Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Inhoudsopgave
Jaarverslag 1. 2. 3. 4. 5.
5 Voorwoord Kerncijfers Profiel Verslag van het verantwoordingsorgaan Verslag van het bestuur
Jaarrekening 6. 7. 8. 9. 10. 11.
49 Balans per 31 december 2009 Staat van baten en lasten over 2009 Kasstroomoverzicht over 2009 Toelichting grondslagen Toelichting op de balans Toelichting op de staat van baten en lasten
Overige gegevens 12. 13. 14. 15. 16.
7 9 11 15 16
Bestemming saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Accountantsverklaring Aangesloten ondernemingen
50 53 55 57 60 70 79 80 81 83 85 87
Pagina 3 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 4 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag
Pagina 5 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 6 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
1.
Voorwoord Het bestuur streeft naar vergroting van het draagvlak van het pensioenfonds. Dit om de kosten relatief gezien te kunnen reduceren én het fonds door een grotere omvang minder kwetsbaar te maken. Er wordt gepoogd deze groei met name te realiseren door bedrijven die onder de werkingssfeer van het fonds vallen te bewegen toe te treden tot het fonds. Dit heeft geresulteerd in de toetreding van drie bedrijven per 1 januari 2009. Op zich een mooi resultaat, maar het bestuur zoekt naar wegen om verder te groeien. Het bestuur is zeer verheugd dat per 1 januari 2010 een toeslag van 1,8% op de pensioenen is verleend. Deze toeslag dient mede als compensatie voor het feit dat op 1 januari 2009 geen toeslag is gegeven. Met behulp van een zogeheten ALM-studie en continuïteitsanalyse is gebleken dat het pensioenfonds de komende jaren ongeveer 42% van de prijsinflatie zal kunnen ondervangen met toeslagen. Hierdoor wordt naar verwachting op lange termijn (15 jaar) 85% van de huidige waarde (in termen van koopkracht) behouden. Ook ontwikkelingen buiten ons fonds mogen niet onvermeld blijven. De afgelopen jaren is de pensioenwereld voortdurend in beweging en het jaar 2009 vormt zeker geen uitzondering op die turbulentie. Naast alle rumoer rond de herstelplannen van pensioenfondsen, met de dreiging tot korting van pensioenrechten (dat voor ons pensioenfonds gelukkig niet aan de orde is), heeft in 2009 ook een aantal fundamentele zaken de aandacht gevraagd. Economische en maatschappelijke ontwikkelingen alsmede de alsmaar verder stijgende levensverwachting hebben geleid tot vraagtekens bij de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel. In hetzelfde kader is de al jarenlange discussie over de houdbaarheid van de AOW in 2009 uitgemond in een wetsvoorstel waarmee de AOW-leeftijd in twee stappen wordt verhoogd naar 67 jaar. Weliswaar is door de val van het kabinet Balkenende IV de behandeling van dat wetsvoorstel opgeschort, maar dat er een verhoging van de AOW-leeftijd zal plaatsvinden lijkt slechts een kwestie van tijd. De verschuiving van de AOW-leeftijd zal onontkoombaar invloed hebben op pensioenregelingen. Minister Donner heeft in 2009 drie commissies ingesteld: de commissies Don, Frijns en Goudswaard met de opdracht een aantal aspecten over de werking en houdbaarheid van ons pensioenstelsel te onderzoeken. De commissie Don waarschuwt dat het rendement van de beleggingen van pensioenfondsen op termijn lager zal blijken dan we nu veelal denken. De commissie Frijns constateert dat pensioenfondsen kwetsbaarder zijn geworden door de vergrijzing van de bevolking en afhankelijker zijn geworden van financiële markten. De commissie Goudswaard waarschuwt dat de snelle groei van de levensverwachting en de structureel lagere rente (nog) onvoldoende vertaald zijn in de huidige premies, maar dat tegelijkertijd de pensioenpremies al raken aan de grenzen van wat economisch draagbaar is. Kortom, er gebeurt veel wat besturen van pensioenfondsen doet bezinnen over de toekomst van hun pensioenfonds! Om een tegenwicht te bieden aan alle – soms overtrokken – negatieve berichtgeving over pensioenfondsen, is vanuit de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) de campagne gestart “Samen sta jij sterk”. Deze campagne, waaraan ook ons fonds een bijdrage levert, richt zich met name op de voordelen van de collectiviteit van pensioenfondsen. Ook in 2010 zal het bestuur vanzelfsprekend zijn uiterste best doen om in zijn besluitvorming alle belangen op evenwichtige wijze te behartigen. Het bestuur hoopt dat de inzet van alle betrokkenen even groot zal zijn als in het voorgaande jaar. Ten slotte wil het bestuur graag zijn dank uitspreken aan allen die in 2009 hebben bijgedragen aan de goede uitvoering van de pensioenregeling. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, Den Haag, 17 juni 2010 De heer J.G.J. Bax
De heer N. Altundal MIB
Voorzitter
Secretaris Pagina 7 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 8 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
2.
Kerncijfers 2009
2008
2007
2006
2005
43*
40
38
37
34
2.259
2.064
2.095
1.793
1.605
0
0
0
0
0
Subtotaal
2.259
2.064
2.095
1.793
1.605
Gewezen deelnemers
3.043
2.902
2.738
1.315
1.329
823
754
723
580
567
6.125
5.720
5.556
3.688
3.501
19.708
16.035
7.675
6.791
7.392
138.632
122.549
90.737
63.184
47.222
114,22
113,08
Aangesloten werkgevers (aantal) Deelnemers (aantallen) Actieven Arbeidsongeschikten
Gepensioneerden Totaal aantal deelnemers Bedragen (x € 1.000) Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Dekkingsgraad (%)
108,46
110,75
115,65
Premiebijdragen -
Feitelijke premie
-
kostendekkende o.b.v. verzekeringscontract
8.972
8.521
7.672
4.735
3.261
7.271
6.806
6.733
4.162
2.554
Zuiver kostendekkende premie op marktwaarde
11.468
Gedempte kostendekkende premie
8.967
Pensioenuitkeringen
3.776
3.737
1.311
1.204
1.147
505
472
431
235
302
Overrente
1.122
6.736
87
62
0
Interestbaten en –lasten
(395)
1.237
(612)
165
133
Beleggingsrendement (%)
15,00
(3,52)
(3,28)
(0,72)
10,63
15,67
(5,16)
(2,53)
(1,60)
11,21
Pensioenuitvoeringskosten
Rendement benchmark (%)
*) Inclusief nieuwe werkgevers Krehalon Industrie B.V., NRK, Promens International B.V. en Sekisui Plastics Europe B.V.. Exclusief Bata Industrials Europe. De cijfers en kengetallen zijn vanaf 2006 gebaseerd op de huidige waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen. De cijfers uit 2005 zijn niet aan de veranderde grondslagen en stelselwijziging aangepast en derhalve in overeenstemming met de desbetreffende gepubliceerde jaarrekeningen. Voor een uiteenzetting van de gehanteerde waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen verwijzen wij naar hoofdstuk 9 bij de jaarrekening. De deelnemersaantallen van RPC Tedeco Gizeh zijn voor het eerst opgenomen in 2009. Pagina 9 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De overrente zoals in de kerncijfers is opgenomen, is na aftrek van de beheerkosten. De zuiver kostendekkende premie en de gedempte premie zijn over 2009 voor de eerste maal vastgesteld (zie hoofdstuk 5.3.3).
Pagina 10 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
3. 3.1.
Profiel Doelstelling Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie richt zich op ondernemingen die voornamelijk rubber en/of kunststoffen verwerken. De werkgevers uit de bedrijfstak kunnen op basis van vrijwilligheid deelnemen aan het fonds. Het fonds voert de pensioenregeling uit die is vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst NWBP Bedrijfstakpensioenregeling voor de Kunststof- en Rubberindustrie. Het pensioenfonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van zijn statuten en fondsreglement, pensioenaanspraken te verlenen aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden. Het pensioenfonds is statutair gevestigd in Den Haag.
3.2.
Organisatie
3.2.1.
Organogram
Deelnemersraad
Verantwoordingsorgaan Bestuur van het pensioenfonds
Visitatiecommissie
Adviserend actuaris *
Controlerend Accountant
(Towers Watson)
(Ernst & Young Accountants)
Manager Pensioenfondsen en
Waarmerkend Actuaris (Ernst & Young Actuarissen)
Bestuursondersteuning (AEGON)
Administratie (AEGON): - pensioenadministratie
Herverzekering (AEGON)
Vermogensbeheer (AEGON)
- uitkeringsadministratie - financiële administratie * Het bestuur laat zich in voorkomende gevallen door de adviserend actuaris van Towers Watson bijstaan.
Pagina 11 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
3.2.2.
Organen
Bestuur Naam
Functie
Werkzaam als
Vertegenwoordigers namens de werkgevers: dhr. J.G.J. Bax
voorzitter
directeur bij Ruma Rubber BV
dhr. G. Colijn
bestuurslid
HR manager bij Oerlemans Plastics BV
dhr. A.C.P.M. van de Walle
bestuurslid
HR manager bij Simrax B.V.
mw. ir. M.H. de Kort
plaatsvervangend bestuurslid
beleidsmedewerker bij NRK en NWBC
dhr. drs. ir. A. Fraterman
plaatsvervangend bestuurslid
secretaris pensioen bij VNO/NCW
Vertegenwoordigers namens de werknemers: dhr. N. Altundal MIB
secretaris
bestuurder bij FNV Bondgenoten
dhr. J.C. Dwarswaard
bestuurslid
bestuurder bij De Unie
mw. drs. G.J. van Valkenburg
bestuurslid
bestuurder bij CNV BedrijvenBond
mw. T.F.M. Schets
plaatsvervangend bestuurslid
bestuurder bij FNV Bondgenoten
dhr. M.J.A. Jacobs
plaatsvervangend bestuurslid
bestuurder bij De Unie
Verantwoordingsorgaan Naam
Namens de geleding
dhr. P.J.M. van Oerle
actieve deelnemers
dhr. L.A. van der Werf
actieve deelnemers
FNV Bondgenoten CNV BedrijvenBond
Vacature
actieve deelnemers
De Unie / FNV Bondgenoten
mw. G.P. Erkens-Lamfers
pensioengerechtigden
FNV Bondgenoten
mw. A.M. Krijnen
werkgevers
NWBP
Naam
Namens de geleding
Benoemd door
dhr. P.J.M. van Oerle
actieve deelnemers
FNV Bondgenoten
dhr. L.A. van der Werf
actieve deelnemers
CNV BedrijvenBond
Vacature
actieve deelnemers
De Unie / FNV Bondgenoten
mw. G.P. Erkens-Lamfers
pensioengerechtigden
FNV Bondgenoten
Deelnemersraad
Gedurende het boekjaar hebben binnen de verschillende organen de volgende wijzigingen plaatsgevonden: De heer J.W. Adrian heeft begin 2009 zijn functie als plaatsvervangend (werkgevers)bestuurslid beëindigd vanwege pensionering. Hij is per 26 maart 2009 opgevolgd door mevrouw M.H. de Kort. De heer R.I. van Erkel is – op 1 april 2009 – teruggetreden als (werkgevers)bestuurslid vanwege het niet langer werkzaam zijn in de bedrijfstak. Hij is opgevolgd door de heer A.C.P.M. van de Walle die voordien de functie van werkgeversvertegenwoordiger in het verantwoordingsorgaan bekleedde. Mevrouw Krijnen heeft de opengevallen werkgeversplaats in het verantwoordingsorgaan ingenomen. De heer L.H. Brug is op 18 september 2009 teruggetreden als (werknemers)bestuurslid vanwege het aanvaarden van een andere functie bij FNV en is opgevolgd door de heer N. Altundal. Compliance officer De secretaris treedt jaarlijks op als compliance officer en rapporteert aan de voorzitter.
Pagina 12 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Bestuur Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds en (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht. De belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het volledige bestuur. Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan bestuurscommissies. In het verslagjaar is een bestuurscommissie voor de ALM-studie actief geweest (zie hoofdstuk 5.2.1. Het bestuur heeft de administrateur opdracht gegeven het door het bestuur geformuleerde dagelijks beleid in zijn algemeenheid uit te voeren. Voor zover er beslist dient te worden over bijzondere aangelegenheden die niet kunnen wachten op de besluitvorming tijdens een bestuursvergadering, wordt door de voorzitter en de secretaris (of hun plaatsvervangers) - eventueel na overleg met adviseur(s) - gezamenlijk het desbetreffende beleid bepaald. Deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Naast het bestuur, kent het pensioenfonds een deelnemersraad. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal vastgelegde zaken. Het pensioenfonds heeft sinds 2008 ook een verantwoordingsorgaan. Deze bestaat voor wat betreft de leden namens de geledingen actieve deelnemers en gepensioneerden uit een personele unie met de deelnemersraad. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Ook de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben, en het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar horen tot het aandachtsgebied van het verantwoordingsorgaan. Ten aanzien van het intern toezicht geldt dat het bestuur heeft gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie beziet het functioneren van de stichting en het bestuur kritisch. De leden van de visitatiecommissie worden aangesteld voor de betreffende visitatieronde die voor de eerste maal in de eerste helft van 2010 is uitgevoerd. De werking van de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie komt aan de orde in hoofdstuk 5.8.3, 5.8.4 en 5.8.5. Het bestuur is van mening dat met de verschillende organen die het fonds kent, de belangen van alle betrokkenen op evenredige wijze behartigd worden. Aangesloten werkgevers Alle bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers zijn lid van de werkgeversvereniging de NRKWerkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP). De NWBP voert namens de aangesloten werkgevers de onderhandelingen met de betrokken werknemersorganisaties (FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie). De NWBP is aangesloten bij de NRK, de brancheorganisatie voor de Rubber- en Kunststofindustrie.
Pagina 13 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Interne beheersingsorganisatie Het bestuur houdt nauwgezet toezicht op de uitbestede werkzaamheden en wel op een zodanige wijze dat het de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vier keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten.
3.3.
Betrokken externe partijen Uitbesteding Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan AEGON Levensverzekering N.V. te Den Haag die tevens als herverzekeraar optreedt. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in de met de verzekeraar gesloten uitbestedingsovereenkomst met inbegrip van de bijbehorende Service Level Agreement. Het bestuur dient nauwgezet toezicht te houden op de uitbestede werkzaamheden. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. De betreffende controlemaatregelen zijn gericht op de volgende controlegebieden: integriteit en deskundigheid van bestuur en deelnemersraad; administratie; juistheid van de door de werkgevers aangeleverde gegevens; vermogensbeheer. Aangezien de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed en het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds maakt hiervoor dan ook gebruik van de administratieve organisatie van AEGON. Accountant Ernst & Young Accountants LLP, te Den Haag. Controleert jaarlijks het jaarverslag, het depotverslag en de verslagstaten voor DNB. Adviserend Actuaris Het fonds heeft geen vaste adviserend actuaris. In voorkomende gevallen laat het bestuur zich door het actuariële adviesbureau Towers Watson B.V. bijstaan. Certificerend Actuaris Ernst & Young Actuarissen B.V., te Amsterdam. Vermogensbeheerder(s) AEGON Investment Management B.V., te Den Haag. Administrateur en herverzekering AEGON Levensverzekering N.V., te Den Haag. Pagina 14 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
4.
Verslag van het verantwoordingsorgaan
4.1.
Verslag van het verantwoordingsorgaan Er is nog altijd 1 vacature bij het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft tijdens een gezamenlijke vergadering met het bestuur gesproken over het beleid van het fonds aan de hand van het jaarverslag. Tevens heeft zij kennis genomen van het “Board Functioning Index” rapport en het communicatieplan 2010 en hier met het bestuur over gesproken. Ook is een delegatie van het verantwoordingsorgaan langs geweest bij de visitatiecommissie en is het rapport van deze commissie met haar besproken. T.a.v. het toeslagbeleid en het besluit tot toeslagverlening heeft er een extra vergadering plaats gevonden waarin aan de hand van een ALM studie en een continuïteitsanalyse na veel en diepgaande discussie is besloten tot beleidswijziging. Gezien het beleid van de afgelopen jaren zoals dat door het bestuur is gevoerd t.a.v. de beleggingen, kunnen we achteraf constateren dat er op de juiste momenten de juiste stappen zijn gezet, zodat we weliswaar niet ongeschonden uit deze kredietcrisis zijn gekomen, maar dat we niet in de gevarenzone zitten en zelfs gedeeltelijk hebben kunnen indexeren. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat, voor zover zij dit uit alle stukken en na gesprekken met bestuur, de accountant en de administrateur heeft kunnen opmaken, het gevoerde beleid er op gericht is om de belangen van ALLE belanghebbende voor nu en voor de toekomst op een gelijkwaardige manier te behandelen en veilig te stellen, wel is zij van mening dat de klachtenafhandeling verbetering behoeft. De verantwoordingscommissie vindt het wel jammer dat de cursus van SPO, zoals zij en de deelnemersraad in 2009 zouden volgen, niet is doorgegaan en roept het bestuur op om alles op alles te zetten om de beide commissies zo snel mogelijk op het juiste deskundigheidsniveau te krijgen.
4.2.
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Allereerst constateert het bestuur met tevredenheid dat het verantwoordingsorgaan ook dit jaar zich in hoofdlijnen goed kan vinden in het gevoerde beleid en de door het bestuur gemaakte keuzes. Het bestuur is zich van zijn taak bewust en zal ook gezien de toekomstige ontwikkelingen alle beleidskeuzes zo weloverwogen mogelijk en rekening houdend met de belangen van alle betrokkenen maken. Het bestuur heeft kennis genomen van de kanttekeningen die het verantwoordingsorgaan heeft gemaakt. Deze kanttekeningen vormen een goede basis voor de gesprekken die ook komende periode weer tussen bestuur en verantwoordingsorgaan zullen plaatsvinden. In die context zal ook de uitwerking van de aanbevelingen uit de visitatieronde een goed aanknopingspunt zijn voor de verdere dialoog tussen het verantwoordingsorgaan en het bestuur. Het bestuur beseft dat van het verantwoordingsorgaan het nodige wordt gevergd. De pensioenmaterie is complex, zo laten vele “technische” aspecten van bijvoorbeeld het beleggingsbeleid zich niet eenvoudig doorgronden. Daarom zal het bestuur zeker de wens van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van de gewenste opleidingen te faciliteren. Het bestuur spreekt van harte zijn waardering uit voor de opbouwende wijze waarop het verantwoordingsorgaan met het bestuur van gedachten heeft gewisseld over de besluitvorming. Al eerder heeft het bestuur uitgesproken dat het bestuur en het verantwoordingsorgaan beide hetzelfde belang dienen: een zo goed mogelijke functionerend pensioenfonds. Bestuur en verantwoordingsorgaan staan dan ook niet tegen over elkaar, maar naast elkaar, elk vanzelfsprekend zijn eigen rol vervullend.
Pagina 15 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.
Verslag van het bestuur Alle bedragen in dit verslag luiden in duizenden, tenzij anders aangegeven.
5.1.
Algemene financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen het pensioenvermogen en de technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De Voorziening Pensioen Verplichting (VPV) per 31 december 2009 is vastgesteld op basis van de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur. De dekkingsgraad bedraagt per ultimo 2009: 114,22 % (2008: 113,08%) op basis van de verhouding Eigen Vermogen + Pensioenverplichtingen versus Pensioenverplichtingen. Omdat het solvabiliteitsrisico volledig is afgedekt door het garantiecontract dat het fonds heeft gesloten (zie paragraaf 5.7.1) kent het fonds geen (Minimaal) Vereist Eigen Vermogen. In hoofdstuk 5.6 wordt uitgebreid ingegaan op de financiële resultaten.
5.2.
Ontwikkelingen Pensioenfonds
5.2.1.
Bestuur, deelnemersraad en commissies Vergaderingen van het bestuur Er hebben in 2009 vier bestuursvergaderingen plaatsgevonden. Daarnaast is de bestuurscommissie voor de ALM-studie een aantal keren bijeen geweest. Behandelde onderwerpen en besluitvorming De belangrijkste onderwerpen en besluitvorming vanuit voornoemde vergaderingen betreffen de volgende. Uitbreiding van het fonds Het bestuur hecht aan vergroting van het draagvlak van het pensioenfonds. Er vinden daarom met regelmaat gesprekken plaats met bedrijven over toetreding tot het fonds. Het bestuur tracht zoveel mogelijk kanalen te benutten om bedrijven voor het pensioenfonds te interesseren. Toeslagbeleid, ALM-studie Het bestuur heeft in 2009 intensief aandacht besteed aan het toeslagbeleid. Op grond van wet- en regelgeving moeten de toeslagambitie en de toeslagmogelijkheden van het fonds met elkaar in overeenstemming zijn en duidelijk aan de belanghebbenden worden gecommuniceerd. Om te bezien welke beleggingsmix voor het pensioenfonds de beste toeslagmogelijkheden geeft (bij een aanvaardbaar beleggingsrisico) is er in 2009 een zogeheten ALM-studie uitgevoerd. Uit die studie is gebleken dat de huidige beleggingsmix van ruwweg 65% vastrentende waarden en 35% zakelijk waarden met een renteafdekking van 50% voor het fonds voldoet. Vervolgens is met een zogeheten continuïteitsanalyse duidelijk geworden dat het pensioenfonds de komende jaren – naar verwachting - gemiddeld gezien 42% van de prijsinflatie zal kunnen compenseren met toeslagen. Hierdoor wordt naar verwachting op lange termijn (15 jaar) 85% van de huidige waarde (in termen van koopkracht) behouden. Op basis van deze uitkomsten heeft het bestuur per 1 januari 2010 een nieuw toeslagbeleid geformuleerd.
Pagina 16 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Het pensioenfonds had eind 2008 op zich voldoende financiële middelen om per 1 januari 2009 een (gedeeltelijke) toeslag te verlenen. Gezien de toenmalige zeer onzekere situatie op de financiële markten achtte het bestuur het destijds echter niet verantwoord de pensioenen te verhogen. Nu die markten zich enigszins hebben hersteld en de toeslagmogelijkheden van het fonds duidelijker zijn, heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2010 een toeslag van 1,8% op de pensioen te geven. Deze toeslag moet gezien worden als een gecombineerde toeslag per 1 januari 2009 en 1 januari 2010. Financiële positie Elke bestuursvergadering is aandacht besteed aan de financiële positie van het pensioenfonds. De bovengenoemde ALM-studie heeft dat inzicht verbeterd. Administratie/ Betalingsgedrag De administrateur geeft in elke vergadering aan de hand van rapportages een overzicht van de stand van zaken van o.a. de mutatieverwerking. Tevens wordt dan inzicht gegeven in de stand van zaken van de premiebetalingen. Enquête onder de aangesloten bedrijven Om een beeld te krijgen over de wijze waarop de bij het pensioenfonds aangesloten bedrijven de dienstverlening van het pensioenfonds ervaren, is een zogeheten klanttevredenheidsmeting gehouden. Uit die meting is een rapportcijfer van 6,5 naar voren gekomen. Het bestuur is in overleg met de administrateur over maatregelen om dit cijfer te verbeteren. Communicatie Zie hiervoor hoofdstuk 5.8.10. Pensioenuitvoeringskosten Het pensioenfonds heeft meegewerkt aan een door de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen gefinancierd onderzoek naar pensioenuitvoeringskosten. Gebleken is dat de kosten bij ons pensioenfonds lager zijn dan het gemiddelde voor pensioenfondsen van vergelijkbare omvang. Deskundigheid bestuur Om te bezien of het pensioenfonds nog voldoende deskundig is, heeft het bestuur besloten om met behulp van een externe partij de individuele en gezamenlijke deskundigheid te evalueren. Deze evaluatie heeft begin 2010 plaatsgevonden. De uitkomst is dat de gezamenlijke deskundigheid op zich als voldoende wordt ervaren, maar dat vermogensbeheer en deskundigheidsbevordering meer aandacht moet krijgen. In het kader van deskundigheidsbevordering is in 2009 een themaochtend over beleggingen georganiseerd. Deelnemersraad De deelnemersraad heeft in 2009 drie maal gezamenlijk met het bestuur vergaderd. Adviezen zijn gegeven over het jaarverslag over 2008 en het beleggingsplan voor 2010. Ook heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over de premiestelling en toeslagverlening 2010 zoals deze door het bestuur zijn voorgesteld. Ook heeft de raad een positief advies gegeven over het nieuwe toeslagbeleid. Verantwoordingsorgaan Op 19 juni 2009 heeft de bespreking plaatsgevonden tussen het bestuur en de leden van het verantwoordingsorgaan. In deze bespreking is het jaarverslag 2008 besproken en heeft het verantwoordingsorgaan zijn oordeel over het door het bestuur in 2008 gevoerde beleid gegeven. Dit oordeel is ook terug te lezen in het jaarverslag 2008. 5.2.2.
Functioneren van het pensioenfonds Aan het pensioenfonds zijn geen boetes of dwangsommen dan wel een aanwijzing tot het volgen van een bepaalde gedragslijn opgelegd, door één van de toezichthouders (DNB of AFM). Ook is er geen bewindvoerder aangesteld en zijn er geen korte termijn- of lange termijn herstelplannen van toepassing.
Pagina 17 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.2.3.
AFM en DNB Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. In 2009 heeft er geen overleg met AFM of DNB plaats gevonden.
5.2.4.
Juridische stukken Begin 2009 is de uitbestedingsovereenkomst met AEGON getekend voor de contractperiode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012.
5.3.
Pensioenregeling
5.3.1.
Inhoud pensioenregeling De pensioenregeling van het fonds is per 1 januari 2006 voor het laatst gewijzigd. Dit in het kader van het besluit van CAO-partijen om de prepensioen-/VUT-regeling per die datum te beëindigen en een nieuwe basispensioenregeling met overgangsmaatregelen vorm te geven. In 2009 zijn geen aanpassingen doorgevoerd. Zoals al eerder gezegd is het toeslagbeleid per 1 januari 2010 aangepast (zie hoofdstuk 5.3.4). De hoofdlijnen van de pensioenregeling luiden in 2009 als volgt. Ouderdomspensioen Dit pensioen gaat in op de 65-jarige leeftijd van de deelnemer (de pensioendatum) en wordt uitgekeerd tot zijn/haar overlijden. De aanspraak wordt berekend over de pensioengrondslag: het pensioensalaris vermindert met de franchise. Voor het jaar 2009 bedroeg het maximum pensioensalaris € 57.242, terwijl de franchise € 12.465 bedroeg (de franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd omdat de AOW al gedeeltelijk in het inkomen vanaf het 65ste jaar voorziet). Tot de 65-jarige leeftijd wordt voor ieder deelnemersjaar een aanspraak opgebouwd ter grootte van 2,15% van de pensioengrondslag voor dat jaar. Partnerpensioen Dit pensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot de (huwelijks)partner overlijdt. Het jaarlijks partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen dat bij gelijkblijvende pensioengrondslag op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien de deelnemer niet voordien zou zijn overleden. Gedurende het deelnemerschap wordt het partnerpensioen toegezegd op risicobasis; dit betekent dat er voor dit pensioen geen waarde wordt opgebouwd en dat de aanspraak op partnerpensioen vervalt op de pensioendatum en bij eerder ontslag. Wezenpensioen Ook het wezenpensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt vervolgens uitgekeerd tot het kind 18 jaar wordt. Voor studerende en arbeidsongeschikte kinderen wordt het wezenpensioen doorbetaald tot uiterlijk de 27ste verjaardag. Voor elk kind is het wezenpensioen gelijk aan 20% van het partnerpensioen (voor volle wezen 40%). Ook het wezenpensioen wordt toegezegd op risicobasis. Voorwaardelijke toeslagen De regeling kent voor zowel de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers als de al dan niet reeds ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers een voorwaardelijke toezegging voor toeslagen. De toeslagen (indexaties) zijn volledig afhankelijk van de daartoe beschikbare middelen van het pensioenfonds.
Pagina 18 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Aanspraken op grond van de pensioenregeling die gold tot 2006 De aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen die een deelnemer eventueel tot 1 januari 2006 bij het pensioenfonds heeft opgebouwd, blijven ongewijzigd gehandhaafd. Deze aanspraken worden meegenomen in de eventuele toeslagverlening op de pensioenen. Keuzemogelijkheden Ruil ouderdomspensioen voor nabestaandenpensioen Op de pensioendatum of de eerdere ontslagdatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om het (vanaf 1 januari 2001) opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een verlaagd ouderdomspensioen met een bijbehorende aanspraak op partnerpensioen. Vervroegen pensioeningang De deelnemer kan kiezen voor een eerdere ingang van het ouderdomspensioen dan op 65 jaar, maar niet eerder dan op 60 jaar. Variabele pensioenuitkeringen De deelnemer kan de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen variabel laten zijn. Tot (naar keuze van de deelnemer) de 65-jarige of 70-jarige leeftijd wordt dan eerst een hoger pensioen uitgekeerd en daarna lager, in de verhouding van 4:3. Premie en deelnemersbijdrage De (doorsnee)premie voor de pensioenregeling bedroeg in 2009 op jaarbasis 17% van de pensioengrondslag (2008: 16,5%). De werkgevers kunnen aan de deelnemers een bijdrage vragen die op jaarbasis gelijk is aan 6,8% van hun pensioengrondslag. Deze bijdrage wordt op het loon van de deelnemers ingehouden. In 2010 wordt de premie verhoogd tot 17,5%. Aanvullende regeling Iedere werkgever kan besluiten ook pensioenaanspraken aan zijn werknemers toe te kennen over het pensioensalaris boven het maximum (voor 2009 € 57.242). Voor de pensioenaanspraken volgens de aanvullende regeling gelden dezelfde voorwaarden en uitgangspunten als voor de pensioenaanspraken tot het maximum salaris. Overgangsmaatregelen Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de prepensioen-/VUT-regeling in de bedrijfstak gelden voorwaardelijke overgangsmaatregelen. Deze maatregelen zijn er op gericht om de vroegere prepensioen-/VUT-rechten te vertalen naar extra ouderdomspensioen. Dat extra ouderdomspensioen kan vervolgens ook worden benut voor vervroeging van de pensioeningang. Deze overgangsmaatregelen worden door de respectievelijke werkgevers gefinancierd buiten de beleggingen van het fonds en komen niet tot uitdrukking in de balans. Voor de overgangsmaatregelen worden voor elke afzonderlijke werkgever de jaarlijkse kosten becijferd. De werkgever kan 40% van die kosten doorbelasten aan zijn werknemers. Voor 2010 worden – behoudens de aanpassing van het toeslagbeleid – geen wijzigingen in de pensioenregeling verwacht. 5.3.2.
Premie en grensbedragen
Premie
2008
2009
2010
16,5%
17,0%
17,5%
(% van de pensioengrondslag) Maximum pensioengevend salaris
€ 55.232
€ 57.242
€ 58.639
Franchise
€ 12.209
€ 12.465
€ 12.673
Pagina 19 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.3.3.
Premies Feitelijke premie U
Een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever is voor elke bij hem in dienst zijnde deelnemer jaarlijks een doorsneepremie aan het pensioenfonds verschuldigd die door het bestuur wordt vastgesteld. Voor het jaar 2009 bedraagt deze premie 17% van de pensioengrondslag (voor 2008 16,5%). Alvorens een wijziging in de premie door te voeren zal het bestuur in overleg treden met de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties. De premie wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. De aangesloten werkgever kan jaarlijks op de deelnemer een bijdrage verhalen die met de deelnemer zal worden verrekend in evenveel termijnen als waarin het salaris aan de deelnemer wordt betaald. De bijdrage door de deelnemer is per jaar maximaal gelijk aan 40% van de door de werkgever voor de deelnemer verschuldigde premie. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgever. In 2009 bedraagt de feitelijke premie € 8.971.540 (in 2008: € 8.521.298) Kostendekkende premie op basis van het verzekeringscontract U
Gezien het met de verzekeraar gesloten garantiecontract beschouwt het bestuur de som van de volgende componenten als kostendekkende premie: de kosten van de jaarlijkse pensioeninkoop op de grondslagen van het verzekeringscontract; een opslag voor solvabiliteit (vanwege de garantieovereenkomst met AEGON is deze opslag voor het pensioenfonds nihil) het totaal van de pensioenuitvoeringskosten. De hoogte van de aldus becijferde kostendekkende premie op basis van het verzekeringscontract bedraagt voor 2009 € 7.271.162 (2008: € 6.806.491) De feitelijke premie van het pensioenfonds is voldoende om deze kosten te financieren. In de aan de herverzekeraars af te dragen premies, stortingskoopsommen en koopsommen zijn opslagen opgenomen voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, excasso-, administratieen mutatiekosten. De betreffende premies en (stortings)koopsommen zijn opgenomen in de post ‘Mutatie voorziening voor pensioenverplichtingen. Kostendekkende premie op basis van marktwaarde U
Het pensioenfonds is verplicht om ook de kostendekkende premie op marktwaarde te bepalen. Deze premie bestaat uit de volgende onderdelen: de kosten van de jaarlijkse pensioeninkoop op de grondslagen gebaseerd op marktwaarde; een opslag voor solvabliteit; een opslag voor uitvoeringskosten. De hoogte van de aldus becijferde kostendekkende premie op marktwaarde bedraagt voor 2009 € 11.468.000. Gedempte kostendekkende premie Het is pensioenfondsen toegestaan een gedempte kostendekkende premie te hanteren. Bij deze opzet wordt als rentecomponent in de premie de meerjarige historische gemiddelde rente over een achterliggende periode van 10 jaar in aanmerking genomen, waarbij rekening wordt gehouden met meeropbrengsten op aandelen. De hoogte van de aldus becijferde kostendekkende premie op marktwaarde bedraagt voor 2009 € 8.967.000. De feitelijke premie van het pensioenfonds is voldoende om deze kostendekkende premie te financieren. Pagina 20 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
In dit verband acht het bestuur van het pensioenfonds de kostendekkende premie op basis van het verzekeringscontract relevanter dan de op basis van marktwaarde vastgestelde (gedempte) kostendekkende premie. Deze laatste heeft voor het pensioenfonds immers meer theoretische dan praktische betekenis. Ontwikkeling premiestelling Voor 2010 is de doorsneepremie vastgesteld op 17,5% van de pensioengrondslag. Het bestuur ziet geen reden om aan te nemen dat het premiebeleid nadien binnen afzienbare tijd zal wijzigen. 5.3.4.
Toeslagverlening Ambitie Het pensioenfonds streeft er met het toeslagbeleid naar om de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers en de premievrije en ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers en pensioengerechtigden jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van relatieve stijging van het consumentenprijsindexcijfer. Met de ALM-studie en continuïteitsanalyse is gebleken dat naar verwachting ca. 42% van de prijsinflatie met toeslagen zal kunnen worden gecompenseerd. Hierdoor wordt naar verwachting op lange termijn (15 jaar) 85% van de huidige waarde (in termen van koopkracht) behouden. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagtoezegging wordt geen premie betaald en is geen bestemmingsreserve gevormd. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het toeslagbeleid dat het pensioenfonds hanteert is, ingedeeld naar de indeling volgens de zogeheten Toeslagenmatrix, categorie D1. Het voor 2009 geformuleerde toeslagbeleid komt er op neer dat voor de toe te kennen toeslagen in beginsel de onderstaande tabel als leidraad wordt gehanteerd, maar het bestuur kan besluiten om daarvan af te wijken. Het toekennen van een toeslag zal nooit mogen leiden tot een dekkingsgraad die lager is dan 105%.
Dekkingsgraad
Toeslag (o.b.v. consumentenprijsindex)
minder dan 105%
geen toeslag
tussen 105% en 112,5%
toeslag naar evenredigheid
meer dan 112,5%
volledige toeslag
Toeslag per 1 januari 2009 In hoofdstuk 5.2.1 is aangegeven dat vanwege de grote onzekerheid op de financiële markten op 1 januari 2009 geen toeslag verleend is, hoewel er op zich middelen waren om (gedeeltelijk) invulling te geven aan het toeslagbeleid. De over de afgelopen 5 jaren toegekende toeslagen is als volgt:
Actieve deelnemers
2009
2008
2007
2006
2005
-
1,90%
1,00%
1,10%
1,00%
-
1,90%
1,00%
1,10%
1,00%
Gewezen en gepensioneerde deelnemers Toeslag per 1 januari 2010 In hoofdstuk 5.2.1. is reeds uiteengezet dat per 1 januari 2010 het toeslagbeleid is aangepast. Op basis van dat nieuwe beleid is op 1 januari 2010 een toeslag verleend van 1,8% die mede dient als compensatie voor het feit dat per 1 januari 2009 geen toeslag is verleend.
Pagina 21 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Ook het nieuwe toeslagbeleid is strikt voorwaardelijk en laat zich volgens de toeslagmatrix kwalificeren als categorie D1. Het nieuwe toeslagbeleid is als volgt gebaseerd op achtereenvolgens de reële dekkingsgraad, de nominale dekkingsgraad en de vrije reserve van het pensioenfonds. Onder reële dekkingsgraad wordt verstaan de verhouding tussen de bezittingen en verplichtingen van het fonds, waarbij de verplichtingen worden berekend alsof de toekomstige toeslagen (uitgaande van een 100%ambitie) volledig gefinancierd zijn en onderdeel uitmaken van die verplichtingen. Onder vrije reserve wordt verstaan de middelen waarover het fonds vrij kan beschikken indien de nominale dekkingsgraad van het fonds hoger is dan 105%. Onder nominale dekkingsgraad wordt verstaan de conform wet- en regelgeving vastgestelde en als zodanig in het jaarverslag vastgelegde dekkingsgraad. Voor de toe te kennen toeslag zal het bestuur vervolgens de onderstaande leidraad hanteren. Het bestuur kan besluiten om van deze leidraad af te wijken. Als de reële dekkingsgraad 100% of meer is wordt een toeslag gegeven van 100% van de ontwikkeling van het prijsindexcijfer over het voorafgaande jaar. Als de reële dekkingsgraad lager dan 100% is, wordt een toeslag naar evenredigheid van die lagere reële dekkingsgraad gegeven mits de vrije reserve voldoende ruimte voor die toeslag biedt.
5.4.
Werkgevers- en deelnemersbestand Het verloop van de deelnemers in het boekjaar is als volgt:
Stand per 31-12-2008
Gewezen
Ouder-
Nabestaan
Actieven
deelnemers
domspensioen
denpensioen
pensioen
2.064
2.902
505
231
18
Wezen-
Toename door: - Nieuwe toetredingen
453
255
5
15
0
- Herintredingen
7
0
0
0
0
- Pensionering
0
3
112
1
0
(204)
0
0
0
0
(55)
(73)
0
0
0
- Waardeoverdrachten
(1)
(15)
0
0
0
- Overlijden
(2)
(5)
(23)
(14)
0
0
0
(18)
0
(2)
(3)
(24)
(5)
(2)
0
2.259
3.043
576
231
16
Afname door: - Dienstverlating - Pensionering
- Afloop - Overige oorzaken Stand per 31-12-2009
De afname als gevolg van “overige oorzaken” betreffen meestal afkopen van de pensioenen i.v.m. klein pensioen.
Pagina 22 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.5.
Beleggingen
5.5.1.
Beleggingsbeleid Algemeen De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Het pensioenfonds hanteert hierbij de volgende uitgangspunten: Een zorgvuldige selectie van de vermogensbeheerder die strikt binnen het afgegeven mandaat dient te opereren en frequent verantwoording aflegt aan het bestuur; Een breed gespreide beleggingsportefeuille met grotendeels defensief karakter die is afgestemd op de verplichtingen; Een zeer beperkt gebruik van derivaten bij: -
LDO t.b.v. matching met verplichtingen, en
-
GTAA t.b.v voordelen optimalisering tactisch allocatiebeleid;
Er worden door de vermogenbeheerder geen achtergestelde leningen aangegaan en ook geen leningen met een looptijd langer dan 1 jaar; Alle beleggingen kunnen binnen 1 maand liquide worden gemaakt De vermogensbeheerder sluit aan bij principes maatschappelijk verantwoord beleggen via de Code of Conduct. Met betrekking tot het vrije vermogen acht het bestuur het concentratierisico dat voortvloeit uit het aanhouden van het vrije vermogen bij dezelfde vermogensbeheerder relatief gering. Bij het inschakelen van een extra partij zou het fonds zich geconfronteerd zien met extra beheerskosten en bovendien zou dit extra overleg vergen die voor het bestuur ten koste zou gaan van beleidsvorming. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voert het pensioenfonds in overleg met de vermogensbeheerder een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zal worden getracht op basis van marktvisie een hoger rendement te behalen dan de gekozen benchmark. Dit alles binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. De organisatie van het vermogensbeheer Het bestuur is verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). Het bestuur heeft de verantwoordelijkheid voor het tactische en operationele beleggingsbeleid gedelegeerd aan de vermogensbeheerder middels een beleggingsmandaat. De vermogensbeheerders zijn binnen de door het bestuur geformuleerde randvoorwaarden – zoals zijn vastgelegd in het beleggingsmandaat - vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Het bestuur controleert als eindverantwoordelijke periodiek het door de vermogensbeheerders uitgevoerde beleid en ontvangt daartoe de adequate rapportages.
Pagina 23 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De structuur van het vermogensbeheer Het bestuur heeft AEGON aangesteld als externe vermogensbeheerder om – binnen de in dit beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties – het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Ook vindt de bewaarneming van de effecten plaats via de bovengenoemde vermogensbeheerder. Hierbij hanteert de beheerder volledig onafhankelijke custodians. Voor de beleggingen wordt gebruik gemaakt van beleggingsfondsen. Het bestuur van het pensioenfonds heeft derhalve geen rechtstreekse invloed op het beleggingsbeleid binnen de beleggingsfondsen. De risicobeheersing binnen de beleggingsfondsen is op hoofdlijnen vormgegeven door de diverse randvoorwaarden. Deze staan volledig beschreven in de vermogensbeheerovereenkomsten en prospectussen behorende bij de beleggingsfondsen. De vermogensbeheerder dient deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de vermogensbeheerder wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door het bestuur. Twee beleggingsdepots De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is heel 2009 belegd geweest in twee afzonderlijke beleggingsdepots: Het “hoofddepot” voor de regeling van ouderdoms- en nabestaandenpensioen is belegd in het Strategic Allocation Fund 65/35 – long duration (SAF 3). Dit is een mixfonds met 65% gediversifieerde vastrentende waarden (hypotheken, staats- en bedrijfsobligaties, Emerging Market Debt Fund en Asset Backed Securities) met een duration van 15 jaar en 35% gediversifieerde zakelijke waarden (aandelen, vastgoed, grondstoffen, high yield, hedge funds en private equity). Het mixfonds is gericht op een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. De marktwaarde van het hoofddepot was eind 2009 (afgerond) € 100,2 mln., met een jaarrendement van 15% (bij een benchmark van 15,67%). Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.5.2. Het “prepensioendepot” voor de beleggingen die behoren bij de premievrije en ingegane prepensioenen. De marktwaarde van dit depot bedroeg eind 2009 (afgerond) € 13,9 mln., met een jaarrendement van 7,88% (bij een benchmark van 6,76%). Nadere toelichting volgt in paragraaf 5.5.3. Eind 2009 was de marktwaarde van de volledige portefeuille (afgerond) € 114,1 mln. In 2009 werd een rendement behaald van 15,00% hetgeen neerkomt op een underperformance van 0,67% ten opzichte van de benchmark van 15,67%. 5.5.2.
Beleggingen hoofddepot Het beleggingsproces in dit depot is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt binnen het Strategic Allocation Fund tevens gebruikgemaakt van derivaten. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Tactisch asset allocatiebeleid (TAA-beleid) Het tactische asset allocatiebeleid betreft het benutten van de bandbreedtes van de diverse beleggingscategorieën (over- dan wel onderwegen) om zo meer rendement te genereren. Het TAA-beleid heeft – evenals in 2008 – in 2009 toegevoegde waarde gehad op portefeuilleniveau met circa 60 basispunten. Durationbeleid Afhankelijk van de renteverwachtingen wordt ten aanzien van de duration (looptijd) actief beleid gevoerd. Zo wordt bij actief beleid een kortere of langere positie als de benchmark ingenomen.
Pagina 24 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Yield curvebeleid De yield curve geeft het verband weer tussen een vastrentende belegging en de marktrente daarop. Hierop wordt actief beleid gevoerd. Gevolgen afdekken renterisico Om het renterisico in de beleggingsportefeuille voor een belangrijk deel te reduceren, neemt het fonds deel in het zogenaamde Long Duration Overlay Fund (LDO). Het renterisico van de vastrentende waardenportefeuille wordt hiermee in overeenstemming gebracht met het renterisico van de verplichtingen van het fonds. Het LDO heeft in 2009 voor waardeverlies gezorgd doordat de rente gestegen is. LDO moet echter niet zozeer gezien worden als een instrument om waarde toe te voegen, maar meer een middel om het renterisico af te dekken. In tijden van dalende rente – zoals in 2008 – voegt LDO overigens juist wel waarde aan de portefeuille toe. Samenstelling en performance hoofddepot ultimo 2009 _______________________________________________________________________________________ Beleggingscategorie
mandaat
weging/tactisch
marktwaarde
Performance
Performance
strategisch
ultimo 2009
(x € 1.000 )
portefeuille
benchmark
_______________________________________________________________________________________ Strategic Allocation Fund Liquide middelen
100%
97%
€
97.170
0%
3%
€
3.013
15,32%
1) P
15,67% P
_______________________________________________________________________________________ Totaal
100%
100%
€ 100.183
15,00%
15,67%
(na kosten) 1) P
Dit betreft het rendement voor kosten.
P
Overzicht SAF 65/35 ultimo 2009 _____________________________________________________________________________________ beleggingscategorie
weging ultimo 2009
rendement SAF1) P
P
rendement benchmark
_____________________________________________________________________________________ Tactische Asset Allocatie
1,0%
60,1%
2,9%
Private Equity
3,9%
-20,2%
30,4%
Aandelen
13,4%
30,5%
31,1%
Grondstoffen
2,5%
16,2%
18,4%
Hedge Funds
7,3%
10,0%
4,4%
Vastgoed
8,5%
31,3%
38,5%
Asset Backed Securities
7,0%
24,7%
13,6%
Emerging Market Debt
1,7%
40,0%
29,4%
Staatsobligaties
7,2%
3,1%
2,9%
Credits
24,6%
23,1%
15,7%
Hypotheken
16,8%
6,0%
3,8%
High Yield 2,6% 50,4% 48,5% ______________________________________________________________________________________ Totaal exclusief LDO Long Duration Overlay (LDO)
P
totaal inclusief LDO 1) Dit betreft het rendement voor kosten.
17,34% 3,2%
15,79%
-48,44% 15,32% P
1) P
15,67%
P
Pagina 25 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De totale benchmark van het Strategic Allocation Fund 65/35 is (gewogen) samengesteld uit de benchmarks van de onderliggende beleggingsfondsen. 5.5.3.
Beleggingen depot prepensioen Dit beleggingsdepot kent vanwege de kortere beleggingshorizon een defensiever profiel dan het hoofddepot. Overigens heeft het bestuur besloten om de beleggingen van dit depot te integreren in het hoofddepot. Samenstelling en performance depot prepensioen 2009 _______________________________________________________________________________________ Beleggingscategorie
mandaat
weging/tactisch
marktwaarde
Performance
Performance
strategisch ultimo 2009 (x € 1.000 ) portefeuille benchmark _______________________________________________________________________________________ Vastrentende waarden Aandelen Liquide middelen
90%
89,9%
€
12.477
10%
10,5%
€
1.451
0%
-0,4%
- €
56
5,77
1)
29,51
1)
4,21% 30,54
_______________________________________________________________________________________ Totaal
100%
100,0%
€
13.872
7,88%
6,76%
(na kosten) 1)
Dit betreft het rendement voor kosten.
De vastrentende waarden zijn belegd in het AEGON Euro AAA Bond Fund (strategisch 80%), het AEGON European Credit Fund (strategisch 10%) en het AEGON Hypotheken Fonds (strategisch 10%). De aandelenportefeuille werd belegd in het AEGON World Equity Fund (strategisch 90%) en het AEGON Sustainable World Equity Fund (strategisch 10%). 5.5.4.
Terugblik beleggingen Algemeen In 2009 heeft een economisch herstel ingezet. De financiële markten lieten een krachtige opleving zien. Alle belangrijke regio’s konden een positieve economische groei rapporteren. Wel beschouwen deskundigen het herstel nog als broos, waardoor centrale banken en overheden besloten hebben om hun stimuleringsmaatregelen vooralsnog intact te laten. Alle risicovolle beleggingen hebben een positief rendement laten zien, maar ook staatsobligaties stegen in waarde. Een negatieve uitzondering is het slechte rendement op – voor het pensioenfonds – private equity. Bedrijven grepen in 2009 massaal de kans om hun balans te verbeteren; de activiteit op de markt van (hoogrentende) bedrijfsleningen sloeg records. Met dit herstel logenstraften markten de extreem pessimistische verwachtingen aan het begin van het jaar: een depressie, deflatie (structurele prijsdalingen) en het mogelijk niet intact blijven van het financiële systeem. Dat de wereldeconomie aan dit doemscenario ontkwam, was vooral te danken aan de beleidsmakers. Met talloze fiscale en monetaire maatregelen bestreden overheden en centrale banken de, door de kredietcrisis ontstane, vraaguitval. Dankzij hun maatregelen gingen ook de ontwrichte geld- en kapitaalmarkten geleidelijk weer functioneren. Economisch- en bedrijfsnieuws, dat positief bleef verrassen, droeg bij aan vertrouwensherstel. Wereldwijde aandelen presteerden uitstekend. Opkomende markten versloegen Europa, de VS en Japan.
Pagina 26 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Beleggingsjaar 2009 van het fonds Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie (KRI) is het jaar 2009 gestart met het beleggingsmandaat 65% vastrentende waarden en 35% zakelijke waarden. De duration van de beleggingen werd in dit mandaat verlengd met ongeveer 6 tot 7 middels het AEGON Long Duration Overlay Fonds. Door deze verlenging beperkt KRI haar renterisico. De waarde van het KRI mandaat was per 1 januari 2009 bijna € 82,5 miljoen euro. AEGON herverdeelt het belegd vermogen op basis van haar lange termijnvisie. In 2009 heeft dit geleid tot een grotere weging bedrijfsobligaties in de portefeuille, wat ten koste ging van staatsobligaties. Het jaarrendement in 2009 is geëindigd op 15% na kosten terwijl de benchmark een rendement heeft gerealiseerd van 15,67%. In absolute termen is dit een zeer sterke performance, relatief helaas iets minder. Uiteindelijk zat er in de portefeuille een belegd vermogen ultimo 2009 van bijna € 100,2 miljoen. Vanaf maart 2009 is het economische herstel ingezet. Dit hebben we met name teruggezien in de rendementen van bedrijfsobligaties en aandelen. Maar er zijn ook andere categorieën geweest die een zeer hoog rendement hebben laten zien zoals, Emerging Markets Debt (+39.37%) en Asset Backed Securities (+24.67%). De reden waarom de bedrijfsobligaties sterke rendementen realiseerden, ontstond door de inlopende creditspreads. Deze spreads waren ten tijde van de crisis, naar hoge niveaus gerezen, omdat de markt veel faillissementen verwachtte van bedrijven die obligaties uitgaven. In 2009 werd duidelijk dat de reactie in 2008 erg overdreven was, waardoor de spreads een vlucht naar beneden maakten. Het rendement van het Credit Fund kwam daardoor op 23,14% en die van het High Yield Fonds op 50,40%. Binnen de zakelijke waarden portefeuille waren de categorieën aandelen (30.52%) en beursgenoteerd vastgoed (31,30%) sterk. Binnen aandelen had de regio Emerging Markets hier een behoorlijke bijdrage aan, terwijl Europese aandelen hierin het relatief minder goed deden. Het beursgenoteerde vastgoed heeft van juni een enorm sterke stijging doorgemaakt, wat maar weer eens aangeeft hoe sterk deze categorie correleert met aandelen. De rente is gedurende 2009 behoorlijk stabiel gebleven en is uiteindelijk door een late lichte stijging geëindigd op 3,39%. Hierdoor is de het Long Duration Overlay rendement geëindigd op –48,44%. In 2008 was dit rendement nog 526,85% als gevolg van de enorme sterke daling in het laatste kwartaal van dat jaar. Global Tactical Asset Allocation Fonds (GTAA ) heeft net als in 2008 weer een behoorlijk hoog rendement laten zien. Middels dit fonds neemt AEGON voor KRI tactische posities in. Met name de overweging bedrijfsobligaties versus staatsobligaties heeft gezorgd voor de sterke performance. Het fondsrendement eindigde ultimo 2009 op 60,07% Dit was in 2008 63,25%. 5.5.5.
Vooruitzichten Algemeen Voor 2010 wordt een verbetering van de economische activiteit verwacht, een goede interesse in aandelenen bedrijfsobligatiemarkten en een toenemend beroep van overheden en bedrijven op de kapitaalmarkt. Kortom: de vooruitzichten voor een aanhoudend herstel zijn gunstig, ondanks nog steeds grote onzekerheden. Bijzonderheden Naar verwachting zal de interesse voor staatsobligaties afnemen en de rente een licht stijgende trend vertonen. Ook technische indicatoren wijzen op een mogelijke rentestijging. Het marktsentiment zal naar verwachting gedomineerd worden door een hoge kapitaalvraag door overheden en een toegenomen risicobereidheid. Het monetaire en fiscale beleid zal accommoderend blijven om het economisch herstel te ondersteunen. Wel wordt verwacht dat centrale banken een begin zullen maken met het terugdraaien van de ruim beschikbare liquiditeit.
Pagina 27 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De economische context (herstel, forse liquiditeiten, relatief lage rentes) blijft voorlopig gunstig voor wereldwijde aandelenmarkten. Ook de verwachtingen voor bedrijfswinsten zijn gunstig, door kostenmaatregelen, maar ook door de sterke groei in opkomende markten. De voornoemde onzekerheden houden verband met de, met schulden beladen, Amerikaanse consument, met hoge werkloosheid en beperkte loongroei. Dat kan de consumptie drukken in de VS, maar ook in de andere grote economieën. Ook de afbouw van de fiscale en monetaire crisismaatregelen kan zorgen voor onzekerheid. Een en ander houdt een risico in van tegenvallende economische cijfers, met name in de tweede helft van 2010. De achilleshiel van het herstel is de arbeidsmarkt. In zowel de Verenigde Staten als Europa blijft de arbeidsmarkt zwak, waardoor de consumentenbestedingen vooralsnog beperkt blijven. Herstel van de consumentenbestedingen is een voorwaarde voor een bestendig economisch herstel. 5.5.6.
Verantwoord beleggen Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft, hierin past ook maatschappelijk verantwoord beleggen. Dat betekent dat het bestuur de mening heeft dat het pensioenfonds niet belegt in ondernemingen die in strijd handelen met deze maatschappelijke verantwoording. AEGON, als vermogensbeheerder van het pensioenfonds, onderschrijft deze visie. De beleggers van AEGON sluiten met hun beleggingsbeleid aan bij de Code of Conduct die AEGON wereldwijd voert. Deze (hoge) standaarden gelden voor de bedrijven waarin AEGON belegt. De beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten actieve beleggingen in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige milieuverontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan uit. Voor onze passieve beleggingen, waarin we de index repliceren, kan dat niet uitgesloten worden. Onze vermogensbeheerder heeft een commissie geformeerd die zich over de mogelijkheden tot aanscherping van de huidige code buigt. Een dergelijke monitoring is primair bedoeld voor de passieve beleggingen van AEGON. Hierbij past de kanttekening dat de verschillende Social Responsible Indices verschillende maatstaven hanteren in hun definitievorming. En ook deskundige wetenschappers op dit gebied blijken nauwelijks in staat exact te formuleren hoe in hun ogen de grenzen van toelaatbare gradaties getrokken kunnen worden. Gezien het feit dat het maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij onder andere gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen voor de gehele sector uitvoert.
5.6.
Financiële resultaten en stand van zaken
5.6.1.
Ontwikkeling van de financiële positie De dekkingsgraad ultimo 2009 bedraagt 114,22% (ultimo 2008 113,08%). Het geringe effect van de positieve beleggingsresultaten op de dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt veroorzaakt door de gewijzigde verslagleggingsregels voor herverzekeringscontracten uit hoofde van RJ 610. Deze verslagleggingsregels zijn in boekjaar 2007 voor de eerste maal toegepast. Als gevolg van deze gewijzigde verslagleggingsregels staan de beleggingen niet langer op de balans van het fonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan nu op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het fonds zijn de beleggingen feitelijk niet langer zichtbaar op de balans. Daardoor ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het fonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract.
Pagina 28 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Sterftegrondslagen Overgang naar CBS-prognosetafels inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2008 leidt tot een verhoging van de technische voorziening (TV) met 6,4% ten opzichte van de contractsgrondslagen. Om rekening te houden met een verwachte afname van de ervaringssterfte, omdat naar verwachting in de toekomst het verschil tussen overlevingskansen van de gehele bevolking en de beroepsbevolking zal afnemen, is rekening gehouden met een korting op ervaringssterfte van 2,8%-punt. De toename van de TV komt dan uit op 3,6%. De verwachting is dat het AG in de eerste helft van 2010 met een herziene prognosetafel komt. Deze zal de basis vormen voor de keuze ten aanzien van de actuariële grondslagen voor de nabije toekomst. Overrentedeling Als de overrente positief is, komt deze ten goede aan het pensioenfonds. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet direct met het fonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met (eventuele) toekomstige positieve overrente. In het beleggingsdepot houdt het pensioenfonds tevens vrije middelen aan, dat wil zeggen middelen waar tegenover geen pensioenverplichtingen staan. Positieve of negatieve beleggingsresultaten, worden naar evenredigheid aan deze vrije reserve toegerekend. De positieve overrente die in 2009 behaald is, moet worden benut om de negatieve overrendementen over het verleden in te lopen. Wel werkt het gunstige beleggingsresultaat naar evenredigheid door in de vrije reserve van het fonds, zodat er toch sprake is van een stijging van de dekkingsgraad. Momenteel is er sprake van negatieve overrente, dit wordt beschreven in hoofdstuk 5.6.6. 5.6.2.
Technische winstdeling Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Jaarlijks wordt het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties vastgesteld en gereserveerd. Op de einddatum van de overeenkomst heeft het fonds recht op een aandeel in het gecumuleerde en opgerente technische resultaat. De hoogte van het aan het fonds toekomende aandeel in dit technische resultaat is 75%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2012), ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. Het technisch resultaat over boekjaar 2009 bedraagt € 600.877. Dit resultaat zal, in combinatie met de resultaten over toekomstige jaren, per 1 januari 2010 worden opgerent met het percentage uit de rentetermijnstructuur (RTS). Verslagjaar
Resultaat €
Oprenting van
Interest%
Resultaat €
2007
71.585
1 januari 2008
4,53
71.585
2008
302.136
1 januari 2009
2,95
302.136
2009
600.877
1 januari 2010
1,89
600.877
Pagina 29 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.6.3.
Resultaat pensioenfonds Het totaal resultaat over het boekjaar bedraagt € 3.672.581 (vorig jaar € 8.359.735). Voor het verkrijgen van inzicht in de verschillende verlies- en winstbronnen die tot dit resultaat hebben geleid is een actuariële analyse gemaakt. Het resultaat van deze analyse is in het onderstaande overzicht vermeld: (Bedragen in euro) Premiebijdragen werkgevers en werknemers Kosten pensioenopbouw – garantiecontract Resultaat op premies Pensioenuitvoeringskosten Bijdrage kosten (vanuit premiebijdragen)
2009 8.467.010
8.049.697
(7.034.442)
(7.203.298)
1.432.568
846.399
(504.530)
(471.601)
504.530
471.601
0
0
Resultaat op kosten Ontvangen en betaalde intrest
(394.501)
1.237.178
Resultaat op intrest
(394.501)
1.237.178
Uitkeringen hoofd Afkopen aan werknemers Uitkeringen herverzekering - garantiecontract
(3.728.916) (46.634) 3.728.916
(3.662.050) (74.995) 3.662.050
Afkopen klein pensioen – garantiecontract
46.634
74.995
Afkopen aan pensioenfonds
51.750
51.829
Resultaat op uitkeringen
51.750
51.829
Binnenkomende waardeoverdrachten Koopsommen waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Afkopen waardeoverdrachten Resultaat op waardeoverdrachten Toeslagverlening (niet vanuit premiebijdragen)* Uitkering overrente
6.224.027
237.283
(4.025.355)
(291.965)
(219.698)
(417.121)
209.207
380.123
2.188.181 (416.072) 1.122.111
Omvangs- en rentestandskorting Aandeel in technisch resultaat Mutatie overige technische voorzieningen** Overige baten
*
2008
0 600.877 (1.974.515) 1.151.695
(91.680) (1.694.336) 6.735.529 (606) 302.136 973.286 0
Overige lasten
(89.513)
0
Overige resultaten
394.583
6.316.009
Resultaat boekjaar
3.672.581
8.359.735
Dit betreft achterstallige toeslagverlening ten behoeve van de deelnemers die met terugwerkende kracht in de administratie van het fonds zijn opgenomen.
** De mutatie overige technische voorzieningen voor 2009 betreft o.a. de dotatie aan de voorziening toeslag pensioenrechten i.v.m. de verleende toeslag van 1,8% per 1 januari 2010. De overige baten voor 2009 betreft het liquidatiesaldo van de VUT-fonds die is ingestort.
Pagina 30 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.6.4.
Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2007 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2011. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de overeenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2011 gefinancierde pensioenen. Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. De systematiek is nader omschreven in hoofdstuk 5.7.2. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2008 over te gaan op een zogenaamd FTK-garantiecontract. Dit is evenals bij de voorgaande overeenkomst een contract op basis van volledige herverzekering met garantie, echter volledig op basis van marktwaarde in plaats van 4%-rekentente. Het bestuur heeft ervoor gekozen om dit reeds per 1 januari 2008 te laten ingaan om zo beter aan te sluiten op het toeslagenbeleid van het fonds. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen. Wanneer het pensioenfonds na contractsbeëindiging kiest voor premievrije voortzetting van de overeenkomst de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten zal vragen, maar deze zal verrekenen met de gegenereerde overrente. Indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente.
5.6.5.
Solvabiliteit en liquiditeit De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding weergeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen (TV). Het pensioenvermogen is daarbij de som van de TV en het vermogen van het pensioenfonds. Waarderingsgrondslagen en dekkingsgraad Tot en met het boekjaar 2006 werd een rekenrente van 4% gehanteerd voor de vaststelling van de TV. Vanaf 2007 is het pensioenfonds balanstechnisch overgegaan op actuariële grondslagen conform het FTK (Financieel Toetsingskader). Een belangrijk onderdeel van het FTK is dat zowel de bezittingen als de technische voorzieningen worden berekend op marktwaarde. De technische voorzieningen worden daarbij bepaald met de door de Nederlandsche Bank gepubliceerde “rentetermijnstructuur”: dit is de termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. In samenhang met de duur van de verwachte uitkeringsstroom bij het pensioenfonds kwam de te hanteren rekenrente eind 2009 overeen met afgerond 4,16%. Voorts zijn de Technische Voorzieningen vastgesteld op basis van een recente sterftetafel waarbij rekening is gehouden met voorzienbare trend in sterfte-/overlevingskansen. In hoofdstuk 10.5 is een volledige opsomming van de gehanteerde grondslagen opgenomen. Technische Voorzieningen op basis van marktwaarde en prudente grondslagen conform de FTK-methode zijn vastgesteld op € 138.632.452. Dit leidt tot de volgende opstelling: Pensioenvermogen
Technische voorzieningen
Eigen Vermogen
Dekkingsgraad
€ 158.340.054
€ 138.632.452
€ 19.707.602
114,22%
Pagina 31 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Omdat het solvabiliteitsrisico met het garantiecontract in beginsel volledig is afgedekt, kent het fonds geen (Minimaal) Vereist Eigen Vermogen. Herstelplan Het pensioenfonds heeft een zogeheten garantiecontract met de herverzekeraar gesloten. Een kenmerk van dit contract is dat uitkeringen van de tot de einddatum van het contract gefinancierde pensioenen levenslang door de herverzekeraar worden gegarandeerd. Volgens het FTK hoeft een pensioenfonds bij een dergelijk garantiecontract geen minimum vereist eigen vermogen en/of eigen vermogen aan te houden, mits de kredietwaardigheid volgens een internationale rating (Standard & Poor) van de betrokken verzekeraar(s) ten minste AA- bedraagt. Met andere woorden: het pensioenfonds kan dan formeel gezien niet in een situatie van onderdekking geraken ongeacht de waarde van door de herverzekeraar voor het pensioenfonds aangehouden beleggingen. De kredietwaardigheid van AEGON Levensverzekering NV voldoet aan de voornoemde normstelling. Oordeel waarmerkend actuaris De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat die gegevens als uitgangspunt zijn aanvaard. In hoofdstuk 14 geeft de actuaris aan wat zijn bevindingen zijn. 5.6.6.
Geactiveerde (negatieve) overrente in gesepareerd beleggingsdepot In het bij de herverzekeraar aangehouden gesepareerde beleggingsdepot is sprake van een zogenaamde geactiveerde overrente. Het fonds kent deling in de in het depot behaalde overrendementen (verschil tussen behaald beleggingsrendement en benodigde intrest); positieve resultaten worden ten gunste van het fonds in rekening-courant geboekt. Eventuele negatieve rendementen worden niet ten laste van het fonds gebracht, maar worden in het depot geactiveerd. Momenteel is er sprake van geactiveerde negatieve overrente. Deze zal worden verrekend met eventuele toekomstige positieve rendementen voordat die weer volledig zullen bijdragen aan een stijging van het vrije vermogen van het fonds. De hoogte van de geactiveerde negatieve overrente van het gesepareerd beleggingsdepot (totaal van het “hoofddepot” en “prepensioendepot”), na bestemming van het resultaat van het depot over 2009, bedraagt ultimo boekjaar € (17.386.987). De depotdekkingsgraad bedraagt 92,84%, op basis van de volgende opstelling: Vrij vermogen incl. geactiveerde
Technische voorzieningen
negatieve overrente
volgens grondslagen gesepareerd beleggingsdepot
Dekkingsgraad van het depot
€ (8.119.435)
€ 113.395.229
92,84%
In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het fonds de overeenkomst niet verlengd en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente volledig ten laste van de verzekeraar zal komen. Indien bij het niet verlengen van de overeenkomst de opgebouwde aanspraken worden overgedragen naar een andere uitvoerder, zal de negatieve overrente worden verrekend met de overdrachtswaarde.
Pagina 32 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.7.
Voornaamste risico’s en onzekerheden Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
5.7.1.
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor pensioenfondsen is het solvabiliteitsrisico. Hier gaat het om het risico dat het fonds in de nabije of verre toekomst niet beschikt over voldoende middelen om zijn pensioenverplichtingen na te komen. Dit risico komt tot uitdrukking in de hoogte en beweeglijkheid van de dekkingsgraad van het fonds en kan inzichtelijk worden gemaakt door middel van een ALM-studie. In een ALM-studie wordt integraal gekeken naar het financieringsbeleid, het toeslagbeleid en het strategische beleggingsbeleid van het fonds. Het fonds heeft uitgebreide studies uitgevoerd in 2006 en in 2009. Het bestuur is voornemens dit op reguliere basis te herhalen. Bij het beleggingsbeleid wordt ook het inzetten van derivaten (afgeleide instrumenten) om zo risico’s te verminderen meegewogen. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming/de aangesloten werkgevers en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Gezien het feit dat het fonds een zogeheten garantiecontract heeft met de herverzekeraar die een afdoende rating heeft, acht het bestuur het solvabiliteitsrisico voor wat betreft de reguliere pensioenaanspraken te hebben afgedekt. Wel bestaat het risico ten aanzien van het toeslagbeleid. Het solvabiliteitsrisico van het fonds kan onderverdeeld worden naar de in de volgende hoofdstukken omschreven risico’s. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid.
5.7.2.
Actuariële risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de Technische voorziening. Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen. Kortlevenrisico De kans bestaat dat een deelnemer in het pensioenfonds komt te overlijden en een nabestaanden en/of wezenpensioen ingaat, waarvoor een extra toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen moet plaatsvinden. Dit noemen we het kortlevenrisico. Zowel het langleven- als kortlevenrisico is volledig herverzekerd op grond van de met de herverzekeraar gesloten verzekeringsovereenkomst. Dit betekent dat negatieve gevolgen uit hoofde van dit risico voor rekening van de verzekeraar komen.
Pagina 33 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Het arbeidsongeschiktheidsrisico is volledig herverzekerd op grond van de met de herverzekeraar gesloten verzekeringsovereenkomst. Dit betekent dat negatieve gevolgen uit hoofde van dit risico voor rekening van de verzekeraar komen. 5.7.3.
Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de pensioenen te verlenen. Het risico bestaat dat de meeropbrengsten uit beleggingen en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de dekkingsgraad niet toereikend zijn om invulling te kunnen geven aan het beoogde toeslagbeleid. Overigens heeft het toeslagbeleid een strikt voorwaardelijk karakter en is met een continuïteitsanalyse en consistentietoets berekend wat de slaagkans van de toeslagambitie is. Naar de mening van het bestuur is daardoor het financiële risico voor het pensioenfonds nagenoeg nihil.
5.7.4.
Risico van financiële instrumenten Belangrijkste beleggingsrisico’s Vanwege het met de herverzekeraars gesloten garantiecontract is dit in feite geen rechtstreeks risico voor het pensioenfonds. Maar de beleggingsrendementen vormen wel de basis voor het toeslagbeleid. Daarom worden hieronder toch de belangrijkste beleggingsrisico’s weergegeven. Aandelenrisico Dit betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door een spreiding aan te brengen binnen de aandelenportefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt. Onroerend goedrisico Dit betreft het prijsrisico dat wordt gelopen in de verschillende onroerend goedmarkten. Een gedeelte van de portefeuille wordt belegd in een wereldwijde onroerend goedportefeuille. Valutarisico Koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Het valutarisico wordt alleen voor de vastrentende waarden naar euro’s afgedekt. Voor zakelijke waarden wordt dit risico niet afgedekt. Overige financiële risico’s Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst. Tevens is het kredietrisico van de herverzekeraars van belang. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door een goede selectie van tegenpartijen, het stellen van limieten aan tegenpartijen en het waar mogelijk vragen van extra zekerheden zoals onderpand. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van marktprijzen, veroorzaakt door factoren die uitsluitend gelden voor een specifiek instrument of door factoren die de gehele marktomstandigheden beïnvloeden. Dit risico is op zich niet beheersbaar door het pensioenfonds. Door een brede spreiding over beleggingscategorieën wordt dit risico echter beperkt. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn Pagina 34 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
verplichtingen uit hoofde van financiële instrumenten kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities. Concentratierisico Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. Ook dit risico wordt beperkt door de brede spreiding over meerdere beleggingscategorieën Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit van de geautomatiseerde systemen, en dergelijke. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door dan wel namens het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale financiële markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, niet langer verhandelbaar zijn en zelfs hun waarde verliezen. Dit risico is voor het pensioenfonds, evenals voor andere marktpartijen, niet beheersbaar. Het pensioenfonds heeft een garantiecontract bij AEGON Levensverzekering N.V. hetgeen betekent dat kredietrisico, liquiditeitsrisico en operationeel risico zeer beperkt zijn, doordat de solvabiliteit van verzekeraars nauwlettend door de toezichthouder DNB in de gaten wordt gehouden. 5.7.5.
Overige risico’s Matchingrisico Rentemismatchrisico Dit is het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de obligaties in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) aan het Strategic Allocation Fund. Met het LDO wordt de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille tot 15 jaar verlengd om het zo meer af te stemmen op de verplichtingen van het pensioenfonds. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis en knowhow te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een extern accountant. Wel zal het bestuur – mede in het kader van Pension Fund Governance én ter beheersing van dit risico extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het fonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van
Pagina 35 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter vermindering van dat risico. Operationele risico’s Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT-problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Dergelijke risico’s worden beheerst door een strakke administratieve organisatie en interne controle, een calamiteitenplan plus uitwijkvoorziening en een gedragscode. Het bestuur van het pensioenfonds ziet er dan ook op toe dat de administrateur voldoende maatregelen neemt om dit risico te minimaliseren. Hier hebben de Beleidsregels Uitbesteding ook aan bijgedragen. Los van hetgeen in de ABTN vermeld staat ter waarborging van een goede administratieve organisatie en interne beheersing beschikt AEGON ook over een calamiteitenplan en een gedragscode waaraan iedere medewerker zich dient te houden. Systeemrisico Dit is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. 5.7.6.
Risicoanalyse door De Nederlandsche Bank Het toezichtsproces van DNB is er onder meer op gericht potentiële problemen te identificeren. Hiertoe is het noodzakelijk een actueel beeld te hebben van alle onder toezicht staande instellingen. Op basis van de risicoanalysemethode FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) worden alle onder toezicht van DNB staande instellingen systematisch in kaart gebracht. Door de inherente risico’s van instellingen en organisatie-onderdelen te typeren, en de gehanteerde beheersingsmaatregelen te analyseren wordt binnen de applicatie FIRM een risicoprofiel samengesteld. Op basis van dit risicoprofiel kunnen binnen het toezicht prioriteiten worden gesteld. FIRM neemt hiermee een centrale rol in binnen het toezichtsproces. FIRM is in 2005 ontwikkeld ter vervanging van de eerder binnen DNB en de PVK ontwikkelde risicoanalysemethoden (RAST en MARS). Binnen de nieuwe methode is ervoor gekozen een expliciet verband te leggen met de bij wet opgedragen toezichtsdoelstellingen: solvabiliteit, liquiditeit, integriteit en beheer en organisatie. De methode bevordert een eenduidige analyse en de vastlegging dient als basis voor interne en externe verslaglegging.
5.8.
Pension Fund Governance Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur heeft dan ook de PFG-principes, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft vastgesteld en thans zijn opgenomen in de Pensioenwet (PW) geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving van hoe het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes.
5.8.1.
Transparantie, communicatie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt.
Pagina 36 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Het bestuur heeft een strategisch communicatieplan opgesteld. Dit plan vormt de basis voor het communicatiebeleid dat het fonds de komende jaren zal gaan voeren richting de doelgroepen van het fonds: te weten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur publiceert jaarlijks een jaarverslag dat voldoet aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek en de Raad voor de Jaarverslaggeving daaraan stellen. Het jaarverslag wordt aan alle aangesloten werkgevers gezonden om ter inzage te worden gelegd voor de deelnemers. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel waar het pensioenfonds ingeschreven staat. Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en het reglement van de pensioenregeling van het fonds bij de administrateur van het fonds opvragen. 5.8.2.
Bestuur Integere bedrijfsvoering Het beleid van het bestuur van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: •
een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing;
•
een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s;
•
het voorkomen van belangenverstrengeling;
•
een duurzame beheersing van (financiële) risico’s.
Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het pensioenfonds, het compliance program en in het jaarverslag. Functioneren van het bestuur Het bestuur evalueert periodiek zijn functioneren zowel collectief als individueel. In 2009 is besloten dit te doen aan de hand van een extern instrument te weten de Board Functioning Index. Begin 2010 heeft een dergelijke evaluatie plaatsgevonden waarvan de eerste resultaten zijn besproken. Gezien het belang van deze evaluatie heeft het bestuur besloten later in het jaar een speciale themadag hierover te organiseren waarbij het doel is om gerichte acties aan de bevindingen te koppelen. De globale bevindingen van de eerste sessie zijn: •
Het bestuur is effectief en succesvol en is goed in staat om de zaken voor elkaar te krijgen, er is sprake van goede sociale vaardigheden en probleemoplossend vermogen.
•
Het bestuur is als geheel voldoende deskundig, individueel is echter nog niet iedereen op het gewenste niveau. Alhoewel er al het nodige gedaan wordt aan deskundigheidsbevordering is één van de uitkomsten van de analyse dat hier nog meer aandacht aan besteed moet worden.
•
Ook het inwerken en begeleiden van nieuwe bestuursleden is van het grootste belang en moet in de ogen van het bestuur verbeterd worden.
•
De te besteden tijd van bestuursleden staat soms op gespannen voet met de benodigde tijd hetgeen voor een deel terug te voeren is op de verzwaring van de eisen aan bestuurders van pensioenfondsen.
Het bestuur heeft tijdens de eerste sessie besloten de volgende acties aan de bevindingen te koppelen:
5.8.3.
•
Het onderwerp deskundigheidsbevordering komt prominent op de agenda.
•
Er komt een introductieprogramma voor nieuwe bestuursleden.
•
De invulling van de voorzittersrol behoeft geen actie.
Deelnemersraad Het fonds heeft een deelnemersraad. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken. Jaarlijks terugkerende advieszaken betreffen de vaststelling van de premiebijdrage, de toeslag en het jaarverslag.
Pagina 37 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De deelnemersraad bestaat in beginsel uit 4 raadsleden, verdeeld over de geleding actieve deelnemers en de geleding pensioengerechtigden. In de deelnemersraad zijn de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalverhoudingen naar evenredigheid vertegenwoordigd. Rekeninghoudend met deze evenredigheid stelt het bestuur het aantal zetels vast. De geleding actieve deelnemers heeft 3 raadsleden en de geleding pensioengerechtigden heeft 1 raadslid in de deelnemersraad. Er is ultimo 2009 één vacature in de deelnemersraad. 5.8.4.
Verantwoordingsorgaan Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn actieve deelnemers, gepensioneerden en de aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. In het jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan weergegeven alsmede de reactie van het bestuur van het fonds hierop. Om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de gepensioneerden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen verantwoordingsorgaan en deelnemersraad betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. Er is een evenredige stemverdeling tussen de verschillende geledingen aanwezig. Het reglement van het verantwoordingsorgaan is per 1 januari 2008 van kracht geworden en hiermee is het verantwoordingsorgaan per die datum formeel geïnstalleerd.
5.8.5.
Intern toezicht Het interne toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. Minimaal eens in de drie jaar beziet de commissie het functioneren van het fonds en het bestuur kritisch. De bevindingen van de visitatiecommissie worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. Om vorm te geven aan het intern toezicht heeft het bestuur eind 2009 een visitatiecommissie van drie externe deskundigen benoemd. Deze commissie heeft in de periode februari 2010 tot april 2010 een onderzoek gedaan naar het functioneren van het pensioenfonds en het bestuur. Een samenvatting van het oordeel van de visitatiecommissie treft u onder paragraaf 5.8.8. in dit jaarverslag aan.
5.8.6.
Compliance De compliance officer heeft op basis van zijn onderzoek vastgesteld dat er in 2009 geen overtredingen van de gedragscode zijn gebleken; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd.
5.8.7.
Deskundigheidsbevordering Het deskundigheidsplan Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. Het bestuur van het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan dat is gebaseerd op het “Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering” van de koepels (de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen). In dit plan is per bestuurslid aangegeven in welke mate deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is.
Pagina 38 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De deskundigheid is gespreid over de zes bestuursleden. Tevens bevat het plan objectieve criteria voor de evaluatie van de deskundigheidsbevordering. Het bestuur heeft in 2008 een zogenaamde nul-meting uitgevoerd om te bepalen wat het huidige kennisniveau binnen het bestuur is en vanuit die gegevens is een opleidingsplan ontwikkeld dat in het deskundigheidsplan is opgenomen. Zo laat het voltallige bestuur zich tijdens specifiek voor het pensioenfonds opgezette cursusdagen - periodiek informeren over voor het pensioenfonds relevante ontwikkelingen. Het bestuur bepaalt zelf hoe het benodigde deskundigheidsniveau zal worden bereikt. Het deskundigheidsplan wordt jaarlijks besproken en zonodig aangepast. Het deskundigheidsplan is in 2009 bijgewerkt met de besluiten zoals die in 2008 genomen zijn. Gevolgde opleidingen In
2009
zijn
er twee
themabijeenkomsten
georganiseerd
waarbij,
samen
met
de
leden
van
de
deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan, opleidingsbehoeften zijn ingevuld. De tot nu toe behandelde thema’s zijn jaarverslaglegging, wet- en regelgeving en beleggingen Opleidingen 2010 Ook in 2010 worden weer twee themadagen georganiseerd waarop onderwerpen uit het deskundigheidsplan behandeld zullen worden. De eerste staat in het teken van de pensioenactualiteiten aan de hand van de rapporten van de commissies Frijns, Goudswaard en Don. Het in 2009 nieuw benoemde bestuurslid, de heer N. Altundal, gaat in 2010 de SPO cursus “besturen van een pensioenfonds” volgen. Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan In 2009 zijn relevante bijeenkomsten van onder meer de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen bezocht. Ook zijn de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan aanwezig bij de themadagen die het bestuur organiseert. Bovendien is in het voorjaar van 2009 een speciaal op deelnemersraad en verantwoording afgestemde themadag “De rol van het verantwoordingsorgaan in de praktijk” aangeboden. Ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan gaan in 2010 de SPO cursus “besturen van een pensioenfonds” volgen. 5.8.8.
Visitatietraject Samenvatting van het oordeel van de visitatiecommissie De visitatiecommissie die bestaat uit de heren G.J. van Arkel (voorzitter), A.A. Lugtigheid en J.M. van Beek heeft in de periode van 1 januari 2010 tot 1 mei 2010 de eerste visitatie bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie verricht. De visitatiecommissie heeft zich een oordeel gevormd over het functioneren van het bestuur en het fonds vanuit de volgende aspecten die de STAR voor het intern toezicht heeft geformuleerd: •
De beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks en balances
•
De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd
•
De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd op documentenonderzoek en de inhoud van interviews gehouden met delegaties van het bestuur, het verantwoordingsorgaan, de deelnemersraad en de administrateur. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid in de interviews zeer op prijs gesteld. De visitatie betreft een fase dan wel een momentopname in een doorgaand proces van kwaliteitsverbetering. De commissie is tot het volgende oordeel gekomen: De algemene indruk van de visitatiecommissie is dat het fonds de zaken goed voor elkaar heeft. Het bestuur heeft voldoende controle op de processen, de procedures en de uitbestede taken. Het bestuur wordt ervaren als open, integer, professioneel, pragmatisch en secuur en gaat respectvol met elkaar om. Het fonds wordt op een adequate wijze aangestuurd, er wordt waar nodig gebruik gemaakt van externe professionals op actuarieel, administratief en beleggingsgebied. Het bestuur legt adequaat verantwoording af over het
Pagina 39 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
gevoerde beleid, zowel in de vergaderingen als in het jaarverslag. De bijzondere positie als vrijwillig pensioenfonds en de noodzakelijke ambitie tot verdere expansie van het fonds geeft een extra dimensie en belang aan de voorlichting aan werkgevers en werknemers en prospects. Het bestuur heeft hiertoe een adequaat communicatiebeleid ontwikkeld. De commissie heeft in totaal 14 aanbevelingen geformuleerd die onder andere de finetuning van de fondsdocumenten, de compliance functie, de klachten- en geschillenrapportage, de actieve monitoring van het beleggingsbeleid, het meer formeel scheiden van de afzonderlijke fondsorganen, het uitbestedingsbeleid inclusief de rapportages en de opleidingsplannen voor deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Als belangrijkste aanbeveling heeft de visitatiecommissie aangegeven dat het van het grootste belang is om een lange termijnvisie op de toekomst van het fonds te ontwikkelen. Reactie van het bestuur en acties Het bestuur is van mening dat het visitatierapport een goede weergave geeft van de werkelijkheid. Het bestuur gaat de aanbevelingen eerst intern bespreken en zal de actiepunten die daaruit voortkomen geprioriteerd oppakken. Een aantal van de actiepunten is reeds opgepakt, mede omdat deze ook eerder naar voren waren gekomen bij de zelfevaluatie van het bestuur. Dit betreft onder andere het invoeren van een profielschets en een introductieprogramma voor nieuwe bestuurders. Het visitatierapport is aan het verantwoordingsorgaan verstrekt om mede aan de hand daarvan tot een oordeel over het handelen, de beleidskeuzes en het uitvoren van het beleid door het bestuur te komen. 5.8.9.
Vergoedingsregeling De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Ook de leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuurs-/deelnemersraadvergaderingen. Ten aanzien van de hoogte van de vergoedingen geldt dat de zogenaamde SER-vergoedingen worden gevolgd. De hoogte en verdeling van de vergoedingen voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan wordt door het bestuur vastgesteld.
5.8.10. Klachten- en geschillenprocedure Het fonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden ingediend bij het bestuur van het fonds. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. Het bestuur heeft besloten dat iedere klacht zal worden geagendeerd voor een bestuursvergadering. De klachten- en geschillenregeling is afgeleid van de klachten- en geschillenregeling die de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen heeft gepubliceerd. De klachten- en geschillenregeling is gepubliceerd op de website van het fonds. 5.8.11. Communicatie Het bestuur van het fonds hecht veel waarde aan een heldere en eerlijke communicatie naar zowel de aangesloten werkgevers als de deelnemers van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft – naast de
Pagina 40 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
reguliere informatie-uitwisseling over premies, mutaties en pensioenopgaven - een aantal belangrijke informatiekanalen: Website fonds Via de website van het pensioenfonds wordt informatie verschaft over de structuur van het fonds, de pensioenregeling en de huidige van belang zijnde ontwikkelingen. Via een downloadmogelijkheid zijn alle reglementen evenals de statuten en de verplichtstellingsbeschikking beschikbaar. Ook kunnen bezoekers informatie opvragen bij de administrateur. De informatie op deze site wordt regelmatig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen, zowel binnen het pensioenfonds als op het gebied van wet- en regelgeving. In 2009 is de website opnieuw vormgegeven. Hierbij is het uitgangspunt geweest om meer aansluiting te vinden bij de verschillende doelgroepen van het fonds. Zo is de site opgesplitst in specifieke onderdelen voor de werkgevers, de werknemers, de gepensioneerden en het bestuur. Voor het bestuur is het mogelijk om via een besloten deel van de site diverse voor het bestuur bedoelde stukken te benaderen. Internettoepassing werkgevers De reguliere gegevensuitwisseling tussen de werkgevers en het pensioenfonds vindt grotendeels plaats via een internettoepassing. Werkgevers kunnen de mutaties doorgeven via deze toepassing waardoor de papierstroom aanmerkelijk wordt gereduceerd. Persoonlijke pensioensite Het pensioen heeft eind 2009 een specifieke pensioensite voor de deelnemers beschikbaar gesteld. Op deze internetsite, kunnen de deelnemers van het fonds on-line informatie over hun eigen pensioenaanspraken opvragen. De persoonlijke pensioensituatie wordt in beeld gebracht door middel van op maat gemaakte software. Deze internetsite biedt ook gedeeltelijk inzicht in flexibele mogelijkheden zoals vervroeging en uitstel. Dit laatste zal nog worden uitgebreid. Samenvatting pensioenregeling Omdat jaarlijks de kerncijfers van de pensioenregeling wijzigen (de franchise en grensbedragen), verschaft het pensioenfonds jaarlijks een samenvatting van de pensioenregeling met de actuele kerncijfers. Zo heeft de werkgever altijd de juiste cijfers direct bij de hand alsmede een korte omschrijving van de regeling. Startbrief Aan nieuwe deelnemers wordt een zogeheten startbrief verzonden. De startbrief bevat veel meer informatie voor een nieuwe deelnemer dan de oude pensioenopgave. In de startbrief staat ook informatie over de regeling en het pensioenfonds zelf. Uniform PensioenOverzicht (UPO) Het UPO is door pensioenfondsen en verzekeraars ontworpen om op een eenduidige manier deelnemers te informeren over hun pensioensituatie nu en in de toekomst. Het UPO geeft de deelnemers inzicht in het inkomen bij pensionering, bij arbeidsongeschiktheid en het pensioen voor nabestaanden bij overlijden. Pensioenkrant In de zomer van 2009 is een pensioenkrant aan alle deelnemers gezonden waarin met name aandacht is geschonken aan de gevolgen van de kredietcrisis voor het pensioenfonds. Werkgevers en werknemerspresentaties In 2009 zijn wederom bij werkgevers op locatie presentaties over de pensioenregeling gehouden. Hiervoor zijn twee modules ontwikkeld: -
in plenaire sessies uitleg geven over hetgeen de werkgever gevraagd heeft, zoals informatieverstrekking over alle facetten rond de wijziging van de pensioenregeling;
-
individuele sessies op locatie, hetgeen inhoudt dat de ‘pensioenconsulent’ op af te spreken tijdstippen kantoor houdt in het bedrijf zelf.
In 2010 zullen speciale presentaties voor HR-managers van de aangesloten bedrijven en voor sector- en kaderleden van de vakbonden ontwikkeld worden. Pagina 41 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.9. 5.9.1.
Wet- en regelgeving; ontwikkelingen en vooruitzichten Verhoging AOW-leeftijd In oktober 2009 heeft het kabinet ingestemd met het wetsvoorstel over de AOW. Op basis van dit wetsvoorstel gaat de AOW-leeftijd in twee stappen naar 67 jaar. Het kabinet neemt zich voor het fiscale kader voor de aanvullende pensioenen daarop aan te passen. Het verhogen van de AOW-leeftijd wordt nodig geacht om de gevolgen van de vergrijzing en de stijgende levensverwachting op te vangen. Dat daar nu over besloten moet worden, vloeit voort uit het feit dat we in Nederland als gevolg van de crisis sneller door de reserves heengaan die met het oog op de vergrijzing waren opgebouwd. De vergrijzing zet de betaalbaarheid van ons sociale stelsel onder druk; ook zijn er – afgezet tegen de bevolkingsopbouw - steeds minder mensen die (kunnen) werken. Nadat het kabinet demissionair is geworden, heeft de Tweede kamer besloten het wetsvoorstel niet te behandelen. Gezien de stellingname van de meerderheid van de politiek partijen lijkt een verhoging van de AOW-leeftijd echter slechts een kwestie van tijd.
5.9.2.
Toeslagenlabel: uitstel voor herverzekerde pensioenfondsen Vanaf 1 januari 2010 zijn alle pensioenuitvoerders verplicht om het toeslagenlabel op te nemen op alle daartoe aangewezen documenten, zoals de startbrief en het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Om pensioenuitvoerders de mogelijkheid te bieden om het toeslagenlabel te baseren op actuele berekeningen, zal de Autoriteit Financiële Markten (AFM) pas vanaf 1 april 2010 controleren of het toeslagenlabel op de juiste wijze is toegepast. Echter, voor de grotendeels herverzekerde pensioenfondsen – zoals ons pensioenfonds - is er tot op heden geen duidelijkheid over de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de berekeningen waarop het toeslagenlabel is gebaseerd. Het is voor de herverzekerde fondsen in feite dus niet mogelijk om het toeslagenlabel vast te stellen. De grotendeels herverzekerde fondsen hoeven het toeslagenlabel daarom tot nader order niet op te nemen op de daartoe aangewezen documenten. In 2009 heeft het pensioenfonds als alternatief voor het toeslaglabel een door AFM ter beschikking gestelde modelbrief benut.
5.9.3.
Herverzekerde pensioenfondsen en omgang kredietrisico Een groot aantal pensioenfondsen heeft zijn risico’s gedeeltelijk of geheel herverzekerd bij een verzekeraar. Het belangrijkste risico dat deze fondsen – voor zover herverzekerd – nog zelf dragen is het kredietrisico in het geval van faillissement van een verzekeraar. Door de financiële crisis is de kredietkwaliteit van de meeste verzekeraars gedaald. Redenerend vanuit de huidige systematiek van de Pensioenwet heeft de lagere kredietkwaliteit van de verzekeraar tot gevolg dat de kapitaalseisen voor het herverzekerde pensioenfonds toenemen en de marktwaarde van de vordering van het fonds op de verzekeraar – formeel gezien – afneemt hoewel de verzekeraar volledig aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Die tegenstrijdigheid wordt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onwenselijk geacht. Daarom is aan herverzekerde pensioenfondsen die ten gevolge van het kredietrisico van hun herverzekeraar in onderdekking zijn geraakt, tot eind 2010 vrijstelling verleend voor het indienen van herstelplannen. Tegelijkertijd zal SZW in de loop van 2010 onderzoek doen naar de toekomst van herverzekerde pensioenfondsen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal in de tweede helft van 2010 een besluit worden genomen over een fundamentele en structurele oplossing ten aanzien van herverzekerde pensioenfondsen. De rating van de verzekeraar van ons pensioenfonds is zondanig goed dat deze problematiek voor ons pensioenfonds thans niet aan de orde is.
5.9.4.
Nieuwe actuariële grondslagen door stijgende levensverwachting Voor de berekening van hun verplichtingen maken veel pensioenfondsen gebruik van de door het Actuarieel Genootschap (AG) gepubliceerde prognosetafels. DNB verwacht van pensioenfondsen dat ze zowel bij het
Pagina 42 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
vaststellen van hun verplichtingen als voor het nemen van beleidsbesluiten rekening houden met nieuwe inzichten in de gemiddelde levensverwachting. Uit recente publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is gebleken dat de gemiddelde levensverwachting van mannen en vrouwen sneller stijgt dan eerder werd aangenomen. Ook stijgt de levensverwachting sneller dan is verondersteld in de laatste prognosetafel van het AG (de prognosetafel 2005 - 2050). Aanpassing van de prognosetafel is daarom noodzakelijk. Pensioenfondsen moeten besluiten op welke wijze in hun cijfers rekening wordt gehouden met de laatste ontwikkelingen in levensverwachting. Overgang naar CBS-prognosetafels inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2008 leidt tot een verhoging van de technische voorziening (TV) met 6,4% ten opzichte van de contractsgrondslagen. Om rekening te houden met een verwachte afname van de ervaringssterfte, omdat naar verwachting in de toekomst het verschil tussen overlevingskansen van de gehele bevolking en de beroepsbevolking zal afnemen, is rekening gehouden met een korting op ervaringssterfte van 2,8%-punt. De toename van de TV komt dan uit op 3,6%. De verwachting is dat het AG in de eerste helft van 2010 met een herziene prognosetafel komt. Deze zal de basis vormen voor de keuze ten aanzien van de actuariële grondslagen voor de nabije toekomst. 5.9.5.
Toezichtthema’s DNB 2010-2014 De kredietcrisis benadrukt naar de mening van DNB het belang van een aanscherping van het toezichtkader voor banken, verzekeraars en pensioenfondsen. DNB scherpt haar eigen toezichtaanpak op twee punten aan. Ten eerste zal het toezicht van DNB vaker een instellingsoverstijgend perspectief hanteren. In de kredietcrisis bleek de verwevenheid van financiële instellingen onderling en met de reële economie groter dan voorzien. DNB gaat in haar toezicht daarom in sterkere mate handelen vanuit een macro-oriëntatie en een focus op risicogebieden en toezichtthema's. Ten tweede zal DNB meer aandacht schenken aan de strategie en de bedrijfscultuur van instellingen. De snelheid is toegenomen waarmee ontwikkelingen in de financiële sector zich voordoen en tot een crisis kunnen escaleren. Daarom zal het toezicht een slag dieper gaan om mogelijke oorzaken van latere problemen (zoals strategie en cultuur van instellingen) op te sporen en aan te pakken voordat deze zich vertalen in verslechterende solvabiliteits- en liquiditeitsratio's. Meerdere speerpunten uit de nieuwe toezichtvisie zijn al vertaald in de thema's die DNB extra in het vizier houdt in 2010, waaronder beloningsbeleid, gedrag en bedrijfscultuur, strategie en bedrijfsmodel, en stresstesten.
5.9.6.
Rapporten commissies Frijns, Goudswaard en Don Pensioenen stonden in de eerste maand van 2010 volop in de aandacht. Op 19 januari 2010 presenteerde de commissie Frijns haar rapport; een ruime week later was het de beurt aan de commissie Goudswaard. Deze commissies zijn door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Donner ingesteld om lessen te trekken uit de huidige crisis. De turbulentie op de financiële markten heeft laten zien hoe kwetsbaar het Nederlandse pensioenstelsel is. En met een toenemende vergrijzing en een stijgende levensverwachting staat het pensioenstelsel ook in de toekomst voor grote uitdagingen. In dit licht boog de commissie Frijns zich over de vraag of de pensioenfondsen de afgelopen jaren een verantwoord beleggingsbeleid hebben gevoerd. De commissie Goudswaard onderzocht de toekomstbestendigheid van de aanvullende pensioenregelingen (de tweede pijler). Beide commissies zijn specifiek in het leven geroepen voor pensioenfondsen. Maar de bredere maatschappelijke discussie naar aanleiding van de rapporten zal uiteindelijk ook direct verzekerde regelingen raken. Commissie Frijns: “Onvoldoende oog voor risico’s” De commissie constateert dat de pensioenwereld in de afgelopen jaren is veranderd. Door de vergrijzing en de toegenomen complexiteit van financiële producten en markten zijn pensioenfondsen kwetsbaarder geworden. Pensioenfondsen presteren niet slecht, maar door maatschappelijke en economische Pagina 43 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
veranderingen zijn wel aanpassingen nodig van het risicobeleid, de uitvoering en de governance. Zo moeten pensioenfondsbesturen bewustere strategische keuzes maken in de risico’s die ze (willen) lopen en voldoende grip houden op de uitvoering van hun beleggingen. Volgens de commissie laten pensioenfondsen zich nu vaak leiden door het rendement dat gehaald moet worden en hebben ze onvoldoende oog voor de risico’s. Het bestuur van een pensioenfonds moet aantoonbaar over voldoende expertise beschikken op het gebied van risicomanagement en vermogensbeheer om zelf actief te kunnen sturen en voldoende tegenwicht kunnen bieden aan partijen die de beleggingen van/voor het pensioenfonds uitvoeren. Op 15 maart 2010 heeft DNB – los van het rapport van de commissie Frijns - de resultaten van een onderzoek naar het beleggingsbeleid van pensioenfondsen gepubliceerd. Op hoofdlijnen heeft het DNB-beleggingsonderzoek geleid tot de volgende conclusies: Er bestaat onvoldoende aandacht voor de beleggingsstrategie van fondsen in relatie tot de kenmerken van het fonds, waardoor het risicoprofiel op gespannen voet kan komen te staan met de belangen van de deelnemers. De financiële opzet en daarbinnen de beleggingsstrategie wordt te vaak gestoeld op optimistische veronderstellingen. De vertaling van het beoogde strategische beleggingsbeleid naar de daadwerkelijke beleggingsportefeuille heeft tot extra verliezen geleid, bovenop de verliezen die direct op het conto van de marktomstandigheden kunnen worden geschreven. Het vereist eigen vermogen wordt niet altijd correct vastgesteld, waardoor een goed zicht op het aan te houden eigen vermogen ontbreekt. Door tekortkomingen in de governance, uitbesteding en risicobeheersing zijn pensioenfondsen kwetsbaar gebleken. De bevindingen van de commissie Frijns komen dus voor een belangrijk deel overeen met de bevindingen van het DNB-beleggingsonderzoek. Commissie Goudswaard: “Pensioenstelsel thans onvoldoende toekomstbestendig” De commissie Goudswaard concludeert dat Nederland een uniek stelsel van aanvullende pensioenen heeft. De collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling maken vormen van verzekeren mogelijk die in de markt niet (gemakkelijk) te realiseren zijn. Maar de oplopende kosten en de waargenomen kwetsbaarheid voor schokken op de financiële markten roepen vragen op over de toekomstbestendigheid van het stelsel. In vergelijking met andere landen is Nederland beter voorbereid op de vergrijzing, maar de kosten van de aanvullende pensioenen lopen sterk op en de premie moet fors verder stijgen om het huidige ambitieniveau in de toekomst vast te kunnen houden. Onder invloed van een dalende rente en stijgende aandelenkoersen ontkwamen pensioenfondsen er niet aan om meer risico’s te gaan nemen, maar zijn ze tegelijkertijd steeds minder goed in staat om de risico’s op te vangen. Het risico komt meer en meer bij de deelnemers te liggen. Het Nederlandse pensioenstelsel met de bestaande ambities en veronderstelde zekerheid is onvoldoende toekomstbestendig voor de uitdagingen waarvoor het staat (toenemende vergrijzing, stijgende levensverwachting en toenemende kwetsbaarheid voor financiële risico’s). Voor het behoud van een collectief en solidair stelsel moeten keuzes worden gemaakt waarbij het van essentieel belang is dat sociale partners en de overheid de handen ineen slaan. Commissie Don: evaluatie parameters FTK In de Pensioenwet is vastgelegd dat de parameters FTK iedere drie jaren moeten worden getoetst in relatie tot de financieel-economische ontwikkelingen in het verleden en in de toekomst. Deze parameters hebben betrekking op de minimale verwachtingswaarden voor de groeivoeten van het loon- of prijsindexcijfer, het maximaal te hanteren verwachte rendement op vastrentende waarden, de maximaal te hanteren risicopremies op onder andere aandelen en onroerend goed en de toekomstige rentetermijnstructuur voor de disconteringsvoet binnen de continuïteitsanalyse. De parameters zijn van belang bij het vaststellen van de kostendekkende premie van pensioenfondsen en bij de financieel-economische uitgangspunten die in herstelplannen en de continuïteitsanalyse mogen worden gehanteerd. In genoemde wetsartikelen is tevens vastgelegd dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het advies van een commissie zal inwinnen, bestaande uit een vertegenwoordiger van DNB, van het Centraal
Pagina 44 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Planbureau (CPB) en twee leden op voordracht van een Stichting van de Arbeid. Daarnaast dient er een onafhankelijk lid aangewezen te worden. Deze adviesprocedure is inmiddels voor de eerste keer gevolgd. De Commissie parameters FTK (ofwel de Commissie Don) heeft in september 2009 haar advies aan minister Donner (SZW) uitgebracht. Het is een verdeeld advies geworden; de verdeeldheid is gelegen in het maximale veronderstelde aandelenrendement dat door de pensioenfondsen mag worden gebruikt (een van de parameters). Minister Donner heeft het advies gestuurd aan de Tweede Kamer. De minister merkt daarbij op dat de pensioenfondsen voor de premievaststelling voor 2010 nog kunnen uitgaan van de thans geldende parameters. Dit met het oog op de huidige economische situatie en de positie waarin veel pensioenfondsen momenteel verkeren. Herziening van de parameters komt aan de orde in het overleg medio 2010 met de STAR en de pensioenkoepels. 5.9.7.
Notitie evaluatie FTK Los van de evaluatie van de paramaters FTK, heeft het Actuarieel Genootschap (AG) in januari 2010 de notitie Evaluatie FTK gepubliceerd. Conclusie van de AG-werkgroep is dat de hoofdlijnen van het huidige FTK (marktwaardering van verplichtingen, solvabiliteitseisen en de regels rond premievaststelling en het toeslagenbeleid, met inbegrip van de continuïteitsanalyse) voldoen. Wel constateert de werkgroep een aantal verbeter- en aandachtspunten, die vooral toezien op de discrepantie tussen de korte- en langetermijn horizon respectievelijk tussen nominale en reële toezeggingen. Het demissionaire kabinet is van mening dat sprake is van vier kernproblemen in het huidige FTK, die om een oplossing vragen. De oplossingsrichtingen die aansluiten bij de conclusies in de evaluatie van het FTK, vormen de inzet van het kabinet. Deze betreffen de volgende. Het beter zichtbaar maken van het spanningsveld tussen de reële ambitie van pensioenfondsen (het leveren van een waarde- of welvaartsvast pensioen) en het nominale kader in het FTK. Het verbeteren van het evenwicht tussen rendement en risico. Het wegnemen van de ongewenste gevolgen van de volatiliteit van dekkingsgraden. Het waarmaken van de nominale zekerheidsmaat van 97,5%.
5.9.8.
Gevolgen val kabinet Balkenende IV De onzekerheid over de grote pensioendossiers is met de val van het kabinet Balkenende IV toegenomen. Inzet kabinet voor de toekomst van aanvullend pensioenstelsel Begin april 2010 heeft het demissionaire kabinet zijn visie op de toekomst van het aanvullend pensioenstelsel gepubliceerd, vergezeld door het Rapport evaluatie Financieel Toetsingskader. Op grond hiervan zal op korte termijn het gesprek met sociale partners worden aangegaan. Het kabinet deelt de conclusie van de commissie Goudswaard dat het stelsel van tweede pijler pensioenen in zijn huidige vormgeving niet toekomstbestendig is. Het kabinet meent dan ook dat niet langer gewacht kan worden met het nemen van maatregelen. Tegelijkertijd constateert het kabinet – samen met de commissie Goudswaard - dat er goede mogelijkheden zijn om het stelsel aan te passen als sociale partners en overheid de handen ineen slaan. Met de nodige aanpassingen kunnen de sterke kanten van het stelsel behouden blijven. Een toekomstbestendig aanvullend pensioenstelsel zal in essentie enerzijds moeten waarborgen dat toezeggingen die aan deelnemers worden gedaan, beter worden nagekomen dan nu het geval is. Anderzijds zal het ook mogelijk moeten maken dat pensioenregelingen kunnen worden overeengekomen, waarbij de reële ambitie van een waarde- of welvaartsvast pensioen voorop staat, maar dan op basis van voorwaardelijke pensioenaanspraken die kunnen worden aangepast als de financiële positie van een pensioenfonds dat noodzakelijk maakt. Maar ook dat communicatie over de risico’s richting de deelnemers voor huidige en toekomstige pensioenregelingen nog belangrijker wordt dan nu het geval is.
5.9.9.
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) Het FVP-bestuur heeft besloten de zogenoemde FVP-bijdrageregeling – die voorziet in voortzetting van pensioenopbouw gedurende de WW-periode van werknemers van 40 jaar en ouder - niet meer te verlengen. Per 1 januari 2011 eindigt dus de instroom in de FVP-bijdrageregeling. Werknemers van 40 jaar of ouder die Pagina 45 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
op of na 1 januari 2011 WW gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage op grond van de FVP-bijdrageregeling. Gezien de geraamde vermogensontwikkeling heeft het FVP-bestuur tevens besloten de betalingen van de FVP-bijdragen van werknemers die in 2010 werkloos worden op te schorten tot uiterlijk 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die voor 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregelen getroffen. 5.9.10.
PPI / Multi-OPF / API Om Nederland op pensioen en/ of financieel gebied internationaal beter op de kaart te zetten heeft het huidige kabinet voorstellen gedaan voor de introductie van nieuwe financiële instellingen. In deze voorstellen zijn 3 fases te onderscheiden: Fase 1: introductie Premiepensioeninstelling (PPI) De PPI is een onderneming die kan worden opgericht met als doel het uitvoeren van premie0overeenkomsten. De PPI is geen verzekeraar en mag geen rendementsgaranties afgeven. De PPI is vooral bedoeld om internationaal te gaan optreden. Het wetsvoorstel betreffende de PPI ligt nu nog bij de Tweede Kamer. Fase 2: samengaan pensioenfondsen (Multi-OPF) Deze fase behelst een aanpassing van de Pensioenwet waardoor het mogelijk wordt dat bestaande ondernemingspensioenfondsen samengaan (Multi-OPF). Schaalvoordelen en verbetering van de kwaliteit van het bestuur zijn bij deze aanpassing de sleutelwoorden. Het wetsvoorstel met betrekking tot Multi-OPF ligt nog bij de Tweede Kamer. Hoewel internationale samenwerking in het voorstel niet wordt uitgesloten lijkt dit voorstel geschreven voor de nationale markt. Fase 3: introductie van een Algemene pensioeninstelling (API) Over dit vehikel dat ook salarisdiensttijdregelingen kan uitvoeren zijn nog slechts in algemene zin opmerkingen gemaakt. Details zullen in een later stadium bekend worden gemaakt. Het zal duidelijk zijn dat alleen fase 3 van belang kan zijn voor ons pensioenfonds.
5.9.11. IFRS / RJ 271 Begin 2009 heeft de Raad van de Jaarverslaggeving besloten dat de complexe berekeningen in verband met de waardering van de pensioenvoorziening van niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen niet langer verplicht zijn. In dit verband is het onderscheid tussen een toegezegde pensioenregeling en een toegezegde bijdrageregeling komen te vervallen. Uitgegaan moet nu worden van de “verplichting aan de pensioenuitvoerderbenadering”. Dit houdt in dat de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie als last in de winsten verliesrekening wordt verantwoord. Aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst moet de rechtspersoon nog beoordelen of en zo ja welke verplichting naast de jaarlijkse premiebetaling leidt tot eventuele vermelding op de balans. De bovenstaande wijzigingen gelden niet voor beursgenoteerde ondernemingen die voor hun verslaggevingsregels onder IAS-19 vallen. Zij blijven verplicht tekorten of overschotten op de balans te verantwoorden. Met betrekking tot de verwerking van herstelpremies en eventueel additionele verplichtingen die door de werkgever aan de pensioenuitvoerder worden voldaan ( bijvoorbeeld in het kader van een herstelplan) heeft de Raad het volgende bepaald: indien de herstelpremies begrepen zijn in de reguliere premiebetalingen behoeven deze premies niet op de balans te worden opgenomen; indien uit de uitvoeringsovereenkomst / het uitvoeringsreglement blijkt dat de werkgever kan worden aangesproken voor herstel van het dekkings- of reservetekort moet wel een schatting worden gemaakt van het bedrag dat moet worden bijgestort. Dit bedrag zal als voorziening op de balans moeten worden opgenomen. (NB dit laatste is bij ons pensioenfonds niet aan de orde)
Pagina 46 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
5.9.12. Pensioenregister: invoering in 2011 Het Pensioenregister moet het voor iedere deelnemer en gewezen deelnemer in het leeftijdstraject tot 65 jaar mogelijk maken via één ingang een overzicht te krijgen van de door hem/haar opgebouwde pensioenaanspraken, ook als die bij verschillende pensioenuitvoerder zijn opgebouwd. De in het kader van de AOW te verwachten uitkeringen zullen als vast onderdeel in het Pensioenregister worden opgenomen. Het Pensioenregister krijgt de vorm van een website. De deelnemer logt in met het DigiD. Op basis van het burgerservicenummer haalt de website de AOW-gegevens op bij de Sociale Verzekeringsbank en de pensioengegevens bij de betreffende pensioenfondsen en verzekeraars. Gelijksoortige pensioengegevens worden bij elkaar opgeteld en als één geheel aan de deelnemer getoond. Daarna ziet de deelnemer de onderliggende pensioenaanspraken die de verschillende pensioenfondsen en verzekeraars hebben aangeleverd. De inrichting van het Pensioenregister moet de pensioensector zelf voor zijn rekening nemen. De ontwikkeling wordt gecoördineerd door de Stichting Pensioenregister. Het register moet op 1 januari 2011 operationeel zijn.
5.10.
Vooruitzichten Het bestuur zal in 2010 verder werken aan verbreding van het draagvlak van het fonds door actief bedrijven te benaderen die mogelijk kunnen toetreden tot het fonds. Naar aanleiding van de in 2009 uitgevoerde ALM studie voelt het bestuur zich gesterkt dat het ingezette beleid zal leiden tot een verbetering van de financiële positie van ons fonds waarbij de te nemen risico’s onder controle zijn. In het kader van verdere risicobeheersing zal het bestuur in 2010 een onderzoek laten uitvoeren om zo de specifieke risico’s voor het fonds in kaart te brengen. Deze scan zal de basis vormen voor de verdere invoering van beheersings- en controlemaatregelen ten aanzien van de gesignaleerde risico’s. Ten aanzien van de pensioenregeling zal het bestuur in overleg met Sociale Partners een onderzoek doen ten aanzien van de invoering van deeltijdpensioen. Voor het komend jaar worden, buiten de eventuele invoering van de mogelijkheid van deeltijdpensioen, geen wijzigingen in de pensioenregeling verwacht. Nijkerk, 17 juni 2010 De heer J.G.J. Bax
De heer N. Altundal
Voorzitter
Secretaris
Pagina 47 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 48 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarrekening
Pagina 49 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
6.
Balans per 31 december 2009 (Bedragen x € 1 en na bestemming van het resultaat)
Activa
2009
2008
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten
10.1.1
136.310.668
122.201.959
Overige vorderingen uit hoofde van
10.1.3
974.598
373.721
137.285.266
122.575.680
herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit herverzekering
10.2.1
11.839.440
12.975.458
Overige vorderingen
10.2.2
15.427.208
8.594.339
27.266.648
21.569.797
256.422
720.620
256.422
720.620
164.808.336
144.866.097
Overige activa Liquide middelen
Totaal activa
10.3.1
Pagina 50 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Passiva
2009
2008
15.661.300
Stichtingskapitaal en reserves Wettelijke en statutaire reserves
10.4.1
18.733.004
Bestemmingsreserves
10.4.2
974.598
373.721
19.707.602
16.035.021
136.310.668
122.201.959
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico
10.5.1
van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
Langlopende schulden
10.5.2
10.6
2.321.785
347.270
138.632.453
122.549.229
5.972.093
4.777.823
496.188
1.504.024
164.808.336
144.866.097
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden
Totaal passiva
10.7.1
Pagina 51 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 52 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
7.
Staat van baten en lasten over 2009 (Bedragen x € 1 en na bestemming van het resultaat) Staat van Baten en Lasten
2009
2008
BATEN Premiebijdragen
11.1
8.971.540
8.521.298
Baten uit herverzekering
11.2
5.498.538
10.774.104
Overige baten
11.3
Totaal baten
1.769.902
1.237.178
16.239.980
20.532.580
LASTEN Pensioenuitkeringen
11.4
3.775.550
3.737.045
Pensioenuitvoeringskosten
11.5
504.530
471.601
- Pensioenopbouw
11.6.1
9.240.712
7.508.445
- Indexering en overige toeslagen
11.6.2
503.400
2.037.123
- Rentetoevoeging
11.6.3
5.733.206
4.424.957
- Onttrekking voor pensioenuitkeringen
11.6.4
(3.819.988)
(3.600.773)
- Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
11.6.5
(59.279)
- Wijziging marktrente
11.6.6
(17.599.436)
- Wijziging uit hoofde van overdracht van
11.6.7
14.686.909
(54.351) 22.923.647 (115.000)
rechten - Technisch resultaat
11.6.9
Mutatie voorziening pensioenverplich-
5.423.185* 14.108.709
(338.162) 32.785.886
tingen voor risico pensioenfonds Mutatie overige technische voorzieningen
11.7
Mutatie herverzekeringsdeel technische
11.8
1.974.515 (14.108.709)
(973.286) (32.785.886)
voorzieningen Kosten pensioenopbouw
11.9
Saldo overdracht van rechten
11.10
(2.188.181)
Overige lasten
11.11
1.102.221
0
12.567.399
12.172.845
3.672.581
8.359.735
Totaal lasten
Saldo baten en lasten
7.398.764
8.845.805 91.680
*) Hierin is begrepen de 3,6% extra verzwaring op de voorziening. Dit in verband met de gestegen levensverwachtingen welke is gebleken uit recente publicaties van het CBS.
Pagina 53 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Bestemming van resultaat Wettelijke en statutaire reserves Mutatie Algemene Reserve Mutatie Reserve technische winstdeling Totaal bestemming van resultaat
2009
2008
3.071.704
8.057.599
600.877
302.136
3.672.581
8.359.735
Pagina 54 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
8.
Kasstroomoverzicht over 2009 (Bedragen x € 1 en na bestemming van het resultaat) 2009 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde premies herverzekering
2008
8.813.345
8.878.870
0
63.231
(154.371) 20.122 (9.145.000) (465.904)
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
(151.901) 21.904 (8.783.000) 29.104
1.706
3.458
1.706
3.458
Netto kasstroom
(464.198)
32.562
Mutatie liquide middelen
(464.198)
32.562
256.422
720.620
720.620
688.058
(464.198)
32.562
Liquide middelen ultimo Liquide middelen primo Mutatie liquide middelen
Pagina 55 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 56 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
9. 9.1.
Toelichting grondslagen Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.2.
Opname in de balans of staat van baten en lasten Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
9.3.
Vreemde valuta Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Het pensioenfonds heeft de volgende valutakoersen gehanteerd:
9.4.
2009
2008
Slotkoers
Slotkoers
Amerikaanse dollar
0,6969
0,7194
Britse pond
1,1255
1,0343
Japanse Yen
0,0075
0,0080
Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en de regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten.
Pagina 57 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
9.5.
Wijziging(en) in presentatie Vanaf 01-01-2008 is het jaarverslag inclusief de cijfers van het depot Prepensioen (PB7).
9.6.
Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
9.7.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijk gesteld aan de hiertegenover staande Voorziening voor pensioenverplichtingen. Bij de waardering van de vordering wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar middels een afslag voor kredietrisico. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringsovereenkomsten op het moment van toekenning door de herverzekeraar. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een verzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar wordt gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden de grondslagen zoals opgenomen onder ‘Beleggingen voor risico pensioenfonds’.
9.8.
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk wordt op de vorderingen en overlopende activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
9.9. 9.9.1.
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling van betaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
Pagina 58 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a)
De rentevoet is de DNB yield curve per einde jaar.
b)
De sterftekansen zijn ontleend aan de tafel Collectief 2003, waarbij voor mannen geldt: - voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; - voor het partnerpensioen voor de verzekerde man 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. waarbij voor vrouwen geldt: - voor het ouderdomspensioen 2 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; - voor het partnerpensioen voor de verzekerde vrouw 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur.
9.10.
c)
Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder is dan de verzekerde vrouw. In een geval van partnerschap waarbij beide partners van gelijk geslacht zijn, wordt voor de toepassing van het tarief aangenomen, dat de medeverzekerde van het andere geslacht is dan zijn of haar werkelijke geslacht.
d)
De partnerfrequenties (inclusief huwelijkspartners en geregistreerde partners), die worden gehanteerd, zijn conform het vijfde CRC-rapport.
e)
De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 2% van de netto premiereserve.
f)
Per 31 december 2009 is er een extra opslag van 3,6% in verband met toekomstige sterfteontwikkeling.
g)
De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering.
h)
De voorziening uitlooprisico is gelijk aan 1,04 x {1,04 x BP (j-1) + BP(j)}, waarin BP gelijk is aan de in de premies begrepen opslag voor meeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Pagina 59 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.
Toelichting op de balans
10.1.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
10.1.1. Garantiecontracten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Garantiecontracten met beleggingsdepot
128.729.485*
Garantiecontracten zonder beleggingsdepot Stand ultimo boekjaar
2008 104.378.580
7.581.183
17.823.379**
136.310.668
122.201.959
*) Garantiecontracten met beleggingsdepot bevatten de Basisregeling en de Prepensioenregeling (zie beide tabellen hieronder/hierna inclusief waardeoverdracht Trelleborg). **) Betreft de aanvullende regeling en het actieven- en slapersdeel van contract RPC Tedeco-Gizeh. Omdat RPC Tedeco-Gizeh nog niet (geheel) in administratie is genomen bij AEGON, wordt deze voorlopig gerapporteerd onder het kopje “garantiecontracten zonder beleggingsdepot”. In 2009 zijn de deelnemers van RPC opgevoerd en daarom verantwoord onder “Garantiecontracten met beleggingsdepot”. Het verloopoverzicht van het herverzekeringsdeel van de technische voorziening is gelijk aan het verloop zoals opgenomen onder de toelichting op de voorziening pensioenverplichtingen onder punt 10.5.1.
Basisregeling incl. WO Trelleborg
2009
2008
Stand primo boekjaar Basisregeling
90.623.631
Overheveling uit Aanvullende regeling
10.269.862
n.v.t.
8.445.185
7.025.031
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
58.184.219
477.728
1.744.318
5.152.358
3.574.873
(2.481.814)
(1.780.537)
(53.557)
(43.533)
Wijziging marktrente
(17.542.337)
22.341.607
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
14.726.350*
(35.025)
Overige mutaties
4.713.034**
(387.322)
Stand ultimo boekjaar
114.330.440
90.623.631
*) Dit is inclusief de marktwaarde voorziening ultimo 2009 uit hoofde van de collectieve waardeoverdrachten van Trelleborg (€ 5.792.521) en RPC (€ 8.554.317). **) Inclusief de 3,6% extra verzwaring op de voorziening i.v.m. de gestegen levensverwachtingen (publicaties CBS). De overheveling uit Aanvullende regeling betreft de voorziening RPC ultimo 2008 van € 10.269.862. Vorig jaar was dit bedrag verantwoord onder “Garantiecontracten zonder beleggingsdepot” en werd RPC apart toegelicht.
Pagina 60 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Prepensioenregeling Stand primo boekjaar
2009 13.754.949
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen
2008 13.685.361
795.527
18.242
25.672
292.805
580.848
593.332
(1.104.880)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
(1.820.236)
(5.722)
(9.372)
(54.622)
1.025.632
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
(39.440)
(79.975)
Overige mutaties
446.713
49.160
14.399.045
13.754.949
Wijziging marktrente
Stand ultimo boekjaar
Aanvullende regeling Stand primo boekjaar Overheveling naar Basisregeling
2009 17.823.379
Rentetoevoeging
0
0
465.172
0
256.752
(233.296)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
0
0
Wijziging marktrente
(1.446)
(2.477)
Overige mutaties Stand ultimo boekjaar
17.546.493
(10.269.862)
Pensioenopbouw Onttrekking voor pensioenuitkeringen
2008
(443.592)
263.439
0
7.581.183
17.823.379
10.1.2. Garantiecontracten met beleggingsdepot Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Beleggingsresultaten komen, indien positief ten gunste van het pensioenfonds. Indien deze negatief bedraagt wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positive resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Totaal beleggingen gesepareerd beleggingsdepot Deze beleggingen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: 2009 Aandelen (Prepensioenregeling)
2008
1.451.175
941.282
Vastrentende waarden (Prepensioenregeling)
12.477.374
11.815.815
Vastrentende waarden (Basisregeling)
97.169.522
81.285.363
2.957.503
1.025.274
114.055.574
95.067.734
Beleggingsvorderingen (Basis- en Prepensioenregeling) Stand ultimo boekjaar
Pagina 61 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Aandelen (Prepensioenregeling) De samenstelling van deze post is als volgt: 2009
2008
Aandelenbeleggingsfondsen
1.451.175
941.282
Stand ultimo boekjaar
1.451.175
941.282
Het verloop van deze post is als volgt: 2009
2008
Stand primo boekjaar
941.282
Aankopen
580.000
1.277.219 790.000
Verkopen
(410.000)
(560.000)
Waardeveranderingen
339.893
(565.937)
Stand ultimo boekjaar
1.451.175
941.282
Vastrentende waarden (Prepensioenregeling) De samenstelling van deze post is als volgt: 2009
2008
Obligaties
9.352.100
Credit Funds
1.881.502
1.308.641
Hypotheken
1.243.772
1.183.149
12.477.374
11.815.815
Stand ultimo boekjaar
2009 Stand primo boekjaar
11.815.815
9.324.025
2008 11.603.029
Aankopen
2.528.517
4.424.053
Verkopen
(2.002.000)
(4.705.000)
Waardeveranderingen
135.042
493.733
Stand ultimo boekjaar
12.477.374
11.815.815
Pagina 62 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Vastrentende waarden (Basisregeling) De samenstelling van deze post is als volgt: 2009
2008
Mixfondsen
97.169.522
81.285.363
Stand ultimo boekjaar
97.169.522
81.285.363
Het verloop van deze post is als volgt: 2009
2008
Stand primo boekjaar
81.285.363
Aankopen
17.843.615
64.190.573 92.081.635
Verkopen
-6.700.085
(80.118.908)
Waardeveranderingen
4.740.629
5.132.063
Stand ultimo boekjaar
97.169.522
81.285.363
Beleggingsvorderingen (Basis- en Prepensioenregeling) De samenstelling van deze post is als volgt: 2009 Lopende intrest liquide middelen
2008
1.092
3.069
Liquide middelen
2.956.411
1.022.205
Stand ultimo boekjaar
2.957.503
1.025.274
10.1.3. Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen Hieronder zijn opgenomen vordering op AEGON Levensverzekering N.V. die niet onmiddellijk opeisbaar zijn. Het betreft de volgende posten: 2009
2008
Te vorderen technisch resultaat
974.598
373.721
Stand ultimo boekjaar
974.598
373.721
Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds krijgt voor het BPF deel 75% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2007 tot 2011. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar.
Pagina 63 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.2.
Vorderingen en overlopende activa
10.2.1. Vorderingen uit hoofde van herverzekering Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009
2008
Rekening courant AEGON Levensverzekering N.V.
2.588.061
5.931.660
Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot
9.251.379
7.043.798
11.839.440
12.975.458
Stand ultimo boekjaar
10.2.2. Overige vorderingen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Te vorderen premies Vooruitbetaalde overgedragen
2008
3.027.311
2.495.416
3.139
3.139
6.116.898
800.000
pensioenverplichtingen Nog te ontvangen overgenomen pensioenverplichtingen Lopende interest liquide middelen
(5.164)
Nog te storten op bankrekening
(9.612)
RPC Tedeco-Gizeh* Spaarsaldo Overgangsmaatregel VUT Overige vorderingen Stand ultimo boekjaar
(3.458) (9.612)
312.732
521.220
5.972.093
4.777.823
9.811
9.811
15.427.208
8.594.339
Op 13 maart 2009 heeft Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, in aanvulling op de overeengekomen akte van overdracht en vrijwaring RPC Tedeco Gizeh, een aanvullende financieringsafspraak gemaakt. Het pensioenfonds verbindt zich ter leen te verstrekken aan RPC Tedeco Gizeh een bedrag van € 510.000. Over het niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom dient een rente van 2,2% per jaar betaald te worden. De lening wordt verstrekt op 1 januari 2007. De laatste betaling zal in 2011 plaatsvinden. Het aflossingsschema luidt als volgt: Jaar
Restschuld
Rentebetaling
Aflossing
1 januari
Totale betaling
31 december
2007
510.000
11.220
102.000
113.220
2008
408.000
8.976
102.000
110.976
2009
306.000
6.732
102.000
108.732
2010
204.000
4.488
102.000
106.488
2011
102.000
2.244
102.000
104.244
2012
Pagina 64 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.3.
Overige activa
10.3.1. Liquide middelen Dit betreft saldi van rekeningen bij: 2009
2008
ABN AMRO Bank
256.422
720.620
Stand ultimo boekjaar
256.422
720.620
Alle liquide middelen zijn vrij opneembaar.
10.4.
Stichtingskapitaal en reserves
10.4.1. Wettelijke en statutaire reserves Deze post kan als volgt worden gespecifieerd: 2009
2008
Algemene reserve
18.733.004
15.661.300
Stand ultimo boekjaar
18.733.004
15.661.300
Het verloop van de algemene reserve is als volgt: 2009 Stand primo boekjaar Mutatie via resultaatsbestemming Stand ultimo boekjaar
2008
15.661.300
7.603.701
3.071.704
8.057.599
18.733.004
15.661.300
10.4.2. Bestemmingsreserves Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009
2008
Reserve technische winstdeling
373.721
71.585
Mutatie via resultaatbestemming
600.877
302.136
Stand ultimo boekjaar
974.598
373.721
Pagina 65 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.4.3. Solvabiliteit en herstelplan Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een minimaal vereist dan wel vereist eigen vermogen aan te houden. Voor het aanhouden van een minimaal vereist Eigen vermogen kan een vrijstelling van DNB ontvangen. Het Vereist Eigen vermogen dient zodanig van omvang te zijn dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen.
10.5.
Technische voorzieningen
10.5.1. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2009 Actieve deelnemers Arbeidsongeschikte deelnemers
2008
66.210.191
61.778.644
3.230.376
2.883.079
Gewezen deelnemers
33.517.859
31.175.830
Pensioentrekkenden
30.925.769
24.199.696
133.884.195
120.037.249
2.426.473
2.164.709
136.310.668
122.201.959
Netto Voorziening pensioenverplichtingen Excassovoorziening Stand ultimo boekjaar
De collectieve WO van Trelleborg wordt in 2010 verwerkt in de administratie. Het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds kan als volgt worden weergegeven: 2009 Stand primo boekjaar Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Stand ultimo boekjaar
2008
122.201.959
89.416.073
9.240.712
7.508.445
503.400
2.037.123
5.733.206
4.424.957
(3.819.990)
(3.600.773)
(59.279)
(54.351)
(17.599.436)
22.923.647
14.686.911
(115.000)
5.423.185* 136.310.668
(338.162) 122.201.959
*) Inclusief de 3,6% extra verzwaring op voorziening i.v.m. de gestegen levensverwachtingen volgens de publicaties van CBS. De posten pensioenopbouw tot en met technisch resultaat in de Mutatie van de Voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds zijn gebaseerd op de grondslagen zoals die zijn omschreven in Bijlage I van de verzekeringsovereenkomst.
Pagina 66 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Deze grondslagen zijn: a. De rentevoet bedraagt 4% per jaar; b. De sterftekansen zijn ontleend aan de tafels Collectief 2003, waarbij voor mannen geldt: voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde man 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Voor vrouwen geldt: voor het ouderdomspensioen 2 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde vrouw 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur. Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder is dan de verzekerde vrouw. In een geval van partnerschap waarbij beide partners van gelijk geslacht zijn, wordt voor de toepassing van het tarief aangenomen, dat de medeverzekerde van het andere geslacht is dan zijn of haar werkelijke geslacht. d. Voor mannen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: Leeftijd
Gehuwdheidsfrequentie
tot 18 jaar
0
van 18 tot 25 jaar
0,01 + 0,07 (x-18)
van 25 tot 35 jaar
0,50 + 0,04 (x-25)
van 35 tot 65 jaar
0,90
van 65 jaar en hoger
1
Voor vrouwen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: Leeftijd
Gehuwdheidsfrequentie
tot 18 jaar
0
van 18 tot 25 jaar
0,05 + 0,10 (y-18)
van 25 tot 30 jaar
0,75 + 0,02 (y-25)
van 30 tot 50 jaar
0,85
van 50 tot 65 jaar
0,85 - 0,01 (y-50)
van 65 jaar en hoger
1
De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 2% van de netto premiereserve. Per 31 december 2009 is er een extra opslag van 3,6% in verband met toekomstige sterfteontwikkeling. De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering. Met de regels ‘wijziging marktrente en wijziging actuariële uitgangspunten’ worden de mutaties vermeld die benodigde zijn om de Voorziening van pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds te waarderen zoals het pensioenfonds deze op haar balans verantwoordt.
Pagina 67 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.5.2. Overige technische voorzieningen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Voorziening toeslag Pensioenrechten Voorziening aanpassing uitkeringswijze Stand ultimo boekjaar
2008
2.321.785
347.270
0
0
2.321.785
347.270
De indexatie per 01-01-2010 is berekend o.b.v. de voorziening op marktwaardegrondslagen en inclusief de 3,6% opslag op de sterftetafel. Toeslagvoorziening Deze voorziening wordt aangehouden wanneer toeslagtoezeggingen uit voorgaande jaren administratief niet zijn verwerkt. Het verloop van deze post kan als volgt worden weergegeven: 2009 Stand primo boekjaar
2008
347.270
365.556
Mutatie
1.974.515
(18.286)
Stand ultimo boekjaar
2.321.785
347.270
Voorziening aanpassing uitkeringswijze Het verloop van deze post kan als volgt worden weergegeven: 2009
10.6.
2008
Stand primo boekjaar
0
955.000
Vrijval
0
(955.000)
Stand ultimo boekjaar
0
0
Langlopende schulden Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009
2008
Spaarsaldo Overgangsmaatregel VUT
5.972.093
4.777.823
Stand ultimo boekjaar
5.972.093
4.777.823
Pagina 68 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
10.7.
Overige schulden en overlopende passiva
10.7.1. Overige schulden Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009
2008
Vooruitontvangen premies
198.594
912.115
Vooruitontvangen overgenomen
108.792
385.298
1.760
1.760
Nog te betalen accountantskosten
25.000
16.000
Nog te betalen actuariskosten
29.099
10.000
pensioenverplichtingen Nog te betalen overgedragen pensioenverplichtingen
Nog te betalen bijdrage DNB
0
5.864
Nog te betalen kosten uitbreiding dienstenpakket
72.265
132.431
Overige schulden
60.678
40.556
496.188
1.504.024
Stand ultimo boekjaar
10.8.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
10.8.1. Uitbesteding In de per 1 januari 2007 ingegane herverzekeringsovereenkomst is een zogenaamde Service Level Agreement opgenomen. Dit betreft bepalingen omtrent de door de herverzekeraar te verrichten werkzaamheden, alsmede de hieraan verbonden kostenvergoeding. De SLA heeft een looptijd gelijk aan de herverzekeringsovereenkomst en loopt van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011.
Pagina 69 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11. 11.1.
Toelichting op de staat van baten en lasten Premiebijdragen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Bijdrage voor de basisregeling
2008
8.883.759
8.426.411
Bijdrage voor de aanvullende regeling
87.781
72.907
Bijdrage voor de prepensioenregeling
0
21.980
8.971.540
8.521.298
Totaal
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie zijn als volgt: 2009 Feitelijke premie Kostendekkende premie op marktwaarde Gedempte premie
2008
8.971.540
8.521.298
11.468.000
6.806.491
8.967.000
n.v.t.
De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie komen met name voort uit de grondslagen van de marktwaarde.
11.2.
Baten uit herverzekering Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Pensioenuitkeringen uit hoofde van
3.775.550
2008 3.737.045
herverzekering 1) Uitkering technische winstdeling 2) Uitkering overrente gesepareerd beleggingsdepot Rentestandkorting aanvullende regeling Totaal
600.877
302.136
1.122.111
6.735.529
0
(606)
5.498.538
10.774.104
Ad 1) Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering zijn als volgt nader te specificeren: 2009
2008
Ouderdomspensioen
1.606.111
1.541.849
Prepensioen
1.715.159
1.721.848
Nabestaandenpensioen
394.208
385.305
Wezenpensioen
13.438
13.048
Afkopen wegens gering pensioen
46.634
74.995
3.775.550
3.737.045
Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
Pagina 70 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Dit betreffen de uitkeringen ten behoeve van de niet winstdelende delen van de basisregeling en aanvullende pensioenregelingen. Deze uitkeringen worden aan de pensioengerechtigden uitbetaald en hebben betrekking op de pensioenaanspraken die niet in het gesepareerde beleggingsdepot zijn opgenomen. Ad 2) Technisch resultaat Het pensioenfonds heeft, conform lid 5 bijlage III van de verzekeringsovereenkomst, per 1 januari 2012 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van de tussentijdse aandeel cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. De kortingen ontvangen uit hoofde van de aanvullende regelingen zijn ook verrekend met de aan de werkgevers in rekening gebrachte premies uit hoofde van die aanvullende regelingen.
11.3.
Overige baten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Interestbaten
2008
618.207
1.237.178
Liquidatiesaldo Pre KRI (depot P98)
1.151.695
0
Totaal
1.769.902
1.237.178
2009
2008
De interestbaten zijn toegelicht in paragraaf 11.12.
11.4.
Pensioenuitkeringen In totaal is uitgekeerd aan gepensioneerde deelnemers:
Ouderdomspensioen
1.584.011
1.541.849
Prepensioen
1.715.159
1.721.848
Nabestaandenpensioen
394.209
385.305
Wezenpensioen
13.438
13.048
Afkopen wegens gering pensioen
46.634
74.995
Expiratieuitkeringen
22.100
0
3.775.550
3.737.045
Totaal
Pagina 71 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11.5.
Pensioenuitvoeringskosten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Accountantskosten
46.247
33.722
Actuariskosten
59.837
63.718
Bestuurskosten
25.316
33.667
Contributies
0
3.139
Administratiekostenopslag
0
(32.618)
281.680
227.830
Administratiekostenvergoeding Adviseurkosten Excassokosten uitkeringen
11.6.
2008
0
47.196
(48.748)
(9.372)
Bijdrage DNB
(5.864)
5.864
Kosten uitbreiding Dienstenpakket
73.067
9.076
Overige kosten
59.966
18.922
Kostenvergoeding 15-jaarsfinanciering
34.085
70.458
Correctie excasso-kosten waardeoverdrachten
(21.056)
Totaal
504.530
0 471.601
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Hier volgt een toelichting op de verschillende componenten van de mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
11.6.1. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die in het boekjaar zijn toegekend. De samenstelling kan als volgt worden weergegeven: 2009 Bruto premie Bruto koopsommen Totaal pensioenopbouw
2008
8.766.611
6.613.985
474.101
894.460
9.240.712
7.508.445
11.6.2. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de prijsindex. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald.
Pagina 72 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De samenstelling kan als volgt worden weergegeven: 2009 Toeslag actieve en arbeidsongeschikte
2008
346.917
1.244.340
Toeslag gewezen en gepensioneerde deelnemers
156.483
792.783
Totaal toeslag
503.400
2.037.123
deelnemers
11.6.3. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,0% (vorig jaar: 4,0%) voor een bedrag ad € 5.733.206 (vorig boekjaar € 4.424.957). 11.6.4. Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. De samenstelling kan als volgt worden weergegeven:
Uitkeringen
2009
2008
(3.728.916)
(3.488.174)
Afkopen klein pensioen
(46.634)
(49.194)
Afkopen aan pensioenfonds
(44.438)
(63.405)
(3.819.988)
(3.600.773)
Totaal uitkeringen
11.6.5. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. De onttrekking met betrekking tot het verslagjaar bedraagt € (59.279). Vorig jaar bedroeg deze € (54.351). 11.6.6. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De financiële gevolgen uit hoofde van de wijziging van de marktrente met betrekking tot het boekjaar bedraagt € (17.599.436) (vorig jaar: € 22.923.647).
Pagina 73 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11.6.7. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder is opgenomen het saldo van de actuarieel benodigde koopsommen voor overgenomen pensioenverplichtingen en de vrijval van de voorziening dat betrekking heeft op het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van overgedragen pensioenverplichtingen. Het saldo kan als volgt worden weergegeven: 2009 Koopsom overgenomen waardeoverdracht Afkoop overgedragen waardeoverdrachten Totaal
14.922.361 (235.452) 14.686.909
2008 329.961 (444.961) (115.000)
11.6.8. Wijziging actuariële grondslagen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. De financiële gevolgen uit hoofde van de wijziging van de actuariële grondslagen met betrekking tot het boekjaar bedraagt € 0 (vorig jaar: € 0).
11.6.9. Overige mutaties Het saldo kan als volgt worden weergegeven: 2009
2008
Technisch resultaat op sterfte
440.394
(261.920)
Technisch resultaat op arbeidsongeschiktheid
313.051
(277.165)
(66.924)
200.923
Technisch resultaat op mutaties Resultaat op overige technische grondslagen
4.736.664
0
Totaal
5.423.185
(338.162)
Pagina 74 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11.7.
Mutatie overige technische voorzieningen De mutaties zijn als volgt: 2009 Mutatie toeslagvoorziening Mutatie voorziening aanpassing uitkeringwijze Totaal
11.8.
2008
1.974.515
(18.286)
0
(955.000)
1.974.515
(973.286)
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Het saldo kan als volgt worden weergegeven:
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht rechten Overige mutaties Totaal
11.9.
2009
2008
(9.240.712)
(7.508.445)
(503.400)
(2.037.123)
(5.733.206)
(4.424.957)
3.819.988
3.600.773
59.279
54.351
17.599.436
(22.923.647)
(14.686.909)
115.000
(5.423.185)
338.162
(14.108.709)
(32.785.886)
Kosten pensioenopbouw (alleen voor garantiecontracten) Dit zijn de aan de herverzekeringsmaatschappij afgedragen bruto premies en koopsommen. Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Bruto premie
6.462.150
2008 5.583.250
Vrijgestelde bruto premies
(25.573)
Koopsom toeslag actieven en
283.501
1.025.944
(27.254)
132.571
668.392
arbeidsongeschikten Koopsom toeslag slapers en pensioentrekkenden Koopsom dienstverlating Backservice koopsom Koopsom affinanciering Koopsom overig
3.244
4.756
0
31.326
(278.643) 0
135.727 708.475
Afkopen aan het pensioenfonds
(51.750)
(51.829)
Garantiekosten
873.264
767.018
7.398.764
8.845.805
Totaal
Pagina 75 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11.10. Saldo overdracht van rechten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009
2008
Overgenomen pensioenverplichtingen
(6.224.027)
(237.283)
Kosten inkoop pensioenverplichtingen
4.025.355
291.965
Overgedragen pensioenverplichtingen
219.698
417.121
(209.207)
(380.123)
(2.188.181)
91.680
Baten vrijval pensioenverplichtingen Totaal
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de uitdiensttredingsdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor inkoop van extra dienstjaren.
11.11. Overige lasten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd: 2009 Dotatie voorziening oninbare vorderingen
2008
107.221
Intrestlasten
0
1.012.708
Overige lasten
(17.708)
Totaal
0
1.102.221
0
De interestlasten zijn toegelicht in paragraaf 11.12.
11.12. Intrestbaten en –lasten Het totaal van de posten intrestbaten en intrestlasten kan als volgt worden gesplitst naar de verschillen onderdelen van baten en lasten: 2009 Interest rekening courant herverzekeraar Interest rekening courant werkgever Totaal interestbaten Interest rekening courant herverzekeraar Totaal interestlasten Totaal saldo interestbaten en -lasten
2008 521.773
1.102.132
96.434
135.046
618.207
1.237.178
1.012.708
0
1.012.708
0
(394.501)
1.237.178
Pagina 76 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11.13. Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de herverzekeraar. De hieraan verbonden kosten vormen onderdeel van de door de herverzekeraar in rekening gebrachte administratiekostenvergoeding.
11.14. Verbonden partijen 11.14.1.
Bestuur Het bestuur is belast met de vorming van het beleid en de dagelijkse gang van zaken binnen het pensioenfonds. De bestuursleden ontvangen geen bezoldiging. De bestuursleden hebben uitsluitend recht hebben op een vergoeding van vacatiegelden en reis- en verblijfkosten. In 2009 bedraagt deze vergoeding voor de bestuurders tezamen € 14.146,- (bedrag in hele euro’s)
11.14.2.
Verantwoordingsorgaan en deelnemersraad Het bestuur legt (ten minste één keer per jaar) verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen. De leden van de deelnemersraad ontvangen geen bezoldiging. Leden van het verantwoordingsorgaan en leden van de deelnemersraad hebben uitsluitend recht op een vergoeding van vacatiegelden en reis- en verblijfkosten. In 2009 bedraagt deze vergoeding voor de leden van het verantwoordingsorgaan en de leden van de deelnemersraad tezamen € 1.577 ,- (bedrag in hele euro’s). De werkgevers van de leden van het verantwoordingsorgaan en leden van de deelnemersraad ontvangen een absentievergoeding. Deze vergoeding bedroeg in 2009 € 2.760,- (bedrag in hele euro’s).
Pagina 77 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 78 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Overige gegevens
Pagina 79 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
12.
Bestemming saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat als volgt te bestemmen. 2009 Wettelijke en statutaire reserves Mutatie Algemene Reserve Mutatie Reserve technische winstdeling Totaal bestemming van het resultaat
3.071.704 600.877 3.672.581
Pagina 80 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
13.
Gebeurtenissen na balansdatum Er zijn geen bijzonderheden.
Pagina 81 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Pagina 82 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
14.
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het
vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Pagina 83 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amsterdam, 17 juni 2010 drs. C.D. Snoeks AAG verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
Pagina 84 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
15.
Accountantsverklaring Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften
Pagina 85 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 17 juni 2010
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. M.C. Spierings RA
Pagina 86 van 87
Jaarverslag 2009 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
16.
Aangesloten ondernemingen Bedrijven die op 31 december 2009 zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds: Aarts Plastics B.V.
Waalwijk
Berli B.V.
Bergen (L)
Bison International B.V.
Goes
BKM Linings B.V.
Werkendam
Bostik B.V.
’s-Hertogenbosch
Carpenter Dumo N.V.
Goirle
CM Plastic BV
Elburg
Exposchuim Nijmegen B.V.
Nijmegen
Genap B.V.
’s-Heerenberg
Hevea B.V.
Raalte
Inpro Polymeerbeton B.V.
Roermond
Kemeling Kunststoffen
Naaldwijk
Krehalon Industrie B.V.
Deventer
KunststofPlus B.V.
Naaldwijk
NRK
Leidschendam
Nijhuis Kunststof Kozijnen B.V.
Rijssen
Oerlemans Plastics B.V.
Genderen
Parker Hannifin B.V.
Hoogezand
Perfon B.V.
Goor
Plasthill B.V.
Hillegom
Polyprofiel Kunststof Gevelementen Drachten B.V.
Drachten
Promens Deventer B.V. (voorheen Bonar Plastics B.V.)
Deventer
Promens International B.V.
Deventer
Refitech B.V.
Waalwijk
Renolit Benelux B.V.
Riel
Rivafoam B.V.
Tiel
Rivièra B.V.
Huizen
Rovers Medical Devices B.V.
Oss
RPC Tedeco Gizeh
Deventer
Rubber Resources B.V.
Maastricht
Ruma Rubber B.V.
Hoogeveen
Rymoplast Nederland B.V.
Lichtenvoorde
Schulpen Schuim Leiden B.V.
Leiden
Schmitz Kunststof Recycling B.V.
Roermond
Sekisui Plastics Europe B.V.
Almelo
Simrax B.V.
Kerkrade
Trelleborg B.V.
Hoogezand
Trelleborg Ridderkerk B.V.
Ridderkerk
Trelleborg Velp B.V.
Ede
Werova Kunststoffen B.V.
Varsseveld
Witcom Engineering Plastics B.V.
Hoevelaken
Wittenburg B.V.
Nijkerkerveen
Zuiderplastics B.V
Zundert
Pagina 87 van 87