j a a rve r s l ag 2 0 1 0 stichting pensioenfonds tnt
Inhoud
meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4
bestuursverslag 7 1. woord van de voorzitter 9 2. algemene informatie 13
2.1 Juridische structuur 2.2 Statutaire doelstelling 2.3 Personalia
13 13 13
3. Financiële positie en beleid in 2010 17 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.2.1 Toeslagbeleid 3.2.2 Financieringsbeleid 3.2.3 Beleggingsbeleid 3.3 Risicobeheer
17 19 19 19 20 23
4. Beleggingen
29
4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Resultaten beleggingsp ortefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Vastgoed 4.6 Overige beleggingen 4.6.1 Grondstoffen 4.6.2 Hedgefondsen 4.7 Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare Premieregeling (BPR) 4.8 Corporate Governance
29 29 32 33 34 34 34 35 35 36
5. Pensioencommunicatie en -administratie
39
5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Uitvoeringskosten 5.5 Pensioenregeling 5.6 Nieuwe wetgeving
39 39 40 41 41 43
6. Actuariële analyse
47
7. Besturing en naleving wetgeving
51
7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden
51 51
7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan 7.3.3 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets 7.6 Gedragscodes 7.7 Geschillencommissie 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 Statutenwijziging
51 52 52 55 56 56 57 57 57 57
8. Verwachte gang van zaken
59
jaarrekening 61 9. Jaarrekening
63
9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Bepalingen wet- en regelgeving 9.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans 9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 9.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 9.4.6 Verbonden partijen
63 64 65 66 66 66 70 93 93 98
overige gegevens
101
10. Overige gegevens
103
10.1 S tatutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
103 104 105 106
10.2 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 10.3 Actuariële verklaring 10.4 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
bijlagen 109 Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
111 112
meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4
Bedragen x € 1,0 miljoen Aantal verzekerden Deelnemers, actief en voortgezet
2010
2009
2008
2007
37.315
39.637
42.063
2006
43.643
47.488 32.377
Gewezen deelnemers
37.527
35.889
32.366
36.124
Ingegane pensioenen
20.180
18.921
17.682
16.454
15.641
Totaal aantal verzekerden
95.022
94.447
92.111
96.221
95.506
Pensioenen Kostendekkende premie
123
142
128
97
n.b.
Gedempte premie
135
93
104
98
n.b.
Feitelijke premie
149
182
113
109
124
●
jaarpremie
137
182
113
109
124
●
12
n.v.t.*
0
0
0
7
7
7
7
7
120
106
100
88
78
0,14%
0,00%
3,00%
0,75%
1,00%
aanvullende vermogensdotatie
Uitvoeringskosten Uitkeringen Reguliere toeslagverlening TNT Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden ●
Regeling op of na 1 januari 2006
0,14%
0,00%
3,00%
0,75%
1,00%**
●
Niet toegekende toeslagen (cumulatief)
0,42%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
●
Regeling voor 1 januari 2006
0,17%
0,00%
3,00%
0,75%
1,00%
●
Niet toegekende toeslagen (cumulatief)
0,53%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,21%
0,00%
3,00%
0,00%
1,00%
Reguliere toeslagverlening Postkantoren Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden ●
Regeling op of na 1 januari 2006
0,21%
0,00%
3,02%
0,00%
1,00%**
●
Niet toegekende toeslagen (cumulatief)
1,48%
0,80%
0,00%
0,00%
0,00%
●
Regeling voor 1 januari 2006
0,27%
0,00%
3,02%
0,00%
1,00%
●
Niet toegekende toeslagen (cumulatief)
1,84%
1,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Aanwezig eigen vermogen
358
354
-258
1.354
1.158
Minimaal vereist eigen vermogen
199
179
209
159
163
Vermogen en solvabiliteit
Vereist eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen *** Dekkingsgraad in % ***
867
869
804
692
804
4.844
4.264
4.143
3.186
3.332
107,4%
108,3%
93,0%
141,4%
134,7%
Bedragen x € 1,0 miljoen 2010
2009
2008
2007
5
2006
19,4
18,4
19,7
-
-
Gewezen deelnemers
22,6
21,5
22,7
-
-
Pensioengerechtigden
9,3
8,5
8,8
-
-
16,5
15,6
16,8
-
-
3,5%
3,9%
3,6%
4,9%
4,3%
5.270
4.661
3.937
4.605
4.492
587
665
-656
110
349
45,1%
46,6%
37,5%
41,7%
48,5%
Totaal Rentetermijnstructuur (RTS) (Niveau bij totale gemiddelde duration) Beleggingen Balanswaarde Beleggingsopbrengsten Beleggingsportefeuille Aandelen Vastrentende waarden
32,5%
38,5%
44,8%
38,5%
37,9%
Overige beleggingen ****
22,5%
14,9%
18,0%
19,6%
13,2%
Liquide middelen
-0,1%
0%
-0,3%
0,2%
0,4%
Gemiddeld rendement per jaar Jaarrendement in %
12,7%
16,8%
-14,2%
2,4%
8,5%
Afgelopen 5 jaar in %
5,2%
5,2%
3,6%
8,3%
5,8%
Afgelopen 10 jaar in %
4,2%
2,8%
3,4%
6,0%
7,8%
Vanaf oprichting in %
7,5%
7,2%
6,8%
7,9%
8,2%
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * De aanvullende vermogensdotatie maakt in 2009 deel uit van het vastgestelde DFS-percentage en is daarmee onderdeel van de jaarpremie. ** In 2006 heeft naast de reguliere toeslagverlening ook een inhaaltoeslagverlening plaatsgevonden op de pensioenaanspraken en uitkeringen van nietactieven van TNT, die per 1 juni 2003 reeds niet-actief waren, en van Postkantoren, die per 1 juli 2003 reeds niet-actief waren, van 1,07% respectievelijk 1,48%. *** Het pensioenvermogen, de pensioenverplichtingen en de dekkingsgraad zijn met ingang van 2007 weergegeven exclusief deelvermogens (voorziening voor risico deelnemers, overige voorzieningen en ANW-vermogen). Met ingang van 31 december 2010 maakt de overige technische voorziening (ingegane ziektegevallen) deel uit van de technische voorzieningen. **** Met ingang van 2010 zijn de renteswaptions meegenomen in de bepaling van het gewicht van de overige beleggingen. Daarnaast zijn bij de aandelen de gewichten van de vastrentende waarden en de waarde van de opties die ten grondslag liggen aan de aandelenoptiestrategie meegenomen.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Gemiddelde duration (in jaren) Actieve deelnemers
b e s t u u r s ve r s l ag
hoofdstuk één
Geachte deelnemers, collega’s en andere lezers, Ook in het afgelopen jaar stonden de pensioenen en pensioenfondsen weer in het middelpunt van de belangstelling. Nadat eerder de pensioenen onder vuur lagen van de crises in de financiële sector werd het pensioenfonds afgelopen jaar getroffen door de schuldencrises. De vlucht van het geld uit die landen naar veiliger haven en het beleid van de financiële autoriteiten zorgden voor sterk dalende rentes en navenant hogere pensioenverplichtingen. En wederom bleek ook in 2010 dat de levensverwachting van de ‘gemiddelde Nederlander’ is toegenomen. Al die ontwikkelingen leidden het afgelopen najaar tot het bericht dat een aantal pensioenfondsen zich gedwongen ziet om de pensioenaanspraken te verlagen. Een duidelijk signaal dat er nog immer sprake is van een uitzonderlijke situatie in pensioenland. Het verlagen van pensioenen is namelijk het laatste redmiddel om in te grijpen in de financiële situatie van een pensioenfonds. Stichting Pensioenfonds TNT hoort op dit moment niet bij de pensioenfondsen die moeten korten op de pensioenen. Maar we kunnen niet ontkennen dat de financiële crisis sporen heeft nagelaten en de onzekerheden van het pensioensysteem zichtbaar heeft gemaakt. Het al oude beeld van gegarandeerde pensioenen die meestijgen met de stijging van de welvaart spoort helaas niet meer met de werkelijkheid. Het bestuur wil u graag informeren over de ontwikkelingen binnen Stichting Pensioenfonds TNT en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid in 2010. ■ ■ Financiële positie Om te zorgen dat de financiële positie van het pensioenfonds zich in de toekomst verder kan verbeteren en daarbij de kans op grote tekorten zo veel als mogelijk wordt voorkomen, heeft het pensioenfonds in 2010 een aantal maatregelen genomen zoals die al in het vorige jaarverslag waren aangekondigd. De belangrijkste maatregel is dat het bestuur medio 2010 de beleggingsrisico’s verder heeft beperkt, waarbij het pensioenfonds vanaf een bepaald niveau in belangrijke
mate beschermd is tegen verdere koersdalingen van aandelen en dalende rentes.
9
In 2009 bleek al dat op basis van schattingen van het CBS de levensverwachting van de ‘gemiddelde Nederlander’ zodanig was toegenomen dat het pensioenfonds als gevolg van de toename van de verplichtingen daardoor een 4,3%-punt lagere dekkingsgraad moest melden. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) zijn nieuwe overlevingstafels gepubliceerd, waaruit bleek dat de geschatte levensverwachting ten opzichte van de eerdere CBS-schatting nog weer verder is toegenomen. Hierdoor daalde de dekkingsgraad in 2010 met nog eens 3,4%-punt. Ouder worden is uiteraard goed nieuws voor u en mij, maar leidt tot extra reserveringen voor toekomstige uitkeringen door het pensioenfonds. In 2009 en 2010 kwamen deze extra reserveringen in totaal uit op ruim € 302 miljoen.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
1. woord van de voorzitter
Ondanks het positieve rendement op de beleggingen van het pensioenfonds van 12,7% daalde door de gestegen levensverwachting en hogere verplichtingen als gevolg van de lagere rente per saldo de dekkingsgraad eind 2010 met bijna 1% van 108,3% eind 2009 tot 107,4% eind 2010. ■ ■ Risicomanagement Vorig jaar meldden wij u al dat we de richting hadden bepaald om de potentiële nadelige gevolgen van de meest negatieve scenario’s (staartrisico’s) te reduceren. Dit zijn extreme risico’s waarvan de kans dat het risico zich voordoet weliswaar erg klein is, maar waarvan de gevolgen voor het pensioenfonds en zijn deelnemers alsdan zeer groot zijn. Het bestuur heeft in 2010 veel aandacht besteed aan het vernieuwen van het risicomanagementbeleid dat uiteindelijk in het derde kwartaal van 2010 volledig is geïmplementeerd. Naar verwachting zullen met dit nieuwe beleid de extreme gevolgen van bijvoorbeeld rentedalingen en koersdalingen op aandelen beheersbaar blijven tegen een lager verwacht rendement, zonder daarmee de kans op het verder stijgen van de dekkingsgraad, en daarmee de mogelijkheid van toeslagverlening in de toekomst te verspelen.
10
■ ■ Toeslagverlening Omdat de financiële positie van het pensioenfonds niet toereikend was om de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen volledig met de CAO-ontwikkelingen te kunnen verhogen, heeft het bestuur op 25 maart 2010 besloten per 1 januari 2010 slechts een gedeeltelijke toeslagverlening van 0,14% voor de deelnemers van TNT en 0,21% voor de deelnemers van Postkantoren toe te kennen. Voor op 1 januari 2006 bestaande gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is op hetzelfde moment een toeslag verleend van 0,17% voor TNT en 0,27% voor Postkantoren. Onder normale omstandigheden streeft het pensioenfonds er naar om de pensioenen aan te passen aan de loonontwikkeling bij TNT (tot en met 2010) en Postkantoren. Dit is echter geen garantie. Doordat er inmiddels meerdere CAO’s binnen TNT zijn, hebben de CAO-partijen het bestuur verzocht het toeslagbeleid voor TNT te wijzigen. Met ingang van 1 januari 2011 wordt voor de toeslagverlening van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen voor TNT de prijsontwikkeling nagestreefd. Voor Postkantoren blijft het toeslagbeleid vooralsnog ongewijzigd en blijft dus de loonontwikkeling nagestreefd. De financiële situatie van het pensioenfonds in 2010 was echter dusdanig, dat het bestuur op 9 december 2010 heeft moeten besluiten per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen. ■ ■ Herstelplan Aan het eind van het eerste kwartaal 2010 was het kortetermijnherstelplan dat in maart 2009 was opgesteld volgens de richtlijnen van DNB beëindigd. Echter kort daarna daalde onder invloed van de schuldencrises de rente razendsnel. Hierdoor kwam vanaf mei 2010 de dekkingsgraad weer onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen. Dit, gecombineerd met het aangepaste strategische beleggingsbeleid en het aangepaste premie- en toeslagbeleid noodzaakten dat het pensioenfonds een aangepast herstelplan moest indienen bij DNB, waarin eveneens de effecten van de gestegen levensverwachting zijn meegenomen. De belangrijkste maatregelen uit het aangepaste herstelplan zijn extra premiestortingen door de werkgever, geen toeslagverlening bij dekkingstekort en het aangepaste beleggingsbeleid, waarbij neerwaartse beleggingsrisico’s worden verkleind. Het aangepaste
herstelplan leidt tot voldoende herstelkracht en heeft inmiddels de instemming van DNB gekregen. De werkelijke dekkingsgraad eind 2010 van 107,4% is ruim hoger dan de in het aangepaste herstelplan opgenomen dekkingsgraad van 100,5%. ■ ■ Communicatie Het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden is een belangrijke taak van het bestuur. De communicatiecommissie heeft veel aandacht besteed aan het verder verbeteren van de communicatie en informatievoorziening. In 2010 is er telkens ingespeeld op de actualiteiten. Zowel op de website als in de pensioenkranten is er extra aandacht geweest voor de bijzondere situatie waarin het pensioenfonds zich bevindt. Iedere maand wordt op de website (www.tntpensioen.nl) de actuele dekkingsgraad gepubliceerd. Ieder kwartaal is er tevens uitgebreide informatie over de financiële situatie van het pensioenfonds te vinden op de site. Voor het bestuur is het vergroten van de effectiviteit één van de belangrijkste doelstellingen als het gaat om deelnemerscommunicatie. Daarom is er in 2010 op basis van leeftijd een aanvullende doelgroep indeling gemaakt voor actieve deelnemers. De communicatie met u als deelnemer zal hier verder op worden afgestemd. ■ ■ Verantwoordingsorgaan In 2010 zijn er op kwartaalbasis bijeenkomsten geweest met het verantwoordingsorgaan om de leden te informeren over het reilen en zeilen van het pensioenfonds. Deze bijeenkomsten zijn door het bestuur als zeer nuttig ervaren en zullen ook in 2011 worden voorgezet om op deze wijze een goede en actieve dialoog te houden met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft over 2010 het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur beoordeeld en heeft hierover een positief oordeel afgegeven. ■ ■ Bestuursmutaties In 2010 zijn er geen bestuursmutaties geweest. Per 1 juli 2011 zal de heer Bos terugtreden en zal de heer Van Gameren toetreden aan werkgeverszijde.
Voor het bestuur geldt als uitgangspunt dat de positie van het pensioenfonds en daarmee van het perspectief van de deelnemers als gevolg van de splitsing niet mag verslechteren. Het bestuur heeft inmiddels juridische adviseurs in de arm genomen om zich over de standpunten zoals door TNT ingenomen in de brief te beraden en is over de brief met TNT in overleg getreden om dit uitgangspunt voldoende zeker te stellen. Het bestuur is van mening dat een evenwichtige oplossing is gevonden, waarbij aanvullende garanties door zowel TNT Express als TNT Mail zijn afgegeven voor het geval het pensioenfonds zich in een situatie van een dekkingstekort bevindt. In dat geval zal TNT Express garant staan voor TNT Mail en vice versa. Naar verwachting zal in 2011 het Pensioenakkoord dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid hebben gesloten, invloed hebben op de pensioenregelingen. Het Pensioenakkoord beoogt om ook voor de toekomst het pensioenstelsel betaalbaar te laten blijven. Hierin staan dan ook voorstellen om de AOW en de pensioenen aan te passen aan de stijgende levensverwachting en maatregelen om de pensioenfondsen minder kwetsbaar te maken voor ontwikkelingen op de financiële markten. Binnen de Stichting van de Arbeid vindt momenteel overleg plaats over de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord. Het bestuur volgt deze ontwikkelingen nauwlettend.
Ook al zijn pensioenen minder zeker dan we altijd gedacht hebben, Pensioenfonds TNT doet er alles aan om ervoor te zorgen dat het pensioen voor nu en in de toekomst zoveel mogelijk beschermd blijft.
11 Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Utrecht, 28 april 2011 drs. H. Popping, voorzitter
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Toekomstverwachting Op de valreep van 2010 heeft het bestuur een brief ontvangen van TNT waarin TNT ingaat op de voorgenomen splitsing medio 2011 van TNT in een Mail en Express bedrijf met elk een eigen beursnotering. In die brief worden door TNT ook voorstellen gedaan over de voortzetting van de relatie van Mail en Express met het pensioenfonds en de interpretatie door TNT van de afspraken zoals die op grond van de huidige contractuele relatie tussen TNT en het pensioenfonds zullen gelden na splitsing.
hoofdstuk twee
2. algemene informatie Ju r idis c he s t r uc t u u r
Stichting Pensioenfonds TNT, statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 1 januari 1989. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41011600. Stichting Pensioenfonds TNT is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel van TNT NV (TNT) en door het bestuur toegelaten aan TNT gelieerde ondernemingen. Het fonds kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO van TNT, TNT Express en Postkantoren, met uitzondering van werknemers die vallen onder de CAO-zaterdagbestellers of de CAO-postbezorgers. Daarnaast is er voor deelnemers met wie een persoonlijke arbeidsovereenkomst (PAO) is gesloten en die in dienst getreden zijn op of na 1 januari 2007, een andere pensioenregeling van toepassing. Voor het gedeelte van het salaris tot het niveau van schaal 13 van de CAO (de beschikbarepremieregelinggrens) geldt voor deze deelnemers de pensioenregeling voor CAO-personeel. Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de beschikbarepremieregelinggrens geldt een beschikbare-premie regeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds ruim 95 duizend (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa € 5.270 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Het bestuur maakt gebruik van de diensten van externe certificerende actuaris Towers Watson en externe accountant PricewaterhouseCoopers.
2 . 2 St a t u t a ir e d oel s t el l ing Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. ■ ■ Missie De missie van Stichting Pensioenfonds TNT is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden.
2 .3
Per s ona l i a
■ ■ Bestuursmutaties In 2010 hebben geen bestuursmutaties plaatsgevonden. De zittingstermijnen van de heer Harmsen, de heer Rutten, de heer Stijl en mevrouw Stevens liepen af per 1 januari 2010; zij zijn allen herbenoemd. Per 1 januari 2011 lopen de zittingstermijnen van mevrouw Roevros, mevrouw Bakker en de heer Bos af. De drie bestuursleden zijn herbenoemd.
13 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
2.1
Benoemd namens de werkgever Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
drs. J.P.P. Bos RA
lid
01-01-2008
01-01-2015
Director Finance & Control
drs. H. Popping
voorzitter
01-01-2002
01-01-2012
Directeur financial reporting, consolidation and
14
accounting mr. R.W.R. Rutten
plaatsvervangend
21-09-2007
01-01-2014
HR directeur Mail NL
drs. J.G.A. Seyger
lid
21-09-2007
01-01-2012
Group Treasurer
drs. D.A. Stijl RA
lid
01-07-2006
01-01-2014
Manager Finance,
secretaris
Administration & Control Postkantoren BV
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
mw. I.M. Bakker
lid
01-03-2008
01-01-2015
Bestuurder CNV Publieke Zaak
R.H. Harmsen
secretaris
18-01-2007
01-01-2014
Bestuurder BVPP
mw. D.M. Roevros-
lid
01-03-2008
01-01-2015
Hoofd Bedrijfsvoering
Couprie
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
W.C. van de Sande
lid namens pensioen
01-01-2008
01-01-2012
Gepensioneerd
01-03-2008
01-01-2014
Bestuurder
gerechtigden mw. A.J. Stevens-Moes
lid
ABVAKABO FNV drs. P. Wiechmann
plaatsvervangend
01-03-2008
voorzitter
Bestuursleden hebben zitting voor een periode van vier jaren, met een maximum van drie zittingstermijnen. In 2009 is een rooster van aftreden vastgesteld, waardoor de zittingstermijnen kunnen afwijken van de cyclus van vier jaar. De bestuursleden Popping, Seyger, Stevens, Bakker en Roevros kunnen na afloop van de huidige termijn nog één maal worden herbenoemd. De bestuursleden Rutten, Stijl en Harmsen kunnen na hun huidige, derde, zittingstermijn niet worden herbenoemd. De overige leden kunnen nog voor twee zittingstermijnen worden herbenoemd. ■ ■ Financiële commissie drs. H. Popping drs. J.G.A. Seyger mw. D.M. Roevros-Couprie
01-01-2012
Bestuurder ABVAKABO FNV
■ ■ Geschillencommissie mr. O.F. Blom, onafhankelijk voorzitter mr. R.W.R. Rutten W.C. van de Sande ■ ■ Verantwoordingsorgaan drs. G.Th.C.A. Aben, namens de werkgever (tot 18 april 2011) drs. G. Heuvelman, namens de werkgever, voorzitter A. Coenradie, namens de deelnemers, secretaris mw. C.I.L. Verhoeve-van der Maat, namens de deelnemers, plaatsvervangend secretaris U. Heiligers, namens de pensioengerechtigden, plaatsvervangend voorzitter J. van der Kreeft, namens de pensioengerechtigden
■ ■ Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het fonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). ■ ■ Certif iceerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant Towers Watson Netherlands BV, externe actuaris
■ ■ Beleggingscommissie De beleggingscommissie van TKP Investments BV bestaat uit: prof. dr. C.G. Koedijk prof. dr. R.A.H. van der Meer (tot 1 maart 2011) drs. G.A. Roelofs mba rba frm (vanaf 1 maart 2011) drs. J. Mensonides, voorzitter
De samenhang van bovenstaande organen en commissies wordt in het onderstaande schema visueel weergegeven.
■ ■ Communicatiecommissie mw. A.J. Stevens-Moes mr. R.W.R. Rutten drs. O.E. Dreierink
advies
TKP/TKPI/ Externe adviseurs
advies
advies
Communicatie commissie
advies
Financiële commissie
advies/ uitvoering
Werkgroepen
advies
participatie
Externe Toezichthouders DNB - AFM
Beleggingscommissie
BESTUUR verantwoording
intern toezicht controle
Certificerende actuaris
controle advies
Visitatiecommissie
Compliance officer
adviesrecht controle
Externe accountant
Verantwoordingsorgaan
15 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Visitatiecommissie R. van Dam AAG drs. D. Snijders mr. J.R. Steinhauser
hoofdstuk drie
3. Financiële positie en beleid in 2010 Fina nc iël e op z e t en p o si t ie
■ ■ Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt in tabel 1 weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. ●● Effect premies Doordat de dekkingsgraden per eind juni 2010 en ultimo september lager waren dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen, is de vordering op TNT van ultimo juni 2010 van € 12,2 miljoen opeisbaar geworden. Deze additionele vermogensdotatie is in oktober 2010 ontvangen en heeft een positieve bijdrage geleverd aan de dekkingsgraad. ●● Effect renteafdekking en beleggingsresultaat In 2010 daalde de rentetermijnstructuur, waardoor de renteafdekking door renteswaps en swaptions een positief effect had op de dekkingsgraad. Het effect van de afdekking door middel van vastrentende waarden is inbegrepen in het beleggingsresultaat.
Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking, droeg ook positief bij aan de dekkingsgraad. Het beleggingsresultaat inclusief renteafdekking heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 12,2%. Het beleggingsrendement komt uit op 12,7% op basis van het gemiddeld belegd vermogen. In paragraaf 4.2 wordt dit nader toegelicht. ●● Effect rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2010 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad.
Effect aanpassing levensverwachting Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 20102060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 4% te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op een eind 2008 gepubliceerde overlevingtafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. In oktober 2010 heeft het bestuur, op basis van onderzoek naar de ervaringssterfte, besloten om met ingang van 31 december 2010 ervaringssterfte op basis van de ervaringscurve van het Centrum voor VerzekeringsStatistiek (CVS) te hanteren voor de waardering ●●
Tabel 1: Ontwikkeling dekkingsgraad Dekkingsgraad 1 januari
2010
2009
108,3%
93,0%
Effect premies
0,4%
1,1%
Effect toeslagverlening
0,1%
0,0%
Effect beleggingsresultaat (exclusief renteafdekking)
5,4%
13,2%
6,8%
-/- 0,4%
Effect renteafdekking Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
-/- 9,9%
4,8%
Effect aanpassing levensverwachting
-/- 3,4%
-/- 4,3%
Effect overige oorzaken
-/- 0,3%
0,9%
107,4%
108,3%
Dekkingsgraad 31 december
17 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
3.1
18
van de pensioenvoorziening in plaats van het toepassen van leeftijdterugstellingen. Door het meenemen van ervaringssterfte wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat een werkende populatie gemiddeld langer leeft. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafel (inclusief ervaringssterfte) bedraagt 7,9%, waarvan in 2009 reeds 4,0% is meegenomen, ten opzichte van de voorziening op basis van de oude prognosetafels. ■ ■ Vereiste dekkingsgraad Ultimo 2010 bedroeg de vereiste dekkingsgraad 117,9% (2009: 120,4%). De daling van de vereiste dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de wijziging van het beleggingsbeleid, waardoor de beleggingsrisico’s zijn afgenomen. Zo wordt er een optiestrategie ingezet om de dekkingsgraad te beschermen tegen een daling van de aandelenkoersen. Daarnaast is de afdekking van het renterisico gewijzigd zodat de dekkingsgraad gedeeltelijk beschermd is tegen een rentedaling, maar ook nog kan profiteren van een rentestijging. Overigens fluctueert de vereiste dekkingsgraad op basis van het nieuwe beleggingsbeleid meer dan voorheen als gevolg van de variabele effectieve aandelen- en rentegevoeligheid van de aandelenopties en swaptions. ■ ■ Ontwikkelingen herstelplan Eind maart 2010 was de dekkingsgraad van het fonds voor het derde opeenvolgende kwartaal hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor het kortetermijnherstelplan vanaf dat moment niet langer van toepassing was. De dekkingsgraad is per eind mei 2010 weer gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. In combinatie met de gewijzigde premiesystematiek en beleggingsbeleid leidde dit tot de verplichting om een aangepast herstelplan in te dienen. Op 21 oktober 2010 is het aangepaste herstelplan met de bijbehorende continuïteitsanalyse ingediend. Het aangepaste herstelplan is op 17 januari 2011 goedgekeurd door DNB. De belangrijkste kenmerken van het aangepaste herstelplan zijn: ●● zolang het fonds in de situatie verkeert van een dekkingstekort, wordt de premie vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt, waarbij de solvabiliteitspremie zodanig wordt vastgesteld dat de
●●
●●
●●
situatie van een dekkingstekort in een periode van maximaal vijf jaar (vanaf 2009 tot en met 2013) en een reservetekort in een periode van maximaal 15 jaar wordt opgeheven. Bij het jaarlijks bepalen van de premie wordt uitgegaan van de dan geldende dekkingsgraad; er is sprake van een aanvullende vermogensdotatie; zolang de dekkingsgraad van 105% nog niet is overschreden, worden geen toeslagen toegekend. Indien de dekkingsgraad zich bevindt tussen 105% en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit lineair een toeslag worden toegekend uitgaande van 0% bij een dekkingsgraad van 105% en overeenkomstig het ambitieniveau bij het vereist eigen vermogen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het fondsrisico plaatsvindt.
De dekkingsgraad van ultimo juni 2010 van 101,2% is als basis van het aangepaste herstelplan genomen. In het aangepaste herstelplan wordt ultimo 2010 een dekkingsgraad van 100,5% verwacht. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2010 is vastgesteld op 107,4%. Het pensioenfonds loopt daarmee vooruit op het verwachte herstel. Dit is met name het gevolg van het herstel van de rentetermijnstructuur gedurende de tweede helft van 2010. Eind 2010 was er geen sprake meer van een dekkingstekort, omdat de dekkingsgraad hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 104,1% (2009: 104,2%). Er blijft wel sprake van een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager was dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen van 117,9% (2009: 120,4%). Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het aangepaste herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het aangepaste herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet dit herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
Bel eid en b el eid s k e u z es
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. Pensioenregeling
Financiële positie
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
3.2.1 Toeslagbeleid De hoogte van de toeslagen van de pensioenen voor zowel actieve deelnemers als voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden was reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO van TNT respectievelijk Postkantoren en de aanwezige middelen van het pensioenfonds. Doordat er inmiddels meerdere CAO’s binnen TNT zijn, hebben de CAO-partijen het bestuur verzocht het toeslagbeleid voor TNT te wijzigen. Met ingang van 1 januari 2011 wordt voor de toeslagverlening van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen voor TNT de prijsontwikkeling nagestreefd, waarbij de jaarlijkse toeslagverlening is gemaximeerd op 4%. Voor Postkantoren blijft het toeslagbeleid vooralsnog ongewijzigd en blijft dus de loonontwikkeling nagestreefd. Of toeslagen zullen worden toegekend, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds, van de respectievelijke CAO-onderhandelingen en het bestuursbesluit. Als de middelen van het fonds naar het oordeel van het bestuur het toelaten, zal worden
overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Het betreft voorwaardelijke toeslagen. Dit betekent dat er geen recht op toeslagen is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen verleend zullen worden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Op 9 maart 2010 (Postkantoren) respectievelijk 15 maart 2010 (TNT) zijn nieuwe CAO’s vastgesteld. In beide CAO’s is sprake van een loonsverhoging per 1 januari 2010, bij TNT van 0,7% en bij Postkantoren van 1,1%. Op 25 maart 2010 heeft het bestuur besloten tot gedeeltelijke toeslagverlening per 1 januari 2010. Dit betekent dat een toeslag is verleend van 0,14% (TNT) respectievelijk 0,21% (Postkantoren) op basis van een ambitieniveau van 80%. Voor op 1 januari 2006 bestaande gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is een toeslag verleend van 0,17% (TNT) respectievelijk 0,27% (Postkantoren) op basis van een ambitieniveau van 100%. 3.2.2 Financieringsbeleid ■ ■ Financieringssysteem en ABTN Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2010 het premiesysteem te wijzigen van een doorsneepremie naar een actuariële premie op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt. Bij deze wijze van financiering worden niet van te voren al verwachte beleggingsopbrengsten in mindering gebracht op de premie. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: ●● minimaal vereist eigen vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 104,1% van de voorziening pensioenverplichtingen; ●● vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Ultimo 2010 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 117,9%; ●● gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagam-
19 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
3 . 2
bitie op de lange termijn na te kunnen komen. Ultimo 2010 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het gewenst eigen vermogen 149,6% (2009: 157%).
20
Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, is TNT gehouden, gelet op de uitvoeringsovereenkomst, tot het storten van een extra bijdrage. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslagen verlenen. Een tekort waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen leidt tot een hogere solvabiliteitspremie en gedeeltelijke toeslagverlening (afhankelijk van een bestuursbesluit), waardoor naar verwachting het tekort in vijftien jaar opgeheven is. Als het eigen vermogen boven het gewenst eigen vermogen komt, kan dit leiden tot premiekorting en een restitutie aan TNT, nadat eventuele niet verleende toeslagen uit eerdere jaren alsnog zijn toegekend. Nadat de dekkingsgraad van het pensioenfonds eind maart voor het derde kwartaal op rij hoger uitkwam dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen was het kortetermijnherstelplan niet meer van toepassing. Per eind mei 2010 is de dekkingsgraad wederom gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. In combinatie met de gewijzigde premiesystematiek en beleggingsbeleid leidde dit tot de verplichting om een aangepast herstelplan in te dienen. Het herstelplan is 17 januari 2011 goedgekeurd door DNB. Volgens de Uitvoeringsovereenkomst zal het pensioenfonds in het geval dat volgens de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) een aanvullende vermogensdotatie noodzakelijk is, conform de bepalingen uit de ABTN deze aanvullende vermogensdotatie vaststellen. In geval van een dekkingstekort is de werkgever per kwartaal een extra bijdrage verschuldigd waarmee in een periode van maximaal 12 kwartalen het dekkingstekort is opgeheven, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de ABTN. Het pensioenfonds heeft op 21 oktober 2010 de aanvullende vermogensdotatie van € 12,2 miljoen ontvangen, gebaseerd op de stand van 30 juni 2010. Op basis van de dekkingsgraad per ultimo september zou de werkgever een aanvullende vermogensdotatie per 31 december 2010 dienen te voldoen van € 2,9 miljoen. Per 31 december 2010 is de dekkingsgraad gestegen tot boven het niveau behorend bij het minimaal
vereist eigen vermogen. Daardoor is de bijstortingsverplichting vervallen. ■ ■ Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. Deze onderdelen komen terug in de actuariële premie. De actuariële premie bestaat uit de volgende onderdelen: ●● actuariële premie pensioenopbouw inclusief risicopremies; ●● solvabiliteitsopslag; ●● opslag voor uitvoeringskosten; ●● opslag voor toeslagverlening en reservetekort. Over de actuariële premie wordt, ter dekking van toekomstige administratiekosten en excassokosten, een opslag van 2% respectievelijk 1% opgenomen. De opslag voor toeslagverlening en een eventueel reservetekort ligt in de 0,5%-punt verlaging van de rentetermijnstructuur waarmee de actuariële premie wordt berekend. ■ ■ Grensbedragen In 2010 golden de volgende grensbedragen: TNT ●● voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950: franchise van € 17.352; ●● voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950: franchise van € 14.643. Postkantoren ●● voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950: franchise van € 17.410; ●● voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950: franchise van € 14.740. 3.2.3 Beleggingsbeleid ■ ■ Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse ALM-studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Een ALM-
Het bestuur stelt zich ten doel om ervoor te zorgen dat de kans om over te gaan tot volledige toeslagverlening, waarbij rekening wordt gehouden met het ambitieniveau, in de toekomst zo groot mogelijk is. Daarom wordt belegd in financiële instrumenten, waarbij het verwachte beleggingsrendement hoger is, zodat er meer financiële middelen resteren om toekomstige toeslagverlening mogelijk te maken. Een neveneffect hiervan is dat het beleggingsrisico toeneemt en zelfs kan resulteren in negatieve beleggingsrendementen. In de ALM-studie die eind 2009 is uitgevoerd is extra aandacht geschonken aan extreme risico’s, ook wel staartrisico’s genoemd. Dit zijn risico’s die een zeer negatief effect kunnen hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur heeft naar aanleiding van deze ALM-studie besloten om in 2010 extra aandacht te besteden aan deze risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarbij is ook goed gekeken naar de mogelijkheden om de dekkingsgraad ook mee te laten profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Op basis van deze analyses heeft het bestuur besloten om het strategische beleggingsbeleid aan te passen. Het uitgangspunt van het aangepaste herstelplan is het gewijzigde strategische beleggingsbeleid, waarbij de kans dat de dekkingsgraad onder de 95% komt, wordt beperkt. Tegelijkertijd moet de dekkingsgraad, zij het beperkter, kunnen blijven stijgen als de marktomstandigheden positief zijn, zodat er financiële ruimte is om toeslag te verlenen. Daarnaast moet de reële dekkingsgraad kunnen toenemen om een eventuele stijging van de inflatie en daarmee toeslagverlening te kunnen opvangen. Om deze doelstellingen te realiseren wordt er gebruik gemaakt van opties. Het bestuur heeft bij de maatregelen rekening gehouden met een evenwichtige afweging van de belangen van de verschillende stakeholders (actieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers). De wijzigingen in de beleggingsportefeuille zijn in het derde kwartaal van 2010 doorgevoerd.
Renterisico De afdekking van het renterisico is met het nieuwe strategische beleggingsbeleid gewijzigd. De strategische afdekking van het renterisico is verhoogd van 75% naar 100%. Dit vindt plaats via een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden, renteswaps en opties op renteswaps (swaptions). Bij swaptions wordt uitgegaan van de renteafdekking van de onderliggende swaps. Omdat er nu gebruik wordt gemaakt van swaptions, is de effectieve renteafdekking op enig moment niet gelijk aan de strategische renteafdekking. De effectieve renteafdekking is onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. De effectieve mate van renteafdekking staat niet op voorhand vast. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als bijvoorbeeld de inflatie toeneemt. De effectieve renteafdekking ultimo 2010 is 30%. Voor verdere informatie hieromtrent wordt verwezen naar pagina 82 en 83. Aandelenrisico De aandelenportefeuille wordt wereldwijd belegd. Het aandelenrisico van de ontwikkelde markten wordt door het gewijzigde beleggingsbeleid gedeeltelijk afgedekt door middel van aandelen call spread opties in combinatie met een portefeuille euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. Met deze optiestrategie is de dekkingsgraad beschermd tegen extreme marktomstandigheden. Er wordt wel gedeeltelijk geprofiteerd van koersstijgingen, maar het risico van koersdalingen is beperkt. De call spread optie strategie bestaat uit gekochte call opties en geschreven call opties. De spread is het verschil tussen de uitoefenprijs van de geschreven en de gekochte opties. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatiegerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Valutarisico Binnen het strategisch beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Binnen de catego-
21 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes.
22
rie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt. Bij de overige beleggingscategorieën wordt het valutarisico voor het grootste gedeelte afgedekt. ■ ■ Strategische beleggingsportefeuille Op basis van de besluitvorming over het gewijzigd strategische beleggingsbeleid is eind augustus 2010 van start gegaan met de transacties in het kader van het gewijzigde risicomanagementbeleid. Half oktober 2010 was de implementatie afgerond. Tabel 2 geeft de strategische beleggingsportefeuille weer. Ook is de oude strategische beleggingsportefeuille die gold vanaf begin 2010 opgenomen. In de laatste kolom staan de werkelijke gewichten per beleggingscategorie weergegeven. De werkelijke gewichten
wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen. ■ ■ Beleggingsaanpak Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het multi-manager principe. Dit multi-manager principe houdt in dat gestreefd wordt om de beste managers per beleggingscategorie, te selecteren. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces, om zo de beste managers per beleggingscategorie wereldwijd aan te stellen. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, wordt deze ontslagen. In hoofdstuk 4 ‘Beleggingen’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
Tabel 2: Strategische gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie
Strategische
Strategische
Werkelijke
portefeuille
portefeuille
gewichten
(begin 2010)
(per eind 2010)
per eind 2010**
Aandelen*
42,0%
42,5%
45,1%
● Aandelen
42,0%
10,5%
13,1%
● Afdekkingsportefeuille: - Aandelen callopties
-
6,2%
6,2%
- Bijbehorende vastrentende waarden
-
25,8%
25,8%
Vastrentende waarden
40,0%
36,2%
32,5%
● Vastrentende waarden
28,0%
24,2%
20,8%
● Inflatiegerelateerde obligaties
12,0%
12,0%
11,7%
Vastgoed
12,1%
12,0%
12,0%
Overige beleggingen
6,0%
6,0%
7,1%
● Grondstoffen
5,0%
5,0%
6,1%
● Hedgefondsen
1,0%
1,0%
1,0%
-
3,3%
3,3%
0,0%
0,0%
-/- 0,1%
Renteafdekking (renteswaptions) Liquide middelen
* In de tabel is het gewicht van de aandelenbeleggingen onderverdeeld in het gewicht van de fysieke aandelenbeleggingen en het gewicht van de aandelenopties. Ook is hierbij het gewicht weergegeven van de staatsobligatieportefeuille, behorende bij de afdekkingsportefeuille. Overigens geven de gewichten van de aandelenopties niet de onderliggende exposure naar de aandelenmarkten weer. ** De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat in dit overzicht de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond (zie verder pagina 91).
R isic ob eheer
■■ F inanciële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) In 2009 heeft het bestuur een eerste analyse uitgevoerd op basis van FIRM. FIRM is het risicoanalyse model van DNB voor het prudentieel toezicht op financiële instellingen. Risicoanalyse als instrument staat centraal binnen de reguliere werkzaamheden van de toezichthouder. Het risicoprofiel van de instellingen wordt op gestructureerde wijze in kaart gebracht en binnen de FIRM-applicatie vastgelegd. Hierdoor wordt een zinvolle onderlinge vergelijking mogelijk, die weer de basis vormt voor de planning van toezichtswerkzaamheden van DNB en voor mogelijke interventie bij instellingen.
waarbij het bestuur door middel van een ALM-studie analyseert welke maatregelen hiervoor het beste kunnen worden getroffen. Tot slot worden door het bestuur acties ondernomen om het omgevingsrisico (aangekondigde splitsing TNT) te borgen en de juridische positie van het pensioenfonds daarbij in kaart te brengen. ■ ■ Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de ABTN. Deze is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2010. Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s.
Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden: Risicocategorieën Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet -financiële risico’s
Matching - / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
Hiermee is een toetsingskader neergelegd dat voor alle typen onder toezicht staande instellingen zal worden toegepast. De eerste analyse in 2009 heeft in 2010 een vervolg gekregen door de scores op de verschillende risico-items als onderdeel van de verschillende risicocategorieën, verder te wegen om zodoende een compleet beeld te krijgen van de overblijvende netto-risico’s. Gebleken is dat vooral de financiële risico’s (te weten het marktrisico en het verzekeringstechnisch risico) relatief hoge overblijvende netto-risico’s hebben. Het bestuur evalueert het marktrisico minimaal eenmaal per kwartaal, hiermee is dit verankerd. Het verzekeringstechnisch risico betreft voornamelijk het langlevenrisico en de wijziging van de populatie,
Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)
23 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
3 .3
24
risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Het renteafdekkingsbeleid is in 2010 aangepast. Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden, renteswaps en renteswaptions. Hiermee is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad kan profiteren van een rentestijging. ●●
●● Valutarisico Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt. Bij de overige beleggingscategorieën wordt het valutarisico voor het grootste gedeelte afgedekt. ●● Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Naar aanleiding van het aangepaste beleggingsbeleid, wordt het risico van dalende aandelenkoersen beperkt door een aandelenoptiestrategie.
Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden ge-
dacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen, met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij interest rate swaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen
Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico niet herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. ●● Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers.
Vooruitlopend op de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico fonds per eind 2009 verhoogd met 4%. Dit percentage is gebaseerd op berekeningen met behulp van CBS cijfers. Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Op 18 oktober 2010 heeft het bestuur op basis van onderzoek naar de ervaringssterfte, besloten om de Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) ervaringssterfte te hanteren voor de waardering van de pensioenvoorziening met ingang van 31 december 2010. Door het meenemen van ervaringssterfte wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Het totale effect op de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) van de aangepaste prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) bedraagt circa 7,9%, waarvan in 2009 reeds 4,0% is meegenomen ten opzichte van de oude prognosetafels. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht ●●
een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. ●● Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht.
Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. ●● Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI. ●● Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP(I) over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP(I)
25 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
26
een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. In 2010 is het ISAE rapport uitgebreid met het proces monitoring uitbesteding van activiteiten die worden uitgevoerd door derden voor TKP(I). PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP en TKPI op 31 december 2010 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om de controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt veel aandacht aan risicobeleid en beheersing. De ISAE 3402 rapportage wordt uitgebreid geanalyseerd. Zonodig worden met de dienstverleners afspraken gemaakt over verbeteringen. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
27
hoofdstuk vier
4. Beleggingen M a r k t on t w i k k el ingen
Het jaar 2010 stond voor beleggers vooral in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. Een omvangrijk reddingspakket van de Europese Unie en steunmaatregelen van de Europese Centrale Bank waren begin mei nodig om acute financieringsproblemen van Griekenland te voorkomen. Het wantrouwen van beleggers ten aanzien van andere landen werd daarmee echter niet weggenomen. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. De lange swaprente (30 jaar) daalde van 4,0% eind 2009 tot een tijdelijk dieptepunt van 2,6% eind augustus 2010. Op dat moment was de onrust onder beleggers over de Europese schuldencrisis en de angst voor een nieuwe economische recessie groot. Uiteindelijk eindigde de lange swaprente (30 jaar) in 2010 op 3,5%. De economische groei bleef in 2010 gematigd. Halverwege het jaar nam door zwakke economische cijfers uit de Verenigde Staten (vooral de arbeidsmarkt) de angst van beleggers voor een nieuwe economische recessie en een deflatiescenario nog toe. Hoewel door meevallende economische cijfers later in het jaar dit negatieve scenario weer wat naar de achtergrond verdween, bleven de algemene economische verwachtingen voor de Amerikaanse economische groei zwak. In Europa waren de economische verschillen groot. Vooral de Duitse economie verraste positief, geholpen door een sterke exportgroei. Van landen met grote overheidsschulden bleven de economische groeiverwachtingen, mede door noodzakelijke overheidsbezuinigingen, laag. Ondanks deze belangrijke economische ontwikkelingen, was 2010 een positief beursjaar. De wereldwijde aandelenindex steeg ruim 20% in euro’s. Wel waren de tussentijdse uitslagen groot.
29 De hoge overheidsschulden in Europese landen leidden op de valutamarkt in 2010 tot een daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar van ruim 7%. Tegelijkertijd was het beleid van de Amerikaanse en Japanse autoriteiten om te proberen hun munt laag te houden. De spanning met China over de goedkope Chinese munt, waardoor zij een concurrentievoordeel hebben op de exportmarkt, speelde hierbij ook een rol.
4 . 2 R es u l t a t en b el eg ging s p or t efe u il l e Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid vast voor de lange termijn. Immers de verplichtingen van het pensioenfonds hebben een lange looptijd. Strategische beslissingen worden genomen mede op basis van de ALM-studie. Factoren zoals rendement, risico, premie, toeslagverlening en het toezichtskader spelen een rol. Strategische beslissingen betreffen onder meer het afdekken van het renterisico, de regioallocatie binnen de beleggingscategorie aandelen, de allocatie naar de overige beleggingen en vastgoed en het valutabeleid. In de ALM-studie wordt uitgegaan van rendementsverwachtingen voor de verschillende beleggingscategorieën. Deze rendementen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de economie. De verwachtingen voor de economie voor de lange termijn zijn gebaseerd op economische relaties. Zo zijn het verwachte politieke, economische en monetaire beleid van invloed op de economische groei en de inflatie. Deze zijn op hun beurt bepalend voor de andere economische grootheden, als rente en de daaruit afgeleide rendementen. De diverse variabelen zijn op deze manier op een onderling consistente manier afgeleid. Voor de verwachte risicopremies per beleggingscategorie (rendement boven staatsobligaties) wordt uitgegaan van zowel langjarige historische reeksen als ook wetenschappelijk onderzoek over de toekomstige ontwikkeling. Bij de ALM-studie worden naast het basis economisch scenario ook andere economische scenario’s geanalyseerd, om te zien hoe robuust het beleggingsbeleid
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
4.1
30
van het pensioenfonds is in een andere economische omgeving. Onderstaande figuur geeft vanuit deze langere termijn verwachting het verloop weer van het gerealiseerde cumulatieve beleggingsrendement ten opzichte van de verwachting vanaf 1988. Over deze langjarige periode is het behaalde rendement hoger dan het verwachte rendement. Deze analyse geeft aan dat bij het maken van beleid sprake is geweest van realistische verwachtingen voor het beleggingsrendement. Figuur 1: C umulatief rendement 31 december 1988- 31 december 2010
van het pensioenfonds (gedeeltelijk) afgedekt. Het meten van de toegevoegde waarde is vanaf dit moment berekend. Wel zijn er in de tussenliggende periode strategische beslissingen genomen om de afdekking te verhogen, of andere financiële instrumenten voor de afdekking in te zetten. De toegevoegde waarde is bepaald voor de gehele periode. Het bestuur heeft hiermee een goed inzicht in de gevolgen van strategische beslissingen. Overigens worden strategische afwegingen ook via de ALM-studie jaarlijks inzichtelijk gemaakt. Daarbij moet bedacht worden dat het rendement hoofdzakelijk wordt bepaald door keuzes in de strategische beleggingsmix en dat keuzes binnen de beleggingsmix (het actieve beleggen) in mindere mate bijdragen tot het rendement.
500 g e ï n d e x e e r d
450 400 350
r e n d e m e n t
1 9 300 8 8 250 = 1 200 0 0 150
100 50 0 1988
1991
1994
1997
2000
2003
2006
2010
jaareinden
verwachting
feitelijk beleggingsrendement
■ ■ Evaluatie strategische beslissingen Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de strategische beslissingen worden deze jaarlijks geëvalueerd vanaf het moment van implementatie van een bepaalde keuze. Als voorbeeld: vanaf 2006 is het renterisico
In totaal zijn in 2010 negen strategische beslissingen geëvalueerd. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de strategische beslissingen positief hebben gewerkt, aangezien het risico van de beleggingsportefeuille is verlaagd. Daarnaast heeft het merendeel van de beslissingen geleid tot een positief effect op het rendement vanaf het moment van opname. In tabel 1 zijn de resultaten samengevat. Hierbij geeft een ‘+’ weer dat de beslissing een positief effect had op het rendement of een verlagend effect op het risico, waarbij ‘++’ een zeer groot effect weergeeft. De ‘=’ geeft weer dat er geen extra effect op het rendement of risico was, terwijl een ‘–’ weergeeft dat de beslissing een negatief effect had op het rendement of geen verlagend effect op het risico. De effecten zijn weergegeven vanaf het moment van opname van de beslissing.
Tabel 1: Strategische beslissingen Strategische beslissingen
Extra rendement
Verlaging risico
Startdatum berekening toegevoegde waarde
Regioallocatie aandelen
+
+
2002
Opname grondstoffen
-
+
2006
Opname hedgefondsen
+
+
2007
Allocatie binnen vastrentende waarden
+
=
2004
Opname inflatiegerelateerde obligaties
-
+
2006
Opname vastgoedbeleggingen
+
+
2002
Allocatie binnen vastgoedbeleggingen
=
=
2006
Valuta-afdekking aandelen
+
++
2002
Afdekking renterisico
+
++
2006
Het gewijzigd beleggingsbeleid is in het derde kwartaal van 2010 geïmplementeerd. Bij bovenstaande evaluatie is het gewijzigde beleggingsbeleid niet meegenomen vanwege de te korte periode om conclusies aan te verbinden. ■ ■ Rendement beleggingen In 2010 bedroeg het rendement van de beleggingsportefeuille 12,7%. In tabel 2 staan de rendementen van de beleggingsportefeuille weergegeven. Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking, was positief met 6,3%. Dit kwam voornamelijk door het positieve rendement op de beleggingen in aandelen. De in het derde kwartaal 2010 geïmplementeerde optiestrategie geeft bescherming bij koersdalingen op de aandelenmarkten. In deze periode stegen de aandelen-
koersen, waardoor de optiestrategie deze periode geen toegevoegde waarde had ten opzichte van het niet afdekken van het aandelenrisico. De bijdragen van de beleggingen in vastrentende waarden, vastgoed en overige beleggingen waren positief.
31
De bijdrage van de renteafdekking aan het rendement was door de daling van de rente positief. Naar aanleiding van het gewijzigd beleggingsbeleid is in het derde kwartaal van 2010 de renteafdekking gewijzigd door ook te beleggen in swaptions. Het instrument ‘swaption’ biedt in tegenstelling tot renteswaps het voordeel dat het pensioenfonds kan blijven profiteren van een hogere rente, terwijl het toch beschermd blijft voor een verdere rentedaling. Dit was het vierde kwartaal het geval. Door het gebruik van swaptions was het resultaat van de renteafdekking dan ook minder negatief dan in het geval er nog steeds alleen in renteswaps was belegd. Voor een nadere toelichting van de renteafdekking, wordt verwezen naar paragraaf 9.4.3.1.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Een voorbeeld van een beslissing die wel heeft geleid tot een verlaging van het beoogde risico, maar niet tot extra rendement, was de opname van inflatiegerelateerde obligaties. Vanaf het moment van opname, in 2006, deden nominale obligaties het beter dan inflatiegerelateerde obligaties. Inflatiegerelateerde obligaties doen het beter dan nominale obligaties als de inflatieverwachtingen stijgen en dekken het inflatierisico af. In de periode van implementatie, vanaf 2006, is de inflatie slechts beperkt toegenomen, waardoor inflatiegerelateerde obligaties geen extra rendement behaalden ten opzichte van nominale obligaties. Wel is het inflatierisico hiermee (gedeeltelijk) afgedekt.
■ ■ Rendement ten opzichte van de benchmark Tabel 3 geeft de rendementen van de onderliggende beleggingen weer per afzonderlijke beleggingscategorie. Hierin worden de beleggingen in renteswaps, swaptions aandelenopties en futures niet meegenomen. Daardoor is het totale gewicht van deze portefeuille 89,8% in plaats van 100%. Ook zijn de rendementen exclusief kosten weergegeven. Hierdoor is helder weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Omdat het huidige beleggingsbeleid een mengvorm is
Tabel 2: Rendementen beleggingsportefeuille (in %) Aandelen
Gewicht in
Rendement
Bijdrage aan
portefeuille
Portefeuille
rendement
13,1%
15,3%
3,2%
Afdekking aandelenrisico via aandelenopties en bijbehorende vastrentende waarden
32,0%
0,5%
Vastrentende waarden
32,5%
3,1%
1,3%
Vastgoed
12,1%
3,9%
0,5%
Overige beleggingen (grondstoffen en hedgefondsen)
7,0%
10,3%
0,8%
Totaal exclusief renteafdekking
96,7%
6,3%
Bijdrage renteswaps en swaptions aan rendement
3,3%*
6,4%
Totaal (gemiddeld over de gehele portefeuille) *
Gewicht van de renteswaps
100,0%
12,7%
12,7%
Tabel 3: Resultaten per beleggingscategorie (exclusief renteswaps, swaptions, opties en futures)
Gewicht
Rendement
Benchmark
Relatief *
exclusief kosten
32
Actief beheer Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen
33,5
9,8
9,4
0,3 0,6
12,5
15,3
14,6
10,4
8,1
7,9
0,1
7,8
1,7
1,7
0,0
2,9
13,8
11,4
2,2
Passief beheer
56,2
3,4
3,4
0,1
Vastrentende waarden
0,0
47,7
2,8
2,8
Vastgoed
4,3
15,8
12,5
3,0
Overige beleggingen
4,2
7,5
7,9
-0,4
89,8
5,4
5,2
0,2
Totaal actief en passief *
Relatief rendement wordt geometrisch berekend. Dit houdt in: (1+ rendement portefeuille)/(1+rendement benchmark) -1
tussen actief en passief beheerde beleggingen, wordt hierin bij de weergave van de rendementen ook onderscheid gemaakt. Ten opzichte van de benchmark was het rendement 0,2%-punt hoger. De actief beheerde portefeuille deed het 0,3%-punt beter dan de benchmark. Alle beleggingscategorieën droegen hieraan bij. In het algemeen laat een passief beheerde portefeuille een lager rendement zien dan de benchmark. Dit komt doordat met het feitelijk beleggen kosten gemoeid zijn die niet worden meegenomen in het rendement van de benchmark. In bovenstaand overzicht zijn deze kosten niet weergegeven, om een vergelijking met de benchmark mogelijk te maken. In 2010 behaalden ook enkele passief beheerde portefeuilles een beter rendement dan de benchmark. Dit kwam onder meer door de timing van stortingen, terugontvangen dividendbelasting of valuta- en kaseffecten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de passief beheerde portefeuille beursgenoteerd vastgoed. De achterliggende oorzaken voor het rendement ten opzichte van de benchmark worden per beleggingscategorie toegelicht in de paragrafen 4.3 tot en met 4.6.
4 .3
A a ndel en
■ ■ Samenstelling Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. De categorie aandelen is sinds het derde kwartaal 2010 verdeeld in fysieke aandelenbeleggingen via beleggingsfondsen en een afdekkingsportefeuille. De afdekkingsportefeuille is gericht op het beperken van het risico van dalende aandelenkoersen op het beleggingsresultaat. In verband met het gewijzigd beleggingsbeleid is een deel van de aandelenportefeuille vervangen door staatsobligaties en aandelenopties, die passief beheerd worden. Fysieke aandelenbeleggingen: deze beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen. Het valutarisico van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen worden afgedekt naar de euro. De aandelenbeleggingen kennen een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement dan de relevante benchmark te behalen. De verdeling van deze beleggingen over de verschillende regio’s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening. Het gewicht van de fysieke beleggingen is gedaald van 42,0% tot 10,5%. Aandelenopties: deze zijn afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig wordt afgedekt. Deze beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid, zo-
obligaties uitgegeven door Eurolanden met de hoogste kredietwaardigheid.
■ ■ Rendement De aandelenbeleggingen behaalden een rendement van 15,3% en profiteerden van de positieve aandelenrendementen wereldwijd. De koersen werden ondersteund door positieve resultaten van bedrijven. Vooral Amerikaanse bedrijven hebben de economische crisis aangepakt door drastisch in kosten te snijden, waardoor de arbeidsproductiviteit en winst op peil bleven. De hoogste rendementen werden behaald in opkomende landen. De economische groei bleef in opkomende landen hoog, terwijl deze landen minder last hebben gehad van de kredietcrisis door de beperkte rol van het bankwezen binnen de economie.
De fondsen die beleggen in euro staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmark. De overige fondsen hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. De verdeling van deze beleggingen over de verschillende regio’s en kredietwaardigheid wordt weergegeven in de jaarrekening. In het eerste kwartaal van 2010 zijn obligaties uitgegeven door EMU-convergentielanden verkocht. Dit is gedaan omdat de managers van de vastrentende waarden in opkomende landen ook in de EMU-convergentielanden kunnen beleggen en het aantal obligaties in deze categorie is gedaald. Deze portefeuille is vervangen door voornamelijk bedrijfsobligaties.
Het relatieve rendement van de aandelenbeleggingen ten opzichte van de benchmark was positief. Vooral de beleggingen in Azië deden het goed. Ook de rendementen van beleggingen in aandelen uit opkomende markten waren positief. Deze portefeuille profiteerde vooral van de stijgende koersen van aandelen van bedrijven die profiteren van een aantrekkende binnenlandse consumptie. In Europa was het rendement licht beter dan de benchmark. Vooral de nadruk op kwalitatief goede bedrijven in de eerste helft van het jaar was positief. Afdekken van valutarisico Het afdekken van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen droeg negatief bij aan het absolute rendement van het wereldwijd beleggende aandelenfonds. Dit kwam voornamelijk door de stijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Ook het Britse pond en de Japanse yen stegen in waarde ten opzichte van de euro. Zonder de valutaafdekking bedroeg het rendement van de wereldwijd beleggende benchmark 20,5%, met afdekking bedroeg het rendement 14,1%.
In mei 2010 zijn de beleggingen in staatsobligaties uitgegeven door Eurolanden met een hogere kredietwaardigheid (AAA-landen) gesplitst van die met een lagere kredietwaardigheid (niet AAA-landen). In deze laatste portefeuille worden de ontvangen renteopbrengsten niet herbelegd en wordt geen nieuw vermogen belegd. Het pensioenfonds is bezig met een fundamentele analyse om het concentratierisico van staatsobligaties verder te verlagen. ■ ■ Rendement Passief beheerde portefeuille De EMU-staatsobligaties worden passief belegd volgens de benchmark en volgden daarmee de ontwikkelingen op de EMU staatsobligatiemarkt. Er was een groot verschil in rendement tussen de beleggingen in de AAA-landen (1,5% voor gemiddeld 10 jaars obligaties en 7,2% voor langlopende obligaties) en de niet AAA-landen (0,7% voor gemiddeld 10 jaars obligaties en 6,4% voor langlopende obligaties) door de gestegen risicopremies.
4 . 4 Va s t r en t ende wa a r den ■ ■ Samenstelling De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende obligatiecategorieën via meerdere beleggingsfondsen. De portefeuille behorend bij de aandelenoptiestrategie wordt volledig belegd in staats-
De gestegen risicopremies waren ook een belangrijke verklaring voor het negatieve rendement van de inflatiegerelateerde beleggingen. Omdat alleen Italië, Frankrijk en Duitsland inflatiegerelateerde obligaties uitgeven, wordt er in deze landen belegd. Ook Griekenland geeft deze obligaties uit, maar door een te lage kredietwaardigheid, wordt er sinds eind 2009
33 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
dat de benchmark gelijk gesteld is aan het rendement van de opties.
34
niet meer in deze obligaties belegd. Frankrijk en Duitsland hebben de hoogste kredietwaardigheid, waarbij Duitsland de laagste rente kent in Euroland. Afgezien van de risico-opslagen voor de Europese landen zijn de inflatieverwachtingen nog steeds beperkt door de beperkte economische groei. Mede hierdoor bleef het rendement van inflatiegerelateerde obligaties in 2010 achter bij nominale obligaties. Actief beheerde portefeuille De actief beheerde portefeuilles behaalden een rendement van 8,1% in 2010, 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Het rendement van bedrijfsobligaties was positief ondanks de schuldenproblematiek van Europese overheden. Dit kwam mede door goede bedrijfsresultaten. Het rendement was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Er werd door de managers in obligaties belegd met een wat hoger risicoprofiel dan de benchmark. Ook werd er extra belegd in de financiële sector. Ook in de categorie obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen werd een positief rendement behaald. Opkomende landen profiteerden van instroom van gelden van beleggers. Beleggers zijn op zoek naar rendement en beleggen in risicovollere producten, waaronder staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen. Over het algemeen is sprake van een solide groei in opkomende markten, een groei die sterker is dan in de ontwikkelde landen. Het fonds eindigde het jaar met een hoger rendement dan de benchmark, mede door extra te beleggen in stabielere landen. High yield-obligaties behaalden een positief rendement ondanks de problemen op de staatsobligatiemarkt. Dit kwam vooral door goede bedrijfsresultaten. Wel was het rendement lager dan dat van de benchmark. Nadelig voor het resultaat was de koersstijging van obligaties van bedrijven met een zeer lage kredietwaardigheidrating en met een zeer zwakke balans, waarin niet was belegd.
ropees beursgenoteerd vastgoed 4,3%, in Europees niet-beursgenoteerd vastgoed 6,9% en in Aziatisch niet-beursgenoteerd vastgoed 0,7%. Het fonds met beursgenoteerd vastgoed belegt in Europa volgens een passieve beleggingsstrategie en volgt de benchmark. De niet-beursgenoteerde beleggingen vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. ■ ■ Rendement Na een negatief 2009, behaalden de vastgoedbeleggingen in 2010 een positief rendement van 3,9%. De Europese vastgoedmarkt liet een herstel zien. De vraag naar vastgoedbeleggingen is in 2010 toegenomen en is terug op het niveau van 2008, hoewel het nog niet de helft is van het niveau in 2006 en 2007. Ook zijn de prijzen van bijvoorbeeld eersteklas vastgoed in Londen, na het dieptepunt in de eerste helft van 2009, sterk gestegen, waarna ze in de tweede helft van 2010 weer stabiliseerden. In Zuid Europa stonden de vastgoedprijzen onder druk door de schuldencrisis. In Centraal Europa was er sprake van overaanbod wat negatief is voor de prijsontwikkeling. De vastgoedmarkt in Azië liet in 2010 een herstel zien. Vooral de beleggingen in China (inclusief Hongkong), India en Zuidoost Azië verbeterden. Japan leverde nog wel een negatieve bijdrage aan het rendement. De toegenomen beleggingsvraag in Azië werd vooral ingegeven door een sterke vraag van gebruikers. De opname van kantoorruimte in grote Aziatische steden verdubbelt in 2011 naar verwachting ten opzichte van het niveau van 2009. In Japan stonden huurprijzen nog altijd onder druk en wordt voor 2011 een verdere daling voorzien. Een gematigde economische groei, deflatie, licht dalende lonen, een zwakke interne vraag naar producten en een afnemende bevolking blijven een bedreiging voor de Japanse vastgoedmarkt. Ook het natuurgeweld van begin 2011 zal het Japanse vastgoed op korte termijn geen goed doen.
4 .6 O v er ige b el eg gingen 4 .5
Va s t g oed 4 .6.1 Grondstoffen
■ ■ Samenstelling De beleggingen in vastgoed bestaan uit belangen in drie beleggingsfondsen en een aantal rechtstreekse beleggingen. Eind 2010 bedroeg het gewicht in Eu-
■ ■ Samenstelling Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een passief beheerd fonds (70%) en een actief beheerd fonds
Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het onderpand wordt belegd in T-bills (Amerikaans overheidspapier met een looptijd korter dan één jaar). Het actief beheerde fonds neemt geen actieve sectorposities in, maar probeert extra rendement te behalen met posities op de curve. Zo probeert de manager te profiteren van prijsverschillen op de future- en de spotmarkt voor grondstoffen. Ook voor dit fonds wordt het onderpand belegd in T-bills, zodat het kredietrisico in het fonds beperkt is. ■ ■ Rendement De grondstoffenbeleggingen behaalden positieve rendementen van 7,0% voor het passief beheerde fonds en 17,4% voor het actief beheerde fonds en volgden daarmee de koersstijgingen op de grondstoffen markt. Het actief beheerde fonds behaalde daarbij een 1,3% hoger rendement dan de benchmark. Dit werd vooral behaald in energie gerelateerde grondstoffen, waarbij goed geprofiteerd werd van de prijsverschillen op de future- en de spotmarkt.
managers. De manager van het ene fonds heeft een gespreide aanpak en belegt in ongeveer honderd onderliggende strategieën. Het andere fonds heeft een geconcentreerdere portefeuille en belegt in ongeveer veertig strategieën. ■ ■ Rendement De hedgefondsen behaalden in 2010 een rendement van 5,1% en deden het daarmee ruim beter dan de benchmark. De hedgefondsen profiteerden vooral van de positieve rendementen op de aandelenmarkten en dalende risicopremies op bedrijfsobligaties.
4 .7 I ndi v idu eel P ensioens pa r en ( IPS) en Bes c hi k b a r e P r em ier egel ing ( BPR ) Deelnemers in Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) beleggen standaard via de Life Cycle-depots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico van de IPS- en BPR-depots is voor rekening van de deelnemer.
4 .6.2 Hedgefondsen ■ ■ Samenstelling Het pensioenfonds belegt een klein deel van het vermogen (1%) in hedgefondsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een fund of funds. Gespecialiseerde beleggers selecteren de hedgefondsen waarin wordt belegd. Het fonds belegt via twee ‘funds of hedgefunds’-
Eind 2010 bedroeg het in de Life Cycle-depots belegde vermogen circa € 44,7 miljoen (2009: € 42,8 miljoen). In de Vrij Beleggen-depots bedroeg het belegde vermogen circa € 3,6 miljoen (2009: € 6,0 miljoen). Tabel 4 en 5 geven de resultaten van de verschillende Life Cycle- en Vrij Beleggen-depots weer.
Tabel 4: Resultaten Life Cycle-depots (%) I
II
III
IV
V
90/10/0
75/25/0
50/50/0
25/40/35
10/0/90
13,3%
11,7%
9,0%
5,7%
1,8%
A
B
C
D
E
F
75/25/0
50/50/0
25/75/0
0/100/0
50*/50/0
0/0/100
11,7%
9,0%
6,1%
3,2%
10,6%
0,4%
Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt Rendementen 2010
Tabel 5: Resultaten Vrij Beleggen-depots (%) Verhouding aandelen/obligaties/ geldmarkt Rendementen 2010 *
50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.
35 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
(30%). Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten.
36
■ ■ Samenstelling Om de Life Cycle beter te laten aansluiten bij verwachte rendementen en risico’s, heeft het bestuur in maart 2010 besloten de samenstelling van de Life Cycle aan te passen. Voor deelnemers die over 5 tot 7 jaar met pensioen gaan, zijn de risico’s van het beleggen (verder) verlaagd. De beleggingen voor deze leeftijdscategorie bestonden uit 25% aandelen en 75% obligaties. Deze samenstelling van Life Cycle IV is per mei 2010 gewijzigd in 25% aandelen, 40% obligaties en 35% geldmarkt. Voor de categorie aandelen wordt er als volgt belegd: 79% wereldwijd met dollar, pond en yen afgedekt; via het TKP MM World Equity Afdekking Fund ●● 14% Europa met pond afgedekt; via het TKP MM European Equity Afdekking Fund ●● 7% opkomende landen: via het TKP MM Emerging Markets Fund. ●●
Voor de categorie obligaties wordt er 100% in euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid belegd via het TKP MM AAA Fixed Income Fund (per mei 2010 wordt er alleen nog in de staatsobligaties belegd van landen met de hoogste kredietwaardigheid). Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende deposito’s, via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Daar staat tegenover dat het verwachte rendement laag is.
4 . 8 C or p or a t e G ov er na nc e ■ ■ Stembeleid Sinds 2005 rapporteert het pensioenfonds in het jaarverslag over het stemgedrag op de algemene vergadering van aandeelhouders van ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt. Dit komt overeen met de aanbeveling van de Nederlandse Corporate Governance Code (‘Code Tabaksblat’). Voor het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een gespecialiseerd stemadviesbureau (RiskMetrics). Het stemadvies wordt door RiskMetrics bepaald in overeenstemming met de ‘European Proxy Voting Guidelines Summary’. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op diverse codes, zoals de Code Tabaksblat. Daarnaast wordt bij het stemadvies rekening gehouden met de specifieke situatie in een land. Het stembeleid wordt waar mogelijk toegepast op Europese bedrijven. Zolang er in bepaalde landen sprake is van ‘shareblocking’, zal er in die betreffende landen niet gestemd worden. Ter voorkoming van mogelijke belangenverstrengeling wordt niet gestemd op aandelen TNT. In 2010 is er in totaal op 201 aandeelhoudersvergaderingen gestemd. Op de website van het pensioenfonds is een link geplaatst naar de website van TKP, die inzicht geeft in het stemgedrag. Hierdoor is te zien bij welke bedrijven en in welke periode is gestemd en hoe er op de diverse agendapunten is gestemd (voor/ tegen/onthouding). Voor Nederlandse bedrijven werd, naast het stemadvies van RiskMetrics, ook een eigen analyse gemaakt. Figuur 2 laat zien hoe deze vergaderingen zijn onderverdeeld per land.
Figuur 2: Overzicht vergaderingen 2010
■ Frankrijk 47 ■ Ierland 4 ■ Nederland 4
■ Noorwegen 4 ■ Spanje 12 ■ Zweden 28
■ Verenigd Koninkrijk 94 ■ Denemarken 5 ■ Finland 3
■ ■ Screening op duurzaamheid De ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Hierbij gelden milieu-, sociale- en corporate governance criteria. Het streven is dat alle ondernemingen waarin wordt belegd, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP) zoals samengesteld door de Verenigde Naties. Met deze principes worden ondernemingen gevraagd binnen hun eigen invloedssfeer een aantal kernwaarden op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en anticorruptie na te leven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics. Uit de toetsing van de portefeuilles aandelen en vastrentende waarden eind 2009 kwam naar voren dat 22 bedrijven hier niet aan voldeden. Van deze 22 werd in 2010 een focuslijst opgesteld van tien ondernemingen. Deze ondernemingen zijn aangeschreven om hen te wijzen op hun tekortkomingen en een toelichting te vragen op hun gevoerde beleid. Er zijn verbeterpunten aangedragen en er is een duidelijk kader geschetst waaraan de ondernemingen moeten voldoen om wel in overeenstemming te zijn met de principes van de Global Compact. ■ ■ Lijst van uitsluitingen Het bestuur heeft in 2010 besloten de engagementactivititeiten uit te breiden tot alle bedrijven, die niet voldoen aan de gestelde criteria. De bedrijven die binnen drie jaar niet voldoen aan de principes, zullen worden uitgesloten. In ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens wordt niet belegd. Voor de bepaling van de lijst met uit te sluiten bedrijven wordt gebruik gemaakt van de ‘Con-
troversial Weapons Radar’. Eenmaal per jaar vindt een aanpassing van deze lijst plaats, waarbij in 2010 het bedrijf Vedanta is toegevoegd. Vedanta is niet betrokken bij controversiële wapens, maar handelt niet in overeenstemming met de Global Compact principes en toonde in de dialoog te weinig vooruitgang. ■ ■ Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) heeft in 2010 voor de vierde maal een onderzoek uitgevoerd naar het duurzame beleggingsbeleid van pensioenfondsen. Het doel is het vergelijken en beoordelen van het beleid van ieder pensioenfonds op dit gebied. Van de ondernemingspensioenfondsen kwam Pensioenfonds TNT uit op een gedeelde tweede plaats (van 31 deelnemende pensioenfondsen). Van het totaal (60 pensioenfondsen) werd een gedeelde dertiende plaats behaald. Vooral het beleid en de transparantie hierover werden positief beoordeeld.
37 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Governance Platform Het pensioenfonds is aangesloten bij het Governance Platform. Dit is een samenwerkingsverband van een aantal grote institutionele beleggers. De doelstelling van dit platform is om in een constructieve dialoog met beursgenoteerde ondernemingen de kwaliteit van de corporate governance te bevorderen. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan milieu- en sociale aspecten. In 2010 stonden 17 Europese beursgenoteerde bedrijven op de actielijst, waaronder 7 bedrijven met een AEX notering. De onderwerpen strategie, samenstelling van het bestuur en beloning stonden veelvuldig op de agenda.
hoofdstuk vijf
5. Pensioencommunicatie en -administratie
5.1
Inl eiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Ook worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied.
5 . 2
P ensioenc omm u n ic a t ie
Het bestuur heeft zijn communicatiebeleid, dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen, vastgelegd in een communicatieplan. Vanuit de Pensioenwet worden vier doelgroepen onderscheiden: deelnemers (actief en voortgezet), gewezen deelnemers, gewezen partners bij scheiding en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds onderscheidt binnen de groep deelnemers vier subgroepen, waarvan de informatievoorziening doelgroepspecifiek is vastgesteld: ●● Groep I Pensioen zonder overgangsmaatregelen: Subgroep 1: deelnemers in de CAO-regeling; Subgroep 2: deelnemers in de PAOregeling, in dienst vanaf 1 januari 2007; ●● Groep II Pensioen in combinatie met VUT-PPB; ●● Groep III Pensioen met ‘zacht pensioen’ (verwachtingsmanagement en activering); ●● Groep IV Pensioen met seniorenverlof/arrangement: groep met persoonlijke aandacht (verwachting en complexiteit). Sinds 2009 is het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) doelgroepspecifiek gemaakt om er zo voor te zorgen dat deelnemers aansluiting hebben bij hun persoonlijke situatie.
■ ■ Aanvullende doelgroepindeling Het bestuur is in 2010 bij elkaar gekomen voor een ‘workshop strategische communicatie’. Tijdens de workshop is gesproken over de vraag hoe de huidige communicatie richting deelnemers geoptimaliseerd en daarmee effectiever - kan worden. Dit heeft geleid tot een aanvullende doelgroepindeling, waarvoor verschillende doelstellingen zijn geformuleerd: ●● starters (van 21 jaar tot en met 30 jaar); ●● mid-career 1 (van 31 jaar tot en met 40 jaar); ●● mid-career 2 (van 41 jaar tot en met 50 jaar); ●● end-career (van 51 jaar tot aan pensioendatum; afhankelijk van de pensioenregeling). Deze doelgroepenindeling houdt ook rekening met de verdeling op basis van de werkgeversregelingen. In 2011 zullen de communicatiemiddelen verder worden afgestemd op de doelgroepen. ■ ■ Uniform Pensioenoverzicht Het UPO is in april 2010 verstuurd. In de begeleidende brief bij het UPO is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op diens verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het afgeschermde deel van de website. Op dit deel van de website is ook de aangepaste pensioenplanner beschikbaar. Dit instrument stelt de deelnemer in staat om verschillende pensioenscenario’s te berekenen. Aan de deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen is een apart pensioenoverzicht verzonden. ■ ■ Overzicht partnerpensioen In de Pensioenwet is bepaald dat pensioengerechtigden jaarlijks een overzicht van het partnerpensioen moeten ontvangen. In het najaar van 2010 hebben de pensioengerechtigden dit overzicht toegestuurd gekregen.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
39
40
ïnformeerd over het gewijzigde beleggings- en toeslagenbeleid.
■ ■ Beleggingsoverzichten Deelnemers die deelnemen aan de beschikbare-premieregeling en/of aan de regeling Individueel Pensioensparen, hebben in april 2010 een beleggingsoverzicht ontvangen.
5 .3
■ ■ ‘Week van je pensioenoverzicht’ Om meer aandacht aan het UPO te besteden en de deelnemers het belang van pensioen extra onder de aandacht brengen is ook in 2010 de ‘Week van je Pensioenoverzicht’ georganiseerd. Het blijkt dat ieder jaar meer mensen meer gebruik gaan maken van de instrumenten en mogelijkheden die het pensioenfonds hun biedt.
■ ■ Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgevers is in 2010 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanleveringen waren minimaal. De gegevens zijn in 2010 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie.
■ ■ Pensioenkrant De actieve deelnemers hebben in april en september van 2010 de pensioenkrant ontvangen; de gepensioneerden in januari en september van 2010.
■ ■ Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds TNT gaf in 2010 geen aanleiding tot het opschorten van waardeoverdrachten. Doordat de dekkingsgraad van andere pensioenfondsen in 2010 in veel gevallen herstelden tot boven de 100%, was het aantal af te handelen waardeoverdrachten in 2010 hoger dan in 2009.
■ ■ Herstelplan De deelnemers zijn in de pensioenkrant geïnformeerd over de financiële positie van het pensioenfonds en de status van het herstelplan. Het aangepaste herstelplan is op het besloten deel van de website gepubliceerd. ■ ■ Inspelen op actualiteiten Zowel op de website als in de pensioenkranten is aandacht besteed aan de bijzondere financiële situatie, waarin het pensioenfonds zich bevindt. Maandelijks wordt op de website de actuele dekkingsgraad gepubliceerd. Op kwartaalbasis wordt uitgebreidere informatie over de financiële positie van het pensioenfonds op de website geplaatst. Half augustus 2010 deelde toenmalig minister Donner mee dat een aantal pensioenfondsen wellicht de pensioenen moest verlagen. Om de onrust bij de deelnemer weg te nemen is direct een artikel op de website geplaatst dat het pensioenfonds hier niet toe behoorde. ■ ■ Gewijzigd beleggings- en toeslagenbeleid Over het gewijzigde beleggingsbeleid is uitgebreid gecommuniceerd met de deelnemers. De septemberedities van de pensioenkranten stonden in het teken van het aangepaste beleggings- en toeslagenbeleid. Ook op de website van het pensioenfonds is aanvullende informatie geplaatst waarin de deelnemer verder is ge-
Pensioena dm in is t r a t ie
■ ■ Beantwoording vragen De grafiek op de volgende pagina geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. In 2010 zijn er door deelnemers ruim 19 duizend vragen gesteld. Dit is een stijging van ruim 20% ten opzichte van 2009. In het eerste kwartaal van 2010 zijn door deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden meer vragen gesteld dan in de rest van het jaar. Dit werd vooral veroorzaakt door de wijzigingen in de uitkeringen van januari 2010 (de netto uitkering werd in veel gevallen lager) en de verzending van het UPO voor gewezen deelnemers. Door het hoge aantal vragen was de gemiddelde doorlooptijd van de beantwoording van brieven op piekmomenten tijdelijk hoger dan de gewenste doorlooptijd.
■ ■ Verloop communicatie per kanaal
Uitvoeringskosten vermogensbeheer 0,30% 0,25%
2e kwartaal 2010
41
0,20% 0,15%
3e kwartaal 2010
0,10% 0,05%
4e kwartaal 2010
0
1000 1000 2000 3000 4000 5000 6000
■ Telefonische vragen
■ Schriftelijke vragen
■ E-mail contact
5 . 4 Ui t voer ing s ko s t en ■ ■ Pensioenbeheer In onderstaande figuur zijn de kosten van de pensioenuitvoering van 2006 tot en met 2010 per deelnemer weergegeven. Uitvoeringskosten per deelnemer € 82,50
0,00% 2006
2007
2008
2009
2010
De directe vaste kosten 2010 bedragen 0,22% van het gemiddeld belegd vermogen van het pensioenfonds. Daarnaast zijn er ook indirecte vaste kosten van vermogensbeheer binnen de beleggingsfondsen, die kunnen worden toegerekend aan het pensioenfonds. Deze bedragen voor 2010 0,07% voor aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. Door de behaalde prestaties van de externe vermogensbeheerders binnen de beleggingsfondsen zijn hiervoor ook prestatievergoedingen toegerekend aan het pensioenfonds ter hoogte van 0,07%. De geschatte bijdrage van de toegerekende indirecte vermogensbeheerkosten voor direct onroerend goedbeleggingen voor 2010 bedraagt circa 0,11%. Hiermee bedragen in 2010 de totale toegerekende kosten vermogensbeheer circa 0,47%.
€ 77,50
5 .5
€ 72,50 € 67,50 € 62,50 € 57,50 2006
2007
2008*
2009
2010
Kosten TKP Pensioen Uitkeringskosten Overige kosten * De hogere kosten TKP Pensioen in 2008 en 2009 worden voornamelijk veroorzaakt door de eenmalige afkoopactie klein pensioen en door meer in- en uitdiensttredingen.
■ ■ Vermogensbeheer In de volgende figuur zijn de directe vaste kosten van vermogensbeheer van 2006 tot en met 2010 in een percentage van het belegd vermogen weergegeven.
Pensioenr egel ing
In 2010 zijn er geen noemenswaardige wijzigingen in de pensioenregeling geweest. Per 1 januari 2011 wijzigt de methodiek van het bepalen van de grondslag voor de voorwaardelijke toeslagverlening voor de TNT populatie: overgang van algemene aanpassing CAO naar prijsindex (per 1 januari op basis van CPI november-november met een maximum van 4%). Voor de Postkantoren populatie is dit vooralsnog niet gewijzigd. Voor beide populaties geldt dat de franchise per 1 januari 2011 (onvoorwaardelijk) met de prijsindex wordt aangepast. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 (pensioenreglement 2006) zijn:
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
1e kwartaal 2010
●● ●●
●●
42 ●● ●● ●●
●●
middelloonregeling; opbouwpercentage ouderdomspensioen 1,923% per jaar; franchise van € 14.643 (TNT, 2009: € 14.541) en € 14.740 (Postkantoren, 2009: € 14.580) pensioenleeftijd 62,5 jaar; partnerpensioen op opbouwbasis; op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve ANW-hiaatverzekering. Voor deze verzekering is de deelnemer premie verschuldigd; voorwaardelijke toeslagverlening met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers als gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor op 1 januari 2006 reeds bestaande slapers en pensioengerechtigden blijft de toeslagambitie gehandhaafd op 100%.
Per 1 januari 2006 geldt een nieuwe pensioenregeling. Voor deelnemers die op dat moment al aan de pensioenregeling (2001) deelnamen gelden overgangsbepalingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemers geboren vóór 1 januari 1950. ■ ■ Overgangsbepalingen voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemer voor 1 januari 2006 Deelnemers die aan de pensioenregeling 2001 deelnamen kunnen in aanmerking komen voor een extra (voorwaardelijke) pensioenaanspraak. De toekenning en de financiering van deze voorwaardelijke aanspraak vindt plaats op de dag die voorafgaat aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op 31 december 2020. Als de actieve deelname aan de pensioenregeling eindigt vóór 31 december 2020, heeft de (gewezen) deelnemer geen recht op pensioen volgens deze regeling. ■ ■ Overgangsbepalingen voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 op wie overgangsmaatregelen van toepassing waren onder de tot 1 januari 2006 geldende regeling blijft de pensioenregeling 2001 van kracht. De pensioenleeftijd is 62 jaar en 3,5 maand. Voor de deelnemers die nog gebruik kunnen maken van de VUT-regeling of de PPB-regeling geldt een pensioenleeftijd van 65 jaar.
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (pensioenreglement 2001) zijn: ●● middelloonregeling; ●● opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,25% per jaar; ●● franchise van € 17.352 (TNT, 2009: € 17.232) en € 17.410 (Postkantoren, 2009: 17.220); ●● opbouwpercentage tijdelijk ouderdomspensioen 2% per jaar van de franchise; ●● pensioenleeftijd 62 jaar en 3,5 maand; ●● partnerpensioen op risicobasis - bij uitdiensttreding of pensionering wordt een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken omgezet in partnerpensioen; ●● op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve ANW-hiaatverzekering. Voor deze verzekering is de deelnemer premie verschuldigd; ●● voorwaardelijke toeslagverlening met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers als gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor op 1 januari reeds bestaande gewezen deelnemers en pensioengerechtigden blijft de toeslagambitie gehandhaafd op 100%; ●● voor deelnemers die op 31 december 2000 42 jaar en ouder waren en die daarom verzochten, blijft de pensioenleeftijd 65 jaar en blijft een vervroegde uittredingsregeling van kracht. De maximale periode waarover pensioen wordt opgebouwd, blijft voor deze deelnemers veertig jaar. Hetzelfde geldt voor deelnemers die sinds 1 januari 2001 gebruikmaken van de VUT- of SBR-regeling, of in aanmerking komen voor een WAO-uitkering, dan wel anderszins gebruik maken van een vervroegde uittredingsregeling, dan wel nog gebruik gaan maken van de VUTregeling. Naast de pensioenregeling bestaat een spaarregeling voor deelnemers die gemoedsbezwaren hebben tegen iedere vorm van verzekering. Zij kunnen op verzoek door het bestuur worden vrijgesteld van deelname aan de pensioenregeling. Op verzoek van TNT en het ondernemingspensioenfonds TNT is voor deelnemers met wie op of na 1 januari 2007 een persoonlijke arbeidsovereenkomst is gesloten, een nieuwe pensioenregeling tot stand gekomen die is ondergebracht bij het pensioenfonds TNT. Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven
5 .6 Nie u w e w e t ge v ing Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance. Daarnaast worden er wijzigingen in de pensioenwetgeving en het financieel toetsingskader verwacht als gevolg van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord. ■ ■ Verhoging AOW-leeftijd Het vorige kabinet heeft in 2009 een wetsvoorstel ingediend om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Het voorstel is uiteindelijk niet behandeld door het (demissionaire) kabinet. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet precies met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOWleeftijd verhoogd zal worden, lijkt wel waarschijnlijk. ■ ■ Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOWpensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet, maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden voortgezet. ■ ■ Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister. Met ingang van
1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. ■ ■ Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: ●● het paritaire model; ●● een bestuur met (externe) deskundigen; ●● een combinatie hiervan. Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst. Deze moeten nog nader uitgewerkt worden. Deze drie modellen zullen uiteindelijk in één wetsvoorstel worden opgenomen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer. ■ ■ Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. ■ ■ Premiepensioeninstelling (PPI) Op 1 januari 2011 is de ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ in werking getreden. Een Premiepensioeninstelling (PPI) is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren,
43 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
de BPR-grens geldt een BPR-regeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel.
44
maar daarbij geen risico’s mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid), en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DC-regelingen, waarbij de premiebijdrage wel vaststaat, maar de hoogte van het uiteindelijke pensioen niet. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen, zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen, zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen. ■ ■ Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het akkoord zijn de twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten: de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen, wordt in het Pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Onderdeel van het Pensioenakkoord is dat de stijgende levensverwachting niet zal leiden tot hogere premies. Het kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het Financieel Toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het Pensioenakkoord. ■ ■ Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: ●● het spanningsveld tussen reële ambitie en nominale zekerheid; ●● het evenwicht tussen rendement en risico; ●● de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; ●● de toereikendheid van de buffers. Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTK-evaluatie, ook de aanbevelingen van de Commissies Frijns en Goudswaard
- die grotendeels zijn neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord - tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden. Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen. ■ ■ Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel kan leiden tot aanpassing van de deskundigheidsplannen van pensioenfondsen. ■ ■ FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de
■ ■ Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 (type II) In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: ●● het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; ●● het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; ●● ISAE 3402 vereist een verklaring van het management. TKP en TKPI hebben over 2010 voor het eerst aan het pensioenfonds gerapporteerd op basis van de nieuwe standaard.
45 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen.
hoofdstuk zes
Actuariële analyse
■ ■ Oordeel van de externe actuaris over de f inanciële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege een reservekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. ■ ■ Analyse van het resultaat In tabel 1 is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen. Het resultaat in 2010 wordt voornamelijk verklaard door de volgende vier oorzaken: ●● De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in
●●
●●
●●
2010 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 426,2 miljoen; Er is in 2010 een beleggingsrendement gerealiseerd van 12,7% terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 1,3% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 529,6 miljoen; In 2010 vallen de reguliere premiebetalingen voor pensioenopbouw € 13,8 miljoen hoger uit. In verband met de financiële situatie heeft een additionele vermogensdotatie van € 12,2 miljoen plaatsgevonden. In totaal heeft dit heeft geleid tot een positief resultaat op de premie van € 26,0 miljoen; In 2010 zijn de AG-prognosetafels (2010-2060) gehanteerd bij de bepaling van de pensioenverplichtingen. Dit heeft geleid tot een verdere verhoging van € 138,1 miljoen van de voorziening.
■ ■ Kostendekkende premie In tabel 2 is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. In de tabel zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur als de (gedempte) kostendekkende premie op basis van de rentetermijn structuur minus 0,5% punt opgenomen.
Tabel 1: Actuariële analyse van het resultaat 2010 Bedragen x € 1.000 2010
2009
-426.172
201.499
Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten
529.565
517.261
Saldo uit hoofde van premie
26.022
58.807
Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutatie technische
-138.117
-163.635
8.810
1.590
0
-1.378
Saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur
voorziening Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten Saldo uit hoofde van kosten Saldo uit hoofde van uitkeringen
-2.339
166
Saldo uit hoofde van kanssystemen
2.590
-1.060
Saldo uit hoofde van toeslagverlening
4.231
0
Saldo uit hoofde van andere oorzaken
-409
-1.699
Totaal resultaat
4.181
611.551
47 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
6.
Tabel 2 Bedragen x € 1.000 Kostendekkende premie
48
▪ a ctuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling:
- regulier - risicopremie
RTS
Gedempt
90.689
90.689
5.774
5.774
overlijden 775
775
▪ opslag voor uitvoeringskosten
- spaar
6.848
6.848
▪ d e risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit
2.495
2.495
▪ de risicopremie voor ANW aanvulling
3.171
3.171
12.766
12.766
0
12.241
Totaal kostendekkende premie
122.518
134.759
Feitelijke premie voor risico pensioenfonds
148.807
▪ solvabiliteitsopslag ▪ a ctuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling (betreft verschil tussen premie o.b.v. RTS en RTS-0,5%)
Feitelijke premie voor risico deelnemers Totaal feitelijke premie
Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie berekend op basis van de rentetermijnstructuur minus 0,5% punt.
232 149.039
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
49
hoofdstuk zeven
7. Besturing en naleving wetgeving A l gemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7. 2 Bes t u u r s a a ngel egenheden Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Om automatische herbenoemingen te voorkomen, vindt door het bestuur, voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor herbenoeming, een evaluatie van het functioneren plaats. Op 1 januari 2010 liepen de zittingstermijnen van de heer Harmsen, de heer Rutten, de heer Stijl en mevrouw Stevens af. Deze bestuursleden zijn per deze datum herbenoemd voor een volgende zittingsperiode. Op 1 januari 2011 liepen de zittingstermijn van de heer Bos, mevrouw Bakker en mevrouw Roevros af. De heer Bos is herbenoemd, evenals de dames Bakker en Roevros. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in zijn eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en het beleid van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in zijn eigen functioneren, wordt eenmaal per jaar geëvalueerd of het bestuur voldoende kennis heeft van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in zijn fonds.
De voorzitter heeft met alle bestuursleden individueel een evaluatiegesprek gevoerd. Aan de hand van het deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen, is gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van een Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om zijn taken adequaat uit te voeren. In het verslagjaar is veertien keer door het bestuur vergaderd. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie, herstelplannen, risicomanagement en beleggingsbeleid, naast de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Ook is samen met Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT een communicatieworkshop georganiseerd. Naast de reguliere bestuursvergaderingen zijn er in 2010 ook zeven bijeenkomsten geweest van de bestuurlijke werkgroep ‘Risicomanagement’, bestaande uit de heren Popping en Seyger en de dames Roevros en Bakker. Deze werkgroep rapporteert telkens de stand van zaken in de eerstvolgende bestuursvergadering. Gemiddeld waren negen van de elf bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig.
7.3
G oed P ensioenfond sb es t u u r
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke ver-
51 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
7. 1
52
ankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht is gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Tevens is met ingang van 1 januari 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. In subparagraaf 7.3.2 is het verslag van het verantwoordingsorgaan inclusief reactie van het bestuur opgenomen. 7.3.1 Visitatiecommissie Voor het intern toezicht is gekozen voor de vorm van een visitatiecommissie. Eenmaal in de drie jaar zal een visitatie plaatsvinden. In 2009 heeft voor het eerst een visitatie plaatsgevonden. De volgende visitatie vindt plaats in 2012. 7.3.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan ■ ■ Statutaire opdracht Het verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement opgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Hierin is de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het verantwoordingsorgaan beschreven.
Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: ●● het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; ●● het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; ●● de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; ●● het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; ●● het vaststellen en wijzigen van het communicatieen voorlichtingsbeleid. ■ ■ Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan heeft ook in 2010 ieder kwartaal vergaderd. Veel aandacht is besteed aan het risicomanagement en de beleggingsstrategie (waaraan een extra bijeenkomst met een delegatie van het bestuur is gewijd), naar aanleiding van de beslissingen, die het bestuur betreffende deze onderwerpen heeft genomen. De materie was nieuw, zodat de leden zich wederom fors in de materie moesten verdiepen om de statutaire opdracht goed te kunnen vervullen. Vanuit het bestuur is veel moeite gedaan om het verantwoordingsorgaan middels presentaties en het toezenden van documenten inzicht te geven in het nieuwe beleid. Maar door de complexheid van de materie houdt het verantwoordingsorgaan enige twijfel of de problematiek in alle facetten kan worden doorzien. Voor het opstellen van het oordeel is daarom ondermeer de externe actuaris geconsulteerd. Verder is veel aandacht besteed aan het communicatiebeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft bij dit onderwerp een adviserende rol. Daaraan is invulling gegeven door middel van een speciale vergadering met het bestuur eind 2010. Speerpunten in de beoordeling waren de aanbevelingen die in het verslag van het verantwoordingsorgaan over 2009 zijn gedaan. Belangrijke thema’s daarbij waren de communicatie naar de deelnemers, de werkrelatie met het bestuur, het vermogensbeheer en de uitstroom van TNT medewerkers. Daaraan is toegevoegd de problematiek die voortvloeit uit de voorgenomen splitsing van TNT.
■ ■ Uitwerking Communicatieplan In het oordeel over 2009 heeft het verantwoordingsorgaan er bij het bestuur op aangedrongen het communicatieplan 2010 met voortvarendheid ter hand te nemen. Eind 2010 heeft het bestuur de uitwerking van het communicatieplan ter advisering voorgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan is wederom positief over de inspanningen van het bestuur om alle doelgroepen te bereiken met op hen toegesneden informatie. Met name de doelgroepen, die geen grote interesse tonen in de pensioenmaterie, zoals de jongeren. Het communicatieplan is door het verantwoordingsorgaan van advies voorzien. Enkele punten uit het advies zijn; Regelingen van het pensioenfonds en de werkgever lopen voor de medewerkers van TNT vaak door elkaar en/of liggen in elkaars verlengde. Er zouden verdere beleidsafspraken moeten worden gemaakt tussen fonds en werkgever in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid om te komen tot een geïntegreerde aanpak. ●● Voor de pensioenspreekuren (waar deelnemers terecht kunnen voor inhoudelijke vragen aan pensioendeskundigen) zou meer reclame gemaakt moeten worden. Duidelijk is dat het kennisniveau over pensioenzaken van HR medewerkers uit de TNT organisatie tekort schiet. Vragen van medewerkers kunnen niet adequaat beantwoord worden. En dat tast het vertrouwen in het pensioen en dus uiteindelijk ook in het fonds zelf aan. We vragen het bestuur dit onder de aandacht van de TNT organisatie te brengen en te zoeken naar effectieve maatregelen om het probleem op te lossen.
●●
●●
●●
Punt van aandacht blijft de proactieve informatie aan de deelnemers indien in- en externe omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dit kan betekenen dat in bijzondere situaties het bestuur naast de reguliere communicatiekanalen (pensioenkrant en de website) middels een brief alle deelnemers informeert om latente onrust te voorkomen. Het verantwoordingsorgaan had graag gezien dat dit, gezien alle turbulentie vaker was gebeurd. Digitale informatie wordt - gezien de geringe kosten - aanbevolen door het verantwoordingsorgaan. Wel moeten degenen die geen gebruik maken van digitale middelen de mogelijkheid blijven behouden om informatie op papier te krijgen. Het verantwoordingsorgaan ondersteunt het gebruik van de digitale nieuwsbrief, waarbij dit niet beperkt hoeft te blijven tot de doelgroep starters. Met betrekking tot de website acht het verantwoordingsorgaan de (juistheid van de) inhoud en de functionaliteit belangrijker dan een facelift van de website.
Met ingang van 2011 vindt opbouw en toeslagverlening niet langer plaats op basis van de loonontwikkeling bij TNT, maar op basis van het inflatiepercentage. We dringen er bij het bestuur op aan zo snel mogelijk de gekozen definitie van inflatie naar de deelnemers te communiceren en aan te geven wat daarvan de te verwachten effecten zijn.
●●
Uit de kring van de actieve lezers van de pensioencommunicatie krijgen we vragen over de vereiste dekkingsgraad. Men wil dat percentage weten om eenvoudig te kunnen beoordelen welke progressie wordt geboekt naar een dekkingsgraad waarbij volledige opbouw en toeslagverlening weer aan de orde is. We vragen het bestuur deze materie in begrijpelijke taal uit te leggen en de voortgang te communiceren. ■ ■ Werkrelatie met het bestuur. In 2009 werd tussen verantwoordingsorgaan en bestuur vooral schriftelijk gecommuniceerd. In 2010 is daar mondelinge informatie-uitwisseling aan toegevoegd. Daarover is het verantwoordingsorgaan zeer tevreden, omdat het leidt tot een grotere effectiviteit in opereren. Het verantwoordingsorgaan is zich ervan bewust dat over het gevoerde beleid (met uitzondering van bijvoorbeeld het communicatiebeleid) pas achteraf door het bestuur verantwoording wordt afgelegd. Dit
53 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Verkregen informatie Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het Pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie. Tevens heeft het verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant, de externe actuaris en de verslagen van de vergaderingen van het bestuur van het fonds voor zover beschikbaar via de website van het pensioenfonds. Tenslotte is de mondeling en schriftelijk verkregen informatie bij het oordeel betrokken.
sluit niet uit dat het bestuur ook tussentijds informatie verstrekt , ook als alle besluiten nog niet genomen zijn.
54
■ ■ Het risicoprof iel Al sinds de oprichting van het verantwoordingsorgaan heeft het kritiek geuit op de resultaten en de kosten van het beleggingsbeleid. Ook heeft het verantwoordingsorgaan in 2009 aangedrongen op een fundamentele evaluatie van het risicobeleid om de kwetsbaarheid van het fonds en de kans op (zware) onderdekking van het fonds te verkleinen. Zoals het bestuur in zijn verslag uitvoerig toelicht, heeft in 2009-2010 met inschakeling van ook externe deskundigen een zeer grondige analyse van het fonds plaatsgevonden, die er toe heeft geleid dat de beleggingsstrategie en de wijze waarop risico’s worden afgedekt sterk gewijzigd zijn. Het verantwoordingsorgaan spreekt zijn waardering uit over de doortastende en zorgvuldige manier waarop het bestuur een en ander heeft aangepakt. We hebben kunnen constateren dat het bestuur zich uitgebreid heeft verdiept in de problematiek en op basis daarvan tot een keus is gekomen. In het jaarverslag stelt het bestuur dat met de uitkomst de belangen van alle partijen evenwichtig zijn afgewogen. Zonder overigens de evenwichtigheid nader te onderbouwen. Met de door het bestuur verstrekte informatie en na een gesprek met de externe actuaris en verwijzend naar de inhoud van zijn verklaring zijn we tot de opvatting gekomen om de stelling van het bestuur positief in ons oordeel mee te nemen. Het verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur de resultaten van het ingezette beleid frequent te evalueren en daarover het verantwoordingsorgaan periodiek te informeren. Bij deze evaluatie vragen we aandacht voor het volgende: ●● Vergelijking van risico’s en de ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van de voormalige situatie inclusief de toegevoegde waarde van de derivaten. ●● Ontwikkeling van de kosten van beheer inclusief alle provisies. ●● Hoe te reageren op nieuwe risico’s, zoals de aanhoudende problemen in Euroland, die hun uitwerking zouden kunnen krijgen op staatsobligaties.
We gaan ervan uit dat het bestuur de nieuwe koers helder blijft uitleggen. De rapportages over de resultaten van het nieuwe beleid zijn technisch zeer diepgaand. Wij vragen het bestuur er voor te zorgen dat de materie toegankelijk en begrijpbaar blijft. Binnen het bestuur zal kennisbehoud alle aandacht moeten krijgen nu in verband met de splitsing van TNT een aantal bestuursmutaties op stapel staan. Het verantwoordingsorgaan wil graag meegeven om doorlopend alert te blijven op andere/betere beleggingsmethoden. ■ ■ Uitstroom TNT medewerkers Het verantwoordingsorgaan heeft in de rapportage 2009 aandacht gevraagd voor de eventuele risico’s voor het fonds door te verwachten hoge uitstroom van TNT medewerkers. Dit is met het bestuur besproken. Het bestuur heeft aangegeven dat het risico beperkt is. “Het pensioenfonds zal door de uitstroom van deelnemers niet met onoverkomelijke problemen te kampen krijgen. Er zullen minder premie-inkomsten en daarbij toeslagen (13% solvabiliteit en 0,5 % indexatie) afgedragen worden (ongeveer € 20 miljoen per jaar), maar ook de uitgaven zullen minder worden.”, aldus de verkregen informatie van het bestuur. De externe actuaris heeft de conclusie (beperkt risico bij hoge uitstroom) bevestigd. Hij geeft wel aan dat deze situatie expliciete aandacht moet krijgen indien zich tegelijkertijd een andere belangrijke wijziging voordoet, zoals bijvoorbeeld de voorgenomen splitsing van TNT. Over het herstelplan en het beleggingsbeleid moeten er dan bijvoorbeeld opnieuw afspraken worden gemaakt. ■ ■ Splitsing TNT Op 25 mei 2011 wordt de splitsing van TNT aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voorgelegd. We onderschrijven het uitgangspunt van het bestuur dat de splitsing als zodanig geen negatieve effecten mag hebben op de rechten van de deelnemers. Voor het verantwoordingsorgaan is dit een zwaar punt. Het bestuur heeft zeer recent het gesprek met de werkgever afgerond en zal hierover binnenkort verantwoording afleggen. Het verantwoordingsorgaan kan dus pas in het verslag over 2011 beoordelen of het bestuur het gekozen uitgangspunt heeft waargemaakt.
■ ■ Oordeel Het verantwoordingsorgaan komt tot het eindoordeel dat het bestuur de belangen van de diverse belanghebbenden in 2010 evenwichtig heeft behartigd. Hoewel in 2010 nog geen toename van de dekkingsgraad heeft plaatsgevonden (zie hiervoor het verslag van het bestuur), is het verantwoordingsorgaan van oordeel dat het fonds met de nu ingeslagen weg robuuster is geworden. Dat is, zoals het er nu uitziet, in het belang van alle belanghebbenden. Bij ons oordeel is verder aangenomen dat de hiervoor gedane suggesties ten aanzien van de evaluatie van het beleid en de communicatie aan de deelnemers worden opgevolgd. ■ ■ Vooruitzichten 2011 Het verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur in 2011 een nog grotere transparantie te betrachten ten aanzien van de kosten. Het verantwoordingsorgaan stelt voor om een onderscheid te maken in de administratieve uitvoeringskosten en de kosten van vermogensbeheer (actief en passief beleggen gesplitst), inclusief alle kosten die gepaard gaan met externe managers en deze in een samenvattend overzicht te presenteren. In de rapportage 2011 zouden we graag zien dat de post ‘afdekking aandelenrisico’s’ in een aantal relevante componenten wordt gesplitst, zodat de waarde van de instrumenten inzichtelijk wordt. ■ ■ Samenstelling verantwoordingsorgaan In de komende maanden zullen de werkgeversvertegenwoordigers – mede gezien de splitsing van TNTworden vervangen. Aan het bestuur zal worden geadviseerd de verkiezing van de vertegenwoordigers van de werknemers en de gepensioneerden zo te timen dat nieuwe leden pas aantreden na het oordeel over het jaar 2011, teneinde opgebouwde kennis en knowhow niet onnodig verloren te laten gaan en goed over te dragen.
Utrecht, 28 april 2011 A. Coenradie U. Heiligers drs. G. Heuvelman J. van der Kreeft mw. C.I.L. Verhoeve-van der Maat 7.3.3 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft in de vergadering van 28 april 2011 kennisgenomen van het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan en stelt de kritische opstelling van het verantwoordingsorgaan zeer op prijs. Het bestuur beaamt dat het risicomanagementtraject zeer intensief was en tot zorgvuldige en gebalanceerde afwegingen heeft geleid. De ruime mate van betrokkenheid van en het oog voor detail waarmee het verantwoordingsorgaan naar de strategie heeft gekeken waardeert het bestuur zeer. Het bestuur zal de uitwerking van de nieuwe derivatenstrategie continue blijven monitoren en managen en zal daarover in het reguliere kwartaalverslag blijven rapporteren, zowel in technische details als in eenvoudigere hoofdlijnen. Het bestuur onderkent het belang van externe ontwikkelingen zoals mogelijke uitstroom van TNT-medewerkers en de gevolgen van de splitsing van TNT. Het zal hierbij steeds trachten de belangen van alle belanghebbenden te waarborgen. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor de uitgebreide advisering over het communicatiebeleid. Na het overleg in december zijn vele acties al uitgevoerd of ingezet en ook de andere acties zullen voortvarend ter hand genomen worden. Over de vraag om nog grotere transparantie ten aanzien van de kosten is het bestuur van oordeel dat in dit jaarverslag alle kosten zo overzichtelijk mogelijk in beeld zijn gebracht, maar uiteraard zal het bestuur ook op dit terrein de ontwikkelingen in de pensioensector op de voet volgen. Ook het bestuur stelt de werkwijze van mondelinge informatie-uitwisseling op prijs en zal deze graag continueren in de verwachting dat dit bij zal dragen aan een constructieve dialoog.
55 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
We zijn wel van mening dat, zodra hierover helderheid bestaat, het bestuur de deelnemers moet informeren. Per brief in dit geval gezien de enorme impact voor alle belanghebbenden.
7. 4 I nfor m a t ie va n u i t t oe z ic h t va n DN B en A F M
56
In 2010 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht houden op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een profielwijzer op de website geplaatst die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle. De AFM heeft een onderzoek verricht naar de tijdige verstrekking van de UPO’s door pensioenfondsen. Daaraan heeft het pensioenfonds meegedaan. De AFM heeft geconstateerd dat het fonds in 2009 tijdig zijn UPO’s heeft verstuurd. De AFM heeft in het verslagjaar een terugkoppeling gegeven over het onderzoek naar de invulling van de zorgplicht bij premieovereenkomsten door het pensioenfonds. Het toezicht houden op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft het advies van de
AFM opgevolgd door de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen te implementeren. Tevens is een profielwijzer op de website geplaatst die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle. De toezichthouder DNB heeft de evaluatie door het bestuur van de in 2009 ingediende korte- en langetermijn herstelplannen beoordeeld. DNB heeft geen opmerkingen over deze evaluatie gemaakt. Het in oktober 2010 ingediende aangepaste herstelplan is op 17 januari 2011 goedgekeurd. Ook heeft DNB een toetsing gedaan van de statuten en pensioenreglementen. De statuten gaven geen aanleiding tot opmerkingen. Naar aanleiding van opmerkingen over de pensioenreglementen heeft het pensioenfonds de toezichthouder nadere uitleg verstrekt. Ook zijn in de reglementen naar aanleiding van de opmerkingen van de toezichthouder kleine tekstuele aangepassingen doorgevoerd.
7.5
es k u ndigheid s - en in t egr iD t ei t s t oe t s
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en wordt in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. Het deskundigheidsplan is bij de jaarlijkse evaluatie geactualiseerd.
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gedragscode die gelijkwaardig is. Het fonds heeft een compliance officer, die werkzaam is op de compliance-afdeling van TNT NV en belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2010 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
7.7
Ges c hil l enc omm is sie
Het pensioenfonds heeft een geschillencommissie ingericht. Geschillen die aan deze commissie worden voorgelegd, hebben betrekking op incidentele besluiten van het pensioenfonds waar een belanghebbende het niet mee eens is. De belanghebbende kan vervolgens bij de geschillencommissie in beroep gaan. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. Aan de geschillencommissie is in het verslagjaar één geschil voorgelegd. De deelnemer heeft zich tot de geschillencommissie van het pensioenfonds gewend, omdat de deelnemer het niet eens was met de wijze waarop het zogenaamde minimumpensioen van de deelnemer en partner is vastgesteld. Het gaat hierbij om een minimumpensioen waar volgens het ‘Reglement Overgangsregelingen Stichting Bedrijfspensioenfonds PTT Nederland’ (hierna: overgangsreglement) de bij PTT Nederland in dienst zijnde werknemers na de overgang op 1 januari 1989 van het Algemeen Burgelijk Pensioenfonds (ABP) naar de rechtsvoorganger van Stichting Pensioenfonds TNT op de pensioendatum tenminste aanspraak op konden maken. Deze overgang was het gevolg van de privatisering op voornoemde datum van PTT Nederland. Zowel
de deelnemer als zijn partner vielen onder de werking sfeer van voornoemd overgangsreglement. Het bezwaar van de deelnemer richtte zich met name tegen de volgens hem onjuiste toepassing van de in het overgangsreglement opgenomen samenloopregeling. Oogmerk van deze regeling was het effect van de onder de pensioenregeling van het ABP toegepaste franchise op de pensioenopbouw van beide onder die pensioenregeling vallende partners te verzachten. De geschillencommissie heeft het bezwaar van de deelnemer afgewezen.
7. 8 Or g a n is a t ie en u i t voer ing De uitvoering van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van AEGON NV. De uitvoering behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het fonds participeert. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten SLA. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport (voorheen: SAS 70 type II-rapport) van de uitvoerder, dat door een externe accountant is gecertificeerd.
7.9 St a t u t en w i j z iging De statuten van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar gewijzigd. Hierbij is vervallen dat bestuursleden die benoemd zijn ter voorziening in een tussentijds ontstane vacature zitting hebben voor de periode die zijn voorganger nog te vervullen had. Hiermee wordt voorkomen dat de zittingsperiode wordt verkort, wat de continuïteit en deskundigheid binnen het bestuur ten goede komt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele kleine correcties door te voeren.
57 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
7.6 Gedr a g s c odes
hoofdstuk acht
8. Verwachte gang van zaken
■ ■ Splitsing TNT Eind van 2010 heeft het bestuur voorstellen ontvangen van TNT als gevolg van de voorgenomen splitsing medio 2011 van TNT in een Mail en Express bedrijf, met elk een eigen beursnotering, over de voortzetting van de relatie van Mail en Express met het pensioenfonds en de interpretatie van TNT van de afspraken zoals die op grond van de huidige contractuele relatie tussen TNT en het fonds zullen gelden na splitsing. Voor het bestuur geldt als uitgangspunt dat de positie van het fonds en daarmee van het perspectief van de deelnemers als gevolg van de splitsing niet mag verslechteren. Het bestuur heeft juridische adviseurs in de arm genomen om zich over de standpunten zoals door TNT ingenomen in de brief te beraden en is over de brief met TNT in overleg getreden om dit uitgangspunt voldoende zeker te stellen. Het bestuur is van mening dat een evenwichtige oplossing is gevonden, waarbij aanvullende garanties door zowel TNT Express als TNT Mail zijn afgegeven voor het geval het pensioenfonds zich eventueel in een situatie van een dekkingstekort bevindt. In dat geval zal TNT Express garant staan voor TNT Mail en vice versa. ■ ■ Herstelplan De jaarlijkse evaluatie van het in 2010 ingediende aangepaste herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van dit herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het aangepaste herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2011 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende aangepaste herstelplan. ■ ■ Toeslagverlening 1 januari 2011 Op verzoek van de CAO-partijen is per 1 januari 2011 de methodiek van het bepalen van de grondslag voor de voorwaardelijke toeslagverlening voor de TNT populatie gewijzigd: overgang van algemene aanpassing
CAO naar prijsindex (per 1 januari op basis van CPI november-november met een maximum van 4%). Voor de Postkantoren populatie blijft het toeslagbeleid vooralsnog ongewijzigd. Voor beide populaties geldt dat de aanpassing van de franchise per 1 januari 2011 (onvoorwaardelijk) met de prijsindex is aangepast. Als gevolg van de ontoereikende financiële positie heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 januari 2011 geen toeslagen te verlenen aan zowel de deelnemers van TNT als de deelnemers van Postkantoren. ■ ■ Pensioenakkoord Naar verwachting zal in 2011 het Pensioenakkoord dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid in het voorjaar van 2010 hebben gesloten, invloed hebben op de pensioenregelingen. In het Pensioenakkoord wordt beoogd oplossingen te bieden voor de stijgende levensverwachting en de schokbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel te vergroten. Binnen de Stichting van de Arbeid vindt thans overleg plaats over de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord. Het is uiteindelijk aan de sociale partners hoe hiermee wordt omgegaan. Het bestuur volgt deze ontwikkelingen nauwlettend. ■ ■ Bestuursmutaties In 2010 zijn er geen bestuursmutaties geweest. Per 1 juli 2011 zal de heer Bos terugtreden en zal de heer Van Gameren toetreden aan werkgeverszijde. Utrecht, 28 april 2011 drs. H. Popping, voorzitter mw. I.M. Bakker drs. J.P.P. Bos RA R.H. Harmsen, secretaris mw. D.M. Roevros-Couprie mr. R.W.R. Rutten, plaatsvervangend secretaris W.C. van de Sande drs. J.G.A. Seyger mw. A.J. Stevens-Moes drs. D.A. Stijl RA drs. P. Wiechmann, plaatsvervangend voorzitter
59 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
De splitsing van TNT N.V. in Mail en Express, de uitvoering van het herstelplan en het Pensioenakkoord zijn onderwerpen die in 2011 in elk geval bijzondere aandacht zullen krijgen. Het bestuur zal voorts inspelen op actuele ontwikkelingen.
jaarrekening
hoofdstuk negen
9. Jaarrekening 9 . 1 B a l a ns (na b es t emm ing va n he t s a l d o va n b a t en en l a s t en)
Bedragen x € 1.000 31-12-2010
31-12-2009
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds
[1]
5.315.197
4.552.983
Beleggingen voor risico deelnemers
[2]
48.305
48.842
Vorderingen en overlopende activa
[3]
100
8.122
Overige activa
[4]
32.064
60.952
5.395.666
4.670.899
Totaal activa PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves
[5]
358.039
353.858
Technische voorzieningen
[6]
4.844.221
4.263.997
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[7]
48.305
48.842
Overige schulden en overlopende passiva
[8]
145.101
4.202
Totaal passiva [.]
5.395.666
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 70.
4.670.899
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
63
9 . 2 St a a t va n b a t en en l a s t en
64
Bedragen x € 1.000 2010
2009
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
[9]
148.807
Premiebijdragen voor risico deelnemers
[10]
232
386
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
[11]
584.353
657.293
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
[12]
3.109
7.735
Overige baten
[13]
187
101
736.688
847.296
Totaal baten
181.781
LASTEN Pensioenuitkeringen
[14]
119.608
106.367
Pensioenuitvoeringskosten
[15]
7.466
7.471
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
[16]
voor risico pensioenfonds ●
Pensioenopbouw
105.623
112.558
●
Toeslagverlening
8.010
0
●
Rentetoevoeging
●
●
Wijziging uit hoofde van overdracht van
Wijziging marktrente
54.789
140.032
426.172
-201.499
-33.599
-2.507
rechten ● Onttrekking voor pensioenuitkeringen en
-106.533
uitvoeringskosten
-117.269
Wijziging grondslagen
138.289
163.635
-1.620
9.957
●
●
Overige mutatie voorziening pensioen verplichting
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor
[17]
580.395
115.643
-537
3.995
risico deelnemers Mutatie overige technische voorzieningen
[18]
-171
1.255
Saldo overdrachten van rechten
[19]
24.707
923
Overige lasten
[20]
1.039
91
Totaal lasten Saldo van baten en lasten [.]
732.507
235.745
4.181
611.551
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 93.
9 .3 K a s s t r o omov er z ic h t
65
Bedragen x € 1.000 2009
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies
169.474
174.190
1.968
511
171.442
174.701
Pensioenuitkeringen
115.847
106.229
Waardeoverdrachten
26.675
1.435
Waardeovernames
Uitgaven
Pensioenuitvoeringskosten Overige, per saldo
7.207
-363
966
8.128
150.695
115.429
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
20.747
59.272
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
4.940
25.007
3.231.960
685.088
3.236.900
710.095
3.280.484
739.235
561
363
Uitgaven Aankopen beleggingen Beheersuitgaven
3.281.045
739.598
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-44.145
-29.503
Netto kasstroom
-23.398
29.769
-64
-655
-23.462
29.114
Liquide middelen primo boekjaar
68.811
39.697
Liquide middelen ultimo boekjaar
45.349
68.811
Koers- omrekeningsverschillen Mutatie liquide middelen
waarvan: voor risico pensioenfonds
[4]
32.064
60.952
voor risico deelnemers
[2]
13.285
7.859
[.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 70.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
2010
9 . 4 T oel ic h t ing op de j a a r r ek en ing 9. 4 .1 Bepalingen wet- en regelgeving
66 De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. 9. 4 .2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen ■ ■ Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. ■ ■ Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. ■ ■ Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. ■ ■ Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. ■ ■ Valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de
De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo zijn in tabel 1 weergegeven. De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. ■ ■ Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming. ■ ■ Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Tevens zijn hier, omgerekend tegen beurswaarde, opgenomen uitgeleende aandelen
en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen. ■ ■ Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende interest. ■ ■ Vastgoed De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De belangen in nietbeursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de actuele waarde. Het zichtbaar eigen vermogen van deze fondsen wordt bepaald op basis van een actuele waarde waardering van het door het betreffende fonds gehouden vastgoed. Voor direct vastgoed geldt als waarderingsgrondslag: ●● Bij een aanschaf maximaal twaalf maanden vóór balansdatum wordt gewaardeerd op de aanschafprijs. ●● Bij een nog in ontwikkeling zijnd object wordt gewaardeerd op de voortbrengingskosten verhoogd met bouwrente. Overige objecten worden gewaardeerd conform de richtlijnen van ROZ/IPD op de marktwaarde in verhuurde staat. Deze wordt berekend op de contante waarde van de geschatte toekomstige nettokasstro-
Tabel 1: De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo
31-12-2010
Gemiddelde 2010
31-12-2009
Gemiddelde 2009
31-12-2008
USD
0,74541
0,75789
0,69699
0,71851
0,71940
GBP
1,16705
1,16879
1,12553
1,12446
1,03432
JPN
0,00919
0,00871
0,00749
0,00768
0,00794
CHF
0,79971
0,73244
0,67423
0,66369
0,67590
SEK
0,11080
0,10546
0,09762
0,09445
0,09097
67 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
68
men voortvloeiend uit de exploitatie en eventuele verkoop (rekening houdend met het risicoprofiel van het object), verlaagd met verkoopkosten. Alle objecten in de categorie direct vastgoed zijn op balansdatum door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. ■ ■ Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. ■ ■ Overige beleggingen Overige beleggingen zijn: ●● grondstoffen; ●● hedgefondsen. Grondstoffen en hedgefondsen zijn de in het onderliggende fonds opgenomen geldmiddelen en posities in derivaten, gewaardeerd op marktwaarde. ■ ■ Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het fonds worden aangehouden. ■ ■ Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. ■ ■ Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. ■ ■ Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzie-
ningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. ■ ■ Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: ●● Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een duration van 16,5. ●● Overlevingstafels: AG-prognosetafels 2010-2060 met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte (2009: AG-prognosetafels 2005-2050, met een leeftijdsterugstelling van één jaar en met als start de prognosetafel 2007-2012). ●● Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en 1% voor toekomstige excassokosten.
Gehuwdheidsfrequentie: - voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; - voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%; - voor niet-ingegane aanvullende ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; - de vrouwelijke partner wordt drie jaar jonger verondersteld dan de man.
■ ■ Overige technische voorzieningen De voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze is gelijk aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premiestelling. ■ ■ Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. ■ ■ Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. ■ ■ Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. De aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke zijn meegenomen in de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. ■ ■ Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
69 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
●●
9. 4 .3 Toelichting op de balans ACTIVA Bedragen x € 1.000
70
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Aandelen
2010
2009
651.585
2.143.469
3.033.277
1.635.578
Vastgoed
631.023
434.460
Derivaten
628.945
84.642
Overige beleggingen
370.367
254.834
5.315.197
4.552.983
Vastrentende waarden
Totaal
In het kader van het risicomanagement heeft in 2010 een verschuiving plaatsgevonden van fysieke aandelen beleggingen naar beleggingen in vastrentende waarden, gecombineerd met een calloptiestrategie om de fysieke aandelenportefeuille (gedeeltelijk) na te bootsen.
Bedragen x € 1.000 Aandelen
2010
2009
2.143.469
1.367.790
Aankopen
201.996
302.169
Verkopen
-1.691.073
-43.033
-2.807
516.543
651.585
2.143.469
Stand begin boekjaar
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 522 miljoen (2009: € 2.010 miljoen). Pensioenfonds TNT belegt voor € 0,2 miljoen of 0,01% (2009: € 6,6 miljoen of 0,15%) in de werkgever TNT. Het pensioenfonds heeft in totaal € 11,9 miljoen (2009: € 17,4 miljoen) aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 12,7 miljoen (2009: € 18,4 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2009: geen).
Bedragen x € 1.000 Vastrentende waarden
2010
2009
Stand begin boekjaar
1.635.578
1.442.880
Aankopen
2.692.911
171.033
Verkopen en aflossingen
-1.157.887
-160.884
-137.325
182.549
3.033.277
1.635.578
2.421.596
1.139.059
611.681
496.519
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
Waarvan: Obligaties Inflatie gekoppelde obligaties
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 2.992 miljoen (2009: € 1.465 miljoen). Het pensioenfonds heeft geen vastrentende waarden uitgeleend en geen zekerheden ontvangen.
Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: Bedragen x € 1.000 2010 766.868
25,3%
Franse staatsobligaties
627.900
20,7%
Nederlandse staatsobligaties
442.777
14,6%
Italiaanse staatsobligaties
426.733
14,1% 2009
Duitse staatsobligaties
89.542
5,5%
Franse staatsobligaties
266.950
16,3%
Italiaanse staatsobligaties
273.665
16,7%
Bedragen x € 1.000 Vastgoed
2010
2009
Stand begin boekjaar
434.460
455.369
Aankopen
212.406
59.812
Verkopen
-31.972
0
Beurs- en valutakoersverschillen
16.129
-80.721
631.023
434.460
Niet-beursgenoteerde vastgoed-fondsen
399.477
386.655
Beursgenoteerde vastgoed-fondsen
225.516
16.254
6.030
31.551
Stand einde boekjaar Waarvan:
Direct vastgoed Verloopoverzicht direct vastgoed: Stand begin boekjaar
31.551
33.496
Aankopen
0
384
Verkopen
-31.972
0
Beurs- en valutakoersverschillen
6.451
-2.329
Stand einde boekjaar
6.030
31.551
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 666 miljoen (2009: € 478 miljoen). Voor het totale bedrag heeft het pensioenfonds alleen het economisch eigendom van het vastgoed.
71 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Duitse staatsobligaties
Onderstaande vastgoedbeleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastgoed: Bedragen x € 1.000
72
2010 ING Real Estate Q-Park NV Unibail Rodamco
88.480
14,0%
59.825
9,5%
40.460
6,4%
108.973
2009 25,1%
Q-Park NV
57.723
13,3%
Wilhelminahof Rotterdam
25.165
5,8%
ING Real Estate
Vesteda Woningen
24.691
5,7%
Institutioneel woningfonds
22.666
5,2%
Bedragen x € 1.000 Derivaten
2010
2009
84.642
346.822
Aankopen
750.000
0
Verkopen
-94.242
0
Beurs- en valutakoersverschillen
-111.455
-262.180
628.945
84.642
Stand begin boekjaar
Saldo einde boekjaar Waarvan: Valutatermijncontracten Interest rate swaps Aandelenopties Swaptions
4
0
131.303
84.642
325.467
0
172.171
0
254.834
245.678
77.310
196.441
-1.554
-294.695
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
39.777
107.410
370.367
254.834
Grondstoffen
317.167
210.683
Hedgefondsen
53.200
44.151
Stand einde boekjaar Waarvan:
De verkrijgingsprijs van grondstoffen bedraagt € 260 miljoen (2009: € 191 miljoen) en van hedgefondsen € 52 miljoen (2009: € 45 miljoen).
Bedragen x € 1.000 risico deelnemers
2010
2009
Aandelen
16.495
18.775
Vastrentende waarden
18.525
22.208
Liquide middelen
13.285
7.859
48.305
48.842
Totaal
Bedragen x € 1.000 Aandelen Stand begin boekjaar
2010
2009
18.775
16.854
Aankopen
2.257
2.136
Verkopen
-6.254
-5.970
1.717
5.755
16.495
18.775
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 16,4 miljoen (2009: € 21,2 miljoen).
Bedragen x € 1.000 Vastrentende waarden Stand begin boekjaar
2010
2009
22.208
21.874
Aankopen
22.209
2.076
Verkopen en aflossingen
-22.991
-4.124
Beurs- en valutakoersverschillen
-2.901
2.382
Stand einde boekjaar
18.525
22.208
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 18,5 miljoen (2009: € 19,9 miljoen).
Bedragen x € 1.000 Liquide middelen
2010
2009
13.285
7.859
13.285
7.859
Waarvan: Short Term Money Market Fund
■ ■ Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
73 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
[2] Beleggingen voor
Bedragen x € 1.000 Directe markt-
Afgeleide markt-
Waarderings-
notering
noteringen
modellen en
Totaal
-technieken
74
Per 31 december 2010 Aandelen Vastrentende waarden*
0
651.585
0
651.585 3.033.277
554.375
2.478.902
0
Vastgoed
0
225.516
405.507
631.023
Derivaten activa
0
0
628.945
628.945 -126.049
Derivaten passiva
0
0
-126.049
Overige beleggingen
0
317.167
53.200
370.367
554.375
3.673.170
961.603
5.189.148
Per 31 december 2009 Aandelen
0
2.143.469
0
2.143.469
Vastrentende waarden
0
1.635.578
0
1.635.578
Vastgoed
0
16.254
418.206
434.460
Derivaten activa
0
0
84.642
84.642
Derivaten passiva
0
0
-1.842
-1.842
Overige beleggingen
0
210.683
44.151
254.834
0
4.005.984
545.157
4.551.141
* Onderdeel van het in het derde kwartaal van 2010 geïmplementeerde gewijzigd beleggingsbeleid is het aanhouden van een discretionaire vastrentende waarden portefeuille. Hierbij wordt rechtstreeks, zonder tussenkomst van een beleggingsfonds, in vastrentende waarden geparticipeerd.
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevat-
ten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Bedragen x € 1.000
[3] Vorderingen en overlopende activa
2010
2009
PAO premie
0
5.773
Voorlopige premieafrekening
0
2.215
Overig
100
134
Totaal
100
8.122
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Bedragen x € 1.000 [4] Overige activa Deposito’s Participaties Short Term Money Market Fund
2010
2009
21.279
42.260
32
7
Banken, rekening-courant
-12.121
16.201
Kaspositie futures
22.874
2.484
Totaal
32.064
60.952
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
PASSIVA Bedragen x € 1.000 reserves
Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2010
2009
353.858
-257.693
4.181
611.551
358.039
353.858
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 107,4% per 31 december 2010. De vermogenpositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 21 oktober 2010 bij DNB ingediende herstelplan. Op 17 januari 2011 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • aanpassing van de premiesystematiek; • aanvullende vermogensdotatie van de sponsor; • geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort; • aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij neerwaartse beleggingsrisico’s worden verkleind. Op grond van het herstelplan zou het eigen vermogen per 31 december 2010 € 22 miljoen bedragen. Het aanwezige eigen vermogen per die datum is hoger. Dit betekent dat het pensioenfonds op dit moment voorloopt op het verwachte herstelpad.
Bedragen x € 1.000 [6] Technische voorzieningen Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal
2010
2009
4.839.150
4.258.755
5.071
5.242
4.844.221
4.263.997
Bedragen x € 1.000 Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
Stand begin boekjaar Pensioenopbouw
2010
2009
4.258.755
4.143.112
105.623
112.558
Toeslagverlening
8.010
0
Rentetoevoeging
54.789
140.032
426.172
-201.499
Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en
-33.599
-2.507
-117.269
-106.533
138.289
163.635
-1.620
9.957
4.839.150
4.258.755
uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
75 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
[5] Stichtingskapitaal en
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen x € 1.000
76
2010
2009
Actieve deelnemers
2.385.393
2.159.774
Pensioengerechtigden
1.722.717
1.449.367
Gewezen deelnemers
731.040
649.614
4.839.150
4.258.755
Bedragen x € 1.000 Overige technische voorzieningen
Stand begin boekjaar Overige actuariële wijzigingen Stand einde boekjaar
2010
2009
5.242
3.987
-171
1.255
5.071
5.242
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening is gelijk aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premiestelling. ■ ■ Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 62,5 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,923% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Eveneens wordt een partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen opgebouwd. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend. Per 1 januari 2006 geldt een nieuwe pensioenregeling. Voor deelnemers die op dat moment al aan de pensioenregeling (2001) deelnamen gelden overgangsbepalingen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemers geboren voor 1 januari 1950. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling zich als een uitkerings overeenkomst. ■ ■ Toeslagverlening Het bestuur streeft er naar om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken aan te passen aan de loonontwikkeling bij TNT (tot en met 2010) en Postkantoren. Het bestuur heeft besloten tot een gedeeltelijke toeslagverlening van 0,14% (TNT), respectievelijk 0,21% (Postkantoren) per 1 januari 2010. Voor op 1 januari 2006 bestaande gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is een toeslag verleend van 0,17% (TNT), respectievelijk 0,27% (Postkantoren).
Als gevolg van het ontstaan van meerdere CAO’s binnen TNT hebben de CAO-partijen het bestuur verzocht het toeslagbeleid voor TNT te wijzigen. Met ingang van 1 januari 2011 wordt voor TNT de prijsontwikkeling nagestreefd. Voor Postkantoren blijft het toeslagbeleid vooralsnog ongewijzigd. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Het ambitieniveau bedraagt 80%, maar in goede tijden kan het bestuur besluiten om meer toeslag te verlenen (tot 100%). ■ ■ In het verleden niet toegekende toeslagen Als de financiële positie van het pensioenfonds het toelaat, kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend. Het bestuur beslist jaarlijks hierover in de decembervergadering. Om in het verleden niet toegekende toeslagen toe te kunnen kennen, is een dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen vereist. Per 31 december 2010 bedraagt deze 117,9%. De dekkingsgraad bedraagt per jaarultimo 107,4%.
■ ■ TNT: Actieven en pensioengerechtigden/slapers die inactief geworden zijn op en na 01-01-2006 (toeslagambitieniveau van 80%)
2009
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
2010
0,56%
0,14%
0,42%
0,42%
2011*
1,09%
0,00%
1,09%
1,51%
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief
Pensioengerechtigden/slapers die inactief geworden zijn voor 01-01-2006 (toeslagambitieniveau van 100%) Jaar
verschil
2009
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
2010
0,70%
0,17%
0,53%
0,53%
2011*
1,36%
0,00%
1,36%
1,90%
* Met ingang van 1 januari 2011 is de toeslag gebaseerd op de consumentenprijsindex (CPI)
■ ■ Postkantoren: Actieven en pensioengerechtigden/slapers die inactief geworden zijn op en na 01-01-2006 (toeslagambitieniveau van 80%) Jaar 2009
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief
0,80%
0,00%
0,80%
0,80%
verschil
2010
0,88%
0,21%
0,67%
1,48%
2011
0,96%
0,00%
0,96%
2,45%
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief
1,00%
0,00%
1,00%
Pensioengerechtigden/slapers die inactief geworden zijn voor 01-01-2006 (toeslagambitieniveau van 100%) Jaar 2009
77
verschil
verschil 1,00%
2010
1,10%
0,27%
0,83%
1,84%
2011
1,20%
0,00%
1,20%
3,06%
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Jaar
Bedragen x € 1.000 [7] Voorziening pensioen verplichtingen voor risico deelnemers
78
Stand begin boekjaar Premies Waardeoverdrachten Rendement Overig Stand einde boekjaar
2010
2009
48.842
44.847
634
878
82
-6
3.109
7.735
-4.362
-4.612
48.305
48.842
Bedragen x € 1.000 [8] Overige schulden en overlopende passiva
Belastingen en premies sociale verzekeringen Voorlopige premieafreking Derivaten Overige schulden Totaal einde boekjaar
9. 4 .3.1
Risicobeheer en derivaten
■ ■ Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ●● ●● ●● ●●
beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagverleningbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
2010
2009
2.361
2.042
15.889
0
126.049
1.842
802
318
145.101
4.202
■ ■ Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen).
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2010
2009
108,3%
93,0%
Premie
0,4%
1,1%
Toeslag
0,1%
0,0%
-/- 9,9%
4,8%
Wijzigingen in de rentetermijnstructuur
12,2%
12,8%
Aanpassing levensverwachting
Rendement
-/- 3,4%
-/- 4,3%
Overige oorzaken
-/- 0,3%
0,9%
Dekkingsgraad per 31 december
107,4%
108,3%
Ultimo 2010 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 17,9% (2009: 20,4%). Het vereist eigen vermogen is zowel ultimo 2010 als ultimo 2009 gebaseerd op de werkelijke portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2010, dan zou het vereist eigen vermogen uitgekomen zijn op 16,8% (2009: 19,4%). De daling van het vereist eigen vermogen kan grotendeels worden verklaard door de in de loop van 2010 geïmplementeerde risicomanagementstrategie. Hierbij zijn callopties en vastrentende waarden ingezet om het aandelenrisico te beperken en swaptions voor het renterisico. Daarnaast zorgt de lagere rentetermijnstructuur eveneens voor een verlaging van het vereist eigen vermogen.
79 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Dekkingsgraad per 1 januari
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit per risicofactor: Risicofactor
Benodigde
Toelichting
solvabiliteit
80 Renterisico vastrentende waarden Renteswaps
- € 2,48
Looptijd-afh. renteschok
€ 0,16
Looptijd-afh. renteschok
Renteswaptions
- € 4,02
Renterisico VPV
€ 13,87
Totaal renterisico (S1)
Effect op passiva
€ 7,53
Aandelenrisico - ontwikkelde markten
€ 1,44
Mutatie 25%
- aandelenopties
€ 4,16
Mutatie 25% (onderliggende)
- opkomende markten
€ 3,40
Mutatie 35%
Vastgoedrisico indirect
€ 3,56
Mutatie 25%
Hedgefondsen
€ 0,36
Mutatie 30%
Totaal zakelijke waarden risico (S2)*
€ 12,21
Valutarisico (S3)
€ 2,15
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico (S4)
€ 2,15
Mutatie 30%
Kredietrisico (S5)
€ 0,61
Spread * 1,4
Verzekeringstechnisch risico (S6)
€ 3,57
Effect op passiva
€ 17,89**
Toetsingsverschil = 0,00
Standaard-formule
N.B. Bedragen zijn gemakshalve geschaald zodanig dat de voorziening pensioenverplichtingen op actuele waarde gelijk is aan 100 euro. *
Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën. ** Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule (√(s12 + s22 + 0,50 x 2 x s1 x s2 + S32 + S42 + S52 + S62)). Op basis van de waarden uit bovenstaande tabel geeft dit (√(7,532 + 12,212 + o,50 x 2 x 7,53 x 12,21 + 2,152 + 2,152 + 0,612 + 3,572) = 17,89.
Ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 117,9% (2009: 120,4%). Ultimo 2010 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 107,4% (2009: 108,3%). ■ ■ Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers) risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De
beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico’s manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen over gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, die in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur
monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
snel dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
■ ■ Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. In het algemeen is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen, waardoor er sprake is van een zogenaamde ‘durationmismatch’, ofwel het renterisico. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad stijgt. En andersom: bij een rentedaling stijgt de waarde van de beleggingen minder
De duration kan als volgt worden toegelicht:
Bedragen x € 1.000 Balanswaarde
2010
2009
5,1
7,1
ultimo 2010 Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten)
3.033.277
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)*
3.220.868
7,5
26,4
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
4.844.221
16,5
16,1
* Voor de daling van de duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) zijn een tweetal verklaringen te geven. Door de aandelenoptiestrategie is het gewicht van de vastrentende waarden portefeuille substantieel toegenomen. Omdat de duratie van de derivaten over een grotere vastrentende waarden portefeuille wordt verdeeld, is het opwaarts effect lager. Daarnaast geldt dat de werkelijke duratie van de swaptions per ultimo 2010 relatief laag is. De swaptions waren ‘out of the money’ waardoor de actuele waarde en ook de rentegevoeligheid relatief laag zijn. Vorig jaar werd nog gebruik gemaakt van swaps die altijd 100% rentegevoeligheid hebben, bij de swaptions ligt deze rentegevoeligheid per ultimo 2010 op circa 15% vergeleken met de onderliggende renteswaps.
Door het renterisico af te dekken, is de dekkingsgraad minder afhankelijk van de renteontwikkeling. De renteafdekking voor het pensioenfonds vindt plaats door een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden, swaptions en renteswaps. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen inclusief de renteswaps per jaareinde circa 98% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 100%.
De mate van afdekking is gebaseerd op een parallelle beweging van de rentecurve. Daarnaast wordt gekeken naar de rentegevoeligheid per specifiek deel van de rentecurve. Figuur 1 geeft de rentegevoeligheden weer van de portefeuille vastrentende waarden, de swaps, swaptions en de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) per looptijd ’bucket’. Een looptijd bucket is een groepering van onderliggende looptijden van de pensioenverplichtingen. De rentegevoeligheid van de swaptions wordt hierbij bepaald door de rentegevoeligheid van de onderliggende renteswaps te hanteren.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
81
Figuur 1: Rentegevoeligheden 4.000.000
4.000.000 Swaps en Swaptions
VRW
VRW
82 3.000.000
Rentegevoeligheden(PV01)
3.000.000 4,6%
0,9%
2.000.000
2.000.000
1,2% 1.000.000 -4,0%
-2,5%
0,2%
2,1%
1.000.000
0
0 1-7
8-12
13-17
18-25
Looptijden
Met het instrument swaptions is de renteafdekking niet lineair. Dit betekent dat bij een rentestijging de effectieve renteafdekking afneemt en bij een rentedaling toe. De strategische afdekking van het renterisico bedraagt 100% op basis van een delta van de swaptions van één. Dit houdt in dat als het pensioenfonds de onderliggende renteswaps had afgesloten, het renterisico voor 100% zou zijn afgedekt. De delta van de swaptions bedroeg bij afsluiting circa 0,4 en verandert gedurende de tijd door de renteverandering. Figuur 2 geeft de rentegevoeligheid van de beleggingen en de VPV grafisch weer.
36-45
>45
-1.000.000
-1.000.000
■ ■ Effectieve renteafdekking De effectieve mate van afdekking van het renterisico per eind 2010 bedraagt circa 30%. Ofwel het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 70% van dat van de verplichtingen.
26-35
Figuur 2: Rentegevoeligheid eind 2010 bij een rentebeweging van -0,01%-punt 100%
Resterend Renterisico op basis DV01 (70%)
Rentegev. swaptions obv onderliggende waarde (80%)
60% Rentegevoeligheid VPV 40%
Rentegev. swaptions (12%)
20%
Rentegevoeligheid VRW (19%)
0%
Rentegevoeligheid swaps (-1%)
-20%
Door het gebruik van swaptions, is de effectieve renteafdekking afhankelijk van de renteontwikkeling. De afdekking neemt toe als de rente daalt en de afdekking neemt af als de rente stijgt. Door de rentestijging gedurende het vierde kwartaal, is de effectieve renteafdekking gedaald tot 30% eind 2010. Hierdoor is ook
de vereiste dekkingsgraad afhankelijk van de rente. Onderstaande grafiek geeft het verloop van de vereiste dekkingsgraad weer bij verschillende rentescenario’s (andere factoren gelijk gehouden), waarbij 0,0% renteverandering overeenkomt met de stand van de rentetermijnstructuur van 31 december 2010.
Effect renteverandering op vereiste dekkingsgraad
122% 120%
Vereiste dekkingsgraad
118% 116% 114% 112% 110% 108% - 1,5%
- 1,0%
- 0,5%
0,0%
Renteverandering
0,5%
1,0%
1,5%
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
83
80%
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
84
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en
2009
16.993
0,6%
9.846
0,6%
1.082.262
35,7%
238.499
14,6%
< 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
1.934.022
63,7%
1.387.233
84,8%
Totaal
3.033.277
100,0%
1.635.578
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen x € 1.000 2010
2009
€
%
€
%
737.503
15,2%
654.171
15,3%
820.298
16,9%
737.118
17,3%
1.543.515
31,9%
1.375.440
33,3%
Resterende looptijd ≥ 20 jaar
1.742.905
36,0%
1.497.268
35,1%
Totaal
4.844.221
100,0%
4.263.997
100,0%
Resterende looptijd ≤ 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar en < 10 jaar Resterende looptijd > 10 jaar en < 20 jaar
■ ■ Valutarisico (S3) Het totaalbedrag dat ultimo 2010 in euro’s is belegd, bedraagt voor afdekking 80% (2009: 57%). Het bedrag dat ultimo 2010 in euro’s is belegd, bedraagt na afdekking 90% (2009: 84%).
De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 4 duizend (2009: € 0). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd:
Bedragen * € 1.000
Bedragen x € 1.000
Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Totaal
2010
2009
464.321
632.335
- 1.483
61.012
5.955
432
468.793
693.779
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen x € 1.000 Voor afdekking
Valuta-derivaten
2010
2009
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
EUR
3.758.099
459.360
4.217.459
3.774.562
GBP
93.459
- 83.004
10.455
- 5.273
31.912
- 31.847
65
- 4.327
USD
JPY
417.684
- 293.413
124.271
167.141
Overig
385.098
- 51.096
334.002
536.238
Totaal niet EUR
928.153
-459.360
468.793
693.779
■ ■ Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
€
2009
%
€
%
Kantoren
171.187
27,1%
121.603
28,0%
Winkels
216.641
34,3%
107.573
24,8%
Woningen
94.044
14,9%
83.520
19,2%
Bedrijfsruimten
55.874
8,9%
45.663
10,5%
Overig
93.277
14,8%
76.101
17,5%
Totaal
631.023
100,0%
434.460
100,0%
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010 Europa Noord-Amerika Azië Totaal
2009
€
%
€
%
591.224
93,7%
399.017
91,8%
503
0,1%
435
0,1%
39.296
6,2%
35.008
8,1%
631.023
100,0%
434.460
100,0%
85 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
86
2009
€
%
€
%
Duurzame consumentengoederen
68.104
10,5%
188.153
8,8%
Niet-duurzame consumenten-
56.663
8,7%
197.363
9,2%
75.811
11,6%
242.555
11,3% 23,3%
goederen Energie Financiële instellingen
148.410
22,9%
498.731
Gezondheidszorg
25.032
3,8%
168.142
7,8%
Industrie
53.608
8,2%
217.773
10,2%
Informatietechnologie
72.684
11,2%
206.690
9,6%
Beleggingsfondsen
30.926
4,7%
29.598
1,4%
Basismaterialen
67.333
10,3%
225.918
10,5%
Telecommunicatie
43.047
6,6%
122.125
5,7%
9.861
1,5%
46.264
2,2%
Nutsbedrijven Overig/Geen sector Totaal
106
0,0%
157
0,0%
651.585
100,0%
2.143.469
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
€
Afrika Azië Europa Noord-Amerika Oceanië Zuid-Amerika Overig* Totaal
%
2009 €
%
25.186
3,9%
22.592
1,1%
250.290
38,3%
399.693
18,6%
151.138
23,2%
867.002
40,4%
141.229
21,7%
714.864
33,4%
7.780
1,2%
54.071
2,5%
74.647
11,5%
81.507
3,8%
1.315
0,2%
3.740
0,2%
651.585
100,0%
2.143.469
100,0%
* De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio, omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
■ ■ Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee OTC-derivatenposities
worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt.
Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem
functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen (exclusief derivaten en liquide middelen) naar sector weergegeven:
Bedragen x € 1.000
2010
2009
Duurzame consumentengoederen
96.120
199.430
Niet-duurzame consumentengoederen
72.303
219.605
Energie
96.985
266.136
Financiële instellingen
352.080
640.552
Gezondheidszorg
32.419
168.142
Industrie
76.064
231.051
Informatietechnologie
77.036
212.097
Beleggingsfondsen
31.094
32.736
Basismaterialen
396.161
445.648
Telecommunicatie
80.397
155.839
Nutsbedrijven
47.562
75.467
Overheid
2.643.702
1.342.870
Vastgoed
631.023
434.460
53.306
44.308
4.686.252
4.468.341
Overig/Geen sector Totaal
De verdeling naar regio van de beleggingen (exclusief derivaten en liquide middelen) is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x € 1.000
2010
2009
Afrika
30.555
31.221
Azië
327.112
521.254
3.523.977
2.571.834
558.446
1.037.536
Europa Noord-Amerika
13.253
58.655
Zuid-Amerika
Oceanië
119.758
139.688
Overig*
113.151
108.153
4.686.252
4.468.341
Totaal
* De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio, omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
87 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft op het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’)
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden (exclusief derivaten en liquide middelen) naar sector weergegeven: Bedragen x € 1.000
88
2010
2009
Duurzame consumentengoederen
28.017
11.277
Niet-duurzame consumentengoederen
15.640
22.242
21.174
23.581
203.692
141.843
7.387
0
22.456
13.278
4.352
5.407
168
3.137
Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie Informatietechnologie Beleggingsfondsen Basismaterialen
11.661
9.048
Telecommunicatie
37.350
33.714
Nutsbedrijven
37.701
29.203
Overheid
2.643.679
1.342.848
Totaal
3.033.277
1.635.578
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden (exclusief derivaten en liquide middelen) is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x € 1.000
2010
2009
Afrika
5.369
8.629
Azië Europa Noord-Amerika
36.287
57.133
2.784.184
1.394.723
99.852
111.989
Oceanië
5.473
4.584
Zuid-Amerika
45.111
58.181
57.001
339
3.033.277
1.635.578
Overig* Totaal
* De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio, omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000
AAA AA A
€ 1.990.000
%
2009 €
%
65,6%
512.954
111.055
3,7%
102.944
6,3%
601.734
19,8%
533.943
32,6%
BBB
166.082
5,5%
239.441
14,6%
BB
100.078
3,3%
166.987
10,2%
B
48.220
1,6%
46.634
2,9%
4.247
0,1%
19.387
1,2%
0
0,0%
69
0,0%
CCC CC C
0
0,0%
180
0,0%
D
72
0,0%
644
0,0%
11.789
0,4%
12.395
0,8%
3.033.277
100,0%
1.635.578
100,0%
Not-rated Totaal
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. ■ ■ Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) (S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. ●● Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
89
31,4%
●● Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. ●● Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij de werkgever in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien.
■ ■ Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, (loon) inflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen ver-
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
2010
disconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur.
90
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad is gebruik gemaakt van een reële rentetermijnstructuur afgeleid uit de inflatieswapmarkt. Ultimo 2010 bedraagt de reële dekkingsgraad 71,8% (2009: 65,9%). ■ ■ Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. ■ ■ Concentratierisico (S8) Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven:
■ ■ Overige niet-f inanciële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. ●● Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI.
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage.
Bedragen * € 1.000 2010
€
%
2009 €
%
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties
766.868
14,7%
-
< 2,0%
Franse staatsobligaties
627.900
12,0%
266.950
5,7%
Nederlandse staatsobligaties
442.777
8,5%
-
< 2,0%
Italiaanse staatsobligaties
426.733
8,2%
273.665
5,9%
-
< 2,0%
108.973
2,3%
Vastgoedbeleggingen ING Real Estate (Europees Vastgoed)
●●
●●
Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en voor alle materiële derivatentransacties te werken met onderpand. ●●
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ●● Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Het fonds gebruikt futures om portefeuille gewichten bij te sturen naar de gewenste strategische gewichten. In de voorgaande jaren zijn richtlijnen opgesteld ter beheersing van de risico’s verbonden aan de handel in futures, waarbij onder meer rekening is gehouden met de eisen zoals gesteld door DNB. In 2010 is gehandeld binnen de grenzen van de richtlijnen. Bewaking van de naleving vindt plaats tot op directieniveau van TKP. De posities in futures worden dagelijks bijgehouden om tijdig bij te kunnen sturen. Daarbij zijn limieten vastgesteld waarbinnen geopereerd mag worden. Het naleven van deze limieten wordt dagelijks bewaakt. ●● Call spread opties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds een gedeeltelijk opwaartse exposure van de aandelenportefeuille verkrijgt. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Gelijktijdig wordt op een hoger niveau van de onderliggende waarde een tegengestelde positie ingenomen, waarbij premie wordt verkregen.
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden criteria gehanteerd. De marktwaarde wordt dagelijks bepaald. Renteswaptions: een optie op een renteswap. Een swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen,waarbij een premie moet worden betaald. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden criteria gehanteerd. De marktwaarde wordt dagelijks bepaald.
In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden. In het volgende overzicht is het verschil tussen de economische toerekening van de derivaten (conform de kerncijfers en het beleggingsbeleid) en de derivaten zoals gepresenteerd in de jaarrekening te zien:
91 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Specif ieke f inanciële instrumenten (derivaten) Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken.
Bedragen * € 1.000 Jaarrekening Aandelen
92
Vastrentende waarden
651.585
Toekenning Totaal beleidsmatig derivaten 1.704.442
2.356.027
Procentueel 45,1%
3.033.277
-1.335.853
1.697.424
32,5%
Vastgoed
631.023
0
631.023
12,1%
Overige beleggingen
370.367
0
370.367
7,1%
Derivaten activa
628.945
-628.945
0
0%
Derivaten passiva
-126.049
126.049
0
0%
0
172.175
172.175
3,3%
31.021
-37.868
-6.847
-0,1%
5.220.169
0
5.220.169
100,0%
Renteswaptions Liquide middelen Totaal
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen * € 1.000
Aandelenderivaten
Expiratiedatum
Onderliggende contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
> 21 september 2012 < 18 september 2015
3.288.000
415.893
-90.427
Valutatermijncontracten
≤ 21 maart 2011
501
4
0
Renteswaps
>10 september
1.995.000
131.303
-126.049
3.995.000
172.171
0
9.278.501
719.371
-216.476
2040 <18 oktober 2060 Renteswaptions
> 9 oktober 2022 < 18 oktober 2045
Totaal
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen * € 1.000 Expiratiedatum Valutatermijncontracten Renteswaps
≤ 23 maart 2010 >10 oktober 2023
Onderliggende contractomvang 483
Actuele waarde activa 0
Actuele waarde passiva 0
2.884.890
84.642
-1.842
2.885.373
84.642
- 1.842
<5 juli 2036 Totaal
Ter zake van de renteswaps, renteswaptions en equity options bedroeg de waarde van de ontvangen zekerheden (collateral) ultimo 2010 € 519 miljoen (2009: € 93 miljoen). Op basis van het zogenoemde ‘security lending programma’, waarin het pensioenfonds deelneemt, wordt
een vergoeding voor het tijdelijk uitlenen van effecten ontvangen. Ultimo 2010 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 11,9 miljoen (2009: € 17,4 miljoen). Hiervoor zijn zekerheden ontvangen van € 12,7 miljoen (2009: € 18,4 miljoen).
■ ■ Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Invest-
ments BV per 1 januari 2010. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie, bestuursondersteuning en vermogensbeheer voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van tenminste één jaar. De vergoeding voor 2010 van TKP en TKPI bedraagt € 6,4 miljoen (2009: € 6,3 miljoen).
9. 4 .5 Toelichting op de staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 [9] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
2010
2009
Premie en koopsommen 143.554
174.027
Koopsom FVP bijdrage
Pensioenpremie
1.637
3.431
Premie ANW-aanvulling
3.171
3.944
443
370
2
9
148.807
181.781
122.560
142.480
Afrekening vorig boekjaar Koopsom extra aanspraken Totaal premie-inkomsten De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Gedempte premie
135.989
92.735
Feitelijke premie (inclusief premie risico deelnemer)
149.039
182.167
De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur over 2010 bedraagt € 122,6 miljoen (2009: € 142,5 miljoen). De gedempte kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur minus 0,5% punt over 2010 bedraagt € 136,0 miljoen. De feitelijke premie voor risico pensioenfonds bedraagt € 148,8 miljoen (2009: € 181,8 miljoen). In 2009 is de bijstortingsverplichting die in het herstelplan is opgenomen, verdisconteerd in het DFS-percentage en opgenomen in de feitelijke premie. Rekening houdend met de verdisconteerde DFS-percentage en hogere solvabiliteitsopslag komt de premie in 2010 lager uit dan in 2009. De feitelijke premie is inclusief de bijstorting van € 12,2 miljoen. De feitelijke premie inclusief risico deelnemers bedraagt € 149,0 miljoen (2009: € 182,2 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens de overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Voor alle aangesloten ondernemingen bij het fonds geldt dat een deel van de premie (voor de verzekering van de ANW-aanvulling, Prepensioensparen en Individueelsparen) wordt ingehouden door de werkgevers op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. Daarnaast wordt voor de werknemers van Cendris BSC vallend onder de CAO TNT, de pensioenpremie voor 50% betaald door de werkgever en 50% door de werknemer.
93 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
9. 4 . 4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Bedragen x € 1.000 [10] Premiebijdragen voor
2010
2009
risico deelnemers
232
386
94
Bedragen x € 1.000 [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2010
2009
AANDELEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
138.228
510.430
Aandelen totaal
138.228
510.430
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
26.230
186.014
Vastrentende waarden totaal
26.230
186.014
8.563
24.656
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
10.476
-81.458
Vastgoed totaal
19.039
-56.802
0
0
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
40.072
35.208
Overige beleggingen totaal
40.072
35.208
DERIVATEN Directe opbrengsten
572.784
177.425
Indirecte opbrengsten
-232.776
-189.481
Derivaten totaal
340.008
-12.056
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten
71
424
Indirecte opbrengsten
21.372
-6.240
Liquide middelen totaal
21.443
-5.816
-667
315
580.751
202.820
3.602
454.473
Kosten vermogensbeheer Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten 12,7%
584.353
16,8%
657.293
Bedragen x € 1.000 voor risico deelnemers
AANDELEN Directe opbrengsten
2010
2009
0
0
Indirecte opbrengsten
2.403
5.221
Aandelen totaal
2.403
5.221
95 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
[12] Beleggingsresultaten
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
656
2.598
Vastrentende waarden totaal
656
2.598
0
0
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
50
-84
Liquide middelen totaal
50
-84
0
0
Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
3.109
7.735
3.109
7.735
Bedragen x € 1.000 [13] Overige baten
2010
2009
Interest waardeoverdrachten
84
18
Interest premie en koopsommen
92
76
Interest overig Totaal
11
7
187
101
Bedragen x € 1.000 [14] Pensioenuitkeringen
2010
2009
Ouderdomspensioen
89.575
81.399
Partnerpensioen
16.608
15.434
Wezenpensioen
462
449
Arbeidsongeschiktheidspensioen
916
978
WAO-aanvulling
3.536
3.696
ANW-aanvulling
4.335
4.068
734
343
3.442
0
119.608
106.367
Afkoop pensioenen premierestitutie Correctie voorgaande jaren Totaal
Bedragen x € 1.000 [15] Pensioenuitvoeringskosten
96
2010
2009
Bestuurskosten
88
83
Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
15
25
6.595
6.592
Controle- en advieskosten accountant
44
52
Controle- en advieskosten actuaris
50
31
Overige advieskosten
13
1
329
150
0
0
Vergoeding TKP
Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Totaal
332
537
7.466
7.471
■ ■ Financiële vergoeding bestuurders In principe krijgen bestuurders geen vergoeding behalve de bestuurders die niet in dienst zijn van TNT. De vacatiegelden en kostenvergoeding voor de statutaire bestuurders van het fonds bedragen in 2010 € 22 duizend als gevolg van een hoger aantal vergaderingen (2009: € 10 duizend). Daarnaast ontvangen bestuurders geen andere bezoldigingen van het fonds voor de uitvoering van de functie als bestuurslid. ■ ■ F inanciële vergoeding verantwoordingso rgaan De vacatiegelden en kostenvergoeding voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedragen in 2010 € 10 duizend (2009: € 9 duizend). ■ ■ Accountantshonoraria Onder de overige kosten zijn opgenomen de onderstaande accountantshonoraria: Bedragen x € 1.000 Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten Totaal
De kosten ‘Controle van de jaarrekening’ bevat geen afrekeningen van het voorgaande jaar (2009: € 9 duizend). ■ ■ Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP en TKPI.
2010
2009
44
52
0
0
44
52
■ ■ Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. ■ ■ Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft in 2010 de toeslagverlening reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO van TNT respectievelijk Postkantoren. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. ■ ■ Rentetoevoeging De methodiek van rentetoevoeging in de actuariële analyse is in 2010 gewijzigd ten opzichte van 2009. In 2010 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve van 1,3%, wat overeenkomt met een bedrag van € 55 miljoen. In de analyse over boekjaar 2009 werden de pensioenverplichtingen opgerent met de gemiddelde rente van de toen geldende RTS-curve zijnde 3,9%, wat overeenkwam met een bedrag van € 140 miljoen. Wanneer voor 2009 dezelfde methodiek zou zijn gehanteerd als in 2010, zou de oprenting in 2009 ook 1,3% (€ 53 miljoen) bedragen. ■ ■ Wijziging marktrente De gemiddelde marktrente is per 31 december 2010 3,5% (2009: 3,9%) en daarmee 0,4%-punt lager dan per 31 december 2009. Als gevolg van deze daling van de marktrente is € 426 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen.
■ ■ Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. ■ ■ Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. ■ ■ Wijziging grondslagen Vooruitlopend op de publicatie van de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico pensioenfonds per eind 2009 verhoogd met 4% (€ 164 miljoen). Dit percentage is gebaseerd op berekeningen met behulp van cijfers van het CBS. Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Op 18 oktober 2010 heeft het bestuur op basis van onderzoek naar de ervaringssterfte, besloten om de Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) ervaringssterfte te hanteren voor de waardering van de pensioenvoorziening met ingang van 31 december 2010. Door het meenemen van ervaringssterfte wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) is de voorziening verhoogd met € 138 miljoen. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 3,4% punt. Het totale effect op de VPV van de aangepaste prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) bedraagt circa 7,9% ten opzichte van de oude prognosetafels.
97 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
[16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
Bedragen x € 1.000 [17] Mutatie pensioen-
2010
2009
-537
3.995
verplichting voor risico deelnemers
98 Bedragen x € 1.000 [18] Mutatie overige
2010
2009
technische voorzieningen
-171
1.255
Bedragen x € 1.000 [19] Saldo overdrachten van rechten
2010
2009
Waardeovernames
-1.968
-512
Waardeoverdrachten
26.675
1.435
Totaal
24.707
923
Veel dekkingsgraden van andere pensioenfondsen herstelden in 2010 tot boven de 100%, waardoor andere pensioenfondsen weer mee konden werken aan waardeoverdrachten. Het aantal af te handelen waardeoverdrachten was met name daardoor in 2010 hoger dan in 2009. Bedragen x € 1.000 [20] Overige lasten Intrest waardeoverdrachten Intrest premies Intrest overig Totaal
9. 4 .6 Verbonden partijen ■ ■ Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de uitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. ■ ■ Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: ●● de werkgever is verplicht al haar werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is aan te melden als deelnemer;
●●
●●
●●
●●
2010
2009
1.011
54
23
34
5
3
1.039
91
de werkgever verplicht zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de overeengekomen wijze aan het fonds te verstrekken; het pensioenfonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/of het pensioenreglement; ter dekking van de financiële gevolgen van de door het fonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplicht de werkgever zich maandelijks premies en koopsommen aan het fonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; indien op grond van het bepaalde in het pensioenreglement, dan wel op grond van het bepaalde in de ABTN, een aanvullende vermogensdotatie door
De laatst getekende overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2011 en heeft een onbepaalde looptijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd tussen 30 september en 31 december van een kalenderjaar. Na opzegging in enig kalenderjaar wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar. Utrecht, 28 april 2011 drs. H. Popping, voorzitter mw. I.M. Bakker drs. J.P.P. Bos RA R.H. Harmsen, secretaris mw. D.M. Roevros-Couprie mr. R.W.R. Rutten, plv. secretaris W.C. van de Sande drs. J.G.A. Seyger mw. A.J. Stevens-Moes drs. D.A. Stijl RA drs. P. Wiechmann, plv. voorzitter
99 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
●●
de werkgever noodzakelijk is, zal deze conform de bepalingen van de ABTN door het bestuur van het pensioenfonds worden vastgesteld. In geval van een dekkingstekort is de werkgever per kwartaal een extra bijdrage verschuldigd waarmee in een periode van maximaal 12 kwartalen het dekkingstekort is opgeheven, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de ABTN. De werkgever en het pensioenfonds bepalen in overleg onder welke voorwaarden de betaling zal geschieden; indien de vermogenspositie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten tot een restitutie aan de werkgever of tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het fonds kan niet eerder tot het verlenen van premierestitutie en verlaging van de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening is ingelopen en vervolgens de dekkingsgraad nog boven de premiekortingsgrens (ultimo 2010: 149,6%) ligt.
overige gegevens
hoofdstuk tien
10. Overige gegevens
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve.
103 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
10. 1 S t a t u t a ir e r egel ing om t r en t de b es t emm ing va n he t s a l d o va n b a t en en l a s t en
10. 2 C on t r ol e v er k l a r ing va n de ona fh a n k el i j k e a c c ou n t a n t Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds TNT
104 ■ ■ Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds TNT te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. ■ ■ Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. ■ ■ Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. ■ ■ Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds TNT per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. ■ ■ Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 28 april 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: A.H. Zoon RA
■ ■ Opdracht Door Stichting Pensioenfonds TNT te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010. ■ ■ Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. ■ ■ Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
■ ■ Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds TNT is naar mijn mening niet voldoende, vanwege een reservetekort.
Apeldoorn, 28 april 2011 Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: Drs. W. Eikelboom AAG ●●
●●
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
105 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
10.3 Ac t ua r iël e v er k l a r ing
10. 4 B i j zonder e s t a t u t a ir e z eg gens c h a p sr ec h t en
106
De vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers worden benoemd door de Centrale Ondernemingsraad (COR). Eén van de vertegenwoordigers wordt rechtstreeks door de COR benoemd en vier van de vertegenwoordigers worden voorgedragen door vakorganisaties betrokken bij het CAO-overleg van de vennootschap. Twee van deze vier vertegenwoordigers worden voorgedragen door ABVAKABO FNV, één door CNV Publieke Zaak en één door BVPP. De verkiezing van het bestuurslid namens de pensioengerechtigden vindt plaats na kandidaatstelling. Kandidaatstelling geschiedt door schriftelijke aanmelding bij het bestuur door een individuele pensioengerechtigde of door organisaties die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. Als secretaris treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. Als plaatsvervangend voorzitter treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. TNT NV heeft statutair het recht vijf bestuursleden (onder wie de voorzitter en de plaatsvervangend secretaris) te benoemen.
Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
107
b i j l ag e n
bijlagen
D e el ne mersb e stand
Stand ultimo vorig Deelnemers, actief en
Stand ultimo
verslagjaar
Bij
Af
verslagjaar
39.637
2.551
4.873
37.315
voortgezet Gewezen deelnemers
35.889
3.693
2.055
37.527
Ingegane pensioenen
18.921
1.846
587
20.180
(tijdelijk) Ouderdomspensioen
11.576
1.387
318
12.645
Arbeidsongeschiktheids
3.473
104
190
3.387
Partnerpensioen
3.568
345
65
3.848
Wezenpensioen
304
10
14
300
94.447
8.090
7.515
95.022
waarvan:
pensioen*
Totaal
* De aantallen arbeidsongeschiktheidspensioen zijn eveneens opgenomen onder deelnemers voortgezet als gevolg van hun (gedeeltelijke) premievrije opbouw.
111 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
Bijl age 1
Bij l age 2
112
Be grip p enl i jst
■ ■ ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. ■ ■ Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. ■ ■ Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. ■ ■ AG-Prognosetafels Prognosetafels gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. ■ ■ Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s.
■ ■ Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling Individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. ■ ■ Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. ■ ■ Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. ■ ■ Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. ■ ■ Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. ■ ■ Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate Governance Code. Dit is een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven met als doel verbeterde transparantie in de jaarrekening, betere verantwoording aan de Raad van Commissarissen en versterking van de zeggenschap en bescherming van de aandeelhouders.
■ ■ Corporate Governance (pensioenfondsen) Goed pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. ■ ■ Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. ■ ■ Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures, opties, swaps en swaptions. ■ ■ DNB De Nederlandsche Bank NV. ■ ■ Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. ■ ■ Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde.
■ ■ Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. ■ ■ Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. ■ ■ Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. ■ ■ Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische assetallocatie. ■ ■ Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. ■ ■ Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. ■ ■ Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik gemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. ■ ■ ISDA/CSA-overeenkomsten TKPI selecteert tegenpartijen voor het afsluiten van derivatentransacties en sluit contracten met deze partijen af op basis van internationale standaarden (ISDA (international swaps and derivatives association) en CSA (credit support annex)). Deze contracten komen tot stand met behulp van externe juristen.
113 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt.
■ ■ High yield obligaties Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager.
114
■ ■ Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te sparen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. ■ ■ Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt.
■ ■ Overige beleggingen Overige beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. ■ ■ Over The Counter (OTC) Financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden. ■ ■ PAO’ers Werknemers met een persoonlijke arbeidsovereenkomst.
■ ■ Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
■ ■ Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise.
■ ■ Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling.
■ ■ Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid.
■ ■ Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. ■ ■ Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. ■ ■ Opkomende landen Landen die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om landen in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
■ ■ Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. ■ ■ Quorum Het quorum is het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. ■ ■ Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid aangepast. De doelstelling van het nieuwe beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente.
■ ■ SBR Als een werknemer wordt ontslagen met toepassing van de ‘financiële regeling overcompleet 55 plus’ van de SBR-regeling, dan wordt de pensioenopbouw voor de helft voortgezet. Over de periode waarover de ontslagen werknemer ook in aanmerking komt voor een zogenoemde FVP-bijdrage vindt volledige opbouw plaats. ■ ■ Shareblocking Wanneer een belegger zijn stemrecht wil uitoefenen, mag hij gedurende een bepaalde periode (rond de Algemene Vergadering van Aandeelhouders) niet handelen in het aandeel. ■ ■ Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. ■ ■ Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. ■ ■ (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. ■ ■ (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument dient te worden betaald.
■ ■ Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. ■ ■ Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. ■ ■ Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. ■ ■ Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. ■ ■ Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
115 Stichting Pensioenfonds TNT Jaarverslag 2010
■ ■ RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag.
116
■ ■ Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds TNT Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
050 582 19 90 050 313 82 01 www.tntpensioen.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Vormgeving en druk Koninklijke Van Gorcum bv, Assen