Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Statutair gevestigd te Den Haag
Jaarverslag 2007
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Inhoudsopgave Jaarverslag 1. 2.
Voorwoord Kengetallen en kerncijfers voor 2007
TU
UT
TU
TU
UT
TU
UT
3.
TU
UT
TU
UT
TU
TU
TU
UT
TU
UT
10 UT
Doelstelling pensioenfonds Organisatie van het pensioenfonds Pension Fund Governance Personalia
3.1 3.2 3.3 3.4 TU
8
UT
Profiel van het fonds
TU
UT
Kengetallen en kerncijfers
2.1 TU
5 8
UT
10 10 12 15
UT
UT
TU
TU
UT
UT
TU
UT
T
Verslag van het bestuur 4.
Vermogenspositie en beleid
U
U
U
Overgang op FTK Financiële positie Financieel Beleid Technische winstdeling Resultaat van het fonds Herverzekering
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
6.
24
U
Algemeen Beleggingsbeleid Samenstelling en performance beleggingsportefeuille Toelichting beleggingsperformance Maatschappelijk verantwoord beleggen
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 U
U
U
U
U
U
U
7.
31 U
Inhoud pensioenregeling van het fonds Werkgevers- en deelnemersbestand Toeslagbeleid Premies en koopsommen Uitkeringen
U
U
24 24 25 25 29
U
Pensioenregeling
U
U
U
U
31 33 34 34 35 U
U
U
U
U
U
U
U
Ontwikkelingen
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Risicobeheer U
36
U
Bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan Opheffing Prepensioenfonds - overvoer naar het Ouderdomspensioenfonds Pension Fund Governance FTK en RJ610 Premie-, beleggings- en toeslagbeleid Pensioenregeling Statuten, reglementen en ABTN Communicatie AFM en DNB Functioneren van het pensioenfonds Gebeurtenissen na balansdatum
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 U
8.
20 20 21 22 22 23
Beleggingen
U
U
20 U
U
U
U
5.
U
U
U
U
36 37 37 38 38 38 38 39 41 41 41 42
U
Solvabiliteitsrisico Mismatchrisico’s Belangrijkste beleggingsrisico’s Belangrijkste verplichtingenrisico’s Overige risico’s Risicoanalyse door De Nederlandsche Bank
42 42 42 43 43 44
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
1
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Jaarverslag 2007
Verslag van het verantwoordingsorgaan 9. U
Verantwoordingsorgaan U
U
9.1 9.2 U
U
47
U
Verslag van het verantwoordingsorgaan Reactie van het bestuur
U
U
U
U
47 47 U
U
Jaarrekening 10. 11. 12. 13.
Balans per 31 december 2007 Staat van Baten en Lasten Kasstroomoverzicht Wijziging grondslagen
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Wijziging waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen Presentatiewijziging
13.1 13.2 U
U
U
U
14.
50 53 55 57 U
U
U
U
U
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
U
U
U
Algemeen Herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Technische voorziening Algemene kosten Kasstroomoverzicht
14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
15.
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
15.1 15.2 15.3 15.4 15.5 15.6 15.7 15.8 U
U
U
U
U
U
U
65 65 67 67 67 69 71 71
Toelichting op de staat van baten en lasten
72
Premiebijdrage Intrestopbrengsten Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen - garantiecontract Baten uit herverzekering Overige baten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Aantal personeelsleden Bezoldiging bestuurders Mutatie technische voorziening voor risico van het pensioenfonds Mutatie overige Technische Voorzieningen Kosten Pensioenopbouw Saldo overdracht van pensioenrechten
72 72 72 73 73 73 73 75 75 75 75 75 76
U
U
U
U
16. U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
65 U
Algemeen Herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen Stichtingskapitaal en reserves Technische Voorzieningen Overige kortlopende schulden en overlopende passiva Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7 16.8 16.9 16.10 16.11 16.12 16.13 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
61 61 62 62 63 63 U
U
U
Toelichting op de balans
U
61 U
U
U
U
57 59 U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Overige gegevens 17. 18. 19. 20. 21. U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Bestemming saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Accountantsverklaring Aangesloten ondernemingen
U
2
U
U
U
U
U
U
U
U
79 81 83 85 87
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Jaarverslag
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
3
Jaarverslag 2007
4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
1.
Voorwoord Het jaar 2007 werd gekenmerkt door een veelvoud aan ontwikkelingen, al dan niet ingegeven door verplichtingen opgelegd door de wetgever. Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden als opvolger van de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Los van de gevolgen voor de uitvoering van de pensioenregeling van het fonds, zijn de meest ingrijpende elementen uit de Pensioenwet de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (PFG) en de overgang op het Finnancieel Toetsingskader (FTK). In het kader van de PFG heeft het bestuur een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan ingesteld. Ten aanzien van het intern toezicht is de keuze gemaakt voor een visitatiecommissie. De reglementen voor deze nieuwe organen zijn inmiddels vastgesteld en de bemensing van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan is voor een deel ingevuld. Dit jaarverslag bevat voor de eerste maal het oordeel van het verantwoordingsorgaan alsmede de reactie van het bestuur hierop. De beschrijving van de wijze waarop het pensioenfonds invulling geeft aan de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur vormt een belangrijk onderdeel van het bestuursverslag. De invoering van het FTK heeft als belangrijkste consequentie om in de verslagstaten - die het fonds bij De Nederlandsche Bank (DNB) moet indienen - zowel de beleggingen als de Voorziening Pensioenverplichtingen tegen actuele waarde te waarderen. Dit brengt de overgang van een vaste rekenrente naar een marktrente met zich mee. Hieraan verbonden is de keuze van het bestuur om reeds voor verslagjaar 2007 over te gaan op de vernieuwde verslagleggingsrichtlijn RJ 610. Deze vernieuwde richtlijn die betrekking heeft op een nieuwe wijze van verantwoording in de jaarrekening is weliwaar pas van toepassing vanaf boekjaar 2008, maar omdat de aanpassingen volgens deze richtlijn voor een belangrijk deel corresponderen met de waarderingsverplichtingen volgens het FTK, heeft het bestuur ervoor gekozen om reeds voor boekjaar 2007 deze richtlijn toe te passen. Hiermee worden verschillen tussen de jaarrekening en de verslagstaten voor DNB voorkomen. De jaarrekentechnische consequenties van de overgang op het FTK en RJ 610 worden uitgebreid toegelicht in zowel het bestuursverslag als in de jaarrekening zelf. Het pensioenfonds heeft een zogeheten ALM-studie, gevolgd door een continuïteitsanalyse, laten uitvoeren om de indexatiecapaciteit in kaart te brengen. De resultaten van deze analyse dienen als input voor het - wettelijk verplichte - toeslaglabel. Uit dit label moet in één oogopslag de toeslagkwaliteit van de pensioenregeling van het fonds blijken. In dit verslag leest u de uitkomsten van deze analyse. Los van alle wettelijke ontwikkelingen, kent het pensioenfonds ook een sterke interne dynamiek. Eind 2007 zijn de rechten en plichten overgenomen die voortkomen uit het liquidatieproces van het “Prepensioenfonds”: het Bedrijfstakpensioenfonds Prepensioen voor de Kuntstof- en Rubberindustrie. Verder is na een langdurrig onderhandelingsproces de herverzekeringsovereenkomst met AEGON voor 5 jaar verlengd. Ook is een acquisitieplan ontwikkeld om de doelstelling van het bestuur om het draagvlak van het fonds te verbreden, gestalte te geven. Kortom, er is veel gebeurd in 2007 en ook in 2008 is er het nodige te doen voor het pensioenfonds. Het bestuur wil op deze wijze dan ook een ieder bedanken die aan de goede gang van zaken in het afgelopen jaar heeft bijgedragen en rekent op een zelfde inzet voor het komende jaar. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie, Den Haag, 20 juni 2008 De heer J.G.J. Bax, (werkgevers)voorzitter
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
De heer drs. L.H. Brug, (werknemers)secretaris
5
Jaarverslag 2007
6
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
7
Jaarverslag 2007
2.
Kengetallen en kerncijfers voor 2007
2.1
Kengetallen en kerncijfers (Bedragen x € 1.000)
2007
2006
2005
2004
2003
2.095 2.738 723 5.556
1.793 1.315 580 3.688
1.605 1.329 567 3.501
1.607 1.237 549 3.393
1.538 1.216 542 3.296
Voorziening pensioenverplichting op basis van (4%)
101.719
60.355
46.772
43.004
40.307
Voorziening pensioenverplichting op basis van Marktwaarde
89.416
61.821
n.v.t
n.v.t
n.v.t
Overige technische voorzieningen**
1.321
1.363
450
363
0
Vermogen**
7.675
6.791
7.392
4.015
2.819
Dekkingsgraad (%)**
108,4
110,7
115,7
109,3
107,0
Bijdragen werkgevers en werknemers
7.672
4.735
3.261
3.110
2.919
Kostendekkende premie***
6.733
4.162
2.554
2.407
2.228
Pensioenuitkeringen
1.311
1.204
1.147
1.015
955
64.191
49.682
48.895
40.447
34.927
P
P
Deelnemers (aantallen)* Actieven (incl. arbeidsongeschikten) Gewezen deelnemers Gepensioneerden (incl. WBP) Totaal aantal deelnemers P
P
P
Vermogen
Premie
Beleggingen Totaal belegde middelen Beleggingsopbrengsten: direct indirect beheerskosten Totaal P
(612) 0 0 (612)
3.117 (3.123) (7) (12)
3.114 1.995 (16) 5.093
1.578 1.065 (37) 2.606
1.435 564 (36) 1.963
P
Beleggingsrendement (%) Saldo staat van baten en lasten
P
P
(3,28)
(0,72)
10,63
4,97
6,31
885
(696)
3.377
1.196
942
*
De aantallen in 2007 zijn exclusief de deelnemers die overkomen van Stichting Pensioenfonds RPC Tedeco-Gizeh. Er heeft echter wel een verschuiving plaatsgevonden op grond van nieuwe wettelijke voorschriften. Zo zijn deelnemers met een ingegaan prepensioen, waarvoor uit hoofde van hun VUT deelname nog opbouw van ouderdomspensioen plaatsvindt, ingedeeld bij de Actieve deelnemers. ** Boekjaar 2006 is aangepast als gevolg van de stelselwijzigingen (aanpassing naar RJ610) in 2007. *** Tot boekjaar 2007 betreft dit de actuariële premie inclusief alle kostenopslagen; vanaf 2007 is dit de kostendekkende premie (voor de samenstelling hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 4.3)
8
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
9
Jaarverslag 2007
3.
Profiel van het fonds
3.1
Doelstelling pensioenfonds Het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie richt zich op ondernemingen die voornamelijk rubber en/of kunststoffen verwerken. De werkgevers uit de bedrijfstak kunnen op basis van vrijwilligheid deelnemen aan het fonds. Het fonds voert de pensioenregeling uit die is vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst NWBP Bedrijfstakpensioenregeling voor de Kunststofen Rubberindustrie. Het pensioenfonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van zijn statuten en fondsreglement, pensioenaanspraken te verlenen aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden.
3.2
Organisatie van het pensioenfonds Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. De wettelijke verplichtingen uit hoofde van Pension Fund Governance (PFG) hebben een aanzienlijke invloed op de organisatie van het pensioenfonds gekregen. In hoofdstuk 3.3 wordt aandacht gegeven aan de gevolgen van PFG voor het pensioenfonds.
3.2.1
Organogram
Deelnemersraad
Verantwoordingsorgaan
Bestuur van het pensioenfonds Visitatiecommissie
Controlerend Accountant (Ernst & Young Accountants)
Adviserend actuaris * (Watson Wyatt)
Waarmerkend Actuaris (Ernst & Young Actuarissen)
Manager Pensioenfondsen en Bestuursondersteuning (AEGON)
Administratie (AEGON): - pensioenadministratie - uitkeringsadministratie - financiële administratie
*
10
Herverzekering (AEGON)
Vermogensbeheer (AEGON)
Het bestuur laat zich in voorkomende gevallen door de adviserend actuaris van Watson Wyatt bijstaan.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 3.2.2
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Bestuur Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds en (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht. De belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het volledige bestuur. Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan bestuurscommissies. In het verslagjaar is een tijdelijke commissie ingesteld om de verlenging van de overeenkomst inzake de uitbesteding van administratie, bestuursbegeleiding, vermogensbeheer en herverzekering tussen het fonds en AEGON te begeleiden. Tevens is een ad hoc commissie ingesteld voor de verrichte ALM studie die eind 2007 is gehouden en begin 2008 is gevolgd door een continuïteitsanalyse. Het bestuur heeft de administrateur opdracht gegeven het door het bestuur geformuleerde dagelijks beleid in zijn algemeenheid uit te voeren. Voor zover er beslist dient te worden over bijzondere aangelegenheden die niet kunnen wachten op de besluitvorming tijdens een bestuursvergadering, wordt door de voorzitter en de secretaris (of hun plaatsvervangers) eventueel na overleg met de adviseur(s) - gezamenlijk het desbetreffende beleid bepaald. Deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft in 2007 een deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ingesteld. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over een brede reeks van aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur zal ten minste één keer per jaar verantwoording aan het verantwoordingsorgaan afleggen over het gevoerde beleid. Ten aanzien van het intern toezicht geldt dat het bestuur heeft gekozen voor een externe visitatiecommissie. De visitatiecommissie beziet het functioneren van het pensioenfonds en het bestuur kritisch. De werking van de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie komt aan de orde in hoofdstuk 3.3. Het bestuur is van mening dat met de verschillende organen die het fonds kent, de belangen van alle betrokkenen op evenredige wijze behartigd worden.
3.2.3
Uitbestede werkzaamheden AEGON Het bestuur heeft de administratie en de uitvoering van het dagelijks beleid uitbesteed aan AEGON. Tevens is AEGON herverzekeraar en vermogensbeheerder van het fonds. Externe accountant Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de verslagstaten voor DNB. Tevens wordt een accountantscontrole verricht op het depotverslag. Beide controles worden voor dit boekjaar gedaan door Ernst & Young Accountants. (Actuarieel) adviseur Zoals reeds eerder vermeld, laat het bestuur zich in voorkomende gevallen door een actuarieel adviesbureau bijstaan. Waarmerkend actuaris Vanaf boekjaar 2007 is het fonds verplicht de jaarrekening te laten voorzien van een actuariële verklaring. Hiertoe heeft het bestuur een waarmerkend actuaris aangesteld. Er is gekozen voor Ernst & Young Actuarissen daar zij ook reeds het depotverslag van het fonds van een actuariële verklaring voorzien.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
11
Jaarverslag 2007 3.2.4
Administratieve organisatie Aangezien: • de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed; • het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur; • het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft; heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. AEGON heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers maakt het fonds gebruik van de diensten van AEGON. Daartoe zijn bij AEGON afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen.
3.2.5
Controlemaatregelen Het bestuur houdt nauwgezet toezicht op de uitbestede werkzaamheden en wel op een zodanige wijze dat het de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste drie keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten.
3.2.6
Aangesloten werkgevers Alle bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers zijn lid van de werkgeversvereniging de NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP). De NWBP voert namens de aangesloten werkgevers de onderhandelingen met de betrokken werknemersorganisaties (FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie). De NWBP is aangesloten bij de NRK, de brancheorganisatie voor de Rubber- en Kunststofindustrie.
3.3
Pension Fund Governance Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, hierna PFG) die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft vastgesteld en thans zijn opgenomen in de Pensioenwet (PW) en zal deze principes naleven. Het incorporeren van de principes in de organisatie van het pensioenfonds is een omvangrijk geheel. In 2007 is het raamwerk hiervoor ontwikkeld en in uitgebouwd, zodat per 1 januari 2008 het fonds aan de wetgeving hieromtrent voldoet. In de volgende paragrafen volgt een beschrijving van hoe het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes.
12
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 3.3.1
Transparantie, communicatie en openheid Het bestuur geeft inzicht in de besluitvormingsprocedures. Geldige besluiten kan het bestuur slechts nemen indien de meerderheid van de bestuursleden aanwezig is, onder wie ten minste een werkgeversbestuurslid en een deelnemersbestuurslid. Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuursleden. Indien het bestuur niet voltallig is, heeft een werkgeversbestuurslid evenveel stemmen als er deelnemersbestuursleden ter vergadering aanwezig zijn en een deelnemersbestuurslid als er werkgeversbestuursleden aanwezig zijn. Het bestuur heeft een communicatiebeleidsplan opgesteld. Dit plan vormt de basis voor het communicatiebeleid dat het fonds de komende jaren zal gaan voeren richting de doelgroepen van het fonds: te weten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur publiceert jaarlijks een jaarverslag dat voldoet aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek en de Raad voor de Jaarverslaggeving daaraan stellen. Het jaarverslag wordt aan alle aangesloten werkgevers gezonden om ter inzage te worden gelegd voor de deelnemers. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister. Geïnteresseerden kunnen het jaarverslag, de statuten en het reglement van de pensioenregeling van het fonds bij de administrateur van het fonds opvragen. Deze documenten zullen medio 2008 eveneens beschikbaar worden gesteld via de website van het fonds.
3.3.2
Bestuur Integere bedrijfsvoering Het beleid van het bestuur van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: • • • •
een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een duurzame beheersing van (financiële) risico’s.
Deze zaken zijn onder meer uitgebreid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het fonds en in het jaarverslag. Functioneren van het bestuur Het bestuur evalueert (jaarlijks) zijn functioneren zowel collectief als individueel aan de hand van een in de loop van 2008 daartoe vast te stellen model.
3.3.3
Deelnemersraad Het pensioenfonds heeft in 2007 een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken waaronder de vaststelling van het toeslagbeleid en het jaarverslag. De deelnemersraad bestaat uit 4 raadsleden: drie vertegenwoordigers namens de geleding actieve deelnemers en een vertegenwoordiger namens de geleding pensioengerechtigden.
3.3.4
Verantwoordingsorgaan In 2007 is tevens uitvoering gegeven aan de oprichting van een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
13
Jaarverslag 2007 Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over: • het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag; • de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder – indien van toepassing – de bevindingen van de visitatiecommissie; • beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben, en het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar. In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de gepensioneerden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen verantwoordingsorgaan en deelnemersraad betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. Alle geledingen hebben één stem in het verantwoordingsorgaan. Dit betekent dat de drie in lid 1 onder a bedoelde vertegenwoordigers uit de geleding van de actieve deelnemers gezamenlijk één stem hebben in het verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 9.1 en 9.2 van dit jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan weergegeven alsmede de reactie van het bestuur hierop.
3.3.5
Intern toezicht Het interne toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie zal bestaan uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. Ten minste eens in de drie jaar zal de commissie het functioneren van het fonds en het bestuur doorlichten. De bevindingen van de visitatiecommissie zullen worden opgenomen in het betrokken jaarverslag van het pensioenfonds. De leden van de visitatiecommissie worden door het bestuur aangesteld voor de duur van de betrokken visitatieronde die voor de eerste maal uiterlijk in 2009 zal plaatsvinden.
3.3.6
Deskundigheidsbevordering Ieder bestuur moet, om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van de individuele bestuursleden en te bepalen welk bestuurslid op een bepaald gebied nog opleiding nodig heeft, beschikken over een deskundigheidsplan. Het bestuur van het fonds beschikt reeds enige jaren over een deskundigheidsplan. In dit deskundigheidsplan is per bestuurslid aangegeven in welke mate de deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is. Met het wettelijk incorporeren van de principes voor goed pensioenfondsbestuur is deskundigheidsbevordering meer dan voorheen een dynamisch onderwerp geworden. Dit is ook terug te vinden in de nieuwe opzet van het deskundigheidsplan zoals dit in ontwikkeling is. Het bestuur zal namelijk zelf bepalen hoe het het benodigde deskundigheidsniveau gaat bereiken. Concreet dient er daarom een opleidingstraject in het deskundigheidsplan te worden opgenomen. Het deskundigheidsplan dient jaarlijks aangepast te worden en voor wat de periode evaluatie betreft objectieve criteria te bevatten. Het bestuur heeft in maart 2008 een themadag georganiseerd om een zogenaamde nul-meting te verrichten. Dit om te bepalen wat het huidige deskundigheidsniveau binnen het bestuur is en vanuit die gegevens zal in de verdere loop van 2008 een opleidingsplan worden ontwikkeld dat in het deskundigheidsplan zal worden opgenomen.
14
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 3.3.7
Vergoedingsregeling De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Ook de leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld en reiskostenvergoeding voor het deelnemen aan bestuurs-/deelnemersraadsveragderingen.
3.3.8
Klachten- en geschillenprocedure Het fonds heeft een reglement voor een klachten- en geschillenprocedure opgesteld. Klachten betreffen vooral de uitvoering van de pensioenregeling en kunnen – in eerste instantie worden ingediend bij de administrateur van het fonds. Geschillen betreffen onder meer de interpretatie van de regeling kunnen worden voorgelegd aan de geschillencommissie.
3.4
Personalia Samenstelling bestuur Het bestuur was per 31 december 2007 als volgt samengesteld: Vertegenwoordigers namens de werkgevers: • De heer J.G.J. Bax - secretaris; - werkzaam als directeur bij Ruma Rubber BV; • De heer G. Colijn - bestuurslid; - werkzaam als HR manager bij Oerlemans Plastics BV; • De heer R.I. van Erkel - bestuurslid; - werkzaam als controller bij Trelleborg Bakker BV. • De heer drs. J.W. Adrian - plaatsvervangend bestuurslid - werkzaam als directeur bij NRK, NWPB en NWBC. • De heer drs. Ir. A. Fraterman - plaatsvervangend bestuurslid - werkzaam als beleidsmedewerker bij de AWVN. Vertegenwoordigers namens de werknemers: • De heer drs. L.G. Brug - voorzitter; - werkzaam als bestuurder bij FNV Bondgenoten; • De heer J.C. Dwarswaard - bestuurslid; - werkzaam als bestuurder bij De Unie; • De heer R. van der Wal - bestuurslid; - werkzaam als bestuurder bij CNV BedrijvenBond. • Mevrouw T.F.M. Schets - plaatsvervangend bestuurslid - werkzaam als bestuurder bij FNV Bondgenoten • De heer M.J.A. Jacobs - plaatsvervangend bestuurslid; - werkzaam als bestuurder bij De Unie • Mevrouw G. van Valkenburg - plaatsvervangend bestuurslid - werkzaam als bestuurder bij CNV BedrijvenBond Om te vermijden dat er te veel bestuursleden tegelijk zullen aftreden zal in 2008 een rooster van aftreden ingevoerd worden. Het belangrijkste hierbij is dat er een grote mate van continuïteit in de bestuursdeskundigheid gewaarborgd is.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
15
Jaarverslag 2007 Samenstelling deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Deelnemersraad • De heer P.J.M. van Oerle - namens de geleding actieve deelnemers; - benoemd door FNV Bondgenoten; • De heer H.K. Lekner - namens de geleding gensioengerechtigden; - benoemd door FNV Bondgenoten; • Vacature - namens de geleding actieve deelnemers - benoemd door De Unie / CNV BedrijvenBond; • Vacature - namens de geleding actieve deelnemers - benoemd door De Unie / CNV BedrijvenBond. Verantwoordingsorgaan • De heer P.J.M. van Oerle - namens de geleding actieve deelnemers; • De heer H.K. Lekner - namens de geleding pensioengerechtigden; • Vacature - namens de geleding actieve deelnemers; • Vacature - namens de geleding actieve deelnemers; • De heer D. van der Walle - namens de werkgeversgeleding. Wanneer het verantwoordingsorgaan volledig is geïnstalleerd, zal een rooster van aftreden worden opgesteld. Gezien de personele unie met de deelnemersraad voor de thans in het verantwoordingsorgaan zittende leden, wordt het rooster van aftreden tezamen met dat van de deelnemersraad opgesteld. Overige gegevens De accountant van het pensioenfonds is Ernst & Young Accountants te Den Haag. De waarmerkend actuaris van het pensioenfonds is Ernst & Young Actuarissen te Amsterdam. De herverzekeringsmaatschappij is AEGON Levensverzekering N.V. te Den Haag. De vermogensbeheerder is AEGON Investment Management B.V. te Den Haag. De administrateur is AEGON Levensverzekering N.V. te Den Haag. Ontwikkelingen De heer R. van der Wal heeft in april 2008 zijn functie als bestuurslid beëindigd vanwege het aanvaarden van een functie buiten de CNV BedrijvenBond. De heer Van der Wal is inmiddels opgevolgd door mevrouw G. van Valkenburg.
16
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
17
Jaarverslag 2007
Verslag van het bestuur
18
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
19
Jaarverslag 2007
4.
Vermogenspositie en beleid
4.1
Overgang op FTK In de Pensioenwet (PW) worden middels het daarin opgenomen Financieel Toetsingskader (FTK) voorwaarden gesteld aan de financiering van de pensioenfondsen. Deze voorwaarden zijn verder uitgewerkt in het "besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen" dat eveneens op 1 januari 2007 in werking is getreden. De doelstelling van het FTK is de bescherming van de pensioentoezegging van deelnemers in een pensioenfonds. De financiële opzet van een pensioenfonds moet transparant zijn en de pensioenverplichtingen dienen een realistisch beeld te geven. Verder dient een helder inzicht te worden verkregen van de risico’s die het pensioenfonds loopt. Het FTK vereist eigen verantwoordelijkheid en vormt een toetsingsinstrument waarmee pensioenfondsen hun bedrijfsvoering en risicobeheer verantwoord kunnen invullen. Het FTK stelt eisen aan onder meer het niveau van de dekkingsgraad en het kunnen opvangen van een daling van de aandelenkoersen, maar ook van een rentedaling. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt hierop toezicht door het pensioenvermogen van het pensioenfonds periodiek te toetsen. Daarnaast stelt DNB eisen aan de hoogte van de premie. Onderstaand worden de belangrijkste elementen kort toegelicht: • • •
• •
•
Zowel de bezittingen als de pensioenverplichtingen van het fonds moeten worden berekend op marktwaarde. Het FTK heeft onder meer tot verscherping van de solvabiliteitseisen geleid. Het pensioenfonds moet frequent toetsen of de aanwezige financiële middelen voldoende zijn om de opgebouwde pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Een pensioenfonds dient ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit te voeren. Met deze analyse wordt de solvabiliteitsontwikkeling voor de langere termijn zichtbaar gemaakt en inzicht gegeven in de effectiviteit van de financiële opzet. Daarnaast wordt met de continuïteitsanalyse bezien of het pensioenfonds met de beschikbare beleidsinstrumenten voldoende sturingskracht heeft om de verplichtingen op langere termijn na te komen. Tenslotte wordt met deze analyse de realisatiekans van de toeslagenambitie van het pensioenfonds becijferd. Het pensioenfonds moet een kostendekkende premie bij de aangesloten werkgevers in rekening brengen In de PW is omschreven dat een pensioenfonds moet vastleggen of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening. De toeslagmogelijkheden zijn uitgewerkt en vorm-gegeven in de zogeheten toeslagenmatrix die DNB in haar toezicht op pensioenfondsen toepast. Het pensioenfonds past deze regelgeving toe. De beleggingen van het fonds dienen zodanig te zijn dat de veiligheid, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd.
In 2007 is voor het pensioenfonds een ALM-studie uitgevoerd die in maart 2008 is afgerond en gevolgd is door een continuïteitsanalyse. Uit de continuïteitsanalyse is gebleken dat - naar de in 2007 geldende situatie - dekkingsgraad, solvabiliteit en doorsneepremie voldoende zijn. Op basis van de continuïteitsanalyse is de verwachting dat de gemiddelde toeslag (indexatie) op het pensioen van de deelnemers de komende jaren meer dan de helft van de maatstaf zal zijn. De maatstaf betreft de gemiddelde stijging van de loon- en prijsindex. De toeslag kan per jaar verschillen.
4.2
Financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen het pensioenvermogen en de technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. Tot en met het boekjaar 2006 werd bij deze berekening een rekenrente van 4% gehanteerd voor de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV)
20
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 De VPV per 31 december 2007 is vastgesteld op basis van de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur. De VPV op basis van marktwaarde en prudente grondslagen confrom de FTK-methode is bepaald op € 89.416.073.
4.3
Financieel Beleid De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: • het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het fondsreglement vastgelegde bepalingen; • het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren. Het beleid van het bestuur is om tegen een betaalbare premie, voor zowel de werkgevers als de werknemers, een middelloonregeling met een voorwaardelijk toeslagbeleid te voeren. Premie-, beleggings- en toeslagbeleid zijn de belangrijkste sturingsmiddelen van het fonds. Premiebeleid: kostendekkende premie Een pensioenfonds dient een kostendekkende premie bij de aangesloten werkgever(s) in rekening te brengen. De huidige doorsneepremie voldoet aan de eisen ten aanzien van de kostendekkende premie. De kostendekkende premie is als volgt vormgegeven: • de waarde van de jaarlijkse pensioenopbouw; • een opslag voor solvabiliteit (vanwege de garantieovereenkomst met AEGON is deze opslag voor het fonds vrijwel te verwaarlozen); • een opslag voor kosten; • de totale jaarlijkse garantievergoeding aan de herverzekeraar. Uit de uitgevoerde continuïteitsanalyse is gebleken dat over een periode van 15 jaar gemiddeld genomen de kostendekkende premie structureel onder de (geschatte) feitelijke premie ligt. De hoogte van de kostendekkende premie bedraagt voor 2007 € 6.733.096. Beleggingsbeleid De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is ondergebracht in het Strategic Allocation Fund 80/20 – long duration (SAF2) van AEGON. Dit is een mixfonds met 80% gediversifieerde vastrentende waarden (hypotheken, staats- en bedrijfsobligaties, Emerging Market Debt Fund en Asset Backed Securities) en 20% gediversifieerde zakelijke waarden (aandelen, vastgoed, grondstoffen, high yield, hedge funds en private equity). De beleggingen in het vastrentende deel van de portefeuille hebben een duration van 15 jaar. Het mixfonds heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Per 1 april 2008 is de beleggingsportefeuille van het fonds overgeheveld naar het Strategic Allocation Fund 65/35 – long duration. Dit mixfund kent een groter aandeel in zakelijke waarden. Toeslagbeleid Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid waarbij de mate van verhoging (indexatie) middels een staffel is gekoppeld aan de dekkingsgraad (zie hoofdstuk 6.3). Voor de hoogte van het toeslagpercentage wordt de ontwikkeling van de loon- en prijsindex gevolgd. Voor deze voorwaardelijke toezegging wordt geen (opslag op de) premie betaald en geen bestemmingsreserve gevormd. Het toeslagbeleid is vastgelegd in het reglement van het fonds.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
21
Jaarverslag 2007 Toeslag per 1 januari 2008 Gezien de uitkomsten van de continuïteitsanalyse heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2008 een toeslag te verlenen. Er is ruimte voor een volledige toeslag, waarbij het gemiddelde van de ontwikkeling van de loon- en prijsindex heeft geleid tot een indexatiepercentage van 1,9%. Met dit percentage zijn alle opgebouwde en ingegane pensioenen per 1 januari 2008 verhoogd.
Technische winstdeling
4.4
Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Jaarlijks wordt het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties vastgesteld en gereserveerd. Op de einddatum van de overeenkomst heeft het fonds recht op een aandeel in het gecumuleerde en opgerente technische resultaat. De hoogte van het aan het fonds toekomende aandeel in dit technische resultaat is 75%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2012), ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. Het technisch resultaat over boekjaar 2007 bedraagt € 197.812 inclusief een éénmalige correctie op de afrekening van het technischresultaat van 2001 t/m 2006 ad € 102.366. Dit resultaat zal, in combinatie met de resultaten over toekomstige jaren, worden opgerent met het u-rendement (te weten het maandelijks vastgestelde rendement op basis van het effectieve rendement van alle guldens- en euro-obligatieleningen die uitgegeven zijn door de Staat der Nederlanden). Verslagjaar
Resultaat €
Oprenting vanaf
Interest %
resultaat €
P
2007 71.585 1 januari 2008 4,27 71.585 Winstdelingperiode 2001 t/m 2006 Het technisch resultaat over 2007 is mede ontstaan door de verwerking in 2007 van mutaties, die betrekking hadden op eerdere jaren. Met de herverzekeraar was afgesproken dit via een nacalculatie te verrekenen. Dit resultaat bedraagt € 102.366. Van dit bedrag is 75%, te weten € 76.775 aan het fonds uitgekeerd. P
Resultaat van het fonds
4.5
Hoogte Het pensioenfonds heeft het boekjaar afgesloten met een voordelig saldo van € 884.577. Het resultaat is € 1.191.522 hoger dan in 2006. Samenstelling Kort samengevat kan het resultaat over 2007, ten opzichte van 2006 als volgt worden geanalyseerd: 2007 2006 verschil € € € P
Premiebijdragen Intrestopbrengsten Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie overige technische voorzieningen Kosten pensioenopbouw Saldo overdracht van pensioenrechten Overige baten en lasten Resultaat boekjaar P
7.672.390 (611.708) 1.538.924 (1.311.432) (431.435) 42.817 (6.935.071) 920.038 54 884.577
4.735.204 165.267 1.245.608 (1.203.717) (235.096) (913.231) (4.550.296) 422.689 26.627 (306.945)
2.937.186 (776.975) 293.316 (107.715) (196.339) 956.048 (2.384.775) 497.349 (26.573) 1.191.522
P
22
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 Bestemming Het nadelig resultaat over 2006 onder RJ610 ad € 306.945, is conform het voorstel uit de jaarrekening 2006 verrekend met de Algemene Reserve en de Vrije Reserve. Het resultaat over 2007 wordt als volgt bestemd: Mutatie Algemene Reserve Mutatie Reserve technische winstdeling Totaal
€ 812.992 71.585 884.577
P
P
P
4.6
Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2007 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2011. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de overeenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2011 gefinancierde pensioenen. Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. De systematiek is nader omschreven in hoofdstuk 4.4. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2008 over te gaan op een zogenaamd FTKgarantiecontract met AEGON Levensverzekering N.V. Dit is evenals de voorgaande overeenkomst een contract op basis van volledige herverzekering met garantie van de uitkeringen , echter afgestemd op de vereisten uit hoofde van het FTK (zoals de waardering op marktwaarde). Het bestuur heeft ervoor gekozen om dit reeds per 1 januari 2008 te laten ingaan om zo beter invulling te kunnen geven aan het indexatiestreven. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK In het voorjaar van 2007 heeft DNB een conceptnotitie verzonden met de uitgangspunten voor de waardering van volledig herverzekerde contracten binnen het FTK. De vraag hierbij is of de overeenkomst die het pensioenfonds heeft met de herverzekeraar als een volledig herverzekerd contract binnen de kaders van het FTK kan worden beschouwd. Een aspect dat hierbij nadere beschouwing behoeft betreft de garantiekosten die na contractsbeëindiging in rekening worden gebracht. Wanneer blijkt dat de overeenkomst inderdaad voldoet aan de omschrijving van DNB van een volledig herverzekerd contract, geldt dat het pensioenfonds geen voorzieningen hoeft aan te houden voor verzekeringstechnischen beleggingsrisico. Wel moet nog worden bezien in hoeverre voorzieningen moeten worden gevormd voor kosten- en kredietrisico. Uiteindelijk is met een aanvulling op de huidige overeenkomst bepaald dat wanneer het fonds na contractsbeëindiging kiest voor premievrije voortzetting van de overeenkomst de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde kosten zal vragen, maar deze zal verrekenen met de gegenereerde overrente. Indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
23
Jaarverslag 2007
5.
Beleggingen
5.1
Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het belegginsgbeleid van het pensioenfonds, de ontwikkelingen in de markt en de resultaten die het fonds heeft geboekt.
5.2
Beleggingsbeleid De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Ten einde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten “prudent person” gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voert het pensioenfonds een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dat wil zeggen: het realiseren van hoger rendement dan de performance van de benchmark, binnen de in dit hoofdstuk vastgestelde restricties, op basis van de marktvisie van de vermogens-beheerder. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid en de strategische allocatie. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Zoals reeds in hoofdstuk 4.3 is vermeld, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds ondergebracht in het Strategic Allocation Fund 80/20 – long duration. Dit is een mixfonds met 80% gediversifieerde vastrentende waarden met een duration van 15 jaar en 20% gediversifieerde zakelijke waarden. Het mixfonds heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Het bestuur heeft Aegon Investment Management aangesteld als externe vermogensbeheerder om binnen de opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerder is binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden vrij in de wijze van belegging en herbelegging. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur.
24
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
5.3
Samenstelling en performance beleggingsportefeuille De samenstelling van de beleggingsportefeuille per ultimo 2007 is weergegeven in onderstaande tabel. Het belegd vermogen per ultimo 2007 bedraagt ongeveer 66 mln. euro’s.
Mandaat (%)
Minimum
Strategisch
31 december 2007
Maximum
95,0
100,0
105,0
-5,0
0,0
5,0
100,0
Beleggingscategorie Strategic Allocation Fund Liquiditeiten Totaal
Portefeuille Marktwaarde (x € 1.000)
Tactisch (%)
64.191
100
57
0,0
64.248
100,0
De portefeuille heeft op totaalniveau over 2007 een rendement van –3,28% behaald, na aftrek van de beheerfee en transitiekosten. Het rendement van de benchmark bedraagt –2,53%. De verdeling naar de verschillende beleggingscategorieën binnen het Mixfonds en de rendementen per beleggingscategorie zijn weergegeven in de toelichting in de jaarrekening.
5.4
Toelichting beleggingsperformance Er kan worden geconcludeerd dat ook 2007 geen goed beleggingsjaar is geweest met een negatief rendement van –3,28. Het pensioenfonds heeft ook een underperformance ten opzichte van de benchmark behaald van -0,77%.
5.4.1
Ontwikkelingen Onzekerheid over wereldeconomie De onzekerheid over de Amerikaanse economie is in 2007 sterk toegenomen. Deze werd veroorzaakt door de aanhoudende problemen op de huizenmarkt en versterkt door de financiële crisis. Door de aanhoudende onzekerheid zijn ook de zorgen over de economische groei in Europa toegenomen. Amerika De Amerikaanse economische groei was sterk tot het vierde kwartaal van 2007. Vanaf het vierde kwartaal in 2007 wordt de economische groei echter negatief beïnvloed door de aanhoudende problemen op de huizenmarkt. De hieraan gerelateerde problemen op financiële markten en afnemende winstgevendheid van banken zorgen eveneens voor meer onzekerheid, hetgeen de economische groei – in elk geval op de korte termijn – nog verder onder druk zet. Europa De economische groei in Europa is de laatste jaren sterk geweest, maar deze groei neemt nu af. Vooral de export- en investeringsgroei laten een geleidelijke daling zien. Door de waardestijging van de euro is de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven verslechterd. Hierdoor zal de exportgroei afnemen. Daarnaast heeft Europa last van de financiële crisis in de Verenigde Staten. Ook in Europa worden banken voorzichtiger met het verstrekken van krediet en dat zorgt voor lagere investeringsgroei. Japan Enkele economische indicatoren leken in de zomer te verbeteren, maar vielen in het najaar van 2007 terug. De huidige koers van de yen blijft de export stimuleren en voorkomt dat de Japanse economische groei verder terugvalt. Opkomende markten Azië De economische groei in China en India heeft zich in 2007 doorgezet, maar de toekomst kent ook hier veel onzekerheden. De verwachting is dat ook Azië te maken zal krijgen met een vertraging in de groei.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
25
Jaarverslag 2007 Inflatie Door de opgelopen grondstoffenprijzen is ook de inflatie overal in de wereld opgelopen. Het risico dat inflatie op dit hoge niveau blijft, is naar de inschatting van analisten echter beperkt. Dat is wel onder de voorwaarde dat de olieprijs stabiliseert. Marktsentiment De beurzen zijn eind 2007 erg onrustig geweest door een onzekere economische omgeving. Gedurende de zomer van 2007 bleek dat er voor honderden miljarden belegd was in producten die gekoppeld zijn aan Amerikaanse subprime hypotheken.1 Deze beleggingen werden in de zomer snel minder waard, omdat een groeiende groep mensen door de stijgende hypotheek-rente de rentelasten niet meer kon dragen. De ‘subprime’-producten zijn in het verleden door de hypotheekbanken doorverkocht aan banken en hedge funds over de hele wereld. TP
PT
Er was echter geen enkele partij (bank of toezichthouder) die het volledige overzicht had van alle beleggers in deze producten. Dit heeft in de tweede helft van 2007 geleid tot een gebrek aan vertrouwen tussen banken. Ondanks verwoede pogingen van verschillende centrale banken om liquiditeit te verschaffen is dit vertrouwen vooralsnog niet verbeterd. Risicovolle beleggingen als aandelen en bedrijfsobligaties hebben hier duidelijk last van gehad. Verwachtingen De verwachting is dat de Amerikaanse economie weliswaar verder zal afzwakken, maar dat er geen recessie zal optreden. De onderliggende economische groei is tot dusver nog altijd sterk gebleven. De Amerikaanse economische groei zonder de huizenmarktcomponent is de laatste twee jaar niet gedaald. De werkgelegenheid is nog relatief sterk en de consumptiegroei daardoor ook. Daarnaast is de groei in andere regio’s van de wereld nog solide, waardoor de export ook een belangrijkere bijdrage levert aan economische groei in de Verenigde Staten. Wel zal de financiële crisis nog een sterk negatief effect hebben op het marktsentiment en zal de economische groei in de komende kwartalen verzwakken. Uiteindelijk is de verwachting dat 2008 met sterkere economische groei zal worden afgesloten. Aandelen: veel beweging, maar geen duidelijke richting Het sentiment op de aandelenmarkten wisselde sterk in 2007, zeker het laatste kwartaal. Het slechte nieuws van financiële instellingen werd afgewisseld met de goedkope verschaffing van liquiditeit door centrale banken. Hierdoor bleven aandelen binnen een vaste bandbreedte bewegen. De diversiteit tussen sectoren en landen was wel groter. Aandelen van banken deden het ronduit slecht, terwijl de emerging markets aandelen het iets beter deden dan de wereldwijde aandelenindex. Voor 2008 wordt verwacht dat beleggers verdeeld zullen blijven tussen een recessiescenario en een positiever scenario. Pas als de stofwolken van de huizenmarktcrisis zijn verdwenen en het interbancaire vertrouwen weer toeneemt, ligt een stijging van de aandelenmarkten voor de hand. De opkomende landen zullen in dat scenario weer een goede keuze zijn. Obligaties zijn nog steeds veilige haven De zorgen over de gevolgen van de financiële crisis voor de economische groei hebben beleggers ertoe aangezet meer in veilige staatsobligaties te beleggen. Hierdoor daalde de kapitaal-marktrente. Hieraan kwam in december 2007 een eind toen de inflatie relatief sterk opliep. De verwachting is dat kapitaalmarktrentes in Europa in 2008 langzaam kunnen oplopen, zodra de onzekerheid op de financiële markten verdwijnt. Tot die tijd kunnen ook de obligatiemarkten volatiel blijven en kan de rente dalen door tegenvallende economische cijfers of bedrijfs-resultaten. Rente-opslag voor bedrijfsobligaties verder opgelopen Het gebrek aan vertrouwen tussen banken is een belangrijke oorzaak voor het oplopen van de rente-opslag (credit spread) voor bedrijfsobligaties. Met name obligaties van banken en andere financiële instellingen liggen onder druk. Fundamenteel gezien, lijkt de situatie voor bedrijfsobligaties echter gunstig, aangezien het aantal faillissementen nog op een historisch dieptepunt ligt. Daarom zal deze rente-opslag waarschijnlijk dalen in de loop van 2008. De kredietvergoeding voor schuldpapier van opkomende landen is minder hard opgelopen in de
TP
1 PT
Dit zijn hypotheken voor mensen met een zeer lage kredietwaardigheid, soms zelfs zonder enig inkomen.
26
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 laatste maanden. Binnen obligaties heeft deze categorie het hoogste rendement laten zien over 2007.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
27
Jaarverslag 2007 Grondstoffen De prijzen van grondstoffen lijken geheel los te staan van de prijzen van andere beleggingscategorieën. Over heel 2007 deden de grondstoffen het goed. Dit geldt vooral voor olie en agrarische grondstoffen. De prijzen worden voornamelijk gedreven door een aanhoudende vraag bij aanhoudende krappe voorraden. Vastgoedmarkt De verslechtering in de economische verwachtingen voor 2008 hebben vastgoedbeleggingen geen goed gedaan. Bijna alle vastgoedmarkten zijn in 2007 gedaald. Zolang de economie niet aantrekt, zullen beleggers geen hoge verwachtingen van vastgoedaandelen hebben. De verwachting is echter dat deze aandelen in 2008 een bodem zullen zien, aangezien veel slecht nieuws reeds in de koersen verwerkt is. Hedge funds Resultaten voor hedge funds waren wisselend in 2007, net als in de onderliggende financiële markten. Over het algemeen zouden hedge funds moeten kunnen profiteren van de onrust op de markten, die zorgt voor een hogere prijsvolatiliteit. Trendvolgende strategieën hebben vaak meer moeite met een dergelijk klimaat. Daarnaast zijn er ook strategieën die momenteel weinig toegevoegde waarde kunnen bieden, bijvoorbeeld degenen die speculeren op overnames van bedrijven. Er wordt een licht positieve performance voor 2008 verwacht. Private equity activiteit op een laag pitje De situatie op de kredietmarkten had eind 2007 nog steeds een sterke greep op de activiteiten van private equity fondsen. Vooral voor fondsen die actief waren in grote overnames ondervinden moeilijkheden met het financieren van deze transacties. De vooruitzichten voor private equity blijven onveranderd: de beschikbaarheid van vreemd vermogen blijft beperkt en dit zal de activiteiten van private equity fondsen op een laag niveau houden.
5.4.2
Beleggingsbeleid Tactisch asset allocatiebeleid Het tactische asset allocatiebeleid betreft het benutten van de bandbreedtes van de diverse beleggingscategorieën (over- dan wel onderwegen) om zo meer rendement te genereren. Er is in 2007 aan actief tactisch asset allocatiebeleid gevoerd. Zo waren in meerdere periodes door het jaar heen aandelen overwogen ten koste van obligaties en vastgoed overwogen versus staatsobligaties en grondstoffen. Vanaf juni is het TAA-beleid neutraal geweest, om in februari 2008 vastrentende waarden te overwegen versus aandelen. Vanaf 1 maart 2008 zijn aandelen onderwogen versus commodities. Durationbeleid Afhankelijk van de renteverwachtingen wordt ten aanzien van de duration (looptijd) actief beleid gevoerd. Zo wordt bij actief beleid een kortere of langere positie dan de benchmark ingenomen. In 2007 is elf keer een actieve positie ingenomen. Hierbij heeft het gevoerde beleid 10 keer goed uitgewerkt. Echter, in de periode augustus/september heeft de ingenomen short-positie veel basispunten gekost, Het heeft zelfs uiteindelijk geleid tot op totaalniveau een negatieve bijdrage van 23 basispunten. Er werd namelijk begin augustus een short-positie ingenomen omdat de verwachting was dat de rente zou gaan oplopen. Dat is uiteindelijk ook wel gebeurd, alleen later dan verwacht en pas na het sluiten van de actieve positie. Het durationbeleid heeft dus op totaalniveau waarde gekost, namelijk 23 basispunten. Yield curvebeleid De yield curve geeft het verband weer tussen een vastrentende belegging en de marktrente daarop. Hierop wordt actief beleid gevoerd. Dit beleid heeft in 2007 15 basispunten toegevoegd.
28
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 Overgang op Strategic Allocation Fund 65/35 – long duration (SAF 3) Gezien de tegenvallende beleggingsresultaten over de laatste jaren heeft het bestuur het risico-en rendementprofiel van SAF 2 opnieuw tegen het risicoprofiel van het fonds aangehouden. Het bestuur heeft hieruit geconcludeerd dat een toename in zakelijke waarden uiteindelijk tot meer rendement zal leiden, ondanks de hogere garantievergoeding die hierbij gevraagd zal worden. Om die reden heeft het bestuur besloten om per 1 april 2008 de beleggingsportefeuille over te hevelen van SAF 2 naar SAF 3. Dit is een mixfonds met 65% gediversifieerde vastrentende waarden met een duration van 15 jaar en 35% gediversifieerde zakelijke waarden.
5.5
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. Het bestuur heeft de vermogensbeheerders gevraagd op welke wijze zij omgaan met het fenomeen maatschappelijk verantwoord beleggen. AEGON, als vermogensbeheerder heeft aangegeven dat zij met haar beleggingsbeleid aansluit bij de “Code of Conduct” die AEGON wereldwijd voert. Deze in deze code vastgelegde standaarden gelden voor de bedrijven waarin AEGON belegt. Beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten actieve beleggingen uit in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige milieu-verontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan. Voor de passieve beleggingen, waarin AEGON de index repliceert, kan AEGON dat niet uitsluiten. Gezien het feit dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij o.a. gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen voor de gehele sector uitvoert.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
29
Jaarverslag 2007
30
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
6.
Pensioenregeling
6.1
Inhoud pensioenregeling van het fonds De pensioenregeling van het fonds is per 1 januari 2006 gewijzigd. Dit in het kader van het besluit van CAO-partijen om de prepensioen-/VUT-regeling per die datum te beëindigen en een nieuwe basispensioenregeling met overgangsmaatregelen vorm te geven. In 2007 zijn geen aanpassingen doorgevoerd. De hoofdlijnen van de pensioenregeling luiden als volgt. Ouderdomspensioen Dit pensioen gaat in op de 65-jarige leeftijd van de deelnemer (de pensioendatum) en wordt uitgekeerd tot zijn/haar overlijden. De aanspraak wordt berekend over de pensioengrondslag: het pensioensalaris vermindert met de franchise. Voor het jaar 2007 bedraagt het maximum pensioensalaris € 54.107, terwijl de franchise € 11.872 bedraagt (de franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd omdat de AOW al gedeeltelijk in het inkomen vanaf het 65ste jaar voorziet). P
P
Tot de 65-jarige leeftijd wordt voor ieder deelnemersjaar een aanspraak opgebouwd ter grootte van 2,15% van de pensioengrondslag voor dat jaar. Partnerpensioen Dit pensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot de (huwelijks)partner overlijdt. Het jaarlijks partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen dat bij gelijkblijvende pensioengrondslag op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien de deelnemer niet voordien zou zijn overleden. Gedurende het deelnemerschap wordt het partnerpensioen toegezegd op risicobasis; dit betekent dat er voor dit pensioen geen waarde wordt opgebouwd en dat de aanspraak op partnerpensioen vervalt op de pensioendatum en bij eerder ontslag. Wezenpensioen Ook het wezenpensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt vervolgens uitgekeerd tot het kind 18 jaar wordt. Voor studerende en arbeidsongeschikte kinderen wordt het wezenpensioen doorbetaald tot uiterlijk de 27ste verjaardag. Voor elk kind is het wezenpensioen gelijk aan 20% van het partnerpensioen (voor volle wezen 40%). Ook het wezenpensioen wordt toegezegd op risicobasis. Voorwaardelijke toeslagen De regeling kent voor zowel de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers als de al dan niet reeds ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers een voorwaardelijke toezegging voor toeslagen. De toelagen (indexaties) zijn volledig afhankelijk van de daartoe beschikbare middelen van het pensioenfonds (zie tevens hoofdstuk 6.3). Aanspraken op grond van de pensioenregeling die gold tot 2006 De aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen die een deelnemer eventueel tot 1 januari 2006 bij het pensioenfonds heeft opgebouwd, blijven ongewijzigd gehandhaafd. Deze aanspraken worden meegenomen in de eventuele toeslagverlening op de pensioenen. Keuzemogelijkheden - ruil ouderdomspensioen voor nabestaandenpensioen Op de pensioendatum of de eerdere ontslagdatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om het (vanaf 1 januari 2001) opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een verlaagd ouderdomspensioen met een bijbehorende aanspraak op partnerpensioen. - vervroegen pensioeningang De deelnemer kan kiezen voor een eerdere ingang van het ouderdomspensioen dan op 65 jaar, maar niet eerder dan op 60 jaar.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
31
Jaarverslag 2007
32
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 - variabele pensioenuitkeringen De deelnemer kan de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen variabel laten zijn. Tot (naar keuze van de deelnemer) de 65-jarige of 70-jarige leeftijd wordt dan eerst een hoger pensioen uitgekeerd en daarna lager, in de verhouding van 4:3. Premie en deelnemersbijdrage De (doorsnee)premie voor de pensioenregeling bedroeg in 2007 op jaarbasis 16% van de pensioengrondslag. De werkgevers kunnen aan de deelnemers een bijdrage vragen die op jaarbasis gelijk is aan 6,4% van hun pensioengrondslag. Deze bijdrage wordt op het loon van de deelnemers ingehouden. Vanaf 2008 zal de premie van 16% stijgen met 0,5% per jaar tot een niveau van 17,5% per 1 januari 2010. Aanvullende regeling Iedere werkgever kan besluiten ook pensioenaanspraken aan zijn werknemers toe te kennen over het pensioensalaris boven het maximum (voor 2007 € 54.107). Voor de pensioenaanspraken volgens de aanvullende regeling gelden dezelfde voorwaarden en uitgangspunten als voor de pensioenaanspraken tot het maximum salaris. Overgangsmaatregelen Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de prepensioen-/VUT-regeling in de bedrijfstak gelden voorwaardelijke overgangsmaatregelen. Deze maatregelen zijn er op gericht om de vroegere prepensioen-/VUT-rechten te vertalen naar extra ouderdomspensioen. Dat extra ouderdomspensioen kan vervolgens ook worden benut voor vervroeging van de pensioeningang. Deze overgangsmaatregelen komen dan niet tot uitdrukking in de balans. Voor de overgangsmaatregelen worden voor elke afzonderlijke werkgever de jaarlijkse kosten becijferd. De werkgever kan 40% van die kosten doorbelasten aan zijn werknemers.
Werkgevers- en deelnemersbestand
6.2
Op 31 december 2007 waren 38 (2006: 37) premiebetalende werkgevers aangesloten bij het pensioenfonds. Het aantal deelnemers kan als volgt worden weergegeven: Actieven*
Gewezen deelnemers
Ouder- Nabestaan- Wezendoms den pensioen pensioen pensioen
P
Aantallen ultimo 2006 Aantallen ultimo 2007**
1.793 2.095
1.315 2.738
352 487
214 223
14 13
P
*
waarvan 66 deelnemers (2006: 90) met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
**
De aantallen in 2007 zijn exclusief de deelnemers die overkomen van Stichting Pensioenfonds RPC Tedeco-Gizeh. Er heeft echter wel een verschuiving plaatsgevonden op grond van nieuwe wettelijke voorschriften. Zo zijn deelnemers met een ingegaan prepensioen, waarvoor uit hoofde van hun VUT deelname nog opbouw van ouderdomspensioen plaatsvindt, ingedeeld bij de Actieve deelnemers.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
33
Jaarverslag 2007
Toeslagbeleid
6.3
Het bestuur heeft voor indexaties een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de zogeheten “toeslagenmatrix”, die in maart 2007 door De Nederlandsche Bank is gepubliceerd. Het doel van deze matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Het geformuleerde toeslagbeleid komt er op neer dat voor de toe te kennen toeslagen in beginsel de onderstaande tabel als leidraad wordt gehanteerd, maar het bestuur kan besluiten om daarvan af te wijken. Het toekennen van een toeslag zal nooit mogen leiden tot een dekkingsgraad die lager is dan 105%. Voor deze voorwaardelijke toezegging wordt geen premie betaald en wordt geen bestemmingsreserve gevormd. Dekkingsgraad
Toeslag (op basis van het gemiddelde van CAO-loonindex en consumentenprijsindex)
minder dan 105%
geen toeslag
tussen 105% en 112,5%
toeslag naar evenredigheid
meer dan 112,5%
volledige toeslag
Per 1 januari 2008 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve, arbeidsongeschikte en gewezen deelnemers, alsmede van de pensioengerechtigden met 1,9% verhoogd. Overzicht van de verhogingspercentages van 2004 tot en met 2008: P
Percentage
2004 0
2005 1,0%
2006 1,1%
2007 1,0%
P
2008 1,9%
P
P
Het gaat om: De opgebouwde pensioenen van de werknemers; de al ingegane pensioenen; de nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers (ex-werknemers). Of er een toeslag kan worden verleend is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Een eventuele toeslag in een jaar wordt slechts verleend nadat en voor zover hiertoe door het bestuur van het fonds besloten is. Hierdoor ontstaat geen recht op toeslagen en het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden verleend. Er wordt geen geld gereserveerd voor het verlenen van toeslagen. Het toeslagenbeleid heeft hiermee een strikt voorwaardelijk karakter.
6.4
Premies en koopsommen De doorsneepremie op jaarbasis voor de Basis-pensioenregeling bedraagt in 2007 – evenals in 2006 - voor iedere deelnemer 16% van de voor de deelnemer geldende pensioengrondslag. De premie die de werkgevers eventueel verschuldigd zijn voor de aanvullende regeling die behoort bij de Basis-pensioenregeling betreft eveneens een doorsneepremie van 16% over de excedent-grondslag.
34
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 Bij de aangesloten werkgever(s) is in rekening gebracht: Bijdragen voor de basisregeling Bijdragen voor de aanvullende regeling
P
2007 € 7.720.928 (48.567)
2006 € 4.376.347 374.356
7.672.361 29
4.750.703 (15.499)
7.672.390
4.735.204
P
Subtotaal Premiekorting P
Totaal P
In de aan de herverzekeraars af te dragen premies, stortingskoopsommen en koopsommen zijn opslagen opgenomen voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, excasso-, administratie- en mutatiekosten. De betreffende premies en (stortings)koopsommen zijn opgenomen in de post ‘Mutatie voorziening voor pensioenverplichtingen’. De herverzekeringsmaatschappij heeft in rekening gebracht, inclusief alle vermelde opslagen:
P
Premies herverzekering Koopsom indexatie Koopsom affinanciering Koopsom dienstverlating Koopsom waardeoverdracht Koopsom overig Premies en koopsommen aanvullende regelingen Vrijgestelde premie niet TR-delend Nog in rekening te brengen u.h.v. nagekomen mutaties Overname koopsom RPC Tedeco-Gizeh Premie 2007 RPC Tedeco-Gizeg Overname koopsom van Pre naar Op
2007 € 6.141.445 411.190 190.799 4.559 2.533.053 (20.201) (55.098) 24.052 0 12.800.000 440.000 14.244.126
2006 € 2.390.621 200.608 (546) 834 9.985.262 0 382.182 (24.780) 1.430.743 0 0 0
P
Subtotaal Omvangskorting c.q. -opslag
36.713.925 8.244
14.364.924 (17.577)
36.722.169
14.347.347
2007 € 902.691 348.253 3.688 56.800
2006 € 855.583 318.118 3.062 26.954
1.311.432
1.203.717
P
Totaal P
Uitkeringen
6.5
Er is in totaal uitgekeerd aan de pensioengerechtigden
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
P
P
Totaal P P
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
35
Jaarverslag 2007
7.
Ontwikkelingen
7.1
Bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan Bestuur Er hebben zich in 2007 geen wijzigingen voorgedaan in de samenstelling van het bestuur. Begin 2008 is mevrouw G.van Valkenburg de heer R. van der Wal opgevolgd als bestuurslid namens CNV BedrijvenBond. Vergaderingen Er hebben in 2007 vier vergaderingen plaatsgevonden, allen met het voltallige bestuur. De vergaderingen hebben plaatsgevonden op 16 maart, 15 juni, 19 september en 16 november 2007. Behandelde onderwerpen en besluitvorming De belangrijkste onderwerpen en besluitvorming vanuit voornoemde vergaderingen betreffen de volgende. • Verlenging van het contract met AEGON: In 2006 is een tijdelijke commissie ingesteld om de eventuele verlenging van de overeenkomst inzake de uitbesteding van administratie, bestuursbegeleiding, vermogensbeheer en herverzekering tussen het fonds en AEGON te begeleiden, dan wel een contract met een andere opartij te sluiten. Deze commissie, bijgestaan door een externe adviseur heeft het bestuur geadviseerd het contract met AEGON voor 5 jaar te verlengen. In eerste instantie is gekozen voor een verlenging op basis van een 4%-garantiecontract met de optie gedurende het contract over te gaan op een marktwaardecontract. Aan het nieuwe contract zijn onderliggende afspraken verbonden over zaken als leveringscondities en boetebedingen. Inmiddels heeft het bestuur, mede naar aanleiding van de verrichte ALM studie, besloten om per 1 januari 2008 over te gaan op een marktwaardecontract. Nieuw is dat vanuit AEGON een manager pensioenfonds wordt ingezet die het bestuur begeleidt op het gebied van beleidsmatige zaken ten aanzien van de pensioenregeling en andere fondsaangelegenheden. • Pension Fund Governance: De implementatie van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft ook iedere vergadering op de agenda gestaan. Dit heeft ertoe geleid dat de reglementen voor het verantwoordingsorgaan, de deelnemersraad, de visitatiecommissie en de klachten- en geschillenprocedure per 1 januari 2008 definitief zijn vastgesteld. • Pensioenwet: De statuten en het reglement van het fonds aangepast op de bepalingen van de PW. Ten aanzien van het reglement voor de pensioenregeling geldt dat dit integraal is vervangen door het zogenaamde fondsreglement: een combinatiedocument van het pensioenreglement en de pensioenovereenkomst. Alle uitvoeringstechnische aspecten zijn uit het fondsreglement gehaald en worden opgenomen in een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst. Verder krijgen nieuwe deelnemers vanaf 1 januari 2008 een door het fonds opgestelde startbrief. • Pensioenadministratie: Vanuit de werkgevers is een aantal klachten over de kwaliteit van de administratieve afhandeling gemeld. Het bestuur heeft hier met de administrateur regelmatig over gesproken. Dit heeft geresulteerd in een aantal verbeterpunten in de processen van de administrateur. Er is een nieuwe werkwijze geïntroduceerd met het doel de administratieve last van de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen te verlichten. De opzet hiervan is dat de aangesloten werkgevers 4x per jaar een voorschotnota en in december een eindafrekening ontvangen. De voorschotnota wordt bepaald op basis van het in het geadministreerde bestand. De voorheen aanwezige rekening courant structuur blijft in de nieuwe opzet wel bestaan, maar zal zich in beginsel onttrekken aan de waarneming van de ondernemingen. In de loop van 2008 zal het inzicht in de stand van de administratie voor de bedrijven uitgebreid worden met de inzet van BeheerNet, een internetapplicatie die het mogelijk maakt voor de werkgevers om inzicht te hebben in de pensioenadministratie en om mutaties aan de administrateur door te geven.
36
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 •
Acquisitie van nieuwe bedrijven: Het bestuur hecht enorm aan uitbreiding van het draagvlak. Er vinden daarom met grote regelmaat gesprekken plaats met bedrijven die willen toetreden tot het fonds. In 2008 is hiertoe een speciaal voor het fonds ontworpen acquisitiebrochure ontworpen.
Gedragscode Het interne toezicht op de integriteit van het bestuur is vastgelegd in de gedragscode. Ook in 2007 heeft het bestuur de gedragscode besproken. De bestuursleden hebben allen de jaarlijkse verklaring omtrent de naleving van de code ondertekend. Deskundigheid Om te bezien of het bestuur als collectief voldoende deskundigheid in huis heeft voor het adequaat besturen van het pensioenfonds, heeft het bestuur begin 2008 een zogeheten nulmeting uitgevoerd. Vanuit die gegevens zal in 2008 een opleidingsplan worden ontwikkeld dat in het deskundigheidsplan zal worden opgenomen (zie ook hoofdstuk 3.3.6).
7.2
Opheffing Prepensioenfonds - overvoer naar het Ouderdomspensioenfonds Opheffing van het Prepensioenfonds De branche kende ook het Bedrijfstakpensioenfonds Prepensioen voor de Kunststof- en Rubberindustrie (hierna te noemen het Prepensioenfonds). In het jaarverslag van 2006 werd aangekondigd dat de opheffing van het prepensioenfonds in de tweede helft van 2007 zijn belangrijkste beslag zou krijgen. Wat is er gebeurd met de opgebouwde prepensioenrechten en de VUT-uitkeringen? De besturen hebben in 2006 besloten om tot een volledige samenvloeiing te komen tussen het Ouderdomspensioenfonds én het Prepensioenfonds, en om alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het prepensioen over te dragen aan het Ouderdomspensioenfonds. Bij het Prepensioenfonds is de opbouw van het prepensioen per 1 januari 2006 beëindigd. De premievrije pensioenaanspraken zijn ondergebracht bij het Ouderdomspensioenfonds, en zijn betrokken in het indexatiebeleid van het Ouderdomspensioenfonds. De op 1 januari 2006 nog lopende VUT-uitkeringen zijn “gezekerd” bij het Ouderdomspensioenfonds door een inkoop van een prepensioenuitkering die gelijk is aan de totale laatst genoten VUT-uitkering zoals werd uitgekeerd door het Prepensioenfonds, inclusief alle verleende toeslagen. De na financiering hiervan nog aanwezige VUT-saldi, die per werkgever bij het Prepensioenfonds gereserveerd waren, zijn in beginsel bij het Ouderdomspensioenfonds benut ter financiering van de overgangsmaatregelen in de nieuwe pensioenregeling, althans voor zover het een werkgever betreft die zich heeft aangesloten bij het Ouderdomspensioenfonds. Definitieve afronding liquidatie verwacht in 2008 De majeure omzettingen en waardeoverdrachten hebben in 2007 plaatsgevonden. Het jaar 2008 zal in het teken staan van de afronding van de verplichtingen en definitieve liquidatie van het Prepensioenfonds. De vordering die het Prepensioenfonds had op de failliete werkgever Tirub komt mee over naar ons pensioenfonds. Als na verrekening van het bedrag dat de curator toewijst met de door AEGON en de SVURK aan het Prepensioenfonds verstrekte leningen nog geld overblijft, komt dat ten goede van ons pensioenfonds. Het bestuur wil hier ook nog aandacht schenken aan het feit dat door het bestuur van het fonds het besluit kon worden genomen tot een indexatie van 1,9% per 1 januari 2008 van de ingegane én opgebouwde prepensioenen.
7.3
Pension Fund Governance In hoofdstuk 3.3 is uiteengezet wat de voortgang is op de diverse PFG-onderdelen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
37
Jaarverslag 2007
FTK en RJ610
7.4
Onder meer in hoofstuk 4.1 is reeds omschreven wat de gevolgen zijn van de overgang op het FTK en de toepassing van de herziene RJ 610. De nieuwe opzet betekent een zogeheten stelselwijziging (wijziging van de grondslagen waarop de jaarrekening is gebaseerd). Deze stelselwijziging en de effecten hiervan op de jaarrekening worden nader beschreven in de toelichting op de jaarrekening. Het bestuursbesluit om per 1 januari 2008 over te gaan op een zogeheten FTK-garantiecontract met AEGON Levensverzekering N.V. is al enige malen in dit bestuursverslag genoemd.
Premie-, beleggings- en toeslagbeleid
7.5
Premie 2008 Voor 2008 is de doorsneepremie vastgesteld op van 16,5% van de pensioengrondslag. Beleggingsbeleid Zoals reeds genoemd in hoofdstuk 4.3, is per 1 april 2008 de beleggingsportefeuille van het fonds overgeheveld naar het Strategic Allocation Fund 65/35 – long duration. Toeslagbeleid Op basis van de geschatte (FTK-)dekkingsgraad ultimo 2007, is per 1 januari 2008 een volledige toeslag van 1,9% verleend.
Pensioenregeling
7.6
In de pensioenregeling zijn per 1 janauri 2008 geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. De wijzigingen van premie, deelnemersbijdrage, maximum pensioengevend salaris en franchise per 1 janauri 2008 ten opzichte van 1 janauri 2007 luiden als volgt.
-
percentage doorsneepremie deelnemersbrijdrage maximum salaris franchise
P
2008 16,5% 6,6% € 55.232 € 12.209
2007 16% 6,4% € 54.107 € 11.872
P
7.7
Statuten, reglementen en ABTN Zoals reeds in eerdere hoofdstukken is vermeld zijn diverse fondsstukken aangepast aan de vereisten die voortvloeien uit de Pensioenwet en in het verlengde hiervan Pension Fund Governance. Het betreft: het fondsreglement dat het reglement van de pensioenregeling heeft vervangen; het reglement van de deelnemersraad dat is vastgesteld; het reglement van het verantwoordingsorgaan dat is vastgesteld; het reglement van de visitatiecommissie dat is vastgesteld; het reglement van de klachten- en geschillenprocedure dat is vastgesteld; de startbrief voor nieuwe deelnemers per 1 januari 2008 die is opgesteld; de statuten van het pensioenfonds die zijn aangepast. Een aantal fondsstukken zal in de loop van 2008 nog aan alle nieuwe vereisten moeten worden aangepast c.q te worden opgesteld, waaronder: de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) die geheel moet worden herzien; het deskundigheidsplan; de gedragscode; de uitvoeringsovereenkomst (waarin de procedures zijn vastgelegd die gelden tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers over de uitvoering van de pensioenregeling).
38
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
7.8
Communicatie Het bestuur van het fonds hecht veel waarde aan een heldere communicatie naar zowel de aangesloten werkgevers als de deelnemers van het fonds. Voor de aangesloten werkgevers is het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de inhoud van de pensioenregeling en de ontwikkelingen binnen het fonds. Voor de deelnemers is het van belang dat zij inzien dat de pensioenregeling een waardevolle arbeidsvoorwaarde is. Communicatiebeleidsplan Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet (PW) per 1 januari 2007 heeft het onderwerp communicatie een nog prominentere rol op de agenda van het bestuur gekregen. De invoering van de PW is voor het fonds de aanleiding geweest om een communicatieplan op te stellen voor de komende jaren. Dit plan vormt de basis voor de communicatie die het fonds de komende jaren gaat voeren richting werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Website fonds Het fonds heeft sinds 2005 een website speciaal voor de (nog niet) aangesloten werkgevers (www.bpfkunststof-rubber.nl). Op deze website staat voor de werkgevers relevante informatie over de pensioenregeling. Ook kunnen de werkgevers via de website vragen stellen. De website zal in de tweede helft van 2008 worden aangepast aan het karakter van de PW en daardoor meer event-driven worden. Samenvatting pensioenregeling Daar jaarlijks de kerncijfers van de pensioenregeling wijzigen (de franchise en grensbedragen), verschaft het fonds jaarlijks bij de prolongatienota een samenvatting van de pensioenregeling met de actuele kerncijfers. Zo heeft de werkgever altijd de juiste cijfers direct bij de hand alsmede een korte omschrijving van de regeling. Werkgevers en werknemerspresentaties In 2007 is een start gemaakt met de mogelijkheid voor werkgevers om voor hun werknemers presentaties over de pensioenregeling te laten houden. Hiervoor zijn in overleg met de administrateur aan aantal modules ontwikkeld en behelst twee aspecten: a. in plenaire sessies uitleg geven over hetgeen de werkgever gevraagd heeft, zoals informatieverstrekking over alle facetten rond de wijziging van de pensioenregeling; b. individuele sessies op locatie, hetgeen inhoudt dat de ‘pensioenconsulent’ op af te spreken tijdstippen kantoor houdt in het bedrijf zelf. Andere maatwerkoplossingen kunnen in overleg tussen de werkgever en het fonds besproken worden. Persoonlijke pensioensite Het fonds stelt naar verwachting eind 2008 een specifieke pensioensite voor de deelnemers beschikbaar. Op deze, door de administrateur ontwikkelde internetsite, kunnen de deelnemers van het fonds on-line informatie over hun eigen pensioenaanspraken opvragen. De persoonlijke pensioensituatie wordt in beeld gebracht door middel van op maat gemaakte software. Het bestuur heeft de administrateur met klem verzocht deze internetsite ook geschikt te maken voor een beter inzicht ten aanzien van de flexibele mogelijkheden zoals vervroeging en uitstel. Startbrief Voor nieuwe deelnemers na 1 januari 2008 is door het fonds een zogenaamde startbrief opgesteld. De startbrief bevat veel meer informatie voor een nieuwe deelnemer dan de oude pensioenopgave. In de startbrief staat ook informatie over de regeling en het pensioenfonds zelf. Tevens is bij de totstandkoming van deze startbrief aandacht geschonken aan het communicatieniveau. Om de leesbaarheid te bevorderen is de startbrief van het fonds op het zogenaamde B1-niveau geschreven. Brochure van het pensioenfonds Het pensioenfonds heeft in 2007 een volledig herziene Acquisitie-Brochure ontwikkeld. Deze brochure is bedoeld voor werkgevers in de branche die (nog) niet bij het fonds zijn
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
39
Jaarverslag 2007 aangesloten.
40
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
7.9
AFM en DNB AFM Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. Voor wat betreft dit gedragstoezicht heeft het pensioenfonds in 2007 nog geen directe gevolgen hiervan ondervonden, behoudens de verplichte heffing die ieder pensioenfonds vanaf 2007 aan AFM verschuldigd is. Het fonds heeft overigens wel haar medewerking verleend aan twee enquêtes eind 2007 van de AFM inzake communicatie en effectentypisch gedragstoezicht. DNB In 2007 heeft geen toezichtgesprek plaatsgevonden of andere vormen van niet-reguliere communicatie met DNB. Het fonds heeft overigens wel haar medewerking verleend aan de enquête-uitvraag via de eLine applicatie van DNB inzake de stand van zaken bij het fonds van de implementatie van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Deze uitvraag heeft in de eerste helft van 2007 plaatsgevonden.
7.10
Functioneren van het pensioenfonds Aan het pensioenfonds zijn geen boetes of dwangsommen dan wel een aanwijzing tot het volgen van een bepaalde gedragslijn opgelegd, door één van de toezichthouders (DNB of AFM). Ook is er geen bewindvoerder aangesteld en zijn er geen kortetermijn- of langetermijnherstelplannen van toepassing.
7.11
Gebeurtenissen na balansdatum In maart 2008 ontving het bestuur een verzoek van het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen om in gesprek te komen over eventuele mogelijkheden tot samenwerking met het uiteindelijke doel om tot een fusie te komen. Op 14 maart 2008 heeft een oriënterende bespreking heeft plaatsgevonden tussen bestuursdelegaties van beide fondsen. Uit deze bespreking is naar voren gekomen dat er op voorhand geen reden is een samengaan bij voorbaat uit te sluiten. Beide besturen zullen, na het laten verrichten van een aantal maatwerkanalyses, dit onderwerp in het jaar 2008 ter besluitvorming agenderen. Het bestuur hecht veel belang aan een evenwichtige belangenafweging aan transparantie over het te voeren beleid. Zodra er stappen in een eventueel samenwerkingsproces gezet zullen worden, zullen deze stappen op maat met alle betrokkenen gecommuniceerd worden. Het bestuur heeft in de vergadering van 20 juni 2008 besloten het onderzoek naar verdere samenwerking niet te continueren.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
41
Jaarverslag 2007
8.
Risicobeheer Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de risico’s waarmee het fonds zich geconfronteerd ziet.
8.1
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor pensioenfondsen is het solvabiliteitsrisico. Het betreft het risico dat het fonds in de nabije of verder liggende toekomst niet beschikt over voldoende middelen om zijn pensioenverplichtingen na te komen. Dit risico komt tot uitdrukking in de hoogte en beweeglijkheid van de dekkingsgraad van het fonds. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de aangesloten werkgevers en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Gezien het feit dat het pensioenfonds een zogeheten garantiecontract met de herverzekeraar heeft gesloten, waarbij de uitkeringen van de gefinancierde aanspraken worden gegarandeerd, acht het bestuur dit risico voor wat betreft de reguliere pensioenaanspraken te hebben afgedekt. Wel bestaat het risico ten aanzien van het toeslagbeleid dat overigens een strikt voorwaardelijk karakter heeft. In een ALM-studie wordt integraal gekeken naar het financieringsbeleid, het toeslagenbeleid en het strategische beleggingsbeleid van het fonds. Het bestuur heeft in de tweede helft van 2007 een ALM-studie laten uitvoeren en begin 2008 laten vervolgen door een continuïteitsanalyse.
8.2
Mismatchrisico’s Rentemismatchrisico Dit risico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de obligaties in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) aan het Strategic Allocation Fund. Met het LDO wordt de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille tot 15 jaar verlengd om het zo meer af te stemmen op de verplichtingen van het pensioenfonds.
8.3
Belangrijkste beleggingsrisico’s Aandelenrisico Dit betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door een spreiding aan te brengen binnen de aandelenportefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt. Onroerend goedrisico Dit betreft het prijsrisico dat wordt gelopen in de verschillende onroerend goedmarkten. Een gedeelte van de portefeuille wordt belegd in een wereldwijde onroerend goedportefeuille. Valutarisico Koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Het valutarisico wordt alleen voor de vastrentende waarden naar euro’s afgedekt. Voor zakelijke waarden wordt dit risico niet afgedekt.
42
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
8.4
Belangrijkste verplichtingenrisico’s Toeslagenrisico Dit is het risico dat de meeropbrengsten uit beleggingen in combinatie met een eventueel in de voorziening begrepen inflatiecomponent niet toereikend zijn om de reglementair beoogde toeslagen te kunnen toekennen. Overigens heeft dit toeslagbeleid een strikt voorwaardelijk karakter waardoor het financiële risico voor het pensioenfonds naar de mening van het bestuur nihil is. Langleven- en sterfterisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt ondervangen door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen (door de toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met een adequate correctie voor sterfteontwikkeling) is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen-verplichtingen). Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt ondervangen door het sytreem van technische winstdeling.
8.5
Overige risico’s Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis en know-how te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een extern accountant. Wel zal het bestuur – mede in het kader van Pension Fund Governance én ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het fonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Operationeel risico Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT-problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Dergelijke risico’s worden beheerst door een strakke administratieve organisatie en interne controle, een calamiteitenplan plus uitwijkvoorziening en een gedragscode. Het bestuur van het pensioenfonds ziet er dan ook op toe dat de administrateur voldoende maatregelen neemt om dit risico te minimaliseren. Hier hebben de Beleidsregels Uitbesteding ook aan bijgedragen. Los van hetgeen in de ABTN vermeld staat ter waarborging van een goede administratieve organisatie en interne beheersing beschikt AEGON ook over een calamiteitenplan en een gedragscode waaraan iedere medewerker zich dient te houden.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
43
Jaarverslag 2007 Systeemrisico Dit is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
8.6
Risicoanalyse door De Nederlandsche Bank Het toezichtsproces van DNB is er onder meer op gericht potentiële problemen te identificeren. Hiertoe is het noodzakelijk een actueel beeld te hebben van alle onder toezicht staande instellingen. Op basis van de risicoanalysemethode FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) worden alle onder toezicht van DNB staande instellingen systematisch in kaart gebracht. Door de inherente risico’s van instellingen en organisatie-onderdelen te typeren, en de gehanteerde beheersingsmaatregelen te analyseren wordt binnen de applicatie FIRM een risicoprofiel samengesteld. Op basis van dit risicoprofiel kunnen binnen het toezicht prioriteiten worden gesteld. FIRM neemt hiermee een centrale rol in binnen het toezichtsproces. FIRM is in 2005 ontwikkeld ter vervanging van de eerder binnen DNB en de PVK ontwikkelde risicoanalysemethoden (RAST en MARS). Binnen de nieuwe methode is ervoor gekozen een expliciet verband te leggen met de bij wet opgedragen toezichtsdoelstellingen: solvabiliteit, liquiditeit, integriteit en beheer en organisatie. De methode bevordert een eenduidige analyse en de vastlegging dient als basis voor interne en externe verslaglegging.
44
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
45
Jaarverslag 2007
46
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
9.
Verantwoordingsorgaan
9.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is begin 2008 geformeerd en ten tijde van de opstelling van het jaarverslag over 2007 nog niet compleet. De leden van het orgaan zullen in de loop van 2008 nog moeten komen tot het inrichten van een geëigende interne werkwijze. Ook de samenwerking van het orgaan met het bestuur en andere bij het pensioenfonds betrokken partijen zal nog moeten groeien. Partijen zullen hun weg moeten vinden in een werkwijze die voor alle partijen aanvaardbaar is en die tot een meerwaarde voor het pensioenfonds zal moeten leiden. Het verantwoordingsorgaan heeft tijdens een gezamenlijke vergadering met het bestuur gesproken over het beleid van het fonds aan de hand van het jaarverslag over 2007. Het verantwoordingsorgaan is thans nog niet zover thuis in het reilen en zeilen van het pensioenfonds en het doorgronden van alle processen dat over alle onderdelen van het door het bestuur gevoerde beleid een gefundeerd oordeel kan worden gegeven. Dit mede in het licht gezien dat het verantwoordingsorgaan nog twee vacatures kent. Het verantwoordingsorgaan wil aangeven dat het de eerste gesprekken met achtereenvolgens het bestuur, de accountant en de administrateur als prettig heeft ervaren. Daarbij heeft het verantwoordingsorgaan de indruk dat het bestuur de rol van het verantwoordingsorgaan niet alleen serieus neemt, maar ook als van belang voor het bedrijfspensioenfonds ervaart. Het verantwoordingsorgaan spreekt de verwachting uit dat 2008 een zodanig leerzaam jaar voor de leden van het orgaan zal zijn, dat het orgaan in het jaarverslag 2008 tot een oordeel over het functioneren van het bestuur zal kunnen komen. Het uitgangspunt hierbij zal zijn de beoordeling of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden.
9.2
Reactie van het bestuur Het bestuur wil allereerst de leden van het verantwoordingsorgaan welkom heten bij dit pensioenfonds. Het bestuur ziet het als gezamenlijke verantwoordelijkheid om een passende werkwijze te ontwikkelen voor het verantwoordingsorgaan om zo ieder jaar tot een weloverwogen oordeel te komen. Openheid en transparantie zijn hierbij kernbegrippen. Het bestuur heeft er in ieder geval het volste vertrouwen in dat het verantwoordingsorgaan in 2008 in haar functie zal groeien en dat in het jaarverslag 2008 een weloverwogen en eerlijk oordeel over het door het bestuur gevoerde beleid terecht zal komen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
47
Jaarverslag 2007
48
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Jaarrekening
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
49
Jaarverslag 2007
10.
Balans per 31 december 2007
(NA BESTEMMING VAN HET RESULTAAT) Activa 2007
2006
P
HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN Garantiecontract met beleggingsdepot 83.069.580 Garantiecontract zonder beleggingsdepot 6.346.493 Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen 71.585
54.790.949 7.029.698 0
P
89.487.658
61.820.647
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Vorderingen uit herverzekering Overige vorderingen
1.193.555 30.077.599
6.919.343 1.656.941
P
31.271.154
8.576.284
OVERIGE ACTIVA Liquide middelen
688.058 P
12.339 688.058
12.339
121.446.870
70.409.270
P
P
50
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Passiva 2007
2006
P
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Algemene Reserve 7.603.701 Bestemmingsreserve technische winstdeling 71.585
6.790.709 0
P
7.675.286
6.790.709
TECHNISCHE VOORZIENINGEN Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
89.416.073
61.820.647
P
89.416.073
61.820.647
OVERIGE VOORZIENINGEN Voorziening indexatie pensioenrechten Voorziening aanpassing uitkeringswijze
365.556 955.000
563.373 800.000
P
1.320.556
1.363.373
23.034.955
434.541
121.446.870
70.409.270
OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
P
P
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
51
Jaarverslag 2007
52
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
11.
Staat van Baten en Lasten
2007
2006
7.672.390
4.735.204
P
BATEN Premiebijdragen Intrestopbrengsten Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening – garantiecontracten
(611.708)
Baten uit herverzekering Overige baten
165.267
27.595.426
15.597.390
1.538.924
1.245.608
54
26.627
36.195.086
21.770.096
1.311.432
1.203.717
431.435
235.096
27.595.426
15.597.390
P
P
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie technische voorziening voor risico van het pensioenfonds Mutatie overige technische voorzieningen Kosten pensioenopbouw
(42.817)
Saldo overdracht van pensioenrechten
6.935.071 (920.038)
913.231 4.550.296 (422.689)
P
35.310.509
22.077.041
P
884.577
(306.945)
812.992 71.585 884.577
(306.945) 0 (306.945)
P
BESTEMMING VAN HET RESULTAAT Mutatie Algemene Reserve Mutatie Reserve technische winstdeling
TOTAAL BESTEMMING VAN HET RESULTAAT
P
P
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
53
Jaarverslag 2007
54
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
12.
Kasstroomoverzicht
(in euro’s) 2007
2006
P
KASSTROOM UIT PENSIOENACTIVITEITEN Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringskosten
7.631.379
3.081.313
27.182 (110.417)
293.276 (141.502)
P
7.548.144
3.233.087
KASSTROOM UIT
BELEGGINGSACTIVITEITEN Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
1.485
488
P
1.485
488
7.549.629
3.233.575
P
SALDO ANDERE MUTATIES Gestort in Depot
P
(6.873.910)
(3.323.613)
P
(6.873.910)
(3.323.613)
P
NETTO KASSTROOM
675.719
KOERS- EN OMREKENINGSVERSCHILLEN
(90.038)
0
0
P
MUTATIE LIQUIDE MIDDELEN
675.719
(90.038)
P
Liquide middelen ultimo Liquide middelen primo
688.058 12.339
12.339 102.377
P
MUTATIE LIQUIDE MIDDELEN
675.719
(90.038)
P
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
55
Jaarverslag 2007
56
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
13.
Wijziging grondslagen
13.1
Wijziging waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen In december 2007 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving een herziening van Richtlijn 610: Pensioenfondsen gepubliceerd. Deze richtlijn behandelt de regels voor verslaggeving van een pensioenfonds en wordt met ingang van boekjaar 2008 verplicht gesteld. Het bestuur heeft besloten de jaarrekening over 2007 in te richten volgens de nieuwe richtlijn. De reden om de jaarrekening al in 2007 op te stellen volgens deze richtlijn is dat met ingang van 1 januari 2007 de Pensioenwet in werking is getreden. De Pensioenwet schrijft onder meer voor dat pensioenfondsen aan de toezichthouder DNB dienen te rapporteren conform het Financieel Toetsings Kader (FTK). Bij het FTK worden diverse posten in de balans en in de staat van baten en lasten specifiek opgenomen en onderworpen aan bepaalde waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen. RJ 610 sluit aan op de regelgeving volgens het FTK. Door al in de jaarrekening over 2007 de herziene richtlijn aan te houden, wordt een aansluiting verkregen tussen de jaarrekening en de jaarrapportage aan DNB. De herziene richtlijnen heeft belangrijke gevolgen voor de waardering van pensioenverplichtingen. Er wordt onder meer rekening gehouden met andere sterftetafels (inclusief sterftetrend) en het gebruik van een marktrente in plaats van een vaste rekenrente van maximaal 4%. Daarnaast wordt in de balans zichtbaar op welke wijze een pensioenfonds haar pensioenverplichtingen heeft belegd. Wanneer het fonds eigen risicodrager is, worden de ten behoeve van de Voorziening voor Pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen op de balans verantwoord en tegen actuele waarde gewaardeerd. Wanneer een Pensioenfonds haar verplichtingen heeft ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij is de wijze waarop dit tot uiting wordt gebracht aan de activazijde van de balans afhankelijk van het type pensioenovereenkomst dat het fonds heeft gesloten. Wanneer opgebouwde pensioenaanspraken slechts voor de duur van de overeenkomst zijn gegarandeerd, dan worden de beleggingen waarover het fonds risico loopt op de balans verantwoord. In de situatie waarbij het fonds een zogenaamd garantiecontract heeft afgesloten, dan presenteert het pensioenfonds een post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen’ op de balans die gelijk is aan de door het fonds opgenomen Voorziening voor pensioenverplichting. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeringsmaatschappij. Een garantiecontract houdt in dat het pensioenfonds na afloop van de contractsduur de opgebouwde pensioenaanspraken kan achterlaten bij de verzekeringsmaatschappij zonder daarvoor nog financiële verplichtingen te hebben, zoals bijvoorbeeld het betalen van administratie- en uitvoeringskosten of het betalen van garantiekosten. Ook negatieve beleggingsresultaten en/of technische resultaten komen in deze situatie niet voor rekening van het pensioenfonds. Dit pensioenfonds heeft haar pensioenverplichtingen verzekerd bij AEGON Levensverzekering N.V. middels een garantiecontract. Dit houdt in dat op de activazijde van de balans de beleggingen welke deel uitmaken van het aan de overeenkomst verbonden gesepareerde beleggingsdepot niet meer worden opgenomen. Hiervoor in de plaats wordt een vordering op de verzekeringsmaatschappij opgenomen. De beleggingen die tot en met de jaarrekening 2006 op de balans waren opgenomen en werden gewaardeerd tegen de actuele waarde zijn nu van de balans gehaald. Dit heeft tot het gevolg dat het vermogen van het fonds daalt met € 95.633. Daarnaast worden de negatieve beleggingsresultaten (overrente) van voorgaande jaren teruggedraaid. Onder het garantiecontract met de herverzekeraar wordt gesteld dat negatieve resultaten niet ten laste van het fonds komen, maar worden verrekend met toekomstige positieve overrenten. Dit betekent dat de in het verleden reeds verantwoorde verliezen worden teruggedraaid, waardoor het eigen vermogen ultimo 2006 stijgt met € 463.706 ten opzichte van hetgeen in het verslag 2006 was verantwoord.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
57
Jaarverslag 2007 Overigens betekent dit wel dat, zolang de negatieve overrente voorgaande jaren nog niet is ingelopen, toekomstige positieve overrente niet in het resultaat van het fonds tot uitdrukking komen. Uitzondering hierop zijn de resultaten welke zijn toe te rekenen aan het in het depot aangehouden vrije vermogen. Vervolgens wordt de Voorziening voor Pensioenverplichting nu vastgesteld op basis van sterftetafel Collectief 2003 rekening houden met de rentetermijnstructuur aan het op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB in plaats van de voorheen gebruikelijke vaste rekenrente van 4%. Deze aanpassing heeft geen effect op de hoogte van het Eigen Vermogen. Tot slot is in het jaarverslag 2006 reeds rekening gehouden met de toen ontvangen uitkering van de herverzekeraar uit hoofde van het aandeel van het fonds in het technisch resultaat aan het eind van de winstdelingsperiode ad € 1.636.657. Deze uitkering heeft voor een bedrag ad € 1.672.171 betrekking op de afrekening over de jaren 2001-2005. Aangezien onder de nieuwe RJ610 dergelijk resultaten dienen te worden toegerekend aan het jaar waarin deze zijn ontstaan, is het genoemde bedrag (ad € 1.672.171) gecorrigeerd op het eigen vermogen primo 2006. Direct gevolg hiervan is dat het resultaat over boekjaar 2006 derhalve voor hetzelfde bedrag is verlaagd; deze presentatiewijziging heeft derhalve geen gevolgen voor de hoogte van het eigen vermogen ultimo boekjaar 2006. Het aangepaste vermogen van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2006 als volgt: € P
Vermogen volgens jaarrekening 2006
6.422.636
Hogere waardering Beleggingen in vastrentende waarden Passivering van in het verleden behaalde positieve verkoopresultaten Verrekening negatieve overrente 2006
1.448.248
P
(1.543.881) 463.706
P
Mutatie in het Eigen vermogen
368.073
P
Aangepast vermogen per 31 december 2006
6.790.709
P
Het resultaat over 2006 is als gevolg van deze stelselwijziging als volgt vastgesteld: € P
Resultaat volgens jaarrekening 2006
(969.356)
P
Niet opnemen koersresultaten Beleggingen in vastrentende waarden Verrekening negatieve overrente 2006 Aandeel in technisch resultaat 2001-2005
3.509.048 (1.174.466) (1.672.171)
P
Toename van resultaat wegens stelselwijziging
662.411
Resultaat over 2006 op gewijzigde grondslagen
(306.945)
P
P
58
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 13.2
Presentatiewijziging Tot en met de jaarrekening 2006 verantwoorde het pensioenfonds op de activazijde van de balans niet de Herverzekerde Voorziening voor Pensioenverplichtingen. In plaats daarvan werden alle activa en passiva die op de balans van het binnen de verzekeringsovereenkomst aangehouden gesepareerde beleggingsdepot stonden opgenomen. Door de gewijzigde verslaggevingregels wordt deze presentatiesystematiek teruggedraaid en verdwijnen de beleggingen van de balans. Daartegenover staat dat de onderlinge verhouding tussen het pensioenfonds en het gesepareerde beleggingsdepot wel op de balans worden opgenomen. Tot en met de jaarrekening van 2006 werden die posten zowel vanuit de zijde van het pensioenfonds als vanuit de zijde van het gesepareerde depot opgenomen en daarmee tegen elkaar weggestreept. Nu komen op de balans weer direct opeisbare vorderingen en schulden tussen het pensioenfonds en het gesepareerde beleggingsdepot voor. Liquide middelen die worden aangehouden enkel met het doel het verrichten van beleggingsmutaties worden met ingang van de jaarrekening 2007 gepresenteerd onder de Overige Beleggingen.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
59
Jaarverslag 2007
60
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
14.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
14.1
Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden activa en passiva op nominale waarde gewaardeerd. Activa en passiva in vreemde valuta worden gewaardeerd tegen de koersen per balansdatum. De hieruit voortvloeiende koersverschillen worden in de staat van baten en lasten verantwoord.
14.2
Herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijk gesteld aan de hiertegenover staande Voorziening voor pensioenverplichtingen. Bij de waardering van de vordering wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar middels een afslag voor kredietrisico. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringsovereenkomsten op het moment van toekenning door de herverzekeraar. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een verzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar wordt gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden onderstaande grondslagen.
14.2.1
Algemeen Alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord.
14.2.2
Mix-fondsen De onderliggende participatiewaarden van de mixfondsen kennen een verdeling van 80 / 20 voor wat betreft vastrentende en zakelijke waarden. De betreffende waarderingsgrondslagen worden onderstaand nader toegelicht.
14.2.3
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden).
14.2.4
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettoekasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd. Indien geen betrouwbare schatting van de actuele waarde van de vastrentende waarden is te
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
61
Jaarverslag 2007 maken, worden vastrentende waarden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs.
14.2.5
Overige beleggingen Participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien geen betrouwbare schatting van de actuele waarde van de aandelen is te maken, worden aandelen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Verder: tekstblok, in te vullen naar gelang de situatie van het pensioenfonds.
14.3
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
14.4
Technische voorziening De Voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de Voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling van betaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen (voorbeeld):
62
a.
De rentevoet is de DNB yield curve per einde jaar.
b.
De sterftekansen zijn ontleend aan de tafel Collectief 2003, waarbij voor mannen geldt: voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde man 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Voor vrouwen geldt: voor het ouderdomspensioen 2 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde vrouw 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur.
c.
Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder is dan de verzekerde vrouw. In een geval van partnerschap waarbij beide partners van gelijk geslacht zijn, wordt voor de toepassing van het tarief aangenomen, dat de medeverzekerde van het andere geslacht is dan zijn of haar werkelijke geslacht.
d.
De partnerfrequenties (inclusief huwelijkspartners en geregistreerde partners), die worden gehanteerd, zijn conform het vijfde CRC-rapport.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
14.5
e.
De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 2% van de netto premiereserve.
f.
De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering.
g.
De voorziening uitlooprisico is gelijk aan 1,04 x {1,04 x BP (j-1) + BP(j)}, waarin BP gelijk is aan de in de premies begrepen opslag voor meeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Algemene kosten De kosten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben.
14.6
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
63
Jaarverslag 2007
64
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
15.
Toelichting op de balans
15.1
Algemeen Vermelden tot welk percentage er wordt belegd in de premiebijdragende onderneming en onder welke voorwaarden. Passage over het uitlenen van beleggingen. Vermelden om welk bedrag het gaat en hoe dit proces is ingericht. Passage over de mate waarin beleggingen of toekomstige kasstromen door middel van derivaten worden afgedekt.
Herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen
15.2
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd:
2007 €
2006 €
83.069.580 6.346.493
54.945.264 7.029.698
71.585
0
89.487.658
61.974.962
P
Garantiecontracten met beleggingsdepot Garantiecontract zonder beleggingsdepot Niet direct opeisbare vorderingen uit hoofde van herverzekering P
Totaal P
Voor alle hierboven opgenomen posten geldt, met uitzondering van Niet direct opeisbare vorderingen uit hoofde van herverzekering, dat deze zijn gewaardeerd gelijk aan de Voorziening voor Pensioenverplichtingen. Daarnaast is rekening gehouden met een afslag voor kredietrisico in verband met de kredietwaardigheid van de verzekeringsmaatschappij waar de contracten zijn ondergebracht. Deze afslag bedraagt voor contracten gesloten bij AEGON Levensverzekering N.V. nihil.
Garantiecontracten met beleggingsdepot (de basisregeling)
15.2.1
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Beleggingsresultaten komen, indien positief ten gunste van het pensioenfonds. Indien deze negatief bedraagt wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positive resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde)
Vastrentende waarden Deze post kan als volgt worden gespecificeerd:
2007 €
2006 €
Mix-fondsen (80-20) Annuïteitslening aan AEGON Levensverzekering N.V.*
64.190.573 0
48.504.003 1.178.092
Totaal
64.190.573
49.682.095
P
P
P
*
Vanaf 1 januari 1996 (en 1 januari 1991) wordt de niet overrentedelende reserve in het depot ingebracht middels een postnumerando annuïteitenlening met een intrestvoet van 4% en een duur van 50 jaar. Deze systematiek is per 1 januari 2007 gewijzigd. Vanaf 1 januari 2007 vindt een aftrek op de voorziening plaats ter grootte van K1996 (j). Deze aftrek verloopt volgens de schuldrest van de oorspronkelijke annuïteitenlening (zie artikel 1 van bijlage II bij de overeenkomst en Aanhangsel 5).
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
65
Jaarverslag 2007 Het verloop van de mix-fondsen (80-20) kan als volgt worden weergegeven:
P
2007 € 48.504.003 21.530.323 (1.613.898) (4.229.855) 64.190.573
P
Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Waardeveranderingen Stand per 31 december
2006 € 47.704.066 5.305.820 (1.383.314) (3.122.569) 48.504.003
P
Het verloop van de annuïteitenlening kan als volgt worden weergegeven:
P
2007 € 1.178.092 0 (1.178.092)
Stand per 1 januari Aflossing Herrubricering Stand per 31 december
15.2.2
0
2006 € 1.190.621 (12.529) 0 P
1.178.092
Garantiecontracten zonder beleggingsdepot (de aanvullende regelingen) Deze post vertegenwoordigt de verplichtingen welke zijn herverzekerd bij de herverzekeringsmaatschappijen in verband met de aanvullende regelingen. Iedere werkgever kan besluiten ook pensioenaanspraken aan zijn werknemers toe te kennen over het pensioensalaris boven het maximum (voor 2007 € 54.107). Voor de pensioenaanspraken volgens de aanvullende regeling gelden dezelfde voorwaarden en uitgangspunten als voor de pensioenaanspraken tot het maximum salaris.
15.2.3
Niet direct opeisbare vorderingen uit hoofde van herverzekering Hieronder zijn opgenomen vordering op AEGON Levensverzekering N.V. die niet onmiddellijk opeisbaar zijn. Het betreft de de volgende posten:
Te vorderen technisch resultaat
2007 €
2006 €
71.585
0
Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds krijgt 70% van de cumulutieve technische winst over de contractperiode 2007 tot 2011. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar.
66
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
15.3
Vorderingen en overlopende activa
15.3.1
Vorderingen uit hoofde van herverzekering Hieronder is opgenomen:
2007 €
2006 €
Rekening courant AEGON Levensverzekering N.V. Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot 1)
0 1.193.555
5.798.950 1.120.393
Totaal
1.193.555
6.919.343
1) Binnen het gesepareerde beleggingsdepot worden naast beleggingen voor de Voorziening voor Pensioenverplichtingen ook beleggingen voor Vrije middelen aangehouden. Op de passivazijde van het depot is een Vrije Reserve opgenomen die hier op de balans van het fonds wordt verantwoord.
15.3.2
Overige vorderingen Hieronder is opgenomen:
2007 €
2006 €
1.849.054 521.220
1.643.991 0
Te vorderen premies Vordering RPC Tedeco-Gizeh Vooruitbetaalde overgedragen pensioenverplichtingen Nog te ontvangen overgenomen pensioenverplichtingen Overige vorderingen
3.139
3.139
27.694.375 9.811
0 9.811
Totaal
30.077.599
1.656.941
De vordering op RPC Tedeco-Gizeh betreft een 5-jarige lening met een nominale waarde van € 510.000. Deze lening is bedoeld ter financiering van het ultimo 2006 aanwezige tekort op de benodigde aanvangswaarde. Deze lening zal in 5 jaar in gelijek delen worden afgelost; de aflossingen dienen aan het eind van het jaar (31 december) plaats te vinden. De afgesproken rentevoet voor deze lening is 2,2%, welke eveneens per 31 december van ieder jaar verschuldigd is. De aflossing en rente over het boekjaar zijn op 31 december 2007 nog niet ontvangen. Ten aanzien van deze lening dient te worden gemeld dat de RPC Group Plc. Op 20 december 2007 een garantie heeft afgegeven indien RPC Tedeco-Gizeh onverhoopt niet aan deze betalingsverplichting kan voldoen.
15.4
Overige vorderingen
15.4.1
Liquide middelen Dit betreft het saldo van de rekening bij: ABN AMRO Bank
15.5
Stichtingskapitaal en reserves
15.5.1
Algemene Reserve Het verloop van deze post is als volgt:
2007 €
2006 €
688.058
12.339
2007 €
2006 €
Stand per 1 januari Mutatie via resultaatbestemming
6.790.709 812.992
7.097.654 (306.945)
Stand per 31 december
7.603.701
6.790.709
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
67
Jaarverslag 2007
68
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 15.5.2
Reserve Technische winstdeling Het verloop van deze post is als volgt:
2007 €
2006 €
Stand per 1 januari Mutatie via resultaatbestemming
0 71.585
0 0
Stand per 31 december
71.585
0
Solvabiliteit Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een minimaal vereist danwel vereist eigen vermogen aan te houden. Voor het aanhouden van een minimaal vereist Eigen vermogen heeft het pensioenfonds een vrijstelling van DNB ontvangen. Het Vereist Eigen vermogen dient zodanig van omvang te zijn dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad van het fonds op basis van het FTK bedraagt eind 2007 108,4% (2006: 110,7%). De dekkingsgraad is berekend volgens de volgende formule: (VPV + Overige Technische Voorzieningen + Vermogen (excl reservering TR) ________________________________________________________________ * 100% VPV + Overige Technische Voorziening
15.6
Technische Voorzieningen
15.6.1
Technische voorziening voor risico van het pensioenfonds De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 2007 €
2006 €
Actieve deelnemers (inclusief gedeeltelijke arbeidsongeschikten) Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
37.743.196 11.028.927 14.025.756
37.698.380 9.139.712 13.720.768
Netto Voorziening pensioenverplichtingen Excassovoorziening Voorziening RPC tedeco-Gizeh Voorziening omzetting van Pre naar extra OP
62.797.880 1.292.834 11.640.000 13.685.360
60.558.860 1.261.787 0 0
Totaal
89.416.073
61.820.647
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
69
Jaarverslag 2007 De mutatie in de technische voorziening kan als volgt worden gespecificeerd: 2007 € Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Pensioenuitkeringen en afkopen Vrijval excassovoorziening Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Saldo van inkomende en uitgaande Waardeoverdrachten Technisch resultaat Aanvullende opgave jaarwerk ‘06 Verzwaring RPC tedeco-Gizeh Omzetting van Pre naar extra OP
2006 €
7.276.376 411.190 3.106.960 (1.311.508) (28.955) (10.963.466) 0
2.748.311 200.608 2.346.669 (1.206.068) (27.765) (3.141.958) 3.920.965
2.396.773 (339.748) (1.430.743) 3.153.187 11.640.000 13.685.360
9.803.059 (477.174) 1.430.743 0 0 0
27.595.426
15.597.390
De technische voorziening is gewaardeerd volgens de grondslagen zoals opgenomen in hoofdstuk 14. De posten Pensioenopbouw tot en met Technisch Resultaat in de Mutatie van de Technische voorziening zijn gebaseerd op de grondslagen zoals die zijn omschreven in Bijlage I van de verzekeringsovereenkomst. Deze grondslagen zijn:
70
a.
De rentevoet bedraagt 4% per jaar.
b.
De sterftekansen zijn ontleend aan de tafels Collectief 2003, waarbij voor mannen geldt: voor het ouderdomspensioen 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde man 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde man geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur. Voor vrouwen geldt: voor het ouderdomspensioen 2 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur; voor het partnerpensioen voor de verzekerde vrouw 2 jaar leeftijdsverhoging tot de pensioendatum en zonder leeftijdsaanpassing daarna; voor het partnerpensioen voor de medeverzekerde vrouw 1 jaar leeftijdsverlaging over de gehele duur.
c.
Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder is dan de verzekerde vrouw. In een geval van partnerschap waarbij beide partners van gelijk geslacht zijn, wordt voor de toepassing van het tarief aangenomen, dat de medeverzekerde van het andere geslacht is dan zijn of haar werkelijke geslacht.
d.
De partnerfrequenties (inclusief huwelijkspartners en geregistreerde partners), die worden gehanteerd, zijn conform het vijfde CRC-rapport. In artikel 3 van bijlage I bij de overeenkomst is een tabel met de partnerfrequenties per leeftijd per sexe opgenomen.
e.
De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 2% van de netto premiereserve.
f.
De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering.
g.
De voorziening uitlooprisico is gelijk aan 1,04 x {1,04 x BP (j-1) + BP(j)}, waarin BP gelijk is aan de in de premies begrepen opslag voor meeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 De feitelijke omrekening van de voorziening naar marktwaarde is opgenomen onder de posten ‘Wijziging marktrente’ en ‘Wijziging actuariële uitgangspunten’. Door deze wijze van presentatie wordt het verloop van de voorziening weergegeven op basis van 4% (waardoor de vergelijking met voorgaande jaren gewaarborgd blijft) en worden de componenten van de omrekening naar FTK-grondslagen afzonderlijk zichtbaar.
15.6.2
Overige technische voorzieningen Hieronder is opgenomen: Voorziening indexatie Pensioenrechten* Voorziening aanpassing uitkeringswijze** Totaal Overige technische voorzieningen
*
2007 €
2006 €
365.556 955.000
563.373 800.000
1.320.556
1.363.373
Voorziening indexatie Pensioenrechten Deze voorziening wordt aangehouden wanneer er indexatietoezeggingen uit voorgaande jaren niet administratief zijn verwerkt.
** Hieronder is opgenomen de verwachte verhoging van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met de nog te verwerken aanpassing van de uitkeringswijze (met ingang van het huidige boekjaar vindt de uitkering plaats op maandbasis; in voorgaande jaren vond deze plaats op kwartaalbasis).
15.7
Overige kortlopende schulden en overlopende passiva Hieronder is opgenomen:
2007 €
2006 €
Vooruitontvangen premies Vooruitontvangen overgenomen pensioenverplichtingen Nog te betalen overgedragen pensioenverplichtingen Rekening courant herverzekeraar Nog te betalen accountantskosten Nog te verrekenen overdrachtswaarde Rubber Resources Nog te betalen kosten uitbereiding dienstenpakket Overige schulden
11.749 200.410 1.760 22.465.163 25.000 250.249 61.973 18.651
95.488 50.690 1.760 0 20.000 250.249 0 16.354
Stand per 31 december
23.034.955
434.541
15.8
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
15.8.1
Langlopende verplichtingen In de per 1 januari 2007 ingegane herverzekeringsovereenkomst is een zogenaamde Service Level Agreement opgenomen. Dit betreft bepalingen omtrent de door de herverzekeraar te verrichten werkzaamheden, alsmede de hieraan verbonden kostenvergoeding. De SLA heeft een looptijd gelijk aan de herverzekeringsovereenkomst en loopt van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
71
Jaarverslag 2007
16. 16.1
Toelichting op de staat van baten en lasten Premiebijdrage Hieronder zijn opgenomen:
2007 €
2006 €
Bijdrage voor de basisregeling Bijdrage voor de aanvullende regeling
7.720.928 (48.567)
4.376.347 374.356
Subtotaal Premiekorting
7.672.361 29
4.750.703 (15.499)
Totaal
7.672.390
4.735.204
De kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie 2007 Feitelijke premie 2007
16.2
6.733.096 7.672.390
Intrestopbrengsten Hieronder zijn opgenomen: Intrest Intrest Intrest Intrest
rekening-courant herverzekeraar rekening-courant werkgevers lening RPC Tedeco-Gizeh liquide middelen
Totaal intrestopbrengsten
16.3
2007 €
2006 €
(814.912) 190.495 11.220 1.489
131.445 33.335 0 488
(611.708)
165.267
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen - garantiecontract Deze bedraagt: Totaal
2007 €
2006 €
27.595.426
15.597.390
Dit bedrag staat tegenover de post “Mutatie Technische voorziening voor risico van het pensioenfonds”. Voor een nadere specificatie verwijzen wij u naar paragraaf 15.6.1.
72
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 16.4
Baten uit herverzekering Hieronder zijn opgenomen: Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkering technisch winstdeling 2) Uitkering overrente gesepareerd beleggingsdepot Beheerkosten gesepareerd beleggingsdepot Omvangskorting aanvullende regeling Rentestandkorting aanvullende regeling Totaal
1) 2)
16.5
1.311.432 148.360 73.162 14.214 (8.215) (29)
1.203.717 (35.514) 68.677 (6.771) 17.577 (2.078)
1.538.924
1.245.608
Overige baten 2007 €
2006 €
Andere baten FVP-bijdragen
54 0
0 26.627
Totaal
54
26.627
2007 €
2006 €
902.691 348.253 3.688 56.800
855.583 318.118 3.062 26.954
1.311.432
1.203.717
2007 €
2006 €
Accountantskosten Actuariskosten Bestuurskosten Contributies Administratiekostenvergoeding Excassokosten uitkeringen Kosten uitbreiding dienstenpakket Bijdrage PVK Bankkosten Bijdrage NVR Overige kosten
35.702 45.894 18.453 3.574 196.573 62.996 61.973 5.864 0 0 406
9.388 31.694 6.384 2.313 163.897 0 0 4.713 54 4.538 12.115
Totaal
431.435
235.096
Pensioenuitkeringen Er is in totaal uitgekeerd aan de gepensioneerden: Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen Totaal
16.7
1)
2006 €
Voor een nadere toelichting op de ontvangen pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering wordt verwezen naar de in hoofdstuk 16.6 opgenomen specificatie. Het pensioenfonds heeft, conform lid 5 bijlage III van de verzekeringsovereenkomst, per 1 januari 2012 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het fonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van de tussentijdse aandeel cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord.
Hieronder zijn opgenomen:
16.6
2007 €
Pensioenuitvoeringskosten De opbouw van deze post is als volgt:
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
73
Jaarverslag 2007
74
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007 16.8
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door de afdeling BestuursOndersteuning Pensioenfondsen van de herverzekeraar. De betreffende kosten vormen onderdeel van de door de herverzekeraar in rekening gebrachte administratiekostenvergoeding.
16.9
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de bestuurders tezamen bedraagt nihil (2006: nihil).
16.10
Mutatie technische voorziening voor risico van het pensioenfonds Deze bedraagt: Totaal
2007 €
2006 €
27.595.426
15.597.390
Dit bedrag staat tegenover de post “Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen garantiecontracten”. Voor een nadere specificatie verwijzen wij u naar paragraaf 15.6.1.
16.11
Mutatie overige Technische Voorzieningen Hieronder zijn opgenomen: Mutatie voorziening indexatie pensioenrechten Mutatie voorziening aanpassing uitkeringswijze Totaal
16.12
2007 €
2006 €
(197.817) 155.000
113.231 800.000
(42.817)
913.231
Kosten Pensioenopbouw Dit zijn de aan de herverzekeringsmaatschappij afgedragen bruto premies en koopsommen. Hierin is opgenomen:
2007 €
2006 €
Bruto premie Vrijgestelde bruto premies Koopsom indexatie slapers en pensioentrekkenden Koopsom dienstverlating Koopsom affinanciering Koopsom overig Afkopen aan het fonds Nagekomen mutaties (aanvullende opgave) Garantiekosten
6.079.284 24.052 411.190 13.640 190.799 (22.219) 0 0 238.325
2.633.610 (16.764) 208.434 834 105.665 17.140 (2.351) 1.430.743 172.985
Totaal
6.935.071
4.550.296
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
75
Jaarverslag 2007
16.13
Saldo overdracht van pensioenrechten Hieronder is opgenomen:
2007 €
Overgenomen pensioenverplichtingen Kosten inkoop pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Baten vrijval pensioenverplichtingen Totaal
2006 €
(30.495.552) 29.577.179 134.615 (136.280)
(10.406.582) 9.985.262 180.834 (182.203)
(920.038)
(422.689)
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de uitdiensttredingsdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor inkoop van extra dienstjaren.
76
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
Overige gegevens
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
77
Jaarverslag 2007
78
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
17.
Bestemming saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat als volgt te bestemmen. 2007 € Mutatie Algemene Reserve Mutatie Reserve technische winstdeling Totaal bestemming van het resultaat
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
812.992 71.585 884.577
79
Jaarverslag 2007
80
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
18.
Gebeurtenissen na balansdatum Het bestuur heeft in haar brief van d.d. 22 april 2008 aangegeven, dat de opgebouwde pensioenaanspraken per 1 januari 2008 van de actieve, arbeidsongeschikte en gewezen deelnemers, alsmede van de pensioengerechtigden met 1,9% worden verhoogd.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
81
Jaarverslag 2007
82
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
19.
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2007. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel daarvan: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het fonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt heb aanvaard. Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. Met inachtneming van het navolgende ben ik van oordeel dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum tenminste gelijk aan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum tenminste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie is naar mijn mening voldoende, mede gelet op mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Amsterdam, 20 juni 2008 drs. C.D. Snoeks AAG verbonden aan
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
83
Jaarverslag 2007 Ernst & Young Actuarissen B.V.
84
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
20.
Accountantsverklaring Aan: Het Bestuur Rubberindustrie
van
Stichting
Bedrijfstakpensioenfonds
voor
de
Kunststof-
en
ACCOUNTANTSVERKLARING Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2007 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag bestaande uit de balans per 31 december 2007 en de staat van baten en lasten over 2007 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de entiteit. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de entiteit heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie per 31 december 2007 en van het resultaat over 2007 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
85
Jaarverslag 2007 Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Den Haag, 20 juni 2008 Ernst & Young Accountants namens deze
w.g. M.C. Spierings RA
86
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Jaarverslag 2007
21.
Aangesloten ondernemingen Bedrijven die op 31 december 2007 zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfondsen: Aarts Plastics B.V. Berli B.V. BKM Linings B.V. Bostik B.V. Dorlon B.V. Dumo N.V. Genap B.V. Hevea B.V. Inpro Services B.V. Nijhuis Kunststof Kozijnen B.V. Kunststof Plus B.V. Oerlemans Plastics B.V. Parker Hannifin B.V. Peguform B.V. Perfecta Chemie BV Perfon B.V. Plasthill B.V. Polyprofiel Kunststof Gevelementen Drachten B.V. Promens B.V. (voorheen Bonar Plastics B.V.) Refitech B.V. Renolit Benelux B.V. Rivafoam B.V. Rivièra B.V. RPC Tedeco Gizeh Rubber Resources B.V. Ruma Engineering B.V. Ruma Rubber B.V. Rymoplast Nederland B.V. Schulpen Schuim Leiden B.V. Schulpen Schuim Nijmegen B.V. Schmitz Kunststof Recycling B.V. Simrax B.V. Trelleborg B.V. Trelleborg Bakker B.V. Trelleborg Velp B.V. Witcom Engineering Plastics B.V. Wittenburg B.V. Zuiderplastics B.V.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Waalwijk Bergen (L) Werkendam ’s-Hertogenbosch Zoetermeer Goirle ’s-Heerenberg Raalte Roermond Rijssen Naaldwijk Genderen Hoogezand Born Goes Goor Hillegom Drachten Deventer Waalwijk Riel Tiel Huizen Deventer Maastricht Hoogeveen Hoogeveen Lichtenvoorde Leiden Nijmegen Roermond Kerkrade Hoogezand Ridderkerk Ede Hoevelaken Nijkerkerveen Zundert
87