Heemkundekring Nuenen
Jaargang 13 • Mummer 3 • December 2004
De Driiehomick
De Ddiehotnickels
Doelstelling en activiteiten
Naamgeving
De Drijehornick is opgericht in 1971. Deze vereniging stelt zich ten doel de belangstelling voor en de kennis over de lokale geschiedenis en cultuur te vergroten en te verspreiden. Deze doelstelling resulteert onder andere in: ^ Lezingen en excursies ^ Heemkundige bibliotheek ^ Werk- en studiegroepen ^ Verzamelen van voorwerpen, foto's, bidprentjes, documenten e.d. van cultuurhistorische waarde > Publicaties ^ Archeologisch en historisch onderzoek ^ Verenigingsblad De Drijehornickels ^ Inzet voor het behoud van cultuur en monumenten in Nuenen, Gerwen en Nederwetten
De Drijehornickels is het periodiek van de Nuenense heemkundekring De Drijehornick. De naam Drijehornickels is een samentrekking van de verenigingsnaam met het Engelse woord 'chronicle', dat kroniek of chronologisch verhaal betekent. Het blad verschijnt drie maal per jaar onder nummer ISSN 1381-3226 Qnderwerpen
Artikelen over geschiedenis, archeologie, cultuur, genealogie, kunstgeschiedenis, geografie etc. van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Kopij
De Drijehornick p/a Het Klooster, Park 1, 5671 GA Nuenen. Internet: http://home.wanadoo.nl/drijehornick
De redactie stelt een actieve bijdrage van de leden zeer op prijs. Minder ervaren schrijvers en onderzoekers kunnen altijd om de hulp van redactieleden vragen. Ook bijdragen van nietleden worden natuurlijk zeer gewaardeerd. Gelieve kopij op diskette (Word of WP) of per email aan te leveren bij
[email protected] of j
[email protected].
lidmaatschap
Redactie
U kunt zich als lid opgeven bij de secretaris. Het lidmaatschap van de vereniging bedraagt: ^ € 1 5 per jaar voor het eerste gezinslid ^ € 5 voor elk volgend gezinslid De contributie kunt u overmaken op rekeningnr. 52.82.10.831 bij de ABN AMRO Bank onder vermelding van "lidmaatschap".
Tjeu Hermans Hans Korpershoek Nico Nagtegaal John Parmentier Rob Verhallen
Adres secretarial
Bestuurssamenstelling
Roland van Pareren, voorzitter Hans Korpershoek, secretaris Frits Joling, penningmeester Joop Glasbergen, lid Ger van Erkel, lid Betsie Hamilton, lid Tjeu Hermans, lid John Parmentier, lid
(040-2831253) (040-2835836) (040-2833382) (040-2832572) (040-2832464) (0492-536941) (040-2842999) (040-2845511)
Be^prgittg en abonnement
Het blad wordt gratis bezorgd bij de leden; een exemplaar per adres. >• Abonnementen voor niet-leden € 10 per jaar ^ Losse nummers € 5 (exclusief verzendkosten buiten de gemeente)
Foto op de omslag:
Vincent van Gogh. Potlood, pen en inkt, 20,5 x 28,5 cm. F1238, JH 435. December 1883, Nuenen. Amsterdam, Rijksmuseum Vincent van Gogh. Zie het artikel De kerk van Tongelre of van Gerwen? P 89 e.v.
De Drijehornickels
December 2004
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE Nuenen tijdens de Hollandse oorlog (1672 — 1678)
70
- door Nico Naste.
Misdaad en straf in de negentiende eeuw in Nuenen C.A.
81
- door Klaas de Graaf
De kerk van Tongelre of van Gerwen?
90
Localisatie van een tekening van een kerk van Vincent van Gogh - door Nico Nagfegaa/
93
De Drijehornickels
December 2004
Hollandse oorlog
NUENEN TIJDENS DE HOLLANDSE OORLOG (1672 -1678) - Door Nico Nagtegaal De afgelopen maanden hebben wij de gebeurtenissen rond Market Garden herdacht. De%e militaire operaties in het najaar van 1944 hebben in het Erabantse land veel ellende en verwoesting gebracht. Dit was niet de eerste keer in de geschiedenis dat on%e omgeving het slagveld was voor de grote mogendheden. Ook tijdens de Hollandse Oorlog die duurde van 1672 tot 1678 werd dit gebied geteisterd door de legers van de strijdende partijen. Een publicatie uit 1883 van de hand van Aug. Sassen, archivaris van de gemeente Helmond, die verhaalt over de "Krijgsbewegingen derFranschen in het kwartier van Peelland van ]uli 1672 tot Juli 1673 " is de leidraad voor dit artikel. Al de^e krijgsbewegingen en de begetting daarna hebben Nuenen handen vol geld gekost. De rekeningen waren in die oorlogsjaren %p hoog opgelopen, dat de gemeente financieel aan de grand ^at en ^ich danig in de schulden had moeten steken.
De Hollandse Ootlog
De oorlog met Engeland eindigde met de 2C Vrede van Westminster in 1674 en die met Munster en Keulen eveneens in 1674 met de Vrede van Keulen. De oorlog met het Frankrijk van Lodewijk XIV duurde tot 1678 en eindigde met de Vrede van Nijmegen.
Dit is de benaming voor de oorlog die in 1672, het rampjaar, begon tussen enerzijds de Noord-Nederlandse Republiek en anderzijds Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Deze oorlog was het gevolg van het streven van de Zonnekoning Lodewijk XTV om zijn gebied naar het noorden zover mogelijk uit te breiden. Engeland en de bisschoppen van Munster en Keulen sloten zich bij Frankrijk aan. In mei 1672 begonnen de Fransen vanuit Charleroi hun opmars langs de Maas en naar het noorden. Wilden zij hun tocht naar het noorden langs deze rivier voortzetten, dan was het voor hen noodzakelijk om in bezit te komen van Maastricht. Het welslagen van de totale operatic was afhankelijk van een goede verbinding met de thuisbasis. De vesting Maastricht was echter in goede staat en er was bovendien een aanzienlijke troepenmacht gelegerd. Een grootscheepse belegering zou te veel tijd in beslag nemen en daarom liet Lodewijk de stad insluiten en trok hij met het gros van zijn troepen via Keulen en langs de Rijn verder naar het noorden. Stadhouder Willem III had zich met zijn troepen achter de Hollandse waterlinie teruggetrokken en daarom liep de poging van Lodewijk XIV om Amsterdam in te nemen op een mislukking uit.
Ttoepenbewegingen in 1672 Na de debacle van het Franse leger boven de rivieren in 1672 verplaatste het strijdtoneel zich naar Brabant. Met deze verplaatsing probeerde Lodewijk XIV zijn geliefde plan uit te voeren om toch zijn grondgebied met de Rijn als natuurlijke grens van Frankrijk uit te breiden. De krijgsverrichtingen van de Fransen in het kwartier Peelland die van juli 1672 tot en met juli 1673 plaats vonden, begonnen met de verovering van de vesting Grave. Door een verkeerd begrepen bevel hadden de Staatse troepen de vesting ontruimd. Hierdoor wist de Franse bevelhebber Du Plessis op 5 juli 1672 Grave zonder strijd en onbeschadigd in handen te krijgen2. De stad werd door de Fransen meteen in staat van verdediging gebracht. Maarschalk De Turenne, die met een Franse legermacht actief was in het rivierengebied, trok na de inname van Nijmegen via Grave op voor de verovering van 's-Hertogenbosch.
70
De Drijehornickels
December 2004
Hollandse oorlog
waardoor de op het veld staande gewassen verrotten. Op 18 juli 1672 vond bij presidentschepen Dirk de Greeff in Nuenen een bijeenkomst plaats met afgevaardigden van Helmond en enige omliggende dorpen. Men besloot een verzoekschrift te sturen aan Lodewijk in Boxtel om hem "den miserabelen staet en tyt dezer plaetsen" kenbaar te maken en om "moderate contributie" te hebben. Echter de volgende dag stonden de Franse soldaten in Helmond.5 Op deze 19e juli maakte een legereenheid van ongeveer 700 musketiers en ruiters kwartier in en rond Helmond. Door de hoge waterstand waren de velden dras en hebben deze musketiers en ruiters, vooral bij het opzetten van tenten en paardenstallen enz. zeer veel rogge en andere op het veld staande gewassen vernield. Veel daarvan werd meegenomen naar hun kwartieren en opgegeten.
;
Schilderij van maarschalk De Turenne (1611-1675) gemaakt door tijd- en landgenoot Charles Le Britn.
Hierbij nam hij bezit van de benoorden van 's-Hertogenbosch liggende steunpunten Crevecoeur en Engelen en veroverde hij Zaltbommel3.
Op 28 juli vertrok Lodewijk XIV met zijn hofhouding naar Parijs. Deze stoet trok vanuit Boxtel naar Best, vandaar naar Son en Breugel en via Nederwetten, door Nuenen en Mierlo naar Maaseik en verder door Luik en Namen naar Parijs.
Een leger onder aanvoering van koning Lodewijk XIV trok vanuit Grave naar de heide nabij Boxtel, waar hij, in gezelschap van zijn hofhouding, op 14 juli zijn tenten liet opslaan. Een ander leger, groot 40.000 man, onder bevel van prins De Conde sloeg zijn kamp op nabij Cromvoirt. Een derde legereenheid, groot 23.000 man onder aanvoering van maarschalk De Turenne, maakte diezelfde tijd kwartier nabij Berlicum .
Ook op 28 juli sloeg prins De Conde met zijn leger zijn kamp op in het midden van de vrijheid van Sint-Oedenrode. De 29C juli stond De Chamilly met zijn leger vanuit Maaseik in Maarheeze en Soerendonk. Het kasteel van Cranendonk werd door deze troepen bezet. Nog dezelfde dag trok hij verder door tot Eindhoven en Woensel. De inwoners van Woensel werden gedwongen have en goed gedurende drie opvolgende weken te verlaten en moesten lijdelijk aanzien hoe de soldaten zich daar installeerden. Toen zij terug konden keren, was alles geplunderd en vernield. De troepen plunderden ook de omliggende dorpen en namen koren, stro, hooi, meubelen en ander gerief mee en ook veel vee was verdwenen.6
Deze legers moesten worden gehuisvest en van voedsel worden voorzien. Het was in die tijd krijgsgebruik dat dit ten laste kwam van de plaatselijke bevolking. Bovendien werden op last van de Franse bezetting de watermolens op de Aa, de Dommel, en de Beerse stilgelegd en het water gestuwd om zodoende de onderwaterzetting van de linie rondom V Hertogen-bosch te voorkomen. Dat stuwen veroorzaakte veel wateroverlast in de Meierij. Vele velden en akkers, ook in Nuenen en Nederwetten, kwamen onder water te staan,
Maaseik was al sinds 15 mei 1672 in handen van de Fransen. De kortste weg van Maaseik naar Grave en zo naar Nijmegen, en dus een
71
De Drijehornickels
December 2004
Marsroutes van de Franse troepen tijdens de oorlog tegen de Republiek in 1672.
72
Hollandse oorlog
De Drijehornickels
December 2004
belangrijke verbindingsweg voor de Fransen Hep langs en om het hoogveenmoeras de Peel, dat zich uitstrekte van Nederweert tot Nistelrode. De route liep van Maaseik over Nederweert via Someren, Asten, Helmond, AarleRixtel, Beek en Donk, Erp, Veghel, Heeswijk, Reek, Velp naar Grave.
Hollandse oorlog
tend al plunderend naar Sint-Oedenrode, waar zeven huizen in brand gingen en beide kerken werden leeggeroofd. Hun kampement sloegen ze op onder Asten. De hiervoor vermelde verplaatsingen betreffen alleen grote legereenheden. Dagelijks echter trokken kleinere eenheden met de voor het oorlogvoeren benodigde materialen langs deze routes en maakten kwartier in de dorpen of in de omgeving daarvan met alle lasten van dien. Ook in Nuenen trokken ze langs de drie heerwegen: • vanuit Breugel langs Nederwetten over Gerwen naar Helmond. • via Nederwetten over de Straat (nu Soeterbeekseweg), naar het Nuenensestraatje (nu Steenbroeken) langs de Paaihurk en de Emmastraat naar de Oude Dijk (nu Geldropsedijk) via Geldrop en Heeze naar kasteel Cranendonk • via de Weverstraat en Beekstraat liep een veel gebruikte weg naar Mierlo en dan door naar Maaseik.
De 2L augustus 1672 maakte markies De Beaupre op weg naar het zuiden met een groot aantal soldaten en ruiters met veel wagens en paarden kwartier in en nabij Helmond. De volgende dag zette hij de mars naar Frankrijk voort. Op 7 augustus waren het de hertog De Vitry en de graaf De St. Aber die met een aanzienlijke legermacht door Helmond en Aarle-Rixtel trokken en hun kampement opsloegen nabij het gehucht Koks aan de weg tussen Gemert en Erp en daar tot 10 augustus bleven. De 10C augustus sloeg het leger van maarschalk De Turenne zijn kamp op tussen Aarle-Rixtel en Beek en bleef daar gedurende 23 dagen. De Turenne zelf logeerde op kasteel Croy. In die dagen eigende het leger zich al het voedsel toe dat nog in de wijde omgeving was overgebleven. Ook Nuenen onderging het lot van die strooptochten. In Aarle is de helft van alle huizen afgebrand of in beslag genomen, het houtgewas gekapt en tweederde van alle koeien en ander vee werd buit gemaakt. Op 13 augustus trokken de Fransen 's-Hertogenbosch binnen. De stad bleef gespaard, maar het fort Grevecoeur werd met de grond gelijk gemaakt. De opheffing van het beleg had wel het gevolg dat het stuwen van de riviertjes werd opgeheven zodat het waterpeil in de velden omlaag ging.
Voor het invallen van de winter 1672/73 trok een deel van het Franse leger zich terug naar het zuiden en legerde zich in winterkwartieren deels in het prinsdom Limburg.7 In november 1672 ondernam stadhouder Willem III, die ondertussen een leger had uitgerust, met 32000 man een gewaagde tocht door de Spaanse Nederlanden naar Maastricht dat door hem werd ontzet. Daarna trok hij naar de Rijn en met steun van Spaanse troepen naar Charleroi, dat door hem werd belegerd, maar niet ingenomen. Willem gaf het beleg op toen er een grote Franse legermacht Charleroi naderde. Charleroi was een van de belangrijkste wapenplaatsen van de Fransen.
De 2e September maakte markies De Femillee met zijn leger kwartier in het dorp Someren. De volgende dag marcheerde het leger van Someren door Asten, Lierop, langs Helmond over Aarle-Rixtel en Beek naar Koks tussen Gemert en Erp, alwaar het kamp werd opgeslagen. Onderweg werd geplunderd, brand gesticht en geroofd. Op 9 november verbleven ongeveer 1500 ruiters onder commando van baron De Manta gedurende een nacht te Erp. Van daaruit zijn ze doorgetrokken naar Veghel en bleven daar twee etmalen. Aanslui-
Ttoepenbewegingen in 1673 In het voorjaar van 1673 keerde de legermacht onder aanvoering van Lodewijk XIV in de Zuidelijke Nederlanden terug. Zelf sloeg hij zijn tenten op in Wolder bij Maastricht. Op 14 juni 1673 begonnen de Fransen opnieuw
73
De Drijehornickels
December 2004 Hollandse oorloe
Maastricht te belegeren. Zij legden daarvoor i mtgebreid schansen- en loopgravenstelsel aan waartoe honderden boeren uit de wijde omgeving sraafwerk rn WeUswaar wisten de verdTdigTrs ™ Mmtncht korte tijd met wisselend succes zich te andhaven tegen de aanvallen, waarbij ook de :roemde hugenoot kapitem van de muskeers d Artagnan het leven verloor.8 Maar onier de druk van hevige bombardementen die onder meer een bres sloegen bij de Tongerse Poort en op aandrang van de burgers van Maastricht hield het garmzoen het voor gezien Op de laatste dag van juni 1673 capituleerde de stad en het garmzoen trok uit de stad weg. Het bracht op zijn tocht richting Breda de nacht door onder Heeze en
waarde. Zij lag namelijk midden in het stnjdtoneel tegen de Staatse, de Oostenrijkse de Duitse en de Spaanse legers. De 10e juli 1673 kampeerden 4 a 5000 ruiters onder bevel van graaf De Lorge op de akkers bi, Leende nabij de kerk. De volgende dag zijn ze via Eindhoven en Boxtel naar Veghel L trokken en hebben midden m het dorp kamp gemaakt. Van daaruit vertrokken ze via Reek en Velp naar Grave. Pnns De Conde, die daar met zi)n troepen bivakkeerde vertrok uit Gra ve en maakte kamp op de heide nabij de molen van Heeswijk. Lodewijk nam zijn mtrek m kasteel Heeswijk. In Smt-Oedenrode haalden ze koeien, schapen en paarden weg.9
II ''' '.
^ standbeeld van d'Artagnan te Maastricht. Vlakbij dtt standbeeld vas vroeger de Tongersepoort, ]%Jf]/Ty
r\
IM
1 f ~7 "2
-*
^)
Lodewijk XIV van Frankrijk. Na de inname door de Fransen begonnen zij Maastricht zwaar te versterken, want deze stad was voor de Fransen van grote strategist
m schilderij over de belegering van Maastricht door de tropen van Lodewijk XIV in 1673 De Frame vorst had ^n hoofdkwartier in Wolder
74
De Drijehornickels
December 2004
De 28C juli maakten de troepen van De Lorge en De Conde, te samen ongeveer 17000 ruiters en musketiers, met hun paarden en karren kwartier in het midden en rondom op de akkers van Aarle. Al het koren en de veldgewassen werden in beslag genomen en het restant vernietigd. In Beek, Lieshout en Stiphout werden alle akkers leeggehaald en vernield. In Mierlo werd de kerk beroofd en veel vee en paarden in beslag genomen. Dit ging met veel geweld gepaard en de gemeente moest ook nog 5000 gulden op tafel leggen. Ook in Heeze en Nuenen werden vee en paarden gevorderd. Plunderingen en brandstichting richtten veel schade aan in Helmond en Bakel.
Holland se oorlog
moesten worden aangevuld. Men rekende dat de activiteiten van het steunpunt Cranendonk de Meierij toen alleen al op 300.000 gulden kwam te staan en daar zijn de gemeenten, die de vorderingen hebben afgekocht, niet bij. De gevorderde manschappen moesten met honderden karren de leeftocht en krijgsbehoeften van kasteel Cranendonk naar Maastricht vervoeren. Nadat alles uit het kasteel was gehaald bliezen de Fransen op 13 September 1673 het kasteel op.11 In oktober 1673 verklaarde Spanje de oorlog aan Frankrijk. Lodewijk had nu troepen nodig om de Spaanse legers in Frans Comte, dat Spaans bezit was, en in de Spaanse Zuidelijke Nederlanden te bestrijden. De druk op de Republiek verminderde daardoor. Ondertussen waren de Duitse troepen de Elzas, die in 1648 door Frankrijk was geannexeerd, binnengedrongen.
Kasteel Cfanendonk
Dit kasteel, gelegen in de Baronie van Cranendonk tussen Soerendonk en Maarheeze, was door de Fransen tot een steunpunt van hun operaties gemaakt. Van hieruit terroriseerden ze de Meierij en de Baronie van Breda en er werd hardhandig opgetreden tegen de bevolking in de bezette gebieden. Een afdeling ruiterij, die daar was gelegerd, zorgde voor het "organiseren" van de benodigde leeftocht en goederen. Geconstateerd werd dat daar op een gegeven moment een kudde van 575 ossen en koeien rondliep, alle weggehaald uit de Meierij. Ook sprak men over een verzameling van wel 1000 karren, die voor het leger van maarschalk De Turenne nodig was10.
De Turenne12 vertrok met zijn troepenmacht naar de Elzas om daar de binnengevallen Duitse troepen terug te drijven tot achter de Rijn. De Fransen waren nu ook gedwongen hun troepen van boven de rivieren terug te trekken. Deze troepen hadden veel te lijden van de Staatse aanvallen. De Franse troepen konden zich niet staande houden tegen de zich snel op schaatsen verplaatsende Staatse eenheden op de bevroren waterlinie.
De tegenaanval
Begin September 1673 werden de gemeenten in de Meierij door de bevelhebber van Cranendonk gedwongen schansgravers te leveren om Maastricht te versterken, als ook bedden met hun toebehoren en paardenvoer. De nalatige dorpen werden "uitgepand" (leeggehaald). Het verweer van de lokale overheid leverde, wegens gebrek aan geld, niets op. Zij werden gevangen genomen of moesten nog meer geven dan er was gevorderd. De gewelddadigheden gingen zover, dat de karren en de manschappen die niet door de ingezetenen van de Baronie van Breda of andere regie's geleverd konden worden, door die van de Meierij
Op 19 februari 1674 werd de vrede tussen de Republiek en Engeland, dat op zee was verslagen, te Westminster getekend. De vrede met de bisschop van Munster werd op 22 april in Munster en die met de bisschop van Keulen op 11 mei in Keulen ondertekend. In Nijmegen werd in dat jaar ook met Frankrijk over vrede gesproken, maar de Fransen stelden dermate hoge eisen, dat de StatenGeneraal daar niet op ingingen. De sterkte van het Staatse leger onder bevel van stadhouder Willem III werd opgevoerd en op 22 juli 1674 verscheen luitenant generaal Rabenhaupt, de verdediger van Groningen in
75
De Drijehornickels
December 2004
Staatse dienst, voor de muren van Grave. Hi) liet het beleg slaan rond de veste met zijn kasteel en ook hiervoor nicest de Meierij weer schansgravers leveren en onderhouden.
Hollandse oorlog
broken omdat een grote Franse troepenmacht naderbij kwam om Maastricht te ontzetten. Na dit beleg eisten de Fransen 20.000 rijksdaalders van Peelland voor het herstel van de fortificatie van Maastricht en voor het kopen van krijgsvoorraad. Bovendien moest er nog 5000 man komen opdraven om de opgeworpen verschansingen rond Maastricht te slechten, waaraan ook Nuenen zijn deel aan arbeidskrachten moest leveren. Dit laatste bevel geschiedde met een schrijven van de intendant van de Franse koning te Maastricht van 1 September 1676 dat aan alle plaatsen in Peelland was gericht. Ook Nuenen moest hieraan zijn deel leveren.
De weerbaarheid van stad en kasteel was opgevoerd, de Franse bezetting was talrijk en de mond- en krijgsvoorraad overvloedig. De bevelhebber was markies De Chamilly. Door de uitvallen van de Fransen was Rabenhaupt verschillende keren gedwongen zijn stellingen met grote verliezen te verlaten. Tegen de avond van 9 oktober kwam stadhouder Willem III met een flinke legermacht bestaande uit ruiterij en voetvolk ter versterking. Veertien dagen later was door de hevige bombardementen van het geschut de toestand voor de Fransen onhoudbaar geworden. Markies De Chamilly capituleerde op 27 oktober en trok zich met zijn overgebleven manschappen terug op Maastricht. Twee dagen daarna bezetten de Staatse troepen het kasteel en de stad of liever gezegd de trieste overblijfselen daarvan. Van de inwoners van Grave sneuvelde zeker de helft. De Franse verdediging telde 1548 doden en 1017 gewonden, maar de verliezen aan de Staatse kant waren zeer hoog en wel 15000 tot 16000 man aan doden, gewonden en overlopers. In november van dat jaar bracht Willem III een bezoek aan dit stadje dat door de oorlogshandelingen tot totale armoede was vervallen.
Het beleg van Maastricht kostte het Staatse leger vele doden en gewonden. Het leger werd ook verzwakt door een dysenterie-epidemie13, die al snel op de burgerbevolking oversloeg.14 Ook in Nuenen, Gerwen en Nederwetten hadden de inwoners te lijden onder deze epidemie. In de maanden augustus, September en oktober 1676 stierven er 28 mensen meer dan het gemiddelde van 9 over deze drie maanden. In het begrafenisregister van 1676 zijn alleen personen van boven de 10 jaar geregistreerd. Hoeveel kinderen aan deze ziekte zijn gestorven is niet bekend aangezien ze niet werden ingeschreven.13
Einde van de oorlog Na de zomer van 1675 lag Maastricht buiten het brandpunt van de krijgsoperaties. Juist daardoor daalde de militaire betekenis van de vesting voor Frankrijk, terwijl zij voor het Staatse leger weer een belangrijk oorlogsdoel werd. Stadhouder Willem III gokte er op, dat de Franse legers elders door krijgsverrichtingen werden gebonden en deed op 13 juli 1676 een poging om Maastricht weer in Staatse handen te krijgen. Dit beleg legde de Meierij wederom zware lasten op. Naast het leveren van voedsel voor mens en dier was de Meierij genoodzaakt om 2500 schansgravers en een groot aantal karren te leveren, wat het kwartier Peelland 38.500 gulden kostte. Het beleg duurde tot 26 augustus en werd toen opge-
In 1676 waren de mogendheden in Nijmegen opnieuw begonnen over vrede te onderhandelen. De Staten-Generaal was de oorlog, die veel geld kostte, moe en ook Lodewijk was door geldgebrek gedwongen bakzeil te halen. Tijdens deze vredesonderhandelingen werd bepaald en goedgevonden dat de contributie en levering aan de Fransen tot het moment van de definitieve ondertekening van de vrede zouden worden betaald. Op 10 augustus 1678 werd de Vrede van Nijmegen getekend en de 20e September van dat jaar geratificeerd. De Franse legers hadden onderwijl een deel van ons land verlaten. De oorlog werd in het
76
De Drijehornickels
December 2004
Hollandse oorlog
Nuenen verin de schulden
zuiden van de Spaanse Nederlanden, Luxemburg en Frans Comte voortgezet, doch de Fransen hielden nog altijd Maastricht in hun bezit. De bezetting diende nog uitsluitend om Brabant en Limburg onder druk te houden en om belasting en voedsel voor mens en dier op te eisen.
Na deze feestvreugde kon de gemeente Nuenen-Gerwen de opgelopen wonden likken. De rekeningen waren in die zes jaren zo hoog opgelopen,dat de gemeente financieel aan de grond zat en zich diep in de schulden had moeten steken. De gemeente had boven op de normale belasting en uitgaven bovendien nog contributie en rationen aan de Fransen moeten betalen. Daarboven op kwam nog de brandschatting, de betalingen aan kwartier Peelland en de betalingen aan de gravers, voor het geleverde vee, het voer voor de beesten en voor de karren en paarden. Ook de normale gemeentelijk uitgaven gingen door 16 .
Op 20 September 1678 verlieten de Fransen Maastricht, de Meierij en in het bijzonder Peelland, waar zij doorheen waren getrokken, uitgemergeld en desolaat achterlatend. De vreugde over de in Nijmegen gesloten vrede was groot en algemeen, vooral in Peelland, waar de Fransen zo hadden huis gehouden. Eindhoven vierde op 5 oktober zijn vredesfeest.
In de Meierij hieven de intendanten van de Franse koning in Maaseik van mei 1672 tot September 1678 contributie. Voor ieder dorp werd de hoogte van het te betalen bedrag dat per maand of per twee maanden betaald moest worden, vastgesteld. Daar kwam nog te leveren vee en hooi bij. Aanvankelijk betaalden de dorpen in 1672 tot en met 1674 ongeveer twee maal zoveel als de normale belasting aan de eigen overheid en na 1674 een bedrag aan belasting ongeveer gelijk aan dat van voor 1672. Echter om dat te bereiken moest door de Meierij wel 40.000 gulden aan smeergeld worden betaald. Uiteindelijk moest het kwartier Peelland over de jaren 1672, 1673 en 1674 toch nog 14.400 gulden betalen. Er werden namens Peelland drie commissarissen aangesteld, die de betaling zouden verzorgen. Een van hen was de Nuenense schepen Dirk de Greeff. De helft van dit bedrag werd door de bestuurders van de dorpen in Peelland contant bij De Greeff afgeleverd. Hij bracht dat bedrag eind mei 1674 naar Maastricht. Zijn tocht met zoveel geld was niet zonder gevaar.17 Door de Fransen werd voor NuenenGerwen na 1674 contributie gei'nd, die gelijk stond aan het belastingjaar 1666/1667.
In Nuenen geloofde men blijkbaar het mondeling overgebrachte bericht van vrede niet en wilde men het eerst zwart op wit hebben voordat men ging feesten. Pas op 12 oktober haalde men hier opgelucht adem en werd ter verhoging van de feestvreugde door Nuenendorp voor 12 stuivers en 8 penningen aan buskruid verknald. In de borgemeestersrekening van 1678/1679 van Nuenen staat geschreven: "Item den 12 oktober als de vrede gepubliceerd n>ierde tusschen den Coninck van Vranckrijck ende de Ho: Mo: Heeren Staeten tot teecken en blijschap ende victorie van Thomas Aerts gecocht bus poeder voor 012-8" Ook kreeg de predikant op die dag 6 stuivers "alnoch aen Domine de Ruyfer goet gedaen van karssen die hij gecocht hadde betaelt 0-6-0". Jammer genoeg zijn alleen de borgemeestersrekeningen van Nuenen-dorp bewaard gebleven, maar geloof maar, dat het er ook in Gerwen, Boord en Wetten heeft geknald. Het oranje-blanje-bleu zal toen ook wel van de torens in Nuenen, Gerwen als ook Nederwetten hebben gewapperd.
In het rekeningjaar mei 1672 - mei 1673 werd voor de gemeente Nuenen-Gerwen door de Franse intendant Tallon de contributie vastgesteld. Deze contributie, elke twee maanden 1090 gulden en 60 koeien, moest in Maaseik
77
De Drijehornickels
December 2004
Hollandse oorlog
worden betaald. Tevens een vaste hoeveelheid foerage. Aan de bezetting van Grave moest voor een bedrag van 6159 gulden en 15 stuivers aan foerage worden geleverd. Daarboven op eisten langstrekkende kleine legereenheden nog geld en voeding voor mens en dier. Ook de Fransen op het kasteel Cranendonk eisten daarbij nog hun tol.
werd over die periode aan contributie, beesten en foerage een bedrag van 59975 gulden betaald. In totaal gaf de gemeente in die periode 85900 gulden uit. Door de gemeente werd een bedrag van 21.451 gulden geleend. Het meeste werd geleend in het rekeningsjaar 1672/1673 en wel 10729 gulden. Voor 1679 was er van het geleende geld reeds 2451 gulden afgelost.
De financien, die de gemeente nodig had om belasting en gemeentekosten te voldoen, werden aan de hand van het jaar daarvoor gemaakte kosten, vastgesteld. De gelden werden verkregen via verpondingen en beden, die per lopenszaad werden geheven. Om deze gelden binnen te krijgen werden borgemeesters voor een jaar "vrijwillig" aangewezen. Nuenen-Gerwen was verdeeld in drie heertgangen die hoeken werden genoemd: de hoek Gerwen, de hoek Nuenen en de hoek BoortWetten. Later werden Boort en Wetten gesplitst en werd Wetten de vierde hoek. Voor Boort en Wetten was het bedrag van de bede en de verponding per lopenszaad 1,5 maal hoger dan voor Nuenen en Gerwen. De aanslagen voor Nuenen en Gerwen war en gelijk. Boort en Wetten waren de rijkste heertgangen van de gemeente Nuenen-Gerwen. De borgemeesters moesten maar zien hoe zij het geld binnen kregen. Voor het bedrag, dat de hoek moest opbrengen, stonden zij borg. Meeruitgaven moesten door hen uit eigen zak worden bijgepast. Borgemeester zijn was geen geliefde functie. Het kostte altijd.geld.19
Om de bedragen, betaald in die zesjarige oorlog, eens uit te drukken in de waarde van de gulden van 1991 is een vergelijking gemaakt met de uitgaven van onze gemeente in dat jaar. Deze uitgaven uitgezet tegen het aantal inwoners in 1991 levert een bedrag op van 1890 gulden per persoon. In 1675 was dat 6 gulden per persoon. Nu zou aan de Fransen dus over zes jaar een bedrag moeten worden betaald van afgerond 19.000.000 gulden. De totale uitgaven zouden 27.000.000 gulden belopen en was er voor 8.000.000 gulden geleend. In de borgemeestersrekeningen van 1672 1673 en 1683 is een lijst opgenomen, waarin een opsomming wordt gegeven van alle door de hoeken in dat rekeningjaar geleende bedragen. In 1683 werd er een lijst21 opgemaakt van "opgenomen penningen en kapitalen". De benodigde gelden werden geleend van 11 personen en van 2 instellingen. Enkele daarvan staan hieronder vermeld. In rekeningjaar 1672 — 1673 leende Soeterbeek (klooster) aan de gemeente 1205-0-0. In de lijst van opgenomen penningen en kapitalen van 1683 staat: Soeterbeeck heeft aen onse gemeynte in diverse reyse gedaen drije dusent gulden 3000-0-0 . 't Clooster tot Wert wesende onse -L. Vrouwe Wijngaert (in 1673) 1500-0-0 daer off jaerlyck de pacht verschijnt op den 18'en April voor dlerstejaer den 18en April 1674.
Botgemeesterstekeningen De borgemeestersrekeningen20 zijn de enige gegevens uit deze Franse oorlogsjaren, die in het Oud Archief van Nuenen te vinden zijn.De omschrijvingen van de posten in deze rekeningen geven een goede indruk van de lasten waar de burgers van toen mee te maken hadden en waar de gemeenschap voor opdraaide.
In de lijst van 1683 staat: Clooster van wert weesende onse LJeve vrouwe wijngart 18 april 1673 aen ons gedaen 1500. Zo werd ook van Goort Marcelis Coolen in verscheydene reysen geleend in 1772-1673 3222-1-8 en uit de lijst van 1683 blijkt dat: Goort Marcelis Coolen heeft in alles op onse gemeynte gedaen vijf duysent gulden in ver-
De oorlog van mei 1672 tot September 1678 kostte de gemeente Nuenen-Gerwen handenvol geld. Aan de Fransen in Grave en Maaseik
78
De Drijehornickels
December 2004
Hollandse oorlog
scheydene reysen 5000-0-0. door een musketkogel. D'Artagnan was de hoofdpersoon in de roman d'Artagnan en de drie musketiers, geschreven door de Franse schrijver Alexandre Dumas. De drie musketiers zijn er door Dumas bij gefantaseerd. Dit trio heeft nooit bestaan.
Hoewel de Zonnekoning er niet in slaagde zijn hoofddoel, de onderwerping van de Republiek te bereiken, het nevendoel er financieel zoveel mogelijk voordeel te halen, zodat de oorlog zichzelf betaalde, werd wel bereikt. Hierdoor kon Lodewijk geld overhouden voor de bouw van zijn prestigeproject het paleis van Versailles. Men kan dus zeggen dat de gemeente Nuenen-Gerwen door het betalen van contributie indirect aan de bouw van Versailles heeft bijgedragen.
9 Zie website Gemeente Veghel: Geschiedenis van Veghel. 10
Houben, p. 109.
"Houben, p. 110. Jolly. De Turenne sneuvelde bij Salzbach in 1675, De Conde droeg het bevel over de Nederlanden over aan De Luxembourg , maar kort daarop was ook hijzelf door ziekte genoodzaakt zijn commando neer te leggen. 12
Noten:
Dysenteric werd toen de rode buikloop, rode loop of root melison genoemd en later in de 18e eeuw rotkoorts. Rotkoorts is een samentrekking van root en koorts. Root is afkomstig van root melisoen een verbastering van Roy m'eleison (Heer ontfermt u over mij), dat op zijn beurt afgeleid van Kyrie eleison (Heer ontferm u). Remedie tegen de rode loop was het drinken van rabarbersap. 13
1 Regionaal Historisch Centrum Helmond, Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, 1883 en 1884, jrg. 1, nrs. 2, 5, 6 en 7. 2 Patist, C.R., Het beleg van de stad Grave in 1674, Nijmegen, 1975, pp 12-17.
Raa, F.J.G. ten; Bas, F. de en Wijn, J.W., Het Staatse Leger 1568-1795, Breda 1911-1921, dl. V, pp. 327-328 en 345-346. Sypesteyn, J.W.van en Bordes, J.P. de, De verdediging van Nederland in 16721673, 's-Gravenhage, 1850, dl. I, pp. 72-78; dl. II, pp. 18,109. 3
14
Houben, p. 110
13 Doop-, Trouw- en Begraafboeken van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
Jolly, Alec, The Quiet Conquest, The Huguenots 1685 tot 1985, 1985. Deze drie legers bestonden voornamelijk uit hugenoten. Maarschalk De Turenne en prins De Conde waren hugenoten en Lodewijk XIV was gehuwd met een hugenote. De hugenoten waren trouw aan hun koning.
16 Om plunderingen en brandstichting in een dorp te voorkomen, werd aan de troepen en bendes, die hiermee dreigden, een brandschat betaald. Tegen het einde van de 16e eeuw werd deze brandschat contributie genoemd. Aanvankelijk droeg deze contributie een plaatselijk karakter. Het dorpsbestuur kocht, wanneer er een legerbende in de buurt werd gesignaleerd en men het risico te groot achtte, de dreigende plundering af. Tijdens de 80jarige oorlog gingen de dorpsbesturen er toe over om met de commandanten van de legereenheden overeenkomsten af te sluiten over de hoogte van een op gezette tijden te betalen contributie. Deze contributie werd geheven zover de wapens reikten en dat was soms ver. Zo hief de Staten-Generaal tot 1648 contributie in het grootste deel van de Spaanse Nederlanden tot ver in het Namens en het Luxemburgs gebied. Tijdens het mislukte vredesoverleg in 1674 te Nijmegen werd wel een overeenkomst gesloten die het heffen van contributie regelde en waarin per district de hoogte van de contributie werd vastgelegd. De regel kwam toen in zwang, dat de vijand zoveel contributie
4
Frenken, A.M., Memoriaal der dorpen en parochies Genven, Nuenen en Nederwetten, Provinciaal Genootschap voor kunsten en wetenschappen in NoordBrabant, 1948, p. 145. 5
Houben L.G.A., Geschiedenis van Eindhoven II, Eindhoven, 1974. 6
Lodewijk XIV had een overeenkomst gesloten met de prins/bisschop van Luik voor een vrije doortocht naar het noorden en vermeed zodoende een oorlog met Spanje wanneer hij door SpaansBrabant zou trekken. 1
De Franse gardeofficier Charles de Batz de Castelmore, beter bekend als d'Artagnan, sneuvelde op 25 juni tijdens een nachtelijke aanval op de Tongerse Poort. Hij werd in zijn hoofd getroffen 8
79
De Drijehornickels
December 2004
mocht eisen als de eigen overheid aan gewone belasting inde voordat de oorlog uitbrak. Na 1590 werd deze contributie gei'nd door aparte ontvangers, die door de Spaanse regering in Brassel en door de Staten-Generaal in den Haag werden aangesteld. Zij hielden kantoor in de vestingsteden zo dicht mogelijk bij het door de vijand beheerste gebied. Voor de Staten-Generaal was dat Heusden en na 1629 's-Hertogenbosch. Coenen, Jean, Gegeven Sint-Barbaradag Eindhoven, 2000, p. 187. 17
18
9
1300,
Zes lopenszaad is een hectare.
19 Eens per jaar werd voor iedere hoek de rekening opgemaakt van de door de borgemeester gedane betalingen ten behoeve van de gemeenschap en de goedkeuring daarvan werd met een klokslag bezegeld. De goedkeuring geschiedde namelijk onder de toren en daarna werd dan voor iedere hoek een nieuwe borgemeester voor een jaar "vrijwillig" aangewezen. Er zijn helaas maar weinig borgemeestersrekeningen bewaard gebleven. Zo zijn over het rekeningjaar 1672/73 alleen de rekeningen van Gerwen en Boord - Wetten aanwezig en ontbreekt Nuenen. Van het jaar 1675/76 ontbreekt Gerwen en voor 1678/79 is er alleen de borgemeestersrekening van hoek Nuenen. De tussenliggende jaren ontbreken. Echter wordt als afsluiting van iedere rekening een overzicht gegeven van de door iedere hoek totaal geinde en betaalde bedragen en daarmee kan worden gerekend. Over de jaren 1673/74 en 1674/75 werd van de Staten uitstel van belastingbetaling verkregen, die echter wel over de latere jaren moest worden vereffend. De door de Fransen veroorzaakte kosten werden niet vergoed.
Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe), Oud Archief Nuenen (OAN), inv. nrs. 217225. 20
21
RHCe, OAN, inv. nr. 468.
80
Hollandse oorlog
De Drijehornickels
December 2004
Misdaad en straf
MISDAAD EN STRAP IN DE NEGENTIENDE EEUW IN NUENEN C.A.1 - Door Klaas de Graaf Om een beeld te schetsen over de misdaad van de negentiende eeuw in Noord-Brabant en vervolgens Nuenen daarin een aparte plaats te geven, vergt in de eerste plaats kennis over de sociale geschiedenis van dit tijdvak. Toen Willem I als eerste Nederlandse koning na een lange ballingschap voet op Nederlandse bodem %ette, kwam ons land terecht in een unieke periode. In Noord-Brabant, dat al in 1795 erkenning in de Reptibliek had gekregen, behoefden de katholieke inge^etenen niet meer besmuikt bun godsdienst te belijden. Het werd opgenomen in het koninkrijk via de provinciale indeling. Natuurlijk ging ergeruime tijd over been voordat Noord-Brabant ook daadwerkelijk %ijn partij mocht meebla^en en de katholieken ook goede baantjes kregen. Het duurde bijvoorbeeld lang voordat er in het notariaat ook katholieken dit ambt mochten bekleden. Ook het bestuur van de grote steden werd doorgaans uitgeoefend doorprotestanten. Daar kwam nog bij dat Willem I als Nederlands Hervormd vorst geen vriend was van de katholieken, wat onder andere tot uiting kwam in enkele besluiten over de opleiding vanpriesters.
Kfitisch brongebruik
landssamenleving. Natuurlijk bestonden er ook steden, maar die waren vergeleken met die in Holland en Zeeland, nog sterk onderontwikkeld. 's-Hertogenbosch telde in 1831 ruim 17.000 zielen, Tilburg bijna 12.000 en Breda haalde de 11.500 net niet. Daarnaast groeide de bevolking maar nauwelijks. Nuenen en Gerwen in 1811 samen goed voor 1726 inwoners, moesten zich in 1832 met 2295 zielen tevreden stellen. Nederwetten maakte toen ook onderdeel uit van de gemeente. Dertien jaar later was hun aantal slechts gegroeid tot 2520 burgers. Hiervan waren slechts zestig mensen (2Vz %) ouder dan zestig jaar. In 1849 was de bevolking zelfs gedaald naar 2502 en konden slechts zeven inwoners bogen op een dergelijke leeftijd.
Dat de mensen uit de negentiende eeuw anders tegen misdaad aankeken dan wij doen, is een vanzelfsprekende zaak. Hoe de negentiende-eeuwer echter misdrijven ervoer is moeilijker te achterhalen. Vooral uit de eerste periode moeten we het destilleren uit de spaarzame krantenberichten en voorts uit de verslagen van de gerechten, als ook uit de vergadernotulen van gemeenten, provincie en gevangenisregenten. Naarmate echter deze verslaglegging het product is van de beter gesitueerden ontstaat het probleem. De lezer van nu kan deze elite als kleine top moeilijk als representatief door laten gaan voor wat er in werkelijkheid in de samenleving gebeurde. Een enkel handgeschreven proces verbaal van een dorpsveldwachter of een bewaard gebleven brief van een gevangene kan dan soms meer prijsgeven over de realiteit dan een dik rapport van een zitting van het gerechtshof. Toch zullen onderzoekers van vandaag zich tevreden moeten stellen met het materiaal dat nu nog te vinden is in de archieven.
Door het hoge sterftecijfer werd de geboorteaanwas bijna tenietgedaan. Veel besmettelijke ziekten hielden huis onder vooral jonge kinderen. Pokken, difterie, allerlei darmaandoeningen, waartoe ook de cholera vanaf 1832 gerekend moet worden, waren rijkelijk vertegenwoordigd 2 en vormden in het bijzonder voor de meeste arme huishoudens een grote schrik. De mislukte aardappeloogst van 1845 droeg aan de hoge mortaliteit duidelijk bij, omdat de aardappel een overheersend onderdeel van de dagelijkse voeding uitmaakte.
Sociale achtetgtonden Noord-Brabant was het grootste deel van de negentiende eeuw een overwegend platte81
De Drijehornickels
December 2004
Waarschijnlijk heeft daardoor de tweede golf van cholera in 1848 veel meer slachtoffers gee'ist dan die in 1832.
\
duidelijk aan wat de achterliggende motieven waren. Een van de meest macabere overtredingen die ik ooit tegenkwam vond plaats in het beruchte hongersnoodjaar 1848. Drie mannen uit Tilburg kregen een lichte gevangenisstraf, omdat zij in de nacht twee paarden hadden opgegraven, die wegens een besmettelijke ziekte waren afgemaakt en daar begraven lagen. Ze werden betrapt toen zij al een dier hadden ontveld.4
Een aantal wetsovertredingen was gekleurd door de locatie waar deze plaats vond. Veediefstal bijvoorbeeld en brandstichting op de heide of in het bos waren typische plattelandsdelicten. In de stad zou de sociale vervreemding met grotere aantallen mensen en het ontbreken van voldoende sociale controle eerder leiden tot misdrijf. Ook drankmisbruik was doorgaans in de stad daarvan de oorzaak, wat weer niet wil zeggen dat het platteland gevrijwaard was van deze boosdoener, maar het gaat in dit verband om tendensen.
Tot een ander bekend verschijnsel behoorden landlopen en bedelen. Hoewel we beide wetsovertredingen los van elkaar moeten zien, haalde men deze begrippen in de 19C eeuw vrij gemakkelijk door elkaar. Landloperij kon de rechtbank vaak moeilijk bewijzen, zodat een ontkennende verdachte met een vaste woonof verblijfplaats en enig geld nogal eens vrijgesproken werd. Bij bedelen lag dat uiteraard anders, maar ook hier moest de dader vaak op heterdaad worden betrapt, omdat een christelijk bewogen boer niet zo snel aangifte deed. Onder de vele bedelaars zien we regelmatig mensen uit andere provincies, waar in hun steden grote armoede heerste. Het percentage verdachten in huizen van bewaring voor deze beide misdrijven bedroeg tussen 1842 en 1847 maar liefst veertig procent, met als dieptepunt het jaar 1845 met meer dan de helft. Twintig jaar later zakte dit percentage naar 20 toen de leefomstandigheden iets beter waren.
Noord-Brabant werd in de achttiende eeuw nogal eens geplaagd door benden die het voorzien hadden op geld en duurzame goederen. In de meeste gevallen werden deze georganiseerde misdrijven gepleegd door vaste groepen mannen en vrouwen. Ze overvielen meestal 's nachts alleenstaande boerderijen die zij met grof geweld openbraken en de bewoners onder bedreiging van moord en brandstichting geld en kostbare goederen afpersten. Florike Egmond heeft daar tien jaar geleden een boeiend boek over geschreven. 3 Tijdens het koninkrijk is die bendevorming langzaam verdwenen, al kwam het best nog wel eens voor dat mensen het slachtoffer werden van inbraken met geweld of struikroverij. Deze vorm van misdaad kreeg echter allengs een uitzonderlijk karakter.
i
Misdaad en straf
Veel wetsovertredingen waren een gevolg van de slechte leefomstandigheden. Het overgrote deel van de bevolking genoot als arbeider, dagloner of eenvoudig ambachtsman een inkomen dat hem nauwelijks in staat stelde om een behoorlijk bestaan te leiden. Vaak gezegend met een groot gezin, als daarvan al niet een deel was overleden aan de eerder genoemde ziekten. Het aanvullen van het inkomen op een niet aanvaardbare manier moeten we dan ook beschouwen als noodgrepen waarmee mensen zich bezig hielden. Diefstal van de oogst uit het veld, het melken van koeien gedurende de nacht, het stelen van hakhout, van plaggen heide en van turf geven
Teams Bruggink, op 26-6-1896 veroordeeld voor bedelarij en landloperij.
82
2
6-
K. en $"
00 U)
g
bs
,Sft"S<1Sc.
3 ?R g p n 3 3 Q
re 3
3
a a 3" n> OO O o 3 n re re bL NJ Q
H.~:
2
B 3 g* rt ~3 S ^< m
§
ro C3
re n>
B'i o
0. tri
I- -i^ 3 P
p 3 3 C r j r S 3
2
o" 3^
o tr
2 e- i-1 3 0 ° •? R'
re p • rD i t B re n> D i-> &5 ^ r"5 h-*
d 5 O p TO 0
H.
rt
m
§ rT^ S & S a i ^
n
^r g s 3 3
re 3 re
ro Z% LL. C/D ^^
:: rt 3
De Drijehornickels
December 2004
Vetmogensdelicten
Misdaad en straf
dernere tijd. De daken van de huizen waren, zeker op het platteland, veelal met riet of stro bedekt, wanden vaak geheel of ten dele uit hout opgetrokken, terwijl men voor licht of warmte aangewezen was op open vuur. Daarnaast gebeurde het nogal eens dat onvoorzichtigheid de oorzaak van brand was. Een pijp roken in de stal of de schuur was al door brandreglementen verboden, maar wie controleerde dat? Kinderen, gebiologeerd door de magie van de brandende lucifer, waren nogal eens veroorzakers van brandjes. En als er al een schuur of een hooimijt in de brand vloog, was de brandbestrijding tot ver in de negentiende eeuw, vergeleken met nu, een armzalige vertoning. In de loop van de jaren twintig kregen de meeste gemeenten de beschikking over een brandspuit, die nog met handkracht moest worden bediend. Voordat de brandspuit echter bij de plek des onheils kwam, was er al vaak een half uur of meer verstreken en konden soms enkele aanpalende woningen nog gered worden. Brandstichting was dus een ernstig strafbaar feit.
Los van de drank en de armoede kwamen, net als nu, de vermogensdelicten het meest voor. Een deel, zoals daarnet al aangegeven, veroorzaakt door de absolute armoede, maar een ander deel ook omdat ook toen de hebzucht de mens in de greep kon hebben. Een partijtje hout om gedurende een paar dagen de kachel mee te stoken was nog tot daar aan toe, maar een kar volgeladen met uit de bossen gehakte nieuwe aanplant riekt naar illegale handel. Een paar kilo rapen uit het veld achterover drukken, was wat anders dan een boerenwagen vol. Maar ook inbraak, waar een zwaardere straf op stond dan eenvoudige diefstal, was aan de orde van de dag. Tot het korps beruchte figuren uit de jaren vijftig van de negentiende eeuw behoorde Willern de Vries uit Nuenen, die op 23 april 1850 wegens een inbraak een straf kreeg van vijf jaar. 8 Hij zat die uit in de gevangenis te Woerden. Hij stond vervolgens op 22 augustus 1857 weer voor de rechter voor inbraken9 en moest toen zeven jaar zitten in Leeuwarden. De eerste keer had hij ijzeren gereedschappen uit het gesloten bakhuis van Francis van Hombergh te Opwetten gestolen en van Joseph van der Linden een stuk ijzer. De tweede keer bestond zijn buit uit textiel dat hij in alle vroegte van verschillende bleken van inwoners van Hoogeloon had weggegrist, samen met een andere ruilenbuiter.10 Tussen 1842 en 1847 zat 42 % van alle verdachten in het Huis van Bewaring van 's-Hertogenbosch zijn voorlopige hechtenis uit wegens diefstal. In de jaren zestig daalde dat tot 37%, wat veroorzaakt werd door de al eerder genoemde betere leefomstandigheden.
De oorzaken van brandstichting lagen voor een deel op het financiele vlak, terwijl dit delict voor een ander deel een gevolg was van haat of verwarring. lemand met grote schulden en weinig of geen inkomsten, kon op het snode idee komen om zijn huis in brand te steken om zodoende van de verzekering de verlangde som te krijgen die hij nodig had. Veel branden met onbekende oorzaak zouden wel eens het gevolg kunnen zijn geweest van boze opzet, hetgeen niet bewezen kon worden omdat het onderzoek ernaar toen nog onderontwikkeld was. Opvallend daarbij was dat brandwaarborgmaatschappijen vrij gemakkelijk overgingen tot betaling van de verzekerde sommen bij brand. Kennelijk moest men aan deze vorm van verzekeren nog wennen, want het aantal verzekerden voor brand onder de bevolking was gering. Burgemeesters klaagden over de gemakzuchtige en weinig kritische instelling van de brandverzekeraars. Enkele ingenieuze brandstichters die men toch op het spoor kwam, waren tegen de lamp gelopen door alerte marechaussees of buren die iets gezien hadden. Een van de brandstich-
Btandstichting Twee delictssoorten kunnen niet onvermeld blijven, namelijk brandstichting en zedendelicten. Formeel stond er op brandstichting tot 1870 de doodstraf voor zover er gevaar voor mensenlevens bestond. Een kapitale straf, omdat de samenleving in die tijd zeer beducht was voor brandgevaar. Immers de kansen op brand waren beduidend hoger dan in de mo84
De Drijehornickels
December 2004
ters had een aantal kaarsen verbonden aan een met petroleum gedrenkte draad die weer naar een brandbare dock voor een boekenkast leidde. Daarna was hij met zijn gezin naar Maastricht gegaan en hoorde pas enkele dagen later dat zijn huis was afgebrand. Hij vergat echter dat petroleum de eigenschap heeft nog lang na de brand zijn geur af te geven.
Misdaad en straf
zwaar gestoorde persoonlijkheid. Hij zou het gedaan hebben omdat een geest het hem had opgedragen. De advocaat echter liet het er niet bij zitten en vroeg aan de koning gratie voor hem aan, wat de vorst hem verleende en hij toch nog een gevangenis straf van twintig jaar moest uitzitten. n
Zedendelicten
Een ander motief was de haat die sommige mensen koesterden waarvan het slachtoffer zich niet altijd bewust was. Sommigen waren al geruime tijd geleden ontslagen wegens drankmisbruik of gebrek aan werk. Weer anderen hadden een buitenechtelijke seksuele verhouding, waardoor de legitieme vrouw in kwestie door brand te stichten daaraan een einde wilde maken.
Bij zedendelicten moeten we erg voorzichtig zijn. De kijk op seksualiteit in de negentiende eeuw was een volkomen andere dan wij nu gewend zijn, hoewel er ook de laatste tijd een duidelijke tendens naar verharding te zien is. In de periode waarover wij spreken was seks sterk omgeven door taboes en werden inbreuken op de zedelijkheid door de moraalridders snel gestraft. Een vrijend paartje in de open natuur dat ontdekt werd door de veldwachter kon wegens openbare schennis van de eerbaarheid al gauw rekenen op een gevangenis straf van een maand. Het geeft te denken als we in processen-verbaal van opsporingsambtenaren lezen hoe zij het vrijend stelletje op heterdaad betrapten. Soms waren zij lange tijd achter het stelletje aan geslopen, struikgewas en sloten trotserend. Een aantal onder de geverbaliseerden gaf binnen korte tijd in het stadhuis elkaar het jawoord. Anders lag het bij de 21 jarige wever Aart Arnoldus Swinkels uit Nuenen die op 21 maart 1858 op het voetpad van het Boord tussen Nuenen en Nederwetten de elfjarige Theodorus Linders had aangerand. 12 De boosdoener had het ventje behoorlijk in zijn geslachtsdelen geknepen en op zijn billen geslagen. Het jongetje klaagde over pijn tussen zijn benen nadat hij volkomen verward naar huis was gehold. De dader had nog getracht zich bij de jongen thuis te verontschuldigen, maar dat mocht niet baten. Hij moest vijf jaar zitten. Zes jaar kreeg de 42jarige arbeider Johannes van Hees uit Eindhoven die incest had gepleegd met zijn dochter die nog geen twaalf jaar was.
Onder de brandstichtsters waren vreemd genoeg ook dienstmeisjes te vinden. De reden van hun daad kan gezocht worden in heimwee naar het ouderlijk huis. Door het huis van hun werkgever in de brand te steken, hoopten zij hun dienstverband op drastische wijze te beeindigen. Vaak waren zij nog maar veertien jaar. Kinderen die de lucifers wilden uitproberen en het laaghangende dak als uitlokkend materiaal beschouwden. Op die manier wilde in de zomer het kurkdroge riet of stro wel branden. Tot slot een categoric die nog steeds wordt aangeduid als pyromanen, mensen die zo geobsedeerd zijn door brand dat zij vanuit een innerlijke dwang moeten toegeven aan het in brand steken van objecten. Soms waren zij niet alleen psychisch niet in orde, maar waren zij ook zwakbegaafd. Zo gebeurde het dat de vijftienjarige schaapherder Antonie van Drunen in 1826 bij zijn baas, een boer in Moergestel, tot twee keer toe een brandend kooltje in de bedstede had gelegd. Gelukkig kon dit euvel met goed gevolg bestreden worden, maar het kwam wel de politic ter ore die er een proces verbaal van maakte en het circus van justitie begon te draaien. Hij kreeg van het Hof van Assisen in 's-Hertogenbosch de doodstraf ondanks het feit dat zijn strafpleiter had aangedrongen op vrijspraak wegens zijn
Leerkrachten die zich aan leerplichtigen vergrepen konden rekenen op zeer zware straffen, zoals de hoofdonderwijzer Marcellus
85
De Drijehornickels
December 2004
Kocken uit Overlangel moest ervaren toen hij door de politic werd aangehouden nadat hij jaren zijn lusten in de Idas had kunnen botvieren. Pastoor Andreas van Kilsdonk had het wel gemeld aan de schoolopziener, maar die had er niets mee gedaan. Twaalf jaar straf kreeg hij in 1865. In 1826 werd zelfs de doodstraf uitgesproken tegen de onderwijzer Verstreepen uit Eindhoven, maar die was voortvluchtig, dus wist aan zijn straf te ontkomen.
Misdaad en straf
het lijkje, dat in een spanen doos lag, opgegraven. Aanvankelijk hield zij vol dat het kind al dood was toen het ter wereld kwam, maar later gaf zij toe dat het nog had gesparteld. Nadat zij met haar broer Antoon had gesproken trok zij die verklaring weer in. Gemakshalve gaf veldwachter Johannes Biemans twee dagen later bij de aangifte van het overlijden aan dat het kind levenloos was geboren. (zie afb.) Het gerechtshof had toen nog geen arrest gewezen, zodat het officieel niet vast stond of het kind al dan niet leefde bij de geboorte. Twee geneeskundigen hadden na een sectie verklaard dat het kindje was gewurgd. Het gerechtshof oordeelde dat er sprake was van kinderdoding en veroordeelden Petronella vrij mild tot twee jaar gevangenisstraf vanwege haar vroeger onbesproken gedrag en wetend dat de cellulaire straf als zwaar moest worden beschouwd. De verwekker van het kind heeft zij altijd verzwegen, maar toen zij na haar straf op 7 februari 1890 weer een kind baarde, dat niet door haar werd gedood, maar wel vijf weken later overleed, leek het crop dat hier sprake geweest moest zijn van incest. De eerste die daarvoor in aanmerking kon komen
Kindetmootd
Hoewel kindermoord geen alledaags verschijnsel was, kwam dit delict toch regelmatig voor. Ook Nuenen ontkwam niet aan zo'n drama. Op 16 September 1885 beviel de 25 jarige ongetrouwde Petronella Daniels die met haar vader en broer Antonie in de buurtschap Eeneind woonde. 13 Volgens haar verklaring was zij 's nachts met hevige buikpijn naar buiten gegaan en had daar het leven geschonken aan een jongetje. Nadat de navelstreng was afgescheurd, had zij met de linkerhand het keeltje van de baby dicht geknepen totdat er geen leven meer te bespeuren was. Nadien In het jiwr ten liuizcnd &ckt hvnderd Wtf, -yf<sfr-7tft
De Drijehornickels
December 2004
Misdaad en straf
was de vader, naar wie het kind ook werd genoemd Johannes Franciscus. 14 Haar vader gaf de geboorte een dag later op het raadhuis aan, waarbij hij verklaarde dat hij bij de bevalling aanwezig was geweest. Vader stierf op 8 oktober van hetzelfde jaar. Daarna kreeg Petronella, die ongetrouwd bleef, geen kinderen meer. Zij overleed op 68 jarige leeftijd op 8 december 1928. De tweede die voor deze incest in aanmerking zou komen was haar broer Antoon die ongehuwd bleef en op 21 januari 1920 overleed. Het vreemde is dan wel dat er na 1890 geen kinderen meer geboren werden. Sttafmaat
Een 1 o' eeuwse gmvure van een geseli
Tot 1870 gold in de door Napoleon ingevoerde Code Penal de doodstraf voor een aantal misdrijven als moord, kindermoord, brandstichting, diefstal met geweld en soms ook als men minder ernstige feiten opnieuw had gepleegd. De laatste terechtstelling echter was in 1860 van de moordenaar Nathan in Maastricht. Daarna werden er geen veroordeelden meer gehangen of geworgd (de laatste straf voor vrouwen). Dat wil niet zeggen dat er na 1860 geen doodstraffen meer werden uitgesproken, maar degenen die deze kapitale straf kregen, ontvingen alien grade van de vorst. Na 1865 was dat zelfs automatisch. In NoordBrabant werd die straf als laatste uitgesproken tegen Hendrik Mockaarts die de cipier van het Huis van Arrest in Waalwijk in 1869 had doodgeschoten. Brandstichters kregen bijna allemaal gratie van de koning, evenals ongehuwde moeders die hun baby hadden gedood vlak na de bevalling. l3 Van alle 47 opgelegde doodstraffen uit die periode in NoordBrabant werden er uiteindelijk slechts negen ten uitvoer gelegd.
•
Te pronkstelling. lemand moest een bepaalde tijd (kwartier tot een uur) op het schavot staan ten overstaan van het aanwezige publiek met op zijn of haar borst een bord waarop het misdrijf stond vermeld. • Brandmerk. lemand kreeg met een gloeiend brandijzer op zijn rechterschouder een merkteken. Voor VHertogenbosch was dat een negen.17 • Het zwaaien met het zwaard boven het hoofd. Een symbolische straf die men geboeid en geknield moest ondergaan. De beul zwaaide vlak boven het hoofd het zwaard enige malen in de rondte als teken dat bij herhaling het zwaard lager zou zwaaien. Deze bijkomende straffen konden ook in combinaties worden opgelegd. Omdat er steeds meer gezeten burgers een afschuw van dit soort straffen kregen, schafte het parlement deze barbaarse straffen in 1854 af, overigens niet met een groot aantal voorstanders. Er liepen nog voldoende kamerleden rond die dit soort straffen wel zagen zitten. Nederland Jiep in dat opzicht dan ook sterk achter bij landen als Frankrijk en Belgie, waar dit soort straffen al in de jaren dertig van de negentiende eeuw niet meer bestonden. Het is daarom ook opmerkelijk dat juist in die landen
Tussen 1814 en 1854 bestonden nog andere schavotstraffen die gecombineerd werden met een zware gevangenisstraf.16 Dat kon zijn: • Geseling. lemand kreeg met een bullepees een aantal slagen toegediend, een niet misselijke bijkomende straf.
87
De Drijehornickels
December 2004
Misdaad en straf
waar de doodstraf tot ver in de twintigste eeuw bleef voortduren, men voor andere delicten een humaner strafrecht kende, terwijl Nederland de doodstraf al in 1870 afschafte.
De doodstraf uitgevoerd aan de worgpaal.
De gevangenis De gevangenisstraffen waren in de negentiende eeuw,vergeleken met de huidige tijd, zwaar. Tot ver na 1850 verbleven de gevangenen op zalen waar zij in hangmatten, drie hoog met soms meer dan vijftig, moesten verblijven. Overdag waren zij gedwongen arbeid te verrichten, terwijl zij onder strenge discipline stonden. Bij het minste of geringste kregen de gedetineerden dan ook disciplinaire straffen die zij in een donkere koude keldercel moesten ondergaan, vaak met handen en voeten geketend aan de muur en slechts om de dag voorzien van water en brood. Ook mochten zij met een bullepees geslagen worden. Een pijp of sigaar roken mocht alleen op de luchtplaats, waar elke gedetineerde een half uur buiten mocht wandelen. Slechts een vier- of vijftal bewakers dat lange werkdagen maakte, hield de organisatie draaiende. Door het kleine aantal bewakers, vaak eenvoudige lieden, moest de gevangenis zwaar leunen op de inzet van de meest betrouwbare gedetineerden, wat weer tot allerlei problemen binnen de groep van gevangenen leidde.
Tekemng van een gevangeniscel anno 1851
Aan de ene kant was het regime er hardvochtig en ruw, aan de andere kant bestonden er situaties die men nu voor onmogelijk zou houden. Zo kon men dagelijks, als men voldoende geld had, in de kantine allerlei zaken kopen zoals tabak, boter, kaas, maar ook extra maaltijden en zelfs bier en jenever, weliswaar in beperkte mate. Deze situatie duurde tot ongeveer 1839. Tussen 1830 en 1839 moesten de gevangenen uit het tuchthuis van 'sHertogenbosch verhuizen naar het als gevangenis verbouwde kasteel te Woerden, omdat het gebouw plaats moest bieden aan de kazernering van extra soldaten in verband met de Belgische Opstand. Onderzoek aldaar leerde mij dat het regime daar stukken harder was dan in 's-Hertogenbosch. Daarnaast stierven er nogal wat gedetineerden aan allerlei aandoeningen, waaronder cholera in 1848, 1854 en 1856. Vooral de gevangenen die van 1846 tot 1848 werden ingesloten bleken kwetsbaarder dan de overigen, hetgeen geweten moet worden aan de slechte conditie die men van buiten af meebracht.
De Drijehornickels
December 2004
Misdaad en straf
Reclasseting 4 Rijksarchief Noord-Brabant (RANB) Hof en Arrondissementsrechtbanken, Arrondissementsrechtbank 's-Her-togenbosch, inv.nr. 24-sronnis van j - 848,, . 3 Klaas de Graarr: Mooraaaais. Brabant. Moord en doodslae in de 19 eeuw. Eindhoven, 2000
Gelukkig bestonden er ook gegoede burgers die zich het lot van de gevangenen aantrokken, al dan niet vanuit een christelijke gedachte dat gevangenen (uiteraard niet letterlijk) veriest moesten worden. In 1823 stichtten drie fabrikanten in Amsterdam het Nederlandsch Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen, dat al snel verschillende afdelingen in Nederland erbij kreeg, onder meer in 'sHertogenbosch en Eindhoven. De leden ervan bemoeiden zich in het begin vooral om de ontslagen gevangenen die men trachtte een beter bestaan te geven. Later strekte hun zorg zich ook uit naar degenen die nog vast zaten. Dankzij de bemiddeling en druk die zij uitoefenden op parlement en minister, kwamen er bibliotheken en onderwijsvoorzieningen, waar ongeletterde jonge gevangenen konden leren lezen en schrijven.
o
RANB. Hof en Arrondissementsrechtbanken 18381930, Arrest Provinciaal Gerechtshof, inv.nr. 83
6
7
Idem, inv.nr.70 nr.ll dd 4-2-1871.
8
Idem inv.nr. 79
9
Idem inv.nr. 87
10 Soort voddenopkoper, ruilt tweedehandsartikelen voor andere spullen
RANB . Rechterlijke archieven in Noord-Brabant 1811-1838. Hof van Assisen, Inv.nr. 7 11
RANB. Hof en Arrondissementsrechtbanken, 18381930. inv.nr. 88
12
13
volgens bevolkingsregister 1850-1859 huis 238
14 De moeder van het gezin was al op 15 januari 1878 overleden en de vader hertrouwde niet. 15 Na 1854 werd de doodstraf voor kinderdoding afgeschaft als de moeder ongehuwd was en dit voor de eerste keer deed.
Het Genootschap was de bakermat van de latere reclassering, die in de loop van de twintigste eeuw in het verzuilde Nederland zowel voor katholieken, voor protestanten en voor onkerkelijken een belangrijke taak kreeg om mensen weer op het goede pad te krijgen. Ook het latere Leger des Heils vormde een eigen afdeling die zich met de resocialisatie bezig hield en die zijn eigen identiteit tot op heden heeft weten te bewaren. De andere reclasseringsinstellingen fuseerden tot Stichting Reclassering Nederland.
16 Zie ook Klaas de Graaff, 'Op het schavot. Lijf- en doodstraffen in Noord-Brabant in de negentiende eeuw.' In: Brabants Heem, 2000, pag. 140-148 "
U kunt het ijzer nog zien in het Noord-Brabants Museum 18
Noten
1 Dit is een bewerkte versie van een lezing gehouden voor de Heemkundekring De Drijehornick te Nuenen op 23 oktober 2003. De auteur heeft verscheidene publicaties over misdaad en straf in het negentiendeeeuwse Noord-Brabant op zijn naam staan. Klaas de Graaff is criminoloog en publicist.
Klaas de Graaff, 'Kruitdamp en rijstewater. De cholera in Noord-Brabant, 1832-1833'. In: Brabants Heem, nr.3, 1996, pag.97-102. 2
Florike Egmond: Op het verkeerde pad. Georganiseerde misdaad in de Noordelijke Nederlanden, 1650-1800. Amsterdam 1994 3
89
Herman Franke,
.Utrecht, 1990
De Drijehornickels
December 2004
Kerk van Tongelre of Gerwen
DE KERK VAN TONGELRE OF VAN GERWEN? Localisatie van een tekening van een kerk van Vincent van Gogh Door: Nieo Nagtegaal
Tijdens een van %ijn voettochten door de omgeving van Nuenen ' beeft Vincent in 1883 de achterzijde van een kerk geschetst. Het viel hem waarschijnlijk op, dat de achterzijde van de%e kerk sterk afweek van de gewoonlijke kerkenbouw. Honderdjaar langging de^e tekening door voor de inmiddels afgebroken St. Martinuskerk van Tongelre in de winter. 2 Ze is door velen als ^pdanig in hun publicaties genoemd. Sinds 1984 wordt echter gesuggereerd dat dit de oude St. Clemenskerk in Gerwen %pu %ijn. Ton de Brouwer stelt dat de schets van Vincent de St. Clemenskerk in Gerwen is }. Sjraar van Heugten noemt de schets "Landschap met kerk" en in de bijbehorende uitleg verwijst hij naar de kerk in Gerwen 4. (Zie de afbeelding op de omslag.) In het boek "Tongelre te kijk"' is de^e tekening gepubliceerd als %ijnde de achter^jde of de oostgevelvan de voormalige Sint Martinuskerk in Tongelre. Tonny van den Boomen, de uitgever van dat boek, werd hierover aangesproken omdat hij verkeerde gegevens %pu hebben gepubliceerd. Zo kwam hij met %ijn werkgroepslid Yvonne Henderson bij mij met de vraag: Hoe %it het nu? Geeft de tekening van Vincent de achterzijde van de kerk in Tongelre weer of is het de achterzijde van de kerk in Gerwen?
Reconsttucties
aan de hand van een foto van De Stuers die de zuidgevel weergeeft. (afbeelding 2).
Om het verschil tussen de achterzijden van deze kerken duidelijk te maken heb ik van beide kerken de achterzijde of oostgevel getekend en naast elkaar gezet. Om een goede vergelijking te kunnen maken, is voor beide kerken een andere schaal gebruikt zodat ze op de tekening even groot zijn.
t
De kerk van Gerwen
De tekening van de achterzijde van deze kerk is overgenomen van de restauratietekening vervaardigd door het architectenbureau Van der Laan en Van Hal te Rosmalen en gedateerd augustus 1976 (afbeelding 1). Deze tekening heb ik in afbeelding 3 omgewerkt naar de situatie in 1883. De kerk van Tongelre
Omdat deze kerk in 1891 zou worden afgebroken heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1888 tekeningen en foto's van deze kerk laten maken. Deze foto's zijn gemaakt door De Stuers6. De tekening van de achterzijde van deze kerk is gereconstrueerd
\
11
Afbeelding 1. Achterzijde of oostgevel van de oude Clemenskerk in Gerwen, situatie 1976
De Drijehornickels
December 2004
Kerk van Tongelre of Gerwen
Analyse De kerk in Gerwen (afbeelding 3) Deze kerk werd in 1442 in gebruik genomen en bestond uit een verdedigbare toren, een middenschip, een dwarsschip en een koor. In de loop van de tijd is de kerk meerdere malen verbouwd. Voor onze beschouwing is alleen interessant hoe de kerk er omstreeks 18831884 uitzag. De nokken van het middenschip, het dwarsschip en het koor lagen toen op gelijke hoogte. De nok van het middenschip kwam bij de toren uit tussen de galmgaten, die echter vrij bleven. De ongeveer twee meter hoge muur wordt al op de kadasterkaart van 1832 aangegeven. De sacristie aan de noordzijde is pas in 1887 gebouwd.
Afbeelding 2. Foto van d 'md^ijde van de Martinuskerk in in 1888
Het tekenpunt in Gerwen De afstand van dit punt aan de openbare weg tot de kerk is 40 meter. De galmgaten zijn van daaruit niet te zien, de muur was, en is nu nog, dominant aanwezig en de weg liep, en loopt nu nog, evenwijdig aan de as van de kerk. De kerk in Tongelre (afbeelding 4) Rond 1480 werd deze kerk in gebruik genomen en bestond uit een toren met aan de noordelijke buitenkant een stenen torentrap, een midden-schip, een dwarsschip en een koor. Ook deze kerk is meerdere malen verbouwd, maar ook hier is alleen de situatie van omstreeks 1883-1884 interessant. Tussen het dwarsschip en de voorgevel van de toren bevond zich aan beide zijden een zijbeuk, die bijna de hoogte had van de muur van het dwarsschip. De nok van het middenschip kwam bij de toren tot de bovenkant van de galmgaten en bedekte deze diagonaal voor de helft. De nok van het dwarsschip lag lager dan die van het middenschip. Uit kadasterkaarten en de foto's van De Stuers blijkt dat direkt achter het kerkterrein een schuur stond van de boer die daar zijn bedrijf had, nu 't Hofke 13.
Afbeelding 3. Tekening van de oostgevel van de Oude St. Clemenskerk te Geriven.
92
December 2004
De Drijehornickels
We kunnen het dilemma van de nokhoogten oplossen door de volgende aanname: Stel dat Vincent, bij het in-inkt-zetten van zijn schets, de noklijn van het schip verkeerd heeft laten lopen. Trekt men namelijk de noklijn van het schip zoals van Gogh die heeft getrokken door dan komt deze uit in het midden van de toren. Beschouwt men deze lijn als een verdwijnlijn7 die loopt van de bovenkant van de galmgaten naar het te verhogen nokpunt aan het eind van het middenschip, dan komt de nok van het middenschip hoger te liggen en steekt boven de nok van het dwarsschip uit. Deze laatste aanname is eerder gerechtvaardigd dan een aanname dat Vincent het priesterkoor van de St. Clemenkerk "abusievelijk" lager zou hebben getekend dan het schip.
Het tekenpunt in Tongelre
De afstand van dit punt aan de openbare weg tot de kerk is ongeveer 300 meter. De weg liep toen dwars op de as van de kerk.
II
Conclusie
fc
/
Kerk van Tongelre of Gerwen
= .
Op voorwaarde dat bovenstaande aanname juist is, en de gegevens over het tekenpunt in aanmerking nemend, mogen we concluderen dat de bewuste schets de achterzijde van de voormalige St. Martinuskerk in Tongelre voorstelt, waarvan hij ook de voorzijde schetste (JH640). De publicisten van voor 1986 hebben wellicht gelijk!
I
Noten
Afbeelding 4. Tekening van de achter^ijde van de afgebroken St. Martinuskerk te Tongelre.
1 Hermans, Tjeu, Hans Korpershoek, John Parmentier, Rob Verhallen, Ik voel mij thuis daar, Opstellen over het leven en werk van Vincent van Gogh in Nuenen, Nuenen 2003.
Bekijken we de door Van Gogh geschetste kerk van onderen naar boven, dan zien we eerst een besneeuwd dakvlak. Dan komt het koor met daarboven uitstekend het schip. De nokken van middenschip en dwarsschip liggen op gelijke hoogte. We constateren nu dat de contouren uit 1883/1884 van geen van de twee kerken geheel overeenkomt met die van de schets van Van Gogh. De St. Clemenskerk heeft weliswaar gelijke nokhoogte van midden- en dwarsschip en heeft geen lager priesterkoor. De St. Martinuskerk heeft wel een lager priesterkoor maar heeft een ongelijke nokhoogte van midden- en dwarsschip. Het besneeuwde dakvlak is alleen bij de Tongelrese kerk uit gegevens te verklaren.
Zie onder andere De la Faille, J.-B. The works of Vincent van Gogh, his paintings and drawings. Amsterdam 1970.
2
Brouwer, Ton de, Van Gogh en Nuenen. Venlo 1984, p.108. 3
Heugten, Sjraar van, Vincent van Gogh tekeningen Nuenen, Amsterdam 1997, dl. 2, pp. 42 t/m 44.
4
Boomen A.W.J.C. van der, Tongelre te kijk, Stadsdeel onder de loep, Eindhoven 2002. 5
6 Stuers, Victor de, Jhr. Mr. Chef afdeling Kunsten en Wetenschappen, referendaris bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij zette bijzonder zich in voor het inventariseren en documenteren van Nederlandse monumenten. 7 Lijn in een perspectieftekening die, voldoende verlengd, uitkomt in het verdwijn- of vluchtpunt.
93