Beleggingsbeginselen Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen Stichting Pensioenfonds SNT
TKP Investments, mei 2010
Inhoudsopgave 1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.4 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6.
Inleiding Organisatie en pensioenregeling Organisatie Pensioenregeling Organen Gedragscode Goed Pensioenfondsbestuur Doelstelling en beleggingsbeleid Doelstelling beleggingsbeleid Strategisch beleggingsbeleid Strategische beleggingsportefeuille Strategisch beleggingsbeleid binnen categorieën Tactisch Beleggingsbeleid Duratie-mismatch Uitvoering van vermogensbeheer Uitvoering en verantwoordelijkheid beleggingsbeleid Vermogensbeheer Actief versus passief beheer Instrumenten Zorgplicht Beleggingsbeleid binnen depots Kosten van beleggen Risico en rendement Waarderingsgrondslag Risicobeheersing Risicometing Performance meting Resultaatevaluatie Begrippenlijst
2 3 3 3 4 4 5 6 6 6 6 6 7 7 8 8 8 8 8 9 10 11 12 12 12 13 13 14 15
Verwijderd: 9 Verwijderd: 10 Verwijderd: 11 Verwijderd: 11 Verwijderd: 11 Verwijderd: 12 Verwijderd: 12 Verwijderd: 13 Verwijderd: 14
1
1.
Inleiding
Deze Verklaring Beleggingsbeginselen beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds SNT (hierna: het pensioenfonds). Deze verklaring geeft de deelnemers aan het pensioenfonds inzicht in het beleggingsproces. Het bestuur stelt de uitgangspunten van het beleggingsbeleid vast. Het hoofddoel van het beleggingsbeleid is het op lange termijn leveren veiligstellen en maximaliseren van de deelnemers tegen aanvaardbare risico’s. Met behulp van diverse maatregelen wordt geprobeerd risico’s zo goed mogelijk te beheersen en voldoende rendement te behalen om aan de verplichtingen van het pensioenfonds te voldoen. Het opstellen van deze verklaring is wettelijk verplicht. In de Pensioenwet is vastgelegd dat het totaal van de bezittingen en de te verwachten inkomsten van een pensioenfonds voldoende moet zijn om aan de verplichtingen (die voortvloeien uit de statuten en reglementen) te kunnen voldoen. Dit moet blijken uit de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Als onderdeel van de ABTN moeten pensioenfondsen een Verklaring over de beleggingsbeginselen opstellen en actueel te houden. Dit document moet beschikbaar zijn op verzoek van iedere deelnemer, pensioengerechtigde en/of hun vertegenwoordigers. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, er nieuw inzicht is over het beleggingsbeleid of er een belangrijke wijziging binnen het beleggingsbeleid is, wordt de verklaring aangepast. Daarnaast wordt de verklaring minimaal eens in de drie jaar gecheckt op actualiteit. Hoofdstuk 2 geeft een beknopt overzicht van het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleggingsbeleid en de doelstelling hiervan besproken. Hoofdstuk 4 geeft weer hoe dit beleggingsbeleid is vormgegeven. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte het risicobeleid besproken.
2
2.
Organisatie en pensioenregeling
Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nabestaanden. Dit moet volgens wet- en regelgeving gebeuren. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het verwezenlijken van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering ervan.
2.1
Organisatie
Stichting Pensioenfonds SNT is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor (ex-) werknemers van KPN Contact B.V. (voorheen SNT Group N.V.). De uitvoering van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen en TKP Investments, onderdelen van AEGON NV. Deze uitvoering omvat het administreren van pensioenen, het vermogensbeheer en bestuursondersteuning. Daarnaast adviseren zij over het beleid op communicatie-, juridisch-, fiscaal-, actuarieel en beleggingsterrein. Binnen het bestuur vindt de besluitvorming plaats.
2.2
Pensioenregeling
De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds SNT is een beschikbare premieregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever en de deelnemers. De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 2003 en is vastgelegd in het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds SNT. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn: Beschikbare premieregeling (BPR) met een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. De standaard pensioendatum is 65 jaar. Het is mogelijk de pensioendatum te vervroegen (tussen 60 en 65 jaar); In de beschikbare premie staffel is een opslag van 5% voor premievrijstelling bij invaliditeit inbegrepen; De BPR-premie moet worden ingelegd in één van de beleggingsdepots van pensioenfonds STPS met verschillende risicoprofielen. De risico’s zijn voor rekening van de deelnemer; Op de pensioendatum wordt het BPR-saldo omgezet in een pensioenaanspraak tegen de dan geldende actuariële grondslagen waarbij rekening wordt gehouden met de solvabiliteitseisen van DNB; Partnerpensioen op basis van 1,25% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar, verzekerd op risicobasis. Aanvullende regelingen: De onderstaande regelingen zijn optioneel en de premies voor deze regelingen komen volledig voor rekening van de deelnemer: Aanvullende regeling WIA-excedent voor de arbeidsongeschiktheidsdekking voorzover het salaris hoger is dan de WIA-loongrens; Aanvullende regeling ANW-aanvulling voor de dekking van het ANW-hiaat; Aanvullende regeling prepensioen geldend voor de werknemer die op 1 januari 2006 deelnemer was en die geboren is vóór 1 januari 1950, voor de periode tussen 62 jaar en
3
2.3
65 jaar en een aanvullende regeling partnerpensioen op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel; De premies moeten worden ingelegd in één van de zeven beleggingsdepots van pensioenfonds STPS met verschillende risicoprofielen. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer; Op de pensioendatum worden de saldi omgezet in een pensioenaanspraak tegen de dan geldende actuariële grondslagen. Ingegane pensioenen kunnen per 1 januari worden herzien. Deze herziening is afhankelijk van de dekkingsgraad die behoort tot de ingegane pensioenen, en wel op de volgende wijze: o Indien de dekkingsgraad lager is dan het minimumniveau kan het bestuur besluiten tot vermindering van de ingegane pensioenen; o Indien de dekkingsgraad hoger is dan de minimale reservegrens kan het bestuur besluiten tot verhoging van de ingegane pensioenen. Deze verhoging zal niet uitgaan boven de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud uitgaande van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (oktober - oktober).
Organen
Met betrekking tot het beleggingsproces is een aantal organen binnen het fonds van belang. Het bestuur bestaat uit vier leden. Het bestuur neemt de strategische en beleidsmatige beslissingen. Ook is het bestuur eindverantwoordelijk voor het gevoerde beleggingsbeleid. Twee bestuursleden (werkgeversleden) worden benoemd door de aangesloten werkgever en een gelijk aantal wordt gekozen door de Ondernemingsraad. De werknemersleden beschikken in totaal over hetzelfde aantal stemmen als de werkgeversvertegenwoordiging. Vanuit de werkgeversleden wordt de voorzitter benoemd. Vanuit de werknemersleden wordt de secretaris benoemd. Het bestuur heeft de uitvoerende taken uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie TKP Pensioen BV te Groningen. Deze is ook belast met beleidsadvisering aan het bestuur. De relatie tussen het pensioenfonds en TKP is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en een jaarlijkse service level agreement (SLA). In de uitvoeringsovereenkomst is onder andere de contractduur en de met financiële en uitvoeringstechnische waarborgen omgeven beëindiging geregeld. In de SLA zijn nadere bepalingen over aard, omvang, kwaliteit en servicegraad van de dienstverlening opgenomen. TKP moet zich bij de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleid houden aan de bepalingen van de statuten van het pensioenfonds, het pensioenreglement en de aansluitingsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever. Het bestuur heeft een aantal werknemers in dienst van TKP de bevoegdheid gegeven om in tweetallen het pensioenfonds te vertegenwoordigen (procuratie). TKP wordt geadviseerd over het te voeren beleggingsbeleid van de beleggingsfondsen door een beleggingscommissie. Deze beleggingscommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Deze leden zijn deskundig op het gebied van beleggingen en financiële markten. De commissie komt minstens vier keer per jaar bijeen.
2.4
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode A (algemeen) en B (sponsoreffecten). De gedragscodes hebben als doel om bij te dragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders voor alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Ook zijn ze bedoeld om de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij te waarborgen.
4
De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Afgesproken is dat de voorzitter van het bestuur toezicht houdt op de naleving van de bepalingen uit de gedragscodes. De uitvoeringsorganisatie hanteert een gelijkwaardige gedragscode.
2.5
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfonds Bestuur houdt in dat het bestuur integer en transparant handelt, het rekenschap geeft en verantwoording aflegt over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds. Het zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. De door de Stichting van de Arbeid opgestelde principes van Goed Pensioenfonds Bestuur is wettelijk vastgelegd in de Pensioenwet. Het bestuur van het pensioenfonds besteedt veel aandacht aan dit onderwerp. Het bestuur heeft gekozen voor een visitatiecommissie als toezichthoudend orgaan. Het bestuur heeft tevens besloten om een verantwoordingsorgaan te kiezen van zes mensen (twee werkgeververtegenwoordigers, twee werknemervertegenwoordigers en twee vertegenwoordigers van gepensioneerden), bestaande uit drie vanuit SNT en drie vanuit KPN Contact.
5
3.
Doelstelling en beleggingsbeleid
3.1
Doelstelling beleggingsbeleid
De doelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Ook streeft het pensioenfonds naar het gedurig realiseren van de indexatieambitie. De indexatie is voorwaardelijk. Er is geen recht op indexatie. Ook is het voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Om de doelstelling van het pensioenfonds te bereiken, wordt op zo’n manier belegd dat een optimaal rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico’s. Het pensioenfonds belegt vanuit de ‘prudent person’ gedachte. Hierbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit, en spreiding van risico’s. Dit houdt onder andere in dat het beleggingbeleid wordt afgestemd op de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds tegen marktwaarde. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die onder het Financieel Toetsingskader (FTK) aan het beleggingsbeleid en risicomanagement worden gesteld. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt hier toezicht op.
3.2
Strategisch beleggingsbeleid
3.2.1
Strategische beleggingsportefeuille
Onderstaande tabel geeft het strategisch beleggingsbeleid voor het reguliere pensioenvermogen voor 2010 weer. De in de tabel genoemde gewichten zijn dynamisch. Dit wil zeggen dat door marktontwikkelingen de werkelijke gewichten kunnen afwijken van de strategische gewichten. Tabel 1: Strategische benchmarkgewichten beleggingsportefeuille 2010 80% 20% 2%
Vastrentende waarden Aandelen Grondstoffen
Met de gekozen beleggingsportefeuille verwacht het bestuur dat de doelstelling van het fonds te realiseren is. Ook de te verwachten beleggingsrisico’s zijn naar de mening van het bestuur acceptabel.
3.2.2
Strategisch beleggingsbeleid binnen categorieën
Het strategische beleggingsbeleid bestaat uit de verdeling van de beleggingsportefeuille over de verschillende beleggingscategorieën. Bij de bepaling van het strategische beleggingsbeleid wordt gestreefd naar een goed gespreide beleggingsportefeuille. Voldoende spreiding tussen en binnen de verschillende beleggingscategorieën beperkt het risico. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met de actuele dekkingsgraad en de buffervereisten die voortvloeien uit de standaardtoets van DNB. Ook wordt rekening gehouden met het valutarisico. Immers, internationale beleggingen nemen valutarisico met zich mee. Binnen de beleggingscategorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt
6
naar de euro met behulp van valutatermijncontracten). De beleggingen in vastrentende waarden vinden in Euroland plaats, zodat er geen sprake is van een direct valutarisico. Het vermogensbeheer vindt plaats via Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) per (sub)beleggingscategorie. De FGR’s zijn op hoofdlijnen te vergelijken met beleggingsfondsen. Het beleggingsbeleid van de categorieën aandelen en vastrentende waarden is als volgt: Aandelen Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. De strategische benchmark van de beleggingscategorie aandelen is samengesteld uit 80% wereldwijd en 20% Europa. Overigens zijn deze gewichten dynamisch. Dit betekent dat marktontwikkelingen kunnen zorgen voor wijzigingen. Vastrentende waarden De vastrentende waarden portefeuille wordt volledig passief belegd in staatsleningen in Euroland met een lange duratie (hoge rentegevoeligheid) en met een kredietwaardigheidrating van AAA. Grondstoffen De grondstoffen portefeuille wordt volledig passief belegd volgens de benchmark Customized S&P GSCI Commodity Index Total Return Hedged naar de euro.
3.3
Tactisch Beleggingsbeleid
Tactisch beleggingsbeleid houdt in dat tijdelijk wordt afgeweken van de strategische beleggingsmix om extra rendement te behalen. Het pensioenfonds voert zelf geen actief tactisch beleid rond de strategische beleggingsmix. Het fonds streeft ernaar om de afwijkingen van de strategische benchmarkgewichten dicht bij nul te houden.
3.4
Duratie-mismatch
De gevoeligheid van de pensioenverplichtingen voor een renteverandering is over het algemeen groter dan die van de beleggingen. Dit betekent dat de dekkingsgraad sterk afhankelijk is van renteveranderingen: de rentegevoeligheid is groot. Door de introductie van het Financieel Toetsings Kader (FTK) is dit duidelijk zichtbaar geworden. Het bestuur heeft besloten om dit renterisico (duratie-mismatch) te verkleinen. De implementatie vindt plaats via beleggingen in staatsleningen in Euroland met een lange duratie.
7
4.
Uitvoering van vermogensbeheer
4.1
Uitvoering en verantwoordelijkheid beleggingsbeleid
De uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur van het pensioenfonds, binnen de door haar aangegeven kaders, opgedragen aan TKP. Het bestuur van het pensioenfonds draagt echter de verantwoordelijkheid over het gevoerde beleggingsbeleid. Het is TKP daarom ook niet toegestaan acties te ondernemen die buiten het strategische of tactische kader vallen zonder voorafgaande toestemming van het pensioenfondsbestuur.
4.2
Vermogensbeheer
Het vermogen wordt beheerd door de uitvoeringsorganisatie TKP Investments. Deze beheert en bewaart de beleggingsmiddelen van het fonds in Fondsen voor Gemene Rekening. Deze zijn te vergelijken met beleggingsfondsen. Binnen deze fondsen beheren in het algemeen externe managers (vermogensbeheerders) de individuele portefeuilles aandelen en vastrentende waarden. De overige beleggingen (liquiditeiten en futures) worden door medewerkers van TKP Investments beheerd. De selectie van een vermogensbeheerder vindt plaats op basis van vooraf bepaalde beoordelingscriteria. Deze zijn opgenomen in het handboek Administratieve Organisatie (AO). De effecten zijn in bewaring gegeven bij custodians. Met hen zijn ook afspraken gemaakt over een deel van de gewenste managementinformatie. Veruit het grootste deel van de managementinformatie wordt geleverd door de ’Back Office’ Beleggingen van TKP Investments.
4.3
Actief versus passief beheer
Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is een mengvorm van actief en passief beheer. Het pensioenfonds voert een actieve strategie voor beleggingscategorieën waarvoor de verwachting bestaat dat, rekening houdend met de extra kosten van een actieve strategie, een extra rendement ten opzichte van de benchmark kan worden behaald. De aandelenportefeuille is hier een voorbeeld van. Bij beleggingscategorieën waarvan de verwachting is dat een actieve strategie geen toegevoegde waarde heeft in de vorm van extra rendement ten opzichte van de benchmark, vindt een kostenefficiënte passieve strategie plaats. Een voorbeeld is de vastrentende waarden portefeuille (langlopende Europese staatsobligaties).
4.4
Instrumenten
Het pensioenfonds belegt uitsluitend in instrumenten waarvan is gebleken dat deze binnen het risicoprofiel van het pensioenfonds passen. Daarnaast moeten ze het risico- rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille verbeteren. Het pensioenfondsbestuur neemt aan de hand van uitgebreide analyses de beslissing of een (nieuwe) beleggingscategorie aan de portefeuille wordt toegevoegd, danwel wordt uitgebreid of beperkt. Indirect (bij de Fondsen voor Gemene Rekening) worden door de beheerder futures ingezet om de marktexposure dan wel de valuta-exposure en de duratie (rentegevoeligheid) te sturen. Zoals overal in het beleggingsproces het geval is, gelden ook hier strikte richtlijnen en procedures. Algemeen kan worden gesteld dat derivaten uitsluitend defensief worden gebruikt.
8
4.5
Zorgplicht
Bij het pensioenfonds is naast het reguliere vermogen (voor rekening en risico van het pensioenfonds) sprake van belegd vermogen in het kader van de beschikbare premieregeling (BPR), welke voor rekening en risico van de deelnemer zelf is. De Pensioenwet stelt bij beschikbare premieregelingen bepaalde eisen. In de Pensioenwet zijn daarover bepalingen opgenomen in artikel 52. De kern is dat het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de beleggingen en daarbij moet handelen volgens het zogeheten "prudent person beginsel". Dit houdt in dat er moet worden belegd in het belang van de deelnemer. Samengevat betekent dit dat naarmate de pensioendatum dichterbij komt, de beleggingsmix minder risicovol moet zijn. Dit wordt aangeduid met de term ‘Life Cycle’. Tabel 2: Life Cycle (in termen van “jaren tot pensionering” en voor pensioenleeftijd 65) Algemeen Pensioenleeftijd 65 Depot Beleggingsmix Aandelen/Obligaties/Geldmarkt Jaren tot Leeftijd pensionering >22 <43 I 90%/10%/0% 16-22 43-49 II 75%/25%/0% 8-15 50-57 III 50%/50%/0% 5-7 58-60 IV 25%/75%/0% <5 61-64 V 10%/0%/90% Daarnaast mag de deelnemer volgens de Pensioenwet, de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overnemen. Deze deelnemers kunnen kiezen voor ‘Vrij beleggen’. Het pensioenfonds moet hierbij voldoen aan de Zorgplicht zoals vastgesteld in de Pensioenwet. Dit betekent dat de deelnemer een risicoprofiel moet kunnen bepalen en dat dit profiel ook wordt vastgelegd. Daarnaast zullen deelnemers die kiezen voor ‘Vrij beleggen’ jaarlijks van het pensioenfonds een brief ontvangen om hen te wijzen op het beleggingsrisico dat wordt gelopen. Tabel 3: Samenstelling ‘’Vrij beleggen” depots voor BPR A B C D E F G betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria.
Samenstelling 100% aandelen, 0% obligaties 75% aandelen, 25% obligaties 50% aandelen, 50% obligaties 25% aandelen, 75% obligaties 0% aandelen, 100% obligaties 50% aandelen, 50% obligaties 100% geldmarkt
Verantwoord beleggen Verantwoord beleggen In het beleggingsbeleid vindt STPS het belangrijk dat bij aandelen- en / of obligatiekeuze rekening wordt gehouden met waarden en normen ten aanzien van mens, milieu en maatschappij. Door middel van het participeren in de beleggingsfondsen van TKPI wordt invulling gegeven aan dit verantwoord beleggingsbeleid. Deze fondsen hanteren als uitgangspunt voor hun verantwoord beleggingsbeleid de door de Verenigde Naties opgestelde
9
UN Global Compact Principles. Deze principles zijn te vinden op de website http://www.unglobalcompact.org/AboutTheGC/TheTenPrinciples/index.html. Stembeleid De beleggingsfondsen beleggen wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen en kunnen bij een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) gebruik maken van het stemrecht. Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. Voor de uitvoering van het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau Institutional Shareholder Services (ISS). Screening Jaarlijks wordt er een screening uitgevoerd van de aandelen- en obligatiebeleggingen. Bedrijven worden op basis van de UN Global Compact Principles beoordeeld. Indien in strijd met deze principles wordt gehandeld, zal met een selectie van deze bedrijven een dialoog gevoerd worden om hen aan te moedigen zich conform de UN Global Compact Principles te gedragen. Als dit niet leidt tot gewenste resultaten is het mogelijk dat niet langer in de betreffende onderneming belegd wordt. Uitsluitingen In sommige gevallen zal op voorhand gekozen worden voor uitsluiting. Dit betreft een aantal ondernemingen dat direct betrokken is bij de productie van bepaalde controversiële wapens, zoals anti-persoonsmijnen, chemische en biologische wapens, verarmd uranium munitie, nucleaire wapens en clusterbommen. Daarnaast wordt op basis van universeel erkende veroordelingen een aantal landen uitgesloten om in te beleggen. De uit te sluiten beleggingen zijn staatsobligaties en overige leningen uitgegeven door staten die sancties hebben van de VN Veiligheidsraad en waarbij tot boycot opgeroepen is door de International Labour Organisation (ILO).
4.6
Beleggingsbeleid binnen depots
Het vermogensbeheer vindt net als voor het hoofdvermogen plaats via Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) per (sub)beleggingscategorie. De FGR’s zijn op hoofdlijnen te vergelijken met beleggingsfondsen.
10
Aandelenbeleggingen De aandelenmix van de aandelenbeleggingen binnen de beleggingsdepots bestaat uit 80% aandelen wereldwijd (via het TKP MM World Equity Afdekking Fund) en 20% Europa (via het TKP MM European Equity Afdekking Fund). Obligaties De vastrentende waarden voor de beleggingsdepots worden goed gespreid over verschillende soorten obligaties. De samenstelling van de vastrentende waarden voor de beleggingsdepots - 40% Staatsobligaties uitgegeven door overheden van landen die meedoen aan de euro met de hoogste kredietwaardigheidrating; via het TKP MM AAA Fixed Income Fund - 40% Bedrijfsobligaties; via het TKP MM Credit Fund - 20% Inflatiegerelateerde obligaties van de EMU; via het TKP MM Inflation Index Linked Bond Fund. Bedrijfsobligaties kennen een hoger risico dan staatsobligaties. Maar hier staat tegenover dat er ook een hoger rendement verwacht wordt. Inflatiegerelateerde obligaties zijn obligaties die een bescherming bieden tegen inflatie. De rente en de waarde van de obligatie zijn afhankelijk van de inflatieontwikkeling. Deze obligaties laten de beste rendementen zien als de inflatie toeneemt. Geldmarkt Het vermogen wordt goed gespreid belegd in kortlopende termijndeposito’s via het TKP MM Short Term Money Market Fund. Het risico is door de goede spreiding en korte looptijd van de beleggingen laag. Ook het verwachte rendement is daardoor laag en vergelijkbaar met de korte 1 daagse geldmarktrente.
4.7
Kosten van beleggen
Aan- en verkoopkosten Voor het beleggen worden aan- en verkoopkosten in rekening gebracht. Per storting berekent het pensioenfonds 0,25% aankoopkosten. Bij het switchen van depot, gelden 0,25% aankoopkosten en 0,25% verkoopkosten. Voor depot G worden geen aan- en verkoopkosten in rekening gebracht. Overige beleggingskosten Het pensioenfonds belegt uw pensioenkapitaal in beleggingsfondsen. De kosten van het beleggen worden direct verrekend in het rendement. De kosten zijn afhankelijk van het depot waarin u belegt. De kosten zijn 0,1% tot 0,5% per jaar en voor de duurzaam beleggen variant 0,7% per jaar. Deze kosten zijn gebaseerd op de samenstelling van de beleggingen per eind 2009 en zijn indicatief voor het huidige beleggingsjaar.
11
5.
Risico en rendement
Voor het bereiken van de beleggingsdoelstellingen is het van groot belang dat een pensioenfonds een gedegen risicobeleid voert. Ook de evaluatie van de behaalde resultaten speelt hierbij een belangrijke rol. Onderstaand worden de onderdelen behandeld die een solide risicobeheersing en performance analyse waarborgen.
5.1
Waarderingsgrondslag
De waarderingsgrondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Belangen in beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen en vastrentende waarden zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of deelneming.
5.2
Risicobeheersing
Met betrekking tot de beheersing van de beleggingsrisico’s bevatten de door het pensioenfonds vastgestelde beleggingsrichtlijnen onder meer bepalingen over: Afdekken van de Amerikaanse dollar-exposure, de Japanse yen-exposure en het Britse pond-exposure binnen aandelen. Bij de andere beleggingscategorieën worden vreemde valuta nagenoeg geheel afgedekt. De spreiding van effecten ten opzichte van de benchmark in de deelportefeuilles. Dit leidt tot een set lineaire restricties en afspraken over tracking errors (afwijkingen ten opzichte van de benchmark. De minimale en maximale afwijking in duratie (rentegevoeligheid) voor vastrentende waarden ten opzichte van die van de benchmark. Een minimum en maximum allocatie per subcategorie en bandbreedte vastrentende waarden (met diverse kredietrisico’s). Risicomaatregelen over het gebruik van securities lending (uitlenen van effecten) en derivaten. Voor alle beheerde mandaten worden beleggingsrichtlijnen vastgesteld. De beleggingsrichtlijnen kunnen betrekking hebben op de beleggingsinstrumenten die zijn toegestaan, het kredietrisico, het relatieve gewicht in een fonds, de spreiding over landen, sectoren en/of fondsen/debiteuren. Naast de inperking van de marktrisico’s worden ook maatregelen genomen om andere risico’s zoals operationeel risico te beperken.
12
5.3
Risicometing
Bij het pensioenfonds vindt monitoring en risicomanagement op verschillende niveaus plaats. Interne controle en beheersmaatregelen Het beheren van pensioenvermogens voor derden stelt hoge eisen aan de interne beheerstructuur. Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft TKP controledoelstellingen vastgesteld. Het management is verantwoordelijk voor de opzet en de effectieve werking van de beheersmaatregelen die genomen zijn om de controle doelstellingen te bereiken. Het monitoringproces is vastgelegd in een aantal beheersmaatregelen in het SAS70 (type II) rapport. Jaarlijks vindt controle plaats door PricewaterhouseCoopers. Monitoring beleggingsrisico’s Risicomanagement vormt de hoeksteen van prudent vermogensbeheer. Bij TKP gebeurt dit op drie niveaus: bij de externe manager, in de beleggingspool en uiteindelijk voor de totale portefeuille van de klant. TKP maakt voor het risicomanagement gebruik van diverse modellen. Monitoring van dekkingsgraden TKP monitort de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad van een pensioenfonds geeft de verhouding weer tussen de beleggingen en de verplichtingen. De dekkingsgraad geeft een indicatie in hoeverre een pensioenfonds in staat is aan haar toekomstige verplichtingen te voldoen. Hierbij geldt dat een hogere dekkingsgraad ook tot een hogere zekerheid leidt. Het beleggingsbeleid is er op gericht een hoge en stabiele dekkingsgraad te bewerkstelligen. Monitoring beleggingen Het monitoren van de beleggingen gebeurt zowel intern als extern via de custodians. Het management en de portfoliomanagers ontvangen dagelijkse rapportages (o.a. over de in 5.2. genoemde richtlijnen) en kunnen onmiddellijk ingrijpen als dat nodig is. Monitoring externe managers Naast dagelijkse contacten over transacties en posities vindt vier maal per jaar een evaluatie van de externe manager plaats. Op deze wijze kunnen snel wijzigingen in beleggingsstijl of – filosofie, het personeel en de organisatie of andere factoren die het toekomstige rendement (negatief) kunnen beïnvloeden worden getraceerd. Op de medewerkers van TKP Investments zijn meerdere gedragscodes van toepassing, alle senior front office medewerkers zijn bij het Dutch Securities Institute (DSI) geregistreerd.
5.4
Performance meting
Het beleggingsresultaat wordt op zowel totaalniveau als op portefeuilleniveau dagelijks gemeten door de Back Office Beleggingen van TKP Investments (TKPI). De interne en externe vermogensbeheerders rapporteren aan TKPI op frequente basis over het beleggingsresultaat en de benchmarks. De performance van de vermogensbeheerders wordt door TKPI voortdurend vergeleken met vooraf vastgestelde en in de aan hen opgelegde beleggingsrichtlijnen opgenomen benchmarkniveaus. Bij een beleggingsresultaat dat onder de minimale rendementsverwachting of consistent onder de standaard uitkomt, eist TKPI van de beheerder een gedetailleerde schriftelijke verklaring. Uit de kwartaalrapportages van de vermogensbeheerders aan TKPI blijkt of de gelopen beleggingsrisico’s vallen binnen de beperkingen die hieraan door TKPI zijn gesteld.
13
5.5
Resultaatevaluatie
De beleggingscommissie evalueert met de directie van TKP Investments de beleggingsresultaten van de TKPI beleggingsfondsen op kwartaalbasis. Het bestuur van het pensioenfonds kan via de notulen kennis nemen van deze bespreking in de eerstvolgende bestuursvergadering. De beleggingsresultaten worden daarnaast met het bestuur besproken tijdens de reguliere bestuursvergaderingen.
14
6.
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en indexering. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare premieregeling heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden, alternatieve beleggingen en overlay strategieën. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare premie regeling (BPR) Deelnemers bouwen pensioen op in de beschikbare premie regeling. De premie wordt gestort in een depot naar eigen keuze. Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate governance code. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfonds Bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Custodian De custodian is de financiële partij die de effecten bewaart. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps.
15
DNB De Nederlandsche Bank. Duratie De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de Nederlandsche Bank uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 is ingevoerd. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Opkomende markten (Emerging Markets) Landen met een lager welvaartsniveau dan ontwikkelde markten, maar die een snelle economische ontwikkeling doormaken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om landen in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. SAS70 SAS70 staat voor "Statement on Auditing Standards number 70", een Amerikaanse norm voor de certificering van de interne beheersing. Een SAS70-rapportage is een uitgebreide rapportage aan de opdrachtgevers en hun (externe) accountants. Hierbij wordt een gedetailleerd inzicht gegeven in de wijze waarop een organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. De rapportage is inclusief een oordeel van een externe accountant over de toereikendheid van de interne beheersing. Tracking error Maatstaf voor het risico dat een fondsmanager mag lopen met zijn beleggingsbeleid. Geeft de (theoretische) maximale afwijking aan van het rendement van de beleggingen ten opzichte van een benchmark.
16