www.owase.nl
Jaarverslag
Beknopt 2010
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 1
www.owase.nl
0
Kerncijfers
(aantallen nominaal, bedragen x € 1000)
Aantal werkgevers
2010
2009
2008
2007
2006
1
20
20
21
1.679 1.416 1.252 4.347
1.775 1.363 1.221 4.359
1.889 1.286 1.180 4.355
1.852 1.224 1.142 4.218
1.839 1.161 1.110 4.110
1,0 1,19 14.330 30
0 0,75 14.188 30
4,85 1,86 14.188 30
2,75 1,75 13.525 30
1,25 1,70 13.163 30
15.864 13.452 1.144 17.109 16
16.212 14.104 1.005 16.233 97
16.360 10.234 961 15.173 2.523
17.696 13.924 900 14.437 226
16.215 13.413 697 13.555 657
3,45 533.296 456.678 116,8 117,4
3,86 483.190 405.298 119,2 114,6
3,50 421.512 398.033 105,9 111,0
4,80 456.106 309.590 147,3 118,1
4,30 427.304 313.556 136,3 121,4
194.300 32.912 277.788 - 1.127 16.369 11.834 532.076
171.985 23.771 285.592 - 2.046 479.302
126.943 19.804 267.165 5.193 419.105
197.166 17.914 239.056 290 454.426
182.393 15.237 223.469 - 224 4.432 425.307
10,4 12,5
14,6 21,4
- 8,6 - 20,3
6,2 1,5
6,0 3,3
23
23
Aantal verzekerden Actieve deelnemers Premievrije rechten (“slapers”) Pensioentrekkenden (excl. IP) totaal
Reglementvariabelen Indexatie actieven (in %) Indexatie inactieven (in %) Franchise ultimo jaar (in Euro) Premiepercentage OP (over grondslag)
Pensioenuitvoering Ontvangen premie 2 Kostendekkende premie Pensioenuitvoeringskosten Uitkeringen Saldo waardeoverdrachten
Vermogenssituatie o.b.v. FTKmethodiek (rentetermijnstructuur) 3 FTK-rekenrente ultimo jaar (in %) Totaal pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad (in %) Vereiste dekkingsgraad (in %) 4
Beleggingsportefeuille Aandelen Commodities Vastrentende waarden Derivaten Vastgoed Overige beleggingen totaal
Beleggingsperformance Beleggingsrendement (in %) ALM-Benchmark (in %)
1
2
3
4
De toename van het aantal aangesloten ondernemingen houdt verband met een wijziging in de concernverhoudingen van twee van de aangesloten ondernemingen (onderbrengen van bedrijfsonderdelen in aparte B.V.’s). Met ingang van boekjaar 2008 worden de gelden die het pensioenfonds in het kader van de Individuele Pensioenregeling (IPR) ontvangt voor de inkoop van ouderdomspensioen niet meer tot de ontvangen premie gerekend. De FTK-methodiek geldt sinds 2007. In de jaren daarvoor werd o.b.v. de zgn. APP-methodiek een klassieke dekkingsgraad berekend a.d.h.v. de klassieke rekenrente. De klassieke rekenrente was een vaste rente van maximaal 4%. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid zijn ook de in de tabel opgenomen cijfers over 2006 berekend o.b.v. de FTK-methodiek (en dus niet o.b.v. de destijds geldende APP-methodiek). Het pensioenfonds had ultimo 2010 een reservetekort van - 0,6% en ultimo 2008 een tekort van - 5,1%. In de overige jaren was er geen sprake van een tekort.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 2
www.owase.nl
1
Stichting Pensioenfonds OWASE
Beknopt jaarverslag
Belangrijkste vraagstukken
Met dit beknopte jaarverslag wil het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE op een toegankelijke manier verantwoording afleggen over en toelichting geven op het gevoerde beleid in het afgelopen jaar. Voor meer gedetailleerde informatie kunt u op de website van het pensioenfonds het formele jaarverslag van het pensioenfonds raadplegen: www.owase.nl
In het beknopte jaarverslag worden in vogelvlucht de vraagstukken behandeld die voor u en voor het pensioenfonds belangrijk zijn. Afhankelijk van het onderwerp zal in dit verslag naast een verantwoording over het in het verleden gevoerde beleid ook het in de toekomst te voeren beleid aan de orde komen.
Sinds 1957
Pensioenen
Stichting Pensioenfonds OWASE is in 1957 opgericht als ondernemingspensioenfonds voor het Wavin-concern. Bij het pensioenfonds zijn zowel de ondernemingen van het huidige Wavinconcern aangesloten, als de ondernemingen die in de loop der jaren zijn verzelfstandigd.
Stichting Pensioenfonds OWASE verstrekt op basis van het pensioenreglement pensioenen en andere uitkeringen terzake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en aan hun nabestaanden.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 3
www.owase.nl
2
Profiel
Werkgevers en werknemers
Vergrijzing
Het pensioenfonds beheert voor 23 aangesloten ondernemingen en voor bijna 4.350 deelnemers, gewezen deelnemers (slapers) en pensioengerechtigden een vermogen van ruim € 533 miljoen.
Naar verwachting zal het aantal actieve deelnemers aan de pensioenregelingen van pensioenfonds OWASE in de komende jaren ongeveer gelijk blijven en zullen de aantallen slapers en pensioengerechtigden toenemen. Hierdoor zal de gemiddelde leeftijd van de deelnemers toenemen. Het pensioenfonds zal “rijper” worden.
Opbouw van het deelnemersbestand: 4500 4000 3500 3000 pensioen
2500
slapers
2000
actieven
1500 1000 500 0 1995
2000
2005
2010
Wavin en de voormalige Wavin-ondernemingen hebben samen een vereniging opgericht: Werkgevers Vereniging OWASE (WVO).* Deze vereniging heeft onder meer als doel om een gemeenschappelijk personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid te voeren. De pensioenregelingen zijn een belangrijk onderdeel van dit beleid. * RPC Bebo Nederland is geen lid van WVO. Deze onderneming was reeds geruime tijd vóór de oprichting van WVO verzelfstandigd. De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds OWASE is enkel van toepassing voor de vestiging van RPC Bebo Nederland in Beuningen en de medewerkers van de voormalige RPC-vestiging in Goor, die naar de RPC-vestiging in Deventer zijn overgeplaatst.
Aangesloten ondernemingen: -
Cleanbord Systems B.V. Combipac B.V. (Indupac) Dion B.V. Future Pipe Industries B.V. Future Pipe B.V. Handelsonderneming Schinkel-Schouten B.V. Rollepaal B.V. Romit B.V. RPC Bebo Nederland * Schoeller Arca Systems B.V. Schoeller Arca Systems Services B.V. Trepak Image Systems B.V.
-
Sima Kunststoffen B.V. Sphere Nederland B.V. Stichting BONO Wadinko N.V. Wavin Assurantie B.V. Wavin B.V. Wavin Diensten B.V. Wavin Nederland B.V. Wavin Overseas B.V. Wavin Staf B.V. Wavin Technology & Innovation B.V.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 4
www.owase.nl
3
Organisatie
Bestuur Het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE bestond in 2010 uit zes personen: drie vertegenwoordigers van de werkgevers, twee vertegenwoordigers van de werknemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur worden benoemd door Werkgeversvereniging OWASE (WVO). De werknemersvertegenwoordigers in het bestuur worden benoemd door de Samenwerkende Ondernemingsraden van de OWASE-ondernemingen (SOR). De vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur wordt op voordracht van de vereniging van gepensioneerden Wavin Old gekozen door en uit de pensioengerechtigden.
Naam
Functie
Geleding
Lid sinds
Zittingsduur tot
H.J. Meijerink
voorzitter
werkgevers
2000
2013
J.W. Floor
plv. voorzitter
werkgevers
2005
2015
H. Dries
lid
werkgevers
2000
2012
R.M. Botter
secretaris
werknemers
2004
2014
R.H.A. Brookhuis
plv. secretaris
werknemers
2004
2012
J. Stoffelsma
lid
pensioengerechtigden
2004
2014
Wijzigingen in de bestuurssamenstelling per 1 mei 2011 Het pensioenfondsbestuur heeft het rooster van aftreden van de bestuursleden en de leden van het verantwoordingsorgaan in februari 2011 opnieuw vastgesteld. In mei 2011 heeft een herschikking binnen het bestuur plaatsgevonden: De heer Botter is per 1 mei 2011 met pensioen gegaan. Hij kon daarom niet langer namens de geleding van de werknemers in het bestuur zitten. Er ontstond dus een vacature in het bestuur. De heer Van den Elst is per 1 mei 2011 toegetreden tot het bestuur. De heer Van den Elst was al geruime tijd kandidaat-lid van het bestuur en (extern) lid van de financiële commissie. Daarvoor was hij de voorzitter van de vroegere deelnemersraad. Hij is dus goed bekend met het reilen en zeilen van het pensioenfonds en goed ingevoerd in de pensioenmaterie. Als lid van het dagelijks bestuur van de werkgeversvereniging WVO kon de heer Van den Elst niet tot werknemersvertegenwoordiger worden benoemd. De heer Van den Elst heeft per 1 mei 2011 namens de geleding van de werkgevers plaatsgenomen in het bestuur. De heer Floor zat tot dat moment namens de werkgevers in het bestuur. Hij is met ingang van 1 mei 2011 namens de werknemers benoemd. Zowel de WVO als de SOR hebben met deze mutaties ingestemd. Zoals reeds vermeld benoemt WVO de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur en de SOR de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur. De heer Floor is vanaf 1 mei 2011 de nieuwe secretaris van het bestuur. De heer Botter was tot die datum de secretaris van het bestuur. De heer Botter heeft zich bereid verklaard om ook na 1 mei 2011 aan het pensioenfonds verbonden te blijven, als extern lid van de beleggingscommissie. De heer Van den Elst is met ingang van januari 2011 teruggetreden uit de financiële commissie en heeft plaatsgenomen in de beleggingscommissie van het pensioenfonds.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 5
www.owase.nl
Deskundigheid In het deskundigheidsplan van pensioenfonds OWASE staat hoe het pensioenfonds wil zorgen voor het verkrijgen en behouden van een adequaat bestuur met voldoende deskundigheid op alle noodzakelijke deelterreinen. De bestuursleden van pensioenfondsen dienen binnen een bepaalde termijn te voldoen aan de zgn. eindtermen die de landelijke pensioenkoepelorganisaties hebben geformuleerd. De voorzitter van het pensioenfondsbestuur heeft begin 2010 en begin 2011 evaluatiegesprekken gevoerd met de individuele bestuursleden. Op basis van de uitkomsten van deze gesprekken is in 2010 voor elk bestuurslid afzonderlijk een trainingsprogramma vastgesteld. De afspraken in het kader van deze programma’s zijn begin 2011 geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Voor het gehele bestuur werd in juni 2010 een cursusmiddag wet- en regelgeving georganiseerd en het bestuur heeft in oktober 2010 ook weer zijn jaarlijkse studiedag gehouden, waarvoor diverse externe sprekers werden uitgenodigd. Voor het verantwoordingsorgaan werd zowel begin 2010 als begin 2011 een studiedag georganiseerd. De beleggingscommissie heeft in december 2010 haar jaarlijkse beleidsdag gehouden waarvoor eveneens diverse sprekers werden uitgenodigd.
Vergaderingen in 2010 Het bestuur van het pensioenfonds heeft vorig jaar acht keer vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren naast de reguliere beleidscyclus: - de financiële situatie van het pensioenfonds; - de toekenning van voorwaardelijke indexaties; - de toegenomen levensverwachting; - de kostendekkende premie; - de ALM-studie 2010; - de communicatie over de risico’s van het pensioenfonds en de pensioenregeling; - de nieuwe OWASE CAO; - het sociaal plan van RPC Bebo Nederland voor haar vestiging in Goor; - de uitkomsten van het onderzoek door de visitatiecommissie; - de toetsing door DNB van de fondsdocumenten; - het rooster van aftreden en de herschikking van de samenstelling van het bestuur; - de benoeming van een externe complianceofficer en de aanpassing van het compliancebeleid; - de zelfevaluatie van het bestuur en het deskundigheidsbeleid; - de invoering van integraal risicomanagement. Naast de bestuursvergaderingen zijn ook de commissies diverse keren bij elkaar gekomen: de communicatiecommissie vijf keer, de financiële commissie acht keer en de beleggingscommissie eveneens acht keer.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 6
www.owase.nl
Commissies Het pensioenfondsbestuur heeft een drietal commissies ingesteld die zich elk bezig houden met een onderdeel van de werkzaamheden van het pensioenfondsbestuur. Dit zijn: de Beleggingscommissie; de Financiële en Technische Commissie; de Communicatiecommissie. De commissies houden zich bezig met hun specifieke taken en adviseren het bestuur. Door het werken met de verschillende commissies kunnen de werkzaamheden van het bestuur van het pensioenfonds efficiënter worden uitgevoerd.
Communicatiecommissie
Financiële commissie
Beleggingscommissie
Bestuursleden
Bestuursleden
Bestuursleden
H. Dries (voorzitter)
H.J. Meijerink (voorzitter)
R.M. Botter
J.U. Stoffelsma
J.W. Floor
R.H.A. Brookhuis
Externe leden
Externe leden
Externe leden
I.M. Körbl
A.J. van den Elst
A.J.M Bruijne (extern voorzitter)
J.A. Tempelman
(tevens kandidaat-lid
J.H. Willems
van het bestuur)
Uitbesteden Stichting Pensioenfonds OWASE heeft zelf geen mensen in dienst. Het bestuur heeft beleidsregels vastgesteld waarin is vastgelegd aan welke voorwaarden de uitbesteding van werkzaamheden moet voldoen. Op basis van dit beleid worden overeenkomsten gesloten met externe dienstverleners. Uitgangspunt is dat het bestuur verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.
Pensioenbureau Dion
Adviseurs en vermogensbeheerders
Dion BV voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen en aan de ondernemingen doorbelasten van de premies, het vaststellen van de pensioenuitkeringen en het berekenen van het hiervoor benodigde vermogen. Het pensioenbureau van Dion zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning van het bestuur en de andere pensioenfondsorganen en coördineert de beleidsvoorbereiding. Vanwege de toegenomen complexiteit van de pensioenregelgeving en de aanscherping van de eisen die de toezichthouders stellen is de dienstverlening in 2010 uitgebreid.
Het pensioenfonds heeft de beleggingen vrijwel geheel uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. Daarnaast werkt het pensioenfonds samen met een aantal externe adviseurs zoals een actuaris, een accountant en een beleggingsadviseur.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 7
www.owase.nl
4
Hoofdlijnen van het beleid
Statuten Artikel 3 ‘Doel’ van de Statuten van Stichting Pensioenfonds OWASE bepaalt: “Het pensioenfonds heeft als doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen terzake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en van deze statuten.” De statuten van het pensioenfonds zijn in 2010 geactualiseerd. De procedure voor de verkiezing en benoeming van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur werd in de statuten opgenomen en de procedure voor schorsing van bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan werd nader uitgewerkt. De nieuwe statuten zijn per 1 januari 2011 van kracht geworden.
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) Om de doelstelling van het pensioenfonds te realiseren werkt het bestuur van pensioenfonds OWASE volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De bedoeling van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van het pensioenfonds en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven zijn. In 2010 is de ABTN geactualiseerd. De geactualiseerde ABTN is begin 2011 vastgesteld door het bestuur. In 2009 en 2010 is de ondersteuning van de beleggingscommissie geherstructureerd en heeft de beleggingscommissie tevens nieuw beleggingsbeleid geformuleerd. Er wordt voor het vermogensbeheer een aparte beleidscyclus ingericht. Het bestuur is momenteel nog bezig met het inrichten van integraal risicomanagement, maar heeft een belangrijk deel van het risicomanagement reeds gerealiseerd. Ook het integraal risicomanagement wordt als beleidscyclus ingericht. Het nieuwe beleid is gedeeltelijk al vastgelegd in de ABTN en zal daarin nog nader worden uitgewerkt. De communicatiematrix waar in staat welke - vaste - communicatie-uitingen op welk moment en gericht op welke doelgroep door het pensioenfonds worden gedaan is in 2010 eveneens opgenomen in de ABTN.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 8
www.owase.nl
5
Integere bedrijfsvoering
Pension Fund Governance Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Met de invoering van de Pensioenwet in 2007 is de zgn. Pension Fund Governance (PFG) - dat zijn de principes van goed pensioenfondsbestuur - verankerd in de wet. Deze principes geven het kader voor zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.
Het bestuur dient te zorgen voor: - een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; - de analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; - het voorkomen van belangenverstrengeling; - de duurzame beheersing van (financiële) risico’s; - een driejaarlijkse continuïteitsanalyse.
Compliance officer Met ingang van 24 november 2009 heeft het pensioenfondsbestuur de heer H.J. Meijerink - tevens voorzitter van het bestuur - benoemd tot compliance officer (ad interim) van het pensioenfonds. De compliance officer is belast met de uitvoering van het integriteitsbeleid van het pensioenfonds en met het toezicht op de naleving van de gedragscode van het pensioenfonds. De compliance officer wordt ondersteund door het pensioenbureau en door KPMG Integrity Services. Aangezien de heer Meijerink tevens voorzitter van het pensioenfondsbestuur is en deze functie kan conflicteren met de functie van compliance officer, is hij met ingang van 8 juni 2010 teruggetreden als compliance officer. Met ingang van deze datum heeft het bestuur de heer S.H.A.J. Beckers benoemd als compliance officer. De heer Beckers is geen lid van het bestuur of van de beleggingscommissie van het pensioenfonds.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 9
www.owase.nl
Gedragscode
Uitvoering compliancebeleid
De bestuursleden en de bij het pensioenfonds betrokken medewerkers van het pensioenbureau van Dion B.V. hebben een gedragscode getekend volgens het model van de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (OPF). De gedragscode werd vastgesteld omdat Stichting Pensioenfonds OWASE onder het zgn. effectentypisch gedragstoezicht (ETGT) valt. De gedragscode van het pensioenfonds moet daarom zowel aan de eisen van de Pensioenwet als aan de eisen van de Wet op het financieel toezicht voldoen. Ook nieuwe bestuursleden en nieuwe medewerkers van het pensioenbureau dienen de gedragscode te tekenen. Het bestuur heeft in 2009 een breder compliancebeleid vastgesteld en dit beleid vastgelegd in een Handboek Compliance.
De gedragscode en het Handboek Compliance zijn in 2010 en begin 2011 op enkele onderdelen aangepast. In het kader van het nieuwe beleid hebben alle bij het pensioenfonds betrokken medewerkers van het pensioenbureau een door de gemeente van hun woonplaats afgegeven verklaring omtrent het gedrag ingeleverd. Ook nieuwe medewerkers dienen een dergelijke verklaring te overleggen. In opdracht van de compliance officer van het pensioenfonds wordt door KPMG Integrity Services jaarlijks een onderzoek uitgevoerd naar de naleving van de gedragscode en naar nevenactiviteiten en halfjaarlijks een onderzoek naar privé-beleggingstransacties. De compliance officer heeft begin 2011 nieuwe afspraken met KPMG gemaakt over de uitvoering van het onderzoek naar de naleving van de gedragscode. Het pensioenfondsbestuur zal het compliancebeleid in 2011 opnieuw onder de aandacht brengen van alle betrokken personen.
Klachten- en geschillenprocedure Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. In het kader van deze procedure kunnen belanghebbenden worden verwezen naar de Ombudsman Pensioenen. In 2010 zijn er geen klachten ingediend.
Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving.
Intern Toezicht Voor het intern toezicht wordt driejaarlijks een visitatiecommissie ingehuurd om het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. Taken van het intern toezicht zijn: - het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances in het pensioenfonds; - het beoordelen van de aansturing van het pensioenfonds; - het beoordelen van het beleid van het bestuur ten aanzien van langere termijnrisico's. Het bestuur heeft begin 2010 een visitatiecommissie ingehuurd om een visitatie uit te voeren. De visitatiecommissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapport en daarin ook een aantal aanbevelingen gedaan. Het bestuur heeft die aanbevelingen ter harte genomen en een aantal (beleids-) wijzigingen doorgevoerd. Zo heeft het bestuur in 2010 nadrukkelijk aandacht besteedt aan heldere communicatie over de risico’s voor de deelnemers, aan risicomanagement, aan de implementatie van de beleidscyclus voor het vermogensbeheer en die voor het compliancebeleid en heeft het bestuur strategische onderwerpen met een hogere prioriteit op de beleidsagenda gezet en voor deze onderwerpen meer tijd in de vergaderingen gereserveerd.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 10
www.owase.nl
6
Risicoparagraaf
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Risicobeheersing en Interne Controle zijn ook voor de komende periode speerpunten van het beleid. In 2009 heeft het bestuur een risicoanalyse laten uitvoeren. Op een aantal onderdelen diende nader beleid te worden geformuleerd en de identificatie en de monitoring van risico’s en beheersmaatregelen diende verder verbeterd te worden. In de tweede helft van 2010 en begin 2011 zijn alle risicogebieden en de bijbehorende beheersmaatregelen door het bestuur behandeld. Het bestuur zal in 2011 op basis van de uitkomsten van de risicoanalyse een beleidscyclus voor integraal risicomanagement inrichten om de risico’s en de beheersmaatregelen permanent te monitoren en om permanent op deze risico’s en beheersmaatregelen te kunnen sturen. Per risicogebied worden de risico’s geïdentificeerd, wordt beleid bepaald, wordt dat beleid geïmplementeerd en wordt een adequate monitoring gerealiseerd. Het gaat om de volgende risicogebieden: Matchingrisico Marktrisico Kredietrisico; Verzekeringstechnisch risico Omgevingsrisico Operationeel Risico * Uitbestedingsrisico IT-risico * Integriteitsrisico Juridisch risico *
Het operationele risico en het IT-risico vallen bij het pensioenfonds onder het uitbestedingsrisico. Niet het pensioenfonds, maar de externe dienstverleners dienen het operationele risico en het IT-risico te beheersen. Het pensioenfonds dient daarover in het kader van zijn uitbestedingsbeleid goede afspraken te maken met die externe dienstverleners, want het pensioenfonds blijft wel verantwoordelijk voor de beheersing van deze risico’s
De risicobeheerparagraaf in de ABTN zal in de loop van 2011 verder aangepast en uitgebreid worden.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 11
www.owase.nl
Risicobeheersmaatregelen Bij de beheersing van risico’s wordt er naar vier beheersmaatregelen gekeken: Risico-identificatie Risicobeleid Implementatie en uitvoering van het risicobeleid Monitoring van de uitvoering van het risicobeleid Hieronder worden deze vier beheersmaatregelen kort toegelicht. Risico-identificatie Bij identificatie wordt gekeken in welke mate en op welke wijze het pensioenfonds een bepaald risico geïdentificeerd heeft. De identificatie dient op een systematisch en structureel proces te zijn gebaseerd en het bestuur dient betrokken te zijn bij het hele proces. Het proces dient beschreven en vastgelegd te worden. Risico’s kunnen worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Bij de identificatie van financiële risico’s zijn ook de gebruikte modellen (bijvoorbeeld een ALM-model) van belang: welk model is het, is het model state of the art, welke parameters worden gebruikt en zijn die parameters actueel. Risicobeleid De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm / tolerantiegrenzen). Voor het beleid zijn ook de keuzes die het bestuur ten aanzien van de beheersing van risico’s heeft gemaakt, de prioriteiten die het bestuur daarbij heeft gesteld, de belangenafweging die het bestuur daarbij heeft gemaakt en de motivering van deze keuzes, prioriteiten en afweging van belang. Implementatie en uitvoering van het risicobeleid Bij implementatie wordt gekeken naar de mate waarin en wijze waarop taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in de organisatie van het pensioenfonds en processen, procedures en richtlijnen in de AO/IC van het pensioenfonds zijn geïmplementeerd, teneinde uitvoering te geven aan het risicobeleid. Van belang hierbij is dat er een goede scheiding is tussen de uitvoerende en de controlerende taken binnen het pensioenfonds. Bij financiële risico’s dienen de parameters die gebruikt worden voor de modellen tijdig geëvalueerd en zo nodig aangepast te worden. Monitoring van de uitvoering van het risicobeleid De mate waarin en de wijze waarop wordt toegezien - en bijgestuurd - op de specifieke risico’s en de getroffen beheersmaatregelen, bijvoorbeeld door middel van ALM-studies, continuïteitsanalyses, risicoanalyses, scenarioanalyses, stresstesting, performancerapportages, financiële rapportages, accountantsrapporten, actuariële rapporten, compliancerapporten, SLA-rapportages, SAS70verklaringen, foutenanalyses. Er wordt gekeken naar de kwaliteit van deze monitoring. Van belang hierbij is dat er frequente en heldere rapportages voor het bestuur zijn en dat er door het bestuur - als er bijgestuurd moet worden - ook tijdig bijgestuurd wordt.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 12
www.owase.nl
7
Communicatiebeleid
Communicatieplan In 2010 is opnieuw veel aandacht besteed aan communicatie. De communicatiecommissie zet zich in om de complexe pensioenmaterie op een duidelijke en begrijpelijke manier aan de deelnemers en pensioengerechtigden uit te leggen. De commissie heeft het communicatieplan van het pensioenfonds geactualiseerd. Het bestuur heeft het nieuwe communicatieplan in het najaar van 2010 vastgesteld.
Pensioengesprekken bij 30 en 45 jaar In het communicatieplan is ook een aantal acties opgenomen naar aanleiding van de uitkomsten van een onderzoek onder de deelnemers naar hun pensioenkennis. Het bestuur heeft het pensioenbureau van Dion gevraagd om alle actieve deelnemers bij het bereiken van 30- en 45-jarige leeftijd uit te nodigen voor een kort pensioengesprek. Zo’n gesprek is met name bedoeld om de deelnemer inzicht te verschaffen in de eigen pensioensituatie en de deelnemer te wijzen op zijn eigen verantwoordelijkheid voor het treffen van een adequate pensioenvoorziening voor hem zelf en voor zijn eventuele nabestaanden. Aan de deelnemers die uitgenodigd zijn werd na elk gesprek gevraagd om een evaluatieformulier in te vullen. Eind 2010 zijn de antwoorden op de formulieren voor de eerste keer geïnventariseerd. Pensioen is iets wat de meeste mensen als heel ingewikkeld ervaren. Uit de inventarisatie kwam naar voren dat je de mensen met zo’n persoonlijk pensioengesprek beter bereikt dan bijvoorbeeld met een brief. Je kunt iemand één op één uitleg geven over zijn pensioen. Dan kan diegene ook direct aangeven wat hem wel of niet duidelijk is. De deelnemers gaven vrijwel allemaal aan dat ze door het gesprek een goed beeld hebben gekregen van hun persoonlijke pensioensituatie en van de gevolgen van bepaalde gebeurtenissen - zoals trouwen, scheiden of het wisselen van baan - op hun pensioen. Al met al een goede reden om door te gaan met de pensioengesprekken.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 13
www.owase.nl
Risicobrief en Pensioenkrant
Nieuwe website
In november 2010 is aan alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een ‘risicobrief’ gestuurd waarmee de mensen werden geïnformeerd over de actuele financiële situatie van het pensioenfonds, over de risico’s van het pensioenfonds, over het beheersen van die risico’s, over de noodzaak om (ook) in aandelen te beleggen en over de noodzaak om te blijven beleggen. Eind 2010 is tevens een nieuwe pensioenkrant uitgebracht en aan de deelnemers en de pensioengerechtigden gestuurd. De deelnemers en pensioengerechtigden ontvangen in de eerste helft van elk jaar een beknopt jaarverslag en in de tweede helft van het jaar een pensioenkrant.
Pensioenfonds OWASE heeft sinds januari 2010 een vernieuwde website: www.owase.nl. Op de website zijn naast algemene informatie over organisatie en structuur van het pensioenfonds ook de reglementen, brochures, nieuwsbrieven, samenvattingen van de notulen van vergaderingen van bestuur, veelgestelde vragen (en antwoorden) en andere wetenswaardigheden geplaatst. Per 1 januari 2011 worden de kwartaalrapportages op de website gezet. Ook wordt via de website een rekenmodule (pensioenpeiler) ter beschikking gesteld waarmee de deelnemers hun persoonlijke pensioensituatie kunnen bepalen en verschillende pensioenmogelijkheden kunnen doorrekenen. Dezelfde pensioenpeiler wordt gebruikt bij de pensioengesprekken, maar is dus ook voor iedereen toegankelijk op de website van het pensioenfonds.
Pensioenoverzicht UPO In overeenstemming met de door de koepelorganisaties geïntroduceerde doelstelling om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken, is in 2010 aan alle actieve deelnemers een uniform pensioenoverzicht (UPO) uitgereikt. In 2010 is tevens aan de gewezen deelnemers een UPO uitgereikt. In 2011 zullen de actieve deelnemers en gewezen deelnemers wederom een UPO uitgereikt krijgen. De commissie oriënteert zich nog op de mogelijkheid om ook aan de pensioengerechtigden een ‘UPO’ uit te reiken. Er is voor deze doelgroep echter geen landelijk format beschikbaar en de doelgroep is alleen al binnen de pensioenfondspopulatie van pensioenfonds OWASE - heel divers samengesteld. Er zijn mensen met een ouderdomspensioen, met een tijdelijk ouderdomspensioen, met een nabestaandenpensioen, met een tijdelijk nabestaandenpensioen, met een wezenpensioen, met arbeidsongeschiktheidspensioen, etc. en er zijn mensen die gebruik hebben gemaakt van de keuzemogelijkheden die in het pensioenreglement vermeld staan. Ofwel de pensioengerechtigden krijgen een overzicht waarop enkel staat wat zij in een bepaald jaar aan pensioen krijgen, ofwel de mensen krijgen zoveel mogelijk de informatie zoals die ook op het reguliere UPO wordt gegeven - voor zover deze informatie voor hen relevant is - maar dan moet voor elke subgroep binnen deze doelgroep een eigen format worden ontwikkeld.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 14
www.owase.nl
8
Pensioenparagraaf
Pensioenregeling De pensioenregeling die Stichting Pensioenfonds OWASE uitvoert is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloon-pensioenregeling op basis van een uitkeringsovereenkomst met gemaximeerde werkgeverspremie en met opbouw nabestaandenpensioen. Bovendien voorziet de pensioenregeling in een arbeidsongeschiktheidspensioen op risicobasis, een tijdelijk nabestaandenpensioen op risicobasis en een wezenpensioen op risicobasis. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling: - het opbouwpercentage voor het levenslang ouderdomspensioen is 2,15%; - de franchise in de ouderdomspensioenregeling is per 1 april 2010 vastgesteld op € 14.330 en per 1 januari 2011 op € 14.423; - de ploegentoeslag is voor de deelnemers, die onder de OWASE CAO vallen, met ingang van 1 januari 2010 voor 35% in het pensioengevend salaris opgenomen en met ingang van 1 januari 2011 voor 50%; voor de deelnemers die onder de RPC CAO vallen is het oude percentage van 20% blijven gelden; - de pensioenpremie komt voor 75% voor rekening van de werkgever en voor 25% voor rekening van de werknemer. De totale pensioenpremie is momenteel vastgesteld op 30% van de pensioengrondslag; - er geldt een flexibele ingangsdatum van het ouderdomspensioen (eerder of later dan de pensioenleeftijd van 65 jaar) - het tijdelijk nabestaandenpensioen is vastgesteld op € 7.000 per jaar; - het arbeidsongeschiktheidspensioen heeft een excedent-onderdeel voor inkomens boven het maximale WAO of WIA-dagloon; - tijdens volledige arbeidsongeschiktheid (WAO of WIA) vindt de opbouw van ouderdomspensioen voor 70% plaats. Voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is een opbouwstaffel vastgesteld.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 15
www.owase.nl
De belangrijkste wijziging van de pensioenregeling in 2010 is het ophogen van het pensioengevende gedeelte van de ploegentoeslag in twee stappen: tot 1 januari 2010 voor 20%, met ingang van 1 januari 2010 35% en met ingang van 1 januari 2011 50%. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is niet langer leeftijdafhankelijk. Voor alle deelnemers die volledig arbeidsongeschikt zijn, vult de pensioenregeling de WAO- of WIA-uitkering aan tot 76,5% van het pensioensalaris (voor zover het pensioensalaris het maximumdagloon niet overschrijdt).
Verwachte en gerealiseerde wijzigingen in 2011 Per 1 januari 2011 is het pensioengevende percentage van de ploegentoeslag voor de deelnemers die onder de OWASE CAO vallen verhoogd van 35% naar 50%. Met ingang van 1 januari 2011 is tevens de consignatietoeslag voor 50% pensioengevend. De pensioenaanspraken van de ex-partner op het verevend ouderdomspensioen worden met ingang van 1 januari 2011 (zo mogelijk) tegelijk met de pensioenaanspraken van de actieve deelnemer geïndexeerd op basis van de OWASE CAO-loonindex. Tot 1 januari 2011 werden de pensioenaanspraken van de ex-partner geïndexeerd op basis van de CPI prijsindex (alle huishoudens, afgeleid). Het bijzonder nabestaandenpensioen werd en wordt ook na 1 januari 2011 - zo mogelijk - op basis van de prijsindex geïndexeerd. Vanwege de gestegen levensverwachting dienden de zgn. flexibiliseringsfactoren (ruil- en afkoopverhoudingen) in het pensioenreglement aangepast te worden. De actuaris van het pensioenfonds heeft de nieuwe factoren berekend. De nieuwe factoren zijn met ingang van 1 april 2011 van toepassing geworden. CAO-partijen hebben afgesproken dat er een pensioenwerkgroep wordt ingesteld, die zal adviseren op welke wijze het STAR-pensioenakkoord kan worden geïmplementeerd. Ook het pensioenbureau zal in deze werkgroep zitting nemen.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 16
www.owase.nl
9
Toeslagbeleid
Strikt voorwaardelijk Indexatie of toeslagverlening is de verhoging van pensioenen in verband met gestegen prijzen en gestegen lonen. Het pensioenfonds dient een reserve voor indexaties aan te houden als er sprake is van een onvoorwaardelijk indexatiebeleid. Voor het opbouwen van deze reserve ontbreken de financiële middelen. De indexaties moeten bij pensioenfonds OWASE gefinancierd worden uit de vrije reserve van het pensioenfond (lees: uit de beleggingsopbrengsten). Er wordt geen geld gereserveerd voor indexatieverlening en er wordt geen pensioenpremie voor betaald. Het indexatiebeleid van Stichting Pensioenfonds OWASE heeft daarom een strikt voorwaardelijk karakter. De betrokkenen hebben dus geen recht op indexatie.
Loonindex of prijsindex Voor de eventuele indexatie van de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers aan de pensioenregeling bekijkt het bestuur eerst óf sprake is van looninflatie en zo ja, hoe hoog deze is. Het bestuur gaat daarbij uit van de collectieve OWASE CAO-loonsverhogingen, de zgn. loonindex. Het bestuur gaat voor de beoogde indexatiedatum uit van de datum van de collectieve OWASE CAO-loonsverhoging. Voor de eventuele indexatie van de pensioenuitkeringen van de pensioengerechtigden en voor de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers (‘slapers’) bekijkt het bestuur eerst óf sprake is van prijsinflatie en zo ja, hoe hoog deze is. Het bestuur gaat daarbij uit van de prijsindexcijfers die door het Centraal Bureau voor de Statistiek worden vastgesteld (CPI alle huishoudens, afgeleid), de zgn. prijsindex. Het bestuur bekijkt of deze prijsindex over de periode van april tot oktober, resp. van oktober tot april is gestegen. Dit zijn de zgn. referteperiodes. Het bestuur beoordeelt twee keer per jaar - per 1 januari en per 1 juli - of de pensioenuitkeringen en de pensioenaanspraken geïndexeerd kunnen worden.
Financiële situatie
Dekkingsgraad
Het bestuur beoordeelt de financiële situatie van het pensioenfonds op de datum die een maand vóór de beoogde indexatiedatum ligt. Het pensioenfonds moet op elk moment voldoende financiële middelen hebben om aan al zijn financiële verplichtingen te voldoen (bijvoorbeeld het uitbetalen van de pensioenuitkeringen) en moet tevens nog een bepaalde reserve hebben.
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt vastgesteld op basis van de rentetermijn-structuur. Ook bij het vaststellen van de dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt uitgegaan van deze rentetermijnstructuur. Er wordt een nominale dekkingsgraad bepaald. Op basis van deze nominale dekkingsgraad beoordeelt het bestuur of er op dat moment voldoende financiële middelen zijn om indexaties toe te kennen.
Dekkingstekort
Reservetekort
In totaal dient het pensioenfonds ten minste een zgn. dekkingsgraad van 105% te hebben (100% voor de verplichtingen plus 5% voor de reserve). Als de dekkingsgraad onder 105% zakt heeft het pensioenfonds een zgn. dekkingstekort.
Naast de hiervoor genoemde reserve van 5% moet het pensioenfonds nog een aantal financiële reserves aanhouden. Deze reserves dienen om eventuele risico’s te kunnen opvangen (zoals een hele lage rentestand of het inzakken van de aandelenkoersen). Als het pensioenfonds onvoldoende financiële middelen heeft om alle reserves aan te houden heeft het pensioenfonds een zgn. reservetekort.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 17
www.owase.nl
Volledig indexeren of gedeeltelijk indexeren De grens voor volledig indexeren ligt op 100% van de zgn. reservetekortgrens. Dat is de dekkingsgraad waarbij net geen sprake is van een reservetekort. Als geen sprake is van een reservetekort heeft het pensioenfonds op dat moment in beginsel voldoende middelen om de pensioenuitkeringen en de pensioenaanspraken volledig te indexeren en kan het bestuur bij de vaststelling van het indexatiepercentage zelfs rekening houden met indexaties die in het verleden niet konden plaatsvinden (maar dan mag door deze zgn. inhaalindexatie niet alsnog een reservetekort ontstaan). Als het pensioenfonds een dekkingsgraad van 105% heeft, heeft het geen financiële middelen om de pensioenuitkeringen en pensioenaanspraken te indexeren. Door te indexeren worden de verplichtingen van het pensioenfonds namelijk groter en aan grotere verplichtingen kan het pensioenfonds op dat moment niet voldoen. Als geen sprake is van een dekkingstekort maar wel van een reservetekort kan het bestuur besluiten de pensioenaanspraken gedeeltelijk te indexeren. Het bestuur hanteert daarvoor de zgn. lineaire indexatiemethode. De voor het bepalen van de financiële situatie relevante ijkdatum is de situatie één maand vóór de beoogde indexatieverlening.
Andere factoren Zoals reeds vermeld is het indexatiebeleid strikt voorwaardelijk. Het pensioenfondsbestuur beslist op basis van de actuele financiële situatie of en in hoeverre de pensioenaanspraken per een bepaalde datum kunnen worden aangepast. Als dat nodig is kan het bestuur eventueel ook andere factoren bij zijn beslissing laten meewegen.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 18
www.owase.nl
Indexatieambitie De indexatieambitie van het pensioenfonds is gebaseerd op de uitkomsten van de zgn. continuïteitsanalyse en luidt als volgt: - Het bestuur streeft er naar om de pensioenaanspraken van actieve deelnemers per de data van de collectieve OWASE CAO-verhogingen te indexeren overeenkomstig de OWASE CAO-loonindex. Deze mensen mogen verwachten dat hun pensioenrechten in de komende jaren met een groot deel van de loonindex worden verhoogd (80-100%). De verhoging kan per jaar verschillen. Zij kunnen voor de toekomst geen rechten ontlenen aan een verleende indexatie en aan de verwachting voor de komende jaren. - Het bestuur streeft er naar om halfjaarlijks de pensioenuitkeringen van de gepensioneerden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers te indexeren op basis van de CBSconsumentenprijsindex (alle huishoudens, afgeleid). Deze mensen mogen verwachten dat hun pensioenrechten in de komende jaren met een groot deel van de prijsindex worden verhoogd (80100%). De verhoging kan per jaar verschillen. Zij kunnen voor de toekomst geen rechten ontlenen aan een verleende indexatie en aan de verwachting voor de komende jaren.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 19
www.owase.nl
Indexatie per 1 januari 2010 en per 1 april 2010 Het pensioenfondsbestuur heeft in januari 2009 besloten om de indexatie van de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers per 1 januari 2009 niet toe te kennen. Er was op 1 januari 2009 sprake van een reservetekort. Volgens het CBS waren de prijzen over de voor deze indexatie geldende referteperiode van april 2008 tot oktober 2008 met 0,65% gestegen (inflatie). Deze mensen misten dus een indexatie van 0,65%. De gemiste indexatie werd voor elke individuele persoon in de administratie geregistreerd. Het pensioenfondsbestuur heeft in zijn vergadering van 12 januari 2010 bekeken of de indexatie van 1 januari 2009 per 1 januari 2010 als een zgn. inhaalindexatie alsnog toegekend zou kunnen worden. De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds was op de ijkdatum van 1 december 2009 119,5%. De reservetekortgrens lag bij 115,0%. Dit betekende dat het pensioenfonds in beginsel voldoende financiële middelen had om de pensioenen per 1 januari 2010 te kunnen verhogen. Volgens het CBS waren de prijzen over de referteperiode van april 2009 tot oktober 2009 niet gestegen, maar juist gedaald met -0,34% (deflatie). Dit betekende dat per 1 januari 2010 geen reguliere indexatie toegekend zou worden. De pensioenen werden ook niet verlaagd met - 0,34%. Wel diende het deflatiepercentage verrekend te worden met een op een latere datum eventueel toe te kennen indexatie. Het bestuur heeft vervolgens besloten om aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers per 1 januari 2010 een inhaalindexatie toe te kennen van 0,31%, waarbij het bestuur het deflatiepercentage van - 0,34% heeft verrekend met het nog niet toegekende inflatiepercentage van 0,65% van 1 januari 2009 (0,65% - 0,34% = 0,31%). Met de toekenning van de inhaalindexatie van 0,31% waren er geen achterstanden meer bij het toekennen van indexaties. Voor de goede orde dient hierbij opgemerkt te worden dat op dat moment nog in het pensioenreglement stond dat een deflatiepercentage verrekend kan worden met toekomstige indexaties. De situatie van verrekening met een inhaalindexatie werd eenvoudigweg niet voorzien. Het bestuur heeft volgens het pensioenreglement de mogelijkheid om af te wijken van het reguliere beleid en heeft daartoe in dit geval ook besloten. Het bestuur heeft CAO-partijen in 2010 voorgesteld om de pensioenregeling zodanig aan te passen dat een deflatiepercentage - als regulier beleid - ook verrekend kan worden met inhaalindexaties. CAO-partijen zijn daarmee akkoord gegaan en het pensioenreglement is in 2010 op dienovereenkomstige wijze aangepast. Het pensioenfondsbestuur heeft in zijn vergadering van 12 januari 2010 besloten om de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers per 1 januari 2010 overeenkomstig de OWASE-loonindex met 0,5% te indexeren. Per 1 april 2010 zijn de lonen van de werknemers, die vallen onder de OWASE CAO, nogmaals met 0,5% verhoogd. De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds was op de zgn. ijkdatum van 1 maart 2010 114,8%. De reservetekortgrens lag bij 113,9%. Dit betekende dat het pensioenfonds in beginsel voldoende financiële middelen had om de pensioenaanspraken per 1 april 2010 te kunnen verhogen. Het pensioenfondsbestuur heeft in zijn vergadering van 20 april 2010 besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers per 1 april 2010 te verhogen met 0,5%.
Indexatie per 1 juli 2010 en per 1 januari 2011 Het pensioenfondsbestuur heeft in zijn vergadering van 6 juli 2010 beoordeeld of de pensioenen per 1 juli 2010 geïndexeerd konden worden. Volgens het CBS waren de prijzen over de referteperiode van 1 oktober 2009 tot 1 april 2010 gestegen met 0,97%. De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds was 112,1% op de zgn. ijkdatum van 1 juni 2010. De dekkingsgraad had ten minste 112,8% moeten zijn (reservetekortgrens). Er was sprake van een reservetekort van -0,7%. Dit betekende dat het pensioenfonds in beginsel niet voldoende financiële middelen had om de pensioenen per 1 juli 2010 volledig te kunnen verhogen. Volgens het indexatiebeleid van het pensioenfonds kon de indexatie wel gedeeltelijk worden toegekend. De deelfactor op basis van het reservetekort was 91/100 (berekening: 112,1 - 105,0 / 112,8 -105,0). Het bestuur heeft vervolgens besloten om overeenkomstig het indexatiebeleid aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers per 1 juli 2010 een gedeeltelijke indexatie toe te kennen van 0,88% (berekening: 91/100 x 0,97%). Na toekenning van deze gedeeltelijke indexatie resteerde een niet gecompenseerde prijsstijging van 0,09%. Het pensioenfondsbestuur heeft in zijn vergadering van 11 januari 2011 beoordeeld of de pensioenen per 1 januari 2011 geïndexeerd kunnen worden. Volgens het CBS waren de prijzen over de referteperiode van 1 april 2009 tot 1 oktober 2010 gestegen met 0,28%. De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds was 111,6% op de zgn. ijkdatum van 1 december 2010. De dekkingsgraad had ten minste 114,4% moeten zijn (reservetekortgrens). Er was sprake van een reservetekort van -2,8%.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 20
www.owase.nl
Dit betekende dat het pensioenfonds in beginsel niet voldoende financiële middelen had om de pensioenen per 1 januari 2011 volledig te kunnen verhogen. Volgens het indexatiebeleid van het pensioenfonds kon de indexatie wel gedeeltelijk worden toegekend. De deelfactor op basis van het reservetekort was 70/100 (berekening: 111,6 - 105,0 / 114,4 -105,0). Het bestuur heeft vervolgens besloten om overeenkomstig het indexatiebeleid aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers per 1 januari 2011 een gedeeltelijke indexatie toe te kennen van 0,20% (berekening: 70/100 x 0,28%). Na toekenning van deze gedeeltelijke indexatie resteert voor deze personen een niet gecompenseerde prijsstijging van 0,08% per 1 januari 2011 en een niet gecompenseerde prijsstijging van 0,09% per 1 juli 2010 (totaal is dit 0,08% +0,09% = 0,17%). Het bestuur probeert het gemiste indexatiedeel van 0,17% op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat. De eerstvolgende datum per wanneer het bestuur beoordeelt of geïndexeerd kan worden is 1 juli 2011. Per 1 januari 2011 zijn de lonen van de werknemers, die vallen onder de OWASE CAO, met 0,65% verhoogd. Het bestuur heeft besloten om overeenkomstig het indexatiebeleid aan de actieve deelnemers per 1 januari 2011 een gedeeltelijke indexatie toe te kennen van 0,45% (berekening: 70/100 x 0,65%). Na toekenning van deze gedeeltelijke indexatie resteert een niet gecompenseerde loonstijging van 0,20% per 1 januari 2011. Het bestuur probeert het gemiste indexatiedeel van 0,20% op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat.
Wettelijk voorgeschreven teksten
Op 19 april 2011 heeft de bestuursvergadering over de jaarstukken plaatsgevonden. In deze vergadering heeft het pensioenfondsbestuur de jaarstukken over het boekjaar 2010 formeel vastgesteld. De certificerend actuaris heeft er in de actuariële verklaring en in het actuariële rapport op gewezen dat de teksten in het kader van toeslagverlening zoals opgenomen in een aantal fondsdocumenten en communicatie-uitingen van het pensioenfonds niet volledig voldoen aan de wettelijk voorgeschreven teksten. Het bestuur heeft kennis genomen van deze kanttekening. Naar het oordeel van het bestuur werd het eigen toeslagbeleid van het pensioenfonds op correcte wijze ingepast in de voorgeschreven teksten. Het bestuur heeft de voorgeschreven teksten zoveel mogelijk gevolgd. Aangezien het eigen toeslagbeleid op een aantal punten afwijkt van het standaard toeslagbeleid waarvoor deze teksten zijn geschreven, heeft het bestuur een beperkt aantal aanpassingen doorgevoerd op de voorgeschreven teksten. De inhoud van de aangepaste teksten verschilt in essentie niet van de voorgeschreven teksten. Indien de voorgeschreven teksten één-op-één zouden zijn overgenomen, zou de informatie onjuist en onbegrijpelijk zijn geweest. Met de aanpassingen zijn de teksten naar het oordeel van het bestuur wel begrijpelijk. Er kan bij de eigen teksten geen enkele onduidelijkheid bestaan omtrent het strikt voorwaardelijke karakter van het toeslagbeleid. Per 1 april 2011 zijn de wettelijke voorschriften gewijzigd. Pensioenfondsen hebben meer ruimte gekregen om de voorgeschreven teksten aan te passen aan hun eigen specifieke beleid en situatie. Het bestuur is van oordeel dat de eigen teksten van het pensioenfonds in elk geval sinds 1 april 2011 voldoen aan de wettelijke eisen.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 21
www.owase.nl
10
Financieel beleid
Het verslagjaar 2010 Het pensioenfonds heeft het jaar 2010 afgesloten met een negatief resultaat van € 1,2 miljoen. De verplichtingen dienden in oktober 2010 opgehoogd te worden in verband met nieuwe sterftecijfers. Uit de sterftecijfers moest worden afgeleid dat de levensverwachting van de mensen in de komende 50 jaar meer zal stijgen dan oorspronkelijk werd gedacht. Een hogere levensverwachting betekent langere verplichtingen en dus hogere verplichtingen. De gemiddelde rekenrente is gedurende 2010 afgenomen van 3,86% eind 2009 naar 3,45% eind 2010 waardoor de verplichtingen zijn toegenomen. Mede in combinatie met de sterftecorrectie zijn de verplichtingen eind 2010 met € 51,4 miljoen toegenomen ten opzichte van eind 2009. Eind 2009 had het pensioenfonds een VPV van € 405,3 miljoen, eind 2010 was dat € 456,7 miljoen. De geringe prijs- en looninflatie en de geringe - gedeeltelijke - indexatie van de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen heeft in positieve zin bijgedragen. Het vermogen van het pensioenfonds is gedurende 2010 aangegroeid met bijna € 50,1 miljoen. De toename van het vermogen is grotendeels te danken aan de stijging van de aandelenkoersen in 2010. Eind 2009 had het pensioenfonds een vermogen van € 483,2 miljoen, eind 2010 was dat € 533,3 miljoen. De groei van de verplichtingen werd dus vrijwel geheel gecompenseerd door de groei van het vermogen, maar door deze combinatie van factoren is de dekkingsgraad van het pensioenfonds wel afgenomen.
Gestegen levensverwachting Een pensioenfonds moet de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vaststellen op basis van verwachte marktontwikkelingen en prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het pensioenfonds ging voor wat betreft laatstgenoemde trend tot 1 januari 2010 uit van de door het Actuarieel Genootschap (AG) begin 2007 uitgebrachte prognosetafel 2005–2050. Deze tafel was gebaseerd op de CBS-prognose 2006. Eind 2008 heeft het CBS een update uitgebracht: de CBS prognose 2008. De levensverwachting van mannen en vrouwen stijgt sneller dan eerder werd aangenomen.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 22
www.owase.nl
Het is belangrijk dat fondsen uitgaan van recente inzichten voor een actueel beeld. De toezichthouder DNB verwachtte daarom van fondsen dat zij bij het vaststellen van hun verplichtingen ultimo 2009 al rekening zouden houden met de wijziging van de overlevingskansen. Het bestuur heeft - na raadpleging van de adviserend actuaris van het pensioenfonds - besloten om de voorziening pensioenverplichtingen vooruitlopend op de publicatie van een nieuwe AG-prognosetafel met 3% te verhogen per ultimo 2009. De nieuwe AG prognosetafel 2010-2060 werd eind augustus 2010 gepubliceerd. In aansluiting op de nieuwe AG prognosetafel is tevens nog de zgn. ervaringssterfte berekend. De beroepsbevolking heeft namelijk een andere - over het algemeen hogere - levensverwachting dan de gehele bevolking. Het lang leven-risico nam toe met € 30,2 mln. Het kort leven-risico nam af met € 9,3 mln. Per saldo stegen de technische voorzieningen met € 20,9 mln. Aangezien in 2009 reeds een bedrag van € 11,9 mln. voor wijzigingen van overlevingskansen werd genomen resteerde in 2010 een toename van € 9,0 mln. Met ingang van oktober 2010 wordt de gestegen levensverwachting volledig meegenomen bij de berekeningen van de financiële positie van het pensioenfonds.
Dekkingsgraadontwikkeling Onder dekkingsgraad wordt verstaan de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds, uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen. Per 31 december 2010 is de nominale dekkingsgraad op basis van de FTK-methode 116,8%.
De dekkingsgraad per 31 december (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: in %
2010
2009
2008
2007
2006
Dekkingsgraad per 31 december
116,8
119,2
105,9
147,3
134,3
3,45
3,86
3,50
4,80
4,00
FTK
FTK
FTK
FTK
APP
Gemiddelde rekenrente
Grafiek van de dekkingsgraadontwikkeling sinds december 2008 (vlak na het begin van de kredietcrisis):
Dekkingsgraadontwikkeling pensioenfonds OWASE 125,00% 120,00% 115,00%
Dekkingsgraad Dekkingstekortgrens
110,00%
Reservetekortgrens
105,00% 100,00% 95,00% dec-08 mrt-09 jun-09 sep-09 dec-09 mrt-10 jun-10 sep-10 dec-10
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 23
www.owase.nl
Dekkingstekort Indien op enig moment de dekkingsgraad daalt tot onder de 105% is er sprake van onderdekking van het fonds. In die situatie moet DNB hiervan op de hoogte worden gebracht en zal er binnen 3 maanden een herstelplan ter beëindiging van de onderdekking moeten worden ingediend. De situatie van onderdekking dient binnen 3 jaar na het optreden hiervan te zijn beëindigd. De FTK dekkingsgraad eind 2010 bedroeg 116,8% zodat er geen sprake was van onderdekking.
Reservetekort Van een reservetekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening voor de pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's ook nog de buffers voor beleggingsrisico's en andere bestemde reserves aan te houden. Indien er op enig moment sprake is van een reservetekort dient DNB hierover te worden ingelicht en moet er binnen 3 maanden een plan worden ingediend om het reservetekort te beëindigen. De reserves dienen binnen maximaal 15 jaar weer op het gewenste niveau te worden gebracht. De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedroeg ultimo 2010 117,4%. De actuele dekkingsgraad lag met 116,8% onder deze zgn. reservetekortgrens. Per 31 december 2010 was er sprake van een reservetekort, de solvabiliteit was niet toereikend. De reservepositie van het pensioenfonds was negatief.
Herstelplan Momenteel is opnieuw het ‘oude’ lange termijn herstelplan uit 2009 van toepassing. De vereiste dekkingsgraad bedroeg ultimo 2008 111,0%. De dekkingsgraad lag ultimo 2008 met 105,9% onder de zgn. reservetekortgrens. Per 31 december 2008 was er sprake van een reservetekort. De situatie van reservetekort heeft tot eind mei 2009 geduurd. In verband met het reservetekort heeft het bestuur een lange termijn herstelplan opgesteld en bij DNB ingediend. Dit lange termijn herstelplan is gedurende de rest van 2009 van toepassing geweest. Eind 2009 was er gedurende drie kwartaaleinden geen sprake meer van een reservetekort, zodat dit herstelplan met ingang van 1 januari 2010 niet langer van toepassing was. De uitgangspunten voor het lange termijn-herstelplan en de ondersteunende continuïteitsanalyse werden door het pensioenfondsbestuur vastgesteld op 3 maart 2009. Het herstelplan werd op 31 maart 2009 ingediend bij DNB. DNB heeft bij brief van 1 juli 2009 bevestigd dat het herstelplan akkoord is bevonden. De hersteltermijn voor opheffing van het reservetekort is maximaal 15 jaar. Uit het herstelplan bleek herstelkracht. Opheffing van het reservetekort werd naar verwachting in een periode van 5 jaar gehaald. In werkelijkheid ging het herstel aanmerkelijk sneller: eind mei 2009 was er niet langer sprake van een reservetekort. Mei 2010 ontstond er opnieuw een reservetekort. Per 1 juni 2010 herleefde het ‘oude’ lange termijnherstelplan. Ultimo 2010 was er nog steeds sprake van een reservetekort. Het herstelplan blijft van toepassing totdat er drie kwartaaleinden geen sprake is geweest van een tekort.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 24
www.owase.nl
Kostendekkende premie De beleidsregels van De Nederlandsche Bank schrijven voor dat de premie kostendekkend dient te zijn. De door het pensioenfonds in 2010 ontvangen pensioenpremie van € 15,9 miljoen is hoger dan de door de actuaris voor 2010 berekende kostendekkende premie van € 13,5 miljoen. De kostendekkende premie fluctueert van jaar tot jaar, mede als gevolg van wijziging van het rentepercentage. Voor zover de in 2010 ontvangen premies hoger zijn dan de kostendekkende premie is het meerdere toegevoegd aan de vrije reserve van het pensioenfonds en dient dit ter versterking van de financiële positie van het pensioenfonds. Werkgevers en werknemers betalen gezamenlijk een pensioenpremie van 30% van de pensioengrondslag(som). Deze 30% is de premie die het pensioenfonds daadwerkelijk in rekening brengt. Volgens de pensioenwet dient het pensioenfonds een premie in rekening te brengen die ten minste kostendekkend is. Het gaat hierbij om de kosten van de opbouw van de nominale pensioenaanspraken en om de uitvoeringskosten. De nominale aanspraken vormen ca. 60% van het uiteindelijke pensioen van de deelnemer. De overige 40% van het pensioen wordt gevormd door indexaties. Indexaties zijn bij pensioenfonds OWASE echter strikt voorwaardelijk. Het pensioenfondsbestuur besluit of een indexatie al dan niet wordt toegekend. De deelnemers hebben geen recht op indexatie. Voor de indexaties wordt geen geld gereserveerd en voor de indexaties wordt ook geen premie betaald. Indexaties dienen uit de beleggingsopbrengsten te worden gefinancierd. De actuaris van het pensioenfonds heeft de hoogte van de kostendekkende premie in oktober 2010 onderzocht in verband met de extreem lage rentestand eind augustus en de gestegen levensverwachting. Bij andere pensioenfondsen was gebleken dat de marges klein waren geworden of dat de premie niet langer kostendekkend was. Tot oktober 2010 was er altijd sprake van een marge tussen de daadwerkelijke premie van 30% en de kostendekkende premie. De premie van 30% lag dus voorheen altijd wat hoger dan door de pensioenwet wordt voorgeschreven. Maar in de maand oktober bleek de kostendekkende premie opeens hoger te zijn dan 30%, dit als gevolg van de extreem lage rentestand eind augustus en doordat de levensverwachting van de deelnemers sterker gestegen is dan eerder werd verwacht. Dat mensen langer leven is positief, maar het betekent tevens dat het pensioenfonds ook langer pensioen zal moeten uitbetalen en daarmee was bij de berekening van de voor de opbouw van de pensioenen benodigde premie nog geen rekening gehouden. Daarnaast geldt: hoe lager de rekenrente, hoe hoger de pensioenverplichtingen en dus ook hoe hoger de kostendekkende premie. Zuiver kostendekkende premie vs. gedempte kostendekkende premie Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de zuiver kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie. De zuiver kostendekkende premie wordt jaarlijks op 31 december vastgesteld voor het gehele komende jaar op basis van de rekenrente ultimo december. Het pensioenfonds hanteert naast de zuiver kostendekkende premie ook een gedempte kostendekkende premie. Deze gedempte kostendekkende premie is voor het bestuur het uitgangspunt bij de vaststelling van de pensioenpremie die daadwerkelijk in rekening wordt gebracht. Ook de gedempte kostendekkende premie wordt jaarlijks op 31 december voor het komende jaar vastgesteld, maar op basis van de gemiddelde rekenrente over de voorliggende periode van 12 maanden (deze zgn. dempingsperiode van 12 maanden is een eigen keuze van het pensioenfonds; het pensioenfonds mag ook een langere dempingsperiode hanteren). a.
De zuiver kostendekkende premie 2010 en 2011
De zuiver kostendekkende premie voor 2010 werd op 31 december 2009 vastgesteld (rekenrente 3,88%). De zuiver kostendekkende premie voor 2010 was 25,0%. De zuiver kostendekkende premie voor 2011 is inmiddels ook vastgesteld, op 31 december 2010 (rekenrente 3,42%). De zuiver kostendekkende premie voor 2011 is 29,0% en is dus lager dan 30%. Wel is duidelijk dat er momenteel slechts een hele geringe marge zit tussen de premie van 30% en de zuiver kostendekkende premie. b.
De gedempte kostendekkende premie 2010 en 2011
De gedempte kostendekkende premie voor 2010 werd op 31 december 2009 vastgesteld (rekenrente 3,75%). De gedempte kostendekkende premie voor 2010 was 25,7%. De gedempte kostendekkende premie voor 2011 is inmiddels ook vastgesteld, op 31 december 2010 (rekenrente 3,23%). De gedempte kostendekkende premie voor 2011 is 30,3% hetgeen hoger is dan 30%. Het gaat hierbij dan wel om een hele geringe overschrijding. De pensioenpremie is bij de gekozen dempingsystematiek strikt formeel niet kostendekkend in 2011. Dit betekent - strikt formeel - dat ofwel de dempingsperiode aangepast dient te worden, ofwel de opbouw van pensioenaanspraken in 2011 gekort dient te worden, ofwel een hogere premie betaald dient te worden, ofwel de pensioenregeling versoberd dient te worden. Echter, gezien de slechts hele geringe overschrijding kan de daadwerkelijke premie voor 2011 naar het oordeel van het bestuur voorlopig op 30% worden gehandhaafd. Dit mede gelet op het feit dat in voorgaande jaren de premie ruim voldoende was en in 2011 de pensioensituatie, in lijn met de ontwikkelingen in Nederland, heroverwogen zal worden. Indien de premie in de komende periode structureel niet kostendekkend blijkt te zijn zal het bestuur wel degelijk actie ondernemen. CAO-partijen zijn per brief over deze ontwikkelingen geïnformeerd.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 25
www.owase.nl
Herverzekering In de financiële opzet van het pensioenfonds wordt rekening gehouden met normaal voorkomende risico’s. Het risico voor het pensioenfonds van kort leven (lees: vroegtijdig overlijden) is dan ook opgenomen in de financiële opzet en dus ook in de vastgestelde pensioenpremie. Voor het risico voor het pensioenfonds van arbeidsongeschiktheid geldt dit eveneens. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van de risico’s als gevolg van uitzonderlijke situaties van overlijden en arbeidsongeschiktheid een herverzekering afgesloten. Deze herverzekering is ondergebracht bij Alhermij. Het gaat hierbij om een integrale stop-loss verzekering voor het totale risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid. Per 1 januari 2010 en per 1 januari 2011 zijn de bij Alhermij afgesloten herverzekeringen verlengd.
11
Beleggingsbeleid
Beleidskader
Beheerruimte
Het strategisch beleidskader voor het vermogensbeheer wordt vastgesteld door het pensioenfondsbestuur, mede op basis van de conclusies van een ALM-studie (ALM staat voor Asset Liability Management). Het bestuur stelt voor de lange termijn de procentuele verdeling van het vermogen van het pensioenfonds over diverse beleggingscategorieën (bijv. aandelen en obligaties/overige) vast. Dat is de ALMbenchmark. De performance van de ALMbenchmark wordt regelmatig gemeten en besproken.
Het bestuur geeft de beleggingscommissie ruimte om de feitelijke strategische benchmark, de SAA-benchmark (SAA staat voor Strategische Asset Allocatie), op basis van de actuele ontwikkelingen af te laten wijken van de lange termijn ALM-benchmark. Dit zgn. SAA-beheer moet wel plaatsvinden binnen de strategische beheerruimte, de risicogrenzen (“vangrails”) die door het bestuur op grond van lange termijn rendement/risico-afwegingen zijn vastgesteld. Omdat SAA-beheer specifieke ervaring en deskundigheid ten aanzien van de mondiale beleggingsmarkten vereist, heeft het bestuur het SAAbeheer gedelegeerd aan de beleggingscommissie, die op haar beurt geadviseerd wordt door de beleggingsadviseur.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 26
www.owase.nl
Rendement In absolute termen is het rendement over het vermogen over het jaar 2010 positief. Als de valutaafdekking buiten beschouwing wordt gelaten heeft de beleggingsportefeuille een rendement van 12,1% gerealiseerd. Als de valuta-afdekking wordt meegewogen is het rendement lager, namelijk 10,4%. De gedeeltelijke afdekking van het valutarisico heeft de performance over het jaar 2010 dus nadelig beïnvloed. Ten opzichte van de ALM-benchmark heeft de portefeuille een underperformance gerealiseerd. Als de valuta-afdekking buiten beschouwing wordt gelaten hebben het SAA-beheer en de mandaatbeheerders een lichte underperformance van -0,4% gerealiseerd. Als de valuta-afdekking wordt meegewogen is de underperformance wat groter, namelijk -2,1%.
Beleggingsjaar 2010 Het jaar 2010 werd vooral gedomineerd door de diverse crises in het Eurogebied. Ook in 2011 zullen de financiële markten te maken krijgen met onzekerheden over het financieren van overheidsschulden en kan van tijd tot tijd grote volatiliteit op het gebied van rente, valuta en waarschijnlijk ook de aandelenmarkten worden verwacht. Begin 2010 werd uitgegaan van het volgende economische scenario: - In Westerse economieën traag economisch herstel met meerdere jaren van lage groei; - Opkomende markten groeien sneller maar daar is kans op oververhitting en inflatiedruk; - Minder lenen en hoge werkloosheid vormen een rem op de consumentenbestedingen; - De centrale banken houden de rente voorlopig laag, maar de afloop van de geldverruimende maatregelen door de centrale banken en de overheden kan voor een opwaartse druk op de rentetarieven zorgen; - Door de lage groei zal de inflatie in de Westerse economieën voorlopig beperkt blijven. In grote lijnen heeft de economische cyclus zich in 2010 inderdaad voltrokken volgens bovenstaand economische scenario. De druk op de lange rente in verband met de geldverruimende maatregelen is vooralsnog beperkt gebleven. De enorme renteval in juli/augustus 2010 werd echter niet voorzien. 2010 is een goed jaar geworden voor de wat meer risicovolle beleggingscategorieën. Zowel de kredietmarkten, de wereldwijde aandelenmarkten, de grondstoffen als de vastgoedmarkten leverden goede positieve rendementen op, veelal meer dan 10%. Uitzonderingen waren de bankensector en de nutsbedrijven. De markten worden geleid door een krachtige economische opleving in met name de grote opkomende landen zoals China, Brazilië, Turkije en India. Investeringen in die landen liggen hoog, de wereldhandel bloeit op en grondstoffenprijzen hebben de neiging omhoog te gaan. In Europa profiteerden met name Zweden en Duitsland van de grote vraag naar kapitaalgoederen en auto’s. Deze cyclische beweging is nog iets sterker geweest dan begin 2010 werd voorzien.
Investeringsbeslissingen Het lijkt achteraf gezien dat het pensioenfonds wat vroeg geweest is met het stapsgewijs langzaam afbouwen van cyclische posities in goudmijnen, energie en opkomende markten. De koersen stegen aanvankelijk nog iets verder door. Toch heeft de herbelegging in vastgoedaandelen uiteindelijk meer opgeleverd. De switch van energieaandelen en groeiaandelen naar dividendaandelen eind september 2010 heeft nog geen positief voordeel opgeleverd. Groeiaandelen presteren momenteel nog beter dan dividendaandelen. In december 2010 werd € 15 mln. herbelegd van een passief naar een actief beheerd opkomende markten-fonds. De beleggingscommissie is van oordeel dat een actieve manager in opkomende markten bij de huidige ontwikkeling van de beurskoersen in deze beleggingscategorie waarde kan toevoegen ten opzichte van de index. De beleggingscommissie zal de resultaten na een jaar evalueren. De herbeleggingen in vastgoed - in zowel het beursgenoteerde vastgoed van het Kempenvastgoedfonds als het niet beursgenoteerde vastgoed van het Aberdeen-vastgoedfonds - lijken redelijk goed getimed. De waarde van het Aberdeen-vastgoedfonds is vrijwel onveranderd en er is een klein dividend ontvangen. Het Kempen-vastgoedfonds is met ruim 15% in waarde gestegen. Vanaf april 2010 heeft de beleggingscommissie stapsgewijs de omvang van de vastrentende waardenportefeuille en de duration van de beleggingsportefeuille teruggebracht door winst te nemen in één van de twee lange duration obligatiefondsen waarin het pensioenfonds participaties heeft.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 27
www.owase.nl
De commissie verwachtte - en verwacht nog steeds - dat de rente op termijn zal stijgen. De rente was echter pas eind augustus 2010 op haar dieptepunt, dus de commissie was op dit punt een paar maanden te vroeg. De rente kruipt sindsdien langzaam maar zeker omhoog en de koers van het lange duration fonds ligt momenteel al weer 2% onder het niveau van de eerste verkopen in april 2010. Tegen het einde van het jaar is - na een goede performance - tevens een lange Franse inflatiegerelateerde obligatie verkocht. De afdekking van het renterisico is hierdoor verder afgebouwd. De afdekking van de US-dollar op aandelen Amerika is gedurende het jaar op 90% gehouden. De USdollar is nog steeds in herstel ten opzichte van de Euro. In het kalenderjaar 2010 steeg de US-dollar met bijna 7% ten opzichte van de Euro. De US-dollar lijkt daarmee naar een bandbreedte van € 1,20 € 1,45 verschoven te zijn met nog steeds grote schommelingen in de koersen. Bij een EUR/USD-koers van € 1,45 gaat de beleggingscommissie het huidige beleid van 90% US-dollar afdekking heroverwegen
Samenvatting terugblik De cyclische herstelmarkt heeft zich in 2010 zeer goed doorgezet op basis van onderliggend economisch herstel. Er was in april/mei 2010 en later in november echter wel veel onrust in de markten. Sterk oplopende overheidstekorten in de Verenigde Staten en Europa gaven reden tot zorg en de Centrale Banken en overheden werden gedwongen vergaande maatregelen te nemen. Het stapsgewijs afbouwen van cyclische en groei sectoren blijkt achteraf iets te vroeg te zijn geweest. De allocatie naar vastgoed lijkt wel goed getimed te zijn. Rentestanden in de ‘safe haven’ landen Duitsland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië lijken eind augustus 2010 een bodem gevonden te hebben (tussen de 2% - 2,5% voor de 10 jaarsrente) en sindsdien is er een opwaartse druk op de rentetarieven. De renteafdekking door middel van de lange duration obligatiefondsen en de inflatie gerelateerde obligatiefondsen heeft in de praktijk goed gewerkt, maar kon niet voorkomen dat de dekkingsgraad tijdelijk weer terugviel naar 107%.
Performance
2010 performanceoverzicht (YTD)
Beleggingscategorie
Feitelijke positie per 31-12-2010 (x € 1 mln)
Feitelijke positie per 31-12-2010 (in %)
Rendement Portefeuille
(in %)
Bijdrage SAA en Mandaatbeheer (in %)
Rendement ALMBenchmark
ALMbenchmark
(in %)
(in %)
Staatobligaties Bedrijfsobligaties Inflation linked obligaties
127,0 80,5 70,3
23,9 15,1 13,2
12,7 4,9 0,1
10,6 - 0,1 - 0,4
2,1 4,8 0,5
30 10 10
Totaal Vastrentende waarden
277,8
52,2
7,1
4,7
2,4
50
Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen Aandelen
Noord Amerika Emerging Markets Azië overig Azië Japan Europa
101,9 25,7 15,5 51,2
19,2 4,8 2,9 9,6
15,9 25,3 27,4 7,0
- 7,4 - 2,0 - 0,5 -25,6 - 4,7
23,3 27,3 27,9 25,6 11,7
15 5 4,5 3,5 12
Totaal Zakelijke waarden
194,3
36,5
15,4
- 5,7
21,1
40
Indirect onroerend goed Commodities: edelmetalen Commodities: andere delfstoffen Hedgefunds met volatielere elementen High Yield credits Private Equity
16,4 32,9 11,8 -
3,1 6,2 2,2 -
12,4 37,1 11,5 -
0,7 - 1,7 - 28,9 11,5 - 41,3
11,7 38,8 28,9 41,3
2,5 2,5 2,5 0 0 2,5
Totaal Overige zakelijke waarden
61,1
11,5
25,6
- 5,5
31,1
10
Totaal excl. valuta-afdekking
533,2
100,2
12,1
-0,4
12,5
Totaal incl. valuta-afdekking
532,1
100,0
10,4
- 2,1
12,5
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 28
www.owase.nl
12
Strategisch beleggingsbeleid en beheerruimte
in %
Beleggingscategorie
Strategische beheerruimte van de SAAbenchmark
ALM-benchmark Benchmark index
Vastgesteld door:
Assetmix
Benchmark Bestuur
Minimum Bestuur
Maximum Bestuur
Feitelijke posities * 31-12-2010
100
Vastrentende waarden Zakelijke waarden
50 50
45 40
60 55
52 48
Vastrentende waarden
50
45
60
52
30
25
50
24
10
0
20
13
10
0
20
13
0
-5
5
2
Zakelijke waarden
50
40
55
48
Aandelen Overige zakelijke waarden
40 10
25 0
45 20
36 11
Aandelen
40
25
45
36
Staatsobligaties (Eur. Unie, ex Conv; AAA/AA/A) Staatsobligaties: Inflation Linked AAA/AA/A Credits AAA/AA/A/BBB-rating (incl. OL) ** Liquiditeiten
Aandelen ontwikkelde landen: Europa Aandelen ontwikkelde landen: Noord Amerika Aandelen ontwikkelde landen: Azië Japan Aandelen ontwikkelde landen: Azie overig Aandelen Emerging Markets
JPMorgan New EMU Barcap Euro Overall Over 5 years Lehman Euro Aggregate Credit - Corporate Euribor
MSCI AC Europe MSCI North America MSCI AC Far East MSCI AC Far East ex JP MSCI EM (Emerging Markets)
Private Equity
15
28
3,5
4,5
5
0
10
8
10
0
20
11
EPRA Total Return Index EUR
2,5
0
5
3
S&P GSCI Gold Index Spot
2,5
0
5
6
S&P GSCI Index Spot Indx
2,5
0
5
-
0
0
5
-
0
0
5
2
2,5
0
5
-
100 100 100
80 80 80
100 100 100
86 0
0
0
100
0
16
12
16
15
Overige zakelijke waarden Indirect onroerend goed Commodities: edelmetalen (goud incl. mining) Commodities: andere delfstoffen (energie) Hedgefunds met volatielere rendementen High yield credits
12
Euribor +5% Citigroup High Yield Market Capped Index DJ STOXX Priv. EQ 20 TR
Risicobeperkingen afdekking van valuta exposure Beleggingen in USD Beleggingen in JPY *** Beleggingen in GBP **** Beleggingen in overige valuta's Modified duration inv. grade obligaties (jaar):
conform VPV
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 29
www.owase.nl
*
Het bestuur accepteert dat de beheerruimte tijdelijk wordt overschreden wanneer deze overschrijding het enkele gevolg van marktontwikkelingen is. ** Het bestuur heeft op 3 maart 2009 besloten dat een beperkt percentage van ten hoogste 10% high yield credits in een investment grade creditsfonds waarin het pensioenfonds belegt is toegestaan, mits de belegging in dit fonds bij de aankoop een omvang heeft van ten hoogste € 15 miljoen. *** Het pensioenfonds had in het gehele boekjaar 2010 geen in Japanse Yen genoteerde beleggingen. **** Het bestuur heeft op 21 april 2009 overeenkomstig het voorstel van de beleggingscommissie op tactische gronden besloten om de afdekking van de GBP volledig los te laten. De ALM-benchmark is niet aangepast. Als de GBP onder de € 0,75 zakt dient de afdekking weer opgetrokken te worden naar ten minste 80%.
Vooruitblik 2010 Onzekerheden 2011 Naast de schuldencrisis binnen Europa zijn er meer zaken die de financiële markten in zijn greep houden. De belangrijkste onzekerheden voor 2011 zijn: - Mogelijke oververhitting van de Chinese economie; - Inflatiedruk bij opkomende landen door stijging van de voedselprijzen; - Houdt het stelsel van Amerikaanse centrale banken (de FED) de Amerikaanse economie aan de praat? De betalingsbalans van de Verenigde Staten raakt verder uit evenwicht; - De exit-strategie van de overheden en centrale banken; worden de geldverruimende steunmaatregelen in 2012 afgebouwd? - Welke invloed hebben de overheidstekorten op de financiële markten van de economisch zwakke Eurolanden (Griekenland, Italië, Ierland, Portugal en Spanje); - Wat is het effect van de invloed die de overheid uitoefent op de werking van de financiële markten (o.a. de Volcker-rule en het Basel 3-akkoord op het bankenstelsel); - Zet het consumentenvertrouwen door? - Hoe gevoelig zijn de aandelenmarkten voor een eventuele stijging van de marktrente boven de 4%. Samenvatting economisch scenario 2011 De beleggingscommissie gaat voor 2011 uit van een ongewijzigd economisch scenario ten opzichte van begin 2010. De economische cyclus verloopt daarmee ondanks grote problemen bij banken en de hoge schuldenlast in de Westerse wereld volgens normale patronen: In Westerse economieën traag economisch herstel met meerdere jaren van lage groei; Opkomende markten groeien sneller maar daar is kans op oververhitting en inflatiedruk; Minder lenen en hoge werkloosheid vormen een rem op de consumentenbestedingen; De centrale banken houden de rente voorlopig laag, maar de afloop van de geldverruimende maatregelen door de centrale banken en de overheden kan voor een opwaartse druk op de rentetarieven zorgen; Door de lage groei zal de inflatie in de Westerse economieën voorlopig beperkt blijven. De meest recente economische cijfers wijzen op een wereldwijde economische groei van ongeveer 4% voor 2011. Handel en distributie draaien inmiddels weer op volle toeren. Fabricage heeft nog steeds te kampen met overcapaciteit maar bedrijven kunnen wel goede winsten rapporteren. De meest recente inflatiecijfers vallen licht hoger uit dan een jaar eerder voorspeld. In de Westerse wereld wordt de inflatiedruk gezien als een tijdelijk fenomeen als gevolg van de jaar op jaar stijgende grondstofprijzen en bestaande loonafspraken. Men gaat nog steeds uit van zeer sterke deflationaire krachten in de Westerse wereld. Het risico bestaat dat de kerninflatie - dat zijn de prijsstijgingen exclusief prijsstijgingen in de sectoren voeding en energie - lager uitvalt en daarmee dat de financiële markten zich weer richten op de Westerse schuldencrisis. Marktverwachtingen 2011 Op basis van een verder economisch herstel, relatief lage rentestanden, goede winstcijfers en stijgende investeringen gaat de beleggingscommissie uit van wederom een positief jaar voor de meer risicovolle beleggingscategorieën zoals aandelen, vastgoed en high yield-obligaties. De markt wordt nog steeds geleid door cyclische tendensen, waardoor opkomende markten en grondstoffen nog steeds opwaarts potentieel hebben. Het pensioenfondsbestuur zal zich ook in 2011 weer uitgebreid laten informeren en adviseren over de economische ontwikkelingen door de beleggingscommissie en de beleggingsadviseur.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 30
www.owase.nl
13
ALM-studie 2010
Het bestuur heeft in het vierde kwartaal van 2010 een nieuwe ALM-studie laten uitvoeren. De vorige ALM-studie dateerde uit 2006. Op 7 februari 2011 heeft Ortec BV - de instelling die de ALM-studie voor het pensioenfonds heeft uitgevoerd - de uitkomsten van de ALM-studie gepresenteerd. Eén van de belangrijkste uitkomsten is dat een andere asset allocatie op de korte termijn geen invloed heeft op de solvabiliteitsrisico’s en op de koopkracht: op korte termijn zijn geen aanpassingen aan de strategische asset allocatie nodig. Het eindrapport van Ortec BV met de uitkomsten van de ALM-studie is op 5 april 2011 aan het bestuur aangeboden. Het bestuur zal in het tweede kwartaal op basis van de uitkomsten een actieplan maken voor 2011/2012. Ortec voert aansluitend tevens nog een continuïteitsanalyse uit.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 31
www.owase.nl
14
Verantwoordingsorgaan
Algemeen Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is op 25 november 2008 ingesteld. Het pensioenfondsbestuur legt jaarlijks op basis van o.a. het jaarverslag verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over de beleidskeuzes voor de toekomst, het gevoerde beleid, de uitvoering hiervan en de naleving van de regels met betrekking tot de Pension Fund Governance. Voor de goede orde dient opgemerkt te worden dat het verantwoordingsorgaan niet belast is met het intern toezicht. Voor het intern toezicht wordt driejaarlijks een visitatiecommissie ingehuurd om het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. Het verantwoordingsorgaan kijkt met name of er een evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Het verantwoordingsorgaan heeft in de nieuwe - huidige - organisatiestructuur behalve zijn eigen wettelijke taken ook een aantal taken van de vroegere deelnemersraad toebedeeld gekregen. In de huidige structuur is er geen deelnemersraad meer. Het verantwoordingsorgaan heeft voor zichzelf een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van de Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld
Samenstelling Het verantwoordingsorgaan bestond in 2010 uit zes personen: twee vertegenwoordigers van de werkgevers, twee vertegenwoordigers van de werknemers en twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. De werkgeversvertegenwoordigers in het verantwoordingsorgaan worden benoemd door de WVO. De vertegenwoordigers van de werknemers in het verantwoordingsorgaan worden benoemd door de SOR. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan worden benoemd door de vereniging van gepensioneerden Wavin Old.
Naam
Functie
Geleding
Lid sinds
Zittingsduur tot
F. Schepers
voorzitter
pensioengerechtigden
2008
2014
L. Meijer
lid
pensioengerechtigden
2008
2012
B.H.J. van Dijk
plv. voorzitter
werknemers
2008
2013
W. van Dijk
lid
werknemers
2008
2015
R. de Jonge
secretaris
werkgevers
2008
2012
L. Hessels
plv. secretaris
werkgevers
2008
2014
Taken verantwoordingsorgaan Het pensioenfondsbestuur legt aan het verantwoordingsorgaan verantwoording af over het gevoerde beleid, de uitvoering hiervan, de beleidskeuzes voor de toekomst en de naleving van de principes van goed pensioenfondsbestuur. De verantwoording die het bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslag-cyclus. Tevens heeft het verantwoordingsorgaan op een aantal onderwerpen een adviesrol in het besluitvormingstraject.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 32
www.owase.nl
Deskundigheid en zelfevaluatie In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft het verantwoordingsorgaan begin 2010 - en ook begin 2011 - voor zijn leden een cursusdag georganiseerd. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben tevens de studiedag van het bestuur in oktober 2010 bijgewoond. De leden van het verantwoordingsorgaan zijn voldoende ingevoerd in de complexe pensioenmaterie en het reilen en zeilen van het pensioenfonds om het door het bestuur gevoerde beleid, de uitvoering van dat beleid, en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst op zijn merites te kunnen beoordelen. Om een beeld te krijgen van zijn eigen functioneren heeft het verantwoordingsorgaan begin 2010 een evaluatie uitgevoerd. Daaruit kwam naar voren dat het verantwoordingsorgaan naar behoren functioneert. Bij de cursusdag begin 2011 werd ingegaan op enkele onderwerpen waarvan de leden van het verantwoordingsorgaan bij de evaluatie hadden aangegeven dat een verdieping van de kennis van deze onderwerpen gewenst zou zijn.
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 33
www.owase.nl
Overleg met bestuur In het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan, dat over het boekjaar 2010 is gehouden zijn de volgende onderwerpen/ontwikkelingen aan de orde geweest: - Beleid (m.n. het beleggingsbeleid, het communicatieplan, het deskundigheidsplan en het compliancebeleid); - Waarborgen voor interne beheersing (risicomanagement); - Uitvoeringsovereenkomst; - Financiële en actuariële analyses; - Reactie en beleid bestuur op kredietcrisis en de gevolgen voor de dekkingsgraad; - Herstelplan - Vooruitzichten
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van de jaarstukken (bestuursverslag, jaarrekening, actuarieel rapport, accountantsverslag). 2010 is het derde jaar waarin het verantwoordingsorgaan in functie is. Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen. Bij het overleg met het pensioenfondsbestuur is door de voorzitter van het bestuur, de heer Meijerink, een toelichting gegeven op alle relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds. Voor zover het verantwoordingsorgaan dat kan beoordelen heeft het bestuur - binnen hetgeen in zijn vermogen ligt - de juiste maatregelen genomen met een juiste afweging van de belangen van alle betrokkenen.
Bevindingen Over het boekjaar 2010 heeft het verantwoordingsorgaan de volgende bevindingen: Het verantwoordingsorgaan heeft zich op basis van de jaarstukken en de toelichting op alle ontwikkelingen door het bestuur een adequaat beeld kunnen vormen van de financiële situatie van het pensioenfonds, van het gevoerde beleid, van de uitvoering van dat beleid, van de beleidskeuzes voor de toekomst, en van de naleving van de regels met betrekking tot de Pension Fund Governance.
Conclusie Het verantwoordingsorgaan komt tot de volgende conclusie: Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van de beschikbare informatie geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beleidskeuzes die het bestuur voor het boekjaar 2010 en voor de toekomst heeft gemaakt, aan de wijze waarop het bestuur uitvoering heeft gegeven aan zijn beleid en aan de naleving van de Pension Fund Governance door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft met instemming kennis genomen van de benoeming van een externe complianceofficer. Het verantwoordingsorgaan heeft voorts met instemming kennis genomen van de voortgang bij de inspanningen van het bestuur om te komen tot integraal risicomanagement en de inrichting van een gestructureerd intern control framework. Het verantwoordingsorgaan vertrouwt er op dat het bestuur ook het komende jaar doortastend zal optreden met een juist oog voor de belangen van alle betrokkenen.
Reactie van het bestuur Het bestuur heeft de volgende reactie gegeven op de bevindingen en de conclusie van het verantwoordingsorgaan: Het pensioenfondsbestuur kan zich vinden in het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor het in hem gestelde vertrouwen.
---
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 34
www.owase.nl
Beknopt Jaarverslag 2010 van Stichting Pensioenfonds OWASE
pagina 35
pagina 36
Stichting Pensioenfonds OWASE Bezoekadres: Bruchterweg 88, 7772 BJ Hardenberg Postadres: Postbus 150, 7770 AD Hardenberg Beknopt Jaarverslag 2010www.OWASE.nl van Stichting Pensioenfonds OWASE pagina Internetadres: