Lectoraat Internationale Samenwerking
Onderzoek Hogescholen en Ontwikkelingssamenwerking Jaarverslag 2010/ Jaarplan 2011 1. Inleiding. In het kader van continue kwaliteitsverbetering en –borging wordt jaarlijks in 1 document verslag gedaan van het afgelopen jaar, en op basis daarvan een plan voor het aankomende jaar opgesteld. Zie ook de notities “Verbindingen Versterken – Lectoraten en academies na de pioniersfase” en “Kwaliteitszorg voor onderzoek”. Het Jaarverslag/-plan volgt het Format Jaarplan 2011/Jaarverslag 2010. Een ingevuld overzichtsformat is aangehecht als bijlage 1. Dit werkplan refereert aan het Onderzoeksplan Hogescholen en ontwikkelingssamenwerking dat als bijlage 2 is aangehecht.
2. Visie en Missie Ontwikkelingssamenwerking staat onder veel kritiek. Veel van die kritiek is terecht. Lang niet alle interventies zijn zinvol, effectief, duurzaam beklijvend en worden efficiënt uitgevoerd. De morele verplichting te helpen impliceert ook de verplichting de goede dingen te doen en die goed te doen.`En ook als internationale samenwerking met andere motieven (bv. Kwaliteitsverbetering Nederlands hoger beroepsonderwijs) wordt uitgevoerd dan nog is professionaliteit van centraal belang. Universiteiten en hogescholen in Nederland hebben de morele verplichting bij te dragen aan armoedebestrijding. Ze hebben daarvoor ook een prachtige gelegenheid, die past bij hun specifieke expertise. Capaciteitsopbouw in tertiair onderwijs is een waardevolle vorm van ondersteuning met duurzame en omvangrijke impact. Hoger onderwijs en onderzoek zijn voor ontwikkelingslanden cruciaal. Hoger onderwijs levert de mensen die nodig zijn om economische groei en armoedebestrijding te realiseren. Het verbetert de kwaliteit van het hele onderwijssysteem en schept de absorptiecapaciteit om hulp goed aan te wenden. De Staatssecretaris voor Europese Zaken en Ontwikkelingssamenwerking wil bijdragen aan het behalen van de Millennium Development Goals (MDG) door de capaciteit van hoger onderwijs en onderzoek in ontwikkelingslanden te versterken. Dit gebeurt in hoofdzaak via programma’s van samenwerking met hoger onderwijsinstellingen in Nederland en door het verlenen van beurzen voor studie aan een Nederlandse hoger onderwijsinstelling. Het is daarbij van belang te weten
1
- hoe het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden is ontstaan, in elkaar steekt en zich ontwikkelt, en - hoe Nederlandse hoger onderwijsinstellingen daarin participeren en hoe hun functioneren kan worden geoptimaliseerd. Veel hogescholen hebben de ambitie te internationaliseren en een maatschappelijke rol te spelen. Het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool heeft recentelijk een senior adviseur internationalisering aangesteld en een nota van de Dienst Onderwijs en Studentenzaken over een nieuw internationaliseringsbeleid in behandeling genomen. Ontwikkelingssamenwerking is een deel van het internationaliseringsbeleid, en wel een bijzonder deel, omdat het een speciaal beroep doet op de motivatie, talenkennis, expertise en interculturele competenties van docenten en studenten en op het soort onderwijs (beroepsgericht, praktisch), dat voor de hogescholen kenmerkend is. Het is hierbij van belang te weten - wat precies die kenmerkende bijdrage is van de hogescholen aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden, en - hoe het staat met de motivatie, kennis en ervaring, talenkennis en interculturele competenties van staf en studenten aan De Haagse Hogeschool. Er is dan een dubbele kernvraag die een zekere spanning in zich bergt, vanwege de enigszins verschillende perspectieven van het beroepenveld (optimale bijdrage aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden) en de onderwijsinstellingen (kwaliteitsverbetering door internationale samenwerking). Die kernvraag is dan: “ Hoe kunnen de Nederlandse hogescholen een passende en effectieve bijdrage leveren aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden” en “Hoe vertaalt meer en betere internationale samenwerking zich ook naar de kwaliteit van het onderwijs”. Naast de vier bovengenoemde onderzoeksvragen, doet het lectoraat daarom ook onderzoek naar de - verwachtingen en ervaringen van de studenten van De Haagse Hogeschool die naar het buitenland gaan voor studie of stage, en - de wensen en behoeften van bedrijven en instellingen in de regio Den Haag t.a.v. internationale competenties van de afgestudeerden van De Haagse Hogeschool. Dat alles moet ook leiden tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan De Haagse Hogeschool, vooral in termen van curriculumversterking en stages en studie in het buitenland.
3. Inbedding lectoraat 3.1 Inbedding en positionering van het lectoraat binnen de instelling De hogeschool heeft bij de introductie van de lectoraten gekozen voor brede multidisciplinaire lectoraten vanuit de gedachte dat het onderzoek van de hogeschool zijn wortels heeft in maatschappelijke vraagstukken in stad en regio en in de gevestigde beroepspraktijk. De hogeschool heeft de lectoraten centraal gepositioneerd in het Centrum voor Lectoraten en Onderzoek. Op centraal niveau is een directeur lectoraten/onderzoek, mevrouw mr. drs. C.M.A. van der Meule, aangesteld die de lectoraten in haar portefeuille heeft en die de lectoren aanstuurt en inhoudelijk zowel als randvoorwaardelijk begeleidt. Zij
2
zorgt tevens voor een goede afstemming en samenwerking tussen de verschillende lectoraten en tussen de lectoraten en de academies (clusters van opleidingen) van de hogeschool. De algemeen directeur en de lector stellen bij de start van een jaarcyclus, op basis van het verslag van de voorgaande jaarcyclus, het jaarplan vast. Vervolgens wordt – naast de 6wekelijkse bilateralen, waarin zowel inhoudelijk als randvoorwaardelijke zaken aan de orde komen– halfjaarlijks een gesprek gevoerd over de voortgang, wat kan leiden tot aanpassing en bijstelling van de activiteiten. Balansopname aan het eind van de cyclus wordt opgevat als de startsituatie van de nieuwe cyclus. Twee tot drie maal per jaar vergaderen de gezamenlijke lectoren van De Haagse Hogeschool met de voorzitter van het College van Bestuur, de directeur van het Centrum voor lectoraten en onderzoek (CLO) en de strategisch adviseur van het College van Bestuur over gezamenlijke inhoudelijke thema’s. Afhankelijk van het onderwerp wordt bij dit overleg ook een aantal academiedirecteuren uitgenodigd. Administratieve en secretariële ondersteuning Secretariële ondersteuning wordt geboden worden door: - Mw. A.L. Legters - Mw. M.P. de Vries - Mw. M. Schoenmaeckers De administratieve ondersteuning van het lectoraat wordt verzorgd door de diensten van de hogeschool.
3.2 Inbedding in de regionale kennisinfrastructuur De Nuffic is de hoofdsponsor van de lector en het onderzoek. Naast de inzet van de lector (0,8 fte) sponsort de Nuffic ook het onderzoek met een budget van € 40.000 per jaar. Met de directie Kennis en Innovatie van de Nuffic wordt inhoudelijk samengewerkt in de beschrijving en de analyse van het beroepsgericht hoger onderwijs en van de arbeidsmarkt in Ghana, Mozambique en Vietnam, en in de coordinatie van donoren die zich op hetzelfde werkterrein begeven als de Nuffic. Dr. Mtinkheni Gondwe van de Nuffic heeft samen met de lector een beschrijving gemaakt van het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt in Ghana en Mozambique. Het lectoraat Internationale Samenwerking werkt samen met verschillende academies die geïnteresseerd zijn in het onderzoek en het versterken van de onderzoekscompetenties van hun docenten. Zij hebben daartoe personeel ter beschikking gesteld van de kenniskring. De Academie ES & ICM 0,2 fte: Maarten van Munster; De Academie Sociale Professies 0,4 fte: Rudy van den Hoven en Jaap van Dokkum; De Academie BRV tot eind 2010 0,2 fte: Inês Trigo de Sousa; De Academie TIS Delft 0,1 fte: Hatte van der Woude. Het lectoraat werkt samen met de Academie voor Bestuur, Recht en Veiligheid in de ontwikkeling van een minor Globalisering, en met de Academies voor Facility Management en European Studies and Communication Management in de ontwikkeling van een minor Development Cooperation. De lector was en is opdrachtgever van studenten van de Academie voor ICT & Media. Er wordt samengewerkt met de stagecoördinatoren voor het studentenonderzoek.
3
Extern zijn er contacten met de Hanzehogeschool Groningen en HanzeConnect voor het docentenonderzoek en het studentenonderzoek. Met de lector Internationalisering van de HES/HVA worden de behoeften van het beroepenveld aan internationale vaardigheden en de implicaties voor de curricula onderzocht. Hiertoe is ook samenwerking met MKB Den Haag. Met de HBO-raad wordt samengewerkt voor de studie naar de visie van de hogescholen en hun koepelorganisaties zoals verenigd in UAS-net. Met de universiteiten van Nijmegen (CIDIN) en Groningen (CDS) is samenwerking op het gebied van de onderzoeksmethodologie. Met het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid is een goede verstandhouding: de lector adviseert hen en levert een bijdrage aan hun congressen en ontvangt daarvoor vrijkaarten voor andere congressen voor hem en zijn medewerkers. Met de Hanzehogeschool en de Hogeschool Leiden wordt gewerkt aan een samenwerkingsverband met een aantal Ghanese polytechnics en stagegevers. Bovendien maken we samen een analyse van de drie docentenonderzoeken die de drie hogescholen hebben uitgevoerd.
4. Voortgang van de werkzaamheden De kwaliteit van lectoraten en onderzoek wordt continu verbeterd en geoptimaliseerd aan de hand van de jaarlijkse monitoring volgens onderstaand model. Dit model vormt de basis van het jaarplan. In de werkwijze staan voorop: sturen op gezamenlijke visie- en ambitieontwikkeling, maken van prestatieafspraken, reflectie op voortgang en opbrengsten en hoe hiervan leren. In het jaarverslag wordt gerapporteerd over de feitelijke realisatie en vervolgens wordt in het jaarplan geanalyseerd en gewaardeerd wat wel en niet goed is gelopen en worden hieruit consequenties getrokken ten behoeve van de kwaliteitsverbetering in de volgende jaarcyclus. 1. Startsituatie (begin jaarcyclus)
1. Streefsituatie (eind jaarcyclus)
Activiteiten/ Werkwijze
Prestaties op 4 doelen
Prestaties op 4 doelen
Onderzoek Curriculumontwikkeling Professionalisering Kenniscirculatie
2. Oog voor eigenaarschap en urgentiebesef
4. Professionele aanpak. Hoe wil je naar de streefsituatie toe werken? Welk leiderschap en welke werkwijze?
Onderzoek 3. Gezamenlijke ontwikkeling Curriculumvan visie en ontwikkeling ambitie Professionalisering
5. Condities en randvoorwaarden
Kenniscirculatie
4
De activiteiten in 2009 worden gerubriceerd conform de vier doelstellingen van lectoraten. 1. onderzoek 2. curriculum ontwikkeling 3. professionalisering 4. kenniscirculatie In dit hoofdstuk worden het jaarverslag van het voorgaande jaar en het jaarplan voor het komende jaar gecombineerd. Per doelstelling wordt gestart met een beschrijving van de huidige situatie (voorheen het jaarverslag). Vervolgens wordt de impact en de waardering van de activiteiten in het voorgaande jaar besproken. Daarna zal mede op basis van de huidige situatie en de waardering daarvan de streefsituatie (voorheen het jaarplan) beschreven worden. Vervolgens zal aangegeven worden op welke wijze en aan de hand van welke activiteiten het lectoraat naar de vastgestelde streefsituatie toe zal werken 4.1. Onderzoek 4.1.1 Huidige situatie / impact en waardering In 2009 is een kenniskring samengesteld, die bestaat uit Drs. Jaap van Dokkum, Dr. Rudy van der Hoven, Dr. Susana Menéndez, Drs. Bieke de Mol, Mr. Maarten van Munster, Dr. Inês Trigo de Sousa en Arno van Dijk. In de loop van 2010 is de kenniskring tijdelijk versterkt met Mr Brigitte Broersma (MER) en Gerhard Schuil op detachering vanuit ICCO. Bieke de Mol en Arno van Dijk hebben de kenniskring verlaten. Drs Hatte van der Woude is vanuit TIS Delft toegetreden tot de kenniskring. Bij het afscheid van CvB voorzitter Pim Breebaart is hem een boek aangeboden van het Centrum voor Lectoraten en Onderzoek: “Omdat onderzoek toekomst heeft” (Meule (ed.), 2010). In dat boek heeft de lector een hoofdstuk geschreven gebaseerd op de in 2009 uitgevoerde eerste studie aan de internationale competenties van docenten van De Haagse Hogeschool: “De Toekomst is Internationaal – Internationaal heeft de Toekomst”, pp. 108134. Er is een tweede vooronderzoek gehouden onder de studenten die in het begin van het academische jaar 2010-2011 naar het buitenland gingen voor studie of stage. Ten slotte zijn er desk studies verricht naar het hoger onderwijs en de aansluiting daarvan op de wensen en behoeften van de arbeidsmarkt in Ghana, Mozambique en Vietnam. Voor het docenten-, studenten- en ondernemenrsonderzoek zijn literatuurstudies verricht. Ten aanzien van communicatie, is er een communicatieplan ontwikkeld en in werking gesteld. Er is nu naast de site een weblog en twittermogelijkheden.
5
4.1.2 Streefsituatie In 2011 wordt het lectoraat Internationale Samenwerking nog meer zichtbaar in De Haagse Hogeschool. Het onderzoek wordt voortgezet. De vraagstelling wordt ontwikkeld met de leden van de kenniskring. Dit draagt bij aan de professionalisering van de staf, evenals het stafleden inzetten bij het uitvoeren van het onderzoek. De minoren worden opnieuw gegeven, nu verbeterd aan de hand van de evaluaties door de docenten en door de studenten. Er is opnieuw een opdracht uitgegaan naar een nieuwe groep studenten van de Academie voor ICT & Media. Het werkplan voor het onderzoeksprogramma . De doelstellingen van het onderzoek zijn het genereren van kennis die het aan de ene kant hogescholen mogelijk maakt een breed gedragen en weldoordachte visie, strategie en beleid voor het hbo als sector te ontwikkelen op het terrein van Internationale Samenwerking en het verkrijgen van een herkenbare en waardevolle positie van het hoger beroepsonderwijs in Internationale Samenwerking, en aan de andere kant het optimaliseren van capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden om zo bij te dragen aan sociale en economische ontwikkeling. Het onderzoek kent zes componenten. – Wat beschouwen de hogescholen als hun voornaamste en onderscheidende bijdrage aan ontwikkelingslanden. Wat is hun motivatie voor Ontwikkelingssamenwerking. Tezamen met de HBO-raad, soortgelijke organisaties in andere landen met een binair stelsel en een keur van hogescholen zullen leden van de kenniskring deze vragen verder uitwerken en systematisch beantwoord krijgen. Hiertoe worden enquêtes gestuurd, diepte-interviews gehouden en worden de uitkomsten daarvan besproken in een kring van deskundigen en belanghebbenden. Het resultaat is een goed beeld van wat hogescholen op dit gebied beweegt en waar zij in hun eigen ogen iets wezenlijks hebben toe te voegen. Dit leidt tot een goed gefundeerde visie. Preliminaire gesprekken hebben uitgewezen dat daar grote behoefte aan bestaat. Het onderzoek zal in de praktijk op drie niveaus worden uitgevoerd: a. binnen De Haagse Hogeschool en enkele andere Nederlandse Hogescholen zoals Windesheim en Leiden - op het niveau van academies en opleidingen; b. op het niveau van de CvB’s van de Nederlandse hogescholen en de HBO-raad, i.s.m. de HBO-raad c. op het niveau van de “ HBO-raden” van Europa (UAS-net), i.s.m. de HBO-raad in Nederland. Deze onderzoekslijn is in 2010 opgezet en wordt in 2011 uitgevoerd in De Haagse Hogeschool en een aantal Nederlandse Hogescholen.. -
Hoe heeft het hoger beroepsonderwijs in landen als Ghana, Mozambique en Vietnam zich ontwikkeld: wat waren de uitgangspunten en verwachtingen, in hoeverre zijn die gerealiseerd. Hoe sluit het hoger beroepsonderwijs in die landen
6
aan bij de arbeidsmarkt. Hoe komt besluitvorming t.a.v. het hbo in die landen tot stand. Aan de hand van een tevoren uitgewerkte methode, worden in die drie landen de relevante betrokkenen ondervraagd en worden de documenten bestudeerd. Naast betrokkenen van de (koepelorganisaties van) instellingen die praktijkgericht onderwijs verzorgen, worden ook ministeries, bedrijven en donoren in die landen bevraagd. De genoemde drie landen zijn gekozen omdat zij op verschillende wijzen hun hbosubsector ontwikkeld hebben en alle een flink aantal NPT projecten hebben met een forse deelname van Nederlandse hogescholen. Bovendien zijn in alle drie de landen meerder donoren met verschillende programma’s actief, wat een internationale vergelijking mogelijk maakt. Dit deel van het onderzoek is in 2009 - 2010 voorbereid en zal in 2011-2012 worden uitgevoerd. In 2009 is begonnen met desk studies die een eerste beschrijving geven van de hbo sector in de drie betrokken landen, het ontstaan van die (sub)sectoren, de behoeften die bevredigd moesten worden, de beoogde en gerealiseerde ambities zoals een goede aansluiting bij de beroepspraktijk, de kwaliteit en de relevantie van het onderwijs. De focus in het veldonderzoek zal liggen op (a) de aansluiting van het hoger onderwijs bij de arbeidsmarkt en (b) op de wijzen waarop besluitvorming t.a.v. hoger beroepsonderwijs tot stand komt. - Wat is de rol van de Nederlandse hogescholen geweest bij de ontwikkeling van de hbo-sector in die landen en wat kan daaraan verbeterd worden. Hierbij wordt uitgegaan van interviews met betrokkenen in Ghana, Mozambique en Vietnam, met vertegenwoordigers van de hogescholen in Nederland, met medewerkers van de Nuffic en het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de evaluaties van de Nuffic projecten en zo mogelijk van die van andere donoren. In de drie betrokken landen zullen voorstellen worden ontwikkeld voor alternatieve manieren om de behoeften en vraag naar samenwerking in kaart te brengen. Er zullen, samen met docenten en studenten van Nederlandse hogescholen analyses gemaakt worden van de bevindingen en voorstellen ontwikkeld om andere wijzen van samenwerken of ondersteunen uit te proberen. In 2011 wordt de vraagstelling uitgewerkt en wordt de methodologie ontwikkeld. In 2011 worden desk studies gedaan en worden de ervaringen van de Nederlandse betrokkenen in kaart gebracht en geanalyseerd.
-
Hoe zijn de competenties, talenkennis, motivatie en kennis en ervaring van de docenten van De Haagse Hogeschool.
Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Hanzehogeschool, i.c. de lector Internationalisering en de Internationale Beroepspraktijk, en de Hogeschool Leiden, i.c. Dr Suzan Niemandsverdriet. Dit deel is daarmee een verdieping (andere hogeschool, andere regio, andere studentenpopulatie) en verruiming (in de richting van ontwikkelingslanden) van het onderzoek aan de Hanzehogeschool dat nu ook is herhaald aan de Hogeschool Leiden. Bovendien wordt een referentiekader ontwikkeld door ook de
7
leidinggevenden (CvB, Directeuren en Teamleiders) dezelfde vragen voor te leggen als de docenten om een beeld te krijgen van de door hen gewenste situatie. De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in een bijdrage aan een boek van het Centrum voor Lectoraten en Onderzoek van De Haagse Hogeschool. In 2011 zal een vergelijkende analyse van de drie onderzoeken worden gemaakt door het lectoraat Internationale Samenwerking. -
Wat zijn de verwachtingen en ervaringen van de studenten van De Haagse Hogeschool die naar het buitenland gaan voor studie of stage.
In 2009 is aan het begin van het academisch jaar een proef gestart met het onderzoek onder de studenten die toen op stage of voor studie naar het buitenland gingen. De studenten krijgen een vragenlijst voorgelegd voor zij naar het buitenland gaan en weer een nadat zij zijn teruggekeerd. In januari 2010 is in een bijeenkomst met de studie of stagebegeleiders en – coördinatoren een begin gemaakt met het verbeteren van de vragenlijsten, in het bijzonder om tegemoet te komen aan de behoeften van de studiebegeleiders en stagecoördinatoren. Die nieuwe vragenlijst is in september 2010 uitgezet in de eerste voorronde. Het eindrapport is eind 2010 opgeleverd. In 2011 zal, mede op basis en een literatuurstudie het onderzoek worden aangevuld met een kwalitatief onderzoek. -
Wat zijn de wensen en verwachtingen van de bedrijven en internationaal georiënteerde instellingen in de regio Den Haag t.a.v. de afgestudeerden van De Haagse Hogeschool.
In 2011zal een begin gemaakt worden met dit deel van het onderzoek. De bedrijven en instellingen worden in kaart gebracht en gecategoriseerd, contactpersonen worden benaderd en vragenlijsten worden ontwikkeld en uitgezet. Hierbij wordt samengewerkt met de lector Internationalisering van de HES/HVA. In 2010 zijn contacten gelegd met MKB Nederland, MKB Zuid-Holland en MKB Den Haag. Zij hebben formeel toegezegd mee te werken. Ook de EVD (Agentschap NL) wil constructief meewerken. Een samenwerking met de Afdeling European Studies is in de maak.
4.2 Aandeel lectoraat Internationale Samenwerking aan de ontwikkeling van het Onderwijs aan De Haagse Hogeschool 4.2.1. huidige situatie / impact en waardering In 2010 is de minor “Development Cooperation” ontwikkeld en gegeven aan achttien studenten. Dertien van hen zijn op stage geweest in Ghana en die zijn allen bijzonder enthousiast terug gekomen. In 2010 was het lectoraat verantwoordelijk voor het vormgeven van de minor “The many Faces of Globalisation” en het geven van de minor aan veertien studenten.
8
De lector is opdrachtgever voor een project van de Academie voor ICT & Media voor het ontwerpen, maken en implementeren van een gegevensbestand en Project Tracking System van alle internationale projecten die in De Haagse Hogeschool plaatshebben. Een studente Bestuurskunde wordt begeleid bij haar afstudeerproject.
4.2.2 streefsituatie Mede op basis van de evaluaties en ter bevordering van de inbedding van het onderzoek in De Haagse Hogeschool en andere hogescholen zullen de twee minoren Development Cooperation en The Many Faces of Globalisation verbeterd worden en zal een begin gemaakt worden met de overdracht naar de Academies BRV en ES&ICM. Het onderzoek naar de wensen en behoeften van het beroepenveld in de regio Den Haag zal zijn weerslag moeten krijgen in de curricula van de onderscheidene opleidingen. De gegevens zullen daarom worden gedeeld met de leidinggevenden en de beroepenveldcommissies. Duurzame doorwerking van het onderzoeksprogramma Een betere kennis van hoger onderwijs in ontwikkelingslanden zal de overheid en de Nuffic helpen bij het bepalen van hun positie en het ontwikkelen van effectief beleid. De professionalisering van Internationale Samenwerking in De Haagse Hogeschool zal zijn weerklank vinden in andere hogescholen. De Minors Ontwikkelingssamenwerking bij de verschillende hogescholen en universiteiten kunnen veel van elkaar leren en samen sterker en beter worden. Door de Minor aan De Haagse Hogeschool en de stages zullen elk jaar weer studenten kennis en vaardigheden opdoen waarmee zij een grotere kans maken op de internationale arbeidsmarkt. De Haagse Hogeschool ontwikkelt zich duurzaam tot kennisinstelling, ook op het terrein van Internationale Samenwerking, en kan en zal die kennis delen met andere hogescholen. Het onderzoek heeft als langdurig dubbel hoofddoel a. Input te leveren voor de ontwikkeling van hoger onderwijsprogramma’s die leiden tot de meest passende en meest effectieve bijdrage van Nederlandse hogescholen in ontwikkelingslanden en tot ontwikkelingen in de hogescholen die visie, beleid en de kwantitatief en kwalitatief benodigde capaciteit genereren om die bijdrage ook daadwerkelijk te leveren. b. De basis te vormen voor het verruimen, verbeteren en verdiepen van de internationale samenwerking van de hogescholen, met het oog op kwaliteitsverhoging van het onderwijs. Binnen het terrein Ontwikkelingssamenwerking en hoger onderwijs is in toenemende mate belangstelling voor beroepsonderwijs en zijn er middelen beschikbaar voor samenwerking met als oogmerk capaciteitsopbouw. Met voldoende stafleden die zowel de motivatie en de competenties als de benodigde kennis en ervaring hebben, kunnen de hogescholen een belangrijke rol spelen en daarmee ook bijdragen aan hun eigen ontwikkeling. Meer in algemene zin zal de impact van het onderzoek een wijdere horizon voor staf en studenten en een meer mondiale oriëntatie van De Haagse Hogeschool kunnen bevorderen.
9
4.3 Professionalisering De stafleden uit de kenniskring worden betrokken bij het opzetten en het uitvoeren van het onderzoek, en bij het opzetten en uitvoeren van de minoren. Mede in het kader van de minor zullen studenten stageprojecten uitvoeren ten behoeve van het onderzoek.Zij zullen zij daarbij gecoacht worden. Stagecoördinatoren en beroepenveldcommissies zullen betrokken worden bij het onderzoek naar de wensen van het beroepenveld t.a.v. internationale competenties, dit mede opdat de uitkomsten van het onderzoek hun weerslag vinden in de curricula van de opleidingen. Daarbij worden, op den duur, bij voorkeur alle opleidingen betrokken, aangezien internationale competenties voor alle studenten die de hogeschool verlaten van belang zijn in een mondialiserende economie en maatschappij. 4.4 Disseminatie van de resultaten van het onderzoek De resultaten van de vier onderzoekslijnen worden gepubliceerd en worden besproken tijdens experts meetings die De Haagse Hogeschool, organiseert. In 2010 zijn de rapporten over het studentenonderzoek en het docentenonderzoek verschenen en besproken met de stagecoördinatoren. De leerervaringen zullen gedeeld worden met de organisatoren van de onderscheidene Minors Ontwikkelingssamenwerking in Nederland, met de teamleaders, de stagecoördinatoren, de docenten en studenten van De Haagse Hogeschool. Overheden en andere donoren zijn in toenemende mate bereid beleidsontwikkeling te baseren op kennis van wat wel en wat niet werkt in de praktijk. Onafhankelijke, feitelijke kennis is daarbij onontbeerlijk. Dat wil niet zeggen dat de vertaling van onderzoeksresultaten in beleid en programma’s gemakkelijk is. Onderzoeksresultaten moeten bediscussieerd worden, en opnieuw getest voordat er een consensus bereikt kan worden over de aanbevelingen. Je kunt niet simpelweg de onderzoeksresultaten aan de beleidsmakers presenteren en verwachten dat ze alle aanbevelingen overnemen. Dat zou een wel erg grote omslag betekenen. Tot nu toe worden beleidsmakers veel meer beïnvloed door hun eigen waarden en normen, eigen ervaring en eigen oordeel, door lobbyisten en door (politiek) pragmatisme. Het lectoraat houdt daarom goed voeling met het CvB – Susana Menéndes is lid van de kenniskring en Els Verhoef is nauw betrokken bij de samenwerking met Ghana -, academiedirecteuren en de senior adviseur Internationalisering.
4.5. Condities en Randvoorwaarden Condities Hoewel veel hogescholen zich in meer of minder sterke mate hebben gecommitteerd aan ontwikkelingssamenwerking, in beleid of in daadwerkelijke uitvoering (minors, stages), georganiseerd in PROFOUND of niet, ontbreekt op bestuurlijk niveau een heldere samenhangende visie over wat nu het onderscheidene product is van de hogescholen, hoe zij zich willen inzetten en hoe die inspanningen zijn te rechtvaardigen in het kader van het ‘primaire proces’.
10
Op het niveau van uitvoerende docenten en studenten bieden kenniscirculatie, het voortbouwen op elkaars kennis en ervaring en de professionaliteit nog ruimte voor verbetering. Donoren hebben in het algemeen geen goed beeld van het hoger onderwijs in ontwikkelingslanden en dat geldt a fortiori voor het hoger beroepsonderwijs en de context waarin dat opereert. Beleid en programma’s komen vaak niet tot stand op basis van zorgvuldig verzamelde en wetenschappelijk geanalyseerde ervaringen, maar veeleer op steeds wisselende ideeën. Het onderzoek zal duidelijk maken wat de hogescholen in Nederland en in andere landen met een binair stelsel zelf zien als hun onderscheidende bijdrage aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Dat zal de basis kunnen leggen voor een gedeelde visie. Kennis van het hoger beroepsonderwijs in, om mee te beginnen, drie landen geeft een betere basis voor beleidsontwikkeling. Het geeft ook beter aan waar en op welke manier de Nederlandse hogescholen hun sterkste kanten het best kunnen inzetten. Kennis over de uitvoering van projecten door de hogescholen - over wat wel en niet werkt en waarom - geeft een basis voor de nodige professionalisering, evenals de kennis over motivatie en competenties, zeker in samenhang verzameld met andere onderzoeken in andere hogescholen. Om kort te gaan: de ontwikkeling van visie en beleid en de professionalisering van de uitvoering zijn meer gebaat bij kennis van zaken dan bij meningen en ideeën. De onderzoeksgegevens zullen d.m.v. publicaties, in expert meetings en in beleidsdialoog met overheid en politiek ook daadwerkelijk moeten leiden tot beleidsontwikkeling en professionalisering van internationale samenwerking. In 2011 zal het rapport over het kwantitatieve onderzoek aan de meerwaarde voor studenten van studie of stage in het buitenland worden aangevuld met een kwantitatief onderzoek en zullen de resultaten gepresenteerd en bediscussieerd worden in een expert meeting. Randvoorwaarden De secretariële ondersteuning en de interacties met collega-lectoren, de Directeur Centrum Lectoraten en Onderzoek en het College van Bestuur zijn goed. De afdeling Communicatie en Marketing is coöperatief. De academiedirecteuren hebben in het algemeen positief gereageerd op het onderzoeksvoorstel en zijn vaak bereid kenniskringleden ter beschikking te stellen. Door het primaat van het onderwijs geven en de toename van het aantal studenten, hebben niet alle kenniskringleden altijd de beloofde tijd ter beschikking van het onderzoek. Bovendien blijkt het “primaire proces”, het onderwijs en alles wat daaromheen gebeurt een grote zuigkracht te hebben. Kenniskringleden die maar één dag per week beschikbaar hebben voor de kenniskring komen vaak in situaties waarin zij zelfs in die ene dag niet productief kunnen zijn. De productiviteit van het lectoraat is daardoor kleiner dan de lector verwachtte.
11
4.6.Kwaliteitszorg In 2010 is de minor Development Cooperation geëvalueerd. De docenten hebben zelf al hun ervaringen gedeeld en hebben een lijst verbeterpunten opgesteld. De studenten hebben een schriftelijke evaluatie ingevuld, na hun tentamen. De resultaten van de evaluaties staan op Blackboard en de site van de Minor. Hoewel beide evaluaties positief waren, zijn er ook verbeterpunten, waaraan in 2011 systematisch aandacht wordt geschonken.
12
5. Inkomsten uit contractactiviteiten en onderzoeksopdrachten. Het lectoraat wordt gesponsord door de Nuffic die de kosten voor de tijdsinzet (0,8 fte) van de lector draagt, alsmede de lector een budget van € 40.000 per jaar te beschikking stelt voor reizen van de lector en andere onderzoekskosten. In 2010 is er, tezamen met de Hogeschool van Amsterdam en de Hanzehogeschool een poging gedaan tot het verwerven van een subsidie van RAAK Internationaal. Zonder succes.
6. Overzicht Personele Samenstelling Om de lector is een kenniskring geformeerd, bestaande uit zeven personen. Drs. Jaap van Dokkum, Dr. Rudy van der Hoven, Dr. Susana Menéndez, Mrs Bieke de Mol, Mr. Maarten van Munster, Dr. Inês Trigo de Sousa en Arno van Dijk. Aan de kenniskring geliëerd zijn de Nuffic senior beleidsmedewerker Drs. Ad Boeren en Dr. Mtinkheni Gondwe. Vanuit de academies Facility Management en TIS Den Haag werden in 2010 0,2 fte Ruud van Wezel ter beschikking gesteld voor de samenwerking met Ghana, de stages en de minor Development Cooperation. In 2010 is de kenniskring versterkt met Gerhard Schuil, gedurende vier maanden gedetacheerd vanuit ICCO in het kader van een outplacement traject, met Drs Hatte van de Woude vanuit TIS Delft en met MER collega Brigitte Broersma. Bieke de Mol en Arno van Dijk hebben de kenniskring verlaten. De kenniskringleden zijn allen in principe voor 0,2 fte beschikbaar voor de kenniskring; Hatte vd Woude zelfs 0,3 fte, betaald uit de middelen van CLO. Van de kenniskring waren in 2010 vier leden gepromoveerd: Susana Menéndez, Inês Trigo de Sousa, Rudy vd Hoven en de lector Jos Walenkamp. De overige leden hebben de equivalent van een master degree. Dus: gepromoveerden 4, totaal 0,6 fte, exclusief lector Master degree 4, totaal 0,9 fte Allen zijn aan te merken als ‘onderzoeker’ Extern hebben Dr. Mtinkheni Gondwe en Drs Ad Boeren van de Nuffic bijgedragen, beiden voor ca. 0,1 fte. Op ad hoc basis is Johan Peeters ingehuurd om mede de minor The Many Faces of Globalisation te ontwikkelen.
7. Publicaties en producten In 2010 zijn twee minoren ontwikkeld en gegeven; één van 30 studiepunten (Development Cooperation) en een van 15 studiepunten (The Many Faces of Globalisation). kenniskringleden Maarten van Munster en Jaap van Dokkum hebben veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de Minoren, evenals Johan Peeters. Zij zelf en Inês Trigo de Sousa, Rudy van den Hoven, Gerhard Schuil en Hatte van der Woude hebben veel van de colleges, seminars en excursies verzorgd. Ruud van Wezel was van groot belang in het organiseren van
13
de stageplaatsen in Ghana. Voor beide minoren zijn een minor booklet en een reader gepubliceerd. Van de tweede pilot voor het Studentenonderzoek zijn de Eerste Tranche, Tweede Tranche en controle groep uitgevoerd bij 861 studenten die dat jaar op studie of stage naar het buitenland gingen. Het eindrapport is in 2010 opgeleverd. In het afscheidsboek voor Pim Breebaart, “Omdat onderzoek toekomst heeft” (Meule (ed.), 2010), heeft de lector, op basis van de eerste studie aan de internationale competenties van docenten van De Haagse Hogeschool, een hoofdstuk bijgedragen: “De Toekomst is Internationaal – Internationaal heeft de Toekomst”, pp. 108-134.. Voor de studies naar de internationale competenties van docenten, de meerwaarde van een internationale ervaring voor studenten en de wensen en verlangens van het bedrijfsleven naar internationale competenties van afgestudeerde hbo-ers zijn de literatuurstudies met succes afgerond door drie kenniskringleden. Op basis hiervan hebben de KK-leden inleidingen geschreven, de vraagstelling helder gekregen en de methodologie beschreven.. De desk studies naar het hoger beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt in Ghana en Mozambique zijn in beide landen besproken met de relevante stakeholders door Mtinkheni Gondwe. Die studies vormen de basis voor veldstudies naar de aansluiting tussen de werelden van werk en onderwijs op specifieke terreinen. Voor dertig studenten die begin januari 2010 op stage gingen naar ontwikkelingslanden is een voorbereidingsdag georganiseerd. Er zijn verschillende bijeenkomsten met stagecoordinatoren geweest om het studentenonderzoek met hen af te stemmen. Er zijn twee missies uitgevoerd naar Ghana: om stageplaatsen voor de studenten van de minor te identificeren, om het onderzoek naar de arbeidsmarkt en het beroepsgericht hoger onderwijs op te starten en om een samenwerkingsovereenkomst tussen drie polytechnics en de Haagse Hogeschool voor te bereiden. Alle drie de doelstellingen zijn gehaald al moet worden geconstateerd dat aan de invulling van de samenwerkingsovereenkomst nog niet is toegekomen. Het onderzoek is gestart met een student die in het kader van de minor Development Cooperation in Ghana op stage was. De lector was opdrachtgever van 12 studenten van de Academie voor ICT & Media die een database-applicatie moesten maken van alle internationale activiteiten van de Hogeschool. Het werk wordt in 2011 voortgezet met een nieuwe groep studenten. De lector was opdrachtgever van een student die een afstudeeropdracht maakt van flowcharts van de gewenste en bestaande trajecten die een student doorloopt voor hij naar het buitenland gaat. De lector adviseert de Senior Advisor Internationalisering van De Haagse Hogeschool. De lector adviseert het Programma Uitzending Managers m.b.t. het Programma VEHICLE Tezamen met de Regioregisseur heeft de lector het Kenniscafé Internationaal van 25 mei voorbereid en uitgevoerd.
14
Tijdens de Haagse Onderzoeksdagen (14-15 april 2010) hebben Rudy van den Hoven, Jaap van Dokkum en Maarten van Munster samen met de lector bijgedragen door bezoeken aan en gesprekken met docenten en onderzoekers van de academies Sociale Professies, BRV en ES&CM. Tijdens de Managementconferentie Directeuren en teamleiders van 4-5 oktober, gaf de lector een workshop over onderzoek internationale samenwerking en afstudeeropdrachten De lector heeft deelgenomen, voor de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), aan de accreditatie van twee Vlaamse BANABA (Bachelor na Bachelor) opleidingen en aan de accreditatie van de Master International Development Studies van de Universiteit van Amsterdam De lector heeft het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid (SBO) geadviseerd in de voorbereiding van het Congres Lectoraten, Masters en Onderzoek. Bij de bijeenkomst van de HEO Sectorraad heeft de lector een workshop gegeven over internationale samenwerking. Onder 58 van de alumni van de academie Facility Management is tijdens de jubileumreünie een onderzoekje gedaan naar de door hen opgedane en benodigde internationale competenties. De internationale competentie die het belangrijkst gevonden werd was talenkennis. Van de aanbevelingen sprong bevorderen of zelfs verplicht stellen van buitenlandse stage eruit. In het nieuwe hogeschooltijdschrift LINK heeft een interview gestaan over de minor Development Cooperation en de stages in Ghana. De lector heeft actief deelgenomen in het Netwerk Internationalisering van De Haagse Hogeschool.
Den Haag, 9 februari 2011, Jos Walenkamp, lector Internationale Samenwerking
15