het rijk deze maatregel wil invoeren en per wanneer. De verwachting is dat hierover meer duidelijkheid komt in 2013. Afschaffen ambtenarenstatus Het betreft het mogelijk op termijn afschaffen van de ambtenarenstatus. Het voorstel van wet ‘Normalisering Rechtspositie Ambtenaren’ beoogt te bereiken dat ambtenaren straks niet langer op basis van een aanstelling werkzaam zijn maar op basis van een gewone arbeidsovereenkomst. Wat verandert is de arbeidsverhouding tussen het bevoegd gezag en de medewerkers voor zover zij ambtenaar zijn. Daarbij gaat het om de wijze waarop de arbeidsrelatie wordt aangegaan en beëindigd, maar ook om de wijze waarop de rechtsbescherming van de medewerkers wordt geregeld. De nieuwe overheid De burger van de toekomst opereert in netwerken en communities. Mensen zoeken elkaar op diverse onderwerpen op: het buurtverbeteringsproject, de school van de kinderen, de sportvereniging, enz. Wordt de gemeente de regisseur, de facilitator of welke andere rol gaat de overheid hierin spelen? Hoe kunnen gemeenten deze rol invullen samen met de lopende decentralisaties van taken naar die lokale overheid? Om aan de eisen van de nieuwe overheid te kunnen voldoen is een verdere investering in de toegepaste ICT nodig. Alleen dan kan invulling gegeven worden aan goed werkgeverschap en aan een toekomstvaste en betrouwbare dienstverlening aan burgers, instellingen en bedrijven. ICT in het flexibele kantoorconcept Uitgangspunt van de centrale huisvesting is het flexibele kantoorconcept. Met het vaststellen van de
13
definitieve ontwerpen is de basis daarvoor gelegd. De bestaande ICT visie is getoetst aan het concept van centrale huisvesting en op zijn toekomstvastheid. Er is geen bijstelling in de visie noodzakelijk. Om het ontwerp van de centrale huisvesting volledig te kunnen ondersteunen, is naast het aanpassen van de fasering van de geplande investeringen, een uitbreiding ervan noodzakelijk. Er moet zo spoedig mogelijk worden begonnen met het fasegewijs uitrollen van de ICT-voorzieningen, zoals (netwerk)switches, wifi, aanschaf pc's, thin clients, monitoren, uitbreiding tokens voor thuiswerken, inrichting uniforme vergaderzalen (presentables) en videoconference, zodat bij de definitieve verhuizing in 2015 het flexibele kantoorconcept tot uitvoering kan worden gebracht. Deze investeringen waren al onomkoombaar om te kunnen blijven voldoen aan de eisen en wensen van medewerkers, burgers, instellingen en bedrijven. Echter deze moeten nu door de centrale huisvesting versneld worden opgepakt. Hierdoor kunnen we een grote slag slaan in de weg naar de moderne overheid en zullen de benodigde investeringen uiteindelijk lager uitpakken dan wanneer deze worden uitgesteld. Digitalisering Om naar een papierloos kantoor(concept) te gaan is enkele jaren geleden begonnen met het digitaliseren van het postproces. Ook bij de vernieuwing van de dienstverleningsprocessen is de digitalisering een eis geweest. Dit veranderingsproces vindt gestaag plaats en staat voor de komende jaren gepland (en begroot). Om richting centrale huisvesting (2015) dit proces te stimuleren moet ook hier een slag worden gemaakt, naar andere processen en archieven (zoals bijvoorbeeld de personeelsdossiers). Investeringen De noodzakelijke investeringen flexibel kantoorconcept en digitalisering zijn feitelijk vervangingsinvesteringen. Echter, vorm en inhoud sluiten niet meer aan op de investeringen zoals die in het verleden zijn gedaan. Het is daarom noodzakelijk tot een nieuwe investeringsplanning ICT te komen, waarbij de reeds opgenomen ramingen in de meerjarenbegroting ontoereikend zijn. Een eerste inventarisatie wijst uit dat de totale investeringsopgave indicatief uitkomt tussen de € 2 en € 2,5 miljoen. Hier tegenover staan reeds diverse kredieten in de huidige meerjarenraming ad € 0,5 miljoen. Verwacht wordt dat het flexibele kantoorconcept en de digitalisering ook tot voordelen zullen leiden met een positieve doorwerking in het begrotingssaldo. Deze voordelen zijn op dit moment nog niet te berekenen en worden meegenomen in de hiervoor op te stellen business-case. Om de additionele financieringsbehoefte te kunnen bepalen zal in de tweede helft van dit jaar een ICT-visie volgen aangepast aan de eisen van de nieuwe overheid. Vooruitlopend daarop worden de huidige ICT-kredieten vanaf 2013 reeds samengebracht onder de titel “De nieuwe overheid”. Dit heeft als voordeel dat de huidige investeringsplanning kan worden geoptimaliseerd en worden afgestemd op de meest urgente behoeften. Deze nieuwe inzichten leiden ertoe dat de investeringen telefonie (€ 0,2 miljoen) en netwerk (€ 0,3 miljoen) en de in de voorjaarsnota 2012 bij nieuw beleid ter beschikking gestelde middelen voor informatie- en communicatietechnologie met ingang van de programmabegroting 2014 worden omgelabeld naar De nieuwe overheid.
14
Herstructurering DSW De bezuiniging op de rijkssubsidie WSW per 1 januari 2011 en de aangekondigde invoering van de Participatiewet per 1 januari 2014 maken herstructurering van de DSW noodzakelijk. Hiervoor is een herstructureringsplan opgesteld. Uitgangspunt van dit plan is de ‘beweging van binnen naar buiten’ van mensen die nu beschut werken en het oprichten van een gemeentelijk Uitstroombedrijf. Wij zullen de raad actief blijven informeren over alle ontwikkelingen.
Wet werk en bijstand Het aantal WWB cliënten is in de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven (rond de 1.500). De eerste drie maanden van 2013 laten een trendbreuk zien met een behoorlijke forse stijging. Het aantal poortwachtergesprekken en intakegesprekken is verdubbeld ten opzichte van de aantallen in dezelfde periode als vorig jaar. Daarbinnen zien we door de jeugdwerkloosheid het aantal jongeren toenemen met 20%. Tijdelijke maatregelen zijn getroffen om de dienstverlening op peil te houden. Gewerkt wordt aan structurele maatregelen waaronder de realisatie van een jongerenloopbaancentrum. Extra injectie bijzondere bijstand In het regeerakkoord is vastgelegd dat extra middelen worden uitgetrokken voor armoedebestrijding. Het betreft structurele middelen vanaf 2014. De exacte verdeelmaatstaven zijn nog niet bekend. Er heerst nog onduidelijkheid of de middelen zonder meer aangewend kunnen worden voor uitbreiding van het huidige bijzondere bijstands- en minimabeleid van de gemeente. De vrees bestaat dat er tekorten mee moeten worden opgevangen die ontstaan als gevolg van de decentralisatie van de regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten. In het regeerakkoord wordt namelijk ook melding gemaakt van een nieuwe gemeentelijke regeling voor chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2015. Deze nieuwe regeling komt in de plaats van de huidige vergoeding vanuit de Wet chronisch zieken en gehandicapten, de fiscale regeling voor specifieke zorgkosten de Compensatie eigen risico Zorgverzekeringswet en de mogelijkheid om voor deze doelgroep categoriaal bijzondere bijstand te verstrekken. De wettelijke basis voor deze Gemeentelijke inkomensvoorziening chronisch zieken en gehandicapten is nog niet duidelijk. Schatkistbankieren Het kabinet heeft het wetsvoorstel over schatkistbankieren ingediend bij de Tweede Kamer. De wet verplicht onder andere gemeenten hun overtollige liquide middelen en beleggingen onder te brengen bij het rijk omdat dit een bijdrage levert aan het verlagen van het EMU-tekort op macroniveau. Hierbij geldt wel een aantal verzachtende voorwaarden. Gemeenten krijgen de mogelijkheid overtollige liquide middelen aan andere overheden uit te lenen en daarmee een beter rendement te halen dan bij de schatkist. Ook is in het wetsvoorstel een zogenaamde doelmatigheidsdrempel opgenomen, te weten 0,75% van het begrotingstotaal met een minimum van € 250.000 en een plafond van € 2,5 miljoen. Als de overtollige middelen lager zijn dan de drempels hoeft een gemeente niet te gaan schatkistbankieren. Onze gemeente voorziet op dit moment geen substantieel overschot aan liquide middelen. Wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) De wet HOF is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer. Deze wet regelt de wijze waarop de Nederlandse overheid van plan is om de afspraken te implementeren die in Europees verband zijn gemaakt over de ontwikkeling van het EMU-tekort en de schuld van de overheid. In 15
de wet HOF wordt ook van de medeoverheden een bijdrage in de tekortreductie verwacht. Het aandeel van de mede-overheden in het tekort moet in 2017 zijn gedaald tot 0,2% van het nationale inkomen. Het kabinet geeft de mede-overheden in de jaren 2014 en 2015 dezelfde tekortruimte als in 2013 is overeengekomen, namelijk -0,5%. De VNG, IPO en de Unie van Waterschappen zullen over de verdeling van die ruimte over de mede-overheden op basis van nader onderzoek dit jaar een afspraak maken waarbij de huidige verdeling vertrekpunt is. Ook past het kabinet de wettelijke mogelijkheid van beboeten voor het overschrijden van het tekort in deze kabinetsperiode niet toe. Vennootschapsbelasting overheidsbedrijven Het kabinet is voornemens om overheidsbedrijven met een privaatrechtelijke rechtsvorm vennootschapbelasting te laten betalen. De belastingplichtigheid heeft als primair doel het wegnemen van door overheidsbedrijven genoten concurrentievoordeel. De Europese Commissie doet momenteel onderzoek naar de wijze waarop overheidsbedrijven in Nederland in de heffing van vennootschapsbelasting worden betrokken. Een wetsvoorstel over de belastingsplicht voor overheidsbedrijven wordt in de tweede helft van 2013 verwacht. Daarna volgt de parlementaire behandeling en een eventuele implementatietermijn. De financiële en fiscale gevolgen voor gemeenten zijn op dit moment niet duidelijk. Het kan een 25% belastingheffing betekenen maar ook lagere dividenden door lagere winsten van de overheidsbedrijven en een hogere administratieve lastendruk.
16
6. Investeringsplan 2014-2017 In de bijlage van deze kadernota hebben wij het investeringsplan 2014-2017 opgenomen. Dit plan bevat de verwachte investeringen voor de uitvoering van bestaand beleid. Op basis van de actuele inzichten in de investeringsprojecten is de fasering van de investeringsuitgaven en –inkomsten aangepast. Naast het hanteren van onze begrotingsdiscipline voor het behouden van een structureel sluitende exploitatiebegroting sturen wij ook op een realistisch investeringsplan, zowel beleidsmatig als financieel. In beleidsmatige zin moet het investeringsplan bijdragen aan het bereiken van de beleidsmatige doelstellingen van onze programmabegroting. In financieel opzicht moet de exploitatiebegroting de uit de investeringen voortvloeiende lasten kunnen dragen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het realiseren van de structurele besparing van € 400.000 op de kapitaallasten volgens de taakstelling uit de voorjaarsnota 2011. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 18 december 2012 de geactualiseerde financiële beheersverordening vastgesteld. In overeenstemming met artikel 7 van de verordening zijn in het investeringsplan 2014-2017 geen investeringen met economisch nut kleiner dan € 25.000 opgenomen. Deze aanschaffingen komen ten laste van de exploitatiebegroting. De investeringsvolumes voor de jaren 2014–2017 zijn opgenomen in tabel 9.
Tabel 9 Investeringsvolume
2014
2015
2016
1. Primitieve begroting 2013
38.238
21.831
15.441
8.448
75
-
-
-
3. Mutaties kadernota 2013 (fasering investeringen)
-4.235
10.668
1.922
450
4. Subtotaal investeringsuitgaven
34.078
32.499
17.363
8.898
908
340
-
-
33.170
32.159
17.363
8.898
2. Jaarrekening 2012 (doorschuiven investeringen)
5. Investeringsinkomsten (bijdragen van derden) 6. Saldo investeringsvolume
2017
Bedragen x € 1.000
e
Ten tijde van het samenstellen van de 1 tussentijdse rapportage 2013 en de kadernota 2013 is het meerjarige investeringsplan geactualiseerd. Naar aanleiding van deze actualisering is de fasering van diverse kredieten aangepast. Uit de jaren 2013 en 2014 zijn investeringsbedragen van respectievelijk € 10,4 mln. en € 4,2 mln. doorgeschoven naar 2015-2017. Dit levert voor de jaren 2014 en 2015 incidentele voordelen in de kapitaallasten op. De fasering van de investeringsuitgaven heeft grotendeels plaatsgevonden op de nieuwbouw van scholen, de centrale huisvesting ambtelijk apparaat en de verbindingsweg Stompwijk.
In tabel 10 is de verwachte ontwikkeling van de kapitaallasten weergegeven.
17
Tabel 10 Kapitaallasten
2014
2015
2016
2017
1. Mutatie kapitaallasten a. ontwikkeling kapitaallasten door faseringen b. verrekening met de reserve herwaardering 2. Sub-totaal voordeel kapitaallasten 3. Te realiseren taakstelling kapitaallasten 4. Sub-totaal voordeel kapitaallasten 5. Aanwenden voor de realisatie van de bezuinigingsmaatregelen 6. Totalen
500
600
- 132
- 150 555
-
-
617
500
600
485
405
-
- 400
- 400
- 400
500
200
85
5
-500
-200
- 85
-5
0
0
0
0
Bedragen x € 1.000
Ad 1b. In 2010 is de afschrijvingsmethodiek van de activa veranderd van lineair in annuïtair en heeft een herberekening van de boekwaarde plaatsgevonden alsof er altijd annuïtair zou zijn afgeschreven. Deze berekening leidde tot een hogere boekwaarde per 31 december 2010 waartegenover de reserve herwaardering is gevormd. De reserve is bedoeld voor de dekking van de (toekomstige) gemiddeld hogere kapitaallasten bij de annuïtaire methode ten opzichte van de lineaire methode. Analoog aan het verloop van de kapitaallasten vinden met ingang van 2016 onttrekkingen aan de reserve plaats. Ad 3. De taakstelling van € 400.000 op de kapitaallasten uit de voorjaarsnota 2011 wordt structureel vanaf 2015 gerealiseerd door een gewijzigde fasering/prioritering van de investeringen. Voor de jaren 2013 en 2014 is de taakstelling op ad hoc basis ingevuld en verwerkt in de programmabegroting 2013. Ad 5. Het resterende positieve saldo op de kapitaallasten wordt in de bestuursrapportage bezuinigingen ingezet voor het mede realiseren van de totale bezuinigingsopgave uit de kerntakendiscussie.
18
7. Nieuw beleid In de Voorjaarsnota 2011 is onder andere het kader voor nieuw beleid gesteld. Om financieel gezond te blijven wordt nieuw beleid beperkt tot incidentele zaken en/of kortlopende zaken. Zodra meer zicht is op de (financiële) toekomst en duidelijk is dat de bezuinigingen ook komende jaren structureel zijn gerealiseerd, kan structureel invulling worden gegeven aan nieuw beleid.
Inkomensgrens voor de ooievaarspas naar 130% De inkomensgrens voor de ooievaarspas willen we verleggen van 110% naar 130%. Hierdoor komen 750 personen (525 volwassenen en 225 kinderen) meer in aanmerking voor de pas. Het hiervoor structureel benodigde budget bedraagt € 53.700 per jaar. De Ooievaarspas wordt betaald uit het budget voor bijzondere bijstand. In verband met de bezuinigingen die zijn afgesproken in de voorjaarsnota 2011 is de inkomensgrens voor bijzondere bijstand verlaagd van 130% naar 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, hierdoor komen minder mensen in aanmerking van bijzonder bijstand wat leidt tot een overschot op dit budget de komende jaren (in 2013 is dit overschot berekend op € 154.000). Hierdoor is het verleggen van de inkomensgrens voor de ooievaarspas van 110% naar 130% budgettair neutraal.
Project Jeugd Op Rechte Pad (JORP) Wij stellen voor het Project Jeugd Op het Rechte Pad (JORP) als incidenteel nieuw beleid te aanvaarden. De integrale aanpak van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit (project JORP) werpt goede resultaten af. De overlast door jeugd is al sterk afgenomen en op een flink deel van de doelgroep is een aanpak gezet. Belangrijke factor in het succes van de aanpak is de inzet van twee casemanagers die als taak hebben de voortgang van de plannen van aanpak op de jongere en het gezin te bewaken. Daarnaast onderhouden zij intensief contact met de jongere, het gezin en de samenwerkende partners uit de zorg- en strafketen. De casemanagers worden betaald uit een eenmalig budget dat bij nieuw beleid in de voorjaarsnota 2012 voor het jaar 2013 beschikbaar is gesteld. De ontwikkelde aanpak binnen JORP moet structureel ingebed worden en daarvoor is de inzet van casemanagement onmisbaar. In de huidige ontwikkelingen (reorganisatie, vermindering personele capaciteit) zien we nog geen kans om casemanagement binnen de huidige formatie te realiseren. Een natuurlijk moment hiervoor is de decentralisatie van de Jeugdzorg per 2015. Ter overbrugging naar 2015 is een eenmalig budget van € 150.000 voor het jaar 2014 noodzakelijk om de inzet van de casemanagers en noodzakelijke interventies te kunnen continueren. In de dekking kan worden voorzien door tot een bedrag van € 80.000 te beschikken over de reserve categoriaal jeugdbeleid en € 70.000 ten laste van het budget voor nieuw beleid 2014 te brengen.
19
Uitbreiden en verbeteren aanlegplaatsen in de Vliet De Vliet is een veelgebruikte recreatieve vaarweg; per jaar passeren circa 12.000 recreatievaartuigen de sluis. Alle aanlegplaatsen in de gemeente zijn tijdens het vaarseizoen (april t/m oktober) altijd maximaal bezet. Er is daarom behoefte aan uitbreiding en verbetering van de aanlegplaatsen zodat meer recreanten de lokale horeca, winkels en bezienswaardigheden nabij de Vliet kunnen bezoeken. Uitbreiding van aanlegmogelijkheden levert ook een bijdrage aan de investeringen van de gemeente in de kwaliteit en toegankelijkheid van de Vlietoevers. Daarnaast draagt het bij aan het versterken van de beleving van de groen-blauwe kwaliteiten van de Vliet. Daarmee sluit uitbreiden en verbeteren van aanlegplaatsen aan bij provinciale en regionale doelstellingen. Om gebruik te kunnen maken van de aanwezige subsidies van provincie Zuid-Holland en Stadsgewest Haaglanden en werk met werk te maken met geplande projecten, zijn eenmalige middelen van € 200.000 nodig. In de dekking van de kosten wordt voorzien door het primair aanwenden van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing met als achtervang de onderuitputting op de kapitaallasten.
20
8. Reserves 8a. Algemene reserves In tabel 11 is de omvang van de algemene reserve vrij besteedbaar, de reserve recessie, de reserve frictiekosten, de reserve grondexploitatie en de algemene reserve met inkomensfunctie opgenomen. De algemene reserve vrij besteedbaar is vrij aanwendbaar. De reserve recessie is ingesteld voor het opvangen van de financiële gevolgen van de economische crisis. De kosten die samenhangen met de bezuinigingsmaatregelen uit de kerntakendiscussie bij de voorjaarsnota 2011 worden gedekt door de reserve frictiekosten. De reserve inkomensfunctie is in principe geblokkeerd omdat de renteopbrengsten als algemeen dekkingsmiddel ten gunste van de exploitatie komen. De reserve grondexploitaties is gelet op de crisis in de bouwsector en de dalende grondprijzen ook in de tabel opgenomen.
Tabel 11 Reserves (standen per 1-1) 1. Algemene vrij besteedbaar*) 2. Reserve recessie **) 3. Reserve frictiekosten 4. Reserve inkomensfunctie***) 5. Reserve grondexploitatie Bedragen x € 1 mln.
2013
2014
2015
2016
2017
2018
17,1
19,3
19,3
19,3
19,3
19,3
6,6
7,5
9,2
10,4
11,2
11,2
4,0
2,5
1,5
1
0,5
0,0
28,0
19,4
19,4
19,4
19,4
19,4
5,3
5,2
5,1
5,1
5,1
5,1
*) In 2013 vinden onttrekkingen plaats voor kosten van de sloop van het voormalige schoolgebouw aan de Rijnlandlaan (€ 0,8 mln.) en het project verspreid liggend glas (€ 0,1 mln.). De doorlichting van de reserves op vrijval en afroming bij de jaarrekening 2012 levert € 3,1 mln. op. Het bedrag wordt gestort in de algemene reserve vrij besteedbaar. **) Inclusief begrotingssaldo 2013 van € 1,5 mln. (zie tabel 1, regel 7), de onttrekking voor de budgetoverheveling van € 642.000 bij de jaarrekening 2012 en de uitkomsten van het financieel kader 2014-2017 (zie tabel 12, regel 7). ***) In het verloop van de algemene reserve met inkomensfunctie is rekening gehouden met de vervroegde afboeking van investeringen met maatschappelijk nut tot een bedrag van € 8,6 mln. in 2013.
De gemeente heeft een goede reservepositie. De middelen in de reserves zijn incidenteel van aard en kunnen uit dien hoofde alleen worden ingezet voor de dekking van eenmalige kosten. In dat licht zullen de te maken kosten voor de verbetering van de Stompwijkseweg naar verwachting een groot beslag leggen op de algemene reserve vrij besteedbaar. Zodra er meer duidelijkheid is over de benodigde middelen en bijbehorende planning zal een voorstel volgen om een deel van de algemene reserve vrij besteedbaar over te hevelen naar een daartoe te vormen bestemmingsreserve Stompwijkseweg. De reserve recessie is tot op dit moment niet aangewend voor het dekken van nadelige financiële effecten van de economische crisis. De onzekerheden voor de financiële positie van de gemeente blijven echter onverminderd groot. Mede in het licht van de verdere uitwerking van de oplossingsrichtingen voor het behouden van een structureel sluitende begroting (hoofdstuk 3c)
21
beoordelen wij de noodzaak van het handhaven van de reserve in deze omvang. Mogelijk zal een voorstel volgen over (gedeeltelijke) vrijval naar de algemene reserve vrij besteedbaar en/of in te zetten voor incidentele zaken, bijvoorbeeld voor het optimaliseren van ICT om aan de toekomstige eisen van de nieuwe overheid te kunnen voldoen.
Ook bezien wij de mogelijkheid de algemene reserve met bufferfunctie grondexploitaties te integreren in de algemene reserve met bufferfunctie.
8b. Bestemmingsreserves In overeenstemming met onze toezegging in raadsbrief “Stand van zaken Herijking van de bestemming van de reserve Nota Binnensport (verseon 781831, d.d. 22 oktober 2012)” informeren wij u over de mogelijke bestedingsrichtingen ervan. De reserve binnensport is per 1 januari 2013 € 1,4 mln. groot en kan worden aangewend voor de dekking van kosten die zijn verbonden aan: e
1 . Overdracht Leidschendamse gymnastieklokalen aan de bijzondere schoolbesturen en overdracht beheer en exploitatie sporthal Kastelenring aan een beheerstichting Het gaat hier om ‘schone oplevering’ (achterstallig onderhoud) en bijkomende kosten (notaris, inschrijving kadaster). e
2 . Realiseren van een gymzaal met turnhal bij de nieuwbouw van basisschool De Dijsselbloem Een geschikte locatie is gevonden bij basisschool De Dijsselbloem. Op deze locatie wordt een nieuwe school met gymzaal gebouwd. Dit biedt de mogelijkheid om de nieuw te bouwen gymzaal te combineren met een turnhal. e
3 . Tafeltennisvereniging VVV: plaatsen van twee puien tussen de kantine en de gymzaal aan de Van Ruysdaellaan De kleedkamers vormen de enige toegang tot de gymzaal. Om de verbinding tussen de gymzaal en de kantine te versterken, is het vervangen van de muur tussen de gymzaal en kantine door een glaswand met toegangsdeur een forse verbetering. e
4 . Zwembadconfiguratie In overeenstemming met het raadsvoorstel (verseon 834247/843427) wordt een gedeelte van de reserve nota binnensport aangewend voor nieuwbouw van het zwembad.
22
In tabel 12 zijn de bestedingsrichtingen van de reserve binnensport samengevat.
Tabel 12 Bestedingsrichtingen reserve binnensport 49
1. Overdracht gymnastieklokalen en sporthal Kastelenring
930
2. Gymzaal met turnhal bij De Dijsselbloem
21
3. Aanpassingen kantine/gymzaal Van Ruysdaellaan
400
4. Zwembadconfiguratie 5. Totaal Bedragen x € 1.000
1.400
Wij werken de bestedingsrichtingen nader uit in een raadsvoorstel.
Naast de reserve binnensport zijn overigens ook middelen in kredieten beschikbaar, te weten Nota binnensport diverse onderzoeken, Nota binnensport onderzoek gymzalen en Nota binnensport treffen voorzieningen. Deze kredieten hebben nog een bestedingsruimte van € 307.000, waarvan het voorstel is om € 220.000 in te zetten voor de realisatie van de turnhal. Ook dit onderdeel zal in het raadsvoorstel nader worden uitgewerkt.
23
9. Financieel kader 2014-2017 De ontwikkelingen die in de hoofdstukken van deze nota zijn beschreven leiden tot het financieel kader 2014-2017 in tabel 13.
Tabel 13 Financieel kader 1. Uitgangspositie (zie tabel 1, regel 6; 2017 obv extrapolatie van 2016)
2014
2015
2016
2017
487
37
16
60
- 2.200
- 9.200
- 11.100
- 12.600
3. Oplossingsrichtingen (zie tabel 7, regel 4)
3.468
10.400
11.900
12.550
4. Subtotalen 2014-2017
1.755
1.237
816
10
- 70
-
-
-
1.685
1.237
816
10
- 1.685
- 1.237
- 816
- 10
8. Onttrekking aan de egalisatiereserve recessie
-
-
-
-
9. Na verrekening met reserve recessie Bedragen x € 1.000; min-teken betekent nadelig
0
0
0
0
2. Gevolgen Regeerakkoord en mogelijke aanvullende rijksbezuinigingen (zie tabel 2, regel 3)
5. Incidenteel nieuw beleid 2014 (zie hoofdstuk 7) 6. Financieel kader 2014-2017 7. Storting in de egalisatiereserve recessie
24
10. Risico’s In deze paragraaf hebben wij ons beperkt tot de risico’s die samenhangen met de onderwerpen die zijn opgenomen in deze kadernota. De risico’s die bij de jaarrekening 2012 zijn genoemd worden niet nogmaals gemeld. Leegstand gemeentelijke accommodaties Door de in de voorjaarsnota 2011 geconcretiseerde bezuinigingen op subsidies aan instellingen bestaat het risico dat zij de huur opzeggen en de gemeente bij (tijdelijke) leegstand van de gemeentelijke accommodatie huuropbrengsten misloopt. Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en Omstreken (DSW) De DSW moet worden geherstructureerd om tekorten in de toekomst te voorkomen. De herstructurering zal mogelijk pas in 2018 weer leiden tot een positief exploitatieresultaat. De komende jaren is de omvang van de bijdrage van onze gemeente aan de DSW, bestaande uit een bijdrage in de herstructurering en het exploitatietekort, uiterst onzeker. Dit hangt sterk af van economische ontwikkelingen en het succes van de herstructurering. Afschaffen Wet gemeenschappelijke regelingen plus (Wgr-plus) De afschaffing van de Wgr-plus zou per 1 januari 2014 een feit moeten zijn. Het wetsvoorstel tot afschaffing moet nog worden ingediend. De risico’s omtrent de afschaffing hebben vooral betrekking op het personeel en bestaande contracten. In 2013 wordt door het stadsgewest onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de risico's te beperken. Voor het personeel steekt de gemeente in op mens volgt functie richting de Metropoolregio. Een andere optie is om het overige personeel over de gemeenten te verdelen. Gemeenschappelijke regelingen (GR's) op orde krijgen In de afgelopen periode is een audit ‘Grip op gemeenschappelijke regelingen’ uitgevoerd. Momenteel worden de aanbevelingen uit deze audit uitgewerkt. Daarnaast werkt een werkgroep aan het weer op orde krijgen van de GR's met financiële problemen. Om in de toekomst grip te houden op de verbonden partijen (waaronder de GR’s) en om problemen te voorkomen wordt momenteel een notitie uitgewerkt. Hierin wordt geschetst wat de randvoorwaarden zijn voor de gemeente om deel te nemen in een GR. Werkgeversdeel pensioenpremie Onlangs heeft het bestuur van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) besloten de pensioenen van alle deelnemers op 1 april 2013 met 0,5% te verlagen. Als de financiële situatie van het fonds niet verbetert houdt het ABP rekening met een verdere verlaging van de pensioenen in 2014. Ook is een verhoging van de pensioenpremie (zowel werkgevers- als werknemersdeel) niet uit te sluiten. Uitkeringen Gemeentefonds De algemene uitkering en de decentralisatie- en integratie-uitkeringen uit het fonds blijven door mogelijke aanvullende rijksbezuinigingen met grote onzekerheden omgeven. De herijking van de uitgavenclusters van het Gemeentefonds kan in 2014 en volgende jaren tot herverdeeleffecten leiden.
25
Taakdecentralisaties sociaal domein Over de hoogte van de middelen voor de taakdecentralisaties in het sociale domein bestaat nog geen duidelijkheid. Gemeenten krijgen de middelen onder aftrek van een efficiencykorting in een deelfonds van het Gemeentefonds. Het rijk geeft aan dat gemeenten de taken efficiënter kunnen uitvoeren.
26
Bijlage: Investeringsprogramma 2014-2017
27
28