De geschiedenis van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot het begin van de 20e eeuw e
Wat aan de 19 eeuw vooraf ging In het begin van de 13e eeuw maakt Nuenen, Gerwen en Nederwetten deel uit van het graafschap Rode. De kern van dat graafschap ligt in Sint Oedenrode. Later wordt dit graafschap een onderdeel van het gebied van de hertog van Brabant. Op 4 december 1300, Sint Barbaradag, schreef Hertog Jan II van Brabant (1275-1312) een brief waarin hij de inwoners van Nuenen en Gerwen gebruiksrechten over de gemeenschappelijke gronden verkoopt. In de akte staat dat de inwoners het "voorlijf" hebben voldaan. Naast dit bedrag bij overdracht moeten zij vervolgens jaarlijks cijns gaan betalen. De betaaldatum is steeds op de feestdag van Sint Remigius. De gemeenschappelijke gronden waren woeste gronden binnen het grondgebied van een plaats. Zij bestonden uit heide, grasland en moerassen. Op deze gronden konden inwoners van de plaats hun vee laten grazen, zij konden er turf steken en de heide maaien, die men als ondergrond gebruikte in de stallen. De inwoners moesten met elkaar regels opstellen om de gronden adequaat te beheren. Hieruit ontstonden in de loop van de eeuw de eerste vormen van "gemeentelijk" bestuur, met de eerste functionarissen; gezworenen en schutter. De gezworenen vertegenwoordigden de inwoners bij geschillen. De schutter hield toezicht op het gebruik van de gronden. Nuenen was een hertogsdorp. Nederwetten was daarentegen in 1300 economisch en bestuurlijk afhankelijk van de priorij van Hooidonk. De inwoners van Nederwetten mochten de woeste gronden van de priorij gebruiken. Het beheer bleef bij de priorij. Het rijk van de hertogen van Brabant breidde zich vanaf de 13e eeuw sterk uit. Karel V is in 1506 hertog van Brabant, maar ook koning van Spanje en keizer van Duitsland. Het feitelijk bestuur in elke regio werd overgelaten aan hertogelijke instellingen en hun functionarissen. Philips II verkocht in 1558 zijn rechten in Nuenen, Gerwen, Nederwetten en Tongelre aan Jonker Rutger van Berckel. Daardoor ontstonden de heerlijkheid Nuenen en Gerwen, de heerlijkheid Nederwetten en de heerlijkheid Tongelre. Enkele jaren daarvoor in 1550 wordt het bisdom Luik, waartoe Nuenen, Gerwen en Nederwetten behoren, opgedeeld. Deze plaatsen maken voortaan deel uit van het bisdom van 's-Hertogenbosch. Vanaf het begin van de 16e eeuw wordt het vanwege allerlei oorlogshandelingen steeds onrustiger in de regio. Eerst richten troepen van de graaf van Gelre vernielingen aan. Dan volgen de gevechten van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De bevolking wordt jarenlang belaagd door ongedisciplineerde Spaanse en Staatse troepen. Na de vrede van Münster in 1648 maken de drie dorpen deel uit van Staats-Brabant. In 1659 worden de heerlijkheden Nuenen, Gerwen en Nederwetten officieel statendorpen. Zij worden in opdracht van de Staten-Generaal bestuurd door de kwartierschout van Peelland. De Staten-Generaal eiste dat overheidsfunctionarissen hervormd waren. Alleen als gekwalificeerde hervormden ontbraken mochten katholieken een officiële functie vervullen. In 1734 krijgt de gemeente een eigen raadhuis in Nuenen. Vanaf de vrede van Münster in 1658 is ook de uitoefening van de katholieke godsdienst verboden. De katholieke kerken kwamen in handen van de nederduits-gereformeerde gemeente. Eerst kerkten de katholieken in kerken buiten de grenzen van Staats-Brabant in Maarheeze en Weert. Vanaf circa 1670 gebruikten katholieken zogenaamde "schuurkerken". In de 18 eeuw hadden zowel Nuenen, Gerwen en Nederwetten allen een schuurkerk. De regulliere kanunnikessen van Augustinus moeten hun priorij van Hooidonk te Nederwetten in 1650 verlaten. Zij hebben dit klooster vanaf 1146 bewoond. Ook het klooster Soeterbeek, in 1448 gesticht door de pastoor van Nederwetten moet sluiten. Zij mogen geen nieuwe zusters Augustinessen meer aannemen. Als de laatste zuster uit het klooster vertrekt wordt het klooster gesloten. Vanaf de 12e tot de 16e eeuw waren Nuenen, Gerwen en Nederwetten agrarische gemeenschappen. De woonkernen lagen tussen uitgestrekte heidevelden met vennen en moerassen. De inwoners verdienden de kost voornamelijk met landbouw. Naast enkele grote hoeven van verschillende instellingen zijn er vooral kleine boerderijen. Daarbij is er enige handel in linnen en hop. In de 16e en 17e eeuw worden er
1
veel schapen gehouden. De wol wordt verkocht in dorpen, zoals Geldrop, waar wollen stoffen worden gemaakt. In die tijd was er ook enige nijverheid, zoals een brouwerij en een klompenmakerij. De bewoners verenigden zich in gilden en broederschappen. Er is een rudimentaire armenzorg door middel van een "Tafel van de Heilige geest". Voor een consult van een geneesheer moet men naar Eindhoven of Helmond. Nuenen, Gerwen en Nederwetten lagen aan enkele onverharde heerwegen, wegen die de legers gebruikten. Één weg liep van 's-Hertogenbosch over Sint-Oedenrode, Son en Breugel, Nuenen, Geldrop Heeze en Leende naar Hamont. De andere weg liep vanuit 's-Hertogenbosch over Schijndel, Lieshout, Nuenen, Geldrop richting Maastricht. Naast deze heerwegen lagen er zandwegen, die de verschillende gehuchten en buurtschappen verbonden. Tenslotte maakten de inwoners gebruik van voetpaden. Op de heidevelden tussen de dorpen konden reizigers zich makkelijk oriënteren op de verschillende kerktorens.
Bestuurlijke ontwikkelingen in de 19e eeuw In de 18e eeuw blijven de omstandigheden zwaar. In het begin van de eeuw legeren de troepen van Frankrijk en de Staten in Brabant. Met de komst van de Franse troepen in 1794 dienen zich grote veranderingen aan. Met Franse steun vormt zich in 1795 de Bataafsche Republiek (1795-1801). In 1801 wordt deze voortgezet als Bataafs Gemenebest (1801-1806). In 1806 volgt dan het Koninkrijk Holland (1806-1810), dat In 1810 een deel wordt van het Eerste Franse keizerrijk (1810-1813). Waarna in 1813 het Vorstendom der Nederlanden ontstaat, dat in 1815 overgaat in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De Franse periode had diverse gevolgen. Er ontstaat een gecentraliseerd staatsbestel.De nieuwe staat krijgt een Grondwet, een Burgelijk Wetboek, een Burgelijke stand, de dienstplicht, het kadaster, nieuwe standaard maten en - gewichten. Er komt vrijheid van godsdienst. Nederland verliest de Kaapkolonie, de koloniën in Guyana en Ceylon. In 1798 wordt de Vereenigde Oostindische Compagnie ontbonden. In 1810 worden Nuenen en Gerwen één gemeente volgens de Franse wetgeving. Nederwetten vormt tot 1821 een gemeente met Eckart. Dan wordt Nederwetten toegevoegd aan de gemeente Nuenen, Gerwen. De bestuursstructuur blijft dezelfde als in de Franse tijd. Vanaf 1851 wordt het gemeentebestuur geregeld door de Gemeentewet. De gemeente wordt bestuurd door een gekozen gemeenteraad. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door burgemeester en wethouders.
Kerkelijke ontwikkelingen in de 19e eeuw In 1798 wordt de kerk van de Heilige Clemens teruggegeven aan de katholieken van Nuenen. De onbruikbare oude kerk wordt in 1823 gesloopt. Met de stenen herstelt de parochie de schuurkerk, die ze in gebruik heeft. In de jaren daarna wordt deze kerk steeds verfraaid. Ze krijgt verschillende beelden, een kruisweg, een preekstoel en een nieuwe communiebank. Na het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland gaat de parochie in 1854 over van het decanaat Helmond naar het decanaat Eindhoven. Pastoor Wilhelmus Petrus van Lent neemt in 1868 het initiatief tot de bouw van de huidige kerk van de Heilige Clemens. Hij koopt dan de grond, waarop hij de kerk in 1871-1872 bouwt naar een ontwerp van de architect Carl Weber. Bij de inwijding op 23 november 1872 vervangt de nieuwe kerk de schuurkerk. De driebeukige bakstenen kruisbasiliek is gebouwd in een traditionalistische, eclectische stijl met elementen uit de romaanse en de gotische bouwkunst. De schuurkerk en de toren van de oude kerk worden in 1885 afgebroken. De kerkklokken uit de oude toren worden overgebracht naar de nieuwe kerk van Nuenen. In zijn ambtstermijn van 1840 tot 1879 geeft pastoor van Lent ook nog de aanzet tot de bouw van het Sint Elisabeth Gesticht. Na zijn dood in 1879 werd dit Liefdesgesticht in 1887 gebouwd. De Zusters van Jezus, Maria en Jozef uit 's-Hertogenbosch gebruiken het voor het geven van onderwijs en het verlenen van zorg. De bouw van de kerk en het gesticht leidt ertoe dat het centrum van de plaats Nuenen zich verplaatst. Het is voortaan niet meer geconcentreerd rondom de Linde aan de Berg maar rondom het Park bij de Clemenskerk. In 1798 komt ook de Sint Clemens in Gerwen weer in bezit van de katholieken. Rijke inwoners van deze plaats bekostigen de bouw van een pastorie, waarna vicarus van Alphen een pastoor in Gerwen benoemd. De 15e eeuwse kerk van Nederwetten is na de overdracht aan de katholieken nog in een goede staat. Als in 1810 de Domeinen een bedrag van 350 gulden aan de kerk overmaakt, wordt dit bedrag gebruikt voor de
2
betaling van enkele noodzakelijke reparaties. In 1894 krijgt pastoor Petrus Wilhelmus Hubertus van Hoeck (1839-1912) toestemming voor de bouw van een nieuwe kerk en pastorie. Het ontwerp is van de architect Emmanuel Corbey (1863-1922). De kerk wordt in 1896 ingezegend. De oude kerk wordt in 1898 afgebroken. Alleen de toren blijft tot op heden staan. In 1648 start de protestantisering van Brabant met de benoeming van 47 predikanten. In dat jaar wordt Bartholomeus van der Port bevestigd als eerste predikant van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Door de eeuwen bleef er een kleine hervormde gemeente. In het begin van de 19e eeuw werd deze gemeente samengevoegd met die van Mierlo. Later omvat de hervormde gemeente Stiphout, Mierlo, Geldrop, Nuenen, Gerwen en Nederwetten. In 1826 wordt een nieuwe kerk aan de Papenvoort in gebruik genomen. Het is nu bekend als het Van Goghkerkje. De vader van Vincent van Goch was er tussen 1881 en 1855 predikant van de hervormde gemeente van Nuenen en Geldrop. Een groot deel van de eeuw werd de gemeente bediend door een van zijn voorgangers, dominee Willem Lodewijk Begeman. Zijn ambtstermijn (1828-1874) liep voor een belangrijk deel gelijk met die van pastoor van Lent (1840-1879). Hij zat met hem in de schoolcommissie. Dominee Begeman startte in 1845 een linnenfabriek, om protestante wevers werkgelegenheid te bezorgen. De protestantse gemeente ondersteunde door middel van de "Maatschappij van Welstand" ook boeren. Deze organisatie stelde hen in staat enkele boerderijen te pachten.
Sociaaleconomische ontwikkelingen in de 19e eeuw Tot het midden van de 19e eeuw waren alle wegen onverhard. In perioden met veel regen waren deze wegen nagenoeg onbegaanbaar. In de loop van de eeuw zijn er belangrijke infrastructurele werken aangepakt. Vanaf 1846 loopt het kanaal van Eindhoven naar Helmond door de gemeente. Vanaf 1866 heeft Nuenen een station op het Eeneind aan de spoorlijn van Eindhoven via Helmond naar Venlo. In 1872 wordt een verharde weg aangelegd van Beek en Donk over Lieshout, Gerwen en Nuenen naar Tongelre. In 1886 kwam een keiweg klaar van Nuenen naar Woensel. Er komen ook moderne communicatiemiddelen; in 1861 is dat een hulppostkantoor; in 1875 werd er in Eeneind een telegraafdienst voor particulier gebruik ingericht. Nederwetten krijgt eerst in het begin van de 20e eeuw een verharde wegverbinding met Son en Breugel. In de 19e eeuw bleef het aantal inwoners van drie dorpen nagenoeg gelijk. In het begin van de eeuw woonden er 2054. In het einde van de eeuw 2403. In 1860 hebben de plaatsen met 2692 personen het hoogste aantal inwoners. Zo is te zien, dat het inwoneraantal in de tweede helft van de eeuw daalt. Dit is bijzonder. Nuenen, Gerwen en Nederwetten wijken af van gemiddelde provinciale en landelijke cijfers, die allen in de 19e eeuw een flinke bevolkingsgroei laten zien. Oorzaken voor deze uitzonderlijke situatie zijn het geboorte overschot, dat veel lager ligt dan van de provincie. De verklaring daarvoor ligt onder meer in het grote aantal personen dat ongehuwd bleef en de relatief hoge leeftijd, waarop mensen trouwden. Mannen trouwden gemiddeld bij een leeftijd van 34 jaar, vrouwen op een leeftijd van 30 jaar. Een andere oorzaak voor de daling van het inwonertal is het migratieoverschot. Veel meer mensen vertrekken, dan dat er arriveren. In de 19e eeuw was de landbouw de belangrijkste bron van inkomsten. De gemeenschappelijke gronden speelden daarbij nog steeds een belangrijke rol. De drie plaatsen hadden enkele straten, waaraan boerderijen en kleine wevershuizen lagen. Kleine groepjes boerderijen lagen in de omliggende gehuchten. De grote boerderijen uit kerkelijk bezit werden verkocht, onder meer aan de kasteelheer van Helmond. Op de akkers groeide rogge, boekweit, haver, vlas en aardappelen. De meeste boeren hielden enkele koeien, varkens en wat kippen. Echte veeteeltbedrijven kwamen niet voor. In het verloop van de eeuw werden er bomen aangeplant, vooral de populieren en canadassen. Deze werden voor de klompenproductie opgekocht door houthandelaren. In 1845 en 1859 verkoopt de gemeente gronden ten behoeve van ontginningen. In de jaren tachtig wordt het Broek ontgonnen en voor een deel met bomen beplant. Door de vorming van bossen veranderde het heidegebied ten noorden van Nuenen. Ten zuiden van deze plaats veranderden de heidegebieden door de aanleg in 1846 van het Eindhovens kanaal en de aanleg van de spoorweg Eindhoven-Venlo in 1866.
3
In de tweede helft van de eeuw werkten boeren steeds meer met elkaar samen. In 1873 had Gerwen al een afdeling van de Maatschappij van Landbouw. In die tijd was er in Nuenen een belangenvereniging van boeren "Bouwmans welvaren". In 1874 kwam er een lokale botermijn, waar boeren hun boter verkochten aan handelaren. In 1894 werd in Nuenen de coöperatieve roomboterfabriek "Vrede is ons genoegen" opgericht. In 1899 volgde de oprichting van de boerenbond. Het bestuur werd gevormd door Burgemeester van Luijtelaar. Hij was de voorzitter. Kapelaan Dekkers was geestelijk adviseur. In het bestuur zaten ook de hoofdonderwijzer van Nuenen Joseph van Brunschot, de brouwer J.A. Prinsen en enkele notabelen. In het begin van de 19e eeuw woonden er nog veel wevers in Nuenen. Zij werkten voor fabrikeurs uit Eindhoven, Geldrop en Helmond. Zij produceerden vooral linnen stoffen. Arnoldus van Lieshout heeft een kleine fabriek. Daarnaast start in 1845 dominee Begemann een linnen- en damastfabriek. In 1855 werken daar vijf mannen, twee vrouwen en twee kinderen. In 1864 starten Jacob Tirion en Jacob Lodewijk Begeman een fabriek, waar zij "bonte katoenen weefgoederen" produceren. De twee fabriekanten gaan enkele jaren later uiteen. Jacob Begeman zet de fabriek voort en plaats in 1871 een stoommachine die twaalf paardenkracht levert. Deze fabriek gelegen aan de Berg gaat in 1879 failliet. Jacob Tirion gaat in 1873 samen met Robert Carlier. Zij starten op Eeneind een linnen- en damastweverij. Verder waren er nog textielfabrieken op de Berg bij de Beekstraat en op Papenvoort. Dit laatste bedrijf gaat in 1892 over van de familie van Hoven naar J. de Kruijff. Aan het einde van de eeuw zijn er nog enkele andere bedrijven, zoals zeepziederij "De Krans" en mineraalwaterfabriek "De Oorsprong". Ook was er aan de Berg in Nuenen een fabriek van A. Vos en Zonen, die torenuurwerken produceerden. Tot de nieuwe bedrijven behoorden ook de wind- graanmolen “de Roosdonck”. Die werd in 1873 gebouwd aan de weg van Nuenen naar Gerwen. Het onderwijs was vóór 1648 in handen van de pastoor of de koster. Na 1648 gaan de katholieke kinderen naar scholen in Nuenen of in Gerwen. Het onderwijs wordt verzorgd door protestante schoolmeesters. Vanaf de Franse tijd kennen de plaatsen openbaar onderwijs. In 1820 wordt het oude raadhuis van Nederwetten als school ingericht. In 1842 wordt in Nuenen een schoolcommissie ingesteld. Daarin zaten naast pastoor van Lent ook dominee Begeman en pastoor van Asten uit het kerkdorp Gerwen. Alle plaatsen krijgen nieuw scholen; Nuenen in 1845, Gerwen in 1846 en tenslotte Nederwetten in 1871. In 1887 openden de zusters van Jezus, Maria en Joseph in 1887 een bewaarschool voor jongens en meisjes en een bijzondere meisjesschool. De openbare school werd vanaf dan bezocht door jongens en protestante meisjes. Door misoogsten en een geringe werkgelegenheid heerst er gedurende de gehele 19e eeuw armoede. Naast het initiatief van dominee Begeman biedt het gemeentebestuur werk in verschillende ontginningen. Armen blijven voornamelijk aangewezen op de geringe hulp van kerken en particulieren. Van oudsher waren er in de gemeente Gilden actief. In het einde van de 19e eeuw kwamen daar twee harmoniegezelschappen en handboog- en kruisboogschutterijen bij. Ook werden kaartclubs opgericht en biljart- en beugelverenigingen. Na de eeuwwisseling volgen meerdere voetbalverenigingen en een wielrenvereniging. Gedurende de 19e eeuw werkten enkele geneesheren in de dorpen. Zij hadden een beperkte bevoegdheid. Dokters weren in omliggende plaatsen bezocht. In het midden van de eeuw sloot de gemeente contracten met doktoren uit de buurgemeenten Geldrop en Lieshout. Pas in 1897 vestigde zich een arts in Nuenen. Dokter J.L.M. Raupp was de eerste gemeentegeneesheer in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
Ontwikkelingen na 1900 Het karakter van de drie plaatsen veranderde eerst in de tweede helft van de 20e eeuw. De werkgelegenheid in de omliggende gemeenten nam na 1900 snel toe. Veel inwoners van Nuenen, Gerwen en Nederwetten werkten in Eindhoven, Geldrop en Helmond. Pas na 1960 kwamen veranderde dat. Nuenen werd een forensengemeente. Werknemers uit andere gemeenten kwamen er wonen. In Nuenen nam de bevolking snel toe. In de kerkdorpen Gerwen en Nederwetten was de groei beperkt. Hier bleef het landelijk karakter behouden. Tot circa 1960 vervulde de rooms-katholieke kerk een belangrijke rol in de samenleving van de drie plaatsen. Hier leefde men het Rijke Roomse Leven.
4
Monumentale objecten Aan de Beekstraat 11 staat het oude raadhuis uit 1734. Het werd in 1734 gebouwd als "huys voor Schout en Schepenen van Nuenen-Gerwern". De aannemers Jan Evert van Roy en Dirk van Lieshout bouwden het voor de somma van 900 gulden. Het bleef als raadhuis in gebruik tot 1875. Toen kwam het nieuwe raadhuis op Berg 29 in gebruik. Het pand aan de Beekstraat is het oudste nog bestaande raadhuis van Brabant. Overigens is het nu een woonhuis. Het nieuwe raadhuis op Berg 29 is in 1874-1875 gebouwd. Het is ontworpen door de heer A. Van Korput. Hij was opzichter van Waterstaat en woonachtig te Sint Oedenrode, Tegenwoordig is er museum Vincentre gevestigd. Het besteedt alle aandacht aan de periode, dat Vincent van Gogh in Nuenen woonde en werkte. De Sint Clemenskerk aan Park 53 te Nuenen werd in 1871 gebouwd naar een ontwerp van de architect Carl Weber. Ze verving de schuurkerk die zich nagenoeg op dezelfde plaats bevond. De driebeukige bakstenen kruisbasiliek is gebouwd in een eclectische stijl met elementen uit de romaanse en de gotische bouwkunst. De toren heeft een klokkenstoel met een klok uit 1490. Achter de kerk ligt een begraafplaats die in 1873 wordt aangelegd. Daarop staan de pastoorsgraven van de pastoors Wilhelmus Petrus van Lent, Andreas Pauwels en Wilhelmus Johannes van Dongen. Achter de graven staat een calvariegroep uit 1900. Deze bestaat uit drie gietijzeren beelden in neo-gotische stijl. Naast de kerk ligt de pastorie. Deze is in 1910 gebouwd. Aan Park 1 in Nuenen ligt het Sint Elisabethsgesticht uit 1887. Het is het voormalige klooster van de Zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef. Zij verzorgden daar onderwijs en zorg. Het is gebouwd in een neorenaissancestijl met neo-gotische elementen. De bouw werd onder meer gefinancierd door een nalatenschap van de in 1884 gestorven mgr. Jacobus Cuijten (1799-1884). Het gebouw is nu in gebruik als sociaal-cultureel centrum. Een deel ervan is de raadzaal van de gemeente. Aan Papenvoort 2a in Nuenen ligt de Nederlands Hervormde Kerk. Het is in 1824 gebouwd. In 1928 is een aanbouw toegevoegd. Aan Berg 26 te Nuenen, ligt de oude pastorie van de Hervormde gemeente. Deze is in 1764 opgeleverd aan en vervolgens gebruikt door dominee Hermanus Christianus Hanewinkel (1730-1808). In deze pastorie verbleef ook Vincent van Gogh, wiens vader Theo van Gogh (1822-1885) dominee was. Er naast staat op Berg 24 de woning, die dominee Willem Lodewijk Begemann (1804-1876) in 1874 liet bouwen. Zijn dochter Margaretha Caronina Begemann had korte tijd een verhouding met haar buurman Vincent van Gogh. Diens vader was de opvolger van dominee Begemann, die in 1876 stierf. In Gerwen staat de Sint Clemenskerk. Hij is gebouwd in de stijl van de Kempische gotiek en dateert uit de 15e eeuw. In 1612 is deze na een brand gedeeltelijk vernieuwd. Aan de Hooidonk 14 in Nederwetten ligt een 14e eeuws tongewelf. Het is een overblijfsel van het klooster Hooidonk. In de buurt daarvan ligt aan de kerkhoef 14a een torenruïne van de middeleeuwse kerk. Het is een 11e eeuws gotisch bouwwerk. Deze middeleeuwse kerk werd in 1894-1895 vervangen door de Sint Lambertuskerk aan de Hoekstraat 46. De kerk is gebouwd naar een ontwerp van de architect Emmanuel Corbey (1863-1922). De niet georiënteerde kerk is gebouwd in een neo-romaans-gotische overgangsstijl. Naast de nieuwe kerk staat de pastorie. Corbey was ook verantwoordelijk voor dit bouwwerk. Het werd in 1895 opgeleverd met een neoromaanse detaillering. In de 19e eeuw zijn er nog enkele restanten van openbare gebouwen. Het zijn het stationskoffiehuis uit 1867 aan de Stationsweg 6a in Nuenen en de het oude schoolgebouw uit 1871 aan de Zandstraat in Nederwetten. Ook is er een dorpspomp en een hek rondom de Linde aan de Berg in Nuenen. Zij staan er sinds 1890-1899.
5
Industriële objecten In Nuenen, Gerwen en Nederwetten bevinden zich diverse gebouwen, die herinneren aan het industrieel verleden van de gemeente. Allereerst zijn er diverse molens: De Opwettense watermolen ligt aan de Opwettenseweg 203 te Nuenen. Deze waterradmolen staat in de loop van de Kleine Dommel. Het huidige complex dateert uit 1764-1768. Er stond overigens al eerder een watermolen. Bij de molen staat een molenaarswoning uit de 17e of 18e eeuw. In Gerwen ligt windmolen de Roosdonck uit 1884 aan de Gerwenseweg 2. Het is een ronde stenen beltmolen. De molen is gebouwd voor Marcellus van den Eynden uit Dommelen. Tijdens de bouw is in 1883 de romp ingekort. Daarop is besloten geen stellingmolen maar een beltmolen te bouwen. In 1887 kreeg de molenaar toestemming een oliemolen in de molen te vestigen. In 1898 is de familie Merks uit Boxtel eigenaar geworden. Zij blijven dat tot 1970. De molen is nog steeds in gebruik als korenmolen. De Hooydonkse watermolen ligt in Nederwetten aan Hooydonk 8 en 10. Al vanaf de 9e eeuw is er sprake van een watermolen op deze plaats. Deze was onder meer eigendom van de priorij Hooydonk, een adellijk vrouwenklooster. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog is de molen verwoest en vervolgens herbouwd. De molens fungeerden als olie- en houtzaagmolens. Ook is er een volmolen in ondergebracht. Nuenen heeft van oudsher een enige textielnijverheid gekend. De volgende panden zijn daarvan restanten. Aan de Berg 44 staat het Wevershuisjes uit 1763. In 1871 bouwt Jacobus Lodewijk Begemann (1838-1906) op Berg 65 een spinnerij met daaraan grenzend een hand- en stoomweverij. Jacobus is een zoon van dominee Willem L. Begemann. Deze start in 1845 al met een linnen- en damastfabriek. Hij wil daarmee werkgelegenheid verschaffen aan leden van zijn gemeente. Op Papenvoort staan gebouwen die deel uitmaakten van de weverij van H.C. van Hoven. In 1836 start hij zijn activiteiten op het terrein voor het huidige gemeentehuis aan de Papenvoort. In 1877 werd zijn weverij overgenomen door Jan de Kruijf, die het bedrijf in 1888 verplaatste naar de Lucas van Hauthemlaan, het huidige Weefhuis. Onderdeel van zijn bedrijf vormde ook Papenvoort 15a, een voormalig koetshuis respectievelijk linnenfabriek. Op Papenvoort 17 staat het woonhuis van J. De Kruijff, firmant van van Hoven. Textielnijverheid was er ook het Eeneind. Daar was op de Stationsweg 1a de damastweverij van Jacob Tirion en Robert Carlier gevestigd. Jacob Tirion was eerder compagnon van Jacobus Begeman aan de Berg. Tirion en Carlier vestigden hun bedrijf in de bierbrouwerij uit 1868 , die zij overnamen van Antonius Keunen. Naast de fabriek bouwde het bedrijf in 1880 op Stationsweg nummer 1 een directiewoning. Naast de textielindustrie had Nuenen nog andere fabriekjes. Aan Houtrijk 4 staat een mosterd fabriekje van Ludovicus Buysman. Het bouwwerk is oorspronkelijk in 1896 gebouwd. De aanbouw is van 1893. In hun woning aan de Berg 31 hadden Jan Cornelis en Pieter Vos een werkplaats, waar zij uurwerken maakten. Hun werk hangt in diverse Brabantse kerken. Het pand is in 1886 gebouwd. Achter de woning aan de Berg 35 was vanaf 1880 de stoomtimmerfabriek Noor van M. Raessens en Zonen gevestigd. Tenslotte werd ook in 1880 bierbrouwerij Prinsen gebouwd aan Park 63 en 63a. Daarnaast ligt de woning van zijn dochters, Julia, Maria en Dina. Dit pand is in 1887 tot stand gekomen. Boerderijen In de gemeenten Nuenen, Gerwen en Nederwetten liggen diverse monumentale boerderijen. Voorbeelden daarvan zijn onder meer de volgende. De langgevelboerderij aan het Wettenseind 11 in Nuenen is gebouwd in 1864. De boerderij aan de Opwettenseweg 132 stamt uit 1884. Terwijl aan de Beekstraat 29 een boerderij staat, die rondom 1900 is gebouwd. In Gerwen aan de Ruiterweg 2 ligt een oude boerderij die dateert uit 1884. In Nederwetten aan de Soeterbeekseweg 25 ligt tenslotte een boerderij die rond 1850 gebouwd is. Woon objecten Ook heeft Nuenen nog een aantal woonhuizen, die tegelijkertijd een werkplaats waren van een ambachtsman of een winkel. Voorbeelden daarvan zijn: Aan de Berg 33 was de winkel van de weduwe Lucas Vogels uit 1882. Op 34 had de Timmerman Theodorus de Vries vanaf 1877 zijn huis met werkplaats. Aan Berg 37-39 staat een werkwoonhuis, nu een winkel. Ook aan Berg 40 en Berg 62 lagen vanaf circa 1800 een woningen met bedrijfsruimten. Vanaf het 4e kwart van de 19e eeuw was er een winkel aan Park 13 en 13a. Aan Park 35 bouwt
6
aannemer de Vries in 1823 een herberg met daarachter een bakkerij. Het is nu Hotel Schafrath. Theodorus Schafrath komt in 1917 de bakkerij en in 1929 de herberg. Hij start het hotel. In Nuenen, Gerwen en Nederwetten staan tenslotte diverse woningen en boerderijen, die er ook in de 19e eeuw stonden. Enkele voorbeelden zijn: Het landgoed Soeterbeek was vanaf de 15e tot en met de 18e eeuw een klooster. In 1835 koopt Josephus Smits van Oyen (1786-1845) de ruines van het klooster. Hij bouwt er een landhuis, Kasteel Soeterbeek genaamd. Het wordt nog steeds bewoond door het nageslacht van de familie van Oyen. Het dorpshuis uit 1848, dat gebouwd is in opdracht van Mgr Jacobus Cuijten. Aan het woonhuis van Berg 14 is een gevelsteen aangebracht, waaruit blijkt dat Mgr Cuyten hier woonde. Beekstraat 24 is in 1877 gebouwd door de protestantse Maatschappij van Welstand. e
e
Er liggen een groot aantal woningen uit de 18 en 19 eeuw aan de Kerkstraat, Park en Parkstraat.
7