Verklaring Beleggingsbeginselen Stichting Pensioenfonds TNT
Maart 2011
Inhoudsopgave 1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.6 4.6.1 4.6.2 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6.
Inleiding Organisatie en pensioenregeling Organisatie Pensioenregeling Organen Gedragscode Goed Pensioenfondsbestuur Doelstelling en beleggingsbeleid Doelstelling beleggingsbeleid Strategisch beleggingsbeleid Strategische beleggingsportefeuille Strategisch beleggingsbeleid binnen categorieën Tactisch Beleggingsbeleid Uitvoering van vermogensbeheer Uitvoering en verantwoordelijkheid beleggingsbeleid Vermogensbeheer Actief versus passief beheer Instrumenten Maatschappelijk verantwoord beleggen & corporate governance Stembeleid Screening Uitsluitingen Governance Platform Duurzaam beleggen Beschikbare Premieregeling en Individueel Pensioensparen Samenstelling beleggingen Kosten van beleggen Risico en rendement Waarderingsgrondslag Risicobeheersing Risicometing Performancemeting Resultaatevaluatie Begrippenlijst
1
2 3 3 3 5 5 6 7 7 7 7 10 11 12 12 12 12 12 13 13 13 14 14 14 14 15 16 17 17 17 18 18 19 20
1.
Inleiding
Deze Verklaring over de Beleggingsbeginselen beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds TNT (hierna: het pensioenfonds). Deze verklaring geeft de deelnemers aan het pensioenfonds inzicht in het beleggingsproces. Het bestuur stelt de uitgangspunten van het beleggingsbeleid vast. Het doel van het beleggingsbeleid is het op lange termijn veiligstellen en maximaliseren van de pensioenaanspraken van de deelnemers tegen aanvaardbare risico’s. Met behulp van diverse maatregelen wordt geprobeerd risico’s zo goed mogelijk te beheersen en daarbij voldoende rendement te behalen om de beleggingsdoelstelling te behalen. Het opstellen van deze verklaring is wettelijk verplicht. In de Pensioenwet is vastgelegd dat het totaal van de bezittingen en de te verwachten inkomsten van een pensioenfonds voldoende moeten zijn om aan de verplichtingen (die voortvloeien uit de statuten en reglementen) te kunnen voldoen. Dit moet blijken uit de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Als onderdeel van de ABTN moeten pensioenfondsen een Verklaring over de Beleggingsbeginselen opstellen en actueel houden. Dit document moet beschikbaar zijn op verzoek van iedere deelnemer, pensioengerechtigde en/of hun vertegenwoordigers. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, er nieuw inzicht is over het beleggingsbeleid of er een belangrijke wijziging binnen van het beleggingsbeleid is, wordt de verklaring aangepast. Daarnaast wordt minimaal eens in de drie jaar de verklaring gecheckt op actualiteit. Hoofdstuk 2 geeft een beknopt overzicht van het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleggingsbeleid en de doelstelling hiervan besproken. Hoofdstuk 4 geeft weer hoe dit beleggingsbeleid is vormgegeven. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte het risicobeleid besproken.
2
2.
Organisatie en pensioenregeling
Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nabestaanden. Het bestuur is verantwoordelijk voor het verwezenlijken van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering ervan.
2.1
Organisatie
Stichting Pensioenfonds TNT is het ondernemingspensioenfonds voor (ex-) werknemers van TNT NV en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling, zoals die door TNT NV en de vakorganisaties is overeengekomen. De uitvoering van het pensioenfonds is uitbesteed aan de pensioenadministrateur TKP Pensioen BV (hierna te noemen: TKP) en de vermogensbeheerder TKP Investments B.V. (hierna te noemen: TKPI), onderdelen van AEGON NV. Deze uitvoering omvat de administratie, het vermogensbeheer en bestuursondersteuning. Daarnaast adviseren TKP en TKPI over het beleid op communicatie-, juridisch-, fiscaal-, actuarieel en beleggingsterrein. De besluitvorming vindt door het bestuur plaats.
2.2
Pensioenregeling
CAO-personeel Cao-partijen zijn in het kader van de VPL-wetgeving per 1 januari 2006 een nieuwe pensioenregeling overeengekomen. De hoofdpunten van de pensioenregeling 2006 zijn: Middelloonregeling Pensioenopbouwpercentage van 1,923% per jaar Franchise van € 13.873 per 1 januari 2006 Pensioenleeftijd 62,5 jaar. Flexibele pensionering tussen 60 en 67 jaar is mogelijk. Partnerpensioen op kapitaaldekkingsbasis Onderdeel van de pensioenregeling is de Individuele Pensioenspaarregeling (IPS-regeling). Deze regeling geeft de deelnemer de mogelijkheid individueel bij te beleggen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Het beleggingsrisico is hierbij voor rekening van deelnemers Voorwaardelijke indexering met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers als slapers en gepensioneerden. Voor op 1 januari al bestaande slapers en gepensioneerden blijft de indexatieambitie gehandhaafd op 100%. Voor medewerkers die onder de regeling vielen tot 1 januari 2006, gelden de volgende overgangsbepalingen: Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950: Medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie onder de tot 1 januari 2006 geldende regeling (pensioenregeling 2001), overgangsmaatregelen van toepassing waren, kunnen in aanmerking komen voor een extra (voorwaardelijke) pensioenaanspraak. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950: Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie overgangsmaatregelen van toepassing waren onder de tot 1 januari 2006 geldende regeling (pensioenregeling 2001), blijft inhoudelijk de pensioenregeling 2001 gelden. Een wijziging per 1 januari 2006 in deze regeling is dat de pensioenleeftijd met 3½ maand wordt uitgesteld.
3
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2001 zijn: De pensioenleeftijd is 62 jaar. Flexibele pensionering tussen 60 en 67 jaar is mogelijk. De regeling kent pensioenopbouw vanaf een toetredingsleeftijd van 22 jaar. De regeling is een regeling op basis van voorwaardelijk geïndexeerd middelloon. Onderdeel van de pensioenregeling is de Individuele Pensioenspaarregeling (IPS-regeling). Deze regeling geeft de deelnemer de mogelijkheid individueel bij te beleggen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Het beleggingsrisico is hierbij voor rekening van deelnemers. Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is 2,25% per jaar van de pensioengrondslag. Het opbouwpercentage van het tijdelijk ouderdomspensioen is 2% per jaar van de franchise. Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering wordt een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken standaard omgezet in partnerpensioen. De deelnemer kan besluiten dit om te zetten in extra ouderdomspensioen. Op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve Anw-hiaatverzekering respectievelijk een WAO-hiaatverzekering. Voor beide verzekeringen is de deelnemer premie verschuldigd. Voor medewerkers die op 31 december 2000 35 tot 42 jaar waren en die daarom verzochten, en voor medewerkers van 42 jaar en ouder op 31 december 2000, blijft de pensioenleeftijd 65 jaar en blijft een vervroegde uittredingsregeling van kracht. De maximale periode waarover pensioen wordt opgebouwd, blijft voor deze medewerkers 40 jaar. Voor het overige is op hen wel de nieuwe pensioenregeling van toepassing. Hetzelfde geldt voor medewerkers die op 1 januari 2001 in VUT, SBR, of WAO zitten of anderzijds gebruik maken van een vervroegde uittredingsregeling, dan wel nog gebruik gaan maken van de VUT-regeling. Naast de pensioenregeling kent het pensioenfonds een regeling voor deelnemers die gemoedsbezwaren hebben tegen iedere vorm van verzekering. Zij kunnen op verzoek door het bestuur worden vrijgesteld van deelname aan de pensioenregeling. De hoogte van de indexatie van pensioenen is op basis van en gelijktijdig met de algemene cao-loonontwikkeling bij TNT resp. Postkantoren. De hoogte van de indexatie van pensioenen geldt vanaf 1 januari 2011 voor (gewezen) deelnemers van TNT als maatstaf de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid (november-november), waarbij de jaarlijkse toeslagverlening is gemaximeerd op 4%. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor indexatie. Het bestuur kan een besluit tot indexering slechts nemen indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Hierbij geldt dat de indexatie voorwaardelijk is. Er is geen recht op indexatie. Bovendien is het voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. PAO-personeel (met ingang van 1 januari 2007) Voor het gedeelte van het salaris tot het niveau van schaal 13 van de CAO (de BPR-grens), geldt voor de medewerker met wie na 1 januari 2007 een persoonlijke arbeidsovereenkomst is gesloten, de pensioenregeling geldend voor CAO-personeel. Voorzover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de BPR-grens geldt een beschikbare premieregeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel.
4
2.3
Organen
Bij het beleggingsproces zijn er verschillende organen binnen het fonds van belang.
Het bestuur bestaat uit elf leden. Het bestuur neemt de strategische en beleidsmatige beslissingen en is eindverantwoordelijk voor het gevoerde beleggingsbeleid. Vijf bestuursleden (werkgeversleden) worden benoemd door de vennootschap, TNT N.V. Vijf bestuursleden worden benoemd door de Centrale Ondernemingsraad, waarvan vier leden worden voorgedragen door de vakorganisaties. Tevens wordt één lid benoemd door en uit de pensioengerechtigden. Deze vormen samen de vertegenwoordigers van de deelnemers en de pensioengerechtigden. Zij beschikken in totaal over hetzelfde aantal stemmen als de vertegenwoordigers van de werkgevers. Vanuit de werknemersleden worden de secretaris en plaatsvervangend voorzitter aangewezen. De vennootschap wijst de voorzitter en plaatsvervangend secretaris aan.
Het bestuur heeft een financiële commissie ingesteld. Deze bestaat uit de voorzitter van het bestuur, een ander werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid. Deze commissie overlegt periodiek met de externe accountant en de externe actuaris van het fonds.
Het bestuur heeft de uitvoerende taken uitbesteed aan de vermogensbeheerder TKPI te Groningen. Deze is ook belast met beleidsadvisering aan het bestuur. De relatie tussen het pensioenfonds en TKPI is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en een jaarlijkse service level agreement (SLA). In de uitvoeringsovereenkomst is onder andere de contractduur en de met financiële en uitvoeringstechnische waarborgen omgeven beëindiging geregeld. In de SLA zijn nadere bepalingen omtrent aard, omvang, kwaliteit en servicegraad van de dienstverlening opgenomen. TKPI moet zich bij de uitvoering van het beleid houden aan de bepalingen van de statuten van het pensioenfonds, het pensioenreglement en de aansluitingsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever. Het bestuur heeft een aantal werknemers in dienst van TKPI de bevoegdheid gegeven om in tweetallen het pensioenfonds te vertegenwoordigen (procuratie).
TKPI wordt geadviseerd over het te voeren beleggingsbeleid van de beleggingsfondsen door een beleggingscommissie. Deze beleggingscommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Deze leden zijn deskundig op het gebied van beleggingen en financiële markten. De commissie komt minstens vier keer per jaar bijeen.
2.4
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode A (algemeen) en B (sponsoreffecten). De gedragscodes hebben als doel om bij te dragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders voor alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Ook zijn ze bedoeld om de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij te waarborgen. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Afgesproken is dat de voorzitter van het bestuur toezicht houdt op de naleving van de bepalingen uit de gedragscodes. De uitvoeringsorganisatie hanteert een gelijkwaardige gedragscode.
5
2.5
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur houdt in dat het bestuur integer en transparant handelt, het rekenschap geeft en verantwoording aflegt over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds. Het zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. De door de Stichting van de Arbeid opgestelde principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn wettelijk vastgelegd in de Pensioenwet. Het bestuur van het pensioenfonds besteedt veel aandacht aan dit onderwerp. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, met uit elke geleding (werkgever, deelnemers en gepensioneerden) twee afgevaardigden. Voor het interne toezicht is er een visitatiecommissie ingesteld. Onderstaand schema geeft de governance structuur van het pensioenfonds met de in dit hoofdstuk genoemde onderdelen visueel weer. Daarbij is ook aangegeven hoe de controle plaatsvindt via een certificerend accountant, actuaris, compliance officer. Het pensioenfonds staat onder extern toezicht via de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB).
advies
TKP/TKPI/ Externe adviseurs
Werkgroepen
advies
advies
Financiële commissie
advies/uitvoering
advies
Externe Toezichthouder DNB - AFM
advies
Beleggingscommissie
participatie
advies
Communicatie commissie
Bestuur participatie
Compliance officer
6
controle
controle
Certificerende actuaris
advies
intern toezicht
controle
Visitatiecommissie
verantwoording adviesrecht
Verantwoordingsorgaan
Externe accountant
3.
Doelstelling en beleggingsbeleid
3.1
Doelstelling beleggingsbeleid
De doelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Ook streeft het pensioenfonds naar het realiseren van de indexatieambitie. De indexatie is voorwaardelijk. Er is dus geen recht op indexatie. Ook is het voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Om deze doelstelling te bereiken, is het van het grootste belang dat de beleggingsresultaten van het pensioenfonds op lange termijn en met aanvaardbare risico’s zo hoog mogelijk zijn. Het pensioenfonds belegt vanuit de ‘prudent person’ gedachte. Hierbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Dit houdt onder andere in dat het beleggingbeleid wordt afgestemd op de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds tegen marktwaarde. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die onder het Financieel Toetsingskader (FTK) aan het beleggingsbeleid en risicomanagement worden gesteld. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt hier toezicht op. Voor het pensioenfonds wordt jaarlijks een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd. Met behulp van deze studie wordt geprobeerd de bezittingen (assets) van het pensioenfonds zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de verplichtingen (liabilities) tegen aanvaardbare kosten. Het ALM-proces geeft daarnaast inzicht in de verwachte toekomstige ontwikkeling van de premie, de indexatie, de dekkingsgraad en de risico’s die zijn verbonden aan een bepaald beleggingsbeleid. Naast de ALM studie wordt veel aandacht besteed aan het risicobeleid van het pensioenfonds op het gebied van extreme negatieve economische scenario’s, de zogenaamde staartrisico’s. Mede met behulp van deze inzichten bepaalt het bestuur de mix over verschillende beleggingscategorieën voor de beleggingsportefeuille.
3.2
Strategisch beleggingsbeleid
3.2.1
Strategische beleggingsportefeuille
Het strategische beleggingsbeleid is de verdeling van de beleggingsportefeuille over verschillende soorten beleggingscategorieën. Bij de bepaling van het strategische beleggingsbeleid wordt gestreefd naar een goed gespreide beleggingsportefeuille. Voldoende spreiding tussen en binnen de verschillende beleggingscategorieën beperkt het risico. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met de actuele dekkingsgraad en de buffervereisten die voortvloeien uit de standaardtoets van DNB. Ook de verwachte indexatiekansen en de verwachte premie spelen hierbij een rol. Naar aanleiding van een evaluatie van beleggingsrisico’s, waarbij nadruk is gelegd op extreme risicoscenario’s, is het strategische beleggingsbeleid aangepast per oktober 2010. De doelstelling van het strategische beleggingsbeleid is om de kans te verkleinen dat de dekkingsgraad daalt tot onder de 95%. Tegelijkertijd moet de dekkingsgraad ook kunnen blijven stijgen als de marktomstandigheden positief zijn, zodat er financiële ruimte is om toeslag te verlenen. Daarnaast moet de reële dekkingsgraad kunnen toenemen om een eventuele stijging van de inflatie en daarmee toeslagverlening te kunnen opvangen.
7
Renterisico 50% zonder renteafdekking De gevoeligheid van de 40% swaps pensioenverplichtingen voor een 30% renteverandering is over het algemeen swaptions 20% groter dan die van de beleggingen. Dit 10% betekent dat de dekkingsgraad sterk rente verandering 0% afhankelijk is van renteveranderingen: -3% -2% -1% 0% 1% 2% 3% de rentegevoeligheid is groot. -10% De strategische afdekking van het -20% renterisico is 100%. Dit vindt plaats via -30% een combinatie van de portefeuille -40% vastrentende waarden en renteswaps en dekkingsgraad verandering -50% via opties op renteswaps (swaptions). Omdat er gebruik wordt gemaakt van opties op renteswaps (swaptions), is de effectieve renteafdekking op een bepaald moment niet gelijk aan de strategische renteafdekking. De effectieve renteafdekking is afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de dekkingsgraad gedeeltelijk beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging. De figuur hiernaast geeft grafisch een indicatie van het effect van swaptions op de dekkingsgraad bij verschillende renteveranderingen (op afloopdatum van de opties). Aandelenrisico Portefeuille van obligatie + call optie De beleggingen in aandelen zijn gebaseerd op een Waarde obligatie + gewicht van 42%. Het risico van een daling van call optie de aandelenkoersen is voor een deel afgedekt. Het pensioenfonds belegt fysiek voor 10,5% in Waarde Obligatie aandelen. Daarnaast belegt het pensioenfonds voor in euro staatsobligaties met een AAA rating in combinatie met callopties op aandelen. Door de Totale belegging in staatsobligaties wordt een groot deel waarde van de waarde van de belegging beschermd. call optie Daarnaast kan van stijgende aandelenkoersen worden geprofiteerd via de call premie opties. Om de premie die met het beleggen in Rendement opties gepaard gaan, te beperken, worden call aandeel opties gekocht, maar ook call opties geschreven met een hogere uitoefenprijs. Hiervoor wordt een premie ontvangen die een deel van de te betalen premie voor de bescherming door middel van het kopen van call opties compenseert. Dit wordt een call spread genoemd. Hiermee is de dekkingsgraad beschermd tegen extreme marktomstandigheden. Er wordt wel gedeeltelijk geprofiteerd van koersstijgingen, maar het risico van koersdalingen is beperkt. De figuur hiernaast geeft grafisch een indicatie van het effect van het afdekken van het aandelenrisico door middel van een combinatie van een call optie en een portefeuille vastrentende waarden. Valutarisico Binnen het strategisch beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt.
8
Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe het gehele valutarisico afgedekt. De beleggingen in vastrentende waarden vinden voor een groot deel in Euroland plaats, waardoor er geen valutarisico bestaat. Het valutarisico van de beleggingen die niet in Euroland plaatsvinden, wordt daarnaast voor een deel afgedekt naar de euro. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatiegerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico (zie renterisico). Onderstaande tabel geeft het strategische beleggingsbeleid weer. De in de tabel genoemde gewichten zijn dynamisch. Dit wil zeggen dat door marktontwikkelingen de werkelijke gewichten kunnen afwijken van de strategische gewichten. Beleggingscategorie Vastrentende waarden Vastrentende waarden
21,8%
Vastrentende waarden behorende bij aandelenopties ter afdekking aandelenrisico
26,1%
Inflatiegerelateerde obligaties
12,0%
Aandelen Aandelen
10,5%
Aandelenopties
5,4%
Alternatieve beleggingen Onroerend goed
12,0%
Hedgefondsen
1,0%
Grondstoffen
5,0%
Renteafdekking Renteswaptions (ter afdekking renterisico)
6,2%
Totaal
100,0%
9
3.2.2
Strategisch beleggingsbeleid binnen categorieën
Deze paragraaf gaat per beleggingscategorie in detail in op het beleggingsbeleid. Aandelen De categorie aandelen is verdeeld in fysieke aandelenbeleggingen via beleggingsfondsen en aandelenopties. De aandelenopties, in combinatie met beleggingen in vastrentende waarden, zijn gericht op het beperken van het risico van dalende aandelenkoersen op het beleggingsresultaat. Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. De regioverdeling van de gezamenlijke exposure van de fysieke beleggingen en de optie callspread is gebaseerd op 79% wereldwijd, 14% Europa en 7% Emerging markets (opkomende markten). Overigens zijn deze gewichten dynamisch. Dit betekent dat marktontwikkelingen tot een andere verdeling kunnen leiden. Fysieke aandelenbeleggingen Deze beleggingen vinden via de volgende TKP beleggingsfondsen plaats: 32% TKP MM World Equity Afdekking Fund (aandelen wereldwijd met dollar, pond, yen afgedekt) 4% TKP MM European Equity Afdekking Fund (aandelen Europa met pond afgedekt) 64% TKP MM Emerging Markets Fund (aandelen opkomende landen) Deze fondsen hebben een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het streven is om een hoger rendement te behalen dan de relevante benchmark. Aandelenopties De opties worden afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig wordt afgedekt. De regioverdeling hierbij is als volgt: 45% Verenigde Staten, 26% Euroland, 15% Verenigd Koninkrijk, 9% Japan en 5% Australië. Deze beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid, zodat de benchmark gelijk gesteld is aan het rendement van de opties. Vastrentende waarden De portefeuille vastrentende waarden is opgebouwd uit een deel dat overeenkomt met het strategische gewicht vastrentende waarden en een deel dat samenhangt met de afdekking van het aandelenrisico. Daarnaast wordt er in inflatiegerelateerde obligaties belegd. Vastrentende waarden behorende bij afdekking aandelenrisico Deze portefeuille vastrentende waarden is belegd in obligaties uitgegeven door landen die meedoen aan de euro met een AAA rating. Deze portefeuille heeft een passief beleggingsbeleid en belegt volgens de benchmark. Deze beleggingen vinden plaats via: 60% beleggingsfonds TKP MM AAA Fixed Income Index Fund 40% portefeuille met staatsobligaties uitgegeven door Duitsland en Nederland. Deze beleggingen worden passief belegd en volgen daarmee de relevante benchmark. Vastrentende waarden strategisch Van deze portefeuille vastrentende waarden wordt 50% belegd in obligaties uitgegeven door overheden die meedoen aan de euro. De andere 50% wordt belegd in obligaties waarvoor over het algemeen geldt dat ze een lagere kredietwaardigheid (en dus hoger verwacht rendement) hebben dan de euro staatsleningen. Hierbij wordt belegd in Europese bedrijfsobligaties (60%), obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen (30%) en in high yield obligaties (10%). De genoemde gewichten zijn dynamisch. Deze beleggingen vinden via de volgende beleggingsfondsen plaats: TKP MM Fixed Income Index Fund, TKP MM AAA Fixed Income Fund, TKP MM ex AAA Fixed Income Extra Long Fund en TKP MM Fixed Income Extra Long Fund (euro staatsobligaties)
10
TKP MM Credit Fund (Europese bedrijfsobligaties) TKP MM Emerging Market Debt Fund (obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen) TKP MM Global High Yield Fund (high yield obligaties wereldwijd)
De fondsen die beleggen in euro staatsobligaties hebben een passief beleggingsbeleid. De overige fondsen hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. Inflatiegerelateerde obligaties De inflatiegerelateerde obligatie portefeuille wordt belegd in inflatiegerelateerde obligaties uitgegeven door Eurolanden. Bij inflatiegerelateerde obligaties wordt de werkelijke inflatie ontvangen als couponbetaling bovenop een vaste reële rentevergoeding. Deze beleggingen vinden plaats via het TKP MM Inflation Index Linked Bond Fund. Dit fonds heeft een passief beleggingsbeleid en volgt daarmee de relevante benchmark met een gelijk gewicht voor de verschillende landen (Duitsland, Frankrijk en Italië). Onroerend goed Bij onroerend goed wordt belegd in Europa in vastgoedfondsen en niet-beursgenoteerde vastgoedbelangen (joint ventures en vastgoedfondsen) en in beursgenoteerd onroerend goed. Een beperkt gedeelte van de portefeuille wordt in Azië belegd in niet-beursgenoteerd onroerend goed. De portefeuille kent een afgewogen spreiding van risico’s. Deze beleggingen vinden via de volgende beleggingsfondsen plaats: TKP Pensioen Real Estate Fonds (niet beursgenoteerd onroerend goed Europa) TKP MM Asian Real Estate Fund (niet beursgenoteerd onroerend goed Azië) TKP MM Listed Index Real Estate Fund (beursgenoteerd onroerend goed Europa) De beleggingen in niet-beursgenoteerd onroerend goed hebben een actief beleggingsbeleid. Omdat een relevante benchmark ontbreekt, hebben deze beleggingen een absoluut rendementsdoelstelling. De beleggingen in beursgenoteerd onroerend goed hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de relevante benchmark. Hedgefondsen De hedgefonds portefeuille belegt volgens een fund of hedge funds strategie. Dit betekent dat wordt belegd in fondsen die beleggen in een relatief groot aantal hedge funds. Het voordeel hiervan is dat relatief efficiënt in een groot aantal hedge funds belegd kan worden. Deze beleggingen vinden via het beleggingsfonds TKP MM Global Hedge Fund Strategies plaats. Dit fonds heeft een actief beleggingsbeleid en streeft naar een hoger rendement dan de relevante benchmark. Grondstoffen Het pensioenfonds belegt indirect in grondstoffen door te beleggen in aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Deze beleggingen vinden via twee beleggingsfondsen plaats. Hiervan wordt 50% belegd in het TKP MM Commodities Index Fund, met een passief beleggingsbeleid. 50% wordt belegd in het TKP MM Active Commodities Fund met een actief beleggingsbeleid.
3.3
Tactisch Beleggingsbeleid
Tactisch beleggingsbeleid houdt in dat tijdelijk wordt afgeweken van de strategische beleggingsmix om extra rendement te behalen. Het pensioenfonds voert zelf geen actief
11
tactisch beleid rond de strategische mix. Het fonds streeft ernaar om de afwijkingen van de strategische benchmarkgewichten dicht bij nul te houden.
4.
Uitvoering van vermogensbeheer
4.1
Uitvoering en verantwoordelijkheid beleggingsbeleid
De uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur van het pensioenfonds, binnen de door haar aangegeven kaders, opgedragen aan TKP. Het bestuur van het pensioenfonds draagt echter de verantwoordelijkheid over het gevoerde beleggingsbeleid. TKP mag daarom ook niet acties ondernemen die buiten het strategische of tactische kader vallen, zonder voorafgaande toestemming van het pensioenfondsbestuur.
4.2
Vermogensbeheer
Het vermogen wordt beheerd door de uitvoeringsorganisatie TKP Investments (TKPI) en verzorgt de administratie. Daarbij verzorgt TKPI de strategische advisering over het beleggingsbeleid en het risicomanagement, onder andere op basis van ALM studies. De uitvoering van de derivatenstrategie wordt uitgevoerd door een externe broker. TKPI beheert en bewaart de beleggingen van het pensioenfonds voor het grootste deel in Fondsen voor Gemene Rekening. Deze fondsen zijn te vergelijken met beleggingsfondsen. Het beleggingsbeleid binnen deze fondsen vindt plaats volgens een multi manager beleggingsstrategie. Dit houdt in dat TKP vermogensbeheerders wereldwijd selecteert om de werkelijke beleggingen te doen. Deze strategie gaat er vanuit dat het combineren van kwalitatief uitstekende managers, ieder met hun eigen beleggingsstijl, leidt tot een grotere kans op consistente outperformance. TKPI volgt een aantal opeenvolgende stappen om externe vermogensbeheerders te selecteren. Jaarlijks laat TKPI door een onafhankelijke auditor, door middel van een ISEA 3402 rapport, bevestigen dat alle stappen daadwerkelijk gevolgd zijn. De effecten zijn in bewaring gegeven bij custodians. Met hen zijn ook afspraken gemaakt over een deel van de gewenste managementinformatie. Veruit het grootste deel van de managementinformatie wordt geleverd door de Back Office Beleggingen (afdeling Investment Accounting & Control) van TKPI.
4.3
Actief versus passief beheer
Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is een mengvorm van actief en passief beheer. Het pensioenfonds voert een actieve strategie voor beleggingscategorieën waarvoor de verwachting bestaat dat, rekening houdend met de extra kosten van een actieve strategie, een extra rendement ten opzichte van de benchmark kan worden behaald. Bij beleggingscategorieën waarvan de verwachting is dat een actieve strategie geen toegevoegde waarde heeft in de vorm van een extra rendement ten opzichte van de benchmark, vindt een kostenefficiënte passieve strategie plaats.
4.4
Instrumenten
Het pensioenfonds belegt uitsluitend in instrumenten waarvan is gebleken dat deze binnen het risicoprofiel van het pensioenfonds passen. Daarnaast moeten ze het risico- rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille verbeteren. Het pensioenfondsbestuur neemt aan de hand van
12
uitgebreide analyses de beslissing of een (nieuwe) beleggingscategorie aan de portefeuille wordt toegevoegd, danwel wordt uitgebreid of beperkt. Het pensioenfonds maakt daarnaast gebruik van derivaten zoals aandelenopties, opties op renteswaps (swaptions), renteswaps, valutaswaps, futures en valutatermijncontracten. De opties worden gebruikt om zowel het aandelen als het renterisico te beperken. Daarnaast worden futures ingezet om binnen de beleggingsportefeuille tactische afwijkingen van de strategische beleggingsmix te beheersen. Binnen de beleggingsfondsen (bij de Fondsen voor Gemene Rekening) worden door de beheerder futures ingezet om de marktexposure dan wel de valuta-exposure en de duratie (rentegevoeligheid) te sturen. Zoals overal in het beleggingsproces het geval is, gelden bij het gebruik van deze derivaten strikte richtlijnen en procedures. Algemeen kan worden gesteld dat derivaten uitsluitend defensief (dus ter beperking van risico’s) worden gebruikt.
4.5
Maatschappelijk verantwoord beleggen & corporate governance
4.5.1
Stembeleid
Het pensioenfonds belegt wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen. Bij een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) kan gebruik gemaakt worden van het stemrecht. Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. Het pensioenfonds rapporteert in het jaarverslag en op de website over de uitgebrachte stemmen. Dit komt overeen met de aanbeveling van de Nederlandse Corporate Governance Code (‘Code Tabaksblat‘). Voor de uitvoering van het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau (RiskMetrics). Het stemadvies wordt door RiskMetrics bepaald in overeenstemming met de ‘European Proxy Voting Guidelines Summary’. Deze richtlijnen zijn mede gebaseerd op diverse internationaal en nationaal geaccepteerde uitgangspunten, waaronder voor Nederland de Code Tabaksblat en het Handboek Corporate Governance van Eumedion. Bij het stemadvies wordt rekening gehouden met de specifieke situatie in een land. Zo is er in Nederland veel aandacht voor beloningen. Voor Nederlandse beursgenoteerde bedrijven wordt naast het stemadvies van RiskMetrics een eigen analyse gemaakt. Dit is in overeenstemming met de Corporate Governance Code (commissie Frijns) die zegt dat van een aandeelhouder wordt verwacht dat hij zich een eigen oordeel vormt over de door een stemadviseur verstrekte adviezen. Ter voorkoming van belangenverstrengeling wordt niet gestemd op de aandelen TNT, KPN en AEGON. Het is mogelijk dat de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds belegt, tegen een vergoeding aandelen uitlenen (securities lending). Op deze aandelen kan geen stemrecht worden uitgeoefend omdat het stemrecht met het aandeel meegaat. Per onderneming wordt beoordeeld of de voordelen verbonden aan het uitlenen van aandelen opwegen tegen het niet gebruik maken van het stemrecht. In sommige landen is (nog) sprake van de noodzaak om aandelen gedurende een bepaalde periode te blokkeren om van het stemrecht gebruik te kunnen maken. Afhankelijk van de situatie kan de vrijheid van handelen verkozen worden boven het uitbrengen van de stem.
4.5.2
Screening
Jaarlijks vindt een screening van de aandelen en obligatiebeleggingen plaats. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics. Hierbij worden
13
bedrijven op basis van de UN Global Compact Principles (UN Global Compact) beoordeeld. Deze principles zijn opgesteld door de Verenigde Naties en zijn te vinden op de website: The ten principles of the UN Global Compact. Wanneer blijkt dat de beleggingsportefeuilles direct beleggen in ondernemingen die volgens Sustainalytics handelen in strijd met de UN Global Compcat principes, zal er met een selectie van deze bedrijven een dialoog worden gevoerd. Sustainalytics zal namens TKPI de onderneming ertoe proberen te bewegen om zich duurzamer op te stellen. Als dit niet leidt tot gewenste resultaten is het mogelijk dat TKPI niet langer in de betreffende onderneming belegt.
4.5.3
Uitsluitingen
In sommige gevallen kiest Pensioenfonds TNT op voorhand voor uitsluiting. Dit betreft een aantal ondernemingen dat direct betrokken is bij de productie of het onderhoud van bepaalde controversiële wapens, zoals anti-persoonsmijnen, chemische en biologische wapens, verarmd uranium munitie, nucleaire wapens en clusterbommen. Daarnaast sluit TKPI op basis van universeel erkende veroordelingen vanaf 2011 een aantal landen uit om in te beleggen. De uit te sluiten beleggingen zijn staatsobligaties en overige leningen uitgegeven door centrale en lagere overheden van deze landen. De belangrijkste veroordelingen van staten zijn de sancties van de VN Veiligheidsraad en oproepen tot boycot door de International Labour Organisation (ILO).
4.5.4
Governance Platform
Om de krachten van institutionele en professionele beleggers verder te bundelen is het ‘Governance Platform’ opgericht. TKPI vertegenwoordigt hierin het pensioenfonds. Via dit platform is het mogelijk om een continue dialoog te hebben met europese beursgenoteerde ondernemingen. Hierdoor wordt niet alleen op de AVA’s gediscussieerd en gestemd, maar wordt ook daarbuiten actief gesproken met de ondernemingen om de kwaliteit van de corporate governance te bevorderen. Het beleid van het ’Governance Platform’ wordt bepaald door de ‘Investor Circle’, waarin alle deelnemers zijn vertegenwoordigd. De directeur Beleggingen van TKPI maakt deel uit het de Raad van Toezicht van het Platform.
4.5.5
Duurzaam beleggen
Duurzaam beleggen houdt in dat bij de aandelenkeuze rekening wordt gehouden met waarden en normen met betrekking tot mens, milieu en maatschappij. Binnen de aandelenportefeuille wordt er ook in een duurzaam aandelenfonds belegd. Dit fonds belegt wereldwijd in beursgenoteerde aandelen, die aan bepaalde eisen van duurzaamheid voldoen. Hierdoor wordt bij de aandelenselectie, naast de financiële doelstellingen, ook uitdrukkelijk rekening gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens en milieu. Ook binnen de regelingen Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare Premieregeling (BPR) is dit duurzame beleggingsfonds beschikbaar.
4.6
Beschikbare Premieregeling en Individueel Pensioensparen
Bij het pensioenfonds is naast het reguliere vermogen (voor rekening en risico van het pensioenfonds) ook sprake van belegd vermogen in het kader van de Beschikbare Premieregeling (BPR) en Individueel Pensioensparen (IPS). Dit vermogen is voor rekening en risico van de deelnemer zelf. De Pensioenwet stelt bij beschikbare premieregelingen bepaalde eisen. In de Pensioenwet zijn daarover bepalingen opgenomen in artikel 52. De kern is dat het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de beleggingen en daarbij moet handelen volgens het zogeheten ‘prudent person beginsel’. Dit houdt in dat er moet worden belegd in het belang van de
14
deelnemer. Samengevat betekent dit dat naarmate de pensioendatum dichterbij komt, de beleggingsmix minder risicovol moet zijn. Dit wordt aangeduid met de term ‘Life Cycle’. De samenstelling van de Life Cycle ziet er als volgt uit: Life Cycle (in termen van ‘jaren tot pensionering’ en voor pensioenleeftijd 62,5) Jaren tot Leeftijd Depot Beleggingsmix pensionering Aandelen/Obligaties/Geldmarkt >22 <40 I 90%/10%/0% 16-22 40-46 II 75%/25%/0% 8-15 47-54 III 50%/50%/0% 5-7 55-57 IV 25%/40%/35% <5 58-62 *) V 10%/0%/90% *) Laatste cohort betreft tot pensioenleeftijd 62 en 6 maanden
Daarnaast mag de deelnemer, volgens de Pensioenwet, de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overnemen. Deze deelnemers kunnen kiezen voor ‘Vrij beleggen’. Het pensioenfonds moet hierbij voldoen aan de zorgplicht zoals vastgesteld in de Pensioenwet. Dit betekent dat de deelnemer een risicoprofiel kan bepalen en dat dit profiel ook wordt vastgelegd. Daarnaast ontvangen deelnemers die kiezen voor ‘Vrij beleggen’ jaarlijks van het pensioenfonds een brief om te wijzen op het beleggingsrisico dat wordt gelopen. Deelnemers die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overnemen, kunnen kiezen uit de volgende ‘Vrij beleggen’ depots. Samenstelling ’Vrij beleggen’ depots Depot
Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt 75%/25%/0% 50%/50%/0% 25%/75%/0% 0%/100%/0% 50%/50%0% 0%/0%/100%
A B C D E F betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria.
4.6.1
Samenstelling beleggingen
Aandelen Voor de categorie aandelen wordt er als volgt belegd: 79% wereldwijd met dollar, pond en yen afgedekt; via het TKP MM World Equity Afdekking Fund 14% Europa met pond afgedekt; via het TKP MM European Equity Afdekking Fund 7% opkomende landen: via het TKP MM Emerging Markets Fund Obligaties Voor de categorie obligaties wordt er 100% in euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid belegd via het TKP MM AAA Fixed Income Fund. Geldmarkt Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende deposito’s, via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Wel staat daar tegenover dat het verwachte rendement laag is.
15
4.6.2
Kosten van beleggen
Aan- en verkoopkosten Deelnemers betalen geen aan- en verkoopkosten. Dit geldt ook als een deelnemer de beleggingskeuze aanpast. Beleggingskosten De premies van de regelingen BPR en IPS worden via de depots belegd in beleggingsfondsen. De kosten van het beleggen (aangeduid als de total expense ratio) worden altijd direct verrekend in het rendement. De kosten zijn afhankelijk van het depot en liggen tussen de 0,1% en 0,6% en voor de duurzaam beleggen variant 0,7%. Deze kosten zijn gebaseerd op de beleggingsmix per eind van 2010 en zijn indicatief voor het huidige beleggingsjaar.
16
5.
Risico en rendement
Voor het bereiken van de beleggingsdoelstellingen is het van groot belang dat een pensioenfonds een gedegen risicobeleid voert. Ook de evaluatie van de behaalde resultaten speelt hierbij een belangrijke rol. Hieronder worden de onderdelen behandeld die een solide risicobeheersing en performance analyse waarborgen.
5.1
Waarderingsgrondslag
De waarderingsgrondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Belangen in beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen (kas) die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Volgens de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of deelneming.
5.2
Risicobeheersing
Met betrekking tot de beheersing van de beleggingsrisico’s bevatten de door het pensioenfonds vastgestelde beleggingsrichtlijnen onder meer bepalingen over: Afdekken valutarisico: Binnen de aandelenportefeuille afdekking van het valutarisico van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Bij de andere beleggingscategorieën, waaronder de aandelenopties, worden vreemde valuta nagenoeg geheel afgedekt. Het minimum en maximum gewicht per beleggingscategorie. De minimum en maximum allocatie voor de valuta van de vastrentende waarden en de regiomix van de aandelen en onroerend goed. De spreiding van effecten ten opzichte van de benchmark in de deelportefeuilles. Dit leidt tot een set (lineaire) restricties en afspraken over afwijkingen ten opzichte van de benchmark (tracking errors). De minimale en maximale afwijking in rentegevoeligheid (duratie) voor vastrentende waarden ten opzichte van die van de benchmark. Een minimale maatstaf voor kredietwaardigheid voor vastrentende waarden, daarnaast de additionele voorwaarden waaronder er een lager minimum kan gelden als er gebruik wordt gemaakt van fondsen of pools voor bedrijfsobligaties. Risicomaatregelen over de inzet van aandelen marktneutrale long/short strategieën. Risicomaatregelen over het gebruik van securities lending (uitlenen van effecten) en derivaten en het te hanteren onderpand. Voor alle beheerde mandaten zijn beleggingsrichtlijnen vastgesteld. De beleggingsrichtlijnen kunnen betrekking hebben op de beleggingsinstrumenten die zijn toegestaan, het kredietrisico, de tegenpartij, het relatieve gewicht in een fonds, de spreiding over landen, sectoren en/of fondsen/debiteuren. Naast de inperking van de marktrisico’s worden ook maatregelen genomen om andere risico’s zoals operationeel risico, en het renterisico te beperken.
17
5.3
Risicometing
Bij het pensioenfonds vindt monitoring en risicomanagement op verschillende niveaus plaats. Interne controle en beheersmaatregelen Het beheren van pensioenvermogens voor derden stelt hoge eisen aan de interne beheerstructuur. Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft TKPI controledoelstellingen vastgesteld. Het management van TKPI is verantwoordelijk voor de opzet en de effectieve werking van de beheersmaatregelen die genomen zijn om de controle doelstellingen te bereiken. Het controleproces is vastgelegd in een aantal beheersmaatregelen in het SAS70 (type II) rapport. Jaarlijks vindt controle plaats door PricewaterhouseCoopers. Controle beleggingsrisico’s Risicomanagement vormt de hoeksteen van prudent vermogensbeheer. Bij TKPI gebeurt dit op drie niveaus: de totale portefeuille, in de beleggingspool en bij de externe manager. TKPI maakt voor het risicomanagement gebruik van diverse modellen. Controle dekkingsgraden TKP monitort de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad geeft een indicatie in hoeverre een pensioenfonds in staat is aan haar toekomstige verplichtingen te voldoen. Controle derivatenportefeuille Voor het pensioenfonds beheert een externe partij, Cardano, de derivatenportefeuille ten behoeve van het beheersen van het renterisico en het aandelenrisico. TKPI controleert de door Cardano uitgevoerde transacties en administreert en waardeert onafhankelijk van Cardano alle derivatenposities. Daarmee maken de derivaten integraal onderdeel uit van de totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds. Controle beleggingen Het monitoren van de beleggingen gebeurt zowel intern als extern via de custodians. Het management en de portfoliomanagers ontvangen dagelijkse rapportages (o.a. over de in 5.2. genoemde richtlijnen) en kunnen onmiddellijk ingrijpen als dat nodig is. Controle externe managers Naast dagelijkse contacten over transacties en posities vindt vier maal per jaar een evaluatie van de externe manager plaats. Op deze wijze kunnen snel wijzigingen in beleggingsstijl of – filosofie, het personeel en de organisatie of andere factoren die het toekomstige rendement (negatief) kunnen beïnvloeden worden getraceerd. Gedragscodes Op de medewerkers van TKPI zijn meerdere gedragscodes van toepassing. Alle senior FrontOffice medewerkers zijn bij het Dutch Securities Institute (DSI) geregistreerd.
5.4
Performancemeting
Het beleggingsresultaat wordt op zowel totaalniveau als op portefeuilleniveau dagelijks gemeten door de Back Office Beleggingen (afdeling Investment Accounting & Control) van TKPI. De externe vermogensbeheerders rapporteren aan TKPI op frequente basis over het beleggingsresultaat en de benchmarks. De rendementen van de externe vermogensbeheerders worden door TKPI voortdurend vergeleken met vooraf vastgestelde en in de aan hen opgelegde
18
beleggingsrichtlijnen opgenomen benchmarkniveaus. Bij een beleggingsresultaat dat onder de minimale rendementsverwachting of consistent onder de standaard uitkomt, eist TKPI van de beheerder een gedetailleerde schriftelijke verklaring. Uit de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders aan TKPI blijkt of de gelopen beleggingsrisico’s binnen de beperkingen vallen die hieraan door TKPI zijn gesteld.
5.5
Resultaatevaluatie
Het bestuur ontvangt op maand en kwartaalbasis rapportages over de financiële positie, de beleggingsresultaten en de risico’s. De beleggingsresultaten worden daarnaast met het bestuur besproken tijdens de reguliere bestuursvergaderingen. De Beleggingscommissie evalueert met de directie van TKPI de beleggingsresultaten van de TKPI beleggingsfondsen op kwartaalbasis. Hierbij is onder andere de voorzitter van het bestuur aanwezig. Het bestuur van het pensioenfonds kan via de notulen kennis nemen van deze bespreking in de eerstvolgende bestuursvergadering.
19
6.
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en indexering. Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen de categorieën onroerend goed, grondstoffen en hedge fondsen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang tussen de beleggingen (assets), en de pensioenverplichtingen (liabilities). Hiermee integreert een ALM studie de drie, belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Beleggingsdepot Ten behoeve van de Beschikbare PremieRegeling en/of de regeling Individueel PensioenSparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate governance code. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfonds Bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Custodian De custodian is de financiële partij die de effecten bewaart. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
20
Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures, opties en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duratie De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de Nederlandsche Bank uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en financiële situatie van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 is ingevoerd. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Opkomende markten (Emerging markets) Landen met een lager welvaartsniveau dan ontwikkelde markten, maar die een snelle economische ontwikkeling doormaken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om landen in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Optie Het recht om een onderliggende waarde van bijvoorbeeld een aandeel te kopen (call-optie) of te verkopen (put-optie) tegen een prijs die vooraf is afgesproken (uitoefenprijs) gedurende een bepaalde periode (de looptijd). Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Overlay strategieën Overlay strategieën worden ingezet ter afdekking van risico’s (bijvoorbeeld een renteswap overlay) of om te streven naar een positief absoluut rendement bovenop het rendement van de beleggingsmix.
21
Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. SAS70 SAS70 staat voor ’Statement on Auditing Standards number 70’, een Amerikaanse norm voor de certificering van de interne beheersing. Een SAS70-rapportage is een uitgebreide rapportage aan de opdrachtgevers en hun (externe) accountants. Hierbij wordt een gedetailleerd inzicht gegeven in de wijze waarop een organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. De rapportage is inclusief een oordeel van een externe accountant over de toereikendheid van de interne beheersing. Swap Ruil van rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. Tracking error Maatstaf voor het risico dat een fondsmanager mag lopen met zijn beleggingsbeleid. Geeft de (theoretische) maximale afwijking aan van het rendement van de beleggingen ten opzichte van een benchmark.
22