De Ronde van Johan Johan Vande Lanotte
“Ik heb het onzalige gevoel dat het project Vlaanderen gekaapt wordt. Vlaanderen is ook van ons.”
1
Waarom organiseert een Minister een tournee “Het Vlaanderen van Morgen” ? Dit is de moeilijkste regeerperiode ooit. De beslissingen die we nemen zullen lang nazinderen. Het is dus niet meer dan normaal dat ik de tijd neem een aantal beslissingen duidelijk toe te lichten en probeer uit te leggen waar we nu precies staan. Maar dat alleen is niet voldoende. We staan op een kruispunt en verschillende richtingen zijn mogelijk. Het zijn de keuzes die we vandaag maken die de toekomst zullen bepalen. Waar willen we met dit Vlaanderen naartoe? Voor een aantal thema’s wil ik aangeven welke richting volgens mij de beste keuze is, hoe ik het Vlaanderen van Morgen zie. Daarover wil ik spreken én discussiëren. We organiseren een tournee “Het Vlaanderen van Morgen” en gaan het debat aan.
2
De basiswaarden : gelijkheid, verbondenheid en diversiteit
welvaart,
vrijheid,
Vandaag lijkt het soms alsof welvaart, gelijkheid, diversiteit, vrijheid en verbondenheid begrippen zijn die niet samengaan. Om meer welvaart te krijgen zouden we meer ongelijkheid moeten aanvaarden. Meer welvaart kan niet zonder afbouw van sociale rechten, hoor je vaak. Verbondenheid of een gemeenschap versterken veronderstelt tegenwoordig minder diversiteit. Vrijheid is een economisch en dus selectief begrip geworden dat de reële onvrijheid voor velen goed praat. Hier pas ik voor. In mijn visie zijn welvaart, identiteit, gelijkheid, vrijheid en diversiteit geen tegenstrijdige begrippen. Integendeel, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Gelijkheid en vrijheid zijn geen gevolgen van welvaart, wel voorwaarden om welvaart te creëren. In samenlevingen met een hoge inkomensgelijkheid, is het gemeenschapsleven sterker, vertrouwen de mensen elkaar meer en is er minder geweld.1 Dergelijke stellingen zijn niet populair in het Vlaanderen van vandaag. Het is ingaan tegen de stroom. Iedereen weet dat dit veel energie kost. Maar het is wel nodig.
1
Wie dit niet gelooft of wie hier graag meer over wil weten raad ik het boek ‘the spirit level: why More Equal Societies Almost Always Do Better’ van wetenschappers Richard Wilkinson en Kate Pickett aan. Met een overdaad aan statistische gegevens tonen zij de voordelen van minder ongelijkheid op overtuigende wijze aan.
3
Het Vlaanderen van Morgen ? Waarom niet Het België van Morgen ? Ik heb het in deze tekst over “Het Vlaanderen van Morgen”. Niet over “Het België van Morgen”. Met opzet. Ben ik nu een nationalist geworden? Neen. Maar Vlaanderen is wel de cultuur waar ik in geboren ben, waar ik toe behoor. Vlaanderen is geen scheldwoord. Ik ben Vlaming, maar ik ben daarom niet minder Belg of Europeaan. Ook als socialist heb ik het recht, zelfs de plicht, om duidelijk te maken waar ik met Vlaanderen naar toe wil. Dat mag ik niet aan anderen overlaten. Vandaag heb ik het onzalig gevoel dat het project Vlaanderen door anderen gekaapt wordt. Vlaanderen wordt geassocieerd met ongelijkheid als economische remedie, met selectieve vrijheid, met identiteit die gelijk staat aan terugplooien op zichzelf. Vlaanderen is ook van ons. En dus moeten we ook duidelijk maken hoe we een aantal uitdagingen in de toekomst anders willen aanpakken.
4
Vlaanderen Vandaag Armoederisico Armoedecijfers zijn een barometer voor iedere beschaving. De officiële Europese statistieken geven duidelijk aan dat Vlaanderen één van de weinige regio’s in heel Europa is waar de armoede in zijn globaliteit de voorbije vijf jaar is gedaald. In Nederland en Frankrijk is de armoede toegenomen, in Duitsland zelfs fors toegenomen. In Vlaanderen is de armoede gedaald van 11,3% in 2005 naar 9,8% in 2011. Vlaanderen
Duitsland
Frankrijk
Nederland 15,8
14
13 12,2 11,3
11
10,7 9,8
2005 Figuur 1: Armoederisico
2011
Het risico op armoede in Vlaanderen zit dus in dalende lijn. De opeenvolgende welvaartsaanpassingen van de uitkeringen sinds het generatiepact en de activeringspolitiek zijn daar niet vreemd aan. Maar tegelijkertijd met die daling, dreigt een gevaar voor kinderarmoede. Het aantal kinderen onder de zes jaar dat in 2011 in een gezin opgroeide met een
5
risico op armoede, bedraagt ongeveer 10 procent. De globale armoede mag dan wel dalen, dit aandeel stijgt wel. Hieronder de evolutie van het aantal kinderen in Vlaanderen geboren in een kansarm gezin volgens ‘Kind en Gezin’.
Figuur 2: kinderen geboren in kansarmoede
6
Groei en werkgelegenheid, welvaart en gelijkheid Samen met Duitsland kende België de voorbije vijf jaar een duidelijk hogere economische groei dan Frankrijk en Nederland.
103,55
102,18
100
100,00 99,81
2007
2012
België
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Figuur 3: Economische groei
Bovendien wordt de welvaart steeds beter gespreid onder de bevolking, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. De volgende grafiek geeft de evolutie van de ‘GINI-coëfficiënt’2 weer voor België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de EU.
2
GINI-coëfficiënt is een veelgebruikte en internationaal erkende maatstaf voor inkomensongelijkheid. Hoe hoger de GINI-coëfficiënt van een land hoe groter de ongelijkheid.
7
Ongelijkheid 34,0
32,0
EU 30,0
België Duitsland
28,0
VK
26,0
24,0 2000
2005
2011
Figuur 4: Ongelijkheid De economie groeit sterker dan in de meeste andere Europese landen en de groeiende welvaart wordt steeds beter verdeeld. Bovendien zijn de Belgen bij de rijkste burgers van de Europese Unie.
8
35.800 34.000 32.600 31.100
Nederland
België
Duitsland
Frankrijk
Figuur 5: Welvaart: BBP per capita In deze grafiek moeten we Nederland nog laten voorgaan, maar volgens een recent onderzoek van de Europese Centrale Bank dat ook rekening houdt met onder meer huisbezit en financiële activa laten de Belgische gezinnen ook onze noorderburen achter zich. De werkloosheid ligt op een laag niveau, daalde tussen 2006 en 2012, maar kent nu wel een lichte stijging. In Nederland is de stijging van de werkloosheid dramatisch te noemen, bovendien is deze stijging in de eerste maanden van 2013 nog in snelheid toegenomen.
9
8,7 7,1 6
5,8
5,2 5,3
4,4 4,4
4,5
4,5
4,3
2010
2011
3,2
2007
Vlaanderen
Nederland
2012 Duitsland
Figuur 6: Werkloosheid Zowel op het vlak van welvaart, en de verdeling ervan, groei, werkgelegenheid scoren we dus goed. Maar in verhouding tot onze economische groei blijft er toch een hardnekkige vorm van werkloosheid hangen, in een vrij specifieke vorm. We hebben een hoge werkgelegenheidsgraad bij de “gewone” werknemer. Maar iedereen die wat “speciaal” is, valt uit de boot. Jongeren, laaggeschoolden, allochtonen, mensen met een beperking en 55-plussers hebben het bij ons moeilijk om aan de bak te komen.
10
Werkloosheid in Vlaanderen 2011
19,9
12,7 8 4,3
Totaal
Jongeren
laag geschoolden
Niet EU-Burgers
Figuur 7: Werkloosheid per bevolkingsgroep Bij jongeren, laaggeschoolden en Niet EU-Burgers ligt de werkloosheid duidelijk hoger dan bij de totale bevolking. Ouderen en mensen met een handicap duiken minder massaal op in de werkloosheidsstatistieken omdat zij terecht komen in andere uitkeringsafhankelijke stelsels. Het gevolg is dat slechts 38,9% van de 55 tot 64 jarigen en een gelijk aandeel (38,6%) van de mensen met een handicap een job heeft.
11
Belastingen en budget Belastingen zijn een heikel thema. Een aantal beweringen worden vandaag gemakkelijk en snel in de mond genomen: 1)
we betalen veel belastingen
2)
we werken gedurende de helft van het jaar voor de staat
3)
de belastingen zijn oneerlijk verdeeld
4)
we betalen te veel belastingen
Ik zal elk van deze vier stellingen bespreken en er een eerlijk antwoord op geven. Maar eerst moeten we een aantal gegevens eens van naderbij bekijken. 140,0 120,0 100,0
80,0
België Duitsland
60,0
Frankrijk Nederland
40,0 20,0
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
0,0
Figuur 8: Schuldgraad We zien hier duidelijk dat België gedurende vele jaren een ernstige inspanning gedaan heeft om de veel te hoge staatsschuld uit het verleden af te bouwen. Ook tijdens de nu vaak verguisde paarse jaren zette deze trend die gestart was onder de regeringen Dehaene zich verder. Ik kan vergelijken aangezien ik zelf deel uitmaakte van verschillende regeringen tijdens deze periode en dit zowel onder Dehaene als Verhofstadt. Steeds was het verlagen van de schuldgraad
12
een belangrijke doelstelling bij het opstellen van begrotingen. We zien wel een kleine knik bij het begin van paars. Deze is volledig te verklaren door de overname van een deel van de bestaande NMBS schuld. Dit was voor alle duidelijkheid geen nieuwe schuld, maar wel een bestaande schuld die tot dan toe niet bij de algemene overheidsschuld werd gerekend. Iedereen kan zien dat na het jarenlange afbouwen van de schulden er plots een sterke stijging is in 2007-2009. Dezelfde knik zullen we hieronder terug zien bij het overheidsbeslag. De stijging is echter minder sterk dan in de andere landen. Bovendien hebben zij tijdens de goede jaren niet dezelfde inspanningen gedaan om hun schulden af te bouwen. Het gevolg is dat de schuldgraad van België nog steeds te hoog is, en bij de allerhoogste van Europa behoort, maar dat het verschil met onze buurlanden wel veel kleiner is geworden vergeleken met de vroege jaren ’90. Naast de hoge schuldgraad is ook de verdeling van de inspanning van groot belang. 30,00%
24,49%
25,00%
Federale overheid
19,98% 20,00%
15,00%
14,40% 13,29%
10,00%
6,51%
15,31%
Gewesten en Gemeenschappen
12,10%
7,23%
Lokaal
5,00%
Soc. Zekerheid 0,00%
1999
2012
Figuur 9: evolutie uitgaven verschillende beleidsniveaus in percentage BBP
13
Het eerste dat opvalt is de stijging van de uitgaven in de sociale zekerheid. Dit valt voor een stuk te verklaren door de crisis. Meer werkloosheid betekent immers automatisch ook meer werkloosheidsuitkeringen met inbegrip van tijdelijke economische werkloosheid. Maar ook de kosten van de vergrijzing spelen hier een belangrijke rol, en deze zullen niet onmiddellijk gaan dalen, zelf niet als het economisch weer beter gaat. Een tweede zaak die opvalt is de daling van de uitgaven door de federale overheid enerzijds en de stijging van de uitgaven bij de deelstaten anderzijds. Deze omgekeerde beweging is niet toe te schrijven aan overdracht van bevoegdheden en bijhorende budgetten, aangezien deze in de beschreven periode nauwelijks plaatsvonden.3 Van de 110 miljard uitgaven die vaak aan de federale overheid worden toegeschreven gaat er momenteel 12 miljard naar de betaling van rentelasten, 4 miljard wordt onmiddellijk doorgestort aan de Europese Unie, 28 miljard gaat naar de Sociale zekerheid, 4 miljard is voor de lokale overheden en het leeuwendeel gaat naar de deelstaten (40 miljard) waarvan Vlaanderen 26 miljard ontvangt. Hierdoor blijft er voor de federale overheid slechts 23 miljard over om zijn beleid mee te voeren. Minder dus dan de Vlaamse deelstaat die 26 miljard euro dotatie ontvangt. Het is voor iedereen duidelijk dat, als we het budget en de begroting van de totale Belgische overheden opnieuw in orde willen krijgen een nieuw samenwerkingsakkoord - waarbij de deelstaten een grotere verantwoordelijkheid nemen - een noodzaak is. We komen nu terug op de vier stellingen.
3
De enige bevoegdheden met budgettaire consequenties die werden overgeheveld door het Lambermontakkoord in 2001 waren buitenlandse handel, landbouw en het toezicht op lokale besturen. Aangezien het hier slechts om 61,7 miljoen euro ging, kan dit de stijging niet verklaren.
14
Stelling 1: we betalen veel belastingen 55,3
53,7
53,9
50,1 46,9
50,8
48,2
49,5
48,1
48,1
44,3 43,2
1992
1999
2007
53,6
51,1
44,6
44,9
2012
2013
42,7
2009
% totale uitgaven alle overheden tov BBP % totale inkomsten alle overheden tov BBP % totale inkomsten uit belastingen tov BBP
Figuur 10: Overheidsbeslag Ja, we betalen effectief veel belastingen. Ons overheidsbeslag is bij de hoogste van Europa. Bovenstaande grafiek toont de evolutie van de totale uitgaven en inkomsten van de overheden en de inkomsten uit belastingen. Wat meteen opvalt is de breuklijn in 2007 en de ommekeer in de uitgaven die hiermee gepaard gaat. Zijn in 2008 de pensioenen plots met 20 procent gestegen, zijn er duizenden ambtenaren aangeworven,…? Niets van dat alles. In 2008 heeft de bankencrisis zo hard toegeslagen dat heel onze staatshuishouding overhoop is gegooid en massale schulden werden gecreëerd. En inderdaad, vanaf 2011, bij het aantreden van de huidige regering, zijn de belastingen verhoogd. We moeten daar niet flauw over doen. Hoe dan ook, de voorbije jaren stijgen de uitgaven in procent van het BBP niet meer. Met een lage of negatieve economische groei is dat niet onaardig. Er zijn immers belangrijke kostendrijvers, om de pensioenen niet te noemen. Op termijn moet
15
het procentueel aandeel omlaag. Tussen 1992 en 2007 is dat al eerder gebeurd. Ook nu moet dat op termijn en mits voldoende groei mogelijk zijn. Vandaag horen we veel predikanten voor budgettaire orthodoxie die dan meestal een zeer liberale visie hebben op de economie en de vrije markt in het bijzonder. De overheid moet terugtreden. Als de vrije markt de crisis heeft veroorzaakt en de overheid die crisis heeft moeten beheersen, waarom moet dan nu juist de overheid terug treden? Moeten we dan niet vooral de vrije markt en het financieel kapitalisme aan banden leggen? Terwijl ons overheidsbeslag en onze belastingen bij de hoogste van Europa horen, zit Bulgarije dan weer bij de laagste. Een doorsnee Gentenaar betaalt misschien wel drie keer zoveel belastingen als een doorsnee Bulgaar. Toch komt de Bulgaar naar Gent en zijn er weinig Gentenaars die naar Bulgarije verhuizen. Hoe komt dat? Omdat er tegenover die belastingen iets staat. Tegenover die belastingen staat onderwijs, kinderopvang, gezondheidszorg, de maximumfactuur, dienstencheques, enz. Tegenover die belastingen staat steun voor innovatie, wegen, havens, enz. Kortom: tegenover belastingen staat welvaart. Het is geen toeval dat de landen met de hoogste belastingen ook de landen zijn met de hoogste welvaart.
Figuur 11: Verhouding belastingdruk en welzijn4 4
De rode stip is België
16
BBP per capita en globale belastingdruk in 134 landen 70000 BBP per capita
60000
R2 = 0,4795
50000 40000 30000 20000 10000 0 0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
Globale belastingdruk Figuur 12: Verhouding belastingdruk en welvaart (BBP per capita)5
Stelling 2: we werken gedurende de helft van het jaar voor de staat Laat ons dat even anders bekijken. Waar komt het geld vandaan en waar gaat het naar toe? Niet 51 procent van het geld komt van belastingen, wel 45 procent. De rest komt van dividenden, boetes, retributies. Geen belastingen dus. Waar gaat dat geld naar toe? Dat geld gaat in ruime mate naar pensioenen, kinderbijslag, kinderopvang, de lonen van onderwijzers en leraars, … Door dat geld hebben schoolgaande kinderen een leraar of lerares voor de klas. Is dat dan geld voor de staat of geld voor onszelf, of in dit geval voor onze kinderen? Het geld dat we betalen voor de ziekteverzekering zodat een doktersbezoek of een operatie betaalbaar is, is dat geld dat je aan de staat geeft, of geld dat je aan “ons” geeft?
5
De rode stip is België
17
Als we een vlugge berekening maken, en: • de kosten voor onderwijs, pensioen, kinderbijslag, ziekteverzekering, kinderopvang en andere uitkeringen aftrekken van het overheidsbeslag; • het onderscheid maken tussen de fiscale inkomsten en niet-fiscale inkomsten (bv. de dividenden van Belgacom en van de Nationale Bank), dan kunnen we in plaats van Tax Freedom Day op 26 juni te vieren, beter rond 20 februari “Tax Community Day” vieren. Vanaf die dag, werken we namelijk voor “ons”: voor ons persoonlijk of voor ons als gemeenschap. We werken ongeveer twee maanden voor de overheid (politie, defensie, spoorwegen, douane, autowegen,…). Vanaf dan is het geld dat we verdienen, geld dat bedoeld is om zelf uit te geven of om als gemeenschap terug te krijgen.
Stelling 3: de belastingen zijn niet eerlijk verdeeld De offshore leaks zeggen meer dan genoeg. De stelling over een oneerlijke verdeling van de belastingen kunnen we kort en krachtig bevestigen. Een andere illustratie van de hardnekkig slechte verdeling van de belastingdruk deed zich voor tijdens de begrotingscontrole van maart 2013. Op tafel lag een voorstel voor een “minimumbelasting voor vennootschappen”. Alleen, dat was geen minimumbelasting. Wat was het voorstel dan wel? Een groot bedrijf dat winst maakt, en die winst ook in dividenden uitkeert aan de aandeelhouders, maar door de notionele interestaftrek op diezelfde winst geen belastingen betaalt, van hen wilden we voortaan vragen ook een bijdrage te betalen. Een groot deel van de opbrengst zou gaan naar de KMO’s die hierdoor minder zouden moeten betalen. Een bedrijf dat geen winst maakt of een bedrijf dat wel winst maakt maar geen dividenden uitkeert, zou dus door dit voorstel niet worden geraakt. Evenzo voor een bedrijf dat winst maakt, hierop belastingen betaalt en dividenden uitkeert. En op KMO’s was het voorstel sowieso niet van toepassing. Voor wie was het dan wel bedoeld? Voor grote bedrijven die winst uitkeren zonder op die winst belasting te betalen. Dat is niet meer dan rechtvaardig. Dat noem ik dus geen minimumtaks, wel een fairness taks. Als iedereen bijdraagt, dan ook deze grote bedrijven.
18
Dit voorstel haalde het niet wegens de “grote symboolwaarde”. Update: tijdens de begrotingscontrole in juni 2013 konden we onze coalitie partners toch overtuigen van deze maatregel die in de eerste plaats onze KMO’s ten goede komt. De fairnesstaks wordt nog in 2013 ingevoerd. Dezelfde redenering geldt voor de belasting op vermogens. De vermogenswinstbijdrage zou daar een rechtvaardig antwoord op zijn. Maar ook hier kunnen we niet anders dan vast stellen dat er een groot taboe rust op dit onderwerp. Het gaat ons niet om meer belastingen, maar om een rechtvaardige verdeling ervan. Grote bedrijven en de vermogens dragen op hun inkomsten onvoldoende bij en arbeid wordt te zwaar belast. Maar we moeten wel consequent zijn. Als we het bij deze belastinghervormingen hebben over een verschuiving, dan moet het ook effectief een verschuiving zijn. Dus minder op het ene, meer op het andere. Minder op arbeid, meer op vermogen. Een verschuiving van de belastingdruk zal dus niet verhinderen dat we op de uitgaven zullen moeten blijven letten. Maar als we belastingen verschuiven is de kans op meer werk groot, en dat zorgt dan weer voor economische groei en extra inkomsten. Inkomsten die niet uit een belastingverhoging komen. Tot op heden is die verschuiving bescheiden doorgevoerd. Bij de sanering die de federale regering doorvoert is de belasting op arbeid niet verhoogd, de belasting op vermogen wel en er zijn een aantal lastenverlagingen doorgevoerd die de arbeidskost verminderen. Concreet verlaagde deze regering ondanks de budgettaire moeilijke tijden de loonlasten reeds met ongeveer 650 miljoen euro op jaarbasis. Dit was mogelijk dankzij besparingen op het overheidsapparaat maar ook door een verschuiving naar belastingen op inkomsten uit vermogen voor een bedrag van ongeveer 1.500 miljoen euro per jaar.
Stelling 4: we betalen te veel belastingen Uitgaven die ruim boven de 50 procent liggen, zijn geen optie op lange termijn. Maar die extra uitgaven hebben ons tot nu toe wel beter door de crisis
19
geholpen. Na de begrotingscontrole zei de voorzitter van de Europese raad Herman Van Rompuy: “België heeft zich niet kapot bespaard”. Dat is juist. In tegenstelling tot andere landen heeft België zich niet kapot bespaard. Andere landen, om Nederland en Groot-Brittannië niet te noemen, hebben dat wel gedaan. En daardoor hebben ze hun eigen crisis gecreëerd, die dan weer nieuwe besparingen vragen, en die dan weer … België heeft voorzichtiger en accurater gehandeld. Is er ooit één patiënt beter geworden van een overdosis? Ik weet dat ik hiermee tegen de “bon ton” in ga, maar dezelfde redenering geldt voor besparen. Te veel, te snel heeft een averechts effect. Van Rompuy bedoelde het misschien niet als compliment, maar ik beschouw het wel zo. Onze positie is dus duidelijk: het overheidsbeslag moet omlaag, zodat het weer onder de 50 procent van het BNP daalt. Zo’n oefening gaat niet van vandaag op morgen en zal ongetwijfeld een tijd duren. In concreto moeten we enerzijds de “apparaatkosten” verminderen –onze belastingen innen bijvoorbeeld is, zoals we hieronder kunnen zien, nog altijd erg duur in vergelijking met de meeste andere landen- en tegelijkertijd de sociale investeringen (vb. gezondheidszorg en pensioenen) op peil houden. Innovatie en onderwijs moet zelfs in belang toenemen. Bij een normale economische groei van 1.5 tot 2 procent, moet een vermindering van de overheidsuitgaven met 0.5 procent van het BNP per jaar mogelijk zijn. Tegen 2020 komen we dan weer onder de 50 procent.
Administratie: kosten per 100 euro belastingsopbrengst (2009) 1,69 1,44
1,4
1,31 1,2
1,14
1,13
1,11
1,08
0,97
0,87
0,85
0,79 0,67 0,4
GR
PT
BE
FR
IT
UK
LU
NL
IE
Figuur 13: efficiëntie belastingadministratie
ES
SF
AT
DE
DK
SE
20
Het Vlaanderen van Morgen De werkuitkering Onze economie is fundamenteel dualistisch geworden. Voor de sectoren met een hoge toegevoegde waarde is het belangrijk competitief te blijven. Een matiging van de loonevolutie, gerichte verminderingen voor bijvoorbeeld onderzoekers en specifieke acties zoals een belastingvermindering voor octrooien, kunnen er op termijn voor zorgen dat deze sectoren in ons land een toekomst houden. De regering is daar mee bezig en niet zonder succes. De sluitingen van een aantal grote en kleine bedrijven mogen niet verdoezelen dat de tewerkstelling in een aantal sectoren met veel innovatie (farmacie, voeding, …) stand houdt, zelfs toeneemt. De sluiting van een aantal grote bedrijven had vaak ook meer met overcapaciteit dan met competitiviteit te maken. Maar voor de sectoren met minder toegevoegde waarde en specifiek voor laaggeschoolde jongeren is de situatie veel minder hoopgevend. Hun jobs gaan massaal verloren. België is niet uniek in deze. Ook andere landen kennen een dergelijk probleem. En ook zij hebben een oplossing gezocht. Eén van de meest opvallende “oplossingen” brengt Duitsland. Door ons bezoek aan Duitsland en onze klacht bij de Europese commissie hebben we duidelijk aangetoond dat hun oplossing, waarbij ze mensen tegen 3 euro per uur laten werken zonder sociale bescherming, voor ons geen voorbeeld is. Dus moeten we een andere structurele weg op gaan. Op vandaag dragen de werkgevers voor alle werknemers evenveel, of toch bijna evenveel, bij aan de sociale zekerheid. Op de bruto lonen betalen werkgevers 33 procent sociale zekerheidsbijdrage. Dit percentage is voor iedereen ongeveer gelijk. Hetzelfde geldt voor de inhouding van de bedrijfsvoorheffing. Dit mogen we niet aanhouden. Voor mensen met een beperktere scholingsgraad zal het in de toekomst steeds belangrijker worden dat we ze extra ondersteunen om aan werk te raken. Dat is een structureel gegeven. En die steun kunnen we hen het best geven door hen goed op te leiden in het bedrijf en door hun arbeidskost te verminderen. In plaats van de 33 procent sociale werkgeversbijdrage moeten we geleidelijk naar een zeer lage, bijna symbolische bijdrage van 5 procent gaan en moeten we de
21
ingehouden bedrijfsvoorheffing voor deze groep werknemers verhogen. Dat kost veel geld, en zal dus niet in één jaar kunnen doorgevoerd worden. Maar het is wel fundamenteel de richting die we moeten uitgaan: de kosten voor mensen met een lage scholingsgraad, die een lager loon hebben, beduidend goedkoper maken. Het is de enige manier om drie dingen ineens te verwezenlijken : meer van die jobs hier houden, meer laaggeschoolde mensen aan het werk houden en hen tegelijkertijd een correct loon geven. In afwachting van deze globale hervorming hebben we tijdens de begrotingscontrole het ACTIVA systeem hervormd : werkzoekenden onder de 27 jaar met een lage scholingsgraad zullen gedurende 36 maanden ongeveer 1000 euro per maand minder kosten. Hun loon vermindert niet, wel de kost. Twee bedrijven uit de vleessector zijn reeds op de kar gesprongen. Zij zullen allebei rond de 20 jonge mensen aanwerven. De kosten voor het bedrijf zijn beduidend lager dan gewoonlijk en voor de werknemers is er een netto loon tussen 1.350 en 1.400 euro. Update: Op 1 juli 2013 ging deze maatregel effectief van start.
Update: In oktober 2013 werd door de regering beslist om deze maatregel uit te breiden. Vanaf Januari 2014 komen laaggeschoolde jongeren tot 30 jaar in aanmerking. Bovendien moeten deze jongeren niet langer 12 maanden maar slechts 6 maanden werkloos zijn. Deze maatregel vergroot dus niet enkel de doelgroep, maar stelt ons ook in staat om vroeger in te grijpen.
Er moet in onze economie dus plaats blijven voor mensen die minder geschoold zijn, minder productief zijn of door een aantal tegenslagen in hun leven, niet onmiddellijk aan 100 procent inzetbaar zijn. In Duitsland werden daarom de minimumlonen afgeschaft. Het aantal mensen die werken en desondanks arm zijn is er fors gestegen.
22
Lageloonwerkers volgens Eurostat 22,20%
6,40%
België
Duistland
Figuur 14: lageloonwerkers in België en Duitsland Die oplossing willen wij absoluut niet. Er zijn andere middelen. Ze veronderstellen dat we de arbeidskosten van laaggeschoolde werknemers fors verlagen. Ze vereisen dat werkgevers ook met niet- klassieke werknemers willen werken en ze extra opleiding geven. Ze vereisen dat arbeidsbemiddeling mensen aanlevert. Ze vereisen dat werklozen verplicht zijn deze jobs aan te nemen. Voor geen van deze categorieën is dat te veel gevraagd, vinden wij. Update: Omdat de situatie in Duitsland voor sommige arbeiders zo schrijnend was, schreven ikzelf en Monica De Coninck na overleg met de Socialistische minister van Economie van Niedersachsen (die de toestand in zijn eigen regio niet langer kon aanzien) een brief aan de Europese Commissie waarin we de uitbuiting en oneerlijke concurrentie aanklaagden op basis van de Europese regels. Op 17 juni ontvingen wij een officieel antwoord van de Europese Commissie. Zij zullen deze zaak grondig onderzoeken. Het is nog wachten op resultaat, maar als we de druk hoog houden zou dit wel is een historische stap kunnen betekenen naar een Unie die naast economische belangen ook sociale rechten serieus neemt.
23
Een mondige consument als wapen tegen het wild kapitalisme Een vrije markt economie betekent dat het economisch initiatief vooral van onderuit komt. Startende ondernemers bepalen zelf de sectoren die ze toekomstgericht vinden, ze kunnen zelf bepalen welke producten ze willen ontwikkelen en ze proberen die producten aan de consument te verkopen. In een vrije markt gaan we er bovendien vanuit dat de consument weet wat hij koopt, hoeveel het kost en wat het waard is. Hij kan vergelijken met andere producten. Zo’n economie verkies ik boven een economie waar de overheid het initiatief zelf in handen neemt. In het verleden hebben we veel voorbeelden gezien van sectoren die voor de consumenten zeker geen goede dienstverlening of aanvaardbare prijzen opleverden. Ook innovatie werd er vaak verwaarloosd. De tijd van de RTT ligt ver achter ons en ik ben daar niet rouwig om. Maar een vrije markt is niet gelijk aan kapitalisme. Integendeel. Van nature uit leidt het kapitalisme tot een concentratie van bedrijven die de markt naar hun hand willen zetten. We krijgen dan geen overheidsgestuurde markt, wel een monopoliegestuurde markt. En daar ben ik net zo goed tegen. In het energieverhaal hebben we aangetoond dat jarenlange mistoestanden wel degelijk kunnen recht gezet worden. Waarom was dit nu wel en vroeger niet mogelijk? Omdat de overheid voor het eerst een duidelijke alliantie heeft gesloten met de consumenten in de strijd voor een rechtvaardige zaak. Dat heeft gewerkt en kan in de toekomst ook werken. De overheid moet resoluut de kant van de consument kiezen om te verzekeren dat ze voor het geld dat ze uitgeven ook producten krijgen die dat geld waard zijn. De markt moet geordend zijn en op die ordening moet actief toezicht worden gehouden. En ja, waarom zou de overheid niet zelf acties ondernemen, zoals de actie “Durf Vergelijken”?
24
Wat in de energiesector nog veel heisa veroorzaakte voltrekt zich momenteel ook in de telecomsector. De regering staat aan de kant van de consument en de prijzen voor nieuwe GSM abonnementen dalen snel.
Figuur 15: Prijs mobiel telecomabonnement In augustus vorig jaar waren de Belgische GSM abonnementen nog bij de aller duurste (in tabel wordt het voorbeeld gegeven van 1 type consument die per maand 100 minuten belt, 100 SMS’jes stuurt en 100 MB aan mobiele data gebruikt). In januari 2013 was de situatie duidelijk anders. Wat was er gebeurd? Sinds 1 oktober was de nieuwe telecomwet van kracht. Deze zorgde er onder meer voor dat een consument na een termijn van 6 maanden zijn contract zonder opzegvergoeding kon stopzetten en overstappen naar een nieuw contract. De consumenten maakten hier massaal gebruik van, met het gekende resultaat.
25
Figuur 16: Aantal wijzigingen mobiel telecomabonnement per maand Update: Uit onderzoek door het BIPT blijkt dat veel mensen nog oude telecomcontracten hebben en dat zij daardoor niet kunnen genieten van de verlaagde prijzen. Integendeel, deze trouwe klanten betalen nog steeds het oude –lees: dure - tarief. Nochtans kan overschakelen dankzijde nieuwe telecomwet eenvoudig en gratis na 6 maanden. Daarom zal de FOD economie samen met de steden en gemeenten van 18 tot 29 november een grote campagne voeren in de gemeentehuizen die mensen moet helpen te vergelijken en de beste keuzes te maken. Maar structureel is dat onvoldoende. Wie garandeert er dat de regering telkens de kant van de consument kiest? Het is daarom belangrijk dat de consumenten als groep kunnen optreden en zich als groep kunnen waar maken. Op vandaag kan dit niet. Daarom zal ik de komende maanden een wetsontwerp dat een groepsvordering mogelijk maakt aan de regering voorleggen. Het wordt het sluitstuk van wat onder deze regering aan consumentenbescherming zal gerealiseerd zijn. Op die manier kan de consument in het Vlaanderen van Morgen een sterkere positie innemen.
26
Update: Na lange discussies ging de ministerraad begin juli 2013 eindelijk akkoord met het principe van de groepsvordering. De wetten die een groepsvordering mogelijk maken zullen nog voor het einde van deze regeerperiode gestemd worden in het parlement. Hieronder
de
reactie
van
Test-Aankoop
op
deze
beslissing:
27
De overheid als dienstverlener De belastingaangifte is elk jaar opnieuw voor vele mensen een lastig karwei. Met niet minder dan 700 codes is het moeilijk om de bomen nog door het bos te zien. Zij die het zich kunnen veroorloven maken alsmaar meer gebruik van professionele hulp bij het invullen van hun belastingformulier waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van alle mogelijke aftrekposten. Terwijl anderen die hun best hebben gedaan om hun eigen belastingbrief zo correct mogelijk in te vullen, ongerust zijn dat ze toch een vergissing zouden begaan hebben. Door de grote complexiteit van de aangiftes maken ze bovendien een grote kans om aftrekposten, waar ze recht op hebben, mis te lopen. Dit is fundamenteel oneerlijk. Andere partijen erkennen dit probleem ook. Sommigen willen drastisch snoeien in het aantal aftrekposten. Dit lijkt een eenvoudige oplossing voor een reëel probleem, tot op het moment dat er gesproken wordt over welke aftrekken dan wel moeten verdwijnen: kinderopvang, afbetaling hypotheek, pensioensparen,…? Blind het aantal aftrekposten verminderen is geen goede oplossing. We moeten er net voor zorgen dat iedereen krijgt waar hij recht op heeft. De fiscus moet meer een rol krijgen als dienstverlener in plaats van een rol als controleur. Wij willen de mensen een ingevulde belastingbrief bezorgen. Om dit te bereiken moet de werkwijze van de fiscus veranderen. De fiscus moet hiervoor uiteraard ook over alle noodzakelijke gegevens kunnen beschikken. In ruil voor de noodzakelijke transparantie vult de fiscus de belastingformulieren vervolgens zelf in. De belastingbetaler moet dan enkel nog de aangifte controleren en zich al dan niet akkoord verklaren met het voorstel van de fiscus. Controles achteraf zijn niet langer nodig, aangezien de fiscus zelf de aangifte heeft ingevuld. Op deze wijze kan het personeel van de fiscus efficiënter ingezet worden en heeft de belastingplichtige minder werk. In Denemarken heeft men reeds de noodzakelijke hervormingen doorgevoerd. Het resultaat zien we in de volgende grafiek.
28
de prijs van goede dienstverlening Percentage vooraf ingevulde belastingsaangiften Kosten per 100 euro belastingsopbrengsten (2009) € 1,4
90%
€ 0,79
10% België
Denemarken
Figuur 17: percentage vooraf ingevulde belastingen vs. kostprijs Terwijl in België de administratie slechts 10% van de belastingaangiftes vooraf invult, slaagt men er in Denemarken in om dit te doen voor niet minder dan 90% van de aangiftes. Opvallend is dat dit beduidend goedkoper is. Dit is toch te aantrekkelijk om zomaar links te laten liggen? De overheid als dienstverlener moet niet enkel een realiteit worden voor de inning van belastingen. Ook andere domeinen lenen zich hier toe: het opstarten van een onderneming, het bekomen van een vergunning, de begeleiding naar een nieuwe job, het automatisch toekennen van studiebeurzen en sociale tarieven voor wie daar recht op heeft, …
29
Meer gelijkheid: Alle kinderen mee Armoede is erg, kinderarmoede is nog veel erger. Op geen enkele manier kan dat kind iets aan die situatie doen, het is er het weerloos slachtoffer van. En bovendien leidt kinderarmoede tot een hopeloze situatie voor jaren lang, over generaties heen. Ik denk dat iedereen het er over eens is dat kinderarmoede onaanvaardbaar is, een regelrechte schande, maar ondertussen ontwikkelt het zich wel onder onze ogen. Armoede wordt vaak puur financieel benaderd. Voor kinderarmoede kiezen we in Oostende een andere weg. De sociale afkomst heeft een significante invloed op de kans op een succesvolle schoolcarrière. De gevolgen van de socioprofessionele status van de ouders laten zich al in de kleuterschool voelen. In de derde kleuterklas hebben kansarme kinderen al veel meer kans op schoolse achterstand. Een achterstand die ze in vele gevallen nooit meer inhalen. Ze verlaten de schoolbanken zonder diploma en worden zelfs kansarme ouders, met kansarme kinderen…. Deze vicieuze cirkel moeten we doorbreken. Deze jonge kansarmen worden kansarme ouders
Kinderen van kansarme ouders behalen slechtere resultaten op school
Hierdoor hebben ze een zeer grote kans om zelf ook kansarm te worden
Dit verhoogt de kans dat ze de school verlaten zonder diploma
Figuur 18: De vicieuze cirkel van kinderarmoede
30
In Oostende willen we dit patroon doorbreken. We hebben een budget voorzien voor “Kansen voor Kinderen” dat geleidelijk aan tot één miljoen euro per jaar zal oplopen. Kansen voor Kinderen betekent dat we het aanbod aan kinderopvang uitbreiden, dat we in de opleiding van onthaalouders en kinderverzorgsters investeren. De eerste levensjaren zijn de belangrijkste voor de verdere ontwikkeling van het kind, hun inbreng in die levensfase is dus cruciaal. We stimuleren ouders uit kansarme milieus om hun kinderen één of meerdere dagen per week naar een kinderdagverblijf te brengen waar hun kinderen intensief zullen geprikkeld worden door goed opgeleide mensen. Voor de kleuterleid(st)ers doen we hetzelfde. En we volgen alles op : we zullen continu meten in welke mate de acties resultaat opbrengen. Gemeenten kunnen prioriteiten leggen in hun budget. Maar de centrale overheid moet helpen. Meestal is het omgekeerd: het centraal niveau voert het beleid en doet beroep op de gemeenten om te helpen. Voor kinderarmoede moet het lokaal bestuur de leiding nemen. Voor ons is de gemeente het bestuursniveau voor het kind. Zoals gezegd moet de centrale overheid, in casu vooral de Vlaamse regering, die acties ondersteunen. Naar analogie met het streefdoel voor ontwikkelingssamenwerking, moet de Vlaamse regering via een kinderarmoedefonds 0,7 procent van haar begroting specifiek hieraan besteden. Op 25 miljard is dat – afgerond - 175 miljoen per jaar.
31
Inhoud of staatsstructuur? Hebben we om onze doelstellingen te bereiken een nieuwe staatshervorming nodig? Is alleen een onafhankelijk Vlaanderen een echte garantie voor een bloeiend Vlaanderen van Morgen? Of juist niet? Dienen autonomie en onafhankelijkheid alleen maar om Vlaanderen Morgen minder sociaal, minder gelijk, minder divers te maken? Als we Vlaanderen anders en beter willen maken, moeten we dan na de zesde staatshervorming vlug weer een zevende opstarten? Ons antwoord is duidelijk: neen. We mogen in geen geval de regeringsvorming opnieuw laten afhangen van een staatshervorming. Dat heeft ons in 2010 en 2011 heel veel tijd gekost, die we nu met extra maatregelen moeten opvangen. Zonder die twee verloren jaren, zou ons tekort vandaag al onder de twee procent gezakt zijn en zou onze schuld geen 100 procent bedragen. Dat is een boude uitspraak, maar ze is jammer genoeg juist. Zo’n “pauze” is niet voor herhaling vatbaar. Het zou een slag in het gezicht zijn van alle mensen die nu inspanningen doen om ons land weer op het juiste spoor te brengen. Maar ook zonder die blokkering is het onzindelijk om net na de 6de hervorming al te starten met de 7de. Waarom hebben we beslist dat vanaf nu de kinderbijslag geen Belgische maar een Vlaamse bevoegdheid is? Waarom hebben we beslist dat de werkgelegenheidspolitiek naar Vlaanderen, Wallonië en Brussel gaat? Waarom is er een systeem van responsabilisering van de pensioenen voorzien en waarom wordt het seniorenbeleid uit de ziekteverzekering gehaald en naar de Gemeenschappen getransfereerd ? Ons antwoord is duidelijk: om beleid te kunnen voeren. Omdat we denken en overtuigd zijn dat we daarmee iets kunnen verbeteren. Vlaanderen is bevoegd voor onderwijs en voor kinderopvang. Maar Vlaanderen was niet bevoegd voor de kinderbijslag. Daardoor hebben we geen geïntegreerd beleid voor gezinnen en kinderen. Daardoor is er veel kinderarmoede, ondanks een ruim kinderbijslagsysteem, veel kinderopvang en een uitgebreid onderwijs. Van de overheveling moeten we dus gebruik maken om kinderbijslag, kinderopvang, studiebeurzen en onderwijs, in één globaal beleidspakket te steken met als bedoeling vooruitgang voor alle kinderen te verzekeren. Dat is de zin van het overhevelen van de kinderbijslag.
32
Hetzelfde voor werkgelegenheid. We hebben gezegd dat we jonge mensen met weinig scholing kansen moeten geven. Dat vraagt een coördinatie tussen bemiddeling, lastenverlaging en controle. Maar op vandaag is het de RVA die de werkloosheid betaalt en die controleert of iedereen zijn rechten en plichten respecteert: een federale bevoegdheid. Diegene die bemiddelt, jobs zoekt, mensen voorbereidt op werk, is de VDAB: een Vlaamse bevoegdheid. De lastenverlaging dat is dan weer deels een federale en deels een Vlaamse bevoegdheid. De zesde staatshervorming laat toe dit alles in één hand te brengen en dus betere resultaten te bereiken. Voor de gezondheidszorg geldt dezelfde overweging. Seniorenbeleid sluit dicht aan bij welzijn en kan ook op dezelfde manier behandeld worden, als het eenmaal overgeheveld is. De federale overheid kan zich dan beter op de ziekteverzekering zelf concentreren. De responsabilisering van de pensioenen is dan weer een belangrijk onderdeel van het opvangen van de vergrijzingskosten. Eindelijk zullen ook de deelstaten een deel van de pensioenen van hun eigen ambtenaren en leerkrachten meebetalen. De conclusie is duidelijk. Wij hebben gekozen voor een staatsstructuur die een Belgische Unie inhoudt, met vier deelstaten. De zesde staatshervorming gaat die richting uit en opent concrete perspectieven voor verbetering in cruciale onderdelen zoals werkgelegenheid, een beleid voor gezinnen en kinderen, en zorg. Het zou onvergeeflijk zijn, moesten we na de verkiezingen deze nieuwe mogelijkheden niet voluit waar maken. We hebben geen nieuwe staatsstructuur nodig, we hebben een beleid nodig dat de nieuwe kansen aangrijpt voor een beter beleid. Onze burgers hebben daar een absoluut recht op en voor socialisten is dat een evidentie.
33
Het Vlaanderen van Morgen: samen strijden voor een betere toekomst Er zijn heel wat positieve zaken in Vlaanderen. Lang niet alles gaat zo slecht als sommigen u willen doen geloven. Maar toch zijn er grote uitdagingen die op ons afkomen. In een wereld waar multinationale ondernemingen winststrategieën maken over alle grenzen heen en gevoelloos met arbeidsplaatsen schuiven, waar de bevolking vergrijst en de ongelijkheid, migratie, milieudruk en grondstoffenschaarste toenemen plaatst de nieuwe grenzeloze en hoogtechnologische wereld ons voor belangrijke keuzes. Sommigen hebben al gekozen. Zij kiezen voor de verzuring. Zij kiezen voor elk voor zich, selectieve vrijheid, terugplooien op onszelf. Zij kiezen voor het afbouwen van sociale rechten in plaats van het opbouwen van een samenleving. Er is een alternatief. In dit alternatief, dat tot op vandaag nog veel te weinig aandacht krijgt, kiezen we voor een model waarbij welvaart gedeeld wordt, zodat iedereen kan genieten van de vruchten van de vooruitgang. In dit alternatief kiezen we ervoor om de kansen en mogelijkheden van de moderne technologie en de nieuwe economie ten goede te laten komen aan iedereen. Ook in de 21ste eeuw geldt dat stijgende welvaart en vooruitgang pas betekenis hebben wanneer zij de vrijheid en het welzijn van iedereen vergroten. Dit alternatief is onmogelijk te realiseren zonder hechte samenhorigheid en de wil tot samenwerking. Als deze voorwaarden niet aanwezig zijn ontstaat een samenleving waarin ieder voor zich het grootste voordeel probeert te behalen, vaak ten koste van de medemens en zijn omgeving. In dergelijke omstandigheden gaan mensen elkaar wantrouwen, komen bevolkingsgroepen tegenover elkaar te staan en worden de zwakkeren aan hun lot overgelaten. Het sociale leven wordt dan gekenmerkt door achterdocht, wedijver en discriminatie. Sommige politieke tegenstanders proberen precies de tegenstellingen tussen burgers te accentueren en aan te wakkeren. Dat maatschappelijk conflictmodel wijs ik radicaal af. Ik kies voor het alternatief.
34
Maar samenhorigheid tussen individuen en bevolkingsgroepen ontstaat zelden zomaar. Hiervoor is een gemeenschappelijk project en perspectief nodig. Mensen die zich met elkaar verbonden voelen, zijn doorgaans wel bereid om voor elkaar offers te brengen. Een sterk ontwikkeld gemeenschapsgevoel kan de sterken en meer gegoeden ertoe bewegen de minder fortuinlijke medemens een helpende hand toe te steken. Het gevoel van onderlinge verbondenheid zorgt er bovendien voor dat bevolkingsgroepen respect voor elkaar betuigen en met elkaar in gesprek gaan. Daarom heb ik dit boekje en mijn ronde niet opgezet vanuit abstracte economische theorieën maar wel geschreven vanuit het perspectief van het Vlaanderen waar ik geboren ben, waar ik leef, liefheb en werk. Het Vlaanderen dat wij allen delen en dat we niet mogen laten kapen door een ideologie die mijlenver staat van het gastvrije Vlaamse volk. Ik hoop dat u in mijn uiteenzetting en in dit kleine boekje inspiratie gevonden hebt om -met alle Vlamingen van goede wil- samen te strijden voor een betere toekomst voor iedereen. Ikzelf zal in elk geval blijven het land doortrekken. Om deze boodschap te verspreiden, maar ook om te luisteren naar de mensen van het Vlaanderen van nu en zo ideeën op te doen om samen te bouwen aan het Vlaanderen Van Morgen.
Johan Vande Lanotte
35
Bijlage: enkele relevante cijfers op een rij Tabel 1. : Armoedecijfers: percentage van de bevolking die een armoederisico loopt in België, Vlaanderen, Wallonië, Duitsland, Nederland en Frankrijk. 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 België 14,8 14,7 15,2 14,7 14,6 14,6 15,3 Vlaanderen 11,3 11,4 10,9 10,0 10,1 10,4 9,8 Wallonië 16,8 17,1 18,8 19,5 18,4 17,7 19,2 Duitsland 12,2 12,5 15,2 15,2 15,5 15,6 15,8 Frankrijk 13,0 13,2 13,1 12,7 12,9 13,3 14,0 Nederland 10,7 9,7 10,2 10,5 11,1 10,3 11,0 Bron: SILC enquête, Eurostat. Voor Brussel is het armoedecijfers ongeveer 28 à 29 procent, gezien de beperkte steekproef worden deze cijfers niet altijd berekend.
Tabel 2. : BBP in euro per inwoner voor België, Duitsland, Nederland en Frankrijk (2012) België Frankrijk Nederland Duitsland Bron: Eurostat.
€34.000 €31.100 €35.800 €32.600
Tabel 3. : Evolutie van de economische groei in België, Frankrijk, Nederland en Duitsland, 2007-2012. België Duitsland Frankrijk Nederland Bron: Eurostat
2007 100 100 100 100
2012 102,18 103,55 100 99,81
36
Tabel 4. : Evolutie van de GINI - coëfficiënt voor EU, België, Duitsland, Frankrijk,Nederland en VK, 2000- 2011. 2000 EU België Duitsland Frankrijk Nederland Verenigd Koninkrijk Bron: Eurostat
2005 30,6 28 26,1 27,7 26,9 34,6
30 25 28 29 32
2011 30,7 26,3 29,0 30,8 25,8 33,0
Tabel 5. : Evolutie van de werkloosheidsgraad in Vlaanderen tussen 2007 en 2012. 2007 6,38%
Vlaanderen Bron : VDAB
2012 6,92%
Om deze evolutie met andere landen te vergelijken moeten we op de gestandaardiseerde cijfers terugvallen. De gestandaardiseerde werkloosheidsgraden liggen beneden de cijfers die de VDAB voor Vlaanderen berekent, maar laten wel toe Europese vergelijkingen te maken. Tabel 6. : Evolutie van de werkloosheid in België, Vlaanderen, Wallonië, Frankrijk, Nederland en Duitsland, 2006 – 2012, gestandaardiseerde cijfers . 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013*
8,3
7,5
7,0
8,0
8,4
7,2
7,4
8,9
Vlaanderen 5,0
4,4
3,9
5,0
5,2
4,3
4.5**
Wallonië
11,8
10,5
10,1
11,2
11,5
9,5
Duitsland
10,3
8,7
7,6
7,8
7,2
6,0
5,3
5,3
Frankrijk
8,9
8,0
7,4
9,1
9,3
9,3
10,5
11,0
Nederland
3,9
3,2
2,7
3,4
4,5
4,4
5,8
7,0
België
Bron: Studie dienst Vlaamse regering
*Schatting Eurostat; cijfers juli 2013 ** Eigen omrekening
37
Het is nuttig de werkloosheidscijfers kritisch te ontleden. Dat doen we door bijvoorbeeld in voltijdse equivalenten te redeneren en die te vergelijken. We hebben die cijfers niet voor Duitsland, met massa’s mini -jobs, maar wel voor Nederland. Opmerkelijk is dat uit die cijfers blijkt dat, ondanks de lagere werkloosheidsgraad in Nederland, de werkzaamheidsgraad in Nederland in voltijdsequivalenten toch lager ligt dan in België (en uiteraard lager dan in Vlaanderen) Tabel 7. : Werkzaamheidsgraad in VTE, België en Nederland, 2010.
2010
VL
BE
NL
69,2
64,3
62,7
Bron: Studiedienst Vlaamse Regering Tabel 8 : Evolutie van het overheidsbeslag 1992 -2013. 1992
1999
2007
2009
2012
2013
% uitgaven totale overheid 55,3 50,1 48,2 53,7 53,9 53,6* tegenover BBP % totale inkomsten 46,9 49,5 48,1 48,1 50,8 51,1* tegenover BBP % totale belastingen 44,3 43,2 42,7 44,6 44,9* tegenover BBP Bron: Nationale Bank en Planbureau. Voor 2012 wordt geen rekening gehouden met de kapitaalsverhoging van Dexia.
38
Tabel 9: Evolutie van de uitgaven federale overheid, sociale zekerheid, gewesten en gemeenschappen, lokale besturen, 1999 -2012, in % BNP Federale Gewesten* en Lokale overheid Gemeenschappen besturen 1991 14,4 13,29 6,51 2012 12,10 15,31 7,23 Bron: Nationale Bank van België en eigen berekening.
Sociale zekerheid** 19,98 24,49
*Door het Lambermontakkoord werden extra bevoegdheden naar de gewesten overgeheveld, maar met beperkte budgettaire impact (0.1%). **Bij de sociale zekerheid zijn de overheidspensioenen meegeteld. Tabel 10: Evolutie schuldgraad in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland, 1995-2012 1995 België Duitsland Frankrijk Nederland
1996
130,2 55,6 55,5 76,1
1997
127,2 58,5 58,0 74,1
1998
122,5 59,8 59,2 68,2
1999
117,2 60,5 59,4 65,7
2000
113,6 61,3 58,9 61,1
107,8 60,2 57,3 53,8
2001 106,5 59,1 56,9 50,7
2002 103,4 60,7 58,8 50,5
2003 98,4 64,4 62,9 52,0
Bron: Eurostat België Duitsland Frankrijk Nederland
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
94,0 66,2 64,9 52,4
92,0 68,5 66,4 51,8
88,0 68,0 63,7 47,4
84,0 65,2 64,2 45,3
89,2 66,8 68,2 58,5
95,7 74,5 79,2 60,8
95,5 82,4 82,4 63,1
97,8 80,4 85,8 65,5
99,6 81,9 90,2 71,2
Bron: Eurostat Tabel 11: Evolutie van de inflatie in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland, november 2011 – februari 2013. België*
Frankrijk
Nov 2011 3,4 2,7 Feb 2013 1,1 1,2 Bron: Eurostat en indexcommissie
Duitsland
Nederland
2,8 1,8
2,6 3,2
Ongewogen Gemiddelde 2,875 1,825
*voor België wordt de gezondheidsindex gebruikt, de inbreng van de koopjes en een nieuwe berekening van de stookolieprijzen, hadden een beperkte impact van ongeveer 0.2 procent op de index. Ook zonder die wijziging blijven de bovenstaande vaststellingen dus overeind.
39
Een nieuw sociaal contract voor Vlaanderen? De keuze is aan u!
Mini-jobs, werkende armen De vrije markt = vrijheid voor bedrijven De spaarder draait op voor de fouten van de banken Sociale dumping, oneerlijke concurrentie Afbouwen van dure hernieuwbare energie Duitse armoedecijfers
Jongeren activeringsplan met volwaardige banen De vrije markt = eerlijke prijzen 100% garantie op uw spaarboekje Eerlijke lonen en gelijke rechten Nucleaire taks om hernieuwbare energie te financieren Weg met kinderarmoede