de drijehornickels Jaargang 20 • Nummer 3 • December 2011
Cultuurhistorisch tijdschrift voor Nuenen, Gerwen en Nederwetten
HEEMKUNDEKRING
O NS
0B
D E D R IJEHORNIC K
D E D RI JEHORNICKEL S
1B
Naamgev ing, doelst elling en activiteit
T IJ DSCHRIF T
Naamgev ing
6B
6B
Heemkundekring De Drijehornick, cultuurhistorische vereniging voor Nuenen, Gerwen en Nederwetten, is opgericht in 1971. De naam Drijehornick is een schrijfwijze van het plaatselijke toponiem Driehurk, dat driehoek betekent. De naam symboliseert de drie kerkdorpen van de gemeente Nuenen c.a. Deze dorpen zijn het werkgebied van de heemkundekring. Aandacht is er ook voor Eckart, als onderdeel van de voormalige gemeente Nederwetten-Eckart (1810-1821).
De Drijehornickels is het periodiek van de Nuenense heemkundekring De Drijehornick. De naam Drijehornickels is een samentrekking van de verenigingsnaam met het Engelse woord ‘chronicle’, dat kroniek of chronologisch verhaal betekent. Het blad verschijnt drie maal per jaar. Redactie
9B
Heemkundekring De Drijehornick zet zich in voor het behoud van het cultureel erfgoed in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten en stelt zich ten doel de belangstelling voor en de kennis over de lokale geschiedenis en cultuur te vergroten en te verspreiden.
Tjeu Hermans Hans Korpershoek Nico Nagtegaal Roland van Pareren John Parmentier Bob de Smit Rob Verhallen
Secretaria at
Kopij
Heemkundekring De Drijehornick p/a Het Klooster - Park 1 - 5671 GA Nuenen E-mail:
[email protected]
Kopij als bijlage- bij voorkeur in Word - per email zenden aan:
Lidmaatschap
4B
U kunt zich als lid opgeven bij de secretaris. Het lidmaatschap van de vereniging bedraagt per jaar: € 18 voor het eerste gezinslid en € 5 voor elk volgend gezinslid. De contributie kunt u overmaken op rekeningnummer 52.82.10.831 van heemkundekring De Drijehornick bij de ABN AMRO onder vermelding van ‘lidmaatschap’. 5B
Bestuurssamenstelling Roland van Pareren, voorzitter Hans Korpershoek, secretaris Jacques Gerritse, penningmeester Herman Bulle Will van Buul Ger van Erkel Arjaan den Haan John Parmentier
040 283 1253 040 283 5836 040 843 01 28 040 283 8000 040 283 6921 040 283 2464 040 283 5056 040 284 5511
[email protected] en/of
[email protected] U kunt ook rechtstreeks contact opnemen met een van de redactieleden. Bezorging en abonnement
10B
Het blad wordt gratis bezorgd bij de leden, één exemplaar per adres. Losse nummers € 2,50 Abonnementen voor niet-leden € 12,50 per jaar (incl. verzendkosten buiten de gemeente)
O NZ E
WEBSIT E
www.heemkundekringnuenen.nl ISSN: 1381-3226.
De Drijehornickels
december 2011
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Vincent van Gogh in de Beekstraat door Louis Bressers
50
Twee straten haalden Nuenense dominee uit de vergetelheid Een persoonlijk relaas over de straatnaamgeving rond Bart de Ligt door Roland van Pareren
57
Bart de Ligt Een vergeten dominee uit Nuenen door Sjoerd de Vrij
62
Nu en en … niet meer Geldropsche Dijk via Oude Dijk weer Geldropsedijk door Roland van Pareren
68
Lief en leed in de Beekstraat (5) Boerenleven in Nuenen rond 1900 door Miet Sanders-Coolen
69
Luchtoorlog boven Nuenen III Wettenseind of Wellenseind door Foppe de Lang
80
Op de omslag: Vincent van Gogh en Bart de Ligt, twee idealisten. (zie het artikel van Sjoerd de Vrij op pagina 62)
49
De Drijehornickels
december 2011
Vincent van Gogh in de Beekstraat
VINCENT VAN GOGH IN DE BEEKSTRAAT door Louis Bressers Se non è vero, anche io no lo so1 Over Vincent van Gogh zijn hele bibliotheken volgeschreven en wie nu zijn naam googelt heeft 2.710.000 hits en 910.000 afbeeldingen. Wat valt er nog over zijn werk te melden wat we niet al wisten? Ook zijn Nuenense periode is ruimschoots beschreven. Maar wie zoekt naar duidelijk aanwijsbare plaatsen die hij geschilderd heeft, vindt niet veel. Natuurlijk, overbekend zijn de watermolens, zijn ouderlijke woning op de Berg, het Populierenlaantje op de Broekdijk en de talloze afbeeldingen van de oude kerktoren. En we weten ook waar de aardappeleters geschilderd zijn. Het Vincentre helpt ons verder met informatiezuilen op zekere plaatsen. Maar er blijven veel schilderijen over waarop huizen en hutten staan die nu verdwenen zijn en daardoor moeilijk of niet meer te traceren. Helaas heeft Van Gogh nooit vermeld wie en waar in Nuenen hij getekend en geschilderd heeft. In mijn boek Beekstraat Nuenen 2 heb ik een aantal van zijn schilderijen in de Beekstraat gelokaliseerd. De redactie van De Drijehornickels heeft mij gevraagd om deze bevindingen hier nog eens in het kort weer te geven. Dat Van Gogh in de Beekstraat gewerkt heeft, is zeer aannemelijk: als hij via de achterdeur zijn huis verliet, stond hij zo in de Beekstraatse akkers waar de boeren en wevers woonden, zijn favoriete modellen. Hij heeft die getekend en geschilderd bij al hun activiteiten en zo mogelijk in hun eigen omgeving3 en gaf daarmee uiting aan zijn idee van de hardheid van hun bestaan. Zelfs hun woningen zijn ‘afgeleefd’ zoals hij zegt in een brief aan zijn broer: “Het geval trof mij buitengewoon, die twee hutten half vergaan onder één zelfde rietdak deden mij denken aan een paar oude afgeleefde luidjes die maar één wezen uitmaken en die men elkaar ziet steunen”.4 De huizen zoals Van Gogh ze geschilderd heeft, zouden wij nu zeker ‘schilderachtig’ noemen, zo zeer zelfs dat een vluchtige beschouwer van zijn schilderijen tot de conclusie zou kunnen komen, dat in Nuenen alleen maar hutten5 en bouwvallen stonden en dat er wel zeer grote armoede heerste. Zijn impressionistische manier van schilderen leidt er wel toe dat de huizen moeilijk herkenbaar zijn en er zal wel nooit 100% zekerheid bereikt kunnen worden over hun exacte locatie. Met mijn toeschrijvingen zal het niet anders zijn.
Beekstraatse akkers, links enkele huizen te weten Beekstraat 24 waar Adrianus Rijken woonde, de huisknecht van dominee Van Gogh, Beekstraat 30 van Van Nunen en daarnaast het wevershuis van Antonie Kuijpers dat hieronder nog ter sprake zal komen. Afgezien van de toren en wat extra bomen is dit beeld tot de jaren ‘70 vrijwel onveranderd gebleven.
De pastorietuin met sneeuw (JH 604)
De oude toren We zoomen als het ware in op het vorige schilderij en zien weer de akkers en de toren, waaromheen de kerkhofmuur en ook het lijkenhuisje. Links op de voorgrond is een boer het land aan het ploegen. Dit moet op perceel E 594 zijn, toen
De pastorietuin met sneeuw Dit was het uitzicht vanuit de achterkant van de pastorie op de Berg: de toren midden in de 50
De Drijehornickels
december 2011
Vincent van Gogh in de Beekstraat
Wever bij een open raam, juli 1884 (JH 500) De oude toren (JH 459)
eigendom van Francis de Greef die op het Boord woonde. Hij zou hier afgebeeld kunnen zijn. Links van hem ligt de Beekstraat, hier niet
De eikenboom honderd jaar later De ligging van het huis van Antonie Kuijpers (nr.37) ten opzichte van de oude toren: door het raam is de toren te zien
zichtbaar. Wel is op de achtergrond, net rechtsboven het paard, de bomengroep te zien die nog steeds staat om de boerderij van Bastiaans, nu Beekstraat 42. In de verte, links van de toren, staat de eikenboom, die nu nog staat aan de kruising Varenpad - Kremerspad.6
Jan van Bakel, een kleinzoon van Martinus en Adriana, weet nog dat zijn grootmoeder vertelde dat Van Gogh in dit huis geschilderd heeft.8 Op het schilderij zou dan Antonie Kuijpers staan of Martinus van Ad van Bakel, geboren mei Bakel. Jan van Bakel 1941, kleinzoon van Martinus van Bakel en Adriana herkent zelfs familieKuijpers trekken in de wever en wie nu nog de familie Van Bakel kent, kan dat volmondig beamen. De vrouw die op het erf aan het werk is, is waar-
Wever bij een open raam Dit schilderij JH 500 is mijns inziens gemaakt in het huis dat stond aan het begin van het Lijkenstraatje, een pad dat liep van de Beekstraat 30 naar de oude kerk. (Op het kaartje nr 37, nu Hopveld 4) Van alle huizen in Nuenen stond dit het dichtst bij de oude toren. In 1884 woonde daar wever Antonie Kuijpers. Hij was toen 63 jaar. Zijn dochter Adriana was getrouwd met Martinus van Bakel, ook wever.7
51
De Drijehornickels
december 2011
schijnlijk de vrouw van Antonie, Petronella Swinkels.
Vincent van Gogh in de Beekstraat
extra, religieuze, dimensie moest geven.” We plaatsen deze wever dan ook niet in de Beekstraat.
Wever bij het raam met kinderstoel
Boerenhuis met bouwvallige schuur en bukkende vrouw Dit schilderij maakte Vincent van Gogh in de zomer van 1885. 10
Wever bij het raam met kinderstoel (JH 452)
Boerenhuis met bouwvallige schuur en bukkende vrouw (JH 825)
Op tekening JH 452 van een wever met daarbij een kind in de kakstoel is ook de oude kerktoren te zien. Op het eerste gezicht lijkt het een variant van het vorige schilderij (JH 500) maar de verschillen zijn te groot. Het opvallendste verschil is het raam: op het schilderij staat dat open en het bestaat uit vier verticale ruitjes en drie horizontale, op de tekening is het raam dicht en heeft het drie ruitjes verticaal en vier horizontaal. Het is een ander weefgetouw, te zien aan de afwerking van de hoge zijstukken. En het is duidelijk een andere wever.
De gedachte dat dit huis Beekstraat 38, tot 1968 bewoond door de familie Jan de Louw, moest zijn, kwam bij me op toen ik de tekening van Jan van der Wielen11 zag.
Jan van der Wielen: Boerderij van Bert de Louw met veldschuur en het huis van Jan Smeulders
Hierop staat het huis gezien vanuit zijn ouderlijke woning. Het meest vallen daarbij op de veldschuur naast de boerderij en de boom links daarvan. Deze stonden er in de jaren ’50 nog. Precies zoals op Vincents schilderij. Het geheel ziet er, uiteraard, bouwvallig en armoedig uit, echt Van Gogh. Dat het een bouwval was, is niet waarschijnlijk. Hoewel het een oud huis was (hier was het middeleeuwse Oudenstein), werd het tot februari 1885 bewoond door wethouder Johannes Valks, toen toch ook al geen armeluisbaantje en het is daarna nog 80
Wever bij het raam met kinderstoel (JH 449)
Op JH 449 zien we dezelfde voorstelling, maar daarop ontbreekt de kerktoren. Maureen Trappeniers9 zegt van de toren op JH 452: ”Deze behoorde waarschijnlijk niet tot het door hem geobserveerde tafereel. Het is een toevoeging die de voorstelling een 52
De Drijehornickels
december 2011
jaar bewoond gebleven. In 1974 is het afgebroken, niet wegens bouwvalligheid, maar omdat het plaats moest maken voor een groter huis. Bij Van Gogh ziet de veldschuur er wel heel krakkemikkig uit en was hij duidelijk aan vervanging of vernieuwing toe. Links van de schuur zijn bomen te zien; deze stonden in de houtwal12 langs de veldweg door de akkers die liep van huisnummer 40 naar het Heieind, in oude aktes ‘de mestweg’ genoemd. In onze schooltijd stookten we deze houtwal elk najaar aan op weg van en naar school. Op de foto staat het huis zoals het was tot de afbraak in 1974.13
Vincent van Gogh in de Beekstraat
Wat ook pleit voor de toeschrijving is de open ruimte voor het huis op het schilderij. De boerderij stond, net als de huidige villa, een veertigtal meters van de weg af. Het werd ooit ‘het huis in den dries’ genoemd. In 1885 woont hier het gezin Christiaan Knoops-Johanna Maria Valks. De afgebeelde vrouw moet Johanna Maria Valks zijn. Boerenhut met spittende vrouw
Boerenhut met spittende vrouw (JH 807)
En toen ging Vincent achterom en heeft hij ook de achterkant van het huis geschilderd. Dat is de zuidkant, de kleuren zijn veel lichter. De plaats van de schoorsteen en de uitstekende “strolatten” komen overeen met JH 825. Dat het dak tot de grond doorloopt is een Van-Goghiaanse overdrijving en erg onwaarschijnlijk; de bewoners moesten toch naar binnen kunnen. Nu was het dak (in de jaren ’60 nog) erg laag, maar door het zo te schilderen, lijkt het bouwvalliger en armoediger, zoals we van Vincent gewend zijn. Ik mis hier wel de veldschuur, misschien stond die verder naar achter op het erf. Het dak rechts op de achtergrond is van de schuur van Roijakkers, Beekstraat 45. De vrouw is weer Johanna Maria Knoops-Valks die mijns inziens niet aan het spitten is zoals Hulsker zegt, maar aan het harken of misschien wel aan het hooien.
Beekstraat 38 tot de afbraak in 1974
De boerderij op de foto is wel veel groter dan die op het schilderij, maar duidelijk is te zien dat het rechter deel, de schuur, later aangebouwd is. En ook links is aan het woonhuis een nieuwer deel te zien. Jan de Louw, de laatste bewoner van het huis, heeft het aan weerskanten vergroot en de vorige bewoners ook.
Beekstraat 38 met daarop de diverse bouwfases
Boerenhuis Bij de volgende schilderijen, JH 810 en 823, tweemaal hetzelfde huis, begeef ik me op glad ijs. Dit is volgens mij Beekstraat 44, mijn geboortehuis. Dit huis komt al voor in de huizenkohieren14 van 1736. Of het tussen 1736 en 1885 ver- of herbouwd is, is niet bekend, maar in
Op deze foto heb ik de latere aanbouwen links en rechts aangegeven. Ik denk dat B het met steen gebouwde deel op het schilderij is, A, C en D zijn later aangebouwd. Ook in de noklijn zijn de verschillende bouwfases te zien. 53
De Drijehornickels
december 2011
1885 zou het al 150 jaar oud kunnen zijn. In 1915 zijn er een stal en een schuur aangebouwd.
Vincent van Gogh in de Beekstraat
Op een foto uit 1945 is ook de achterkant van het huis te zien. Ik zie daarop de twee ramen en de deur zoals op het schilderij. Wat niet over- Achterkant van Beekstraat 44, foto 1945 eenkomt,zijn de muren: Van Gogh schildert ze wit, in 1945 zien we bakstenen. En ook het dak; op het schilderij helemaal stro, op de foto half pannen. Het huis van buurman Bastiaans, Beekstraat 42, staat op de foto op de juiste plaats, ook de lindeboom.
Boerenhuis (JH 810)
Verder in de Beekstraat Hield ik bij de vorige toeschrijvingen nog een slag om de arm, bij het volgende boerenhuis JH 809 heb ik geen twijfel. Dit is Beekstraat 52 nu
Boerenhuis met vrouw en geit (JH 823) Huis te Nuenen (JH 809)
In 1948 heeft mijn vader het gesloopt en een nieuw woonhuis op die plaats gezet. Ik heb zelf aan de buitenkant geen herinneringen. Volgens Jan Hulsker15 is het schilderij ontstaan in juli 1885. Toen woonde hier Martinus van Bakel, een oom van de hiervoor genoemde Martinus uit het Lijkenstraatje, met zijn vrouw en vijf kinderen. Ook hij was wever evenals de vorige bewoner Jan van der Horst. De vrouw met de geit zou de vrouw van Martinus van Bakel, Wilhelmina Vermeulen moeten zijn. Martinus overleed op 13 december 1885, een half jaar na het ontstaan van de schilderijen. Wat mij op het idee bracht dat dit Beekstraat 44 zou zijn, is het huis ernaast. Van Beekstraat 42 is nog juist het dak te zien en deze situatie komt mij zeer bekend en vertrouwd voor. De boom tussen de twee huizen is de lindeboom die nu nog voor nr. 42 staat.
bewoond door Wout de Vries. En hoewel Wout enkele jaren geleden de voorgevel en het dak onherstelbaar verbeterd heeft, is het huis nog steeds herkenbaar. De foto’s spreken voor zich,
Martien Dijstelbloem16: Mijn ouderlijk huis aan de Beekstraat (Circa 1975)
nadere toelichting lijkt mij overbodig. Wel is het huis op 27 december 1901 gedeeltelijk afge-
54
De Drijehornickels
december 2011
brand, maar bij de herbouw lijken geen duidelijke wijzigingen te zijn aangebracht. Een klein probleem is de contour links van het huis. Daar heeft nooit een huis gestaan. Verderop staat wel Prinsenweier 2, maar dat lijkt te ver weg. Misschien zijn het stromijten.
Vincent van Gogh in de Beekstraat
de Oude Landen. In 1934 is het huis afgebroken. De zoon van Jan Smulders, Johannes17, woonde er met zijn gezin in de eerste jaren van de vorige eeuw. Eén van zijn kleindochters is Antonia Rijnders-Smulders die tot voor kort in de Weverstraat woonde. Het is op haar gezag dat ik het schilderij JH 777 hier plaats. Zij had een reproductie van het schilderij in haar kamer hangen en haar grootvader vertelde dat dit hun huis was geweest. En daar is veel voor te zeggen; het huis heeft twee voordeuren. De omgeving op het schilderij komt overeen met de ligging; hakhout en dennenbos. Het huis stond met de achterkant naar het noordwesten; de westelijke avondzon op het schilderij is achter het huis. Er bestaat geen foto of tekening van het huis om het bovenstaande verder te staven. Dit is het huis dat Vincent bedoelde in de hierboven aangehaalde brief aan Theo: “die twee hutten half vergaan onder één zelfde rietdak deden mij denken aan een paar oude afgeleefde luidjes die maar één wezen uitmaken en die men elkaar ziet steunen”.
Beekstraat 52 circa 1960
Beekstraat 52 in 2003
Boerenhuis bij avond (JH 777)
En zo zijn we tot achter in de Beekstraat gekomen. Begonnen we op het Oude Kerkhof, nu zijn we op het Nieuwe aangeland. De waarheid ligt er tussenin.
Beekstraat 52 in 2008
Bij het nieuwe kerkhof Aan het einde van de Beekstraat op het perceel waar in 2010 het nieuwe kerkhof is aangelegd, bouwde Jan Smulders uit Stratum in 1839 een dubbel woonhuis, dat steeds door twee gezinnen bewoond geweest is. De laatste bewoners waren de familie Van Vugt die in 1924 verhuisde naar 55
De Drijehornickels
december 2011
Noten 1 2 3
4 5
6
7 8
Vincent van Gogh in de Beekstraat
M.S.Trappeniers, Van Gogh in Brabant, uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling in het Noord-Brabants Museum, ’s-Hertogenbosch 2 november 1987 – 19 januari 1988. Zwolle 1987, pag. 148. 10 Jan Hulsker 825, pag. 183. 11 Jan van der Wielen, geb. 23 april 1907, woonde van 1920 tot 1942 naast De Louw, in het huis dat in 1972 als bouwval afgebroken is, nu is daar 36C. Later woonde hij in de Beekstraat op nr 26. Hij was huisschilder en een verdienstelijk tekenaar. Vader van o.a. Harrie van der Wielen. 12 De houtwal lag aan het deel van de Nuenderbeeksepad dat nu achter De Beekse Tuin loopt. 13 In 1974 verkoopt Jan de Louw zijn boerderij aan Ad Smeulders die het huis afbreekt, een nieuwe villa bouwt en een deel van de grond gebruikt voor zijn tuinderij. Later komt hier De Beekse Tuin. 14 Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, Oud Archief Nuenen, inv. nrs. 503 t/m 512, Lijste of Quohier van alle huizingen en wooningen. Zie ook Beekstraat Nuenen, pag. 73 15 Jan Hulsker, pag. 183. 16 Martien Dijstelbloem is geboren in Nuenen op 3 mei 1945. Hij woonde hier van 1946 tot 1953. Hij overleed op 11 februari 1986. 17 Deze Johannes Smulders, geboren op 6 december 1849 te Nuenen, staat abusievelijk niet vermeld in Beekstraat Nuenen op pag. 35.
9
Als dat niet waar is, weet ik het ook niet.(redactie) Louis Bressers, Beekstraat Nuenen 250 jaar huizen en bewoners. Nuenen 2005. En dat ging niet altijd vanzelf zoals hij op 2 september 1885 in brief 531 aan Theo schreef: “Maar ge ziet dat het niet makkelijk is om bij de lui aan huis te schilderen en in hun eigen gedoente te teekenen.” Brief 506, 2 juni 1885. In zijn brieven uit Nuenen gebruikt Vincent 37 keer de woorden ‘hut’ en ‘hutten’ als hij het over de woningen van boeren en wevers heeft. Het woord ‘huis’ of ‘huizen’ helemaal niet als zodanig. (Het woord ‘huis’ hierboven in noot 3 is als een deel van een vaste uitdrukking te beschouwen.) De vraag of deze boom inderdaad de hier door Van Gogh geschilderde is, is nog niet definitief beantwoord. Met name zijn ouderdom is nog onderwerp van een polemiek. Het zou mooi zijn als via een dendrochronologisch onderzoek de leeftijd eens vastgesteld zou worden. Vooralsnog houd ik het erop dat Van Gogh hier dé eikenboom geschilderd heeft. Beekstraat Nuenen pag. 204. In 1884 woonde Martinus van Bakel nog niet in dit huis maar in Beekstraat 23. Dat huis was te klein voor een weefgetouw; het is dus zeer wel mogelijk dat hij in het huis van schoonvader werkte.
56
De Drijehornickels
december 2011
Bart de Ligt straten
TWEE STRATEN HAALDEN NUENENSE DOMINEE UIT DE VERGETELHEID Een persoonlijk relaas over de straatnaamgeving rond Bart de Ligt door Roland van Pareren Het is honderd jaar geleden dat in Nuenen dominee Bart de Ligt (1883 – 1938) actief was. In Nederland zijn (slechts) twee straten genoemd naar Bart de Ligt: In Nuenen en in Amsterdam. Nuenen had de primeur, in 1985. Amsterdam volgde vier jaar later. De voormalige dominee, vredesactivist en vrijdenker Bart de Ligt heeft in Nuenen een solitaire straat. Dat wil zeggen dat andere straten in dezelfde wijk geen gelijksoortige benamingen hebben. Alleen een zijstraat is genoemd naar De Ligts bekendste werk Vrede als Daad (Vredehof). In Amsterdam maakt de Bart de Ligtstraat onderdeel uit van de woonwijk Frankendael waarin de straten naar vrijdenkers zijn vernoemd.
In Nuenen is de straatnaam Bart de Ligtstraat vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 9 juli 1985. Aanvankelijk was de ondertekst op het straatnaambord: ‘dominee te Nuenen c.a., 1910-1916’. Later is de ondertekst uitgebreid en is toegevoegd ‘vredesactivist’, zodat nu op het straatnaambord de ondertekst ‘Dominee te Nuenen c.a., 1910-1916, vredesactivist’ te lezen is. De straatnaam Vredehof is vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 10 januari 1995 en van 28 november 1995 met als ondertekst: “’Vrede als Daad’, standaardwerk van Bart de Ligt’. De straatnaam Bart de Ligtstraat in Amsterdam is vastgesteld bij besluit van de raad van het (voormalige) stadsdeel Watergraafsmeer van 13 december 1989. Op het straatnaambord is geen ondertekst aangebracht.
Straatnaambord Bart de Ligstraat in Amsterdam-Watergraafsmeer.
Als lid van de commissie Straatnaamgeving heb ik indertijd geijverd voor het vernoemen van een straat in Nuenen naar Bart de Ligt. Later als wethouder met o.a. de portefeuille straatnaamgeving kon ik voorstellen de nieuwe ondertekst op het straatnaambord aan te brengen en voorstellen het nieuw aangelegde woonhof aan de Bart de Ligtstraat te vernoemen naar het boek dat Bart de Ligt zelf als zijn standaardwerk beschouwde.
Tot het moment dat ik in de uitverkoop bij boekhandel Van de Moosdijk het boek ‘Geschiedenis van het Humanisme in Nederland’1 van Anton Constandse had gekocht, was mij de naam Bart de Ligt slechts vaag bekend. In het boek stuitte ik op een passage over de vrijdenker en vredesactivist Bart de Ligt, die dominee in Nuenen was geweest. Ook vond ik een artikel dat Sjoerd de Vrij in oktober 1970 had gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad getiteld ‘Bart de Ligt, een vergeten dominee uit Nuenen’. Bart de Ligt was inderdaad niet alleen een vergeten dominee, maar vooral een vergeten vredesactivist geworden na zijn overlijden in 1938. Dankzij de journalist Sjoerd de Vrij 2, die veelvuldig publiceerde over Bart de Ligt, werd ik mij bewust van de betekenis die Bart de Ligt op het gebied van het antimilitarisme als vredesactivist, ook internationaal, heeft gehad. En dat zijn
De Nuenense straatnaamborden Bart de Ligtstraat en Vredehof. 57
De Drijehornickels
december 2011
ideeën in Nuenen zijn gevormd, maakte mij natuurlijk nog nieuwsgieriger. Het artikel van Sjoerd de Vrij is op de volgende pagina’s integraal overgenomen.
Bart de Ligt straten
gers van deze gemeente, evenals Vincent van Gogh, die in dezelfde pastorie is grootgebracht als waar mijn vader in gewoond heeft. Bart de Ligt had al in de tijd dat hij hier verbleef een grote bewondering voor Vincent, niet zozeer voor zijn evangelisatie-ijver die hij getoond heeft in de Borinage o.a., maar in het bijzonder voor zijn schilderkunst, die in die tijd nog nauwelijks gewaardeerd werd en waar ieder zich nu aan vergaapt. Het is dan ook geen toeval dat de Bart de Ligtstraat de Vincent van Goghstraat kruist!”4 Sjoerd de Vrij zegt over de nieuwe straatnaam:” (…) De tijd dat ik nog in wonderen geloofde is al heel lang voorbij. Sinds vandaag echter geloof ik weer in een gebeurtenis die ik nooit had verwacht: een officieel eerbetoon aan een groot zoon van Nuenen, die tijdens de eerste Wereldoorlog door het toenmalige militair gezag uit zijn functie, uit zijn dorp en uit het gehele zuiden, werd verdreven….Bart de Ligt was en is nog steeds de man die de wereld met ‘Vrede als Daad’ de enige begaanbare weg heeft gewezen. De eer die hem hier vandaag is bewezen is niet alleen terecht, maar verwarmt zeker de harten van al diegenen die hem hebben leren kennen vroeger en nu - als een man die door zijn denkbeelden, zijn voorbeeld en vooral zijn groot idealisme ontelbaren heeft geïnspireerd..”5 Burgemeester Harry Terwisse over de straatnaamgeving: …”Als gemeentebestuur hebben wij echter ook een plicht ten opzichte van de historie van ons dorp en met name de verplichting de herinnering aan degenen die hier leefden en werkten, levend te houden. En onder diegenen was Bart de Ligt een hele grote! De Ligt zou zeker geen prijs gesteld hebben op een soort zalig- of heiligverklaring (op zich –in zijn ogenal een paapse ketterij, denk ik) of op wat voor verering dan ook. Voor hem was, zoals hij het zelf uitdrukte: “Het geestesleven een voortdurend verscheuren van wanen. Als je denkt dat je een waan te boven bent gekomen, zit je al weer in een nieuwe”, waren zijn woorden. Een straatnaam - wellicht de eerste op de wereld?- als eerbetuiging aan een nationaal en internationaal erkende vredesapostel die ons ook vandaag nog het nodige te zeggen heeft, is echter wel het minste wat wij doen kunnen. Een bevestiging tevens, namens de Nuenenaren van nu, van datgene wat die katholieke vrouw die zijn tuin al jaren gewied had na zijn vertrek zei: “De dominee zal wel iets gedaan hebben wat niet goed was, maar hij is
Nuenen In 1972 kwam dominee Ruud Bartlema naar Nuenen, zijn eerste standplaats als predikant. Hij werd aangetrokken door de ideeën van zijn voorganger Bart de Ligt waarmee hij tijdens zijn studie kennis had gemaakt. In een interview dat ik had met Ruud Bartlema bij zijn afscheid in 1989 zei hij over De Ligt: “Een geweldige man was dat. Hij was christen-socialist, stelde zich teweer tegen de uitwassen van het kapitalisme, schreef erg veel, ontwikkelde een ontwapeningstheorie en onderhield een briefwisseling met Ghandi. Een man die het binnen de kerk niet heeft kunnen uithouden. Hier in Nuenen in de hervormde pastorie aan de Berg en in het kerkje aan de Papenvoort zijn zijn ideeën ontwikkeld. Dat trok me naar Nuenen.”3
Onthulling straatnaambord door Joan de Ligt, zoon van Bart de Ligt, samen met locoburgemeester Wout Smeulders.
De Bart de Ligtstraat in Nuenen is op 16 oktober 1987 officieel geopend door Joan de Ligt, zoon van Bart, voorafgaand aan een speciale Bart de Ligt-herdenking in het kerkje aan de Papenvoort. Bij deze gelegenheid zei Joan de Ligt: “De Bart de Ligt-straatnaamgeving is een late blijk van erkenning door Nuenen van de betekenis van deze man, één van de grote bur58
De Drijehornickels
december 2011
de rechtschapenste mensch van heel Nuenen.” Een gewone straat in ons dorp, de Bart de Ligtstraat, vernoemd naar een ongewone mens; een straat waaraan allerlei verschillende mensen wonen en daarom ook al toepasselijk, want De Ligt kon met iedereen, rijk of arm, intelligent of simpel, autochtoon of allochtoon, gestudeerd hebbend of een ambacht uitoefenend, even goed overweg….”6
Bart de Ligt straten
Noten Geschiedenis van het Humanisme in Nederland door dr. A.L. Constandse, (1980 Den Haag). 2 Sjoerd de Vrij was tot zijn pensionering in 1971 hoofd van de Philips Persdienst. Daarvoor was hij ondermeer reporter bij Radio Herrijzend Nederland. 3 Weekblad Middenstandsbelangen, 24 april 1985 ‘Bart de Ligt trok me naar Nuenen’. 4 Sluitingstoespraak naar aanleiding van de officiële ‘Bart de Ligt-herdenking’ te Nuenen op 16 oktober 1987 door J.E. de Ligt. Er zitten enkele onjuistheden in deze toespraak. Allereerst is Vincent van Gogh geboren en opgegroeid in Zundert. Hij woonde van 1883 tot 1885 in Nuenen. Daarnaast kruisen de Vincent van Goghstraat en de Bart de Ligtstraat elkaar niet, al liggen ze wel bij elkaar in de buurt. 5 Idem als inleiding. 6 Idem als inleiding. 7 Het stadsdeel Watergraafsmeer is in 1987 samengevoegd met het stadsdeel Oost tot het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer dat vervolgens in 2010 is opgegaan in het nieuwe stadsdeel Oost. 8 Voordracht dagelijks bestuur Stadsdeel Watergraafsmeer ten behoeve van de stadsdeelraadsvergadering van 13 december 1989. 1
Amsterdam Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Watergraafsmeer 7 geeft in de voordracht als motivatie betreffende de naamgeving aan wegen op het terrein, gelegen tussen Gooiseweg en Hugo de Vrieslaan: “Wij achten het passend aan de nieuwe wegen, die op de tekening met de cijfers 3 t/m 7 zijn aangegeven, namen te geven die herinneren aan personen die zich bijzonder hebben onderscheiden door ondogmatisch denken. Door te kiezen voor deze categorie worden personen geëerd die door hun opvattingen, studies, publicaties, contacten en naar buiten gebrachte gedachten hun intellectuele gaven ter beschikking van velen hebben gesteld. Hun oorspronkelijke gedachten – ofschoon niet altijd direct door allen gewaardeerd of op de juiste waarde geschat – boden vaak nieuwe gezichtspunten en de mogelijkheid tot het uitwisselen van ideeën.” De volgende personen worden in het voorstel aangegeven te eren door hun namen in de straatnaamgeving vast te leggen: de advocate en sociologe Clara Meyer-Wichman (1885-1922), publicist en vrijdenker Anton Constandse (18991985), pedagoog Kees Boeke (1884-1966), advocaat en politicus Benno Stokvis (19011977), Brits wijsgeer en Nobelprijswinnaar Bertrand Russell (1872-1970) en Bart de Ligt (18831938). De omschrijving bij laatstgenoemde luidt: ‘Voormalig predikant. Vredesactivist tijdens de Eerste Wereldoorlog. Actief in de nationale en internationale vredesbeweging (Internationale Anti-Militaristische Vereeniging). Redacteur van ‘De Wapens Neder’. Cultuurhistoricus. Schrijver van meer dan 60 boeken en 900 artikelen’8.
59
De Drijehornickels
december 2011
Raadsbesluit straatnaamgeving Nuenen c.a.
60
Bart de Ligt straten
De Drijehornickels
december 2011
Raadsbesluit straatnaamgeving Stadsdeel Watergraafsmeer. (zie nummer 7) 61
Bart de Ligt straten
De Drijehornickels
december 2011
Vergeten dominee
BART DE LIGT Een vergeten dominee uit Nuenen1 door Sjoerd de Vrij2 Het dorp Nuenen is vooral door twee inwoners - zij bleven overigens niet zo lang ingeschreven - internationaal bekend geworden: Vincent van Gogh, de schilder, en Bart de Ligt, de maatschappelijk geëngageerde dominee. Vanzelfsprekend heeft Van Gogh ongewild verreweg de belangrijkste bijdrage geleverd in de bekendheid over de wereld van het Brabantse dorp. Misschien mag men zonder overdrijving wel zeggen in de onsterfelijkheid ervan. Alhoewel Bart de Ligt, die het ambt van predikant vijf jaar lang uitoefende, in Nuenen zelf nauwelijks enige zichtbare sporen heeft nagelaten - men kent hem daar zelfs niet meer - zal zijn naam m.i. eens toch weer met grote erkentelijkheid worden genoemd zodra de huidige maatschappelijke ontwikkeling de kloof zal hebben overbrugd die er ligt tussen zijn ver vooruitziende visie en de huidige werkelijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat men De Ligt zal herontdekken en er verbaasd over zal staan dat het roepen in de woestijn van ongeïnteresseerdheid en onverschilligheid zo vele jaren heeft moeten duren. Wat dat betreft had Van Gogh alles mee. Die verkondigde uiteindelijk niets abstracts. Bovendien viel er over de schilder een dramatisch levensverhaal te vertellen, dat zijn weg wist te vinden naar de harten van miljoenen mensen. Veel gemeen Beide, tijdelijke, inwoners van Nuenen hadden overigens veel gemeen. Zowel de vader van Vincent als - een kwart eeuw later - De Ligt, was hervormde predikant in een overwegend katholiek dorp. Vincent van Gogh en Bart de Ligt hebben in dezelfde prachtige pastorie gewoond. Wat echter sterker aanspreekt is beider bezetenheid: die van Vincent om te schilderen, die van Bart de Ligt om deze wereld via een eerlijk en consequent beleden en zoals hij het zag, in praktijk gebracht, christendom leefbaarder te maken zodat bijvoorbeeld oorlog en geweld zouden verdwijnen.
Op 16 oktober 1910 deed De Ligt zijn officiële intrede als predikant. In zijn eerste preek, zo schrijft een van zijn vele biografen, stelde hij, naar aanleiding van Lucas 2: 34b (“Het teken dat weersproken zou worden”) meedogenloos en zonder veel begrip voor zijn gehoor de eis der absolute heiligheid. Het was een typisch staaltje van puriteinse mentaliteit, van profetisme, geboren uit monnikeneenzaamheid, met de uiterste consequentie van de absolute ommekeer, de grote revolutie, het Koninkrijk Gods. Vijf jaar later, in juni 1915, houdt De Ligt een preek in een protestantse kerk te Eindhoven. Het gebouw bevat behalve gewone gemeenteleden, ook veel in Eindhoven gelegerde, gemobiliseerde officieren en soldaten. Hij geeft een soort nabetrachting op het Pinksterfeest met als titel ‘Veni Sancte Spiritus’. Hij schetst in deze preek de militaire hiërarchie, die als een machine functioneert: “En zegt de generaal: schiet! zo schieten allen, waarop dan ook; al was het op het Hart van Jezus Christus, dat heilig hart van God”. Negen dagen later, zo schrijft de in Helmond woonachtige dr. J. van den Bergh van EysingaElias, kreeg De Ligt bericht dat hij door de commandant van het veldleger uit het in staat van beleg verklaarde gebied ten zuiden van de Waal
Foto Bart de Ligt uit zijn Nuenense periode.
62
De Drijehornickels
december 2011
Vergeten dominee
Hij probeerde de mensen te bewegen tot het accepteren van een eigen verantwoordelijkheid, van het zich rekenschap geven van eigen daden zonder te vragen naar of te wachten op richtlijnen of bevelen van leiders die bij voorbaat gehoorzaamheid eisten en verwachtten. Gevreesde tegenstander De Canadese journalist van Nederlandse afkomst en geboortig uit Gorkum, Pierre van Paassen, schreef over hem na vele ontmoetingen in Parijs: “Na vele jaren zag ik De Ligt terug. Slank en gedistingeerd, als steeds, zijn haar weliswaar wat wit aan de slapen, maar met dezelfde blauwe vlam van goedheid in de ogen. De Ligt had het, wat bekendheid betreft, ver gebracht. Hij behoorde tot de grootste geleerden onder de aanhangers van de leer van de vrije wil, en behalve vele filosofische werken, had hij ook het grote werk ‘Vrede als Daad’ geschreven, waardoor zijn naam in de geschiedenis zal voortleven. Er zijn weinig mannen in deze wereld, die zijn gelijke in wijsheid en geleerdheid zijn, maar hij had ieder vooruitzicht op succes of roem opgeofferd, door alle erkende richtingen de rug toe te keren en zijn lot aan dat der meest vervolgde wezens op aarde te verbinden. Een levend symbool van een anti-geweldenaar, niet in staat om ook maar een onvriendelijke gedachte tegen een medemens te koesteren. Niettemin was De Ligt toch een man die zo nauwkeurig door alle politieafdelingen van heel Europa, inclusief de geheime politie van Rusland, werd gadegeslagen alsof hij het hoofd van een bende witte slavenhandelaars was geweest. Iedere regering zag in hem de voorvechter van het algemene vredesidee, en daardoor, de meest gevreesde tegenstander van de bestaande orde”.
werd verbannen. Niet de bedoeling, wel het gevolg van deze actie van de generaal was, dat De Ligt niet langer in bescheiden kring, maar voor het gehele land, gelegenheid kreeg zijn zienswijze uit te dragen. “De mensen in Nuenen”, zo zegt De Ligt later, “zijn goed voor mij geweest. Sommigen heel bijzonder, zoals Sien Begemann. Haar huis werd langzaamaan een middelpunt van een nieuw wereldje. We hadden er onze geheelonthoudersbijeenkomsten. Ik gaf er aan belangstellenden uit de buurt cursussen over wijsbegeerte. Ondertussen werkte ik wat ik kon, vooral inzake de sociale kwestie. Want als men over de Nuenense velden liep, zag men in de verte de schoorstenen van Helmond en Eindhoven roken. Overal verrezen fabrieken en fabriekjes. Brabant werd door stoom en elektriciteit zienderogen omgewenteld. Maar niet opgewenteld”. Merkwaardige parallel: domineeszoon Vincent van Gogh bezocht met Margot Begemann in zijn Nuenense jaren de gezinnen die onderwerp voor zijn schilderijen werden, Bart de Ligt was zoals de lezer zal hebben begrepen - een controversiële figuur, weliswaar een humanist - zijn laatste werk nog uitgegeven voor zijn dood in 1938 was een uitvoerige studie over Erasmus maar niettemin ideologisch in conflict met wat men in Nederland acceptabel, respectabel en eigenlijk vanzelfsprekend vond.
Omslag boek ‘Vrede als Daad’ 63
De Drijehornickels
december 2011
Vergeten dominee
aan de mensen met geestelijke belangstelling als aan de eenvoudigen naar de geest: meeleven met de noden van iedere mens. Dat kon hij, omdat hij ieder mens belangwekkend vond”. Steeds radicaler Niet iedereen was het uiteraard met De Ligt en zijn opvattingen eens. In het laatste jaar dat hij in Nuenen doorbracht, werden zijn toespraken steeds radicaler en/of consequenter. Hij trachtte zijn toeschouwers geestelijk wakker te schudden, maar er rees soms verzet tegen de toepassing van oude profetieën op toenmalige (1914) verhoudingen: Bij gelegenheid van zo'n preek verliet een diaken uit protest de kerk. Tot in de tuin - zo weet een ooggetuige te vertellen - van de pastorie was de preek het onderwerp van discussie: dat er nu nog profeten zouden kunnen opstaan was in het oog zelfs van zijn huishoudster “een verfoeilijke ketterij”. Het viel te verwachten dat De Ligt, de consequente idealist, in een crisis over zijn levens- en wereldbeschouwing terecht was gekomen die zijn diepste wezen zou raken. Hij had intussen ontslag genomen als predikant, daar er zich na de militaire maatregelen tegen hem toch voorlopig geen kans zou voordoen om naar Brabant terug te keren.
Bart de Ligt geschilderd door Alfons Blomme.3
Terug tot Nuenen “En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. En Simeon zegende hen en zeide tot Maria: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat weersproken wordt”. Ziedaar de Bijbeltekst uit Lucas 2 van de eerste preek, waarvan De Ligt later zei: “Al te bitter schijnt mij thans mijn woord, hard, bijna wreed. Zonder met enige aanleg of omstandigheid ook maar enigszins rekening te houden, stelde ik de eis der absolute heiligheid. Waarschijnlijk was de zwaarte van de eis daarom zoveel sterker dan de kracht van de opwekking, omdat ik het vermogen anderen op te wekken nog te zeer miste, en, wat ik anderen predikte, mijzelf al dadelijk ‘über die Kraft’ ging”. Niettemin, “Nuenen was het gedicht van mijn leven” zo merkte hij later eens op. De gemeente, met Gerwen en Nederwetten, was slechts klein en de kerk telde niet meer dan 150 zielen. Hem wachtte slechts een bescheiden taak, een oppervlakkig gezien onbetekenend werk. En toch, een wereld in het klein met haar vele verschillende bewoners. “Aan dit kleine arbeidsveld”, zo concludeerde dr. J. van den Bergh van Eysingn-Elias in een herinneringsboek, “heeft hij zich volledig gegeven. Hij miste de plechtstatigheid en vormelijkheid, die vele gemeentenaren nu eenmaal ongaarne in hun voorganger missen. Hij schoot te kort in de traditionele uiterlijke waardigheid. Hij leed er onder dat hij niet in alle opzichten kon geven, wat men van een dominee verwachtte. Maar hiertegenover stond zo oneindig veel meer, dat hij kon geven en gegeven heeft, zowel
Bart de Ligt voor de rechtbank 64
De Drijehornickels
december 2011
Het ontslag was hem niet moeilijk gevallen, zo schrijft H. J. Mispelblom Beyer, omdat de synode der Nederlandse Hervormde Kerk èn het merendeel van zijn collega's zijn toch zuiver evangelische daad niet hadden begrepen of geapprecieerd en hem op een enkele uitzondering na alleen hadden laten staan. Hij kan nu objectiever over alles met betrekking tot bijbel en christendom oordelen dan anders het geval zou zijn geweest.
Vergeten dominee
Noten Dit artikel verscheen eerder in o.a. het Eindhovens Dagblad, oktober 1970. De afbeeldingen en het procesverbaal van de preek ‘Veni sancte spiritus’ zijn door de redactie ingevoegd. 2 Sjoerd de Vrij, geboren te Joure 1913, overleden te Eindhoven 31 juli 1992. Vanaf 1938 is hij werkzaam bij de schoenindustrie Bata in Best als perschef en directeur van het opleidingsinstituut. In 1944 verhuist hij naar Eindhoven en wordt oorlogscorrespondent bij Radio Herrijzend Nederland. In 1946 wordt hij hoofd van de Philips Persdienst, een functie die hij vervult tot 1970. Daarna werkt hij als freelance journalist voor ondermeer de Brabant Pers, De Leeuwarder Courant, De Gelderlander, Het Parool en weekblad De Tijd. Bart de Ligt, voor wie hij altijd een zeer grote waardering heeft gehad en daar ook over publiceerde, leerde hij kennen tijdens een bijeenkomst in het conferentieoord Woodbrookers in Barchem (Gelderland) in de jaren 1930. 3 De Belgische kunstschilder Alfons Blomme vestigt zich in februari 1914 vanuit Roeselare in Nuenen. Aangezien in die tijd de Eerste Wereldoorlog begint, laat hij zich hier, in het neutrale Nederland als ‘vluchteling’ inschrijven. Hij woont in het huis van Sien Begemann aan de Berg 65 en heeft zijn atelier in de oude linnenfabriek van Begemann. Ook heeft hij een atelier samen met de schilder-tekenaar Nico Eekman aan de Beekstraat in een, inmiddels afgebroken, schuur ter hoogte van de huidige Alfons Blommelaan. Ten huize van Sien Begemann worden vaak culturele en muzikale bijeenkomsten gehouden waarbij Bart de Ligt aanwezig is. Daar maakt hij kennis met de schilder Alfons Blomme. 1
De twee voormalige inwoners van Nuenen, Van Gogh en De Ligt, waren in wezen beiden gelijkelijk bezeten van eenzelfde ideaal, dat de ene met het penseel en de andere met het woord vorm probeerde te geven en uit te dragen. Natuur en mensen in Nuenen waren Van Gogh vertrouwd: door ze uit te beelden kon hij uiten wat hem innerlijk bewoog. De Ligt kende het werk van Vincent en daarom was het beroep als voorganger naar dit dorp hem destijds dubbel welkom. Al werd over zijn preken door gemeenteleden zeer verschillend geoordeeld, om zijn persóón was hij bij iedereen gezien en bemind. Het is de moeite waard om hem nu, bij de zestigste verjaardag van zijn intrede in Nuenen, aan de algemene vergetelheid te ontrukken.
65
De Drijehornickels
december 2011
Vergeten dominee
Proces-verbaal van de preek 'Veni sancte spiritus'1 die Bart de Ligt hield op 6 juni 1915 in de Nederlands-Hervormde kerk in Eindhoven. Als gevolg hiervan werd hij uit Nuenen verbannen.
66
De Drijehornickels
1
december 2011
‘Kom heilige geest’ 67
Vergeten dominee
De Drijehornickels
december 2011
Nu en en … niet meer
NU EN EN … NIET MEER Geldropsche Dijk via Oude Dijk weer Geldropsedijk door Roland van Pareren Deze foto laat de Geldropsedijk in februari 1972 zien als een weg met zwarte steenslag; een zogenaamde half-verharde zandweg. Aan de rechterkant van de weg ligt reeds een betegeld voetpad. Het woonhuis links, eens eigendom van bakker Willem van de Donk, staat er dan nog. Toch zal het dan niet lang meer duren tot het huis zal worden afgebroken en de zandweg worToen de Oude Dijk de vroegere naam Geldropsedijk weer had teruggekregen, was den geasfalteerd. Voor de het nog een zandweg met zwart steengruis en stond het huis links op de foto er nog. nieuwe huizen rechts ligt al [foto: Roland van Pareren, februari 1972]. een ventweg. Ook aan de linkerkant van de Geldropsedijk zal spoedig een ventweg worden aangelegd, het woonhuis worden afgebroken en zullen nieuwe woningen gebouwd worden. De gemeenteraad stelde in maart 1972 een bedrag van ƒ 777.400,-- beschikbaar voor de aanleg van een geasfalteerde tweebaans rijweg en daaraan parallellopende ventwegen. Als de plannen zijn gerealiseerd en de Geldropsedijk is verhard, wordt de Eeneindseweg afgesloten voor het doorgaand verkeer via Eeneind naar Geldrop. Dan heeft de Geldropsedijk de functie van verbindingsweg van Nuenen naar Geldrop overgenomen. Aan de weg is door de gemeenteraad bij besluit van 30 juni 1955 de naam Oude Dijk gegeven, hoewel op de kadasterkaart van 1832 en op de legger van wegen en waterlopen van 1882 de weg staat aangegeven als Geldropsche Dijk. Toen in 1969 plannen werden gemaakt om een gedeelte van de Oude Dijk weer de functie van doorgaande route naar Geldrop te geven en bovendien aan de weg nieuwe woningen werden gebouwd, leidde dit tot naamswijziging van een deel van de Oude Dijk (het gedeelte van de Opwettenseweg tot het Wettenseind) in Geldropsedijk. Zo werd de oude naam van de weg op de kadasterkaart in ere hersteld. De voormalige Oude Dijk is nu als Geldropsedijk een belangrijke verkeersHoewel… Geldropsche Dijk werd ader met nieuwbouw en ventwegen aan beide zijden en asfalt in het midden. [foto: Bob de Smit, oktober 2011]. Geldropsedijk: in de nieuwe spelling dus!
68
De Drijehornickels
december 2011
Lief en leed in de Beekstraat
LIEF EN LEED IN DE BEEKSTRAAT (5) Boerenleven in Nuenen rond 1900 door Miet Sanders-Coolen Miet Coolen, geboren te Nuenen in 1909, getrouwd met Frans Sanders in 1941 en overleden te Bakel in 2005, heeft in een aantal verhalen over het leven in en rond de Beekstraat uit haar jeugd verteld. Die verhalen zijn opgetekend door Henny Moll. In deze laatste aflevering vertelt Miet over hun gezinsleven.1 Ons gezinsleven Vader was een lieve man, altijd bezig. Het was geen harde werker want hij had veel last van zijn maag en kon vanwege die kwaal maar mondjesmaat eten. Hij was ook nooit zwaarder geweest dan 63 kg. Zijn gehoor was niet zoals het zijn moest. Zijn oorvlies was beschadigd doordat hij te hard op zijn 'piston'2 had geblazen, zei de dokter, en dat was vroeger niet te verhelpen. Moeder had zich het hard praten tegen hem zo aangewend dat ze het tegen iedereen deed. Als je thuis kwam, hoefde je niet te vragen “waar is moeder”, want dat hoorde je wel. Vader was bijdehand. Hij kon alles wat nodig was in het gezin maken of repareren. Hij was timmerman, metselaar, dakdekker, mandenmaker, klompenmaker, slachter, schilder, enz. en zijn werk mocht gezien worden. De ambachtslieden in het dorp zeiden wel eens: "Bij Coolen is niets te verdienen, die doet alles zelf". Maar het was wel voordelig en gemakkelijk want met elf kinderen komt er wel wat kijken. Wat vader ook heel mooi kon, was schrijven. Hij had voor zijn trouwen heel veel muziek overgeschreven. De partituur werd gekocht en dan moest voor elk lid van de harmonie het muziekstuk worden overgeschreven, anders werd het te duur. Vader was heel muzikaal en hanteerde bij verstek van de dirigent ook het dirigeerstokje.
kel overhoop hadden gezet. Als we vader hoorden aankomen, namen we onze maatregelen. Licht was er niet, een paar kropen op de bedplank en een paar onder het bed. Vader sloeg dan links en rechts door de bedstee en riep: "En nou stil zijn en dat ik niet terug hoef te komen". Als hij weer weg was, dan was het: "Hij heeft me lekker niet geraakt", maar het werd wel stil en ieder kroop in z'n eigen bed. Moeder was heel verstandig in de opvoeding, maakte nooit verschil, werkte hard, kon dat ook goed al was ze niet groot en wat heel voornaam was, ze was een gezonde vrouw. Ze had een vaste indeling van haar dagtaak, de boel opgeruimd zoveel als dat mogelijk was in een groot gezin, het eten op tijd klaar en goed van smaak, al was elke maaltijd geen feestmaal. Ook de bedden waren goed verzorgd, er werd op tijd versteld en gestopt, kortom we hadden geen klagen. In het begin van hun huwelijk heeft moeder ook altijd op de boerderij gewerkt. Melken deed ze altijd, dat kon vader niet. Hij had dat nooit geleerd. Als er vrouwvolk was, was het heel gewoon dat die de koeien molken. Vader hoefde het van moeder ook niet te leren, want hij kon dan ander werk doen. Ze deden het werk samen. Alleen als moeder in het kraambed moest, kwam er hulp van het buurmeisje. Nog later kwamen meid en knecht. Vader en moeder waren bijna twee jaar getrouwd toen de eerste baby werd geboren. Ze hadden al hun twijfels gehad of het er wel van zou komen, want als er het eerste jaar geen kindje was, scheen er iets niet in orde. Dus moeder naar de zusters of ze wilden bidden voor kinderzegen. En het hielp, de kindertjes kwamen en ze wisten niet meer van ophouden.
De opvoeding van de kinderen was bij moeder in goede handen. Als we, toen we nog klein waren de boel al te veel op stelten zetten, zei moeder wel eens: "Vader, rakel er eens onder". Dat gebeurde dan ook wel. Hij kwam dan naar de opkamer waar wij met drie of vier in een bed waren gekropen en alles met het nodige spekta69
De Drijehornickels
december 2011
Toen er zo'n stuk of acht waren, zei de zuster eens: "Moeten we nog niet bidden dat het ophoudt?". Toen de jongens groter werden moesten ze wél melken. De oudste was misdienaar, dus die moest 's morgens naar de kerk, maar de twee volgende zaten al vroeg onder de koeien. Ook de meisjes moesten het melken leren, alleen de naaisters kwamen er niet aan te pas want zoveel koeien waren er niet. Hooguit ieder twee of drie koeien melken. Het leren melken deed je gewoonlijk bij een koe die niet veel melk meer gaf, want als je als leergast onder een koe ging die volop melk had, kon het gebeuren dat ze de melk optrok en dat moest niet. Zo leerde je van lieverlede al het boerenwerk. De oudsten leerden het van vader, moeder, meid of knecht en wij leerden het weer van een grotere broer of zus. Je ging gewoon mee naar het land, kreeg daar aanwijzingen en spoedig stond je als volwaardig in de rij. Na mijn schooltijd was het nog veel handwerk op de boerderij. Er werd toen nog met de hand gezaaid, aardappelland met een éénscharige ploeg bewerkt en de aardappels één voor één in de voor gelegd. We stonden dan ieder aan een eind van de voor en dan ging je elkaar tegemoet tot de voor vol was. Dan kwam de ploeg en de voor lag weer dicht en de volgende voor weer open, je draaide je om en zette weer aardappels tot je aan het eind was. Voor de aardappels opgekomen waren, was het onkruid plukken uit haver en rogge. Later, toen met de machine gezaaid werd en het graan op een rij kwam te staan, moest er geschoffeld worden. Weer later
70
Lief en leed in de Beekstraat
kwamen er schoffelmachines. Ook de aardappels moesten geschoffeld worden, zolang tot het loof het veld dicht had. Als de schoffeltijd voorbij was, kwam de schoonmaak. Eerst het woonhuis van boven tot onder, dan de stallen en als ze nog kalk over hadden, werden de stammen van de fruitbomen gewit. Dat was goed voor de bomen en de buitenwereld kon zien dat je met de schoonmaak klaar was. Het melken van de koeien moest drie keer per dag gebeuren. Later werd het twee keer want men kwam er achter dat ze toch evenveel melk gaven. Als het groeizaam weer was geweest, begon de graanoogst half juli. Het eerste hooi was dan al binnen, daar hoefden wij als meisjes niet zoveel aan te doen, hoogstens het gras een paar keer draaien en dan was het altijd mooi weer. Toen ik van school ging, werd het graan nog met de pikhaak en zicht gemaaid. De garven3 werden dwars voor je neergelegd, je raapte een geschikte band van stro bij elkaar, omarmde de bussel met in je rechterhand de band, tussen duim en wijsvinger van de linkerhand pakte je de band aan, trok hem stevig samen, legde met de rechterhand een draai in de band en met de duim van je linkerhand stak je de uiteinden tussen garf en band. Je hield de garf nog steeds tegen je aan terwijl je er een tweede band om legde. Bij de laatste handeling draaide je de garve achter je en je stond weer voor de volgende bindpartij. Je bleef steeds met gekromde rug werken tot je aan het einde was van de, navenant de ligging van de rogge, lange of kortere rij. Om de rug een beetje te ontspannen werden de garven tussendoor opgezet, zes of acht tegen elkaar, naar gelang de dikte van de garven. Later werden de stuiken 4 dicht gebonden. Weer later, toen er met de machine gemaaid werd, ging er een band om de garven, en werden er tien, twaalf of meer tegen elkaar gezet, zonder dichtbinden. Het moest dan niet teveel waaien of regenen want dan vlogen ze uit elkaar en kon je opnieuw beginnen. Je werkte altijd samen totdat alles klaar was. Dat duurde zowat twee weken en als de korrel hard was en het stro droog kon de oogst binnen of op mijten. Dat mijtenleggen was ook nog een kunst, want werd het niet goed gedaan dan kon bij harde wind
De Drijehornickels
december 2011
Lief en leed in de Beekstraat
Was het september geworden dan werden de aardappels gerooid. De broers zetten de aardappelbossen in een rij voor ons neer en wij gingen op de knieën liggen en raapten de manden vol die de jongens dan weer op een hoop stortten. 's Avonds werd de hoop afgedekt met wat loof en de volgende dag ging het werk verder. 's Middags om een uur of drie kwamen vader of moeder met thee en boterhammen. Die smaakten altijd goed, je had flink gewerkt en de buitenlucht maakte hongerig. De oogstappels of pruimen waren dan ook altijd welkom. Waren de aardappels gerooid dan kregen we een 'aardappelfooi'. Dat bestond uit 's avonds chocolademelk met krentenbollen en extra zondagsgeld. Wat later mochten we in verband met de aardappelfooi, vriendinnen uitnodigen. Die zorgden op hun beurt wel dat ook wat jongens dat aan de weet kwamen, die waren dan ook van de partij. Een buurman die in het bezit was van een grammofoon werd gecharterd met de nodige dansplaten en het feest kon beginnen. In de keuken die nogal een flinke ruimte bezat, werd dan gedanst. Moeder vond dansen mooi en had er plezier in. De jongens die konden dansen, leerden het ons wel, wij hadden gevoel voor ritme en konden het zo. Maar naar een danszaal gaan mocht niet, in ons dorp was er geen en naar de stad gaan was blijkbaar te link. De broers mochten dat wel en later toen mijn zussen verkering hadden, mocht het een enkele keer. Weer terug naar de boerderij. Het is oktober geworden en er moest gezorgd worden voor wintervoer voor het vee. De mangelwortelen werden gerooid, met de hand uitgetrokken en op rijen gegooid. De korte kar reed tussen de rijen door en werd vol gegooid. Dan kwamen ze dicht bij huis op een lange hoop te liggen, netjes opgestapeld zodat ze goed met stro afgedekt konden worden, een laag zwarte aarde erop met daarin aan de bovenkant een paar openingen voor een bos
het hele zaakje ondersteboven gaan en kwam er dan nog een regenbui bij dan was de boel bedorven. Ikzelf vond het helpen bij een mijt zetten fijner dan het binnentassen. Daar was het donker want je moest achteraan beginnen en ramen waren er niet in een schuur want alles moest toch vol getast worden. Het was er natuurlijk warm en die sterke broers die gooiden maar. Als je krom stond om er een te pakken kreeg je soms de volgende al in je gezicht en dat was niet leuk. Ook als de tas hoog werd, moest je klimmen, eerst de leer op dan langs de hanenbalken omhoog. Ik moest van dat klimmen niets hebben maar je had geen keus. Was de rogge geborgen dan kwam de haver aan de beurt. Haver oogsten vonden we niet zo erg, die was niet zo lang, veel lichter dan rogge en prikte niet zo, maar het moest wel allemaal gebeuren. De tarwe was in opkomst maar werd in niet zo grote hoeveelheden gezaaid. Het was wel een mooi gewas.
71
De Drijehornickels
december 2011
Koeien hoeden was vrouwenwerk.
stro voor ontluchting. Rond de hoop werd een greppel gegraven voor afwatering en het veevoer was voor de winter geborgen. In oktober gingen de koeien al op stal, eerst veertien dagen overdag buiten en 's nachts binnen. Dan werd er spurrie bijgevoerd maar men kwam tot de ontdekking dat dat gewas merendeels water was en nu zie je het nergens meer. Hooi en meel werden bijgegeven. In november werd er knolvoer geplukt. Dat plukken was wel om te doen als het droog weer was en er flinke knollen aan zaten. Maar oh wee als het koud en regenachtig was of het 's nachts had gevroren. Je kleding was niet zoals nu, geen laarzen, geen regenkleding, geen lange broeken. Je kon, als je durfde, jas en broek van de broers aandoen, maar dat deed je niet gauw; een enkele keer als je dacht dat niemand je zag. Met voer plukken hebben we veel kou geleden, maar het moest gebeuren en als we thuis kwamen, stond er wel een pot hete koffie op de kachel. Je dronk een kop, deed droge kousen aan, wat stro in de klompen en je was zo weer warm. Het hoorde nu eenmaal bij het boerenwerk en als het goed weer was, plukten we voor drie dagen ineens. Wortelen plukken was niet zo'n koud werk, daar bleef niet zoveel water aan hangen. Het waren gele wortelen, prima voer voor de koeien maar ook lekker in de stamppot; nu zie je ze nergens meer. Op sinterklaasavond moesten er ook altijd een paar in de klomp. Als je dan bij het ouder worden achterdochtig werd, zag je ze 's morgens voor de koeien liggen. In december en januari was het op de boerderij hoofdzakelijk dorsen en het graan schonen. Ik vond het bar slecht werk, want het stofte er altijd zo. Later, toen de elektrische langdorser kwam, kon het dorsen bij droog weer buiten gebeuren; dat werkte prettiger. De machine 72
Lief en leed in de Beekstraat
werd dan buiten bij de mijt gezet en dan was het werk zo gepiept. Ook geriefhout werd in de winter gekapt. Elke boer had wel een houtperceeltje en als het vriesweer was, trok men er op uit om mutserd te maken en wissen te snijden voor het maken van manden en mandjes. Ook werden er bezemstelen gekapt en rijshout voor bezems vergaard. Ook bomen werden in de winter gekapt om als het goed hout was naar de klompenmaker te brengen en het hele gezin werd weer voorzien van klompen. Kwamen er op de boerderij in de winter enkel uren vrij voor de meisjes dan werden de kasten nagekeken voor verstelwerk en sokkenmanden voor de dag gehaald voor reparatie van sokken. Nieuwe breien was ook meestal winterwerk. De naaisters waren er voor het maken van nieuwe kielen, broeken, overhemden, schorten voor moeder en de meisjes enz. Ook gebreide onderjurken kwamen in de mode en eer ieder, moeder en zes dochters er een had, was er veel tijd aan besteed. Die rokken waren warm maar ook sterk want er zijn er in de Tweede Wereldoorlog veel uitgetrokken om er voor de kleine kindertjes, die er toen al veel waren in de familie, weer jurkjes van te breien. De mentaliteit in ons gezin was goed, al waren we met velen er werd weinig geruzied. Wel werd er veel gelachen. Het waren gewoonlijk dezelfden die het vuurtje aanstaken. Als we 's avonds het rozenhoedje baden dan moesten we wel bij de raddraaier uit de buurt blijven want die kon altijd wel wat vinden om je aan het lachen te maken. "Nard, wat ben je toch een varken", zei moeder dan, "Kun je nou nooit eens gewoon bidden". Maar als ze dan in die ondeugende ogen keek, moest ze zich inspannen om zelf ook niet te lachen. Het rozenhoedje duurde bij ons niet zo lang als bij sommige mensen waar de staart nog langer was dan het rozenhoedje. Voor vele heiligen en niet-heiligen werd nog een Onze Vader gebeden, om gevrijwaard te blijven van rampen zoals water en vuur en zegen over land en vee. Het kon bij sommigen niet op en het was geen wonder dat velen sliepen eer het bidden was afgelopen. Maar werd het amen gezegd dan was iedereen weer wakker. Als de jongens niet weg moesten, maften ze er nog wel een uurtje bij. Maar van de meisjes werd verwacht dat ze hun handwerk gingen doen. Je moest dan wel even inspecteren of je niet aan de stoel was vastgebonden, want dat
De Drijehornickels
december 2011
Lief en leed in de Beekstraat
"Lambèrt, Lambèrt waar is de pèèr.
Lambèrt, Lambèrt, Lambèrt. In de kelder lag ze zo helder. Lambèrt, Lambèrt die lekker peer. We hadden ze allemaal gèr. Maar in den bril ligt ze nou stil. Lambèrt, Lambèrt die lekker pèèr, niemes die ze nog hebben wil." Zoiets had je bij ons te verwachten. Maandag was bij ons een interessante dag, dan werden de belevenissen van de zondag verteld. Niemand hield ze geheim en het plezier werd er groter door. Het werk dat we moesten doen, werd als vanzelfsprekend gedaan door degene die daar voor stond. De oudste dochter hielp moeder, de zondagse kleren werden geborsteld en weg gehangen, zakdoeken, overhemden en sokken bij de was gedaan en de schoenen gepoetst. Maar als ze door de week weer aangetrokken werden, moesten we ze zelf weer poetsen. Dinsdag was het wasdag. De dag tevoren werd de was al in de week gezet en gekookt. Dinsdag met z'n tweeën de hele dag boven de waskuip met wasbord, tussendoor schoon sop maken en spoelwater aandragen en in de winter ook nog warm stoken. De hele dag was dan nog niet genoeg en 's anderendaags moesten we gewoonlijk nog een keer spoelen en ophangen. In de winter was het drogen ook dikwijls een probleem. We hadden wel een grote zolder, maar daar lag de rogge en er kon geen was gehangen worden. Dan werden lijnen gespannen in de hooischuur; het was wel behelpen, een groot verschil met nu. Als zeep werd groene zeep gebruikt en daarin werd de was gekookt, voor het tweede sop gebruikten we Sunlight-zeep. Voor de witte was werd in het laatste spoelwater blauwsel gebruikt. De zondagse overhemden, witte rokken en zakdoeken werden apart gewassen. De witte schorten en bruidjesjurken gingen naar de mutsenplooister om gewassen te worden. Die gebruikte helder Dommelwater, ook voor de witte mutsjes en poffer van moeder. Het strijken van de was ging ook al heel gebrekkig. Heel vroeger gebruikte moeder zo'n ijzeren boutje, dat ze in de kachel gloeiend maakte en dan met de tang in een ijzeren omhulsel deed. Later kwam er een strijkijzer waar je een gloeiende briket in kon doen of gloeiende
Klompenmaker in zijn werkplaats.
gebeurde regelmatig. Toen de jongens 16 of 17 jaar waren, gingen ze een paar avonden in de week naar een landbouwcursus. Die werd door het hoofd van de school gegeven. Bij het naar huis gaan, werd dan wel met andere jongens uit de straat het nodige kattenkwaad uitgehaald. Zo woonde er vooraan in de Beekstraat een gezin met zes dochters waar de vader heel zuinig op was en dat liet hij de jongens ook wel weten. Toen, zo tegen Sinterklaas, wilden ze een grap uithalen. Een van de jongens had een papieren zak bij zich. Ze raapten met z'n allen verse paardenmoppen, vulden daarmee de zak en klopten op de deur. "Zingen meisjes", riep de vader "Daar komt Sinterklaas". Toen er volop gezongen werd, ging de deur open en de gevulde zak vloog binnen. "Afblijven kinderen", riep de vader, "Ik ben de baas van de buil" en die kwajongens lachen, dat kun je begrijpen. Het voorval werd nog dikwijls verhaald en te pas en te onpas werd er geroepen: "Vader is de baas van de buil." Je moest bij ons wel op je woorden passen, want als je je versprak of je verkeerd uitdrukte, werd je daar een hele tijd mee geplaagd. Maar och, we kwamen allemaal wel een keer aan de beurt; we lachten gewoon mee. Zo had moeder een peer die als enige aan een jonge boom hing, in de kelder gelegd om bij te rijpen. Op een dag was de peer verdwenen en waarschijnlijk was er een aanleiding gevonden om Bert ervan te verdenken. Een liedje was spoedig gemaakt en dat ging aldus: 73
De Drijehornickels
december 2011
kooltjes. Je moest wel doorwerken en niet te veel zwaaien met het ijzer, anders kon er vuur op het wasgoed komen. Ook met eten koken was veel tijd gemoeid en je moest steeds brandhout in voorraad hebben en de kachel in de gaten houden. Later toen er kolen kwamen, brandde de kachel soms weer te hard en moest je er een briket opgooien om het vuur smeulende te houden. Er moest ook elke dag opnieuw gekookt worden want het ging altijd op. De groente uit de tuin werd goed benut en er was ook wel variatie. We hadden nooit een éénpansmaaltijd, er was altijd soep, aardappelen, groente of stamppot met vlees of spek, maar meestal spek. Vrijdags aardappelen, uiensaus, vis en pap. Zondags was het eten altijd wat aparts. Meestal kregen we kippensoep of soep van een noodslachting van een koe. Dat was nogal eens een keer te doen, dan moesten boeren die hun vee verzekerd hadden vlees halen en betalen om zo de gedupeerde boer te helpen. Ook van het nat van ingewekte worst kon je lekkere soep koken. Zondags hoefden we nooit geen spek te eten, daar werd het varkensvlees, ham en worst voor bewaard. Ook haantjes werden bij ons veel geslacht en die waren zo lekker, alles scharrelkip, niet zo opgefokt als nu. Ze werden in roomboter gebraden want het was een schande als boerenmensen margarine gebruikten. Toch werd het gebruik ervan steeds groter en men zong:
Lief en leed in de Beekstraat
melken wél. Maar ze hadden hun handen vol aan het huis. De een begon boven, de ander de kamers en een derde nam kelder en keuken voor haar rekening. Na de middag bijkeuken, stal en rondom het huis. De jongens borstelden het vee, wasten staarten en zorgden dat het veevoeder, geschoond en wel, onder hand bereik lag, hetgeen ook nogal wat tijd in beslag nam, maar dat hadden de meisjes door de week al gedaan want mangels moesten gewassen of geschraapt worden, wortelen gewassen in een kuil, hooi opgeschud zodat eventueel zand eruit viel. Nu zijn er geen mangels of wortelen meer, alleen kuilvoer en daar is niet zoveel werk aan, dat zou ook niet kunnen nu de boeren zoveel koeien hebben. Vrijdags of zaterdagmorgen werd er brood gebakken, meestal voor een hele week. Twee witte broden voor zondag en voor 's avonds een snee bij de koffie om een uur of negen. Een stuk of zes broden, half bloem half roggemeel, en de nodige roggebroden. Moeder nam het witte brood voor haar rekening, vader de roggebroden die hij met blote voeten in de trog bewerkte. De zaterdagmiddag werd gebruikt voor het wassen van het haar van de kinderen. We hadden allen lang en dik haar, waar de onnodige beestjes dikwijls plezier in hadden. Moeder zette dan een teil op een stoel in het bakhuis en wij kregen met groene zeep onze wasbeurt. Dan ging de luizenkam erdoor en maar kijken of er wat te knippen viel, een andere luizendood was er toen niet. Onze buurman, een vrijgezel, had de gewoonte om te komen kijken en wat aanmerkingen te komen maken. Wij hadden daar
"Oh margarine, gij nagemaakte boter, oh margarine, uw roem wordt steeds groter. Oh margarine, als gij nog blijft bestaan, zal de goeie boter naar de bliksem gaan." Zaterdags kregen we meestal pannenkoek en daar aten we roggebrood bij. Zaterdags werd het werk zo ingedeeld dat we op tijd klaar waren. Vrijdags hadden de melkbussen al een aparte beurt gekregen, zodat ze stonden te glimmen in de zon, de klompen geschuurd zodat de jongens die zaterdags aan konden doen als ze gingen kaarten. Stoven en keukenstoelen, alles werd wekelijks onderhanden genomen. Op de boerderij hoefden de meisjes zaterdags gewoonlijk niet mee te helpen, 74
De Drijehornickels
december 2011
zo'n hekel aan en sloten de deur voor zijn neus dicht. Sindsdien is hij niet meer gekomen. Met het wassen en verschonen was het vroeger ook behelpen. Er werd een grote fornuisketel met water gevuld en heet gestookt en ieder nam daaruit wat hij nodig had, en ging ermee naar de koeienstal. In de winter was het daar warm en in de zomer was er plaats genoeg. Je loste elkaar af. We hadden niet zoveel tijd nodig als nu; als je overal geweest was vond je het wel goed. Zaterdagsavonds ging je op geregelde tijden biechten en daarna kon je doen wat je zelf wilde, je hoefde niet per se te handwerken. Je mocht ook lezen of kaarten of naar de radio luisteren. De radio had mijn oudste broer als pakket gekocht en zelf in elkaar gezet. Het merk was 'Pan America', dat herinner ik me nog. Hij bouwde er ook nog een mooie eiken kast om en zo hadden we er nog een mooi kamermeubel bij.
Lief en leed in de Beekstraat
van de 'Heilige Engelbewaarder' en we werden onder zijn hoede gesteld. Was er door de week wat voorgevallen wat volgens de zuster niet door de beugel kon, dan werd daar nog eens wat van gezegd. Het leven van een of andere heilige werd belicht en als voorbeeld gesteld. Er werd nog een liedje gezongen en het gebedje van de Heilige Engelbewaarder gebeden en we konden weer gesterkt op huis aan. Verenigingsleven was er vroeger ook al een beetje, maar alleen voor jongens. Dat speelde zich af in het Patronaat5. Ze konden daar kaarten, biljarten, kegelen enz. Ook was er de 'St. Annabond'. Die was tegen het drinken van alcohol. Eens in het jaar was er een feestdag. Dan trokken de kinderen in een stoet naar de speelweide en zongen dan: Wij zijn alle wakkere knapen, vormen de St. Annabond. En wij trekken met ons vaandel, zingend alle straten rond.
Op zondag gingen we naar twee heilige missen, 's morgens om zes uur ter communie en naar de tien uurs mis; de tijden werden onder elkaar gewisseld vanwege het werk dat gedaan moest worden. De jongens legden na de tien uur mis een kaartje en dronken een biertje, de meisjes gingen regelrecht naar huis, want daar moest dan nog het een en ander gedaan worden. Alleen met eten bereiden was er al een hele tijd gemoeid, want er moest weer een grote pot klaargemaakt worden. Als allen gegeten hadden en de boel afgewassen was, moesten we ons weer gereed maken om naar het lof te gaan. Dat was een bijeenkomst van een half uur in de kerk. Het heilig sacrament werd tentoongesteld en er werd gebeden en gezongen. Ook het rozenhoedje bidden ontbrak dan niet. Wie niet naar het lof ging, moest thuis gezamenlijk het rozenhoedje bidden. Ook was er om de veertien dagen nog voor de meisjes 'Congregatie' en voor de jongens 'Heilige Familie'. Dat waren bijeenkomsten van een half uur waarin een stichtend woord werd gesproken, gebeden en gezongen. Of je groot was of klein, je zat zowat de halve zondag in de kerk. Als schoolmeisjes gingen we na de late mis naar de zusters die ons dan weer een tijdje onder hun hoede namen. Er werd ons een medaille omgehangen
refrein: Jongens, kiest geheel-onthouding, geen jenever, bier of wijn. Dat zal ons een lust en zegen in onz' jeugd en later zijn. Wij marcheren altijd dapper, trommelslagers gaan voorop, koning alcohol moet wijken, en hij vlucht al in galop. refrein: Hoort nu klinken al trompetten, voorwaarts in versnelde pas weldra is de strijd gewonnen, leve lang 'Sobrietas'6. refrein: Op de speelweide werden dan spelletjes gespeeld zoals koekhappen, zaklopen, touwtrekken enz. De meisjes mochten dan ook meedoen. Ik weet nog dat mijn zus Anna een dubbele snoer had gewonnen die ik zo mooi vond. Ik heb de kans niet meer gekregen om er ook een te winnen want het werd oorlog en de feestjes waren afgelopen. 75
De Drijehornickels
december 2011
Lief en leed in de Beekstraat
de bank om het gespaarde bij te laten schrijven. Ook richtte kapelaan Van der Heyden een toneelclub op en leerde de jongens toneelstukjes die zo rond kerstmis werden opgevoerd. Het waren gewoonlijk opvoedkundige stukjes, over behulpzame kabouters die beloonden en straften naar werken. Thuis werd er dan dikwijls gerepeteerd zodat wij allemaal de rol van buiten kenden. Zoals: "Een snijdertje had kwaad gedaan, rik, tik, tik, Z'n vrouwtje had ook meegedaan, het knechtje had zijn deel daaraan. Rik, tik, tik, van rikkedetikkedetik. Ze dronken maar wat alcohol, rik tik, tik. Hun hoofden werden gek en dol, Toen ging het drietal op z'nnen hol. Rik, tik, tik, van rikkedetikkedetik. Kaboutertjes hen achterop, rik, tik, tik. Dat ging er toen in een galop, ze sloegen het drietal op z'nnen kop. Rik, tik, tik, van rikkedetikkedetik".
Markttafereel uit 1928, hier in Den Bosch.
Van de oorlog kan ik me nog de eerste vliegtuigen herinneren. De burgerwacht werd opgericht. Als er zondagsmiddags dan oefeningen waren, gingen we kijken want het was in de buurt op een boerenerf. Het ging dan van: "Links, rechts, mars, twee, drie, vier, hup twee, drie, vier, hup enz." Ook de inkwartiering van de soldaten bij ons weet ik nog. Ze hadden groene ruwe pakken aan en puttees om de benen. Dat waren lange groene windsels. Ook hadden ze een 'kepie'. De gaarkeukens waren bij ons onder een bijgebouwtje en daar kwamen de soldaten hun eten halen. De 'kuch', het soldatenbrood dat altijd vers was, daar zou ik de reuk nog van herkennen. Ook de snert die grootvader zo graag lustte, want die was zelf ook in dienst geweest. Aan het getrappel van de paarden denk ik soms nog als ik een ruiterclub hoor, want er was in de Eerste Wereldoorlog veel paardenvolk bij. Ik vond het zo mooi als zo'n groep door de Beekstraat kwam om stalling te vinden. Zulke dingen zijn me bij gebleven, maar anders weet ik van die oorlog niet veel meer.
Ook was er een liedje over de omnibus7, die toen in opkomst was: Tra-ra, tra-ra mijn hoorn getoet, blaast allen vroegtijdig wakker. Klim op maar, klim op maar, de paardjes zijn goed. Is de een al een rakker, de ander een stakker, een omnibusknol gaat nimmer op hol. (3 keer) Tra-ra, trara, traratatata. Tra-ra,tra-ra, de kast zit al vol, Kom Klaasje klim jij op de zolder. Toe wee er niet bang hoor, je wordt er niet dol. Al gaat het holder de bolder, of krijg je de kolder, een omnibus-knol gaat nimmer op hol. (3 keer) Tra-ra, tra-ra, traratatata. Tra-ra, tra-ra, de koets in de sloot, en Klaas arriveert op den akker. Daar wrijft hij zijn broekje en roept: "Sapperloot, jouw knol is een stakker, maar jij bent een rakker." Een omnibus-knol gaat nimmer op hol. Tra-ra, tra-ra, traratatata.
Om op het verenigingsleven terug te komen, de 'Blauwe Knoop' werd opgericht. Jongens die de Blauwe Knoop (een speldje) droegen, werden geacht geen bier te drinken. Ook het sparen werd je bijgebracht. Je kreeg allemaal een spaarpot, een Buijsmanbusje, roze geverfd met een gleuf erin en je naam erop. Elke zondag na de kerkdienst ging je met een dubbeltje naar het patronaat om je spaarcenten in te leveren; het mocht ook meer zijn maar dat gebeurde niet zo vaak. Eens per jaar ging je met je spaarpot naar
Tot hun vijftiende jaar gingen de jongens naar het patronaat. Daarna gingen ze bij de Heilige Familie en bleven daar zo lang mogelijk trouw lid. Als meisjes trouwden, gingen ze niet meer naar de Congregatie want eenmaal getrouwd werden er kindertjes verwacht. Verder werd als kind de zondag doorgebracht met spelletjes met de buurmeisjes, want jongens en meisjes speelden toentertijd nooit samen. Meisjesspelen 76
De Drijehornickels
december 2011
voor buiten waren: verstoppertje, touwtjespringen, schommelen, hinkelen, landveroveren, knikkeren, vangertje enz. Jongens speelden met ijzeren ballen, raak schieten, steentje tikken, muntjes gooien. De jongens gingen ook veel de natuur in, vogeleieren zoeken, dat mocht toen nog. De eieren werden leeg geblazen en aan een katoenen draad geregen. Als het snoer lang genoeg was, werd het langs de schouwrand gehangen. Ook werden met behulp van buurman 'waldhoorns' gemaakt, fluitjes en klapbus sen, die was daar erg handig in. Later konden ze het zelf wel en maakten voor ons dan ook zo'n instrumentje. Doordat wij contact hadden met meisjes uit het dorp werden we ook wel eens uitHoe kinderen zich vermaken kunnen op de kermis, hier in Breda in 1928.
77
Lief en leed in de Beekstraat
genodigd voor een verjaringsfeest. We probeerden dan een of ander gefantaseerd toneelstukje op te voeren maar dat was nooit zo'n succes. Je had de hulpmiddelen niet zoals nu maar de ouders waren niet veeleisend, als we maar wat zongen, vonden ze dat al fijn. In de zomer plukten we bramen waar moeder een drank van probeerde te maken, maar dat lukte niet zo goed. Jam maken konden ze toen ook niet. De lectuur in onze schooljaren was de maandelijkse ‘Engelbewaarder’ en de wekelijkse ‘Roomse Jeugd’8. Moeder was op veel missieblaadjes geabonneerd en die werden door ons bij gebrek aan beter ook gelezen. Na de lagere school gingen we naar vriendinnen of die kwamen bij ons en dan was het buurten of kaarten of een eind wandelen, veel meer was er niet te beleven. Mijn vriendin woonde in het dorp en daar zij enig meisje thuis was, nam ik haar mee naar ons. Ze vond dat leuk want het was altijd gezellig bij ons en dan brachten mijn zus en ik haar weer thuis. Ze had echter ook vier broers en als het dan winterdag was, kaartten we samen en dronken chocolademelk. Ook lekkere ‘Bellefleuren' hadden ze daar. Die moesten in hun tweede huis van zolder gehaald worden. "Wie gaat er mee om bij te lichten?", was het dan. Want dat huis stond leeg en er was geen licht in. De vader van mijn vriendin9 had een autobusbedrijf, haar moeder was al lang dood. Hij reed de dienst Nuenen – Tongelre - Eindhoven en als het dan niet te druk was met passagiers mochten we wel eens mee naar Eindhoven. Hij had daar een half uur wachttijd en wij keken in die tijd etalages. ‘s Zomers zaten we veel op de bank voor het huis. Vrienden kwamen bij ons zitten en trakteerden soms op pinda's of een ijsje. De winkels waren zondags open en in de buurt, vandaar. Eens denk ik dat wij, Lies en ik, zo'n jaar of zeventien/achttien waren en weer op de bank zaten. Toen kwamen er twee jongens, ieder met een motor en stopten bij ons. Aan een van die jongen had Lies een beetje kennis. Hij was bakkersknecht in Nuenen en hij verwende haar wel eens met een gratis gebakje. Hij vroeg haar of ze een stukje mee ging rijden. Ze deed dat en ik kreeg de uitnodiging van de andere jongen. Na enig aarzelen, stapte ook ik op en reden we richting Gerwen - Stiphout. Maar motors gaan hard
De Drijehornickels
december 2011
en we zagen niet meer waar de andere twee gebleven waren. Naar ik later hoorde, waren zij richting Gerwen en Lieshout gereden en toen weer omgekeerd. Afijn, onze tocht ging naar Stiphout en over de Aarle-Rixtelseweg en ik dacht, waar ben ik aan begonnen. "Wat word je toch stil?" zei die jongen, want ik wist toen nog niet eens hoe hij heette. "Ja, maar het is ook de eerste keer dat ik op een motor zit en dat gaat toch wel wat harder als op een fiets". "We zullen even een glaasje gaan drinken", zei hij "en dan rijden we weer naar Nuenen." Ik heb het terrasje nog dikwijls aangekeken als ik er naderhand langs kwam, maar er nooit wat van tegen vader gezegd, hij zou nog boos zijn geworden. 's Avonds kreeg ik echter de schrik van mijn leven. Broer Jan had mij achter op de motor gezien bij een vreemde man en ik kreeg van hem een vermanende les. Hij had het thuis echter niet verteld en daar was ik blij om, anders zou er wat gezwaaid hebben. Je zult je afvragen: hoe kwamen meisjes vroeger aan een jongen of een man als de doorsnee meisjes meestal thuis bleven? Och, er werd toen ook gevrijd en getrouwd, maar er werd niet zo vroeg begonnen als tegenwoordig. Dat waren er maar enkelen en het liep meestal ook niet goed af want ze waren er niet rijp voor. Voorlichting was er ook niet, maar als je een redelijk verstand had, wist je het verschil tussen goed en kwaad ook wel. Plezier hadden we wel, heel onschuldig. Op de kermis werden veel vrijerijtjes begonnen, waar ook veel huwelijken uit voort kwamen. Leuke herinneringen heb ik er wel aan over gehouden. Ook via-via kwamen veel jongens bij je thuis en als ze vader en moeder, maar meestal moeder, aanstonden, werd er geïnformeerd en de jongen goed of niet goed bevonden. In de winterdag kregen we 's avonds veel bezoek van jongelui. Er moesten dan dikwijls veel stoelen bij gehaald worden om ze allemaal te laten zitten. Sommige jongens brachten een mondharmonica mee en speelden daar bekende deuntjes op en wij zongen ze mee. Ook stukjes voordragen werd veel gedaan, ook de ouwelui genoten daarvan en de jongens werden beloond met een kop koffie. Schaatsen gingen we in de winter als het ijs goed was. Ik kan me niet herinneren dat er toen ooit een winter is geweest dat er geen ijs was. De broers gingen toen ook altijd mee, we konden redelijk goed schaatsen zodat we op het ijs spoedig aansluiting hadden.
78
Lief en leed in de Beekstraat
Het was ook nooit te koud om te gaan, je moest de kans benutten als je ze kreeg. Naar het Buijsmansven gingen we te voet, dat was niet ver; lekker in de bossen dus ook niet koud. Het duurde daar wel langer eer het ijs sterk genoeg was. Ondergelopen weilanden waren eerder geschikt om te schaatsen. Die vonden we in Nederwetten, Tongelre en Helmond. Eigenaars waren dan bereid een handje te helpen en lieten dan de weilanden onder lopen. Je kon daar veilig schaatsen. Later kwam er een particuliere baan in het dorp met verlichting, chocolademelk en muziek. Er werden ook onderlinge wedstrijden verreden en ik heb daar ook wel eens een prijsje gewonnen, maar het ging toch het meest om de gezelligheid onder elkaar. Een enkele keer mochten we er 's avonds ook naar toe en na afloop zongen we, een hele rij gearmd, uit volle borst: 'Blonde Mientje heeft een hart van prikkeldraad', dat weet ik nog dus het zal wel mobilisatie voor de Tweede Wereldoorlog geweest zijn. Ik heb de schaatstijd altijd een heerlijke tijd gevonden. Toen we zestien/zeventien jaar waren, mochten we wel eens naar een kermis in de omtrek als we door een of andere familie waren uitgenodigd. Daar leefden we weken van tevoren naar toe. In Mierlo werd gedanst; dat vonden we fantastisch want dat hadden we ook wel in de benen en het was zó geleerd. We moesten altijd wel voor donker thuis zijn. Gerwen-kermis was de tweede zondag van oktober, de klokken al verzet, dus vroeg donker. Dan kwam moeder met haar nicht ons tegemoet en van tevoren werd afgesproken: 'niet binnendoor naar huis'. Aan die escorte hadden we wel een hekel, we hadden liever andere begeleiding. Dat mocht, maar wel onder toezicht. Als lid van het dameskoor van de Congregatie maakte ik ook enkele reisjes mee zoals naar het Drielandenpunt in Zuid-Limburg, de Heilig Landstichting in Nijmegen, de Arnhemse dierentuin, naar de passiespelen in Tegelen enz. Je was daarmee wel een beetje bevoorrecht want anderen werd zo'n busreisje niet aangeboden. De harmonie10 gaf ook geregeld concerten in het Park. Daar gingen we met moeder dan naar toe. Dat het dan avond was, vonden we al spannend. Met een gouden bruiloft leefde ook iedereen mee, dat kwam niet zo dikwijls voor als tegenwoordig en harmonie, schut en liederentafel lieten zich bij zo 'n gelegenheid van hun beste kant zien en horen.
De Drijehornickels
december 2011
Lief en leed in de Beekstraat
Noten Hannes van Lieshout startte in 1921 met een Fordautobus het openbaar vervoer op de lijn NuenenTongelre-Eindhoven. De busremise was gevestigd achter zijn woning aan de Berg (inmiddels afgebroken, nu ter hoogte van nummer 7). Vanaf 1924 onderhield Van Lieshout ook busdiensten van Nuenen via Soeterbeek naar Eindhoven en van Eindhoven via Nuenen, Lieshout en Aarle-Rixtel naar Helmond. Het bedrijf werd later door zijn zoon Toon overgenomen en omgezet in een taxibedrijf. 10 Met ‘de harmonie’ wordt bedoeld Fanfare De Vooruitgang, vanaf 1967 Brassband De Vooruitgang. 9
Het eerste deel ‘De boerderij van mijn ouders’, werd gepubliceerd in De Drijehornickels van augustus 2010, het tweede deel ‘De Beekstraat en zijn bewoners’ in het decembernummer van 2010, het derde deel ‘Mijn schooltijd’ in het aprilnummer van 2011 en het vierde deel ‘De vier jaargetijden’ in het augustusnummer van 2011. 2 Piston in de betekenis van koperen blaasinstrument. 3 Garve(n): samengebonden graanhalmen. 4 Een aantal bijeengebonden garven. 5 Het Patronaat of parochiehuis stond in die tijd direct naast de pastorie in de Kerkstraat. Het is afgebroken in 1977. 6 De rooms-katholieke vereniging Sobriëtas (= matigheid) exploiteerde alcoholvrije lokaliteiten. 7 Omnibus in de betekenis van een wagen voor openbaar vervoer voortgetrokken door één of meer paarden. 8 ‘Roomse Jeugd’ verscheen vanaf 1946, een katholiek blad voor kinderen tussen de 8 en 11 jaar, gericht op de catechisatie. Sinds 1963 is het maandelijkse tijdschrift ‘Taptoe’ de opvolger van ‘Roomse Jeugd’. In 2009 is het tijdschrift ingrijpend herzien en uitgebreid met een website. 1
Opmerking De noten en de afbeeldingen in deze serie zijn van de redactie. De afbeeldingen zijn afkomstig uit: J.C. Jegerings Oud Brabant over den dorpel bekeken, Eindhoven 1979 en uit: Bernard van Dam Oud Brabants Dorpsleven, Oisterwijk 1972.
79
De Drijehornickels
december 2011
Luchtoorlog boven Nuenen III
LUCHTOORLOG BOVEN NUENEN III Wettenseind of Wellenseind door Foppe de Lang Gezien het aantal reacties op mijn eerdere artikelen in De Drijehornickels volgt hier een rectificatie met aanvullende informatie. In ‘Luchtoorlog boven Nuenen’, De Drijehornickels van september 2009, pagina 47, wordt gemeld dat op 22 juni 1944 de Lancaster I ME675 code EA-R van RAF 49 squadron op het Wettenseind is neergestort. In “ Luchtoorlog boven Nuenen II”, De Drijhornickels van augustus 2010, pagina 32 en 33 wordt ook nog de mogelijkheid vermeld dat deze Lancaster te Wettenseind is neergestort. Een en ander is ontleend aan de vermelding van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 in hun Verliesregister 1944 op pagina 106: T3633 44-06-22- Nuenen/Wettenseind Lancatser I ME675 49 Sqdn piloot F/lt. J.R. Hill. Waarschijnlijk ontleend aan een lijst van het Rode Kruis.
Detail van de lijst van het Rode Kruis Volgens bewoners en oud-bewoners van het Wettenseind en Opwetten is daar nooit een bommenwerper neergestort. Dit wordt bevestigd door de twee onderstaande documenten.
Correspondentie van Air Secretary
Correspondentie van no. 5 ( Holland) Section M.R. & E service R.A. F. the Hague, Holland Hieruit blijkt dat de Lancaster dus niet op het Wettenseind te Nuenen, maar in Wellenseind, in de voormalige gemeente Hooge en Lage Mierde, is neergestort.
80
HET UITGEVEN VAN DIT BLAD IS MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR DE ONDERSTEUNING VAN ONDERSTAANDE NUENENSE ONDERNEMERS
ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS VAN GASTEL EN NEIJNENS Postbus 110, 5670 AC Nuenen AUTOBEDRIJF JANSEN BV, TOYOTA-DEALER De Pinckart 10, 5674 CC Nuenen www.jansenauto.nl/ HOVENIERSBEDRIJF FONS LINDERS Broekdijk 1, 5674 SJ Nuenen www.fonslinders.nl JO KLOMP, MODE EN QUILTSTOFFEN Park 17, 5671 GB Nuenen VAN LIESHOUT & VAN DE GRIENDT BV, ADMINISTRATIE EN BELASTINGADVISEURS Collse Hoefdijk 16, 5674 VK Nuenen www.vanlieshoutvandegriendt.nl
BOEKHANDEL BRUNA, Parkstraat 13 BOEKHANDEL VAN DE MOOSDIJK BV, Parkhof 5 CAFÉ SCHAFRATH, Park 35 CROOIJMANS MANNENMODE, Parkstraat 9b FIETSTOTAALZAAK DE CONCURRENT, Berg 10 FYSIO- & MANUELE THERAPIE F.J.A.L. KOOTSTRA, Weverstraat 16 HOUTHANDEL VAN HOORN, Wettenseind 2a HOVENIERSBEDRIJF LE JARDIN, Ruiterweg 1 JANSEN TAXI BV, Boord 4 MEULENDIJKS SCHILDERSBEDRIJF BV, Berg 36 RISJAMO KANTOORBOEKHANDEL, Hoge Brake 66 VAN SANTVOORT MAKELAARS EN ARCHITECTEN, Berg 2-4 WIJNHANDEL-SLIJTERIJ ANDRÉ VAN LIESHOUT, Parkstraat 25a WINKELIERSVERENIGING KERNKWARTIER, Hoge Brake