Johan Vande Lanotte Dagboek van een politieke crisis
jörgen o o ste rwaa l
jo han va n de la n o tt e , dag b o e k va n e e n po liti e k e crisis met een vo o rwo o r d va n
bart d e w ev e r
de bezige bij antwerpen
7
Woord vooraf Bart De Wever
Dagboek van een politieke crisis 15 Inleiding Jörgen Oosterwaal
17 Proloog: Johan Vande Lanotte als toeschouwer 39 Dialoog: Johan Vande Lanotte als koninklijk bemiddelaar 97 Monoloog: Johan Vande Lanotte als commentator 171 Epiloog: Johan Vande Lanotte als regeringsonderhandelaar
7.
Woord vooraf Bart De Wever
Op zondag 18 oktober 2010 diende ik in mijn functie als koninklijk verduidelijker mijn eindrapport in. Een rapport dat al snel bekend zou staan als de ‘nota De Wever’. Amper tien dagen daarvoor had ik van koning Albert II de opdracht gekregen om een tekst te schrijven die als basis kon dienen voor verdere onderhandelingen. Met mijn meest naaste medewerkers en de partijtop zwoegde ik dag en nacht op for muleringen, op compromissen en compensaties. Het eind resultaat was niet te nemen of te laten, maar was voor mijn partij wel een totaalpakket. Ik zat nog maar net in mijn auto of ik hoorde op de radio een plejade van Franstalige partijvoorzitters de nota tot op de grond af breken. Een uurtje later was er al een eensgezind Franstalig front om mijn tekst naar de prullenmand te ver wijzen. Niet op basis van inhoudelijke argumenten, dat kon ook niet op zo’n korte tijd, maar louter en alleen omdat het een tekst van de N-VA was. Elio Di Rupo kwam niet veel ver der dan ‘comment est-ce-qu’il ose?’. Toen ik thuis aankwam was de moed mij volledig in de schoenen gezonken. Maar ook in mijn partij was de verslagenheid groot. Als de PS zonder ook nog maar deftig akte te nemen van de tekst de inhoud ervan verwierp, had het dan nog wel zin? Binnen de N-VA groeide de analyse dat de PS alleen maar bereid was in te stemmen met ofwel een regering op haar voorwaarden ofwel een regering zonder de N-VA. Een analyse die achteraf bekeken vermoedelijk niet ver van de waarheid lag. De sfeer in mijn partij verbeterde allerminst toen koning Albert II – zonder ons op de hoogte te brengen, laat staan te consul teren – Johan Vande Lanotte benoemde tot koninklijk bemid delaar met als opdracht het vertrouwen tussen de zeven onderhandelende partijen te herstellen.
8.
woord vooraf
Het snelle afwijzen van de nota in combinatie met de niet-gecommuniceerde aanstelling van Johan Vande Lanotte deed ons vermoeden dat de PS aan het manoeuvreren was om de N-VA uit de onderhandelingen te wippen. Johan Vande Lanotte was het wapen waarmee de N-VA moest worden weg geschoten en de misnoegdheid daarover was enorm. In die context sprak ik bij aanvang van een partijbestuur tegen de samengetroepte pers het gevleugelde ‘fabula acta est’ uit. Ik was er echt van overtuigd dat verder onderhandelen op deze manier geen zin had. Het was dus pas na lang twijfelen en met lood in de schoenen dat ik mij uiteindelijk toch naar die allereerste ontmoeting met Johan Vande Lanotte sleepte. Dat allereerste gesprek was daarom des te meer een verras sing. Ik ontmoette geen cynische Johan Vande Lanotte die een pro-forma-afspraakje afhandelde, maar een gedreven en geëngageerde man die duidelijk wél mijn nota had gele zen – in tegenstelling tot de Franstalige partijen. Johan Vande Lanotte poneerde dat er in de nota een groot aantal interessante elementen zaten, die zeker en vast ver wezenlijkt konden worden. Alleen was ik voor de Franstalige partijen een te problematische figuur. Met zijn bemiddeling zou het wel kunnen lukken om essentiële zaken binnen te halen. Hij zou de Franstalige partijen kunnen overtuigen om daarover echte gesprekken op te starten en stappen vooruit te zetten in de regeringsonderhandelingen. In de loop van ons gesprek slaagde hij erin mijn scepticisme serieus weg te mas seren, en mijn overtuiging groeide dat Johan Vande Lanotte inderdaad de geknipte man was om de lijn tussen de N-VA en de PS te herstellen. Ik vroeg hem hoe lang hij dacht nodig te hebben om zijn missie tot een goed einde te brengen. ‘Drie weken’, antwoordde hij. Met die boodschap keerde ik terug naar mijn partij hoofdkwartier. Ik was overtuigd om het dan toch nog een kans te geven, maar nu was het aan mij om mijn secondanten te overtuigen. We hebben urenlang gediscussieerd, tot uiteinde
9.
woord vooraf
lijk de moeilijke afweging werd gemaakt dat doorgaan de best mogelijke optie was. Ik kijk vandaag met zeer gemengde gevoelens terug op die vergadering, wetende dat een aantal tegenstanders van verder onderhandelen toen allicht de juiste analyse maakten van de houding van de PS. De opdracht van drie weken duurde uiteindelijk drie maanden. De politieke spanning die ontstond na de snelle afwijzing van mijn nota ebde daardoor weg. En daarmee ver dween ook de urgentie die algemeen in de Wetstraat werd gevoeld. Maar in die drie maanden leerde ik Johan Vande Lanotte kennen als een man die zijn woord houdt. Een man die afspraken maakt en die afspraken ook nakomt. Een eerlijke man ook, met een enorme dossierkennis en een benijdens waardige politieke ervaring. Hij kent alle politieke partners, zowel de Vlaamse als de Franstalige, en beheerst het subtiele Belgische politieke spel tot in zijn vingertoppen. Als bemid delaar leverde hij haast onmenselijke inspanningen om erdoor te raken en hij probeerde met een onuitputtelijke creativiteit oplossingen te zoeken. Ik heb in die periode Johan Vande Lanotte leren respecteren als een groot politicus. Daarom ook dat de N-VA geen onvertogen woord liet val len toen Johan Vande Lanotte zijn afgesproken termijn ver overschreed. Omdat het duidelijk was dat hij ernstig werk leverde. Omdat we niet het gevoel hadden dat hij ons aan het lijntje hield, maar ook echt vooruitgang wilde boeken. Toen mijn partij op een bepaald moment een nogal ongelukkige communicatie over een werkstuk van de bemiddelaar ver stuurde, reageerde hij onmiddellijk kordaat maar fair. Hij stond op zijn strepen en liet niet met zich sollen. En dat gold niet alleen voor de N-VA, hij riep iedereen tot de orde die zijn boekje te buiten ging. Mijn achting steeg er alleen maar door. Als je maandenlang uren aan een stuk met iemand aan het onderhandelen bent, dan praat je na verloop van tijd natuur lijk niet alleen meer over politiek. Dan komt het menselijke bovendrijven. En zo ontdekte ik dat Johan Vande Lanotte
10.
woord vooraf
een veel warmere persoon is dan zijn publieke imago doet ver moeden. Een man met gevoel voor humor. Een echte familie man ook, die apetrots is op al zijn kinderen. En die mij haast vaderlijke raad gaf over mijn kinderen, over de moeilijke com binatie van politiek en gezin. Over zijn eigen fouten daarin. Er begon meer en meer een band tussen ons te groeien. Niet alleen een politieke band, maar ook – en misschien zelfs vooral – een menselijke band. En zo vertelde Johan Vande Lanotte ook over zijn moe der, met wie hij een zeer innige relatie had. Zijn moeder ging fysiek achteruit en dat vrat aan hem. Hij was erg bezorgd en onze gesprekken kregen steeds vaker een diepmenselijk karakter. We hadden het over familie. Over verlies. Over liefde – een woord dat ik niet licht gebruik. Dat waren zeer intense en soms emotionele momenten. Twee zijden van Vande Lanottes persoonlijkheid kwamen in die periode met elkaar in botsing. Aan de ene kant de harde en geroutineerde politicus, die het als zijn opdracht zag om het land uit de crisis te leiden. Aan de andere kant de liefhebbende familieman, die gebukt ging onder de ziekte van zijn moeder – en zijn schuldgevoelens dat hij niet vol doende bij haar kon zijn. De druk die toen op Johan Vande Lanotte stond, moet ondraaglijk zijn geweest. Dat hij toch de leiding over de onderhandelingen voortzette én zijn moeder bleef bijstaan, is een prestatie van formaat. Op 9 december waren we met alle Vlaamse partijvoorzit ters in een plenaire vergadering verzameld om de verschil lende modellen voor de financieringswet te bespreken. Ergens halverwege de vergadering kreeg Johan Vande Lanotte tele foon, en ik zag onmiddellijk aan zijn gezicht dat het geen goed nieuws was. Het ging plots zeer slecht met zijn moeder. Hij verliet de vergadering, waardoor deze onwezenlijk werd. Het toneelstuk ging verder, maar de regisseur was weg. Even later werd ik door Marc De Laet, de fractiesecretaris van de sp.a in de Senaat, uit de vergadering geroepen. Johan Vande
11.
woord vooraf
Lanottes moeder was stervende en hij zou de eerste dagen niet terugkeren. Vande Lanotte vroeg of ik de verzamelde pers, die ongeduldig wachtte op feedback over de voorstellen tot herziening van de financieringswet, over de situatie wilde voorlichten. De trouwe medewerkers van Johan Vande Lanotte hielpen mij om de juiste woorden op papier te zetten, in het Neder lands en in het Frans. Zij hebben mij toen schitterend gehol pen – ik mocht zelfs Marc De Laets das lenen voor de pers conferentie in zaal M van de Senaat. Dat kan vreemd klinken, maar dat was een van de moeilijkste momenten in mijn poli tieke carrière. Alles wat Johan Vande Lanotte me verteld had over zijn moeder flitste door mijn hoofd en ik moest echt vechten tegen de tranen. Die persconferentie zal mij altijd bijblijven – veel meer dan welk financieringsmodel ook. Dat Johan Vande Lanotte mij vroeg om die moeilijke boodschap te brengen, beschouw ik tot op de dag van vandaag als een buitengewone blijk van vertrouwen én genegenheid. Toen ik terugkeerde naar mijn collega-voorzitters was de vergadering doodgebloed. Iedereen was zwaar aangedaan. Het was een van die kortstondige en bijzondere momenten in de politiek waarop het menselijke evident en zonder tegen werpingen primeert op het politieke. Johan Vande Lanotte is uiteindelijk niet in zijn opdracht geslaagd, maar zijn inzet en verdienste in de onderhandelingen staan buiten kijf. Ik heb in die drie maanden de mens Johan Vande Lanotte leren kennen, en ik ben daar dankbaar voor. Wij hebben onze bezorgdheden gedeeld en onze zwakheden getoond. In de gehaaide en emotieloze wereld van de politiek is dat zeldzaam. Ook al zitten hij en ik politiek misschien niet altijd op dezelfde lijn, toch kan ik zonder een zweem van iro nie en uit de grond van mijn hart zeggen: ik doe mijn hoed af voor Johan Vande Lanotte.
Dagboek van een politieke crisis
15. i n l e i d i n g
Inleiding
Jörgen Oosterwaal Johan Vande Lanotte is gepokt en gemazeld in de politiek. Vijfentwintig jaar woont hij al in het hart van de Wetstraat: hij klom op als kabinetschef van Louis Tobback, werkte zich in de kijker als voorzitter van de parlementaire commissie Mensenhandel, schopte het nadien tot minister van Binnen landse Zaken, minister van Begroting, vicepremier, Teletubbie en uiteindelijk partijvoorzitter en campagneboegbeeld tij dens de federale verkiezingen in 2007. Toen liep het enigszins mis. Yves Leterme haalde achthonderdduizend voorkeur stemmen en Johan Vande Lanotte verdween in de luwte van de Senaat en in de businessseats van Oostende. Tot Albert II hem, ten einde raad, op donderdag 21 oktober 2010 om 15 uur opnieuw pal in het centrum van het politieke walhalla plaatste. Als koninklijk bemiddelaar probeerde Johan Vande Lanotte 99 dagen lang de recalcitrante partijvoorzitters van PS, sp.a, CD&V, cdH, Ecolo, Groen! en N-VA tot een akkoord over een nieuwe staatshervorming te dwingen. Ellenlange vergaderingen, creatieve rekenkunde en geduldige pendel diplomatie mochten niet baten: het lukte net niet, en dat ver driet hem nog steeds. Johan Vande Lanotte doet aan politiek zoals hij basketbalt: sluw in de box in, gretig in de fast break, agressief in defense. Zonder franjes maar dodelijk efficiënt: winnen is belangrijker dan deelnemen. Maar na de match mag er gelachen en – twee glazen – gedronken worden. De afgelopen maanden heb ik Johan Vande Lanotte vaker gezien dan mijn vrienden. Ik kreeg inzage in zijn privéagenda, kon snuisteren in nota’s en notulen van besloten vergaderingen en heb hem urenlang geïnterviewd, in het partijhoofdkwartier boven de Agorasoek aan de Grasmarkt, in zijn bureau in de Senaat en bij hem thuis aan de keukentafel in zijn fraai verbouwde burgerwo
16. i n l e i d i n g
ning in Oostende. Het resultaat is een revelerend en bijwijlen ontroerend gesprek van bijna tweehonderd pagina’s dat, opgebouwd als een dagboek, een unieke inkijk geeft in de achterkeuken van de Wetstraat en in het hoofd van partij voorzitters en regeringsonderhandelaars. Alle mogelijke onderwerpen passeren de revue – van Twitter tot Anders Behring Breivik, van Theodore Dalrymple tot het einde van het financieel kapitalisme, van de angst van Elio Di Rupo tot de dorst van Bart De Wever –, maar de rode draad in het ver haal is Andrea Vanhaelewyn, zijn moeder, die tijdens zijn koninklijke missie haar knie brak, een hersenbloeding kreeg en uiteindelijk overleed. Het is dus ook een verhaal over ver lies en eenzaamheid, en hoe toppolitici daarmee omgaan.
17.
PROLOOG: JOHAN VANDE LANOTTE ALS TOESCHOUWER 13/06/10 – 20/10/10
13 juni 2010: 7.770.000 Belgen kiezen een nieuw federaal parlement ‘Zo’n verkiezingsdag is behoorlijk hectisch. Camera’s in het kieshokje in Oostende, straat- en radio-interviews, het vaste zondagbezoek aan mijn moeder in Stavele, en om 16 uur al een vergadering in het sp.a-hoofdkwartier op de Brusselse Grasmarkt. Daar bekijkt en analyseert de partijtop de bin nenkomende resultaten. Medewerkers zitten de hele namid dag en avond te rekenen. De druk van de media om de eerste resultaten en reacties bekend te maken, wordt steeds groter. Maar de ervaring leert dat de prognoses die in de namiddag worden opgemaakt zelden accuraat zijn. Zeker niet voor de sp.a, want voor ons wegen de uitslagen in de grote steden – Antwerpen, Gent, Hasselt, Oostende, Brugge, Aalst – zwaar door, en die komen vrij laat binnen. Pas rond 19 uur krijg je een correct idee van de kiesuitslag. Voor mij was de overweldigende overwinning van Bart De Wever geen grote verrassing. In de peilingen voor de verkie zingen schommelde de N-VA voortdurend rond de 25 procent, en zulke onderzoeken liegen maar zelden. Uiteindelijk heeft de N-VA 27,8 procent gehaald. De sp.a moet het stellen met 14,6 procent, en ook dat lag in de lijn van de verwachtingen. Interne onderzoeken leer den dat we voor de verkiezingscampagne een ietsje achteruit waren gegaan en dat we tijdens de campagne status-quo waren gebleven. Een maand voor de verkiezingen lag de kies uitslag dus al min of meer vast. Niet alleen voor de sp.a: tij dens de campagne heeft geen enkele partij noemenswaardig
18. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
gewonnen of verloren. Alleen de N-VA heeft nog extra kiezers kunnen aantrekken. In de loop van de namiddag varieerde het resultaat van de sp.a van een klein beetje winst tot een klein beetje verlies. Uiteindelijk is het een klein beetje verlies geworden, veel minder verlies dan voor de CD&V of Open Vld, maar genoeg om de sfeer te drukken. De senaatslijst, waar ik kopman was, deed het een half procent beter. Politiek is dat niet relevant, maar het is een kleine opsteker voor mezelf. Die avond ben ik naar de VTM-studio’s gegaan om commentaar te geven en daarna naar het Achturenhuis in Oostende, waar de militanten traditioneel het einde van de campagne vieren. Naarmate het later werd, is het in het Acht urenhuis toch nog een vrolijke boel geworden. Rond één uur ben ik naar huis gegaan. Ik ben geen grote plakker. Na zo’n afmattende kiescampagne ben ik doodop en snak ik maar naar één ding: mijn bed. Dat de LDD van Jean-Marie Dedecker electoraal wordt weggevaagd, doet me niks. Ik heb geen talent voor rancune. Dat is soms een nadeel – revanche nemen kan naar het schijnt deugd doen –, maar het is vooral makkelijk. Rancune leidt toch meestal tot bitterheid. Ik ben er altijd van uitgegaan dat Dedecker het niet lang zou uitzingen. Toen hij in 2007 voor de eerste keer met zijn eigen lijst opkwam, heb ik gezegd: bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen zal hij geen rol van betekenis meer spelen. Populisten als Dedecker komen en gaan. Je mag nog zo goed de media kunnen bespelen, als je geen inhoudelijk verhaal hebt, doorprikken de kiezers je snel. Wat is er geworden van zijn spectaculaire beschuldigingen over doping in het wielrennen, waarmee hij vlak voor de ver kiezingen in 2007 uitpakte? Niet veel, geloof ik. Jean-Marie Dedecker kan goed kabaal maken, maar mij heeft hij nooit angst ingeboezemd. Het succes van de N-VA is een heel ander verhaal. Er is een fundamentele stroming in Vlaanderen die meer auto
19. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
nomie wil. De Vlamingen zijn lang een onderdrukt en geminoriseerd volk geweest. Ondertussen zijn ze dat al lang niet meer, maar dat gevoel is gebleven. Ondanks de welvaart en de ruime mogelijkheden die ze tegenwoordig genieten, voe len veel Vlamingen zich nog altijd miskend, onbegrepen en tekortgedaan. Vlamingen hebben een diepgewortelde tradi tie als underdog. Iemand als Bart De Wever speelt daar mees terlijk op in. Zijn N-VA is het ideale ventiel voor dat wijdver breide onbehagen. En zolang de N-VA niet deelneemt aan de federale regering – de Vlaamse regering is minder bezoede lend – kan die partij blijven groeien, of op zijn minst haar positie behouden. De N-VA kampt met de typische paradox van het nationalisme: ze kunnen veel stemmen halen en veel macht verzamelen zolang ze in de oppositie zitten, maar zodra ze in de regering stappen om hun programma te reali seren verliezen ze hun stemmen en hun macht. Hugo Schiltz heeft het in de jaren negentig ondervonden: hij heeft het federalisme, het belangrijkste partijprogramma van de Volks unie, gerealiseerd, maar nadien deemsterde hij volledig weg. De opkomst van de N-VA is ook te wijten aan de halsstar rige houding van de Franstaligen en dan vooral van FDFvoorzitter Olivier Maingain. In Vlaanderen wordt de PS altijd met de vinger gewezen, maar het B-H-V-compromis dat in 2005 kon worden bereikt, is door Maingain getorpedeerd. Spirit-voorzitter Geert Lambert heeft toen de onderhande lingen verlaten omdat hij de pesterijen van Maingain niet meer kon verteren. Het FDF stelde almaar nieuwe eisen omdat het eigenlijk geen akkoord wilde. Zij hadden een jaar eerder naast een ministerportefeuille in de Waalse gewest- en de Franse gemeenschapsregering gegrepen, en zij waren niet van plan zich constructief op te stellen. Ik heb na het afsprin gen van dat B-H-V-akkoord in een Humo-interview gezegd: “Men moet niet denken dat het probleem B-H-V nu weg is. Als je een tijdbom in het vriesvak steekt, is ze niet verdwenen: op een bepaald moment ontploft je frigo. Iedereen weet zelfs
20. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
wanneer: na de federale verkiezingen van 2007.” En zo is ook geschied. Soms kan de Belgische politiek heel eenvoudig zijn. Maingain schept er een heidens genoegen in de Vlamingen op de kast te jagen: in zijn tv-optredens gedraagt hij zich stee vast als een hautaine Franstalige Brusselaar. Vlamingen gru wen daarvan. Maingain is in de dagelijkse omgang ook hautain, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat hij zijn arro gante imago in de Vlaamse media extra in de verf zet. De Wever heeft een serieus pak van zijn stemmen te danken aan de pro vocaties van Maingain. Ik begrijp perfect dat de Vlamingen dat beu zijn. Het is ook bijzonder hatelijk dat een partijtje met drie kamerzetels een heel land jarenlang kan blokkeren. Een ander deel van zijn stemmen heeft De Wever te dan ken aan Open Vld-voorzitter Alexander De Croo. De Croo heeft de regering laten vallen over het B-H-V-dossier. Maar de liberalen hebben zich nooit geprofileerd als communautaire scherpslijpers. En: als je een regering laat vallen over een thema dat niet tot je eigen corebusiness behoort maar tot die van een andere partij – de N-VA –, dan geef je die andere partij ongewild gelijk. Het is een schoolvoorbeeld van wat je in de politiek nooit mag doen. De Croo heeft de N-VA vleugels gegeven. Voor de val van de regering schommelde de N-VA rond de 17 procent, ruim 10 procent minder dan wat ze vandaag behaalde. Dat de tegenstelling tussen Vlaanderen en Wallonië en de splitsing van B-H-V de inzet van de verkiezingen werd, heeft ook de sp.a parten gespeeld. Met 14,6 procent is de sp.a op haar kernpubliek teruggevallen. We zijn nog nooit zo ouvrieristisch geweest als nu. We hebben de kiezers die sowieso socialistisch stemmen behouden, maar de anderen zijn we kwijtgeraakt. We charmeren alleen nog ons typische publiek, de vlottende kiezers hebben afgehaakt. Zij zijn volop in de ban van het communautaire verhaal. Dat is meteen het hoofdprobleem van de sp.a: onze aan pak is niet genoeg op het politieke midden gericht. Als de
21. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
socialisten in Vlaanderen een rol van betekenis willen spe len, moeten ze centrumgericht zijn. Wij hebben geen sterke socialistische grondstroom zoals in Wallonië. Wallonië is een veel armere regio en dat fideliseert het Franstalige kies publiek. De Vlamingen hebben het in materieel opzicht veel beter, al dan niet via hun eigen vennootschapjes, en zij wil len dat graag zo houden. Maar ze zijn ook bereid te delen, op een efficiënte, transparante manier. In Vlaanderen ver wachten progressieve mensen nieuwe initiatieven om vrij heid en welvaart met solidariteit te laten samengaan. In een rijke regio moeten socialisten ook de middengroepen kunnen bereiken en overtuigen. Sinds 2004 doen we dat te weinig. Dat is ook zelfkritiek: in de campagne van 2007, toen ik kop man was, zijn we daar al tekortgeschoten. Na 2007 is die tendens nog versterkt. Ik ben ervan overtuigd dat dat een heilloos spoor is. Je kunt geen socialistisch beleid voeren als je niet over een ruime aanhang beschikt. Je kunt geen socialistische samenleving opbouwen met 15 of 20 procent van de kiezers. Om opnieuw groot te worden, heeft de sp.a centrumkiezers nodig. En die moet je kunnen overtuigen met een goed en geloofwaardig verhaal. In 2003 is ons dat gelukt. Waren we toen minder links dan nu? Ik denk het niet. De links-rechts tegenstelling is een verouderd en fout debat. Het juiste debat is: de sp.a moet vernieuwen en verbreden; ze moet radicaal iedereen gelijke kansen bieden. We moeten wel beseffen dat het voor de sp.a erg moeilijk is om stemmen te winnen in periodes met hoge communautaire koorts. Om in deze mediatieke tijden een partij groot te maken en te houden zijn figuren belangrijker dan ooit. En die figuren moeten bij elkaar passen, ze moeten samen een geolied geheel vormen. Bij de verkiezingen in 2003 werkte dat prima met Steve Stevaert, Frank Vandenbroucke, Patrick Janssens, Freya Van den Bossche, Bert Anciaux en ik. Toen hadden we een perfecte personele mix: Steve kon het heel eenvoudig
22. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
uitleggen en was populair en gevat, Frank en ik waren minis ters die degelijkheid en betrouwbaarheid uitstraalden, Patrick belichaamde de vernieuwing en verruiming, en Bert en Freya waren buitenbeentjes die onze openheid illustreerden en het geheel compleet maakten. Zo’n nieuw team opbouwen kost veel tijd en geduld.’ 17 juni 2010: Koning Albert II benoemt Bart De Wever tot informateur ‘Een logische beslissing van het hof. Ik was niet sceptisch, integendeel, ik stond zeer open voor elk initiatief van Bart De Wever. Hij had de verkiezingen op overtuigende wijze gewonnen en onze ervaringen met hem in de Vlaamse rege ring waren niet slecht. Ook op het persoonlijke vlak klikte het toen nog tussen Bart De Wever en de sp.a-top. Het was voor iedereen nieuwsgierig afwachten wat er zou gebeuren.’ 23 juni 2010: Marianne Thyssen neemt ontslag als CD&V-voorzitter ‘Ik denk dat het verstandig was van Marianne Thyssen om terug te keren naar haar echte liefde: het Europees parle ment. Als je de verkiezingen zo zwaar verliest – zelfs al is dat niet jouw schuld – ben je als partijvoorzitter aangeschoten wild. Een voorzitter moet voor zitten: hij/zij moet een lijn uit stippelen. Als die lijn niet aanslaat, hapert de machine en moet je lijnen beginnen te volgen die anderen voor je uitstip pelen. Dat is geen gezonde situatie. Marianne Thyssen was bovendien een zeer terughou dende voorzitter. Overdreven bescheiden zelfs. Ze omschreef haar stijl op een bepaald moment nogal ongelukkig als ‘op zijn vrouwtjes’, maar de waarheid is dat zij geen campagne figuur is. Zij is een verstandige vrouw en een harde werker, maar geen electoraal boegbeeld. Zij is eigenlijk niet geschikt
23. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
voor die job, en ik denk dat zij ze ook niet zo graag deed. Maar ze is plichtsbewust, en toen men haar vroeg voorzitter te worden heeft ze aanvaard. Ik zie een aantal parallellen met mijn eigen situatie. Ik zat indertijd als partijvoorzitter ook niet helemaal op mijn plaats. Ik heb in mijn politieke leven aan twaalf verkiezingen deelgenomen en ik heb er tien gewonnen, maar ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik veel beter functioneer als minister dan als electoraal boegbeeld. Als boegbeeld moet je gestalte geven aan de partij, je moet de partijstandpunten uitdragen, je moet op alle slakken zout leggen, en je moet er soms ook met je klak naar durven smijten. Je moet bijvoorbeeld durven roepen dat vijf minuten politieke moed volstaan om Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. Onzin natuurlijk, maar zoiets gaat er bij veel kiezers wel in als koek. Dat is niet de stijl van Marianne Thyssen, en het is ook mijn stijl niet.’ 24 juni 2010: In het kader van het onderzoek naar kindermisbruik in de kerk – ‘Operatie Kelk’ – doet het Brussels parket huiszoekingen in het Mechels aartsbisschoppelijk paleis, in de Sint-Romboutskathedraal en bij kardinaal Godfried Danneels ‘Van mijn twaalf tot mijn achttien jaar heb ik op een katho liek internaat gezeten, in het Sint-Stanislascollege in Pope ringe. Ik ben daar nooit met seksueel misbruik geconfron teerd geworden. Ik bewaar alleen goeie herinneringen aan mijn collegejaren. Mijn moeder vroeg ieder jaar of ik niet lie ver iedere dag naar huis wilde komen, maar ik zat graag op kostschool. We hadden er onze eigen kamer en ik kon er naar hartenlust lezen. Ik heb er de hele Vlaamse literatuur – Louis Paul Boon, Hugo Claus, Willem Elsschot… – verslonden, en zelfs Ik, Jan Cremer. Ik volgde de Latijn-Griekse humaniora en in katholieke scholen was het zo dat goeie leerlingen iets
24. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
meer mochten. Men wilde ons niet te veel afremmen. Met een vriend in de economische afdeling aan wie ik Ik, Jan Cremer had doorgegeven, hadden de priesters minder geduld: hij werd gestraft en moest het boek prompt afgeven. Toen ik over de huiszoekingen in Mechelen hoorde, dacht ik meteen: dit is een façadeoperatie, dit gaat mislukken. Men kan mij moeilijk van veel sympathie voor de kerk betichten, maar ik heb ernstige bedenkingen bij het verloop van dit onderzoek. Ik heb lang op Binnenlandse Zaken gezeten, eerst als kabinetschef, nadien als minister, en ik ken de werking van politie en justitie dus een beetje. Heel typisch voor het gerecht, vooral in Brussel, is dat je een vrijzinnige onder zoeksrechter hebt die tegenover een katholieke procureur of procureur-generaal staat, of omgekeerd, en dat je dat in de werking ook voortdurend merkt. ‘Operatie Kelk’ is daar een zoveelste illustratie van: de onderzoeksrechter duwt en de procureur-generaal remt af. De ene vliegt erin en zorgt voor spektakel, de andere sust. In die interne strijd zijn alle mid delen geoorloofd, tot en met perslekken uit het dossier. Het is compleet belachelijk; op zo’n manier maak je het onder zoek kapot. De mensen van het Brusselse gerecht weten dat heel goed. Toen ik hoorde dat ook de dossiers van Peter Adriaenssens in beslag waren genomen, dacht ik: dit dient de zaak van de kinderen niet. Adriaenssens is een degelijke kinderpsychia ter en een onafhankelijke geest. Hij is zeker geen doofpotman. Als een pedofilieslachtoffer tegen de commissie-Adriaens sens zegt: “Ik wil u vertellen wat mij overkomen is, maar ik wil niet met het gerecht praten”, dan moet het gerecht dat respecteren. Wat hier is gebeurd, is een spijtige zaak: het onderzoek naar kindermisbruik in de kerk verdient beter. Om zulke delicate onderzoeken tot een goed einde te brengen, moet je zorgvuldig te werk gaan. Je moet je dossier minutieus voorbereiden en nadien de verdachten confron teren met de feiten. Dat is minder mediageniek dan groot
25. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
schalige huiszoekingen organiseren en hopen dat je op bezwa rend materiaal zult stoten, maar het is veel efficiënter. Ik heb dat indertijd als voorzitter van de parlementaire commissie Mensenhandel gezien. Wekenlang hebben speurders toen de rekeningen van de verdachten nageplozen. En pas als er vol doende bewijslast was, werden er mensen opgepakt en ver hoord. De meesten ontkenden glashard, tot ze geconfronteerd werden met heel precieze gegevens over financiële stortingen en ontvangsten. Dan pas gingen ze tot bekentenissen over. Als je de verdachten meteen met veel show arresteert en inti mideert, heb je veel kans dat je met lege handen eindigt.’ 3 en 4 juli 2010: Informateur Bart De Wever nodigt Elio Di Rupo uit in Villa Hellebosch in Vollezele ‘Van die bijeenkomst in Vollezele waren wij toen niet op de hoogte. Het is niet zo dat de PS ons in al haar geheimen inwijdt. Op zich is zo’n tweedaagse meeting in een afgelegen villa een goed idee: N-VA en PS, de grootste Vlaamse en de grootste Franstalige partij, leven in totaal andere werelden. De Wever en Di Rupo hadden zelfs elkaars telefoonnummer niet. Ze kenden elkaar van haar noch pluimen. Dezelfde zomer werden wij door De Wever en Di Rupo uitgenodigd om onze begrotingsvoorstellen te bespreken: de sp.a-delegatie bestond uit Frank Vandenbroucke, Bruno Tobback, Caroline Gennez en ik. Toen Frank zijn uiteenzet ting in het Nederlands begon, trok Bart De Wever grote ogen. “Jullie spreken Nederlands tegen Di Rupo?” vroeg hij oprecht verbaasd. Hij had er blijkbaar geen seconde aan gedacht dat dat kon. Een hallucinant moment: de N-VA bleek braafjes in het Frans te onderhandelen, de sp.a doodgewoon in het Nederlands. De bijeenkomst in Vollezele heeft later mythische pro porties gekregen, maar wat is de essentie van wat daar is
26. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
misgegaan? Een onvoorbereide N-VA wisselt van gedachten met een PS die vergroeid is met het beleid. En wat het nog moeilijker maakt: ze spreken allebei Frans, maar ze verstaan elkaar niet. Als er overeengekomen wordt om de gezond heidszorg significant over te hevelen naar de deelstaten, dan bedoelt de PS daarmee iets totaal anders dan de N-VA. De PS redeneert: als we vijf miljard euro overhevelen, dan beschikt de Vlaamse regering voortaan over meer dan 10 procent extra beleidsruimte, dat is dus significant. Maar de N-VA redeneert: we moeten de volledige ziekteverzeke ring splitsen en overhevelen, dát is een significante verande ring. Die discussies zijn in Vollezele, en ook nadien, onvol doende uitgepraat. Het is een typische fout van mensen die een debat beginnen onder gentilshommes. Maar je kunt niet succesvol onderhandelen in algemene termen. In onderhande lingen moet je van bij de aanvang heel precies zijn. Je moet heel goed van elkaar weten wat kan en wat niet kan, wat jij wilt en wat de andere wil. Anders loopt het fout. Di Rupo en De Wever hebben in Vollezele de hele tijd naast elkaar gepraat. En vermoedelijk waren ze zich daar niet van bewust. In onderhandelingen mag je ook niet voortdurend van koers veranderen. In Vollezele heeft De Wever plechtig beloofd de financieringswet, die de geldstromen regelt tussen de federale staat en de deelstaten, niet ter discussie te stel len. “Maar ik heb dat beloofd omdat ik dacht dat we sub stantiële bevoegdheidspakketten naar Vlaanderen zouden kunnen overhevelen”, zei De Wever achteraf. Toen de voor gestelde bevoegdheidspakketten te mager werden bevonden, gooide de CD&V de financieringswet op tafel, en kreeg met een de steun van de N-VA. Dat is niet erg consequent. En toen later de gesprekken over een nieuwe financieringswet muurvast zaten, zette De Wever het confederalisme op de agenda. Zo kun je niet onderhandelen. Je moet je – hoe moei lijk ook – aan je lijn houden.’
27. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
8 juli 2010: Informateur Bart De Wever legt zijn eindrapport neer en koning Albert stelt Elio Di Rupo aan als preformateur ‘Iedereen vond het toen vanzelfsprekend dat de twee winnaars van de verkiezingen als eersten aan zet zouden komen. Maar achteraf gezien was dat misschien niet zo slim. Het was in ieder geval niet slim om de preformatie toe te vertrouwen aan dezelfde man die ook de formatie zou moeten doen. Want een preformateur moet alleen de grote contouren schetsen. Hij heeft een heel andere taak dan een formateur. Maar aange zien iedereen wist dat Di Rupo uiteindelijk een regering zou moeten vormen – Bart De Wever had meteen na de verkiezin gen laten weten geen premier te willen worden –, verwachtte men te veel van zijn preformatieopdracht. Het was een beetje een mission impossible. Di Rupo reed zich vast en het was niet makkelijk om de gesprekken nadien weer vlot te krijgen. De aanstelling begin september van André Flahaut en Danny Pieters als bemiddelaars had maar één doel: een adempauze inlassen, de gemoederen opnieuw tot bedaren brengen.’ 19 juli 2010: De werknemers van het failliete Opel mogen van minister van Werk Joëlle Milquet op vijftig jaar met brugpensioen ‘De publieke opinie heeft het daar moeilijk mee. Bedrijven en politici roepen dat de pensioenlasten te zwaar worden en dat we in de toekomst langer zullen moeten werken – en de pensioenleeftijd zal de komende jaren ook effectief opge trokken worden –, maar bij herstructureringen grijpen bedrij ven en politici steevast terug naar het gemakkelijke recept van het brugpensioen. Bovendien kunnen de werknemers van Opel betere ontslagregelingen bedingen dan de werknemers van een onbeduidend kmo’tje dat failliet gaat. Dat is alle maal objectief juist. En toch sta ik achter het brugpensioen voor Opel.
28. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
De sluiting van Opel hing al jaren in de lucht, maar ondanks die drukkende onzekerheid bleven de werknemers puik pres teren. Want vergeet niet: de cijfers van Opel België waren goed. Op een bepaald moment gaat de fabriek dan toch dicht en belandt iedereen op straat. De werknemers vinden dat heel onrechtvaardig en reageren woedend. Ik begrijp die woede. Het is ook onrechtvaardig. Ik heb op zo’n moment geen goesting om tegen die mensen, die soms al twintig of dertig jaar voor Opel werken, te zeggen: en jullie krijgen ook geen brugpensioen! Dat vind ik menselijk niet correct. Ook al weet ik dat de meesten van hen makkelijk ander werk zul len vinden. Ik geef toe: dit is meer een emotionele dan een rationele redenering, maar ik ben ook socialist omdat ik meevoel met het onrecht dat mensen wordt aangedaan. Overigens: de N-VA was in de discussie over de staatsher vorming van bij het begin geen voorstander om het advies van de Vlaamse regering over het Opel-brugpensioen bindend te maken. Want dan had de N-VA-minister van Werk, Philippe Muyters, nee moeten zeggen, en hij had daar evenmin zin in. Ik heb het veel moeilijker met het feit dat men brugpen sioen overal als een verworven recht is gaan beschouwen. Iedereen vindt het normaal dat hij of zij rond zijn achtenvijf tigste kan stoppen met werken. Maar dat is niet normaal; dáár moeten we ingrijpen. Voor zware beroepen wil ik graag een uitzondering maken. Ik verlang bijvoorbeeld niet dat bouwvakkers tot hun vijfenzestigste blijven werken. Mijn peter was metselaar. Hij heeft gewerkt tot zijn vijfenzestigste. Twee maanden na zijn pensionering was hij dood.’ 23 juli 2010: In België zijn er al meer dan 35.000 iPads verkocht ‘Het gaat verschrikkelijk hard op de informatiesnelweg. Ik herinner me nog dat Louis Tobback begin jaren negentig
29. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
als minister bevoegd voor informatisering zelf niet over een computer beschikte. Wij, zijn kabinetsmedewerkers, vonden dat lachwekkend, en na lang discussiëren en een beetje teasen gaf Tobback ons gelijk. Enkele dagen later kwam een infor maticus zijn nieuwe computer installeren. De informaticus vroeg Louis Tobback wat hij zoal met zijn computer wilde doen, welke programma’s hij wilde gebruiken. “Luister eens, manneke,” zei Tobback, “dat is uw job. Als ik met mijn auto naar de garage ga en de garagist vraagt mij wat hij moet doen om mijn auto te laten rijden, dan ga ik naar een andere garage.” De informaticus droop verbouwereerd af. En een maand later hebben we de computer ook maar weggehaald. Maar ondertussen is Louis Tobback toch al tot het sms-tijd perk toegetreden. Hij stuurt nu geregeld tekstberichten, en meestal komen ze nog goed aan ook. Ik sta veel meer open voor nieuwe technologieën. Maar nog niet open genoeg. Een iPad heb ik bijvoorbeeld nog niet. Ik heb de iPad lang beschouwd als een gadget, maar het is veel meer dan dat. Stel: je zoon van zeven komt thuis en zegt: “Ik heb mijn juffrouw op school leren lezen.” Daar zouden we door gechoqueerd zijn. Maar als je zoon van zeven zegt: “Ik heb mijn juffrouw geleerd hoe ze met een iPhone of een iPad moet werken”, dan zouden we gecharmeerd zijn. Dat zouden we normaal vinden. Terwijl die iPad in zijn leerproces wel licht even belangrijk wordt als leren lezen. Ik ben ondertus sen een believer geworden. Ik ben ervan overtuigd dat de iPad grote schoonmaak zal houden in de huidige bazar van pc’s en laptops. Over enkele jaren zal iedereen met tablets werken die via Cloud geconnecteerd zijn. Het is een stille revolutie, maar wij hebben de neiging het af te doen als een mode verschijnsel. Het is een mooi voorbeeld van ons ingebakken conservatisme.’
30. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
30 juli 2010: Kevin Borlée wint goud op de 400 meter op het EK atletiek in Barcelona ‘Op zulke momenten zit ik aan mijn tv gekluisterd. Twee broers, en dan nog Belgen, in een finale is hoogst uitzonder lijk. Jonathan is intrinsiek de snelste, maar Kevin is duidelijk de meest stressbestendige. Een jaar later doen ze het nog eens over op het WK in het Zuid-Koreaanse Daegu. Kevin pakt er brons, Jonathan wordt vijfde. Europese top én wereldtop: een tweeling om trots op te zijn. Ik ben altijd dol geweest op atletiek. Mijn vader was een begenadigd sprinter – in zijn jonge jaren was hij kampioen van West-Vlaanderen op de 100 meter – en ik was vroeger ook behoorlijk snel. Op mijn veertiende kreeg de microbe van het hardlopen me te pakken en ben ik beginnen te sparen voor spikes. Zo ging dat altijd als ik per se iets wilde. Ik moest eerst zelf maandenlang sparen, en dan legde mijn moeder uit eindelijk een deel van de aankoopsom bij. De eerste crosswed strijd met mijn nieuwe spikes eindigde ik als derde of vierde. Ik was tevreden, maar mijn vader reageerde nuchter: “Gij gaat het nooit kunnen.” Ik heb nog een tweetal wedstrijden gelopen en dan heb ik mijn spikes definitief opgeborgen. Mijn vader was hard maar duidelijk, en meestal had hij ook gelijk. Als prille tiener deed ik aan hoogspringen. We sprongen in de tuin van mijn meter. Aan de overkant woonde een tim merman. Met jutezakken gevuld met houtschaafsel, enkele grote bakstenen en een plank knutselden we onze eigen hoogte-installatie in elkaar. Mijn peter was metselaar, dus hij had al het nodige materiaal in huis. Tijdens de vakanties oefenden we vrijwel iedere dag. De techniek van de fosbury flop had ik volledig onder de knie. Op mijn dertiende sprong ik makkelijk over 1,30 meter, en ik vond dat fantastisch. Op school speelde ik basketbal, maar mijn vader wilde niet dat ik het in competitief verband deed. Athlon Ieper had
31. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
me gevraagd bij hun kadetten aan te sluiten, maar mijn vader zei: “Nee. Als je je middelbaar afmaakt en nadien in je eerste jaar aan de universiteit slaagt, dan mag je van mij bij Athlon gaan basketballen.” Alhoewel ik een vrij rebelse puber was, heb ik al die jaren netjes gewacht. Na de examens van mijn eerste jaar politieke en sociale wetenschappen ben ik triom fantelijk thuisgekomen met de mededeling: “En nu wil ik gaan basketballen.” “Het is goed”, zei mijn vader. En hij heeft sindsdien geen enkele match van me gemist. Als mijn vader onomwonden neen zei, was er geen discus sie meer mogelijk, en als ik toch probeerde, antwoordde hij droog: “ ’ t Is al verloren Vloms.” Gelukkig zei hij niet zo vaak neen. Ik vond dat wel comfortabel: ik wist perfect wat de mar ges waren, wat kon en wat niet kon. Duidelijkheid – in combi natie met een beetje redelijkheid – heeft veel voordelen in de opvoeding van kinderen. Ik heb dat zelf als vader ook altijd proberen toe te passen. Maar misschien vinden mijn kinderen dat ik beter was in duidelijkheid dan in redelijkheid.’ 22 en 23 september 2010: U2 treedt op in het Koning Boudewijnstadion in Brussel ‘Leuk. Impressionant. Het is de tweede keer dat ik een optre den van U2 in het Koning Boudewijnstadion bijwoon, maar de akoestiek is er helaas niet zo best. ‘Miss Sarajevo’ vond ik het hoogtepunt van de avond, de song die geïnspireerd is op de gelijknamige documentaire van Bill Carter over het dagelijkse leven in het belegerde Sarajevo. In die song zit een operasolo van Luciano Pavarotti, maar in Brussel zong Bono die zelf. Dat was indrukwekkend. Ik wist niet dat Bono zo’n stembereik had. Ondertussen zie je op de videowall zowel de oorlog als de verkiezing van Miss Sarajevo, een schoonheids wedstrijd terwijl buiten de kogels fluiten. Twee realiteiten in één stad. XL Video, het bedrijf dat voor die videowalls instaat, is in Oostende gevestigd. Vorige keer was ik door hen
32. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
uitgenodigd. Knappe gasten. Zij staan niet alleen in voor de gehele tour van U2, zij verhuren ook videoschermen aan bij voorbeeld Foo Fighters en Coldplay. Ik ben een Bruce Springsteen-fan. En mijn kinderen hou den me een beetje op de hoogte van nieuwe groepen. Dan zeggen ze grijnzend: “Dat is iets wat jij misschien nog wel goed zult vinden.” Zo heb ik Kings of Leon leren kennen en appreciëren, vooral dan de periode van On Call. En The Natio nal. Heerlijke band. Naar Sigur Rós luister ik ook graag. Met mijn zoon Robin ben ik naar IJsland geweest en daar hebben we de opnamestudio’s van Sigur Rós bezocht. Deze zomer ben ik op het Sint-Pietersplein in Gent naar Prince gaan kij ken. De recensenten jubelden, maar mij viel het wat tegen. Wellicht omdat het niet helemaal mijn muziek is. Maar gezellig was het wel, vooral dan omdat ik er met mijn dochter was. Ook tijdens dat optreden was ze voor mij belangrijker dan Prince.’ 14 oktober 2010: In Nederland wordt de nieuwe regering van ministerpresident Mark Rutte beëdigd. Het minderheidskabinet bestaat uit de liberale VVD en de christendemocratische CDA, en krijgt gedoogsteun van de rechts-extremistische PVV van Geert Wilders ‘Het is een typisch Nederlands gegeven: de partij die de ver kiezingen heeft gewonnen moet op een of andere manier meedoen aan het landsbestuur. Zelfs al is het een omstreden partij zoals de PVV van Geert Wilders. Voor Nederlanders is dat bijna een ijzeren logica. Zij hebben altijd weinig begrip getoond voor ons cordon sanitaire. Zij vonden dat wij het Vlaams Belang gewoon hadden moeten laten meeregeren. Het kabinet-Rutte gedraagt zich vrij populistisch. Zijn beleid is gebaseerd op negatieve gevoelens: antimoslim, anti progressief, anti-Europa. De aanjager is Geert Wilders, maar
33. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
CDA en VVD voeren zijn programma uit. De PVV afficheert zich als de partij van de Ware Nederlanders. Zij bepalen hun identiteit in de eerste plaats door zich af te keren van de andere. Hun wereldbeeld is eenvoudig: je hebt de goeien en de slechten. De slechten zijn de gevaarlijke moslims, de spil zieke Grieken, de profiterende asielzoekers. Een jonge Ango lees die al van zijn twaalfde bij Nederlandse pleegouders woont, schoolloopt en dus volledig geïntegreerd is, wordt op zijn achttiende teruggestuurd. Als de bevoegde CDA-minis ter Gerd Leers opmerkt dat migratie ook positief kan zijn, twittert Wilders dat hij raaskalt. Ondertussen probeert men de goeien – het eigen volk – zoveel mogelijk te behagen, want zo win je verkiezingen. Maar beleidsmatig stelt het allemaal weinig voor. Behagen en goed doen is niet hetzelfde. De Nederlandse regering blaast hoog van de toren in de Europese Unie, maar ondertussen wijzen rapporten van hun eigen onder zoeksinstellingen uit dat de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs de economische ontwikkeling bedreigt. In plaats van anti-alles-en-iedereen te zijn, zouden ze beter proonderwijs-voor-iedereen zijn. Dat de PVV dit niet wil, is logisch. Dat CDA en VVD hen hierin volgen is onbegrijpelijk. Binnenkort ga ik in Nederland een lezing geven: “Het monkelend leiderschap: leuk om te zien, lullig om te horen.” Het begrip monkelend leiderschap heb ik geleend van Eric Nordholt, de gewezen hoofdcommissaris van de Amster damse politie. Hij moet niks van monkelend leiderschap heb ben, en ik evenmin. Nordholt is een goede vriend. Ik heb hem leren kennen en waarderen toen ik minister van Binnenlandse Zaken was. Hij is een bovenste beste politieman. Als hoofdcommissaris liep hij iedere dag in uniform, zoals de gewone straatflik, en in dat uniform fietste hij iedere ochtend naar het politiebureau. Tijdens een werkbezoek aan Nederland is hij voor mij in de bres gesprongen toen me in een chic restaurant de toegang werd geweigerd omdat ik geen das droeg. “Dat kun je toch
34. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
niet maken! Je kunt de vicepremier van de Belgen toch niet aan de deur laten staan!” zei hij half schertsend, half ernstig tegen de ober. Een schitterende kerel met gevoel voor humor. Nordholt had zich als politiecommissaris in Groningen zo in de kijker gewerkt, dat Amsterdam hem is komen weghalen. Zijn eerste reactie was: “Jullie kunnen mij niet betalen.” Toen later bleek dat hij als hoofdcommissaris meer betaald kreeg dan de minister-president van Nederland, had de pers het daar heel druk mee. Of hij dat normaal vond, wilde een jour nalist weten. Zijn laconieke antwoord: “Natuurlijk. Ik pres teer ook meer.”’ 18 oktober 2010: Uit een studie blijkt dat België vier keer meer asiel aanvragen krijgt dan het Europese gemiddelde. Binnen de Europese Unie hebben alleen Cyprus en Zweden nog meer kandidaat-politieke vluchtelingen ‘Het is een oud zeer. Wij zijn zeer ruim in het beoordelen en erkennen van asielaanvragen. Vrouwenverminking is in Bel gië een grond voor asiel, in veel andere landen niet. Dat is humaan en dus lovenswaardig. Maar gemiddeld wordt slechts 10 procent van de kandidaat-politieke vluchtelingen effectief erkend. Die andere 90 procent hoort eigenlijk niet thuis in de asielprocedure. Je moet dus een veel strenger beleid voeren dat ruimhartig is voor de echte politieke vluchtelingen maar ontradend werkt voor de economische migranten. Daar een goed evenwicht in vinden, is niet altijd makkelijk. Als minister van Binnenlandse Zaken heb ik indertijd het aantal asielaanvragen teruggedrongen tot 800 per maand – zonder dat het aantal erkenningen daalde –, terwijl er nu meer dan 2000 per maand zijn. Als je de asielaanvragen snel behandelt en je diegenen die niet aan de voorwaarden voldoen kordaat uitwijst, daalt het aantal aanvragen spectaculair. Maar met een laks en inefficiënt asielbeleid trek je geluk
35. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
zoekers aan. Zij maken van de chaos en de onduidelijkheid misbruik om door de mazen van het net te glippen. Dat is wat er na 2007 is gebeurd: het asielbeleid is opnieuw uit de klauw gelopen. Vooral voor de linkerzijde is de asielproblematiek een heikele kwestie. En dat begrijp ik: het gaat over minder bedeelden, ontwikkelingslanden, miserie; het gaat over men sen in nood. Maar voor mij als socialist is het tamelijk sim pel. De sociaaldemocratie is een gemeenschapsideologie. De solidaire samenleving vormt de basis van alles, en binnen die samenleving heb je rechten en plichten. Je hebt de plicht belastingen te betalen en je hebt recht op een uitkering als je werkloos wordt. In een sociaaldemocratische samenleving is de overheid verantwoordelijk voor de mensen die op haar grondgebied vertoeven. Dus moet de overheid ook regels vastleggen die bepalen wie legaal op dat grondgebied ver blijft en wie niet. En die regels moet je op een menselijke maar strikte manier toepassen. Ik heb als minister ook enkele ernstige asielcrisissen het hoofd moeten bieden. Op een bepaald moment waren er zelfs 5000 aanvragen per maand. CD&V-kamerlid Pieter De Crem voerde toen heftig oppositie. “Je krijgt dit nooit opgelost”, riep hij van op de tribune in het parlement. “Over vier maan den sta ik hier opnieuw om vast te stellen dat je beleid is mis lukt.” Vier maanden later beklom hij opnieuw het spreek gestoelte, dit keer om te klagen dat het een schande was dat we zoveel extra opvangplaatsen hadden voorzien en dat ze niet eens bezet waren! De regering had inderdaad draconische maatregelen genomen – we kochten de vakantiecentra Hen gelhoef in Houthalen-Helchteren en Zon en Zee in Westende. Maar het probleem was wel van de baan. We hebben Hengel hoef en Zon en Zee zelfs nooit in gebruik moeten nemen. België was toen baanbrekend met een aantal nieuwe wet ten. Wij stelden de vliegtuigmaatschappijen mee verant woordelijk voor de illegalen die zij naar België vervoerden.
36. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
We hadden gemerkt dat er duidelijke combines waren. Zo werden er vanuit Congo iedere dag een vijftiental illegalen door steeds dezelfde luchtvaartmaatschappij naar hier gebracht. Daar hebben we paal en perk aan gesteld. We heb ben ook de OCMW-uitkeringen afgeschaft. Asielzoekers kre gen voortaan alleen nog kost en inwoon in gesloten centra, ze ontvingen geen geld meer. Het nieuwe beleid werkte. Op het einde van de paarse regeerperiode had België de asielachter stand vrijwel volledig weggewerkt. We werden in de winter niet geconfronteerd met verkleumde asielzoekers aan het Noordstation en er waren geen tentenkampen in Brussel zoals tegenwoordig.’ 19 oktober 2010: Het Federaal Planbureau heeft uitgerekend dat het aantal mensen dat in overheidsdienst werkt tussen 1995 en 2009 met 100.000 is gestegen. Die stijging komt voor 95 procent op het conto van gewesten, gemeenschappen, provincies, steden en gemeenten ‘Dat lijkt misschien veel, maar het is heel weinig. Ik geef een ander cijfer: in Nederland zijn er tussen 2000 en 2010 in totaal 500.000 jobs bij gekomen. Van die 500.000 zijn er slechts 40.000 gerealiseerd door de private sector en dus 460.000 door de zorgsector en door de overheid. En Neder land is toch niet meteen een communistisch land? Die evolutie is demografisch perfect uitlegbaar. Als een samenleving steeds meer kinderen en steeds meer bejaarden telt, heb je ook meer zorg- en onderwijsfuncties nodig. Die sectoren moet je dus uitbouwen. Maar tegelijkertijd moet je de traditionele administratieve functies af bouwen. Ik denk dat we dat laatste minder goed doen. Ons overheidsbeslag is veel te hoog. Ik vrees dat er van die 100.000 die er bij ons zijn bij gekomen heel wat op plaatsen zitten waar ze niet nodig zijn. Het ministerie van Financiën zouden we bijvoorbeeld
37. p r o l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s t o e s c h o uw e r
moeten kunnen halveren zonder dat de werking ervan in het gedrang komt. In Nederland werken op het ministerie van Financiën proportioneel gezien veel minder ambtenaren dan bij ons. En ze volgen hun belastingplichtigen zeker zo goed op. Hoe komt dat? Omdat wij te veel regeltjes hebben, zodat we ook te veel mensen nodig hebben om al die regeltjes te controleren. En omdat administratief werk tegenwoordig op een veel efficiëntere manier georganiseerd kan worden. Voor een goeie minister van Administratieve Vereenvoudiging is er nog veel werk aan de winkel.’
39.
DIALOOG: JOHAN VANDE LANOTTE ALS KONINKLIJK BEMIDDELAAR 21/10/2010 – 26/01/2011
21 oktober 2010: Albert II ontbiedt u op het paleis en vraagt u koninklijk bemiddelaar te worden. Na preformateur Di Rupo zijn inmiddels het olijke duo Pieters en Flahaut (4 september – 5 oktober) én clarificateur De Wever (8 oktober – 18 oktober) al hard met het hoofd tegen de muur gelopen ‘De koning vraagt je dat niet op de man af. Dat wordt eerst voorbereid en getoetst bij de partijvoorzitter, en pas als hij zeker weet dat je ja zult zeggen, krijg je een telefoontje van de kabinetschef van de koning en word je door het paleis ont boden. Het zijn de politieke partijen die de regie voeren, en de koning volgt hun aanwijzingen. Maar: hoe kleiner de eens gezindheid onder de partijen, hoe groter de manoeuvreer ruimte van het hof. De regeringsonderhandelingen waren inmiddels op een dieptepunt beland. De gesprekken over een nieuwe financie ringswet zaten muurvast, het zogenaamde geheime etentje van Bart De Wever met de MR-kopstukken Didier Reynders en Louis Michel bij Bruneau in Ganshoren had Elio Di Rupo in alle staten gebracht, het vertrouwen was volledig zoek. Uiteindelijk is het Bart De Wever die begin oktober op een persconferentie een punt zet achter de opdracht van Danny Pieters en André Flahaut. “Laten we eerlijk zijn. Dit verhaal is gedaan. Het heeft geen zin om opnieuw met zijn zevenen op die paardenmolen te stappen. We zouden rondjes zijn blij ven draaien tot we er misselijk van werden”, zei hij in zijn bekende stijl.
40. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
Het paleis wist het toen ook even niet meer. Bart De Wever wilde de liberalen er graag bij, maar dat zag Elio Di Rupo niet zitten. De Franstalige partijen wilden ook niet dat Bart De Wever informateur zou worden. Wouter Beke wei gerde dan weer categorisch om een Vlaamse christendemo craat in de arena te sturen. Het hof polste of ik beschikbaar was, maar mijn partij en ikzelf aarzelden. De sp.a vond net als de CD&V dat Bart De Wever aan zet moest komen. Bart De Wever wilde dat zelf eigenlijk ook, maar hij dacht dat het weinig zin zou hebben omdat de Franstaligen hem niet ver trouwden. Kortom: een patstelling. Uiteindelijk werd Bart De Wever bij de koning geroepen en kreeg hij een precies afgelijnde verduidelijkingsopdracht. Het hof gaf hem exact tien dagen om de standpunten van de zeven partijen – CD&V, cdH, Ecolo, Groen!, PS, sp.a en N-VA – dichter bij elkaar te brengen. De liberalen werden dus buiten de besprekingen gehouden. Bart De Wever praatte met de partijvoorzitters, trok zich terug en zette zich aan het schrijven. Na een dikke week had hij zijn compromistekst klaar, maar de Franstaligen hadden maar enkele uren nodig om de tekst naar de prullenmand te verwijzen. Bart De Wever, die ervan overtuigd was een evenwichtige nota te hebben gemaakt – en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het lang geen kwade tekst was –, bleef verbouwereerd en gefrustreerd achter. De clarificateur had – ongewild weliswaar – voor nog meer verwarring gezorgd. Enkele dagen later, op woensdag 20 oktober, kreeg Caro line Gennez een nieuw rendez-vous bij de koning. Albert II wilde weten of de sp.a nu wel iets wilde doen, of zij het nu wel zou goedvinden dat hij mij met een opdracht belastte. Caro line Gennez zei niet principieel nee. Het hing ervan af wat die opdracht zou zijn, en of er bij de andere partijen een draag vlak voor was, zei ze. De koning leek erg bezorgd. De nadruk zou liggen op het ontmijnen van de debatten over een nieuwe financieringswet – door de omstreden berekeningen in de
41. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
nota van Bart De Wever was daar een hele cijferoorlog over ontstaan. En natuurlijk was ook het vermijden van verkiezin gen belangrijk, want die zouden de instabiliteit van het land alleen nog maar vergroten. Donderdagochtend om acht uur besprak Caroline Gennez de vraag van het hof en petite comité met Frank Vandenbroucke, Bruno Tobback en mijzelf. We beseften dat het een aarts moeilijke opdracht zou worden, dat het wel eens erg lang zou kunnen duren en dat het de sp.a in een netelige en kwetsbare positie zou kunnen brengen. Maar we beseften ook dat we moeilijk konden weigeren. Bovendien: als twee grote partijen diametraal tegenover elkaar staan, is het dikwijls een klei nere partij die als go-between de zaken kan deblokkeren. Dat zou een logische opdracht voor de CD&V zijn, maar die par tij wilde of durfde niet. Ik wilde en durfde wel – ik ben van weinig bang. Gelukkig waren de geesten de afgelopen jaren en maanden ook serieus gerijpt. Niemand betwistte nog dat er een zesde staatshervorming moest komen. Als je door het gehakketak heen keek, kon je de contouren van een mogelijk compromis zelfs al zien. En niet onbelangrijk: ik had na de vraag van de koning meteen contact opgenomen met Elio Di Rupo: “Elio, ga je bij het uitwerken van een nieuwe financie ringswet ver genoeg mee kunnen marcheren? Ben je daartoe bereid? Anders begin ik er niet aan.” Om 10.30 uur belde het hof met Caroline Gennez, die bevestigde dat ik bereid was de koninklijke missie te aan vaarden. Om 13 uur vergaderde ik met de Senaatsfractie en deed alsof mijn neus bloedde. Het was een beetje surrealis tisch. Om 14 uur nodigde de kabinetschef van de koning mij uit, en om 15 uur ging ik naar het paleis en werd ik officieel aangesteld als koninklijk bemiddelaar. Ik moest het wan trouwen tussen de zeven partijen wegnemen, de discussies over de herziening van de financieringswet objectiveren en een nieuwe staatshervorming voorbereiden. Dat was de opdracht. Na afloop werd er een communiqué opgesteld. Normaal
42. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
worden zulke zaken getoetst bij de belangrijkste onderhan delaars, in dit geval bij Elio Di Rupo en Bart De Wever. Maar de N-VA werd over mijn aanstelling niet door het hof geraad pleegd, en zij reageerde als door een bij gestoken. Zij ver dacht de PS ervan haar te willen isoleren en dumpen. En ze verdacht mij ervan de handlanger van de PS te zijn. Ik was nog niet gestart en er lag al een eerste bananenschil klaar.’ 21 oktober 2010: Op dezelfde dag dat u koninklijk bemiddelaar wordt, kondigt ABVV-leider Rudy De Leeuw een grootschalige pamfletactie aan tegen de N-VA. Hij roept de groenen en de socialisten op de N-VA te laten vallen en werk te maken van een progressieve frontvorming ‘Dat was niet bepaald een hulp voor mij. Als het je taak is de gemoederen te bedaren en het wantrouwen bij de N-VA over een vermeend socialistisch complot weg te masseren, kun je zo’n oproep missen als kiespijn. Dat is het minste wat ik daarover kan zeggen. Ik heb dus eens diep gezucht en ik heb verder gewerkt. Eerst heb ik de partijvoorzitters gecontacteerd, te begin nen met Elio Di Rupo en met Bart De Wever. Elio Di Rupo kon ik vrijdag al zien. Ik heb hem op de man af gevraagd: “Elio, de N-VA denkt dat jullie hen uit de onderhandelingen willen. Als dat echt zo is, is het nu het moment om het te zeg gen. Ik wil niet dat we elkaar voor de gek houden. Want als ik aan deze opdracht begin, is het om te slagen.” Elio Di Rupo beweerde met de hand op het hart dat hij de N-VA niet kwijt wilde en dat hij constructief zou meewerken. Bart De Wever kreeg ik aanvankelijk niet te pakken. Na enkele pogingen ontving ik een sms’je van hem: “Bel u zelf terug.” Maar dat deed hij pas vierentwintig uur later, op zaterdag 23 oktober. Toen ik hem uiteindelijk zondagavond kon ontmoeten, thuis bij een vriend van hem in Gent, zei ik:
43. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
“Ik besef dat ik tegen jullie zin aan mijn opdracht ben begon nen, maar ik ga niet tegen jullie zin verder doen.” Ik heb hem toen ook verteld dat ik zijn nota zeker verdienstelijk vond, dat het voor mij een van de basisteksten was waarmee ik zou werken, en dat ik tussen zijn nota en het werk van Elio Di Rupo als preformateur meer gelijkenissen had gevonden dan ik had vermoed. Ik vroeg hem drie weken om de zaken opnieuw op de sporen te krijgen. Bart De Wever was al wat bijgedraaid, maar hij bleef toch nog achterdochtig.’ 24 oktober 2010: Die zondagochtend probeert nieuwbakken N-VA-Kamerlid Siegfried Bracke roet in het eten te gooien. ‘Ik ken Vande Lanotte’, zegt hij in de RTBF-studio van Mise au Point, ‘en er zijn redenen om hem te wantrouwen. Als minister van Begroting deed hij me denken aan Winston Churchill, die altijd zei dat hij alleen de cijfers vertrouwde die hij zelf had vervalst. Dat was de specialiteit van Vande Lanotte. Op papier waren zijn begrotingen altijd in orde, maar in de praktijk was het iets anders’ ‘Dat is zeker niet zijn gelukkigste uitspraak. Hij zal gedacht hebben dat het bij het politieke spel hoort, zeker? Ik ken Sieg fried Bracke al lang. We hebben jaren geleden nog samen een boek geschreven: België voor beginners. Wegwijs in het Belgische labyrint. De relaties tussen de sp.a en Siegfried Bracke waren op dat moment slecht, en ze zijn nog verslechterd toen in januari die rel uitbrak over zijn sp.a-columns en sp.a-lidmaatschap. Maar mijn relatie met Siegfried Bracke is altijd goed gebleven. Ik zie hem soms en dat is altijd aangenaam. Siegfried Bracke was vroeger links en nu is hij rechts. So what? Ik hou niet van natrappen. Ik ben geen groot voorstander van het uit de sloot halen van oude koeien. Siegfried Bracke heeft het natuurlijk zelf een beetje gezocht. Hij had niet moeten zeggen dat hij
44. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
nooit lid van de sp.a is geweest. Alsof dat een schande is. Als hij leep was geweest had hij gezegd: “Ik ben jarenlang lid van de socialisten geweest, maar nu heb ik eindelijk verstand gekregen.” Het illustreert dat er een groot verschil is tussen een goed politiek journalist en een goed politicus. Het toont aan dat zelfs iemand als Siegfried Bracke de stiel nog moet leren. Dat is geen verwijt. Nadien heeft hij zich hersteld, en al bij al doet hij het niet eens zo slecht. Al denk ik wel dat hij zich aan Gent gaat mispakken. Ik zie hem niet zo gauw burge meester worden. Niet alleen omdat Daniël Termont het goed doet, maar ook omdat Gent een aparte biotoop is. Gent heeft een heel eigen mentaliteit. Het is ook de feitelijke hoofdstad van West-Vlaanderen. Een groot deel van het progressieve volk van West- én van Oost-Vlaanderen woont en stemt in Gent. Siegfried Brackes uitspraken in Mise au Point hebben mijn werkzaamheden als bemiddelaar op geen enkele manier gehinderd. Enkele dagen later, op een dinsdagavond, heb ik Bart De Wever en Elio Di Rupo voor het eerst sinds lang weer kunnen samenbrengen. Ze hadden laten weten liever niet in een restaurant af te spreken. Daarvoor waren ze nog wat te kopschuw. Ik heb de ontmoeting dus in de salons van de Senaat georganiseerd. Die eerste afspraak diende vooral om weer on speaking terms te raken en verliep vlot en hoffelijk. Ik denk dat ze die avond allebei een pagina hebben omgeslagen, dat ze er opnieuw voor wilden gaan. Als koninklijk bemiddelaar krijg je geen office, geen medewerkers, geen budget. Je krijgt alleen de titel en vervol gens moet je je plan trekken. Maar de titel opent wel alle deu ren. Danny Pieters en André Flahaut, die respectievelijk voorzitter van de Senaat en voorzitter van de Kamer waren, gebruikten als bemiddelaars hun voorzittersvertrekken als uitvalsbasis. Bart De Wever opereerde vanuit zijn kantoor in de Kamer. Ik ben sp.a-fractieleider in de Senaat en heb daar een sober maar functioneel bureau. Het enige nadeel is dat gsm-ontvangst er door de dikke muren heel zwak is.
45. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
De meeste meetings vonden in mijn bureau plaats, of in de belendende vergaderzalen H, K en L. ’s Middags of ’s avonds gingen we vaak naar de salons van de Senaat. Het is daar prettig vertoeven. En de flamboyante Italiaanse kokkin Maria Landis, die voor Guy Verhofstadt werkte toen hij premier was, roert er in de potten. Dat is een pluspunt met twee gourmands als Elio Di Rupo en Bart De Wever. De statige sfeer maakt ook een zekere indruk op je bezoekers. Het scheelt algauw een paar treden in staatsmanschap als je in zo’n importante omgeving kunt onderhandelen. Een bijkomend voordeel van de Senaat is de discretie. Er zijn meerdere in- en uitgangen en er lopen veel politici rond. Het is voor nieuwsgierige journalisten dus vrijwel onmogelijk om na te gaan met wie je onderhandelt. In het weekend werkte ik thuis in Oostende. Ik begon heel vroeg – ik ben een echte ochtendmens – en ging zeven dagen op zeven door. De zaterdagen waren er meestal nog vergade ringen en de zondagen trok ik me terug aan mijn keukentafel om nota’s te schrijven. Ik heb de gewoonte zelf de pen te han teren en mijn medewerkers nadien te laten amenderen. Al schrijvend kan ik goed nadenken. De medewerkers verzamel den ook technische informatie over de financieringswet, de kinderbijslag, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, B-H-V en alle andere te behandelen dossiers. Zeker in het begin was dat hard nodig, want ik had meteen vastgesteld dat de zaken slechts heel rudimentair waren voorbereid. Elio Di Rupo had tijdens de preformatie alleen de contouren geschetst waar binnen zou worden gediscussieerd. In zijn note verbale stonden eigenlijk alleen opsommingen, lijstjes met bevoegdheden. Maar wat er met die bevoegdheden zou gebeuren, was ondui delijk. Daar was nooit grondig over gedebatteerd. De nota van Bart De Wever was dan weer een one shot, bedoeld om de lat wat hoger te leggen en meer vaart in de onderhandelingen te steken. De nota was veel duidelijker en inhoudelijk onmis kenbaar een stap vooruit, maar aangezien de Franstaligen
46. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
hem meteen hadden afgewezen, was hij nooit besproken. Vier maanden na de verkiezingen lag er dus nog niet veel concreets op tafel. De nota’s van Elio Di Rupo en Bart De Wever moesten uitgediept en verzoend worden. Ik moest er een precies en gedetailleerd geheel van maken dat geen ruimte liet voor verschillende interpretaties. Ik heb in het begin dus veel met Elio Di Rupo en Bart De Wever samenge zeten om alles door te praten. Wat bedoel je hier exact mee? Hoe ver kun je daar meegaan? Ik deed dat heel voorzichtig, stapje voor stapje. Ik wilde met mijn aanpak niet opnieuw contestatie veroorzaken. Iedere onderhandeling heeft zo haar bijzonderheden. Het samenwerkingsakkoord over de Brusselse ring is zo’n hilarisch maar altijd terugkerend issue. De Franstaligen heb ben een heilige schrik van de territoriale enclavering van Brussel. Brussel ligt volledig op Vlaams grondgebied en zij vrezen dat Vlaanderen Brussel beetje bij beetje wil afsluiten van Wallonië. Door bijvoorbeeld niet te investeren in delen van de ring die van belang zijn voor de Franstaligen, of door bepaalde op- en afritten af te sluiten. De Brusselse ring wordt volledig beheerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest, dus in theorie zou dat kunnen. Ik weet niet of het geïnspireerd is door de RTBF-documentaire Bye Bye Belgium, maar bij de Franstaligen leeft de schrik dat het vroeg of laat echt zal gebeuren. Het heeft ook te maken met een incident van een poosje geleden waarbij tijdens werken aan het Vierarmenkruispunt een van de afritten richting Waver en Waterloo plots werd afgesloten. De Franstaligen reageer den furieus. In Wemmel of in Strombeek-Bever is ook eens een afrit dichtgegaan, wat niet naar de zin was van Philippe Moureaux. De Franstaligen hebben toen gezegd: dit mag nooit meer gebeuren. Daarom eiste Joëlle Milquet nu, in het kader van een B-H-V-deal, cobeheer voor de Brusselse ring: hij moet dus zowel door het Vlaamse als door het Waalse Gewest worden bestuurd. Maar dat was voor ons onaan
47. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
vaardbaar. Een samenwerkingsakkoord waarin bepaald wordt dat de op- en afritten van de ring niet kunnen worden gewijzigd zonder voorafgaand akkoord met het Brusselse Gewest was wel bespreekbaar.’ 27 oktober 2010: In een brief aan de zeven partijvoorzitters zet u de werkwijze uiteen die u als koninklijk bemiddelaar wil volgen. Om uit de cijferoorlog over de financieringswet te raken, vraagt u elke partij een eigen voorstel in te dienen. Die voorstellen zullen vervolgens door de Nationale Bank, het Planbureau én een wetenschappelijk comité van zes professoren – drie Nederlandstaligen, drie Franstaligen – gewikt en gewogen worden ‘Ik wilde meer rationaliteit en minder emotionaliteit in het debat. Dat kun je het best doen door specialisten aan het werk te zetten, door hen alle plannen en voorstellen te laten berekenen. De Nationale Bank en het Planbureau zijn daar voor de uitgelezen instellingen. Hun eerste presentatie vond ik al meteen indrukwekkend. Twee zaken vielen mij bijzonder op. Eén: dat de economische groei in Vlaanderen afhankelijk is van het aantal Walen en Brusselaars dat in Vlaanderen wil komen werken. Als er niet voldoende Walen en Brusselaars bereid worden gevonden te migreren en de vele Vlaamse vacatures in te vullen, zal de groei in Vlaanderen de komende jaren beperkt blijven. En twee: dat de belastinginkomsten van Vlaanderen de komende tien jaar vooral zullen stijgen, niet door investeringen of innovatie, maar door het simpele feit dat er veel Vlamingen met pensioen zullen gaan. Vlamin gen die nu van een uitkering of een brugpensioen leven en geen of nauwelijks belastingen betalen, zullen als gepensio neerde meer bijdragen aan de fiscus en daardoor zal de fis cale draagkracht van Vlaanderen vergroten. Zulke gegevens kruiden en relativeren het debat.
48. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
Het was niet de bedoeling dat de Nationale Bank en het Planbureau de nieuwe financieringswet zouden maken – dat is de taak van politici –, maar hun berekeningen moesten wel de leidraad vormen bij de latere onderhandelingen. Om even tuele wrevel over de politisering van die twee instellingen te ondervangen, heb ik ook nog een wetenschappelijk comité van zes professoren en experts aangesteld: Paul De Grauwe (KU Leuven), Theo Peeters (KU Leuven), Rudi Vander Ven net (UGent), Matthias Dewatripont (ULB), Michel Mignolet (FUNDP) en Etienne De Callataÿ (Bank De Groof). Zij waren gekozen op basis van hun wetenschappelijke expertise, maar we hadden ook rekening gehouden met hun taal en hun poli tieke gezindheid. Hun taak was: nagaan of de Nationale Bank en het Planbureau bij hun simulaties niks over het hoofd hadden gezien, controleren of alles volgens de regels van de kunst gebeurde. Een soort dubbelcheck dus. De opmerkingen van dat comité werden geïntegreerd in het definitieve verslag dat de Nationale Bank tegen 15 november klaar moest sto men. Sommigen deden er schamper over dat het team van de Nationale Bank en het Planbureau dik twee weken nodig had om de zes voorstellen van de politieke partijen – Groen! en Ecolo hadden een gemeenschappelijk voorstel ingediend – door te lichten. Maar ik kan u verzekeren dat zij keihard hebben moeten werken om die deadline te halen. Een van de specialisten heeft zelfs vanwege een burn-out moeten afha ken. Kris Van Cauter, de econoom die het uiteindelijke Excelmodel ontwikkelde, is na 15 november gedetacheerd naar mijn team zodat hij voltijds verder kon blijven sleutelen aan de nieuwe financieringswet. Mijn team bestond verder uit Kris De Witte (inspecteur-generaal van Financiën en kabi netsmedewerker van Norbert De Batselier toen hij in 1988 de eerste financieringswet schreef), Lieven Meert (medewer ker van de sp.a-studiedienst), Ben Segers (medewerker van de sp.a-Senaatsfractie) en Jan Cornillie (hoofd van de sp.astudiedienst). In een zaaltje van de Senaat hebben wij uren
49. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
doorgebracht met beamer en laptop om honderden grafieken en tabellen te bekijken en te analyseren. Eerst onderling, daarna met de specialisten van de andere partijen erbij. Al dan niet met pizza’s binnen handbereik. Jean-Luc Dehaene heeft in 1988 een eerste financierings wet kunnen laten goedkeuren omdat hij en zijn zogenaamde Toshiba-boys een gigantische voorsprong aan kennis hadden. De Toshiba-boys waren toen de enigen aan de onderhande lingstafel die alle ins en outs van de financieringswet echt begrepen en doorgrondden. Daardoor konden ze de anderen een beetje rondrijden als dat nodig was. Die voorsprong heb ben we inmiddels niet meer. Di Rupo is er vast van overtuigd dat de Franstaligen zich in 1988 hebben laten rollen en dat ze, toen ze in 2001 meer geld nodig hadden voor het Frans talige onderwijs, een tweede keer zijn misbruikt. Vóór de hervorming van 2001 werden de middelen voor onderwijs verdeeld volgens de regel un enfant est un enfant: ieder kind kreeg dus evenveel. Vandaag krijgt een Vlaams kind 6 pro cent meer dan een Franstalig kind. Elio Di Rupo herhaalt het geregeld: hij wil nooit meer meemaken wat de PS toen is overkomen. Jamais! Hij heeft daar een trauma aan overge houden. Daarom heeft hij voor de huidige onderhandelingen een team samengesteld van een zestal specialisten. Die zitten op vergaderingen met hun laptop en zakjapanner in de aan slag, bijna zoals in een film over industriële spionage. Zij zeg gen weinig, maar slaan alle gegevens op en keren alle cijfers en tabellen binnenstebuiten. Wij hebben hun ons model nooit gegeven, maar in een razendsnel tempo hadden ze het quasi volledig nagemaakt. Straffe gasten! Elio Di Rupo wil tot op de euro weten wat het resultaat van elke maatregel zal zijn. Hij wil coûte que coûte vermijden dat er zoals in 2001 een akkoord wordt gesloten dat er op korte termijn goed uitziet maar op lange termijn voordelig is voor het Vlaamse en nade lig voor het Waalse Gewest. Het probleem is echter dat de toekomst nooit exact te voorspellen is.
50. d i a l o o g : j o h a n v a n d e l a n o t t e a l s k o n i n k l i j k b e m i d d e l a a r
Ondertussen puzzelde ik met de partijvoorzitters aan voorstellen om nieuwe bevoegdheden – gezondheidszorg, arbeidsmarktbeleid, kinderbijslag, justitie… – naar de regio’s over te hevelen. Ik wilde dit parallel aanpakken, omdat je een nieuwe financieringswet onmogelijk los kunt zien van een nieuwe staatshervorming. Ik ging hierbij heel discreet te werk. Ik probeerde zelf zoveel mogelijk uit beeld te blijven en beperkte mijn perscontacten tot een strikt mini mum. Ik had de indruk dat die aanpak werkte. Het lukte me om de twee belangrijkste protagonisten, Elio Di Rupo en Bart De Wever, die maandenlang met getrokken messen tegenover elkaar hadden gestaan, op één week tijd drie keer samen te brengen. Dat was alleen al symbolisch van groot belang. Het gaf aan dat er iets was veranderd. We hadden ook al snel met zes partijen – zonder CD&V – een deelakkoord over de regionalisering van de kinderbijslagen. Alle onder handelaars leken zich op een eerlijke manier in te spannen. Ik sprak de politieke partijen vrijwel altijd apart, of per taal groep, nooit allemaal samen. Ik besprak alle voorstellen zorgvuldig. Ik koos voor de omtrekkende beweging, deel akkoord per deelakkoord. Zo vermeed ik blokkades en grote crisissen. Het is een beproefde techniek die ik jarenlang als minister van Begroting heb gehanteerd. Ik wilde absoluut vermijden wat Bart De Wever als clarificateur was overko men: door zijn compromistekst meteen en zonder enige toe lichting op het internet te gooien, konden ze hem ook gemak kelijk afschieten. En dan blijf je met lege handen achter. Aanvankelijk kreeg ik zowel van de onderhandelaars als van de pers veel lof voor mijn ‘behoedzame’, ‘vakkundige’ en ‘grondige’ aanpak. Op een bepaald moment begon het zelfs een beetje gênant te worden. Dan weet je dat het niet lang meer zal blijven duren, dat de wittebroodsweken snel voorbij zullen zijn. Want zulke onderhandelingen blijven natuurlijk een mijnenveld. Eén foutje en de boel kan ontploffen, iedere dag kan de laatste zijn.’