Jaarverslag 2013 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
5
1
Woord van de voorzitter
6
2
Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Statutaire doelstelling 2.3 Personalia
8 8 8 9
3
Beleid en financiële positie in 2013 3.1 Beleid 3.1.1 Beleggingsbeleid 3.1.2 Premiebeleid 3.1.3 Toeslagbeleid 3.2 Risicobeheer 3.3 Garantiecontract 3.4 Financiële positie
11 11 11 12 13 14 17 19
4
Beleggingen 4.1 4.2 4.3 4.4
21 21 22 23 24
Algemeen Resultaten beleggingsportefeuille Maatschappelijk verantwoord beleggen Beleggingsvooruitzichten
5
Pensioencommunicatie en -administratie 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.2.1 Communicatie met deelnemers en pensioengerechtigden 5.2.2 Communicatie met werkgevers 5.2.3 Website 5.2.4 Overige (reguliere) communicatie 5.2.5 Pensioencommunicatie 2013 en daarna 5.3 Pensioenadministratie 5.3.1 Deelnemersadministratie 5.3.2 Werkgeversadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving
25 25 25 25 25 26 26 26 27 27 27 29 31
6
Actuariële analyse
34
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan 7.3.3 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan 7.4 Vergoedingsregeling 7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.6 Deskundigheids- en integriteit 7.7 Gedragscodes 7.8 Klachten- en geschillenprocedure 7.9 Organisatie en uitvoering
36 36 36 37 37 39 40 40 40 41 42 42 42
2
7.10 7.11 8
Uitvoeringskosten Statutenwijzigingen
42 43
Verwachte gang van zaken
44
Jaarrekening
45
9
Jaarrekening 9.1 Balans per 31 december 2013 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.2 Grondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 9.4.4 Niet in de balans opgenomen regelingen 9.4.5 Verbonden partijen 9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
46 46 47 48 49 49 49 52 61 61 62
10
Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Actuariële verklaring 10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
67
Bijlagen
67 67 68 70 72
Bijlage 1
Deelnemersbestand
73
Bijlage 2
Begrippenlijst
74
3
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
2013
2012
2011
2010
2009
63
59
58
49
43
2.341 3.519
2.385 3.455
2.473 3.400
2.367 3.266
2.259 3.043
1.169 7.029
1.176 7.016
1.065 6.938
959 6.592
823 6.125
15.544
15.730
9.731
8.917
8.647
n.v.t. n.v.t. 14.341 438 1.037 5.632
n.v.t. n.v.t.
14.922 11.777
10.923 9.224
11.468 8.967
12.948 2.118 820 5.271
10.418 3.137 840 6.505
10.264 675 2.780
8.972 505 3.776
17.205 2.855 285.458 1.890 105,5% 94,70
20.032 2.829 282.893 2.607 106,6% 87,06%
24.826 2.515 251.480 0 109,9% 82,73%
20.398 2.025 200.490 2.029 110,1% 90,52%
19.708 136.311 2.322 114,2% 93,07%
Toegekend**
1,8%
1,8%
1,0%
1,8%
0,0%
Beoogd
2,5%
2,3%
2,6%
0,7%
2,8%
1.286 96
1.809 360
1.041 338
932 -520
1.122 -395
3,6% 7,1% 5,3%
15,8% 12,5% 11,4%
8,8% 1,1% 0,7%
11,1% 10,7% 9,0%
15,0% 17,3% 15,8%
Aantal aangesloten werkgevers Aantal verzekerden Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen (arbeidsongeschikten en gepensioneerden) Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie o.b.v. herverzekeringscontract Zuivere kostendekkende premie o.b.v. marktwaarde Gedempte premie Feitelijke premie Koopsom 15-jaarsfinanciering Uitvoeringskosten Uitkeringen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen (Minimaal) vereist eigen vermogen Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen FTK-grondslag dekkingsgraad in % Dekkingsgraad beleggingsdepot* Toeslagverlening
Overrente*** Interestbaten en -lasten Beleggingsrendement per jaar Portefeuille (inclusief LDO) Portefeuille (exclusief LDO) Benchmark (exclusief LDO)
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode *
De dekkingsgraad van het beleggingsdepot geeft de verhouding weer van de in het gesepareerde beleggingsdepot aanwezige geactiveerde negatieve overrente (rekening houdende met de aanwezige vrije reserve) en de voorziening pensioenverplichting (VPV) op basis van de grondslagen volgens de herverzekeringsovereenkomst.
**
Toegekend toeslagverlening per 1 januari 2013 betreft alleen voor gewezen deelnemers en gepensioneerden. Aan actieve
***
deelnemers is een toeslag verleend van 0,68%. De overrente is na aftrek van de beheerskosten.
4
Bestuursverslag
5
1
Woord van de voorzitter
Graag bieden wij u het jaarverslag 2013 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie aan. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2013, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie. In dit verslag wordt ook vooruitgekeken naar enkele ontwikkelingen in 2014. De FTK dekkingsgraad is ten opzichte van eind 2012 met 1,1 %-punt gedaald tot 105,5%. De financiële situatie van ons fonds blijft complex. Enerzijds worden door de huidige herverzekering alle verplichtingen afgedekt waardoor het niet nodig is om opgebouwde rechten te korten. Anderzijds zijn de beleggingen in de afgelopen jaren flink achtergebleven bij de ontwikkeling van de waarde van de pensioenverplichtingen. Aangezien de werkelijke beleggingen flink lager zijn dan de verplichtingen zal het bestuur terdege rekening moeten houden met het effect daarvan op langere termijn, zoals de kleine kans op overrendement waardoor de kans op indexatie laag is. Het rendement van de beleggingen was in 2013 3,64% (2012: 15,82%). Het resultaat op zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden was positief, het resultaat op LDO was negatief. Het totale beleggingsresultaat exclusief Long Duration Overlay (LDO) kwam uit op ongeveer 7,1%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van ongeveer 5,3%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2013 een outperformance van circa 1,7% behaald. Met het LDO wordt een deel van het renterisico afgedekt. Het bestuur van het pensioenfonds zet het LDO fonds niet in voor speculatieve doeleinden. In 2013 is de rentetermijnstructuur enigszins gestegen waardoor de belegging in LDO een negatief beleggingsrendement heeft behaald. Ook in het afgelopen jaar heeft het pensioendossier de gemoederen in onze bedrijfstak flink bezig gehouden. Ondanks de verhoging van de premie naar 25% van de pensioengrondslag was dit nog niet toereikend voor de kostendekkende premie. Het bestuur is daarom verheugd dat sociale partners tot overeenstemming zijn gekomen over een aangepaste pensioenregeling en premiestelling per 1 januari 2014 waarbij de verleende korting gecompenseerd wordt. Zoals reeds in het jaarverslag 2012 werd vermeld zijn bestuur en sociale partners van mening dat er structurele wijzigingen in de pensioentoezegging doorgevoerd moeten worden om tot een solide financiële opzet van het fonds te komen. Alhoewel de huidige financiering voor 3 jaar is afgesproken zal naar aanleiding van de verdere verscherping van de fiscale kaders bezien moeten worden welke opzet van de pensioenregeling het beste bij de bedrijfstak past. In 2014 is als gevolg van de fiscale kaders de pensioenleeftijd voor de toekomstige opbouw aangepast in 67 jaar. De pensioenopbouw is vastgesteld op 2% van de pensioengrondslag. De inhoud van de pensioenregeling is de verantwoordelijkheid van sociale partners. Daarnaast is het bestuur, in nauw overleg met de cao-partijen, aan het onderzoeken op welke wijze de uitvoering van de regeling het best kan gaan geschieden. De resultaten worden in de loop van 2014 verwacht en zullen dan aan de werkgevers, de werknemers en de pensioengerechtigden in de bedrijfstak gecommuniceerd worden. Verder zorgt in 2014 nieuwe wetgeving ervoor dat het onderwerp van de aansturing van het pensioenfonds en de invulling van de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van het bestuursmodel, risicobeheersing, deskundigheidsbevordering weer de nodige aandacht gaat vergen. In het verslagjaar is er een aantal wisselingen geweest binnen het bestuur en verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt de vertrekkende leden voor hun bijdrage. Wij nodigen u graag uit tot het lezen van dit jaarverslag.
6
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie,
Den Haag, 16 juni 2014
De heer drs. A.N. Jager AAG Voorzitter
De heer N. Altundal MIB Secretaris
7
2
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie (hierna te noemen: pensioenfonds) is statutair gevestigd te Den Haag. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150101. Het pensioenfonds is een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor het personeel van aangesloten ondernemingen. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgevers en de werknemers. De door het fonds uitgevoerde regeling voldoet aan de pensioenregeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Bedrijfstakpensioenregeling voor de Kunststof- en Rubberindustrie, die wordt vastgesteld door sociale partners in de bedrijfstak. Het bestuur van het fonds bestaat op basis van de statuten: uit (algemene) werkgeververtegenwoordigers van de NRK-Werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP), en uit (algemene) werknemersvertegenwoordigers van FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die in dienst zijn bij de aangesloten ondernemingen. Ultimo boekjaar 2013 had het pensioenfonds ongeveer 7.000 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
2.2
Statutaire doelstelling
Het fonds stelt zich ten doel het - binnen de grenzen van zijn middelen, statuten en reglement - verlenen van pensioenaanspraken aan de deelnemers en hun nabestaanden, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van het pensioenfonds. Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De doelstelling van het pensioenfonds is om een zo goed mogelijke invulling te geven aan de pensioenovereenkomsten die de sociale partijen hebben afgesloten voor de (gewezen) werknemers in de bedrijfstak. De uitvoering dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Het pensioenfonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Het pensioenfonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is.
8
2.3
Personalia
Bestuurssamenstelling Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit zes leden, waarbij: drie werkgeversbestuursleden worden benoemd door de werkgeversorganisatie NWBP, een werknemersbestuurslid wordt benoemd door FNV Bondgenoten te Amsterdam, een werknemersbestuurslid wordt benoemd door de CNV Vakmensen te Utrecht, een werknemersbestuurslid wordt benoemd door De Unie te Culemborg. Benoemd namens de werkgevers Naam
Functie in bestuur
(her) benoemd
Bestuurslid tot
Geboorte jaar
Functie/in van
dienst
De heer A.N. Jager
Werkgeversvoorzitter
01-06-2013
01-06-2017
1968
Senior beleidsadviseur pensioen bij de AWVN
De heer C.I. van Gele
Bestuurslid
01-06-2013
01-06-2018
1965
European Finance Controller RPC Group
Mevrouw C.F.J. Bulten
Bestuurslid
06-05-2014
06-05-2018
1971
HR manager Rubber Resources
(her) benoemd
Bestuurslid Tot
Geboorte jaar
Functie/in van
bestuurder bij FNV Bondgenoten Afgevaardigde van De Unie bestuurder bij CNV Vakmensen
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie bestuur
in
De heer N. Altundal MIB De heer J.A.M. Verkleij De heer H. Roeten
Werknemersvoorzitter Bestuurslid
01-12-2009
01-12-2015
1966
01-10-2011
01-10-2015
1944
Bestuurslid
01-07-2012
01-07-2018
1961
dienst
Wijzigingen in het bestuur Per 1 februari 2013 is de heer J.G.J. Bax teruggetreden als bestuurslid. De heer A.N. Jager is op 1 juni 2013 als opvolger van de heer Bax benoemd. Per 1 juni 2013 heeft de C.I. van Gele de vacature in het bestuur die in 2012 was ontstaan door het vertrek van de heer Van de Walle ingevuld. Per 18 juni 2013 is de heer G. Colijn teruggetreden als bestuurslid. De opvolging van de heer Colijn is in mei 2014 afgerond door de benoeming van mevrouw C.F.J. Bulten. In de tussenliggende periode werd de vacature waargenomen door mevrouw De Kort die als plaatsvervangend bestuurslid daartoe alle bevoegdheden had. Verantwoordingsorgaan (VO) Naam
Namens de geleding
Benoemd tot
Benoemd door
01-07-2016
Geboorte jaar 1963
De heer P.J.M. van Oerle
actieve deelnemers
De heer L.A. van der Werf
actieve deelnemers
01-10-2014
1950
CNV Vakmensen
De heer G. Geerts
pensioengerechtigde
01-04-2015
1948
De Unie
De heer M.R.A. Versloot
werkgevers
01-07-2017
1971
NWBP
Naam
Namens de geleding
Benoemd tot
Benoemd door
De heer P.J.M. van Oerle
actieve deelnemers
01-07-2016
Geboorte jaar 1963
De heer L.A. van der Werf
actieve deelnemers
01-10-2014
1950
CNV Vakmensen
De heer G. Geerts
Pensioengerechtigden
01-04-2015
1948
De Unie
FNV Bondgenoten
Deelnemersraad (DR) FNV Bondgenoten
Vacature
Wijzigingen in het verantwoordingsorgaan/ deelnemersraad Mevrouw A.M. Krijnen is op 6 februari 2013 opgevolgd in het verantwoordingsorgaan door de heer M. Versloot. Mevrouw Erkens Lamfers heeft te kennen geen gebruik te maken van haar herbenoeming per 1 oktober 2013. 9
Administrateur TKP Pensioen B.V. Vermogensbeheerder Aegon Asset Management B.V. Herverzekeraar Aegon Levensverzekering N.V. Certificeerders Ernst & Young Accountants LLP, externe accountant Ernst & Young Actuarissen B.V., externe actuaris Adviseur Towers Watson Netherlands B.V. Compliance officer De secretaris treedt jaarlijks op als compliance officer en rapporteert aan de voorzitter. Organogram
Pensioenfederatie
TKP/AEGON/ Externe adviseurs*
advies/uitvoering
Financiële commissie aanbevelingen
Communicatie commissie
controle
controle
Certificerende actuaris
advies
intern toezicht
Deelnemersraad
Bestuur
controle
Visitatiecommissie
Externe Toezichthouder DNB - AFM
verantwoording adviesrecht
Verantwoordingsorgaan
Externe accountant
Compliance officer
10
3
Beleid en financiële positie in 2013
3.1
Beleid
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, premie en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
3.1.1
Beleggingsbeleid
Het pensioenfonds belegt in een drietal fondsen, het Strategic Allocation Fund Equity, het Strategic Allocation Fund Fixed Income en het Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO. De verdeling over de fondsen leidt tot de verdeling 65% vastrentende waarden en 35% zakelijke waarden. Verder wordt het renterisico, zijnde het verschil in duration tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen voor 40% afgedekt. Met een diversificatie van het aantal beleggingscategorieën wordt getracht met een gelijk risico een hoger rendement te behalen. Naast staatsobligaties en aandelen wordt onder meer belegd in bedrijfsobligaties, vastgoed, hypotheken en grondstoffen. Het mixfonds is gericht op een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waarde toevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. In het SAF fonds wordt gebruik gemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid van het fonds. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, bevinden zich binnen de door de vermogensbeheerder met het bestuur besproken grenzen (limieten). Het gebruik van derivaten is beperkt tot het gedekt kopen van put-opties, het gedekt schrijven van call-opties, het (eventuele) gebruik van swaps en het aan- en verkopen van futures. Strategische beleggingsmix per 31 december 2013 Mandaat Strategisch
Beleggingscategorie Strategic Allocation Fund Equity Strategic Allocation Fund Fixed Income Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO Liquiditeiten
35,0% 27,8% 37,2% 0,0%
Totaal
100,0%
11
Overzicht portefeuille per 31 december 2013 (in de beleggingsfondsen van Aegon) Mandaat Beleggingscategorie Strategisch Aandelen Credits Staatsobligaties Hypotheken Asset Backed Securities Hedge Funds Vastgoed Private Equity Long Duration Overlay High Yield Grondstoffen Emerging Market Debt Tactische Asset Allocatie Tactical Interest Overlay
20,5% 18,8% 14,3% 13,5% 7,0% 5,0% 4,9% 4,5% 3,4% 2,2% 2,1% 1,9% 1,3% 0,6%
Totaal
3.1.2
100,0%
Premiebeleid
Feitelijke premie Een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever is voor elke bij hem in dienst zijnde deelnemer jaarlijks een doorsneepremie aan het pensioenfonds verschuldigd die door het bestuur wordt vastgesteld. De doorsneepremie per 1 januari 2013 is vastgesteld op 24,0%. Deze premie is per 1 januari 2013 in rekening gebracht. Over heel 2013 is sprake van een premiekorting. De aangesloten werkgever kan jaarlijks op de deelnemer een bijdrage verhalen die met de deelnemer zal worden verrekend in evenveel termijnen als waarin het salaris aan de deelnemer wordt betaald. De bijdrage door de deelnemer is per jaar maximaal gelijk aan 40% van de door de werkgever voor de deelnemer verschuldigde premie. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgever. In 2013 bedraagt de feitelijke premie € 14.341.114 (in 2012: € 12.947.560). Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de genoemde bijdrage geen rekening is gehouden met de in het boekjaar ontvangen bijdrage met betrekking tot de inkoop van pensioenrechten uit hoofde van de Overgangsmaatregel VPL. Kostendekkende premie op basis van het verzekeringscontract Gezien het met de verzekeraar gesloten garantiecontract beschouwt het bestuur de som van de volgende componenten als kostendekkende premie: de kosten van de jaarlijkse pensioeninkoop op de grondslagen van het verzekeringscontract; een opslag voor garantiekosten die worden bepaald aan de hand van de garantiekosten die betaald worden door het fonds aan Aegon op basis van de Technische Voorziening (VPV) voor nieuw opgebouwde aanspraken; een opslag voor solvabiliteit (vanwege de garantieovereenkomst met Aegon is deze opslag voor het pensioenfonds 1%); het totaal van de pensioenuitvoeringskosten. De hoogte van de aldus becijferde kostendekkende premie op basis van het verzekeringscontract bedraagt voor 2013 € € 15.543.518 (2012: € 15.729.954). Dit is inclusief pensioenuitvoeringskosten en garantiekostenvergoeding van het nieuwe contract. 12
De feitelijke premie van het pensioenfonds is in 2013 onvoldoende om deze kosten te financieren. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft aangeven dat het een herverzekerd pensioenfonds is toegestaan om de premie die met de herverzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als het onderdeel van de kostendekkende premie dat actuarieel nodig is in verband met de aangroei van verplichtingen. Het bestuur van het fonds heeft hierop besloten om de definitie van de kostendekkende premie aan te passen. Naar aanleiding van dit besluit is vanaf 2012 geen kostendekkende premie op basis van marktwaarde meer bepaald. In de aan de herverzekeraars af te dragen premies, stortingskoopsommen en koopsommen zijn opslagen opgenomen voor medeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, excasso-, administratieen mutatiekosten. De betreffende premies en (stortings)koopsommen zijn opgenomen in de post ‘Mutatie voorziening voor pensioenverplichtingen. Ontwikkeling premiestelling Per 1 januari 2013 bedraagt de kostendekkende premie 25,8% van de pensioengrondslag. Hierbij is al rekening gehouden met de eenmalig verlaagde pensioenopbouw naar 2% in 2013. Op basis van de reguliere pensioenopbouw van 2,15% per jaar bedraagt de kostendekkende premie naar verwachting 28,1%. Na langdurig overleg hebben de sociale partners een akkoord bereikt waarbij de uiteindelijke premie voor 2013 op 24% is vastgesteld. Over 2013 is dus sprake van een premiekorting. Het bestuur heeft zich kunnen vinden in de voorstellen van sociale partners en is akkoord gegaan met het verlenen van premiekorting. Het bestuur heeft daarbij aan sociale partners kenbaar gemaakt dat er vanaf 1 januari 2014 geen premiekorting meer verleend zal worden. Vanaf 1 januari 2014 zal het bestuur minimaal de kostendekkende premie heffen voor de op dat moment van kracht zijnde regeling. De korting op de te betalen premie in 2012 en 2013 is deels gefinancierd door actieven geen of gedeeltelijk indexatie toe te kennen.
3.1.3
Toeslagbeleid
De pensioenregeling kent een voorwaardelijk toeslagbeleid voor alle deelnemers. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre er toeslagen kunnen worden verleend op ingegane, premievrije en opgebouwde pensioenrechten. Het pensioenfonds zal hierbij de consumentenprijsindex, de financiële positie van het fonds en de vrije reserve betrekken. De toeslag is afhankelijk van de reële dekkingsraad. Op basis van het door het pensioenfonds gehanteerde toeslagkader is er sprake van toeslagcategorie D1 uit de toeslagmatrix. Onder reële dekkingsgraad wordt verstaan de verhouding tussen de bezittingen en verplichtingen van het fonds, waarbij de verplichtingen worden berekend alsof de toekomstige toeslagen (uitgaande van een 100%ambitie) volledig gefinancierd zijn en onderdeel uitmaken van die verplichtingen. Onder vrije reserve wordt verstaan de middelen waarover het fonds vrij kan beschikken indien de nominale dekkingsgraad van het fonds hoger is dan 105%. Onder nominale dekkingsgraad wordt verstaan de conform wet- en regelgeving vastgestelde en als zodanig in het jaarverslag vastgelegde dekkingsgraad. Toeslag per 1 januari 2013 Het bestuur heeft per 1 januari 2013 een toeslag verleend van 0,68% voor de actieve deelnemers en 1,8% aan de gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het toeslagbeleid is strikt voorwaardelijk en laat zich volgens de toeslagmatrix kwalificeren als categorie D1.
13
De over de afgelopen 5 jaren toegekende toeslagen aan de actieve deelnemers en aan de gewezen en gepensioneerde deelnemers per 1 januari is als volgt: 2013
2012
2011
2010
2009
Toegekende toeslag Actief en voortzetters ac Toegekende toeslag Gewezen en ingegaan
0,68%
0,00%
1,00%
1,80%
0%
1,80%
1,80%
1,00%
1,80%
0%
Beoogde toeslag
2,45%
2,30%
2,61%
0,71%
2,78%
Toeslag per 1 januari 2014 Het bestuur heeft in 2014 besloten geen toeslag toe te kennen voor de actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers. In 2012 en 2013 zijn de toeslagen voor de actieven niet of deels toegekend. Zowel in 2012 als in 2013 is er sprake geweest van een premiekorting. Premie is bedoeld voor pensioenopbouw en komt geheel ten goede aan de pensioenopbouw voor de actieven. De belangen van zowel actieven als inactieven (gewezen en ingegaan) worden evenwichtiger verdeeld, indien de korting op de premie geheel ten laste gebracht wordt op de groep waarvoor deze korting ook toegepast wordt, de actieve deelnemers. Op deze wijze wordt vanuit het criterium van evenwichtige belangenafweging juist afgehandeld ten aanzien van de inactieven (slapers en gepensioneerden).
3.2
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Gezien het feit dat het fonds een zogeheten garantiecontract heeft met de herverzekeraar die een afdoende rating heeft, acht het bestuur het solvabiliteitsrisico voor wat betreft de reguliere pensioenaanspraken te hebben afgedekt. Wel bestaat het risico ten aanzien van het toeslagbeleid. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de pensioenen te verlenen. Het risico bestaat dat de meeropbrengsten uit beleggingen en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de dekkingsgraad niet toereikend zijn om invulling te kunnen geven aan het beoogde toeslagbeleid. Overigens heeft het toeslagbeleid een strikt voorwaardelijk karakter en is met een continuïteitsanalyse en consistentietoets berekend wat de slaagkans van de toeslagambitie is. Naar de mening van het bestuur is daardoor het financiële risico voor het pensioenfonds nagenoeg nihil. Belangrijkste Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt- (bestaande uit rente-, valuta-, prijs(koers)- en vastgoedrisico), krediet- en liquiditeitsrisico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten 14
waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Vanwege het met de herverzekeraars gesloten garantiecontract zijn beleggingsrisico’s in feite geen rechtstreeks risico’s voor het pensioenfonds. Maar de beleggingsrendementen vormen wel de basis voor het toeslagbeleid. Daarom worden hieronder toch de belangrijkste beleggingsrisico’s weergegeven. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een stijging van de waarde van de vastrentende waarden. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) aan het Strategic Allocation Fund. Met het LDO wordt de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille tot 15 jaar verlengd om het zo meer af te stemmen op de verplichtingen van het pensioenfonds. Het fonds is beperkt gevoelig voor het renterisico voor wat betreft de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van het afgesloten garantiecontract. Het bestuur onderkent echter wel dat dit een risico voor de premiestelling is, doordat de ontwikkeling van de rente van invloed is op de hoogte van de op de herverzekeringspremie van toepassing zijnde correctiefactor (MRC). Valutarisico Binnen de categorie vastrentende waarden wordt het valutarisico naar de euro volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor zakelijke waarden wordt dit risico niet afgedekt. Prijs(koers)risico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgevers en vorderingen op de herverzekeraar. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door een goede selectie van tegenpartijen, het stellen van limieten aan tegenpartijen en het waar mogelijk vragen van extra zekerheden zoals onderpand. Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) op 1 februari 2011, is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft gezien de positieve ontwikkeling van de solvabiliteit van Aegon Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is vertaald in de bevestiging van de rating door Standard en Poor’s) besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities. 15
Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte (TW 2010) is de langlevenrisico verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Bovenstaande risico’s worden beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gehanteerd. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering aan het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan Aegon, TKP en Towers Watson. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van Aegon en TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en Aegon ISAE 3402 type IIrapportages. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geven aan of de uitvoerders ‘in control’ zijn.
16
Ernst & Young Accountants LLP (Ernst & Young) en PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) certificeren de ISAE 3402-rapportages van Aegon respectievelijk TKP. Door Ernst & Young en PwC is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis en know- how te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een extern accountant. Wel zal het bestuur – mede in het kader van Pension Fund Governance én ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring. Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico geen risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het fonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Faillissementsrisico aangesloten werkgevers Het faillissementsrisico van werkgevers is beperkt, doordat het fonds als bedrijfstakpensioenfonds met meerdere werkgevers te maken heeft. Een faillissement van één of meer werkgevers zou echter toch tot financiële verplichtingen voor het fonds kunnen leiden in het geval de procedure met betrekking tot premieachterstanden niet goed zou zijn gevolgd. Het bestuur ziet hierop nauw toe, onder meer door een regelmatige rapportage van de pensioenuitvoerder. Daarnaast kunnen faillissementen druk leggen op het evenwicht tussen de bijdragen van werkgevers en werknemers enerzijds en de te betalen premies en uitvoeringskosten anderzijds. Bij een substantiële daling van de bijdragen nemen de uitvoeringskosten namelijk niet naar rato daarvan af.
3.3
Garantiecontract
Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2012 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2016. Daarnaast heeft het pensioenfonds een aanvullende regeling met Aegon Levensverzekering N.V. afgesloten die geen onderdeel is van het garantiedepot. De herverzekeraar garandeert de tarieven tot en met de einddatum van de overeenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2016 gefinancierde pensioenen. Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. 17
Het bestuur heeft per 1 januari 2012 voor vijf jaren wederom een zogenaamd FTK-garantiecontract gesloten. Dit is evenals bij de voorgaande overeenkomst een contract op basis van volledige herverzekering met garantie op basis van marktwaarde.
Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen. Wanneer het pensioenfonds na beëindiging van het contract kiest voor premievrije voortzetting van de overeenkomst de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten zal vragen, maar deze zal verrekenen met de gegenereerde overrente. Indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Geactiveerde (negatieve) overrente in gesepareerd beleggingsdepot In het bij de herverzekeraar aangehouden gesepareerde beleggingsdepot is sprake van een zogenaamde geactiveerde overrente. Het fonds kent deling in de in het depot behaalde overrendementen (verschil tussen behaald beleggingsrendement en benodigde intrest); positieve resultaten worden ten gunste van het fonds in rekening-courant geboekt. Eventuele negatieve rendementen worden niet ten laste van het fonds gebracht, maar worden in het depot geactiveerd. Momenteel is er sprake van geactiveerde negatieve overrente. Deze zal worden verrekend met eventuele toekomstige positieve rendementen voordat die weer volledig zullen bijdragen aan een stijging van het vrije vermogen van het pensioenfonds. De hoogte van de geactiveerde negatieve overrente van het gesepareerd beleggingsdepot, na bestemming van het resultaat van het depot over 2013, bedraagt ultimo boekjaar negatief € 28.915.999 (ultimo 2012: negatief € 50.033.771. De daling van de negatieve overrente wordt met name veroorzaakt door het effect van de gestegen marktrente op de hoogte van de verplichtingen in het depot; dit heeft een directe (positieve) invloed op de hoogte van de overrente. Daarnaast is ultimo 2013 in het depot sprake van een saldo uit hoofde van vrij vermogen ad € 13.106.332 (ultimo 2012: € 12.657.008). In dit saldo is de rendementsbijschrijving over het boekjaar reeds opgenomen. Bij de bepaling van de depotdekkingsgraad worden het vrije vermogen en de geactiveerde overrente gesaldeerd en afgezet tegen de voorziening pensioenverplichtingen. De depotdekkingsgraad bedraagt 94,70%, op basis van de volgende opstelling: Vrij vermogen incl. geactiveerde negatieve overrente negatief €14.972.945
Technische voorzieningen volgens grondslagen gesepareerd beleggingsdepot € 282.256.893
Dekkingsgraad van het depot 94,70%
In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het fonds de overeenkomst niet verlengt en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente volledig ten laste van de verzekeraar zal komen. Indien bij het niet verlengen van de overeenkomst de opgebouwde aanspraken worden overgedragen naar een andere uitvoerder, zal de negatieve overrente worden verrekend met de overdrachtswaarde.
18
3.4
Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De verslagleggingregels voor herverzekeringscontracten uit hoofde van RJ 610 zijn toegepast. Volgens deze verslagleggingsregels staan de beleggingen niet separaat op de balans van het pensioenfonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door deze wijze van presenteren worden die risico’s welke het pensioenfonds loopt inzichtelijk gemaakt; door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het pensioenfonds (en de beleggingen feitelijk niet op de balans zichtbaar te maken) ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het pensioenfonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de behaalde positieve overrente. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet met het pensioenfonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met toekomstige positieve overrente. Wanneer in enig jaar het beleggingsresultaat negatief is, vertaalt dit zich in een onttrekking aan de vrije reserve van het pensioenfonds. Deze vrije reserve betreft een overschot aan middelen welke het pensioenfonds in het gesepareerd beleggingsdepot aanhoudt. Aangezien tegenover deze middelen geen voorziening wordt aangehouden, betreffen dit feitelijk ‘vrije middelen’ van het pensioenfonds; een eventueel negatief beleggingsrendement in enig jaar zal dan ook (voor het respectievelijke deel) aan de vrije reserve worden onttrokken. Een eventueel negatief rendement dat wordt behaald over de middelen die ter dekking van de pensioenverplichtingen worden aangehouden, zal niet direct bij het pensioenfonds in rekening worden gebracht, maar worden verrekend met toekomstige positieve resultaten. Voor het beleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden.
Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. In 2013 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 101,0% van de voorziening pensioenverplichtingen (2012: 101,0%). Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 101,0% (2012: 101,0%).
Ontwikkeling dekkingsgraad De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. (in %)
2013
2012
Dekkingsgraad 1 januari
106,6%
109,9%
Premie Uitkering Toeslagverlening
-/- 0,8% 0,2% -/- 1,2%
-/- 1,7% 0,2% -/- 0,9%
19
Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijzigingen in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,2%
-/- 0,4%
0,0% 0,0% 0,5%
0,0% 0,0% -/- 0,5%
105,5%
106,6%
Aangezien sprake is van een herverzekerd fonds heeft het beleggingsresultaat en de aanpassing van de marktrente geen impact op de dekkingsgraad. De daling van de dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de premiekorting in 2013 en de toeslagverlening aan actieve deelnemers in het fonds. Financiële positie De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De werkelijke dekkingsgraad van 105,5% is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 101,0%. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan daarom worden gekarakteriseerd als toereikend.
20
4
Beleggingen
4.1
Algemeen
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Het pensioenfonds hanteert hierbij de volgende uitgangspunten: Een zorgvuldige selectie van de vermogensbeheerder die strikt binnen het afgegeven mandaat dient te opereren en frequent verantwoording aflegt aan het bestuur; Een breed gespreide beleggingsportefeuille met grotendeels defensief karakter die is afgestemd op de verplichtingen; Een beperkt gebruik van derivaten wordt gehanteerd bij: LDO t.b.v. matching met verplichtingen, en GTAA t.b.v. voordelen optimalisering tactisch allocatiebeleid; Er worden door de vermogensbeheerder geen achtergestelde leningen aangegaan en ook geen leningen met een looptijd langer dan 1 jaar; Alle beleggingen kunnen binnen 1 maand liquide worden gemaakt; De vermogensbeheerder sluit aan bij principes maatschappelijk verantwoord beleggen via de Code of Conduct. Met betrekking tot het vrije vermogen acht het bestuur het concentratierisico dat voortvloeit uit het aanhouden van het vrije vermogen bij dezelfde vermogensbeheerder relatief gering. Bij het inschakelen van een extra partij zou het fonds zich geconfronteerd zien met extra beheerskosten en bovendien zou dit extra overleg vergen die voor het bestuur ten koste zou gaan van beleidsvorming. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voert het pensioenfonds een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zal worden getracht op basis van marktvisie van de vermogensbeheerder een hoger rendement te behalen dan de gekozen benchmark. Dit alles binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt op zeer beperkte wijze gebruik gemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid van het Fonds waarin wordt deelgenomen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). Het bestuur heeft de verantwoordelijkheid voor het tactische en operationele beleggingsbeleid gedelegeerd aan de vermogensbeheerder middels een beleggingsmandaat. De vermogensbeheerder is binnen de door het bestuur geformuleerde randvoorwaarden – zoals zijn vastgelegd in het beleggingsmandaat - vrij in de wijze 21
van belegging en herbelegging. Het bestuur controleert als eindverantwoordelijke periodiek het door de vermogensbeheerders uitgevoerde beleid en ontvangt daartoe de adequate rapportages. Risicoreductie vindt plaats door middel van spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties.
4.2
Resultaten beleggingsportefeuille
De samenstelling van de beleggingsportefeuille per ultimo 2013 is weergegeven in de onderstaande tabel. Mandaat
Portefeuille
Minimum (%)
Strategisch (%)
Maximum (%)
Beleggingscategorie
Marktwaarde (x € 1,000)
Tactisch (%)
0.0
35.0
100.0
Strategic Allocation Fund Equity
84,606
37.0
0.0
27.8
100.0
Strategic Allocation Fund Fixed Income
61,633
26.9
0.0
37.2
100.0
Strategic Allocation Fund Fixed Income LDO
81,222
35.5
-5.0
0.0
5.0
Liquiditeiten
1,394
0.6
Totaal
228,855
-
100.0
100.0
Het totale beleggingsrendement inclusief kosten en LDO in 2013 bedroeg 3,6%. Het totale beleggingsresultaat exclusief LDO kwam uit op 7,1%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van 5,3%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2013 een outperformance van circa 1,7% behaald. Toelichting portefeuille Het Strategic Allocation Fund Equity beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waarde toevoeging door middel van het door de vermogensbeheerder te voeren beleid. Het fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in zakelijke waarden, daarbij streeft het naar een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income hanteert eenzelfde beleggingsbeleid, alleen belegt dit fonds, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden. Het Strategic Allocation Fund Fixed Income Long Duration beleggingsbeleid is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over en binnen verschillende beleggingscategorieën. Het beleggingsproces is tevens gericht op waarde toevoeging door middel van het door de beheerder te voeren beleid. Het Fonds belegt, direct of indirect, hoofdzakelijk in vastrentende waarden waarbij de duration wordt verlengd middels derivaten. Het fonds streeft naar een verlenging van de duration van de vastrentende waarden in het fonds met 20 jaar. De beheerder mag nieuwe beleggingscategorieën toevoegen indien deze waarde toevoegen en/of het risico reduceren. Het fonds streeft naar een optimaal risico-rendement profiel door te beleggen in verschillende goed gespreide beleggingscategorieën. Het renterisico wordt begrensd door het verschil in de dollar duration tussen de beleggingen en de verplichtingen voor 40% te dichten. Dit vindt plaats met behulp van een belegging in het Aegon Long Duration Overlay (LDO). Algemeen overzicht 2013 2013 begon spectaculair met een last-minute overeenkomst over het afwenden van de “fiscal cliff” in de VS. Dit waren een aantal vergaande bezuinigingsmaatregelen die automatisch in zouden gaan. In plaats daarvan werden minder drastische bezuinigingen ingevoerd op onder andere defensie. In het begin van het jaar was het de vraag was het de vraag of deze bezuinigingen een grote negatieve impact zouden hebben op de Amerikaanse economie. Uiteindelijk bleek dit mee te vallen. Ondanks bezuinigingen en belastingverhogingen wist de economie een mooie groei neer te zetten. Aan het einde van 2012 had de nieuwe Japanse premier, Shinzo Abe, al aangekondigd dat hij een einde wil maken aan de deflatie. De Japanse centrale bank ging akkoord, mede doordat Abe een nieuwe gouverneur 22
had geselecteerd die een voorstander was van een zeer ruim monetair beleid. De centrale bank besloot daarom om onbeperkt obligaties en ETF op te kopen. De Japanse Yen deprecieerde hierdoor, waardoor Japanse exporteurs competitiever werden. Dit gaat echter ten koste van hun concurrenten in andere landen. Het opkopen van grote hoeveelheden financiële waarden wordt “Quantitative easing” genoemd. De Amerikaanse centrale bank was hier al in 2013 mee begonnen. Deze kondigde in mei aan dat het juist overwoog om dit te gaan afbouwen. De reactie hierop van financiële markten was heftig. Met name opkomende landen werden getroffen. Obligaties, wisselkoersen en aandelenmarkten in verschillende opkomende markten daalden hard. De Europese schuldencrisis verbeterde gedurende het jaar. In het begin van het jaar waren er nog enkele crisissen, zoals het afstempelen van Cypriotische bankrekeningen en de problematische uitkomst van de Italiaanse verkiezingen. Gedurende het jaar bleek echter dat er ook veel positief nieuws was. Europa maakt langzaam vorderingen naar verdere integratie. Ook verbeterde de economische data. De krimp in verschillende landen sloeg om naar een lichte groei en de werkloosheid stabiliseerde. Dit was voldoende voor beleggers om de kredietopslag op staatsobligaties naar beneden te drukken. In oktober was er wederom een politiek steekspel over het goedkeuren van de begroting en het verhogen van het schuldenplafond in de VS. Deze keer werden zelfs alle niet essentiële onderdelen van de Amerikaanse overheid gesloten, omdat er geen begroting was. Uiteindelijk werd er een compromis gesloten. Financiële markten reageerden nauwelijks op dit nieuws, omdat ze niet verwachten dat politici de situatie zouden laten escaleren. De Europese centrale bank verlaagde twee keer de rente naar een niveau van 0.25%. Dit deden ze omdat de inflatie lager uitviel dan verwacht. Door de toenemende deflatoire druk werd verwacht dat de ECB misschien niet conventionele maatregelen zou nemen. Dit bleef echter uit in 2013. Eind 2013 kondigde de FED aan dat het in januari 2014 zou beginnen met het verminderen van het opkoopprogramma. De nieuwe voorzitter van de FED, Janet Yellen, zal komende jaar moeten proberen om dit zo soepel mogelijk te laten verlopen.
4.3
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie heeft zijn beleggingen uitbesteed aan Aegon Asset Management. Het pensioenfonds hanteert in het kader van verantwoord beleggen een aantal uitgangspunten. Het fonds wenst uiteraard niet mee te werken aan een beleggingstransactie die bijvoorbeeld op grond van het internationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: • indien daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; • indien de belegging - zo zij zou worden verricht - in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. Deze dienen in het beleggingsbeleid tot uitdrukking te komen. Het fonds voert het beleggingsbeleid uit conform het op de website van Aegon gepubliceerde Beleid Verantwoord Beleggen van Aegon Nederland. Dit beleid past binnen het advies van de Pensioenfederatie. Aegon, als vermogensbeheerder van het fonds, baseert zijn beleggingsbeleid op de overtuiging dat het mogelijk is financiële en maatschappelijke rendementen te integreren. Aegon Nederland selecteert daarom beleggingen waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met normen en waarden zoals die voortvloeien uit de Code of Conduct van Aegon. Aegon Nederland hanteert voor zijn beleggingsbeleid een zwarte lijst en een grijze lijst. De bedrijven op de zwarte lijst worden direct uitgesloten van alle actieve beleggingen (het zogeheten uitsluitingenbeleid). De zwarte lijst wordt gepubliceerd op www.Aegon.nl. Bedrijven op de grijze lijst sluit Aegon Nederland niet onmiddellijk uit van zijn beleggingen. Indien mogelijk gaat Aegon Nederland met dergelijke bedrijven een actieve dialoog aan om ze tot ander gedrag te bewegen. In bedrijven die niet op deze lijsten voorkomen, kan Aegon Nederland zonder belemmering investeren. Aegon Nederland ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die ze klanten aanbieden het stembeleid van Aegon volgen. Aegon heeft aan het bestuur verklaard niet te beleggen in bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van het eindproduct, maar ook bij het produceren of ontwikkelen van essentiële onderdelen en het verlenen van essentiële diensten voor controversiële wapens. 23
Dit zijn de volgende soorten wapens: biologische wapens, chemische wapens, anti-persoonsmijnen, clustermunitie, en munitie met verarmt uranium. Aangaande nucleaire wapens, sluit Aegon bedrijven uit die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van nucleaire wapens in landen waarvoor dat onder het non-proliferatieverdrag niet is toegestaan.
4.4
Beleggingsvooruitzichten
De hervormingen binnen Europa beginnen hun vruchten af te werpen. De kans dat de eurozone uiteenvalt, is afgenomen en de schuldencrisis in Europa verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond. De Europese centrale bank en de steunfondsen zorgen voor een zekere mate van veiligheid. Ook is de langzame, maar gestage vooruitgang naar meer economische integratie positief. Door de hoge werkloosheid stijgen lonen niet snel. Daarnaast zorgen een structureel lagere kredietgroei en een langdurig traject van het afbouwen van overcapaciteit in bedrijven voor lage inflatie in Europa. De verwachting is dan ook dat de Europese centrale bank de rente langer laag houdt. Ook in de Verenigde Staten vordert het economisch herstel gestaag en zorgen de dalende werkloosheid en stabiliserende huizenmarkt voor een toenemend vertrouwen. Investeringen en consumentenuitgaven groeiden al sterk, daarom verwachten we geen groeispurt. De vooruitzichten ten aanzien van aandelen zijn komend jaar gematigd positief maar verschillen per regio. Voor rendementen op Europese aandelen en aandelen uit opkomende landen zijn de verwachtingen hoger dan voor Amerikaanse aandelen. Dit komt mede voort uit het feit dat de bedrijfswinsten in de Verenigde Staten in de afgelopen periode flink omhoog zijn gegaan terwijl de bedrijfswinsten in Europa door de eurocrisis sterk zijn afgenomen. De verwachtingen ten aanzien van rendementen op vastrentende waarden zijn laag. Dit komt omdat de verwachting is dat de rente langzaam zal oplopen door het economisch herstel. Het resultaat is dat veel vastrentende beleggingen slechts een minimaal positief rendement zullen laten zien. Binnen vastrentende waarden wordt positief gedacht over ABS (Asset Backed Securities) en hypotheken. Op wat langere termijn nemen door de aantrekkende economie de kansen op een wat oplopende inflatie en stijgende rentes toe.
24
5
Pensioencommunicatie en -administratie
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Ook worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het fonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en prospects.
5.2.1
Communicatie met deelnemers en pensioengerechtigden
Magazine Na een jaar van relatieve stilte rondom het pensioenfonds, werd in 2013 het nieuwe pensioenmagazine UwPensioen uitgebracht. Het nieuwe magazine verscheen twee maal bij actieve deelnemers en gepensioneerden op de deurmat. UwPensioen brengt onze deelnemers op de hoogte van de laatste ontwikkelingen rondom hun pensioen en het onderzoek naar een toekomstbestendig pensioenfonds. Ook deelnemers komen in het magazine aan het woord, onder andere in de rubriek ‘Binnenkijken bij de werkplek’, dat niet in teken staat van pensioen. Brieven toeslagverlening Het pensioenfonds brengt zijn deelnemers jaarlijks door middel van brieven op de hoogte van het persoonlijk (opgebouwde) pensioen, zoals het Uniform Pensioenoverzicht (zie paragraaf 5.2.4). Ook de brief over het wel of niet verhogen van de (opgebouwde) pensioenen behoort daarbij. In 2013 heeft het bestuur zijn deelnemers kunnen mededelen dat de (opgebouwde) pensioenen in 2013 zijn verhoogd. Dit in tegenstelling tot veel pensioenfondsen die in 2013 de (opgebouwde) pensioenen hebben moeten verlagen door tegenvallende financiële cijfers. Voor ons pensioenfonds is dat niet aan de orde door de herverzekering bij Aegon N.V.
5.2.2
Communicatie met werkgevers
In 2013 zijn vier digitale nieuwsbrieven voor werkgevers verstuurd. De nieuwsbrief wordt naar ca. 80 e-mailadressen verstuurd. In de nieuwsbrieven kwamen diverse zaken aan bod, waaronder:
Kerncijfers Jaarverslag UPO deelnemers
Brieven De werkgevers hebben een aantal brieven ontvangen. Zo ook een brief met het fondsreglement en het uitvoeringsreglement als bijlage. Hiertoe is besloten om het uitvoeringsreglement in overeenstemming te laten zijn met de tekst in het fondsreglement.
25
5.2.3
Website
Om meer bezoekers naar de website te genereren is onder andere in het magazine en de digitale nieuwsbrief verwezen naar meer informatie op de website. Om dezelfde reden is ook het aantal nieuwsberichten op de website verdubbeld. Toch is het aantal bezoekers op een stabiel niveau gebleven.
5.2.4
Overige (reguliere) communicatie
Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen: Toelichting op de uitkeringsspecificatie Alle pensioengerechtigden hebben in januari 2013 een toelichting op de uitkeringsspecificatie ontvangen. Hierin staat of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers, aspiranten, arbeidsongeschikten. Hierin staat o.a. de volgende informatie: opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari; A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Overzicht (bijzonder) partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen.
5.2.5
Pensioencommunicatie 2013 en daarna
Ieder jaar wordt een actieplan gemaakt. In het actieplan staan de doelstellingen, met daaraan gekoppeld de boodschappen en middelen en vervolgens ook een planning en een begroting.
26
5.3
Pensioenadministratie
5.3.1
Deelnemersadministratie
Beantwoording deelnemersvragen In 2013 hebben 1.132 deelnemers een vraag gesteld aan het pensioenfonds (2012: 1.127). De meeste vragen in 2013 gingen over: - Pensioentoekenningen; - Uniform PensioenOverzicht; - Specificaties. Deelnemersvragen per kanaal
SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over naar één Europese betaalmarkt. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De crediteurenadministratie is in juli gemigreerd. De uitkeringen zijn in augustus overgezet naar de SEPA omgeving.
5.3.2
Werkgeversadministratie
Beantwoording werkgeversvragen In 2013 hebben werkgevers 448 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: 545). De meeste vragen van werkgevers in 2013 hadden betrekking op: - gegevensaanlevering via het werkgeversportaal; - premienota’s; - pensioenregeling.
27
Werkgeversvragen per kanaal
Portaal Voor de werkgevers en gemachtigde administratiekantoren is een werkgeversportaal aanwezig. Op het werkgeversportaal kunnen zij loongegevens aanleveren, in-en uitdienstmeldingen doorgeven, aangeleverde gegevens raadplegen, contactgegevens onderhouden en notaspecificaties inzien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld. Gegevensaanlevering Elke wijziging in de gegevens van werknemers die zich voordoen, kunnen via het portaal worden doorgegeven. Het portaal is in november bijna 7 uur ongepland onbereikbaar geweest. De oorzaak was een stroomstoring die ontstond door brand in het nabijgelegen transformatorhuis. Aangeleverde gegevens zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Nota’s Elke maand worden de nota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. Nota’s worden maandelijks achteraf verstuurd. De specificatie van de nota’s zijn door de werkgevers te raadplegen via het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verstuurd naar de werkgevers.
28
5.4
Pensioenregeling
De hoofdlijnen van de pensioenregeling luiden als volgt: Ouderdomspensioen
Pensioensalaris Franchise Opbouwpercentage
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Toeslagverlening
Aanspraken op grond van de pensioenregeling die gold tot 2006
Keuzemogelijkheden
Dit pensioen gaat in op de 65-jarige leeftijd van de deelnemer (de pensioendatum) en wordt uitgekeerd tot zijn/haar overlijden. De aanspraak wordt berekend over de pensioengrondslag: het pensioensalaris vermindert met de franchise. het maximum pensioensalaris € 61.016. € 13.227 (2013), de franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Tot de 65-jarige leeftijd werd tot 1 januari 2013 voor ieder deelnemersjaar een aanspraak opgebouwd ter grootte van 2,15% van de pensioengrondslag voor dat jaar. Voor 2013 is de opbouw vastgesteld op 2,00% van de pensioengrondslag. In 2014 is de pensioenleeftijd voor toekomstige opbouw 67 jaar geworden en is het opbouwpercentage van 2,00% gehandhaafd. Tevens is de mogelijkheid van gedeeltelijk met pensioengaan in de regeling opgenomen. Dit pensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot de (huwelijks)partner overlijdt. Het jaarlijks partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen dat bij gelijkblijvende pensioengrondslag op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien de deelnemer niet voordien zou zijn overleden. Gedurende het deelnemerschap wordt het partnerpensioen toegezegd op risicobasis; dit betekent dat er voor dit pensioen geen waarde wordt opgebouwd en dat de aanspraak op partnerpensioen vervalt op de pensioendatum en bij eerder ontslag. Ook het wezenpensioen gaat in bij overlijden van de deelnemer en wordt vervolgens uitgekeerd tot het kind 18 jaar wordt. Voor studerende en arbeidsongeschikte kinderen wordt het wezenpensioen doorbetaald tot uiterlijk de 27ste verjaardag. Voor elk kind is het wezenpensioen gelijk aan 20% van het partnerpensioen (voor volle wezen 40%). Ook het wezenpensioen wordt toegezegd op risicobasis. De regeling kent voor zowel de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers als de al dan niet reeds ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers een voorwaardelijke toezegging voor toeslagen. De toeslagen (indexaties) zijn volledig afhankelijk van de daartoe beschikbare middelen van het pensioenfonds. De aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen die een deelnemer eventueel tot 1 januari 2006 bij het pensioenfonds heeft opgebouwd, blijven ongewijzigd gehandhaafd. Deze aanspraken worden meegenomen in de eventuele toeslagverlening op de pensioenen. Ruil ouderdomspensioen voor nabestaandenpensioen Op de pensioendatum of de eerdere ontslagdatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om het (vanaf 1 januari 2001) opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een verlaagd ouderdomspensioen met een bijbehorende aanspraak op partnerpensioen. Vervroegen pensioeningang De deelnemer kan kiezen voor een eerdere ingang van het ouderdomspensioen dan op 65 jaar, maar niet eerder dan op 60 jaar.
29
Premie en deelnemersbijdrage
Aanvullende regeling
Overgangsmaatregelen
Variabele pensioenuitkeringen De deelnemer kan de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen variabel laten zijn. Tot (naar keuze van de deelnemer) de 65-jarige of 70-jarige leeftijd wordt dan eerst een hoger pensioen uitgekeerd en daarna lager, in de verhouding van 4:3. In 2013 is de premie verlaagd van 25% naar 24%. De werkgevers kunnen aan de deelnemers een bijdrage vragen die maximaal gelijk is aan 40% van de totale deelnemersbijdrage Voor 2014 is de premie vastgesteld op 25% van de pensioengrondslag. Iedere werkgever kan besluiten ook pensioenaanspraken aan zijn werknemers toe te kennen over het pensioensalaris boven het maximum (voor 2013 € 61.016). Voor de pensioenaanspraken volgens de aanvullende regeling gelden dezelfde voorwaarden en uitgangspunten als voor de pensioenaanspraken tot het maximum salaris. Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de prepensioen/VUT-regeling in de bedrijfstak gelden voorwaardelijke overgangsmaatregelen. Deze maatregelen zijn er op gericht om de vroegere prepensioen-/VUT-rechten te vertalen naar extra ouderdomspensioen. De overgangsmaatregelen worden volledig door Cao Partijen bepaald. Het extra ouderdomspensioen kan worden benut voor vervroeging van de pensioeningang. Cao Partijen hebben afgesproken dat in 2014 deze extra aanspraken met 22% worden gekort. Door aanpassingen in de rentestand en de sterftetafels, is de waarde van het extra toegekende levenslange ouderdomspensioen in de jaren 2014 tot en met 2016 groter dan destijds beoogd. Met de verlaging van 22% wordt bereikt, dat de deelnemer gemiddeld hetzelfde aantal jaren dezelfde uitkering kan verkrijgen zoals de overgangsregeling in 2006 bedoeld was. Deze overgangsmaatregelen worden door de respectievelijke werkgevers gefinancierd buiten de beleggingen van het fonds. Voor de overgangsmaatregelen worden voor elke afzonderlijke werkgever de jaarlijkse kosten becijferd. De werkgever kan 40% van die kosten doorbelasten aan zijn werknemers.
Overzicht premie en grensbedragen over de laatste 3 jaar (bedragen in euro) Premie (% van de pensioengrondslag)
2013 24%
Maximum pensioengevend salaris Franchise
61.016 13.227
30
2012 17,5% tot 1 juli 25% na 1 juli 60.085 13.062
2011 17,5% 59.337 12.898
5.5
Nieuwe wetgeving
Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer en op 27 mei door de eerste Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. De kernpunten zijn: • Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. • Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via een vrijstelling in box III. Dit zal het fonds overigens niet raken aangezien het maximaal pensioengevend salaris beneden de € 100.000 ligt. Herziening financieel toetsingskader Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord dient nog steeds nader te worden uitgewerkt in een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK). Lange tijd was de verwachting dat dit zou leiden tot een keuze tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Na consultatie in ‘het pensioenveld’ door de staatssecretaris heeft zij op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. De ‘tussenvariant’ zal onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting in de loop van 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Verhoging AOW-leeftijd De AOW- en pensioenrichtleeftijd gaan stapsgewijs omhoog. Vanaf 2013 gaat de AOW leeftijd jaarlijks geleidelijk met een aantal maanden per jaar omhoog. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOW-leeftijd zal naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Versterking bestuur pensioenfondsen De “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. Deze wet biedt pensioenfondsen een keuze voor een paritair of onafhankelijk bestuursmodel. Daarnaast kan gekozen worden om het interne toezicht binnen het bestuur uit te oefenen of door een apart fondsorgaan. Naast deze wet is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur, de “Code Pensioenfondsen”, vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. 31
Het bestuur heeft in de vergaderingen van 11 september 2013 en 25 maart 2014 besluiten genomen over het bestuursmodel. Keuze van het bestuursmodel is nader omschreven in hoofdstuk 7.2. Wet Pensioencommunicatie Het doel van de Wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. Onderzoek doorsneesystematiek Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de voor- en nadelen van de doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de deelnemer in de regel niet actuarieel neutraal is en er hetzij teveel, hetzij te weinig premie wordt betaald voor het opgebouwde pensioen. Ook worden alternatieve modellen voor de doorsneesystematiek beschreven. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat het Europees recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte laat om af te wijken van de doorsneesystematiek. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. De doorlichting laat zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Toekomst pensioenstelsel De conclusies uit de doorlichting van het pensioenbeleid (zie hierboven ‘Doorlichting pensioenbeleid’) geven aanleiding om te bezien of het pensioensysteem op de langere termijn aanpassing behoeft. Daarbij dienen de belangen van alle belanghebbenden te worden gehoord en meegenomen in de oriëntatie op de toekomst, aldus de staatssecretaris. In een brief van 4 april 2014 aan de Tweede Kamer wordt daarbij een drietal fundamentele vraagstukken genoemd: de wijze en mate van collectiviteit, de gewenste ruimte voor maatwerk en keuzevrijheid en de vorm en mate van solidariteit. Het kabinet zal in het voorjaar van 2015 een hoofdlijnennotitie aan de Tweede Kamer sturen, waarin ‘de bouwstenen voor een toekomstig pensioenstelsel in beeld worden gebracht’. Daarin worden onder meer inzichten verwerkt die voortkomen uit een SER-advies op dit onderwerp, het CBP-rapport over de 32
doorsneepremie (zie hierboven ‘Onderzoek doorsneesystematiek’) en verschillende gesprekken en bijeenkomsten met belanghebbenden. Heroverweging waardeoverdracht De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen over de waardeoverdrachten opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in de eerste helft van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering op het verbod op leeftijdsonderscheid met betrekking tot actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk
middel. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
33
6
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Daarbij is bepalend de mate waarin het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat Het totaal resultaat over het boekjaar bedraagt - € 2.827 (vorig jaar - € 4.794). Voor het verkrijgen van inzicht in de verschillende verlies- en winstbronnen die tot dit resultaat hebben geleid is een actuariële analyse gemaakt. Het resultaat van deze analyse is in het onderstaande overzicht vermeld: Bedragen x € 1.000 Premiebijdragen werkgevers en werknemers
2013
2012
13.781
14.245
-15.259 -1.478
-17.226 -2.981
-1.037 1.037 0
-820 820 0
96 96
360 360
Uitkeringen aan deelnemers Afkopen aan deelnemers Uitkeringen herverzekering - garantiecontract Afkopen klein pensioen – garantiecontract Afkopen aan pensioenfonds Resultaat op uitkeringen
-5.560 -72 5.636 122 123 249
-5.179 -93 5.103 42 73 -54
Binnenkomende waardeoverdrachten Koopsommen waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Afkopen waardeoverdrachten Resultaat op waardeoverdrachten
832 -1.045 -440 447 -206
82 -56 -160 147 14
Toeslagverlening (niet vanuit premiebijdragen) Uitkering overrente Aandeel in technisch resultaat Mutatie overige technische voorzieningen Overige baten Overige lasten Overige resultaten
-3.461 618 124 717 514 0 -1.488
-2.090 1.809 1.285 -3.111 78 -105 -2.134
Resultaat boekjaar
-2.827
-4.794
Kosten pensioenopbouw – garantiecontract Resultaat op premies Pensioenuitvoeringskosten Bijdrage kosten (vanuit premiebijdragen) Resultaat op kosten Ontvangen en betaalde intrest Resultaat op intrest
Het negatieve resultaat op premies is ten opzichte van 2012 afgenomen. Het premiepercentage is gewijzigd van 17,5% en 25% over 2012 naar 24% over 2013. De kosten van pensioenopbouw – garantiecontract zijn nog steeds groter dan de premiebijdragen. Het resultaat op interest is afgenomen ten opzichte van 2012. Er hebben in 2013 meer waardeoverdrachten plaats gevonden ten opzichte van 2012. Dit leidt tot een groter resultaat ten opzichte van 2012. 34
De overige resultaten zijn minder negatief ten opzichte van 2012. Het bedrag aan toeslagverlening is toegenomen doordat het toeslagpercentage van de actieve deelnemers is gewijzigd van 0% naar 0,68%. Het toeslagpercentage van de premievrije deelnemers en gepensioneerden is gelijk gebleven (1,80%) ten opzichte van 2012. De opgenomen bedragen (voorziening) in de mutatie overige voorzieningen in 2012 ten bate van de kostenvoorziening en garantievoorziening zijn in 2013 vrijgevallen uit de mutatie overige technische voorzieningen. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Kostendekkende premie actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling:
solvabiliteitsopslag: opslag voor uitvoeringskosten: opslag voor garantiekosten: actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling
14.220 142 905 276 0
Totaal kostendekkende premie
15.543
Feitelijke premie voor risico pensioenfonds
14.341
Het pensioenfonds voldoet niet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. Ultimo 2013 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 101,0% (2012: 101,0%). Ultimo 2013 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 105,5% (2012: 106,6%). Technische winstdeling Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Jaarlijks wordt het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties vastgesteld en gereserveerd. Op de einddatum van de overeenkomst heeft het fonds recht op een aandeel in het gecumuleerde en opgerente technische resultaat. De hoogte van het aan het fonds toekomende aandeel in dit technische resultaat is 75%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2012), ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. Het technisch resultaat over boekjaar 2013 bedraagt € 155 duizend positief. Het aandeel van het fonds hierin bedraagt € 124 duizend. Het aandeel van het pensioenfonds over de opgerente cumulatieve technische winst eind 2013 is € 1.409 duizend.
35
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving
7.1
Algemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgeversvereniging en de werknemersverenigingen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Tijdens het verslagjaar kwam het bestuur acht maal voor een bestuursvergadering bijeen. De reguliere bestuursvergaderingen vonden plaats op 6 februari, 26 maart, 24 april, 18 juni, 11 september, 16 oktober en 5 december. Op 26 juni is een extra vergadering belegd die geheel in het teken stond van de strategische oriëntatie naar het uitvoeringsmodel. Daarnaast is het bestuur op 30 september bijeen geweest in het kader van een zelfevaluatie. Doel hiervan was onder externe begeleiding terug te kijken op de afgelopen periode, vooruit te blikken op de toekomst en de teamgeest te versterken. De belangrijkste vergaderonderwerpen waren: Strategische verkenning uitvoeringsmodel/ verbreding van het pensioenfonds Interne situatie bestuur en nieuwe benoemingen Premiestelling 2013 en 2014 Uitvoering van de VPL overgangsregeling Visitatieronde Bestuursmodel Kostenmonitoring
Strategische verkenning Na de No Go op het traject BPF KRI 2.0 is geconstateerd dat het verandertraject niet breed gedragen werd door het gehele bestuur en is voor een andere aanpak gekozen. Het doel daarvan is om te komen tot een breed gedragen plan van aanpak ten aanzien van de opzet en uitvoering van de pensioenregeling in de bedrijfstak. Als belangrijke issues wordt gezien: • De communicatie met de achterbannen om deze te betrekken en draagvlak te creëren. • De inhoud van de regeling, wat wordt belangrijk gevonden en wat minder. • De methode van groei, welk beleid wil men daarbij voeren. • De opzet van de governance en uitbesteding. Het in 2013 ingezette proces zal in het eerste deel van 2014 moeten leiden tot duidelijkheid over de uitvoering van de pensioenregeling vanaf 1 januari 2015. Dit proces wordt in nauwe samenwerking met de sociale partners uitgevoerd.
Bestuursmodel Het bestuur heeft in de vergaderingen van 11 september 2013 en 25 maart 2014 besluiten genomen over het bestuursmodel. In de tussenliggende vergaderingen is verdere invulling gegeven aan het model en zijn deelnemersraad sociale partners en geraadpleegd. Daarnaast zijn via de e-mail enkele deelbesluiten genomen die in betreffende bestuursvergaderingen zijn bekrachtigd. De formele vastlegging vindt plaats in de statuten en de diverse fondsreglementen en later in de ABTN. Uiterlijk op 1 juli 2014 zullen de statuten moeten zijn aangepast en zal de nieuwe governancestructuur operationeel moeten zijn. Bij de totstandkoming van het gewijzigde bestuursmodel is door het bestuur aandacht besteed aan het tijdsbeslag voor bestuurders, kosten van het bestuursmodel, draagvlak voor het bestuursmodel, geschiktheid en slagvaardigheid.
36
Alles afwegend is gekozen voor handhaven van het paritaire bestuursmodel omdat: dit model past en voldoet bij de huidige opzet van dit kleine herverzekerde pensioenfonds; er te weinig bekend is over de toekomst en er nu een keuze gemaakt dient te worden; voldaan wordt aan de eis van het zo efficiënt mogelijk besturen tegen zo laag mogelijke kosten waarbij het gekozen model zo eenvoudig mogelijk te realiseren is; het besluit reeds genomen is om na implementatie van een nieuw uitvoeringsmodel ook het bestuursmodel te herijken, er is derhalve sprake van een tijdelijke situatie; deze oplossing past in de (huidige) samenstelling van het bestuur, waarbij er nu vier zetels zijn die worden verdeeld onder werknemers en pensioengerechtigden. Gemiddeld waren alle bestuursleden of hun plaatsvervangers aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig.
7.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Ter vervanging van de tot 2013 van kracht zijnde Principes voor goed pensioenfondsbestuur is een nieuwe Code Pensioenfondsen vastgesteld waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De Code zal, evenals de huidige Principes, door middel van een AMvB per 1 juli 2014 wettelijk worden verankerd. Hierdoor dient een pensioenfonds de normen van de Code in principe toe te passen. Op de naleving van de Code Pensioenfondsen wordt uitgegaan van een ‘pas toe of leg uit-beginsel’. Dat betekent dat afwijkingen van de norm, mits gemotiveerd (onder meer in het jaarverslag), gerechtvaardigd kunnen zijn. Tot het moment dat de Code Pensioenfondsen wettelijk is verankerd, geldt de Code Pensioenfondsen na inwerkingtreding per 1 januari 2014 als een ‘zelfregulerend document’ binnen de pensioensector. Het ligt voor de hand dat een fonds zich ook tot het moment van wettelijke verankering conformeert aan de bepalingen in de Code, voor zover deze toepasbaar zijn in de huidige governancestructuur. In grote lijnen bevat de Code in de eerste plaats normen voor algemene thema’s, zoals de taken en werkwijze van de verschillende fondsorganen, verantwoording, risicomanagement en uitbesteding. Daarnaast zijn er specifieke bepalingen opgenomen over de inrichting en organisatie van bestuur en intern toezicht, zoals benoeming en ontslag, geschiktheid, zittingsduur en beloningsbeleid. Het bestuur heeft begin 2014 een werkgroep geformeerd die de implementatie van de aanbeveling uit de Code zal begeleiden. Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. In 2014 zal het verantwoordingsorgaan ongevormd worden naar een nieuwe vorm als gevolg van de invoering van de Wet Versterking Bestuur In subparagraaf 7.3.2 is het verslag van het verantwoordingsorgaan en in subparagraaf 7.3.3 is de reactie van bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan opgenomen.
7.3.1
Visitatiecommissie
Het interne toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. In 2013 heeft een volledige visitatieronde plaatsgevonden. Hieronder treft u het verslag van de visitatiecommissie. 37
Alle bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport zijn binnen het bestuur opgepakt in een actieplan en zijn met het verantwoordingsorgaan besproken. Verslag visitatiecommissie Voor de Visitatiecommissie, bestaande uit Drs. Bert Smith RC (voorzitter), Charles de Wuffel en Drs. P.J.C. van Eekelen AAG, was het de eerste keer dat voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie (hierna: het fonds) een visitatie werd uitgevoerd. In overleg met de voorzitter van het bestuur van het fonds in mei 2013 is de aanpak van onze visitatie vastgesteld. Onze feitelijke werkzaamheden zijn medio juni gestart met bestudering van de ontvangen documentatie. In juli hebben wij afzonderlijke interviews gehouden met verschillende (oud-) bestuursleden van het fonds en functionarissen, aan wie het fonds werkzaamheden heeft uitbesteed. In augustus hebben wij ons rapport uitgebracht, dat na bespreking op 11 september 2013 met het bestuur in definitieve vorm is vastgesteld. Daarmee heeft de commissie deze visitatie bij het fonds afgerond. Bij onze visitatie volgen wij voor beoordeling van het functioneren van het bestuur en het fonds de vijf aspecten die de STAR voor intern toezicht heeft geformuleerd, te weten: De beleids- en bestuursprocedures; De beleids- en bestuursprocessen; De checks en balances; De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Bij het formuleren van ons oordeel hebben wij ons gebaseerd op de verstrekte informatie en de inhoud van negen interviews die op 2 en 19 juli 2013 hebben plaatsgevonden met elf bij het fonds betrokken personen. Wij hebben als visitatiecommissie onze werkzaamheden in een zeer plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten. We hebben de openheid in de interviews zeer op prijs gesteld. We zijn ons bewust van het feit dat onze waarneming een momentopname is, vanuit een specifieke invalshoek en gebaseerd op per definitie beperkte informatie. Binnen dat kader zijn wij als commissie zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan. Met betrekking tot het resultaat van onze visitatie zijn wij tot een tweeledig oordeel gekomen. Allereerst gaat het om de min of meer reguliere zaken. Op dat punt voldoet het bestuur aan de principes van goed pensioenfondsbestuur. Wij ervaren het bestuur als verantwoordelijk, betrokken en voldoende deskundig. Op dit laatste aspect constateren wij extra inspanning om de deskundigheid op peil te houden nadat een aantal bestuurswisselingen heeft plaats gehad. Het bestuur heeft een groot deel van de fondswerkzaamheden uitbesteed aan professionele partijen, waardoor als geheel genomen het fonds op adequate wijze wordt aangestuurd. Uitbesteding van werkzaamheden vereist van het bestuur wel, dat het over een adequaat planning- en control systeem beschikt om de uitbestede werkzaamheden te kunnen monitoren. Omdat het fonds aan vele risico’s, waaronder het risico van uitbesteding, bloot staat, kan een passend risicomanagement systeem niet ontbreken. Met betrekking tot deze reguliere bestuurszaken hebben wij in onze uitgebreide rapportage aan het bestuur een aantal aanbevelingen gedaan. Daarmee beogen wij allereerst de aandacht op een aantal zaken te vestigen. Vervolgens kan het bestuur daar zijn conclusies aan verbinden en zo nodig maatregelen en acties nemen. Het andere punt betreft de bestuurlijke crisis, die zich eind 2012 / begin 2013 afspeelde rondom de noodzaak tot een forse verhoging van de premie. Daarbij werd de frictie tussen de rol van de fondsbestuurders en de rol van de sociale partners een hindernis voor de besluitvorming binnen het fondsbestuur. Als gevolg daarvan vertrokken drie bestuursleden vrijwel gelijktijdig. Voor een bestuur van zes personen is dat een aanzienlijke risico voor de continuïteit van het besturen van het fonds. Ook de aandacht voor de continuïteit van het fonds zelf verdient hoge prioriteit. De aard van de pensioenregeling en daarmee de attractiviteit van het fonds, de omvang van fonds in aantallen deelnemers en vermogen en het vrijwillige karakter van aansluiting bij het fonds vormen risico’s, die op korte termijn 38
onderzoek en daaropvolgende beleidskeuzes behoeven. Ook met betrekking tot deze zaken doen wij in ons uitgebreide rapport aanbevelingen, die zich vooral richten op snelle teamvorming als bestuur, vermijding van fricties met de sociale partners en een brede toekomstverkenning, waarbij op adequate wijze alle mogelijke opties voor de toekomst van het fonds onderzocht worden.
7.3.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) van het pensioenfonds is op 1 januari 2008 ingesteld. Bij de oprichting is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over: a) het handelen van het bestuur met betrekking tot het afgelopen kalenderjaar aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en overige informatie (waaronder – indien van toepassing – de bevindingen van de visitatiecommissie); b) de beleidskeuzes van het bestuur voor de toekomst; c) het gevoerde beleid over het afgelopen kalenderjaar. Daarnaast heeft het VO het recht advies uit te brengen over: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van beleid ten aanzien van het VO; de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure. Het VO vertegenwoordigt drie geledingen: de “actieve” deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het bedrijfstakpensioenfonds aangesloten werkgevers. Het VO beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur. Het VO kan beschikken over voldoende informatie, mede door formele en informele overleggen met het bestuur of een delegatie van het bestuur en door de bespreking van het jaarverslag met het bestuur, de waarmerkend actuaris en de controlerend accountant. Het VO heeft uitgebreid kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en van de overige door het bestuur verstrekte informatie. Op basis van deze informatie heeft het VO zich uitgesproken over het door het bestuur gevoerde beleid in 2013. Oordeel van het Verantwoordingsorgaan Hoewel volgens diverse instanties de economische crisis voorbij is en we weer uit het dal omhoog klimmen, stijgt de werkeloosheid en het aantal faillissementen, omdat de meeste bedrijven nog maar weinig vlees op de botten hebben. Ook voor de pensioenfondsen blijft het moeilijk, zolang de rente laag blijft. Veel pensioenfondsen hebben al moeten korten of zullen dat komend jaar moeten doen, omdat het herstel periode op 1 januari 2014 afloopt. Wat dat betreft prijzen wij ons gelukkig met ons garantie contract bij Aegon. Het is niet gratis, het kost 1% aan premie maar het geeft wel rust en zekerheid. Het bedrag dat op uw UPO staat wordt gegarandeerd uitgekeerd. De sociale partners willen de aansluitmogelijkheden voor andere bedrijven bij het pensioenfonds uitbreiden en hebben om een onderzoek hiernaar gevraagd. Het eerste rapport dat hierover is uitgebracht schepte weinig duidelijkheid omdat er in niet werd gerept over welke bedrijven er over zouden willen stappen naar ons fonds en om hoeveel deelnemers het zou gaan. Dit is van wezenlijk belang omdat als de kosten per deelnemer omlaag moeten, dus zullen het aantal deelnemers omhoog moeten. Het bestuur heeft besloten om verder onderzoek uit te stellen om eerst alle problemen binnen ons fonds op te lossen en het fonds te laten voldoen aan alle nieuwe wettelijke regels die op 1 januari 2015 ingaan. Inmiddels is eind 2013 het onderzoek naar de verbreding van het pensioenfonds weer ter hand genomen. Dit jaar is de vacature bij het verantwoordingsorgaan aan werkgeverszijde opgelost met de benoeming van een nieuwe vertegenwoordiger. Aan werknemers zijde ontstond er een vacature doordat een van de leden zich niet herkiesbaar stelde. We hebben dit aan het bestuur gemeld en gevraagd om deze vacature weer in te vullen. 39
Het verantwoordingsorgaan heeft tijdens een gezamenlijke vergadering met het bestuur gesproken over de keuzes die het bestuur dit jaar heeft genomen t.a.v. het beleid, de bestuursvorm en het pensioencontract van het fonds aan de hand van het verslag van de jaarcommissie en het rapport van de visitatie commissie. Het doorgronden van alle processen zodat er een gefundeerd oordeel kan worden gegeven over alle onderdelen van het door het bestuur gevoerde beleid is dit jaar, net als vorig jaar, gedaan in de jaarcommissie waar het verantwoordingsorgaan deel van uit maakt. De vragen die deze commissie had zijn door de accountant, de actuaris en de administrateur beantwoord en in het verslag verwerkt. Deze hadden te maken met het zichtbaar maken van de kosten, de vragen die vorig jaar nog niet waren beantwoord t.a.v. de overgang van Aegon naar TKP, de opmerkingen van de accountant en actuaris bij het vorige jaarverslag en de transparantie binnen het beleggingsdepot. Het verantwoordingsorgaan is verheugd te kunnen constateren dat, voor zover zij dit uit alle stukken en na gesprekken met bestuur, de accountant en de administrateur heeft kunnen opmaken, de rust binnen het bestuur is terug gekeerd en er weer constructief wordt vergaderd en er ook weer besluiten kunnen worden genomen waar iedereen achter staat.
7.3.3
Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur kijkt met tevredenheid naar de reactie van het verantwoordingsorgaan waaruit blijkt dat de binnen het bestuur eveneens geconstateerde verbetering in samenwerking en communicatie ook bij de leden van het verantwoordingsorgaan als zodanig wordt ervaren. De gesignaleerde aandachtspunten ten aanzien van het verkenningstrajecten worden onderschreven en zullen zeker deel uitmaken van de besluitvorming over de opzet van de uitvoering van de pensioenregeling in de toekomst. Het bestuur zal ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen alle beleidskeuzes zo weloverwogen mogelijk maken en daarbij rekening houden met de belangen van alle betrokkenen. Daarbij wordt de rol en de inbreng van het verantwoordingsorgaan zeer gewaardeerd. Het bestuur zal het voorgenomen beleid dan ook steeds op de geijkte momenten graag delen met het verantwoordingsorgaan, dat na 1 juli 2014, als gevolg van de invoering van de Wet Versterking Bestuur pensioenfondsen, in een vernieuwde opzet zal gaan functioneren.
7.4
Vergoedingsregeling
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Ook de leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuurs-/deelnemersraadsvergaderingen. Ten aanzien van de hoogte van de vergoedingen geldt dat tot en met 2013 de SER-vergoedingen worden gevolgd. In 2014 zal de vergoedingsregeling worden aangepast naar een vaste vergoeding die aansluit bij de richtlijnen zoals voor de beloning van bestuurders is gegeven door de Pensioenfederatie. De hoogte en verdeling van de vergoedingen voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden door het bestuur vastgesteld.
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. BPF Kunststof- en Rubberindustrie voert geen nevenactiviteiten uit en heeft ook geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon.
40
Het pensioenfonds heeft twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. AFM Voor wat betreft het gedragstoezicht toezicht is er in 2013, los van de reguliere correspondentie, geen sprake geweest van verdere bijzondere aandachtspunten voor dit pensioenfonds DNB Eind 2012 en begin 2013 is er contact met DNB geweest over de situatie binnen het bestuur van het pensioenfonds. DNB heeft daarop om aanvullende informatie gevraagd om beter inzicht te krijgen in de stand van zaken bij het fonds en heeft het bestuur onder een meer kritisch toezicht geplaatst. Op 30 september heeft het toezichtsgesprek plaatsgevonden bij DNB in Amsterdam. Het beeld bij het bestuur is dat het een goed gesprek was. DNB had zich erg goed voorbereid en stelde kritische en ter zake doende vragen. Het bestuur heeft laten zien constructief bezig te zijn. DNB heeft aangegeven dat, mede naar aanleiding van het gesprek, het verscherpte toezicht weer is teruggebracht naar het reguliere toezicht T1.
7.6
Deskundigheids- en integriteit
DNB heeft regels vastgesteld om besturen van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en de bestuursleden worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. In 2013 heeft het bestuur een document ´Deskundig en competent pensioenfondsbestuur´ opgesteld. Een onderdeel van dit document is het functieprofiel voor een nieuw te benoemen bestuurslid. Het beleidsdocument is gebaseerd op de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie, en de “Beleidsregel geschiktheid 2012” zoals op 3 juli 2012 uitgevaardigd door DNB en AFM. Daarbij heeft het bestuur de toelichting van DNB mee laten wegen, waarin werd aangegeven dat de deskundigheid van bestuurders wordt getoetst in samenhang met de omvang van het fonds, de complexiteit van de uit te voeren pensioenregeling(en) en de complexiteit van de beleggingen. In 2014 wordt het beleidsdocument volledig herzien op basis van de door de Pensioenfederatie uitgegeven handreiking geschikt pensioenfondsbestuur. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Bij het opstellen van het deskundigheidsbeleid heeft het bestuur getracht een balans te vinden tussen de regelgeving, de belangen van de stakeholders en de realiteit waar het fonds zich in bevindt. Gevolgde opleidingen en seminars in 2013 Begin 2013 heeft het bestuur met goed gevolg deelgenomen aan de Deskundigheidstoets voor bestuurders van pensioenfondsen niveau 2. Er zijn diverse themabijeenkomsten, seminars en congressen van o.a. de Pensioenfederatie, de adviserende actuaris en TKP bezocht. Ook zijn masterclasses vermogensbeheer door individuele bestuursleden gevolgd. Beide voorzitters hebben deelgenomen aan het Werkcollege voorzittersvaardigheden van het SPO.
41
In 2014 zal -
het bestuur in ieder geval de volgende acties ondernemen: Bijwonen relevante seminars waaronder de TKP Bestuurdersdag Educatie nieuwe bestuursleden en verantwoordingsorgaan Interne themadag over actuele pensioenonderwerpen
Deelnemersraad en verantwoordingsorgaan In 2013 zijn relevante bijeenkomsten van onder meer de Pensioenfederatie en TKP bezocht.
7.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds heeft een Compliance Officer belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2013 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
7.8
Klachten- en geschillenprocedure
Het fonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden ingediend bij het bestuur van het fonds. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. Het bestuur heeft besloten dat iedere klacht zal worden geagendeerd voor een bestuursvergadering. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de geschillencommissie aangebracht De klachten- en geschillenregeling is gepubliceerd op de website van het fonds.
7.9
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de administratie en de uitvoering van het dagelijks beleid uitbesteed aan Aegon. Tevens is Aegon herverzekeraar van het fonds. In overleg met het bestuur heeft Aegon ervoor gekozen de pensioenuitvoering van het pensioenfonds over te dragen naar TKP Pensioen B.V. in Groningen. TKP Pensioen is een dochtermaatschappij van Aegon. Het beleggingsbeleid wordt uitgevoerd door Aegon Asset Management. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapportages van Aegon en TKP, die door externe accountants zijn gecertificeerd.
7.10
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. 42
De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen pensioenbeheerkosten, vermogensbeheerkosten en transactiekosten. Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel zijn de totale uitvoeringskosten weergegeven: 2013
2012
Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer (actieven en gepensioneerden))
€ 295
€ 230
Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer (actieven, gepensioneerden en gewezen deelnemers))
€ 148
€ 117
Vermogensbeheerkosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,39%
0,36%
Transactiekosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,02%
0,82%
De pensioenbeheerkosten bestaan uit de integrale kosten voor pensioenbeheer inclusief de in het depotverslag opgenomen administratiekostenvergoeding. In 2013 bedragen de totale pensioenuitvoeringskosten € 1.037 duizend (2012: € 820 duizend). Het aantal deelnemers (actieven, gepensioneerden en gewezen deelnemers) is in 2013 gestegen van 7.016 deelnemers tot 7.029 deelnemers. Het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden is in 2013 gedaald van 3.561 deelnemers tot 3.510 deelnemers. De pensioenbeheerkosten per deelnemer zijn in 2013 vooral gestegen door stijging van de bestuurskosten, administratiekostenvergoedingen en door stijging van de kosten van de adviserend actuaris. De vermogensbeheerkosten bedragen in 2013 € 847 duizend (2012: 691 duizend). De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen en bedraagt 0,39% (2012: 0,36%). Bij de transactiekosten zijn de betaalde in- en uitstapvergoedingen van de beleggingsfondsen verantwoord. Transactiekosten van beleggingstitels binnen de beleggingsfondsen zijn niet meegenomen. Deze transactiekosten bedragen in 2013 € 36 duizend (2012: € 1.562 duizend. In 2013 bedraagt het gemiddeld belegd vermogen € 219,8 miljoen (2012: € 189,9 miljoen). De transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen en bedraagt 0,02% (2012: 0,82%). De hoge transactiekosten in 2012 komen door een mandaatwijziging waarin besloten is om per januari 2012 over te gaan naar nieuwe SAF fondsen.
7.11
Statutenwijzigingen
In 2013 is een wijziging doorgevoerd in de statuten ten aanzien van de benoemings- en voordrachtprocedure. Werkgevers- en werknemersorganisaties benoemen niet meer maar krijgen een voordragende bevoegdheid. Na voordracht van kandidaat-bestuursleden, beslist het bestuur over het wel of niet benoemen tot bestuurslid. Hierbij geldt uiteraard dat DNB uiteindelijk instemming moet verlenen alvorens kandidaten daadwerkelijk benoemd kunnen worden door het bestuur
43
8
Verwachte gang van zaken
Premievaststelling Eind 2013 zijn sociale partners overeengekomen dat de premie voor de komende drie jaar wordt vastgesteld op 25% van de pensioengrondslag. Uitgangspunt daarbij is dat de premiekorting uit de jaren 2012 en 2013 daarmee wordt gecompenseerd. Het bestuur heeft maatregelen genomen zodat de minimaal te innen kostendekkende premie daarmee voldoende gewaarborgd is. Nieuwe bedrijven betalen de kostendekkende premie die jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld. Toeslagverlening Aan de hand van de resultaten van de in 2013 uit te voeren Continuïteitsanalyse heeft het bestuur geconstateerd dat het verlenen van toeslagen de komende jaren heel lastig zal worden. Er worden echter nog geen wijzigingen aangebracht in het huidige toeslagbeleid en of de toeslagambitie. Hiervoor wordt eerst de nieuwe regelgeving afgewacht die ook van invloed zal zijn op de toeslagverlening en die eind 2014, begin 2015 verwacht wordt. Verbreding van het pensioenfonds Het jaar 2014 zal voor een groot deel in het teken staan van het verdere onderzoek naar de mogelijke verbreding van het pensioenfonds waarbij uitbreiding van de werkingssfeer een van de opties is. Ook de uitvoering van de regeling middels het garantiecontract wordt daarbij bekeken. Momenteel worden er samen met sociale partners verschillende scenario’s besproken. Naar verwachting zal het rond de zomer duidelijk zijn welke richting het fonds op zal gaan.
Den Haag, 16 juni 2014 De heer drs. A.N. Jager AAG, voorzitter De heer N. Altundal MIB, secretaris Mevrouw C.F.J. Bulten De heer C.I. van Gele De heer H. Roeten De heer J.A.M. Verkleij
44
Jaarrekening
45
9
Jaarrekening
9.1
Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming) Bedragen x € 1.000 31-12-2013
31-12-2012
€
€
286.867 22.273 2.327
284.178 24.895 888
311.467
309.961
17.205 287.347 4.577 2.338
20.032 285.500 4.076 353
311.467
309.961
ACTIVA Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3)
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Langlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva
(4) (5) (6) (7)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 52.
46
9.2
Staat van baten en lasten
2013 €
2012 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Baten uit herverzekering Overige baten
(8) (9) (10)
Totaal baten
14.818 6.500 618
15.065 8.239 438
21.936
23.742
5.632 1.037
5.271 820
Lasten Pensioenuitkeringen (11) Pensioenuitvoeringskosten (12) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (13) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
13.212 3.102 989
14.676 1.421 3.928
-5.585 -10.898 0
-5.425 15.673 1.963
391
-249
1.353
-574 2.564
31.413
-2.564 -717 18.597 206 8
-31.413 3.111 19.243 -14 105
Totaal lasten
24.763
28.536
Saldo van baten en lasten
-2.827
-4.794
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Kosten pensioenopbouw Saldo overdracht van derden Overige lasten
(14) (15) (16) (17) (18)
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 62. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Bestemmingsreserves
47
-2.951 124
-6.079 1.285
-2.827
-4.794
9.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 €
2012 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde bedragen overige pensioenactiviteiten
14.251 -5.632 -7.180
12.363 -5.271 -7.903
-12.812
-13.174
1.439
-812
0
2
0
2
Netto kasstroom
1.439
-810
Mutatie liquide middelen
1.439
-810
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Uitgaven Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten
48
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Den Haag. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150101. Het doel van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 16 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2
Grondslagen
9.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de
49
gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende- en langlopende schulden en minus de bestemmingsreserve te delen op de technische voorzieningen.
9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Een toelichting op de beleggingen wordt gegeven onder herverzekeringsdeel technische voorziening. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijk gesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen plus de reserve technische winstdeling. Bij de waardering van de vordering wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar middels een afslag voor kredietrisico. In de toelichting op de balans wordt, omdat sprake is van een verzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar wordt gemaakt. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Overige activa Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De reserve technische winstdeling wordt vastgesteld conform de herverzekeringsovereenkomst met Aegon en is 75% van het opgerente cumulatieve technische resultaat. De huidige winstdelingsperiode is gestart op 1 januari 2012 en loopt tot 1 januari 2017. Bij beëindiging van de winstdelingsperiode wordt het aandeel van het fonds in het gecumuleerde technische resultaat door de herverzekeraar beschikbaar gesteld. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2: 390BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Bestemmingsreserve wordt niet meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
50
(toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De rentevoet is de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december van het betreffende l jaar. Voor boekjaar 2013 is naast het 3-maandsgemiddelde, de Ultimate Forward Rate (UFR) in de RTS per 31 december 2013 verwerkt; De sterftekansen zijn ontleend aan de sterftetafel AG 2012-2062, waarbij zowel voor mannen als voor l vrouwen geldt: -voor het ouderdomspensioen geen leeftijdsaanpassing over de gehele duur; -voor het partnerpensioen (ook voor de medeverzekerde man of vrouw) geenleeftijdsaanpassing over de gehele duur. De opslag toekomstige sterfte (ervaringssterfte) is gebaseerd op het rapport Ervaringssterfte Towers l Watson 2010; Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie l jaar ouder is dan de verzekerde vrouw; De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 2% van de netto premiereserve. De l premiereserve van prepensioen wordt verhoogd met 0,5% van de premiereserve; De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is l bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering; De voorziening uitlooprisico is gelijk aan 1,00321 x {1,01407 x BP (j-1) + BP(j)}, waarin BP gelijk is aan de in l de premies begrepen opslag voor meeverzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Overige technische voorzieningen De overige technische voorzieningen bestaan uit een voorziening voor garantiekosten en een een aanvullende kostenvoorziening ter dekking van toekomstige uitvoeringskosten van het pensioenfonds. De garantiekostenvoorziening wordt aangehouden omdat het pensioenfonds een opslag voor garantiekosten is verschuldigd aan Aegon gedurende de herverzekeringscontract periode die per 1 januari 2012 is ingegaan. Over het deel van de technische voorziening dat betrekking heeft op de aanspraken tot en met 31 december 2011 dienen de garantiekosten boven 50 basispunten, dit betreft 19 basispunten, door het fonds aan Aegon te worden betaald.
9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
9.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
51
9.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA 1. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 31-12-2013
31-12-2012
€
€
285.458
282.893
1.409
1.285
286.867
284.178
276.573 8.885
273.221 9.672
285.458
282.893
Garantiecontracten Garantiecontracten Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Garantiecontracten Garantiecontracten met beleggingsdepot Garantiecontracten zonder beleggingsdepot
Regeling ouderdoms- en nabestaandenpensioen 2013
2012
€
€
251.095 13.212 2.802 878 -4.097 -10.497 0 478 1.143
219.453 14.676 1.117 3.464 -3.199 13.335 1.897 -243 595
255.014
251.095
22.126 288 79 -1.242 -143 0 -87 538
21.987 237 326 -2.006 1.616 -14 -6 -14
21.559
22.126
Pensioenregeling Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
Pré-pensioenregeling Stand per begin boekjaar Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
52
2013
2012
€
€
Garantiecontracten zonder beleggingsdepot Stand per begin boekjaar Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
9.672 12 32 -246 -258 0 0 -327
10.041 66 138 -220 721 80 0 -1.154
8.885
9.672
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Beleggingsresultaten komen, indien positief, ten gunste van het pensioenfonds. Indien de beleggingsresultaten negatief zijn, wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positieve resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Deze toelichting geeft enkel een nadere onderbouwing van de in het gesepareerd beleggingsdepot aangehouden beleggingen en sluit derhalve niet aan op het totaal van het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
84.606 142.855 1.395
72.480 136.801 2.056
228.856
211.337
Beleggingen gesepareerd beleggingsdepot Aandelen Vastrentende waarden Beleggingsvordering
2013
2012
€
€
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
72.480 950 -20 11.196
0 65.211 -1.190 8.459
84.606
72.480
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon SAF Equity
84.606
72.480
2013
2012
€
€
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
53
136.801 16.877 -869 -9.954
171.616 126.016 -173.768 12.937
142.855
136.801
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon SAF Fixed Income LDO Aegon SAF Fixed Income
81.222 61.633
79.452 57.349
142.855
136.801
1.395
2.056
1.409
1.285
Beleggingsvorderingen Liquide middelen inzake beleggingen Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen Te vorderen technisch resultaat
Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds krijgt 75% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2012 tot en met 2016. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. De bovenstaande vordering op Aegon Levensverzekering N.V. is niet direct opeisbaar. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK) is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft, gezien de ongewijzigde ontwikkeling in de solvabiliteitrating van Aegon Levensverzekering N.V., besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten binnen de Aegon SAF Fixed Income LDO zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Bij onderstaande indeling geldt dat geen ‘doorkijk’ is gehanteerd naar de waarderingsmethode van de onderliggende beleggingen in de verschillende beleggingsfondsen. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
54
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 1.395
84.606 142.855 0
0 0 0
84.606 142.855 1.395
1.395
227.461
0
228.856
Waarderingsmodellen
Totaal
Per 31 december 2013 Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Direct marktnoteringen Per 31 december 2012 Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Afgeleide marktnoteringen
0 0 2.056
70.480 136.801 0
0 0 0
72.480 136.801 2.056
2.056
209.281
0
211.337
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds Spaarsaldo overgangsmaatregel VPL Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot Rekening courant AEGON Levensverzekering N.V. Overige vorderingen en overlopende activa
2.692 3 5.499 14.076 0 3
2.358 0 5.175 12.790 4.474 98
22.273
24.895
2.751 -59
2.510 -152
2.692
2.358
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Vordering op de werkgever(s) Te vorderen premies Voorzieningen dubieuze debiteuren
2013
2012
€
€
Verloop van de voorziening dubieuze debiteuren Stand per 1 januari 2013 Nagekomen baten/afgeschreven vorderingen en verplichtingen Vrijval ten gunste / dotatie ten laste van de rekening van baten en lasten
152 6
78 -25
-99
99
59
152
Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot Binnen het gesepareerde beleggingsdepot worden naast beleggingen voor de Voorziening voor Pensioenverplichtingen ook beleggingen voor Vrije middelen aangehouden. Op de passivazijde van het depot is een Vrije Reserve opgenomen die hier op de balans van het pensioenfonds wordt verantwoord. De vrije reserve is niet beklemd.
55
Spaarsaldo Overgangsmaatregel VPL Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de prepensioen-/VUT-regeling in de bedrijfstak gelden voorwaardelijke overgangsmaatregelen. Deze maatregelen zijn er op gericht om de vroegere prepensioen-/VUT-rechten te vertalen naar extra ouderdomspensioenrechten. Deze extra rechten kunnen tevens worden benut voor vervroeging van de pensioeningang. Deze overgangsmaatregelen worden door de respectievelijke werkgevers gefinancierd, waarbij de betreffende middelen geen onderdeel vormen van de portefeuille in het depot Basisregeling en Prepensioenregeling; deze middelen worden door de herverzekeraar aangehouden en zullen op het moment dat deze rechten worden omgezet in feitelijke pensioenrechten aan de betreffende depots worden overgedragen (ter financiering van de verschuldigde inkoopsom). Voor de overgangsmaatregelen worden voor elke afzonderlijke werkgever de jaarlijkse kosten becijferd. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
3. Overige activa Liquide middelen
2.327
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
56
888
PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
Bestemmingsreserves
Totaal
Stand per 1 januari 2012 Bestemming van saldo baten en lasten
24.826 -6.079
0 1.285
24.826 -4.794
Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten
18.747 -2.951
1.285 124
20.032 -2.827
Stand per 31 december 2013
15.796
1.409
17.205
2013
2012
€
€
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
18.747 -2.951
24.826 -6.079
15.796
18.747
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Bestemmingsreserves Reserve technische winstdeling
1.409
1.285
2013
2012
€
€
Reserve technische winstdeling Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
1.285 124
0 1.285
1.409
1.285
Dekkingsgraad en solvabiliteit
Conform de vereisten van de toezichthouder is het minimaal vereist eigen vermogen vastgesteld op 1%. Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. De solvabiliteit van het pensioenfonds is als volgt:
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2013
2012
€
€ 17.205 2.855 2.855
20.032 2.829 2.829
De werkelijke dekkingsgraad van 105,5% (2012: 106,6%) is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 101,0%. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan daarom worden gekarakteriseerd als toereikend. Gezien de financiële positie van het pensioenfonds is geen herstelplan van toepassing. De reserve technische winstdeling wordt aan het eind van de contractperiode afgerekend.
57
31-12-2013
31-12-2012
€
€
285.457 1.890
282.893 2.607
287.347
285.500
5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
2013
2012
€
€
282.893 13.212 3.102 989 -5.585 -10.898 0 391 1.353
251.480 14.676 1.421 3.928 -5.425 15.673 1.963 -249 -574
285.457
282.893
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. De pensioenopbouw is ten opzichte van 2012 gedaald doordat het opbouwpercentage is verlaagd vanaf 1 januari 2013. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de prijsindex. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in principe worden ingehaald. Toename van de pensioenvoorziening voor actieve en arbeidsongeschikte deelnemers in 2013 is € 968 duizend (2012: nihil). De toename voor gewezen en gepensioneerde deelnemers is € 2.134 duizend (2012: € 1.421 duizend). Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,35% (2012: 1,54%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uit te keren pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. De onttrekking voor pensioenuitkeringen bedraagt € 5.494 duizend (2012: € 5.348 duizend) en pensioenkosten bedraagt € 91 duizend (2012: € 77 duizend). Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder wijziging marktrente.
58
Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. De aanpassing van actuariële grondslagen in 2012 betreft de invoering van de AG-Prognosetafel 2012-2062. De ervaringssterfte (Towers Watson 2010) is ongewijzigd gebleven. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 31-12-2013
31-12-2012
€
€
Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen
-770 378 1.745 0
-1.243 24 0 645
1.353
-574
Onder mutaties is ook de pensioenopbouw uit hoofde van inkoop VPL rechten opgenomen van € 1.070 duizend. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 €
2012 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Excassovoorziening
147.520 75.992 56.685 5.260
2.341 1.169 3.519 -
146.542 73.410 57.791 5.150
2.385 1.176 3.455 -
Voorziening voor pensioenverplichtingen
285.457
7.029
282.893
7.016
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kent een voorwaardelijk toeslagbeleid voor alle deelnemers. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre er toeslagen kunnen worden verleend op ingegane, premievrije en opgebouwde pensioenrechten. Het pensioenfonds zal hierbij de consumentenprijsindex, de financiële positie van het fonds en de vrije reserve betrekken. De toeslag is afhankelijk van de reële dekkingsraad. Op basis van het door het pensioenfonds gehanteerde toeslagkader is er sprake van toeslagcategorie D1 uit de toeslagmatrix. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige technische voorzieningen Garantiekostenvoorziening Kostenvoorziening
59
1.390 500
2.107 500
1.890
2.607
2013
2012
€
€
Garantiekostenvoorziening Stand per begin boekjaar Dotatie Correcties in verband met verwacht overschot einde contractsperiode Garantiekosten 2012 oud geld tlv fonds
2.107 0 -254 -463
0 2.611 0 -504
1.390
2.107
Deze voorziening wordt aangehouden omdat het fonds een opslag voor garantiekosten is verschuldigd aan Aegon gedurende het herverzekeringscontract periode die per 1 januari 2012 is ingegaan. Kostenvoorziening Stand per begin boekjaar Mutatie
500 0
0 500
500
500
Op basis van een analyse van de omvang en samenstelling van de uitvoeringskosten en de beschikbare kostenopslag in de premie heeft het bestuur besloten om per 31 december 2012 een aanvullende kostenvoorziening te vormen ter dekking van de toekomstige uitvoeringskosten van het fonds. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
6. Langlopende schulden Spaarsaldo Overgangsmaatregel VPL
4.577
4.076
De toelichting op deze post is vermeld onder "vorderingen en overlopende activa". Aanvullend hierop kan het volgende worden vermeld: Als gevolg van de inkoop van pensioenrechten in het boekjaar wordt het Spaarsaldo Overgangsmaatregel VPL feitelijk aangewend. Naast de verlaging van het spaarsaldo door deze inkopen is het saldo aangevuld door dotaties van werkgevers. Het verschil tussen de "spaarsaldo overgangsmaatregel VPL" onder vorderingen en overlopende activa betreft de dotaties en inkopen vanaf 2012 die verantwoord zijn onder de liquide middelen. De werkgevers zijn slechts op het moment van inkoop van pensioenrechten verplicht om dotatiesaldo te voldoen. Als het saldo niet toereikend is, kunnen de rechten uit de overgangsregeling niet worden toegekend. 7. Overige schulden en overlopende passiva Rekening Courant Aegon Levensverzekering N.V. Nog te betalen advieskosten Nog te betalen actuariskosten Nog te betalen accountantskosten Nog te onttrekken remises Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
1.968 12 14 30 158 125 31
0 9 19 43 96 111 75
2.338
353
158
96
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nog te onttrekken remises Nog te onttrekken remises
60
9.4.4
Niet in de balans opgenomen regelingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met AEGON per 1 januari 2012. Het betreft een langlopende overeenkomst voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van twee maanden. De vergoeding voor 2013 van deze overeenkomst bedraagt € 532 duizend (2012: € 499 duizend). In de per 1 januari 2012 ingegane herverzekeringsovereenkomst is een zogenaamde Service Level Agreement opgenomen. Dit betreft bepalingen omtrent de door de herverzekeraar te verrichten werkzaamheden, alsmede de hieraan verbonden kostenvergoeding. De SLA heeft een looptijd gelijk aan de herverzekeringsovereenkomst en loopt van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016. De daadwerkelijke pensioenuitvoering en bestuursondersteuning heeft AEGON ondergebracht bij haar dochteronderneming TKP Pensioen BV te Groningen. Premievaststelling Eind 2013 zijn sociale partners overeengekomen dat de premie voor de komende drie jaar wordt vastgesteld op 25% van de pensioengrondslag. Uitgangspunt daarbij is dat de premiekorting uit de jaren 2012 en 2013 daarmee is gecompenseerd. Het bestuur heeft maatregelen genomen zodat de minimaal te innen kostendekkende premie daarmee voldoende gewaarborgd is. Nieuwe bedrijven betalen de kostendekkende premie die jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld.
9.4.5
Verbonden partijen
Transacties met (voormalige) bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de uitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de aangesloten werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomsten zijn: l de werkgevers zijn verplicht al hun werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is, aan te melden als deelnemer; l de werkgevers verplichten zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te vertrekken; l het pensioenfonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/of het pensioenreglement; l ter dekking van de financiële gevolgen van de door het pensioenfonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplichten de werkgevers zich maandelijks premies aan het pensioenfonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomsten hebben een looptijd van 5 of 10 jaar. De overeenkomsten kunnen door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd. Het bestuur voert geen actief opzeggingsbeleid.
61
9.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
8. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2013
2012
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie voorgaand jaar Bijdrage voor de basisregeling Bijdrage voor de Overgangsmaatregel VPL
39 14.341 438
0 12.948 2.117
14.818
15.065
15.544 14.341
15.730 12.948
Het premiepercentage is per 1 januari 2013 gedaald van 25,0% naar 24,0%. De kostendekkende en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie lopend boekjaar (exclusief bijdrage Overgangsmaatregel VPL)
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
14.220 142 1.182
14.650 157 923
Totaal kostendekkende premie
15.544
15.730
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie is het gevolg van de gehanteerde rekenrente. De feitelijke premie betreft de aan het boekjaar toe te rekenen bijdragen op basis van het vastgestelde doorsneepremiepercentage. De kostendekkende premie op basis van garantiecontract is gebaseerd op de rentetermijnstructuur (RTS) per 30 september 2012. Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of premieopslagen. In het boekjaar is een korting verstrekt van 2,8%. 9. Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkering overrente gesepareerd beleggingsdepot Uitkeringen uit technische winstdeling
5.758 618 124
5.145 1.809 1.285
6.500
8.239
Het pensioenfonds heeft, per 1 januari 2017 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van het tussentijdse aandeel in de cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Ouderdomspensioen Prepensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
62
3.578 1.239 781 38 122
2.625 1.910 530 38 42
5.758
5.145
2013
2012
€
€
10. Overige baten Interest baten Andere baten Vrijval excassokosten uitkeringen en uitgaande waardeoverdrachten Onttrekking voorziening voor oninbare premievorderingen
96 329 94 99
360 1 77 0
618
438
Het saldo van andere baten bestaat voor het grootste deel uit nagekomen correcties uit voorgaande jaren, inzake de herverzekeringsovereenkomst. 11. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie
3.578 1.239 705 38 72
2.625 1.910 605 38 93
5.632
5.271
108 26 533 36 28 201 31 28 0 8 38
50 8 436 61 28 130 31 27 0 5 44
1.037
820
12. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Kostenvergoeding 15-jaarsfinanciering
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 45.772 (2012: € 34.445). Deze kosten zijn onderdeel van de bestuurskosten. Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten
30 0 30
De andere controleopdrachten in 2012 betreft de transitiecontrole. Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel werkzaam bij TKP Pensioen BV en de herverzekeraar.
63
23 18 41
2013
2012
€
€
13. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
13.212 3.102 989 -5.585 -10.898 0 391 1.353
14.676 1.421 3.928 -5.425 15.673 1.963 -249 -574
2.564
31.413
14. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
-2.564
-31.413
Voor de specificatie van deze mutatie wordt verwezen naar de toelichting bij de mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. 15. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie garantiekostenvoorziening Mutatie kostenvoorziening
-717 0
2.611 500
-717
3.111
14.538 -317 3.461 229 -123 740 69
14.923 -273 2.090 2.419 -73 157 0
18.597
19.243
-832 -447 1.045 440
-82 -147 56 159
206
-14
16. Kosten pensioenopbouw Bruto premies Vrijgestelde bruto premies Koopsom indexatie Koopsom affinanciering Afkopen aan het pensioenfonds Garantiekosten Correctie eerdere jaren
17. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Baten vrijval pensioenverplichtingen Kosten inkoop pensioenverplichtingen Uitgaande waardeoverdrachten
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de uitdiensttredingsdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor inkoop van extra dienstjaren. Het relatief hoge resultaat op inkomende waardeoverdrachten in 2013 wordt veroorzaakt door de een aantal grote inkomende waardeoverdrachten. 18. Overige lasten Dotatie voorziening voor oninbare premievorderingen Overig
64
0 8
99 6
8
105
Den Haag, 16 juni 2014 De heer drs. A.N. Jager AAG, voorzitter De heer N. Altundal MIB, secretaris Mevrouw C.F.J. Bulten De heer C.I. van Gele De heer H. Roeten De heer J.A.M. Verkleij
65
OVERIGE GEGEVENS
66
10
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat als volgt te bestemmen. Bedragen x € 1.000
2013
2012
-2.951
-6.079
124
1.285
-2.827
-4.794
Bestemming saldo van baten en lasten
Wettelijke en statutaire reserves Mutatie algemene reserve Bestemmingsreserves Mutatie reserve technische winstdeling
Totale bestemming van het resultaat
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
67
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag is aan Ernst & Young Actuarissen B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk (minimaal) vereist vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van toereikende solvabiliteit.
68
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 129 (premiekorting) en artikel 137 (financiering voorwaardelijke toeslagverlening). De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 16 juni 2014
drs. C.D. Snoeks AAG verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
69
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW
70
vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Zwolle, 16 juni 2014
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. H. Elgersma RA
71
Bijlagen
72
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen* Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal:
Stand ultimo verslagjaar Bij
Af
2.385 3.455 1.176
157 215 114
201 151 121
2.341 3.519 1.169
871 0 283 22 7.016
96 0 16 2 486
98 0 18 5 473
869 0 281 19 7.029
73
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AG-Prognosetafels Prognosetafels gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank.
74
Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. GTAA Een beleggingsfonds met een zogeheten overlay structuur (er wordt met relatief weinig waarde een relatief hoge exposure aangegaan) die als doel heeft om het tactisch beleid van Aegon te koppelen aan de portefeuille van het pensioenfonds. Het fonds belegt in hoofdzaak in liquiditeiten en in derivaten. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. Markrente-correctiefactor De marktrentecorrectiefactor is een eenmalige correctiefactor die wordt vastgesteld om de 4%-premie aan te laten sluiten op de marktrente. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort.
75
Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Overgangsmaatregel VPL Hieronder wordt verstaan de door cao Partijen afgesproken regeling voor voorwaardelijk extra pensioen in het kader van de VPL-wetgeving, dat uiterlijk 31 december 2020 als pensioen in de zin van de Pensioenwet gefinancierd en ingekocht dient te worden. Tussen NRK-werkgeversvereniging Branche Pensioenregeling (NWBP) enerzijds en FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie anderzijds is deze VPL-regeling is overeengekomen als onderdeel van de pensioen- cao, waarbij het BPF KRI de VPLpremies beheert die de werkgever jaarlijks tot en met 2020 afdraagt. Overige beleggingen Overige beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Tactical Interest Overlay Een beleggingsfonds waarbij het beleggingsbeleid is gericht op waarde toevoeging door middel van het innemen van rentebeleid gerelateerde posities waaronder duration-, yieldcurve-, landen- en inflatieposities. Dit gebeurt door een zogeheten overlay structuur die tot doel heeft het koppelen van het tactisch rente gerelateerd beleid van Aegon aan de vastrentende portefeuille. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
76
Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
77
Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Kunststof- en Rubberindustrie Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
050 522 50 60 050 313 82 01 www.bpfkunststof-rubber.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
78
79
80