2010
J A A R V E R S L A G
voorwoord Er is hard gewerkt en veel veranderd in 2010. In de zomer van 2010 ging Piet De Roeck, algemeen directeur van Het GielsBos, op pensioen, en namen we afscheid van Ilse Van Grimbergen, teamleider van het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen in het Gouverneur Kinsbergencentrum. Pol Vanden Weygaert nam de fakkel over van Piet en werd de nieuwe algemeen directeur van Het GielsBos. Het vertrek van Ilse gaf aanleiding tot een interne herstructurering in Wilrijk: een dwarsverbinding tussen de diagnostische teams en verzelfstandiging van het tewerkstellingsteam. U leest er meer over verder in dit jaarverslag. Er werd doorgegaan op het élan van de nieuwe huisstijl met als resultaat een lading prachtige foto‟s gerealiseerd door Koen Broos en een nieuwe website die u kan bekijken op www.vzwkinsbergen.be . Nieuwe folders voor het COS, OC, GA Antwerpen en Modem en nog veel ander materiaal zal u ontdekken in 2011. We hebben ook verder geïnvesteerd in een sterke provinciale verankering en Vlaamse vertegenwoordiging. Daarom namen we in 2010 deel aan de stuurgroep ROG (Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg) en onderliggende werkgroepen, maar ook Vlaamse fora zoals PPG (Pluralistisch Platform Gehandicaptenzorg) en het Verwijzersplatform. We participeren aan dit overleg vanuit de invalshoek zorg en vanuit onze erkenning als multidisciplinair team (MDT), want we vinden het belangrijk om onze stem te laten horen. Op die manier zetten we onze organisatie sterker op de kaart en leveren we een bijdrage tot de provinciale en Vlaamse invulling van het gehandicaptenbeleid. 2010 was een jaar van beweging. Gelukkig konden we hierbij rekenen op de inzet van onze medewerkers, stagiairs en vrijwilligers. Het doet heel veel deugd te merken hoe ze er allen dag na dag, week na week, maand na maand, driehonderdvijfenzestig dagen lang met toewijding hun schouders hebben onder gezet. Namens het bestuur wens ik hen allen te bedanken voor hun inzet, alsook de cliënten voor hun vertrouwen en de overheden en particulieren die door subsidies en giften onze werking mogelijk maken.
De voorzitter,
Marc Wellens Gedeputeerde Provincie Antwerpen
2
vzw Gouverneur Kinsbergen
Vzw Gouverneur Kinsbergen – Gehandicaptenzorg Provincie Antwerpen stelt zich tot doel bij te dragen tot het welzijn, de maatschappelijke integratie en de zorg voor personen met een handicap, voor personen met een functiebeperking en voor minderjarigen van wie de gelijke ontwikkelingskansen in het gedrang zijn of dreigen te komen door een problematische leef- en opvoedingssituatie.
WERKING
Het GielsBos is een woongemeenschap voor personen met een verstandelijke handicap die een intensieve ondersteuning bij alle facetten van het leven nodig hebben. Op 31 december 2010 woonden er een totaal van 285 personen: 241 volwassen mannen en vrouwen en 44 min-21-jarigen; 252 bewoners verbleven in woningen op het terrein van Het GielsBos in Gierle en 33 wonen in 5 geïntegreerde woningen in Beerse. In 2010 kende Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) aan Het GielsBos 100 logeerdagen toe. Halverwege het jaar bleek dit aantal toegewezen logeerdagen onvoldoende om aan de vragen voor opvang tijdens vakanties en weekends tegemoet te komen. Op vraag werd door een andere voorziening 20 extra logeerdagen overgedragen, zodat het totaal voor Het GielsBos op 120 dagen kwam. Daarvan werden 118 dagen benut door 10 personen met een verstandelijke handicap, waarvan 9 kinderen en 1 volwassene. 1 cliënt verbleef 7 dagen in Het GielsBos ten laste van zijn Persoonlijk Assistentiebudget. Ook personen met een verstandelijke handicap die thuis wonen of gebruik maken van de diensten van een andere zorgaanbieder kunnen ondersteuning krijgen van Het GielsBos via de „EXTERNE DIENSTVERLENING‟. Zo kunnen zij het advies inroepen van logopedisten, kinesitherapeuten en verpleegkundigen, gebruik maken van de gespecialiseerde tandarts of beroep doen op de infrastructuur van Het GielsBos (zwembad, snoezelruimte, trilvloer, sportinfrastructuur, ontmoetingscentrum, de boerderij …).
3
Het Gouverneur Kinsbergencentrum omvat diverse vormen van dienstverlening en projecten ten behoeve van mensen met beperkingen. In 2010 voerde het COS als team voor diagnostiek & advies voor kinderen met een (vermoeden van) ontwikkelingsstoornis 1.027 onderzoeken uit, waarvan 282 onderzoeken van prematuren in het kader van het follow-upprogramma. Het Oriëntatiecentrum zag 224 jongeren en volwassenen voor diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen. Door GA Antwerpen, het tewerkstellingsteam van het centrum, werden 312 gespecialiseerde arbeidsonderzoeken uitgevoerd, waarvan 126 individuele. Er vonden 109 basisscreeningen en 311 activeringsscreeningen plaats. Daarnaast kregen 85 mensen een loopbaanbegeleiding. Modem, centrum voor advies aan personen met beperkingen inzake communicatiehulpmiddelen en computeraanpassingen, deed 88 huisbezoeken en verstrekte 229 consultaties in de demoruimte. 978 cliënten werden van op afstand geholpen en er waren meer dan 2.500 deelnemers voor de vorming & bijscholing.
MEDEWERKERS
Op 31 december 2010 waren er 568 personeelsleden in dienst van de vzw.
Het GielsBos
Gouverneur Kinsbergencentrum
totaal vzw
Vaste
Tijdelijke
Vaste
Tijdelijke
medewerkers
medewerkers
medewerkers
medewerkers
2010
2010
2009
2009
437
78
433
91
52
1
51
2
489
79
4
484
93
OVERLEGORGANEN
De ondernemingsraad heeft bevoegdheden van sociale, financiële en economische aard. In dit kader bezorgt de werkgever de leden van de ondernemingsraad jaarlijks de economische en financiële informatie. Op sociaal vlak mag de ondernemingsraad advies uitbrengen, suggesties of bezwaren formuleren over maatregelen die de arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden en het rendement kunnen beïnvloeden. De ondernemingsraad heeft elk jaar weer een drukke agenda. Onderwerpen zoals de reorganisatie van de poetsdienst, het preventief alcohol- en drugsbeleid, de toepassing van de sociale wetgeving, de opvolging van de problemen van personeelsleden van Het GielsBos die werken op woningen waar de bewoners agressief gedrag vertonen en de evaluatie van medewerkers werden uitgebreid besproken. In 2010 kreeg de vzw 2,41 VTE (voltijds equivalent) bijkomend en definitief toegekend in het kader van Sociale Maribel 6. In overleg met de ondernemingsraad werden deze middelen toegewezen deels door aanwerving van 1,7 VTE in Het GielsBos en 0,71 VTE bij het Gouverneur Kinsbergencentrum. Verder kon ook in 2010 de vzw weer rekenen op eenmalige bijkomende Sociale Maribel middelen, waarmee gedurende 7,5 maand extra medewerkers aangeworven werden. In het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) overleggen werkgevers– en werknemersafgevaardigden samen om, in overeenstemming met de wetgeving, alle problemen te behandelen die verband houden met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Onder impuls van het CPBW werden nieuwe afspraken over het verwijderen en ophalen van restafval gemaakt. Zo werden er posters rond GFT, batterijen, licht,… uitgehangen. Ook startte Het GielsBos de sensibiliseringscampagne rond het thema “Respect voor materialen”. De opmerkingen uit deze campagne kunnen we onderbrengen in drie rubrieken zijnde: onderhoud van materialen, verspilling en orde. Ook hierover werden overal posters opgehangen. In 2010 boog het CBPW zich opnieuw over de verkeersveiligheid op het terrein van Het GielsBos. Doorgedreven snoeiwerk in de bochten verbeterde de zichtbaarheid aanzienlijk. Het rond punt ter hoogte van paviljoen Merel werd heringericht, wat ook de veiligheid van onze bewoners en personeel ten goede komt. Bovendien brachten we op het terrein extra verlichting en bijkomende verkeersborden aan. Het comité ontwikkelde een nieuwe brandprocedure. Deze nieuwe procedure werd aan de medewerkers van behandeling, logistiek, administratie en boerderij via een presentatie toegelicht. Daarnaast vonden tijdens de maanden mei en juni op alle woningen evacuatieoefeningen plaats, die nadien ook door de Private Dienst voor het Voorkomen en Bestrijden van Brand (PVVBB) werden doorgenomen. Alle opmerkingen voor aanpassingen werden aan de technische dienst doorgegeven. Eveneens werd een interventiedossier van de externe woningen in Beerse aan de bevoegde brandweerdienst overgemaakt. 5
In het kader van een preventief alcohol- en drugsbeleid werd een tijdelijke werkgroep opgericht. Deze werkgroep maakte een inventaris op van de huidige praktijken op de werkvloer en legde een tekst ter bespreking aan de ondernemingsraad voor. In het kader van het globaal preventieplan 2009 -2014 werd voor 2010 een aanvulling voorzien. Op voorstel van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en met goedkeuring van het comité werden de risicoanalyses voor 2009 in de inwerklijsten opgenomen. Tijdens de zomermaanden hebben alle teams en woningen de gevaarlijke producten die ze in gebruik hebben opgelijst. Deze nieuwe lijsten worden met de leverancierfiches verder vergeleken, om zo de nieuwe veiligheidsinformatie en –instructies te vervolledigen en ter beschikking van alle medewerkers te stellen. Het Gouverneur Kinsbergencentrum koos er in 2010 voor om te werken aan de thema‟s afval en ergonomie. Een actieplan werd op touw gezet met een nieuwe afsprakennota tot gevolg.
FINANCIËN
De totale exploitatiekosten van de vzw en haar voorzieningen bedragen 28.370.000 euro. Het GielsBos COS OC/GA Modem Projectontwikkeling Algemene diensten
25.193.000 euro 1.108.000 euro 1.100.000 euro 394.000 euro 280.000 euro 295.000 euro
De exploitatiekosten van de vzw en haar voorzieningen 4% 1%
1%
1%
4% Het GielsBos COS OC / GA MODEM Projectontwikkeling Algemene diensten 89%
6
Deze kosten worden gefinancierd door: het VAPH de VDAB de provincie Antwerpen de persoonlijke bijdrage van bewoners/cliënten andere ontvangsten
19.236.000 euro 554.000 euro 1.800.000 euro 2.655.000 euro 3.716.000 euro
Financiering van de vzw en haar voorzieningen 13% 10%
VAPH VDAB
6%
Provincie Antwerpen
persoonlijke bijdrage 2%
andere ontvangsten
69%
Het verdere overzicht van de financiële toestand over 2010 is beschikbaar in: -
de jaarrekening 2010 van de vzw en haar voorzieningen in de vorm zoals deze moet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België (incl. sociale balans) de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de Ondernemingsraad de begrotingsvergelijkingen per 31 december 2010 van de vzw en haar voorzieningen de begroting 2011 van de vzw en haar voorzieningen.
7
Gouverneur Kinsbergencentrum
HUMAN RESOURCES Met het project “mobilhome” wil het Gouverneur Kinsbergencentrum (GKC) individuele functie- en competentieprofielen opstellen als fundament van een breder personeelsbeleid. Dit project werd in 2010 gedragen door een projectgroep van het managementteam en medewerkers van de verschillende entiteiten. Er werd een 5-tal keer vergaderd en veel materiaal uitgewerkt: o
3 basiscompetenties op GKC-niveau (integriteit, cliëntgerichtheid en teamgeest), vertaald naar diverse gedragniveaus
o
competenties op teamniveau
o
takenlijstjes en opdrachten van de medewerkers
Met dit materiaal zullen in 2011 de individuele competentie- en functieprofielen uitgeschreven worden.
EXTERNE COMMUNICATIE In 2009 werd een nieuw logo ontwikkeld en een nieuwe huisstijl voor briefpapier, enveloppen, kaartjes. In 2010 werd binnen die nieuwe huisstijl een nieuwe website ontwikkeld en werd ook geïnvesteerd in nieuw fotomateriaal. Fotograaf Koen Broos maakte tal van foto‟s die de activiteiten en sfeer van de diverse teams in het Gouverneur Kinsbergencentrum illustreren. Met die foto‟s zullen in 2011 nieuwe communicatiedragers zoals folders gemaakt worden.
KWALITEIT Het COS is gebonden door het kwaliteitsdecreet voor de welzijnssector. Het diagnostisch team van het OC ontvangt geen middelen van de Vlaamse overheid en is dus niet gebonden aan het kwaliteitsdecreet, maar heeft wel een intern kwaliteitsbeleid. Beide teams zijn erkend als multidisciplinair team door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en zullen zich in die context confirmeren aan de kwaliteitseisen die aan MDT‟s worden opgelegd. In 2010 waren de MDT‟s hierover nog niet duidelijk geïnformeerd.
8
In 2010 werd zoals elk jaar in het OC en COS een permanente tevredenheidsmeting bij de cliënten georganiseerd. Ook door Modem werd bij elke vorming & bijscholing gepeild naar de tevredenheid van de deelnemers. De doelstelling van tevredenheidsonderzoek is zicht krijgen op de tevredenheid van de cliënt/deelnemer, zodat het team kan bijsturen op specifieke deelgebieden waar cliënten/deelnemers minder tevreden over blijken te zijn. Algemeen bleek een hoge mate van tevredenheid. Het GKC als geheel beschikt over het ESF-kwaliteitslabel na een positieve audit eind 2009. De werkpunten die daar werden aangehaald zullen in 2011 verder opgenomen worden. In 2010 werd door geen enkele overheid een kwaliteitsaudit uitgevoerd
9
Diagnostiek & advies
In de vorige jaarverslagen vond u een hoofdstuk over het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen en een hoofstuk over het Oriëntatiecentrum. Vanaf 2010 brengen we de werking van het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen en van het diagnostisch team van het Oriëntatiecentrum onder in hetzelfde hoofdstuk, met elk een afzonderlijk inhoudelijk luik en een gecombineerd verslag van de projectwerking, samenwerking en overleg. Het gaat immers om vergelijkbare activiteiten (diagnostiek & advies), zij het elk voor een andere doelgroep.
10
Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen
Het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (COS) in Wilrijk is één van de vier Centra voor Ontwikkelingsstoornissen in Vlaanderen. De hoofdopdracht van een COS is een zo vroegtijdig mogelijke detectie, diagnosestelling en oriëntering van kinderen met een (vermoeden van) ontwikkelingsstoornis. Om ze zo snel mogelijk op de meest gepaste manier te ondersteunen, dienen kinderen met een ontwikkelingsstoornis zo vroegtijdig mogelijk te worden opgespoord. Daartoe voeren artsen, psychologen, kinesisten, maatschappelijk werkers en logopedisten een diepgaand, gespecialiseerd, multidisciplinair onderzoek uit. Het onderzoek heeft als doel de mogelijkheden en beperkingen van het kind in kaart te brengen en indien nodig de juiste diagnose te stellen. Volgende aspecten komen daarbij aan bod:
evaluatie van de verdere ontwikkelingsmogelijkheden het al dan niet bevestigen van het vermoeden van een stoornis vaststelling van de graad en ernst van de beperkingen opsporing van de oorzaak van de stoornis het vinden en typeren van bijkomende problemen, maar ook van sterktes en ontwikkelingsmogelijkheden
Op basis van de onderzoeken geeft het COS advies met betrekking tot de best passende ondersteuningsvorm. Dit omvat:
oriëntatie naar het best aansluitende hulpaanbod op het vlak van begeleiding, behandeling en/of onderwijs beoordelen of het kind nood heeft aan therapie en/of een specifieke pedagogische aanpak advies over het gebruik van materiële of didactische hulpmiddelen.
Meer algemeen heeft het COS ook een wetenschappelijke opdracht. De systematische registratie en follow-up van hulpvragen resulteert immers in een veelheid aan gegevens. Deze gegevens zijn uiterst waardevol voor verder onderzoek naar de ontwikkelingsprognose van kinderen met ontwikkelingsstoornissen.
DOELGROEP
Het COS richt zich tot kinderen tussen 0 en 7 jaar (bij aanmelding) behorend tot één van de volgende doelgroepen:
11
prematuur geboren baby‟s (te vroeg) dysmatuur geboren baby‟s (te licht/te klein volgens de duur van de zwangerschap) voldragen baby‟s met ernstige perinatale problemen (problemen rondom de geboorte) kinderen bij wie uit de familiale voorgeschiedenis of uit klinisch onderzoek blijkt dat er een verhoogd risico bestaat op het ontwikkelen van een ernstige handicap kinderen bij wie een ontwikkelingsachterstand of -stoornis wordt vermoed of al werd vastgesteld kinderen bij wie de stoornis zo ernstig of complex is dat een grondig multidisciplinair onderzoek nodig is kinderen bij wie de aard van de stoornis aangepaste onderzoekstechnieken vereist.
WERKING
Wanneer ouders of verwijzers denken dat een diepgaand multidisciplinair onderzoek van een kind aangewezen is, kunnen zij telefonisch contact opnemen met de sociale dienst van het COS. De medewerkers beluisteren en verhelderen de hulpvraag en bepalen of het aangemelde kind binnen de doelgroep valt. Zodra een onderzoek ingepland kan worden, neemt het COS contact op met de ouders of verwijzers. De onderzoeksprocedure start op dat moment met een intakegesprek op basis waarvan het verdere onderzoekstraject wordt bepaald. Afhankelijk van de vraagstelling en van de beschikbare diagnostische gegevens, worden de niveaus op de verschillende ontwikkelingsdomeinen in kaart gebracht en/of gebeurt er specifiek onderzoek in functie van het gedrag. Het onderzoek wordt opgesplitst in een aantal deelonderzoeken vanuit verschillende disciplines (arts, psycholoog, kinesist, logopedist) en verspreid over verschillende onderzoeksdagen. Na de onderzoeken leggen de verschillende disciplines hun resultaten en bevindingen samen en bespreken die. Zo komen ze tot een uitgebreide diagnose (of de vaststelling dat er geen diagnose kan gesteld worden). In een eindgesprek met de ouders lichten de arts en de psycholoog de resultaten toe en geven ze advies voor de verdere aanpak en begeleiding. Tenslotte krijgen de ouders en de betrokken professionele hulpverleners (mits toestemming van de ouders) een schriftelijk verslag met het resultaat van het onderzoek en de inhoud van ons advies. Indien zinvol en gewenst door de ouders maakt het COS ook een aanvraagdossier op (multidiscplinair verslag – MDV) voor ondersteuning van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Die ondersteuning kan individuele materiële bijstand zijn (hulpmiddelen), een persoonlijk assistentiebudget (PAB) of gespecialiseerde zorg in natura (bvb. thuisbegeleiding).
12
Het COS-team voert ook onderzoeken uit in het kader van het follow-upprogramma van het UZA voor pre- en/of dysmatuur geboren baby‟s en risicobaby‟s. Dit follow-upprogramma richt zich specifiek tot kinderen geboren met een geboortegewicht van minder dan 1.500 gram en/of geboren na een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken of die ernstige problemen rondom de geboorte hebben ervaren. Deze kinderen worden op vaste leeftijden uitgenodigd voor onderzoek (op 3 en 12 maanden gecorrigeerde leeftijd en eventueel tussentijds op 7 maanden) bij een kinderarts (neonatoloog), een kinesist en een psycholoog. Op basis van de onderzoeksgegevens geeft het follow-up team gericht advies. In 2010 bedroeg de bijdrage van de ouders voor de dienstverlening van het COS € 60. Het merendeel van de kosten wordt gedragen door het VAPH en Provincie Antwerpen.
TEAM
In 2010 maakten volgende medewerkers deel uit van het COS-team Antwerpen: Functie
Naam
algemeen directeur Gouverneur Kinsbergencentrum
Lieve Heene
teamleider
Ilse Van Grimbergen Kathrine Goffart vanaf 01/10/2010
kwaliteitscoördinator
Ilse Van Grimbergen Kathrine Goffart vanaf 01/10/2010
artsen - kinderarts
dr. Christel De Borger dr. Inge Schramme dr. Viki Vanderstraeten dr. Annick Laridon
- neonatologe
dr. Sabrina Laroche
psychologen
Nele Coertjens Nienke Deblonde Ann Eyskens Kristel Liesens Hannelore Maddens Inge Imler (tot 01/09/2010)
kinesitherapeuten
Caroline De Gand 13
Inge Laurent Hilde Van Impe Saskia Hermans (tijdelijke vervanging van Inge Laurent) logopedisten
Miek Claes Stephanie Gillebert Lien Martens
sociaal verpleegkundige
Annemie Michielsen
maatschappelijk werkster
Dulcineia (Meneia) Steel Lebre
administratief medewerkster
Nancy Celis, Tinne Krijnen
onthaalmedewerksters
Annika De Bruyn, Cindy Van Dyck
CIJFERS
ONDERZOEKEN In 2010 vonden 949 multidisciplinaire onderzoeken plaats in het COS. Dit betekent dat het centrum 94% van het door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap opgelegde programmatiecijfer van 1008 onderzoeken heeft gerealiseerd. Dit is een stijging van een kleine 2% in vergelijking met 2009. De multidisciplinaire onderzoeken worden opgesplitst in enerzijds de onderzoeken die het COS in het kader van het follow-upprogramma (pre- en/of dysmatuur geboren baby‟s en risicobaby‟s) uitvoert en anderzijds onderzoeken van kinderen met (het vermoeden van) ontwikkelingsproblemen. Het onderzoek in het kader van het follow-upprogramma voor pre- en/of dysmatuur geboren baby‟s en risicobaby‟s vindt het eerste levensjaar plaats op de termleeftijd van 3 maanden, 12 maanden en eventueel 7 maanden. In 2010 voerde het COS 2 followuponderzoeken uit in het kader van de INOT-27 studie1 op de leeftijd van 24 maanden. Bij de overige ontwikkelingsonderzoeken gaat het deels om kinderen die via andere kanalen tot bij het COS komen (zie overzicht verwijzers), deels om kinderen die uit het follow-upprogramma komen en waarbij er tijdens het ontwikkelingsonderzoek op 12 maanden opnieuw een heronderzoek gepland wordt. Afhankelijk van de problematiek vindt dit plaats op de leeftijd van 18 maanden, 24 maanden of op kleuterleeftijd.
1
(INOT-27: The Effects of Nitric Oxide for Inhalation on the Development of Chronic Lung Disease in Pre-term Infants) In dit onderzoek kijkt men naar de effectiviteit van inhalatie van een lage dosis stikstofmonoxide (NO) op de ontwikkeling van chronische longziekte (CLD) op lange termijn bij te vroeg geboren baby’s. Het onderzoek wordt uitgevoerd in meerdere ziekenhuizen binnen Europa. Inmiddels is de toedieningsfase afgesloten, de patiënten worden vervolgd in een follow-up traject.
14
2010 aard van het onderzoek
aantal
onderzoeken in het kader van follow-up (op 3, 7 of 12
2009 %
aantal
%
282
29,72%
265
28,40%
ontwikkelingsonderzoeken
667
70,28%
668
71,60%
totaal
949
100,00%
933
100,00%
maanden) + INOT 27
We constateren een status quo van het aantal multidisciplinaire onderzoeken in de groep van de ontwikkelingsonderzoeken (668 in 2009 t.o.v. 667 in 2010). In de groep kinderen van het follow-upprogramma realiseerden we meer onderzoeken (265 in 2009 t.o.v. 282 in 2010). Bij deze 949 multidisciplinaire onderzoeken waren verschillende teamleden betrokken, die elk vanuit hun discipline het kind onderzochten. In concreto blijkt dat de COSmedewerkers in 2010 in totaal ongeveer 4.919 deelonderzoeken uitvoerden. Onder het begrip deelonderzoek verstaan we:
een intake of huisbezoek een psychosociale en medisch-etiologische anamnese een medisch-klinisch en ontwikkelingsgericht neurologisch onderzoek een ontwikkelingsonderzoek (met intelligentiebepaling) een bijkomend psychopedagogisch onderzoek, bestaande uit aandacht- en concentratieonderzoek, onderzoek naar theory of mind en sociale cognitie of onderzoek naar schoolse vaardigheden een gerichte spelobservatie (ADOS) een motorisch onderzoek met onderzoek naar de grof- en fijnmotorische vaardigheden een psychomotorisch onderzoek een video-opname en analyse van de general movements een taal-communicatief onderzoek een pragmatiekonderzoek een voedingsobservatie een thuis-, kribbe- of klasobservatie een nabespreking van de onderzoeksresultaten met de ouders (en eventueel het kind) een nabespreking van de onderzoeksresultaten met de school, het CLB, eventueel GON, paramedici en andere betrokken instanties.
Naast deze hier beschreven deelonderzoeken hebben de teamleden nog heel wat andere taken:
het ontvangen van telefonische aanmeldingen het opvragen van gegevens bij externe diensten het multidisciplinair bespreken van de testresultaten de verslaggeving het plannen en organiseren van aanvullende medische onderzoeken het opmaken van een MDV voor het Vlaams Agentschap 15
het opstellen van een PAB- of IMB-dossier voor het Vlaams Agentschap het opmaken van attesten voor de inschrijving in het buitengewoon onderwijs. deelonderzoeken
aantal
percentage t.o.v. de
2009
totale populatie intake of huisbezoek
240
25,29%
29,15%
Anamneses
949
100,00%
100,00%
klinisch-neurologisch onderzoek
696
73,34%
74,06%
Ontwikkelingsonderzoek
518
54,58%
56,59%
taal-communicatief onderzoek
397
41,83%
43,09%
(psycho)motorisch onderzoek
654
68,91%
74,28%
opname en analyse van general
119
12,54%
11,47%
250
26,34%
23,90%
bijkomend psychopedagogisch onderzoek
66
6,95%
7,72%
kribbe-, klas- of thuisobservatie
79
8,32%
5,47%
2
0,21%
0,32%
949
100,00%
100,00%
movements gerichte spelobservatie
Voedingsobservatie nabespreking ouders/derden totaal
4.919
Zoals voorgaande jaren voerde het COS in 2010 gemiddeld ruim 6 deelonderzoeken per multidisciplinair onderzoek uit, met meestal minimum 4 en maximum 7 onderzoeken. Het aantal spelobservaties blijft stijgen. Dit is te verklaren door de toegenomen vraag naar onderzoek in het kader van gedragsproblemen. Het aantal observaties buitenshuis stijgt terug lichtjes. Omwille van de grote tijdsinvestering van dergelijke observaties, zetten we deze enkel in wanneer we inschatten dat het onderzoek in het COS niet volstaat. De daling in psychomotorisch onderzoek kan te verklaren zijn doordat het team kinesisten een deel van het jaar niet volledig was. Ook het aantal intakes daalde lichtjes. Sinds de start van het ReferentieCentrum Autisme (RCA) Antwerpen, gebeurt een deel van de bijkomende onderzoeken (o.a. spelobservatie en klasobservatie) in het kader van een vermoeden van een autismespectrumstoornis onder de noemer van het RCA. Deze deelonderzoeken zijn niet terug te vinden in deze tabel. De 949 onderzoeken staan voor 672 verschillende kinderen, waarvan 438 probleemkinderen die voor een ontwikkelingsonderzoek kwamen en 234 prematuren in het kader van het follow-upprogramma. Dit betekent dat het COS in 2010 in het totaal 28 kinderen meer wist te bereiken dan in 2009 zonder bijkomende uitbreiding.
16
Van die 672 kinderen kwamen er in 2010 364 (of 38%) voor een eerste maal op onderzoek in het COS. De overige kinderen waren in het verleden al eens in het COS onderzocht. Dit betekent een daling tegenover 2009 waar ruim 45% voor een eerste onderzoek in het COS werden aangemeld. In 2008 was dat 40%. Wat de heronderzoeken betreft, gaat het om kinderen die in het kader van het followupprogramma terugkwamen, of om andere kinderen die reeds eerder in het COS werden onderzocht. aard van het onderzoek
aantal
%
2009
nieuwe aanmeldingen
126
44,68%
49,81%
heronderzoek op 7 of 12 maanden
156
55,32%
50,19%
onderzoeken in het kader van follow-up (op 3, 7 of 12 maanden)
subtotaal
282
andere ontwikkelingsonderzoeken nieuwe aanmeldingen
238
35,68%
46,71%
heronderzoeken
429
64,32%
53,29%
subtotaal
667
totaal
949
In grote lijnen kent het COS drie instroommogelijkheden voor heronderzoeken: o
Soms doen de ouders of verwijzers na verloop van tijd opnieuw een beroep op het COS voor herevaluatie van een kind. Het COS-team bekijkt deze vragen tot heronderzoek met de ouders en de eventuele verwijzers om te bepalen welke rol het COS kan opnemen in het kader van diagnostiek en advisering.
o
Daarnaast is het COS vaak ook zelf de initiatiefnemer voor een heronderzoek. Door de verjonging van de populatie, is het soms nodig om de betreffende kinderen op een later tijdstip terug te zien voor een nieuw onderzoek. Het betreft hier heel jonge kinderen met ontwikkelingsproblemen waarbij de ouders nog niet kunnen terugvallen op de omkadering van een thuisbegeleidingsdienst, school en CLB, semi-internaat en/of therapeuten of waarbij het nog te vroeg is om definitieve uitspraken te doen en de ontwikkeling dient te worden opgevolgd.
o
Tenslotte worden in het COS ook steeds meer kinderen met een complexe gedragsproblematiek aangemeld die onmogelijk in één multidisciplinair onderzoek uit te zuiveren is. Het betreft dan in hoofdzaak gedragsdiagnoses (autismespectrumstoornis en ADHD). Bij deze kinderen zijn 2 multidisciplinaire onderzoeken nodig. Tijdens het eerste onderzoek vindt een algemeen ontwikkelingsonderzoek plaats om de verstandelijke, verbale en motorische vaardigheden in kaart te brengen, naast een uitgebreide anamnese en medisch-klinisch 17
onderzoek. Tijdens het tweede onderzoeksmoment gebeurt er een klasobservatie, een gestandaardiseerde spelobservatie, indien nodig aangevuld met het bepalen van de schoolse vaardigheden, neuropsychologisch onderzoek, …
CLIËNTEN De populatie kinderen die door het COS werd gezien in 2010 ziet er qua leeftijd als volgt uit: leeftijd
follow-up
probleemkinderen
totaal
0
153
1
154
16,22%
1
120
45
165
17,39%
2
9
102
111
11,70%
3
-
66
66
6,95%
4
-
98
98
10,33%
5
-
126
126
13,28%
6
-
96
96
10,11%
7
-
74
74
7,80%
8
-
22
22
2,32%
9
-
11
11
1,16%
10
-
14
14
1,47%
11
-
6
6
0,63%
12
-
5
5
0,53%
13
-
1
1
0,11%
282
667
949
100,00%
totaal
%
Zoals het ook in de vorige jaren het geval was, blijkt uit bovenstaande gegevens dat de groep van de jonge kinderen (0 tot 2 jaar) zeer sterk vertegenwoordigd is. We zien in 2010 dat 55,31% van de totale populatie uit baby‟s en peuters bestaat waarvan het overgrote deel nog niet gestart was in het kleuteronderwijs. Dit is een lichte stijging in vergelijking met 2009. De groep kleuters (3 tot 6 jaar) bedroeg 40,67% van de totale populatie. In de leeftijdsgroep tussen 7 en 12 jaar verrichte het COS 133 multidisciplinaire onderzoeken, of 14,02% van het totaal. Het aandeel 1-jarigen steeg ten opzichte van 2009 met 5%. Deze cijfers liggen in de lijn met de doelstelling van het COS Antwerpen om zich in hoofdzaak te richten naar heel jonge kinderen zodat een vroegtijdige en adequate ondersteuning kan gestart worden. 18
50% 40%
0-2 jaar
30%
3-6 jaar
20%
7-12 jaar
10% 0% 2008
2009
2010
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het aandeel baby‟s/peuters en kleuters in 2010 aanzienlijk hoger lag dan het aandeel lagere schoolkinderen. Het COS kiest er voor om de aanmeldingsleeftijd te beperken tot 7 jaar. Ontwikkelingsonderzoek bij +zesjarigen is tijdsintensief omwille van zeer complexe vragen en de beperkte capapaciteit, de beperkte middelen per onderzoek en de opdracht van het COS om preventief te werken, verplichten het COS deze grens te hanteren. Uitzonderingen op deze leeftijdsbegrenzing zijn heronderzoeken van kinderen die in het verleden al in het COS onderzocht werden. Toch is het COS Antwerpen overtuigd dat ook een aantal lagere schoolkinderen gebaat zouden zijn bij multidisciplinair onderzoek. De vaak schrijnende onzekerheid bij de kinderen en hun ouders en de weinige alternatieven die voor schoolkinderen voorhanden zijn, bevestigen dit. De verhouding jongens - meisjes bedroeg in 2010 voor de totale groep 65% - 35%. Bij de verhoudingen per leeftijdsgroep blijkt de verhouding jongens - meisjes in de groep pre- en/of dysmatuur geboren baby‟s meer in evenwicht: 55% jongens ten opzichte van 45% meisjes. In de groep kinderen met het vermoeden van ontwikkelingsproblemen is het verschil dan weer iets sterker: het COS zag in deze groep 69% jongens voor een globaal multidisciplinair onderzoek ten opzichte van 31% meisjes, wat overeenstemt met de in wetenschappelijk onderzoek en literatuur gekende spreiding van ontwikkelingsproblemen tussen jongens en meisjes. aard van het onderzoek
jongens
meisjes
totaal
onderzoeken in het kader van follow-up
155 (55%)
127 (45%)
282 (100%)
Ontwikkelingsonderzoeken
459 (69%)
208 (31%)
667 (100%)
totaal
614 (64,70%)
335 (35,30%)
949 (100%)
Ook in 2010 blijkt dat het overgrote deel van de onderzochte kinderen (88,09%) in de provincie Antwerpen woont. Slechts een kleine minderheid is afkomstig uit de aangrenzende provincies. Binnen de provincie Antwerpen komt ongeveer 59% uit arondissement Antwerpen, 20% uit arondissement Mechelen en 21% uit arondissement Turnhout. Het COS-team ervaart de vrij sterke provinciale afbakening als een positief gegeven. Het is immers onmogelijk om op de hoogte te blijven van alle nieuwe initiatieven in het 19
hulpverleningsaanbod in heel Vlaanderen. Bovendien blijven verplaatsingen in functie van huisbezoeken en klasobservaties op die manier haalbaar. regio
follow-up
gedrag/
totaal
populatie
ontwikkeling provincie Antwerpen
percentage t.o.v. totale
235
601
836
88,09%
provincie Oost-Vlaanderen
25
50
75
7,90%
provincie Vlaams-Brabant
12
12
24
2,53%
provincie Limburg
7
2
9
0,95%
Nederland
2
1
3
0,31%
Duitsland
-
1
1
0,11%
andere landen
1
-
1
0,11%
282
667
949
100,00%
totaal
AANMELDING Van de 364 kinderen die in 2010 voor een eerste evaluatie in het COS terechtkwamen, maakten er 126 deel uit van het follow-upprogramma. De overige 238 waren kinderen die voor een algemeen ontwikkelingsonderzoek en/of gedragsonderzoek kwamen. Bijna alle kinderen opgenomen in het follow-upprogramma werden rechtstreeks verwezen door de dienst neonatologie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA). Zes kinderen werden door hun arts-specialist doorverwezen. Wat de nieuwe ontwikkelingsonderzoeken betreft, waren de CLB‟s en scholen de belangrijkste aanmelders. Vervolgens komen de ouders vaak op eigen initiatief naar het COS. Dit echter vaak op aanraden van een andere instantie. Voorts zien we dat kinderartsen een zeker aandeel hebben in de doorverwijzingen. De rest van de doorverwijzingen is afkomstig van verschillende hulpverlenende instanties die een beroep doen op het COS voor aanvullend, voor meer gespecialiseerd en/of voor meer diepgaand onderzoek.
20
verwijzers
follow-up
gedrag/
totaal
%
ontwikkeling dienst neonatologie UZA
120
-
120
32,97%
CLB‟s, scholen
-
66
66
18,13%
eigen initiatief
-
58
58
15,93%
kinderartsen
4
27
31
8,52%
dienst kinderneurologie UZA
1
18
19
5,22%
vroegbegeleidingsdiensten
-
5
5
1,37%
consultatiedienst Kind en Gezin en CKG‟s
-
15
15
4,12%
huisartsen
-
4
4
1,10%
psychologen/orthopedagogen
-
6
6
1,65%
sociaal netwerk
-
7
7
1,92%
kinesitherapeuten
-
6
6
1,65%
andere diensten UZA
-
4
4
1,10%
andere artsen
1
8
9
2,47%
pleeggezinnendienst
-
1
1
0,28%
observatiecentra
-
1
1
0,28%
logopedisten
-
5
5
1,37%
revalidatiecentra
-
6
6
1,65%
bijzondere jeugdbijstand (CBJ, SD JRB)
-
1
1
0,28%
126
238
364
100,00%
totaal
Het uitgangspunt in het diagnostisch proces is de hulpvraag van de ouders. Vaak blijkt dat deze aanmeldingsvraag slechts betrekking heeft op een deelaspect van de ontwikkeling: „Mijn kind kan nog niet alleen zitten of stapt nog niet, mijn kind praat nog niet, mijn kind stoort de klas, …‟. Uit het multidisciplinair onderzoek blijkt vaak dat deze signalen te kaderen zijn in een ruimere ontwikkelingsproblematiek. Toch is het belangrijk om in een eindgesprek terug te grijpen naar de oorspronkelijke aanmeldingsvraag, waarna de problematiek in een ruimer kader kan worden geschetst. Uit analyses van de aanmeldingsvragen komt een grote verscheidenheid aan vragen tot uiting.
21
reden van aanmelding
aantal
%
vergelijking met 2009
gedragsproblemen
389
40,98%
41,59%
follow-up prematuren
274
28,87%
26,90%
globaal ontwikkelingsbilan
178
18,76%
18,54%
alg. ontwikkelingsvertraging en/of mentale handicap
46
4,85%
6,97%
spraak- en taalproblemen
31
3,27%
2,25%
motorische problemen
18
1,90%
1,50%
schoolse problemen en schooloriëntatie
8
0,84%
1,18%
administratieve vragen
4
0,42%
0,75%
contactproblemen
-
-
0,21%
voedingsproblemen
-
-
0,11%
second opinion
1
0,11%
-
949
100,00%
totaal
100,00%
Ongeveer 65% van de onderzoeken in het COS gebeurde in het kader van de vraag naar een globaal ontwikkelingsbilan (en/of ontwikkelingsvertraging) of in functie van vragen van kinderen met gedragsproblemen. We zien voor het eerst in 3 jaar een lichte daling in het aandeel van de groep kinderen met gedragsproblemen (40,98% in 2010, 41,59% in 2009 t.o.v. 38,37% in 2008 en 30,80% in 2007). Logischerwijs vertegenwoordigen de kinderen uit het follow-upprogramma eveneens een belangrijke groep.
DIAGNOSES Onderstaande tabellen geven een overzicht van de in 2010 vastgestelde stoornissen en van de meest gestelde diagnoses, zowel op vlak van de verstandelijke, motorische, mentale, verbale als gedragsmatige ontwikkeling. Het percentage is in vergelijking met het aantal onderzochte kinderen maar bij sommige categorieën is er een overlap. Een zekere voorzichtigheid bij de interpretatie van de percentages is noodzakelijk. Zo kan bij een kind bij een eerste onderzoek een vermoeden van diagnose en/of stoornis gesteld zijn, die bij een tweede onderzoek werd bevestigd. Pre- en perinatale aandoeningen stoornissen
aantal
%
P07.2: prematuriteit 28 – 37 weken
235
35%
P22.2: RDS
133
20%
P52.1-4: hersenbloeding graad I - IV
72
10,7%
O30.1: tweeling
56
8,3%
P29: PDA
52
7,7 %
22
O68: foetale distress
52
7,7 %
P05.1: dysmaturiteit
49
7,3%
P35-36: (congenitale) infecties
47
7%
P92: voedingsproblemen van de neonaat
46
6,8%
P27: BPD
39
5,8%
P07.1: prematuriteit < 28 weken
38
5,7%
O41.1: chorioamnionitis
33
5%
P91.10-12: peripartale asfyxie graad I - III
32
4,8%
O14: pre-eclampsie
32
4,8%
P05: intra-uteriene groeiretardatie
29
4,3%
medisch begeleide conceptie
18
2,7%
O26.9: HELPP (zwangerschapscomplicaties)
15
2,2%
P90: convulsies
14
2,1%
O30.2: drieling
12
1,8%
P25.1: pneumothorax
8
1,2 %
P91.2: leucomalacie
8
1,2%
P10-11: (intracraniële) bloeding
6
1%
P24: meconium aspiratie syndroom
4
0,6%
P28: apnoe/bradycardie syndroom
4
0,6%
P94.2: congenitale hypotonie di/hemiplegie
4
0,6%
P77-78: gastro-intestinale problemen
4
0,6%
O24: diabetes mellitus
4
0,6%
P14.0: erbse parese door geboorteletsel
1
0,2%
O15: eclampsie
1
0,2%
aantal
%
Congenitale aandoeningen stoornissen Q04.0: corpus callosum afwijkingen
1
Q05.1: spina bifida aperta
1
Q75.0: craniocynostose
1
Q76.3: scoliose tgv wervelmisvormingen
1
Q85.0: neurofibromatose – ziekte von Recklinghausen
1
Q85.1: tubereuze sclerose – ziekte van Bourneville
1
23
0,15% 0,15% 0,15% 0,15% 0,15% 0,15%
Q86.0: FAS
1
Q86: congenitale afwijking tgv exogene oorzaken
1
Q99.2: Fragile X
1
Q21.3: Tetralogie van Fallot
1
Q03: congenitale hydrocefalie
2
0,3%
Q87.0: multisysteemaantastingen nos/PierreRobin
2
0,3%
Q39: slokdarmatresie
2
0,3%
Q02: microcefalie
3
0,45%
Q87.9: syndromale aandoening nos
3
0,45%
Q25.0: PPDA
3
0,45%
Q20: congenitale afwijkingen van hartkamers en –verbindingen
4
0,6%
Q54: hypospadias
5
0,7%
Q90: syndroom van Down
6
0,89%
E16.1: hypoglycemie nos
6
0,89%
G91.1: obstructieve hydrocefalie
7
1,04%
Q21.1: ASD
7
1,04%
Q21.0: VSD: ventrikel septum defect
8
1,19%
Q99.9: chromosomale afwijking nos
9
1,34%
189
28,13%
E80.7: hyperbilirubinemie (geelzucht)
0,15% 0,15% 0,15% 0,15%
Aandoeningen van het zenuwstelsel stoornissen
aantal
%
G03: meningitis
1
0,15%
G71.2: neuromusculaire aandoening
1
0,15%
R90A: focaal beperkte IPE
5
0,74%
G91.1: obstructieve hydrocefalie
7
1,04%
R90: abnormale bevindingen bij diagnostische beeldvorming
8
1,19%
G40: epilepsie
13
1,93%
centraal motorische stoornis
27
4,02%
G80.0: congenitale spastische tetra/triplegie
3
G80.1: congenitale spastische diplegie
1
G80.2: congenitale spastische hemiplegie
8
G80.3: congenitale dystone diplegie
1
24
G80.4: congenitale ataxie tetra/hemiplegie
2
G80.8: congenitale gemende CP
5
G81.9: verworven spastische hemiplegie
2
G83.0: verworven spastische diplegie
4
G83.1: verworven spastische monoplegie
1
Overige medische aandoeningen stoornissen
aantal
percentage
M24.2: hyperlaxiteit
1
0,15%
D18: hemangioom
1
0,15%
N39: aandoeningen urinair systeem
1
0,15%
R63.3: eet- en drinkproblemen nos
3
0,45%
aantal
percentage
36
5,36%
Sensoriële aandoeningen stoornissen visuele stoornissen H50.9: strabisme, niet gespecificeerd
8
H47.9: centraal visuele inperking
3
H53.9: vermoeden van CVI
3
H53.9: visuele stoornissen, niet nader gespecificeerd
8
H35.1: retinopathie
13 1
H55: nystagmus/onregelmatige oogbewegingen auditieve stoornissen
11
H91.9: gehoorstoornis, niet gespecificeerd
10
H90.2: geleidingsdoofheid
1,64%
1
Cognitieve, (psycho)motorische, taal/spraak-, gedrags- en emotionele stoornissen en verstandelijke ontwikkeling stoornissen
aantal
autismespectrumstoornissen
522
F84.A: vermoeden van ASS
317
F84.0: autisme
197
F84.B: autistiforme kenmerken, niet passend binnen autisme taal- en communicatiestoornissen F47.8: verbale ontwikkelingsdyspraxie
34
F47.A: risico verbale ontwikkelingsdyspraxie
13
F80: fonetische/fonologische stoornis
14
F80.1: expressieve taalontwikkelingsstoornis
11
F80.9: vertraagde spraak- en taalontwikkeling
25
77,68%
8 311
F80.2: receptieve taalontwikkelingsstoornis
percentage
8 236
46,28%
F98.5: stotteren
1
R47.1: dysarthrie
4
verstandelijke ontwikkeling
284
F7.B: hoogbegaafdheid (IQ>130)
42,26%
3
F7.C: ontwikkelingsvertraging
80
F7.D: disharmonisch profiel
61
F79: zwakbegaafdheid
81
F70: lichte verstandelijke handicap
41
F71: matige verstandelijke handicap
16
F72: ernstige verstandelijke handicap
2
stoornissen in de motorische vaardigheden
249
R62: vertraagde motorische ontwikkeling
249
aandachts- en gedragsstoornissen
120
F90.A: vermoeden van ADHD
87
F90.0: ADHD – gecombineerd type
20
F98.8: ADHD – inattentieve type
1
F91.9: gedragsstoornis nos
1
F91.A: risico gedragsstoornis
11
psychomotorische stoornissen
102
F82.9: psychomotorische ontwikkelingsstoornis of vertraging nos
17,86%
15,18%
2
F82: DCD – ontwikkelingscoördinatiestoornis
81
F82: risico neuromotore/psychomotorische ontwikkelingsstoornis
19
leerstoornissen
34
F81.0+9: leesprobleem en -stoornis
12
F81.1+9: spellingprobleem en –stoornis
2
F81.2+9: rekenprobleem en -stoornis
6
F81.A: vermoeden van leerstoornis
37,05%
5,06%
13
F99: visuo-spatiële problemen
1
overige stoornissen
25
F32.A: vermoeden van depressieve stoornis F94.A: vermoeden van hechtingsstoornis
10
F95.A: vermoeden van ticstoornis
1
F95.2: Gilles De La Tourette
1
Z60.9: problemen in sociale context, niet gespecificeerd
2
Z63.9: problemen gerelateerd aan de gezinsomstandigheden, niet gespecificeerd
3,72%
1
10
Het aantal diagnoses van autismespectrumstoornissen is hoog. Het gaat hier echter ook over een groot aantal vermoedens van een ASS. De diagnose werd 197 keer gesteld (25,85%).
26
ADVIEZEN Net zoals voorbije jaren kwam ook in 2010 het hele gamma van mogelijke adviezen aan bod. Onderstaande tabellen geven een overzicht van het aantal keer dat het COS aan ouders een bepaalde hulpverleningsvorm adviseerde. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage kinderen waarbij het COS voorstelde om kinesitherapie/psychomotoriek of logopedie op te starten of de al gestarte therapie verder te zetten ongeveer 40% ( n =672) bedraagt. Dit cijfer kan iets lager liggen gezien een aantal kinderen 2 maal op onderzoek kwamen en misschien 2 maal dit advies kregen. paramedische begeleiding kinesitherapie
aantal followup-kinderen
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
39
95
134
20%
logopedie
1
73
74
11%
revalidatiecentrum
3
61
64
10%
43
229
272
40%
totaal
Het starten of voortzetten van al gestarte thuisbegeleiding was in 2010 een advies bij ongeveer 32% van de onderzochte kinderen. Zoals ook voorgaande jaren het geval was, blijkt uit onderstaande gegevens dat thuisbegeleiding voor kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) een vaste plaats heeft ingenomen in de adviesverlening door het COS-team. Ongeveer 20% van de kinderen met een diagnose ASS kreeg het advies thuisbegeleiding. Daarnaast wordt dit advies gegeven bij 9% van de kinderen met een verstandelijke of motorische beperking. Wanneer er naast een bijv. een mentale of motorische stoornis ook een diagnose autisme is gesteld is meestal de keuze voor een thuisbegeleidingsdienst beperkt tot een dienst erkend door de doelgroep autisme. Thuisbegeleidingsdiensten richten zich vaak op een bepaalde doelgroep waardoor het moeilijker is om jonge kinderen waar de problemen niet duidelijk zijn, gericht door te verwijzen. thuisbegeleiding autismespectrumstoornis
aantal followup-kinderen
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
1
136
137
20%
10
32
42
6%
motorisch
8
14
22
3%
auditief
1
3
4
0,6%
visueel
3
6
9
1,3%
gedragsproblemen
-
1
1
0,1%
TB bijzondere jeugdzorg
-
1
1
0,1%
23
193
216
mentaal
totaal
27
32%
Het aandeel kinderen doorgestuurd voor psychologische of psychiatrische begeleiding is 14% , waarbij het bij 10% om een doorverwijzing ging naar een privépraktijk van een kinderpsychiater of psycholoog. begeleiding
aantal followup-kinderen
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
CGG
3
6
9
1,3%
kinderpsychiatrische dienst
-
6
6
0,9%
ander begeleidingscentrum
2
12
14
2%
privé-therapeuten
10%
2
64
66
(kinder)psychiater
2
13
15
psychologen
-
51
51
7
88
95
totaal
14%
Bij een aantal kinderen blijkt ambulante begeleiding ontoereikend en dient er gezocht te worden naar meer intensieve begeleiding. Het percentage kinderen waarvoor een (semi-) residentiële opvang nodig was, bleef ook in 2010 aan de lage kant. Dat komt o.a. door de erg jonge gemiddelde leeftijd, maar dit weerspiegelt ook de keuze van de huidige generatie ouders om te zoeken naar inclusieve ondersteuningsmogelijkheden. (semi-)residentiële opvang
aantal followup-kinderen
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
CKG
3
30
33
5%
(gespecialiseerd) kinderdagverblijf
1
12
13
2%
MPI voor nietschoolgaanden
-
9
9
1,3%
MPI semi-internaat
-
5
5
0,7%
MPI internaat
-
2
2
0,3%
ander internaat
-
1
1
0,1%
kortverblijf
-
-
-
-
totaal
4
59
63
9%
In 2010 gaf het COS aan ongeveer 49% van de kinderen een schooladvies waarvan aan 23% van de kinderen een vorm van buitengewoon onderwijs en aan 19% GON-begeleiding in het gewoon onderwijs geadviseerd werd.
28
onderwijs
aantal followup-kinderen
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
GON-begeleiding
1
125
126
19%
gewoon onderwijs
1
46
47
7%
BKO type 2
2
32
34
5,1%
BLO type 8
-
30
30
4,46%
BLO type 1
-
25
25
3,7%
BLO type 7
-
21
21
3,1%
BKO type 4
-
10
10
1,5%
BKO type 7
-
10
10
1,5%
BLO type 4
-
7
7
1,04%
klasje overzitten
-
5
5
0,7%
taakleerkracht
-
5
5
0,7%
BLO type 2
-
4
4
0,6%
BLO type 3
-
1
1
0,14%
BLO type 6
-
1
1
0,14%
BuSO type 7
-
1
1
0,14%
BKO type 3
-
-
-
-
BuSO type 4
-
-
-
-
totaal
4
323
327
49%
In 2010 werd aan ongeveer 18% van de onderzochte kinderen een advies tot verdere medische opvolging (13%) of medicatie gegeven (5%). Wat het advies tot medicatie betreft, gaat het voornamelijk om aandachtsondersteunende medicatie. Gezien de beperkte nazorgopdracht van het COS moet het team voor de opvolging hiervan naar de behandelende huis-/kinderarts doorverwijzen. medische adviezen
aantal followup-kinderen
aanvullend medischklinisch onderzoek
6
14
20
3%
aanvullend medischtechnisch onderzoek
10
44
54
8%
advies tot medicatie
1
34
35
5%
opvolging door kinderarts
3
11
14
2%
20
103
123
18%
totaal
aantal gedrag/ontwikkeling
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
In 2010 kreeg 15% van de kinderen een advies voor aanschaf van hulpmiddelen (2,5%) of een doorverwijzing naar een referentiecentrum voor verdere ondersteuning (12,6%). 29
ondersteunende adviezen
aantal followup-kinderen
aantal probleemkinderen
totaal
percentage t.o.v. de totale populatie
communicatiehulpmiddelen
-
6
6
0,9%
orthopedische hulpmiddelen
2
9
11
1,6%
CP-referentiecentrum
4
11
15
2,2%
Referentiecentrum Autisme
-
70
70
10,4%
totaal
6
96
102
15%
MDT-WERKING Naast de rol als ambulant diagnostisch centrum is het COS ook erkend als multidisciplinair team (MDT) door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). In 2010 diende het COS 126 multidisciplinaire verslagen (MDV) in bij het VAPH. Dit zijn er 28 minder dan in 2009. Bij enkele dossiers werden twee zorgvragen aangevraagd, wat het totaal aantal aanvragen op 128 brengt. Het grootste deel van de MDV‟s betreft vragen naar thuisbegeleiding (93%) gevolgd door aanvragen voor verblijf in een (semi)-internaat (24%). aanvraag
aantal
aantal goedgekeurd
aantal afgekeurd
nog geen beslissing
thuisbegeleiding
93
86
-
7
semi-internaat
23
21
1
1
Internaat
8
6
1
1
Kortverblijf
2
2
-
-
Pleegzorg
2
1
-
1
128
116
2
10
totaal
Het COS Antwerpen is ten slotte ook bevoegd voor het opmaken van dossiers in het kader van het Persoonlijk Assistentie Budget (PAB) en dossiers in het kader van de Individuele Materiële Bijstand (IMB). Samen 16 dossiers. Vanaf 2011 zullen de IMB aanvragen gebeuren door het OC dat hiervoor meer expertise in huis heeft. aanvraag
aantal
aantal goedgekeurd
aantal afgekeurd
nog geen beslissing
PAB
3
1
-
2
IMB
13
11
-
2
totaal
16
12
-
4
30
Oriëntatiecentrum
In de voorgaande jaarverslagen vond u in het hoofdstuk “Oriëntatiecentrum” alle informatie betreffende de werking van het diagnostisch team voor jongeren en volwassenen en het tewerkstellingsteam (erkenning als Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst – GA). In 2010 hebben we de structuur van het Gouverneur Kinsbergencentrum hertekend: o
het COS en het diagnostisch team van het Oriëntatiecentrum kregen dezelfde teamleider, Kathrine Goffart
o
het diagnostisch team van het Oriëntatiecentrum behoudt de naam “Oriëntatiecentrum”
o
het tewerkstellingsteam van het Oriëntatiecentrum heeft een nieuwe teamleider gekregen, Lenie Vanooteghem, en gebruikt in de externe communicatie de naam “GA Antwerpen”
Met deze herstructurering willen we de kwaliteit van onze dienstverlening verhogen. De dwarsverbinding tussen beide diagnostische teams geeft schaalvoordelen en maakt het gemakkelijker om op vlak van visie, methodieken en kwaliteit meer en beter samen te werken. De verzelfstandiging van het tewerkstellingsteam binnen het Gouverneur Kinsbergencentrum stimuleert een eigen dynamiek en laat toe om procedures en werking verder te optimaliseren in functie van de cliënt en de subsidiegever. Uiteraard blijven het OC en GA samenwerken voor cliënten die vragen hebben op de levensdomeinen zorg & werk. In dit jaarverslag vindt u dus onder de titel “Oriëntatiecentrum” enkel nog de informatie betreffende het diagnostisch team voor jongeren en volwassenen (OC). De informatie over het tewerkstellingsteam vindt u verder onder de titel “GA Antwerpen”. Het OC streeft ernaar om personen met (het vermoeden van) een handicap te helpen om een optimale integratie in de maatschappij mogelijk te maken. We doen dit door de mogelijkheden en beperkingen te evalueren, een verklaring te zoeken voor de moeilijkheden en advies te verlenen op de verschillende levensdomeinen, op maat van de cliënt. Het OC biedt de cliënt een onafhankelijk, laagdrempelig en gespecialiseerd diagnostisch en adviesverlenend aanbod met een specialisatie op het vlak van differentiaaldiagnostiek (ontwikkelingsstoornissen, psychische stoornissen, …).
31
DOELGROEP
Het OC heeft een aanbod voor personen tussen de 12 en 65 jaar die:
bij zichzelf een ontwikkelingsstoornis vermoeden en dit willen laten onderzoeken een ontwikkelingsstoornis hebben en hun mogelijkheden en beperkingen in kaart willen brengen en hierover een professioneel advies wensen een aanvraag rond zorg, hulpmiddelen of persoonlijk assistentiebudget willen indienen bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
WERKING Het OC is een onafhankelijk, laagdrempelig en gespecialiseerd diagnostisch centrum met een specialisatie in differentiaaldiagnostiek. In 2010 kregen 224 personen een individueel onderzoek waarvan 51% van de cliënten een vraag hadden naar differentiaaldiagnostiek. Het Oriëntatiecentrum kan deze vragen beantwoorden door de steun van Provincie Antwerpen aan de vzw Gouverneur Kinsbergen. Maar gezien de grote nood aan diagnostiek voor jongeren en volwassenen zijn de wachtlijsten voor diagnostisch onderzoek lang. Ook voor methodiekontwikkeling is er weinig ruimte. Het OC is dan ook actief op zoek naar samenwerking met partners en naar nieuwe projectmogelijkheden om aan het hoge aantal reële noden tegemoet te komen. Het OC is vandaag reeds partner in het Referentiecentrum Autisme voor de provincie Antwerpen, samen met Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA) Een diagnostisch onderzoek bij het OC is steeds multidisciplinair en omvat o
een intakegesprek,
o
een psychologisch (neuropsychologisch onderzoek, intelligentiebepaling, sociaal emotioneel onderzoek, …),
o
een psychiatrisch (anamnese, medisch onderzoek, klinisch onderzoek),
o
een ergotherapeutisch (psychomotoriek, handvaardigheid, ..)
o
en indien nodig een logopedisch onderzoek.
De onderzoeksresultaten van de verschillende disciplines worden bij elkaar gelegd, vertaald naar een advies aan de cliënt op verschillende levensdomeinen (onderwijs, zorg,…) en met de cliënt besproken. Indien zinvol en gewenst door de cliënt wordt een aanvraag opgemaakt voor ondersteuning door het VAPH. Die ondersteuning kan individuele materiële bijstand zijn (hulpmiddelen),
32
een persoonlijk assistentiebudget (PAB) of zorg in natura. Het OC is daartoe erkend als multidisciplinair team (MDT).
TEAM
In 2010 kende het team van het Oriëntatiecentrum een aantal personeelswissels. Dr. Michiel Maes verliet ons team alsook Dr. Ine Jespers. Twee personen die een belangrijke meerwaarde betekenden voor het OC. Dr. Michiel Maes werd tijdelijk vervangen door Dr. Gert Van Goethem en later door Dr. P. Castelein. Dr. Ine Jespers werd vervangen door Dr. Ellen Verguts. In 2010 werkte ook tijdelijk Marlies Kersschots in het OC, logopediste om de afwezigheid van Marijke Peelmans te overbruggen en ook Citak Dilek (sociaal werker) als vrijwilligster en als stagiair. Het team werd versterkt met Roel D‟Hollander, psycholoog, om de MDT werking beter vorm te geven.
Functie
Naam
algemeen directeur Gouverneur Kinsbergencentrum
Lieve Heene
teamleider
Kathrine Goffart
artsen - neuroloog-revalidatiearts - psychiater - kinder- en jeugdpsychiater psychologen
Dr. Patrick Castelein Dr. Karin Heyde Dr. Ellen Verguts May Van Gool Joke Leenknecht Roel D‟Hollander
orthopedagoog
Katia Willems
ergotherapeut
Greet Du Bois
logopedist
Marijke Peelmans
maatschappelijk assistent
Veroniek Vandenrijdt
administratieve medewerkers
Nancy Celis, Tinne Krijnen
onthaalmedewerkers
Annika De Bruyn, Cindy Van Dyck
33
CIJFERS ONDERZOEKEN In 2010 behandelde het Oriëntatiecentrum in totaal 224 dossiers in het kader van individueel onderzoek. Dit zijn de onderzoeken waar de cliënt meer dan één individueel onderzoeksmoment heeft met meer dan één discipline. Dit omvat zowel onderzoeken in het kader van diagnostiek als aanvragen bij het VAPH waarvoor meerdere onderzoeksmomenten nodig zijn. Individuele onderzoeken worden steeds multidisciplinair besproken. We lichten de resultaten en het advies in een individueel gesprek aan de cliënt en eventueel rechtstreeks betrokkenen toe. We zien een daling in het aantal onderzoeken in vergelijking met 2009. Dit is te verklaren door een nieuwe registratie (vroeger gebeurde de registratie van de diagnostische onderzoeken en tewerkstellingsonderzoeken samen en volgens andere regels, vanaf 2010 wordt apart en anders geregistreerd), door een aantal personeelswissels en het feit dat we het in 2010 voor het grootste deel van het jaar zonder kinderpsychiater hebben moeten doen. aantal onderzoeken
2009
2010
volledige onderzoeken
280
162
onvolledige onderzoeken
153
62
totaal
433
224
Bij de meerderheid van onderzoeken zijn minimaal vier disciplines betrokken en vindt steeds een sociaal, een medisch ((jeugd-)psychiatrisch, klinisch neurologisch), een psychologisch en ergotherapeutisch onderzoek, een vraagverduidelijking en bevraging van de zelfredzaamheid plaats. Indien nodig wordt dit aangevuld met een logopedisch onderzoek. De inhoud van de onderzoeken wordt bepaald door de vraag van de personen.
CLIENTEN De populatie jongeren en volwassenen die door het OC werd gezien in 2010 ziet er qua leeftijd als volgt uit: leeftijdscategorie
aantal
%
12 - 18 jaar
40
18%
19 - 25 jaar
53
23%
26 - 35 jaar
43
19%
36 - 45 jaar
51
23%
+ 46 jaar
37
17%
34
In vergelijking met 2009 is er een daling van het aantal onderzoeken in de leeftijdscategorie 12 tot 18 jarigen (n=69 in 2009). Dit komt, zoals eerder vermeld, doordat er in het Oriëntatiecentrum in 2010 geen kinderpsychiater aanwezig was en geen diagnostische onderzoeken voor jongeren onder de 16 jaar werden opgestart. Ook het percentage voor de leeftijdscategorie +46 jaar is gedaald. Dit komt omdat de onderzoeken in functie van tewerkstelling niet meer zijn opgenomen en die groep bevat meer cliënten ouder dan 46 jaar.
Het aantal cliënten van buiten de provincie Antwerpen is lichtjes gedaald. Het is ook de keuze van het OC om zoveel mogelijk cliënten van buiten de provincie door te verwijzen naar andere diensten. regio
aantal
provincie Antwerpen
%
209
provincie Oost-Vlaanderen
2
provincie Vlaams-Brabant
10
93,3% 1% 4,3%
provincie Limburg
2
1%
provincie West-Vlaanderen
0
0%
andere
1
0,4%
Binnen de provincie Antwerpen zien we procentueel meer cliënten uit de regio Mechelen en Turnhout dan in 2009. 80% 70%
69,4%
60% 50% 40%
30% 15,8%
20% 10%
11,5%
3,3%
0% Antwerpen
Boom
Mechelen
Turnhout
35% van de cliënten verblijft nog in het ouderlijk gezin. Dit is ongeveer hetzelfde aandeel als vorig jaar. Daarnaast zijn 43% van de vragen afkomstig van alleenwonenden, samenwonenden of mensen met een eigen gezin. 7% is alleenwonend met begeleiding, 8% verblijft in een voorziening of een ziekenhuis.
35
Binnen de groep alleenwonende cliënten heeft 66 % een vraag naar diagnostiek, 6% heeft een vraag op vlak van wonen en 24% stelt een vraag in de categorie andere2. Bij personen met een eigen gezin heeft 88% een vraag naar diagnostiek en 9% andere vragen. Bij samenwonend is de verdeling ongeveer dezelfde: 85% vragen naar diagnostiek en 15% andere vragen. Bij de cliënten die verblijven in het ouderlijke gezin ligt de verhouding anders: o
47% heeft een vraag naar diagnostiek,
o
8,65% naar wonen,
o
8,65% naar tewerkstelling,
o
en 28% stelt een vraag in de categorie “andere”.
Van de personen die verblijven in een instelling heeft 38% een vraag naar ondersteuning op het vlak van wonen, 38% een vraag in de categorie “andere” en 12% een vraag naar diagnostiek. Bij personen die verblijven in een pleeggezin heeft 66% een vraag naar wonen en 33% een vraag naar tewerkstelling. 40% 35% 35% 30% 25% 20% 15%
15% 13%
13%
10%
8%
8%
5%
4%
3%
2%
2
samenwonend
pleeggezin
ouderlijk gezin (wel begeleiding)
ouderlijk gezin (geen begeleiding)
instelling/ziekenhui s
eigen gezin (wel begeleiding)
eigen gezin (geen begeleiding)
alleenwonend (wel begeleiding)
alleenwonend (geen begeleiding)
0%
Categorie “andere” bevat voornamelijk vragen naar ondersteuning bij inschrijving VAPH en bij de aanvraag van vergoedingen. 36
Het grootste deel van de cliënten van het OC volgde BuSO onderwijs. 18 % van de cliënten brak hun opleiding af alvorens een diploma middelbaar onderwijs te behalen. 16% volgde beroepsonderwijs. 9% heeft een diploma van het TSO. 8% volgde ASO onderwijs en 17% heeft een diploma hoger onderwijs. Personen die hun opleiding niet afmaakten richtten zich voornamelijk tot het OC met een vraag naar diagnostiek (75%). De personen die onderwijs volgden in het BLO en/of BuSO stelden o
voornamelijk een vraag over diagnostiek (32%)
o
wonen (26%)of
o
een vraag in de categorie “andere”.
Personen die BSO volgden, richtten zich voornamelijk tot het OC met o
een diagnostische vraag (47,5%)
o
met de vraag over uitklaring van de mogelijkheden naar tewerkstelling (20%)
o
of met een vraag van de categorie “andere”.
Van de personen met een diploma hoger onderwijs stelden meer dan 85% een vraag voor diagnostiek, en ongeveer 25% een vraag uit de categorie andere. Als we kijken naar de leeftijd dan zien we dat in de groep 12-18 jarigen die onderwijs volgen de meerderheid nog in opleiding is (90%). Bij de groep 18-25 jarigen is dit nog 69%. 25%
21%
20%
18%
16% 15% 8%
10%
11%
9%
7%
6% 1%
1%
GLO
BLO
5%
37
Opleiding niet afgemaakt
Niet bekend
UNI
HOBU
BuSO
BSO
TSO
ASO
0%
We zien dat 26,5% van de cliënten van het OC schoolgaand is. Ruim 18% is werkloos. 27,4 % is aan het werk, 20,2 % in het NEC als bediende of arbeider en 7,2 % in een Beschutte werkplaats. Bijna 10% ontvangt een ziekte-uitkering. In de groep inactieven heeft o
11% een vraag over tewerkstelling
o
47% een vraag over diagnostiek
o
11% een vraag op het vlak van wonen
o
en 31 % een andere vraag
Bij de groep arbeiders heeft 100% een vraag over diagnostiek. Bij de bedienden heeft 84% een vraag over diagnostiek en 16% een andere vraag.
30,0%
26,5%
25,0% 18,4%
20,0% 13,0%
15,0% 10,0%
7,2%
9,9%
7,2%
5,0%
16,6%
1,3% schoolgaand
andere
ziekte-uitkering
inactief (werkloos/werkzoekend)
in opleiding
beschutte werkplaats
bediende
arbeider
0,0%
De vraag naar differentiaaldiagnostiek is de belangrijkste reden waarom personen zich wenden tot het OC, gevolgd door de aanvragen naar ondersteuning door het VAPH, IMB en PAB (of andere instanties - categorie andere 25%). aanmeldingsvraag
aantal
%
15
7%
108
51%
evaluatie mogelijkheden
4
2%
schooloriëntatie
6
3%
wonen
26
12%
andere
54
25%
arbeidsoriëntatie + dagbesteding differentiaaldiagnostiek
38
VERWIJZERS Een groot deel van de aanmeldingen blijft op particuliere basis. Zoals vroegere jaren al werd aangegeven, komen veel mensen in het Oriëntatiecentrum terecht via mondelinge reclame. Het betreft vooral vragen naar diagnostiek. De problematiek is vaak zo complex dat de cliënt op niet zoveel diensten een beroep kan doen met de nodige expertise. Bovendien is het aanbod van het OC betaalbaar voor de meeste mensen. 21% wordt doorverwezen door artsen, en ongeveer 26% door andere voorzieningen en diensten zoals OCMW‟s en CLB‟s.
verwijzers
%
particulier
52%
screening (GA-werking)
0,5%
dienst
13%
GTB
1%
arts/paramedicus
21%
tehuis
9%
begeleid wonen
2%
dagcentrum
0,5%
VDAB
0,5%
beschermd wonen
0,5%
DIAGNOSES
Bij 24% van de onderzochte personen werd een autismespectumstoornis gediagnosticeerd, bij ongeveer 21% is AD(H)D vastgesteld, 19% had een verstandelijke beperking en bij 12,5% is een psychiatrische stoornis gediagnosticeerd. Meerdere diagnoses kunnen voorkomen bij één cliënt. Het percentage van diagnoses ASS en AD(H)D is hoog. Dit kadert binnen de bekendheid van het OC op vlak van differentiaaldiagnostiek bij adolescenten en volwassenen en de betrokkenheid van het OC bij het ReferentieCentrum Autisme.
39
diagnose
aantal
autismespectrumstoornis
%
64
28%
psychiatrische problematiek
29
12,5%
stemmingsstoornis
13
(waarvan 10 reeds gesteld)
persoonlijkheidsstoornis
2
psychotische stoornis
1
verslavingsproblematiek
1
gedragsstoornis
8
hechtingsstoornis
4
mentale handicap
44
zwakbegaafd
14
licht mentale handicap
13
matig mentale handicap
9
ernstig mentale handicap
7
diep mentale handicap
1
medisch-somatische problematiek
8
sensorische stoornis
4
andere
4
motorische problematiek
19%
3,5%
1%
parese
2
ADD
5
ADHD
44
leerstoornis
17
NLD
1
neurologische problematiek
7
epilepsie
3
andere
4
geen diagnose of diagnose uitgesteld
10
totaal
231
21%
7,7%
3%
4,3% 100%
In totaal onderzocht het OC in 2010 71 personen die rechtstreeks vroegen of er sprake zou kunnen zijn van een autismespectrumstoornis. In 2009 waren er dit 63. Bij 43 personen bevestigden we deze diagnose. Bij 20 personen in combinatie met een andere diagnose. Bij ongeveer 23% werd bijkomend de diagnose AD(H)D gesteld, bij 12% werd psychiatrische stoornis vastgesteld; bij 9% een verstandelijke handicap en bij 2% een leerstoornis). Bij de cliënten waar geen diagnose ASS werd gesteld, bleek er bij 16 personen sprake te zijn van AD(H)D en bij 8 personen van een psychiatrische aandoening. Bij 8 personen werd geen diagnose gesteld. Bij 21 personen stelden we de diagnose autisme zonder dat ze deze specifieke vraag stelden, 8 personen van deze groep stelden wel de vraag naar differentiaaldiagnostiek. Bij de overige groep was de initiële vraag een vraag over wonen of een vraag over de 40
mogelijkheden algemeen, een aanvraag over dagbesteding, een vraag naar schooloriëntatie,…. We zien een daling bij het aandeel diagnoses voor de leeftijdscategorie 12 -18 jarigen. Dit komt doordat we in 2010 geen kinder- en jeugdpsychiater in het team hadden en er dus geen onderzoeken werden opgestart bij jongeren t/m 16 jaar. Ook het aandeel personen ouder dan 46 jaar daalde. Dit komt doordat deze groep voornamelijk bij tewerkstelling zit, en deze – in tegenstelling tot eerder – niet meer worden opgenomen in de statistieken van het OC, maar apart beschreven wordt. Het aandeel van de categorie 26-45 groeide dan weer van 28% naar 47%. leeftijd diagnose autisme
%
12 - 18 jaar
18,75%
19 - 25 jaar
25%
26 - 45 jaar
47%
> 46 jaar
9,25%
Personen met autisme kunnen ondanks behoorlijke intellectuele vaardigheden in het dagelijkse leven toch opvallend onderpresteren. Het merendeel van de onderzochte personen met autisme functioneert op vlak van zelfredzaamheid op een lager niveau dan we op basis van hun verstandelijke mogelijkheden zouden verwachten. Onderstaande resultaten zijn gebaseerd op gegevens van 61 cliënten bij wie de diagnose gesteld werd in het OC of die reeds een diagnose hadden. o
64% van de normaal tot goed begaafden functioneren in het dagelijkse leven op een verstandelijk beperkter niveau. Een belangrijk deel hiervan functioneert op niveau van personen met een lichte mentale handicap.
o
In de groep zwakbegaafde personen functioneert ongeveer 58% op een lager niveau (33.3% functioneert op niveau licht mentale handicap, 25% op niveau matig mentale handicap).
o
In de groep personen met een lichte verstandelijke beperking functioneert 16,5% op niveau ernstig mentale handicap en 50% op niveau matig mentale handicap.
Van de personen die de diagnose autisme kregen en bij wie we over IQ-gegevens beschikten hadden 20 personen een bijkomende verstandelijke beperking (12 personen waren zwakbegaafd, 6 hadden een lichte verstandelijke beperking en 2 een matig verstandelijke handicap). Bij 22% van het totaal aantal personen dat door het OC onderzocht werd in 2010 waarvan het IQ gekend is (resultaten op WAIS of WISC), is sprake van een verstandelijke beperking. Het grootste deel van hen behoort tot de groep van personen met een lichte verstandelijke handicap. Anderzijds is binnen deze groep het aandeel personen met een beneden
41
gemiddelde begaafdheid het grootst. Bij 20% kan men spreken van een zwakke begaafdheid. I.Q.
aantal
20 – 34 (ernstig verstandelijk)
3 – 3%
35 – 49 (matig verstandelijk)
6 – 5%
50 – 70 (licht verstandelijk)
17 – 14%
71 – 85 (zwakbegaafdheid)
24 – 20%
86 – 100
29 – 25%
101 – 115
23 – 19%
> 115
17 – 14%
totaal
119
Bij de psychiatrische diagnoses blijven de stemmingsstoornissen de grootste groep uitmaken, gevolgd door de gedragsstoornissen. Bij deze groep had 19% een vraag over tewerkstelling, 57% een vraag over diagnostiek, 14% een vraag over wonen, 5% een vraag naar schooloriëntatie en 5% heeft een andere zorgvraag. Bij de groep met de diagnose stemmingsstoornis had 54% een vraag over diagnostiek, 23% een vraag over tewerkstelling, 15% een vraag over wonen en 8% een andere vraag. Bij de gedragsstoornissen heeft 62% een vraag naar diagnostiek, 13% een vraag naar wonen en 25% een andere vraag. We stellen vast dat 80% van de cliënten met een psychiatrische stoornis ook een andere diagnose heeft.
ADVIEZEN
We zien dat de meerderheid van de adviezen betrekking heeft op bijkomende individuele begeleiding of onderzoek (58%). 8% van de adviezen heeft betrekking op tewerkstelling of dagbesteding, 20% op ondersteuning op het vlak van wonen en 2% van de adviezen heeft betrekking op schooloriëntatie. Dit overzicht geeft duidelijk aan dat het OC advies geeft op verschillende levensdomeinen.
42
adviezen
aantal
advies
%
181
individuele begeleiding
90
hulpgroep
44
financiële ondersteuning
32
bijkomend onderzoek
11
coördinatiesessie
58%
4
tewerkstelling
56
NEC
2
VOP
22
trajectbegeleiding
1
opleiding
5
beschutte werkplaats
5
dagcentrum
13
arbeidszorg
1
vrijwilligerswerk
1
begeleid werk
1
loopbaanbegeleiding
3
BTOM
2
woonvorm
62
begeleid en zelfstandig wonen
32
beschermd wonen
7
tehuis werkenden
1
tehuis niet-werkenden
18%
20%
17
beschut wonen
1
geïntegreerd wonen
4
schooloriëntatie
13
4%
18% van de adviezen was gericht op tewerkstelling of dagbesteding. Bij 43% van het aantal adviezen op dit domein betrof het een advies voor tewerkstelling in het normaal economisch circuit (NEC) met of zonder een bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregel (VOP) van VDAB. 9% van de adviezen tewerkstelling was een advies voor tewerkstelling in een beschutte werkplaats. Bij 29% betrof het een advies naar een nietbetaalde dagbesteding. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verdeling over de verschillende problematieken. Zo had 24% die het advies VOP kreeg een verstandelijke handicap, 63% een ontwikkelingsstoornis en 13% een psychiatrisch stoornis, …. VOP
Beschutte Werkplaats
Dagcenctrum
verstandelijke handicap
24%
36,5%
33,5%
ontwikkelingsstoornis
63%
36,5%
33,5%
psychiatrische problematiek
13%
27%
4%
medische problematiek
0
0
29%
43
Ongeveer 20% van de adviezen betrof het domein wonen. Zoals vorig jaar situeert het grootse deel van de adviezen ( 46%) over wonen zich op het vlak van begeleid en zelfstandig wonen. Dit is te relateren aan het algemeen hoger niveau van cliënten die zich aanbieden. Toch kreeg 33% het advies tehuis niet werkende wat we kunnen verklaren door het aandeel vragen naar een VAPH ondersteuning op vlak van wonen. We adviseerden 3 jongeren BuSO, 6 gewoon onderwijs zonder GON begeleiding en 3 met GON-begeleiding. 1 jongere adviseerde we een MPI. Bij 58% van de adviezen gaven we een advies in de hulpverlening. Dit advies was heel verscheiden en afhankelijk van de problematiek. De grootste groep is de doorverwijzingen voor individuele begeleiding (in totaal 50% van het totaal aantal adviezen voor hulpverlening) waaronder psychotherapeutische begeleiding, psychiatrische dagbehandeling of hospitalisatie, begeleiding leerproblematiek, … Als we naar de beperkingen in de participatie kijken bij de totale populatie die het OC heft gezien, dan stellen we vast dat voor alle domeinen de beperking hoog is: o o o o
ongeveer 65% van de onderzochte personen heeft matig tot ernstige beperkingen op het domein sociale relaties, 63% op vlak van de organisatie van het huishouden, 67% op het domein arbeidsparticipatie ongeveer 50% van de onderzochte personen heeft matig tot ernstige beperkingen op het domein van gemeenschapsleven (54%), educatie (51%), persoonlijke ADL (50%), uitwisselen van informatie (49%) en economisch leven (47%).
De minste (matig tot ernstige) beperkingen vinden we op het vlak van mobiliteit (30%). Bij de personen die kwamen met een vraag naar diagnose en/zorg worden op alle domeinen minstens bij 30% van de onderzochte personen matig tot ernstige beperkingen aangegeven. Voor het domein arbeidsparticipatie heeft 58% matig tot ernstige beperkingen. Bij het domein sociale relaties is dit 60%. 52% heeft matige tot ernstige beperkingen op het vlak van huishouden en zorgen voor derden. Dit is 47% bij beperkingen op het vlak van het gemeenschapsleven. Op het domein van mobiliteit en persoonlijke ADL worden de minste ernstige tot matige beperkingen aangegeven. Zo zou 31% matige tot ernstige problemen ervaren in mobiliteit en 36% voor het domein persoonlijke ADL. Bij de personen die kwamen met een vraag naar diagnose en/of zorg die onderzocht werden in het kader van het referentiecentrum autisme worden de meeste beperkingen aangegeven op vlak van sociale relaties en gemeenschapsleven. Respectievelijk 99% en 66% ervaart ernstige tot matige beperkingen. Voor het domein uitwisselen van informatie is dit 47% en voor de organisatie van het huishouden 46%. Op het domein van arbeidsparticipatie ervaart 62% ernstige tot matige beperkingen. Bij de personen die uiteindelijk de diagnose autisme kregen, blijkt zoals verwacht hoge nood aan ondersteuning op het vlak van sociale relaties. Ongeveer 87% heeft matig tot ernstige beperkingen en 13% lichte beperkingen op dit domein. Geen enkele persoon heeft 44
geen problemen op het vlak van sociale relaties. Maar ook voor de andere domeinen wordt de nood aan ondersteuning heel hoog geschat. Voor het domein arbeidsparticipatie heeft 76% matig tot ernstige beperkingen. 73% heeft matige tot ernstige beperkingen op het vlak van huishouden en zorgen voor derden. Dit is 76% bij beperkingen op het vlak van het gemeenschapsleven. Op het domein van mobiliteit en persoonlijke ADL worden de minste ernstige tot matige beperkingen aangegeven. Zo zou 35% matige tot ernstige problemen ervaren maar 46% heeft wel een lichte beperking in mobiliteit. Voor het domein persoonlijke ADL heeft 36% ernstig tot matige beperkingen maar 46% lichte beperkingen. Personen met een diagnose AD(H)D ervaren de meeste beperkingen op het domein arbeidsparticipatie. Bij 55% zijn matige tot ernstige problemen aangegeven en 31% lichte problemen. Dan volgt het domein van de organisatie van het huishouden en zorgen voor anderen met voor 53% van hen matige tot ernstige en 29% lichte beperkingen. Voor educatie heeft 50% ernstige tot matige beperkingen en dit is 52% voor sociale relaties en 46% voor economisch leven. Personen bij wie de diagnose depressieve stoornis NAO werd gesteld zijn er voornamelijk matige tot ernstige beperkingen op vlak van gemeenschapsleven, sociale relaties en zorgen voor anderen. Bij personen waar een licht verstandelijke beperking werd gediagnosticeerd zien we matige tot ernstige beperkingen op alle domeinen maar voornamelijk voor wat betreft arbeidsparticipatie, huishouden en zorgen voor anderen en economisch leven. Bij personen met een matige tot ernstige verstandelijke handicap worden bij bijna alle personen matige tot ernstige beperkingen gezien op alle domeinen.
MDT-WERKING
In 2010 maakte het OC 103 dossiers op voor het VAPH, goed voor 114 aanvragen. Vragen over wonen maken 61% uit. We stelden 14 dossiers op voor Individuele Materiële Bijstand en dienden 12 dossiers in voor een aanvraag PAB. Zowel voor IMB als voor PAB zijn de aantal aanvragen gedaald tegenover 2009. Vanaf 2011 zal het oriëntatiecentrum zich meer gaan specialiseren in aanvragen IMB zowel voor minder- als meerderjarigen. Van de dossiers waar al een beslissing voor ontvangen is, werd 78% goedgekeurd. Hieronder vallen ook de dossiers die na heroverweging positief werden geadviseerd.
45
VAPH aanvragen
aantal
%
tewerkstelling dagcentrum
13
wonen
70
begeleid & beschermd wonen
40
tehuis werkenden
11,5%
35%
3
2,7%
tehuis niet-werkenden
27
23,6%
IMB
14
12,3%
PAB
12
10,5%
internaat
1
0,9%
thuisbegeleiding
4
3,5%
totaal
VAPH-beslissingen IMB
114
positief
negatief
nog geen beslissing
6
2
6
begeleid wonen
17
8
6
tehuis niet-werkenden
21
3
3
beschermd wonen
4
2
3
dagcentrum
9
2
2
PAB
-
-
12
tehuis werkenden
3
-
-
internaat
1
-
-
thuisbegeleiding
1
-
3
62
17
35
totaal
46
Projectwerking
PREVI In december 2009 kreeg het COS de goedkeuring voor het project “PREVENT INSTITUTIONALISATION OF DISABLED CHILDREN BY DEVELOPING CENTRES FOR EARLY DIAGNOSIS AND EARLY INTERVENTION” (PREVI) in Bulgarije en Roemenië. Het gaat om een Europees Daphne-project. Het doel is om in Bulgarije en Roemenië centra op te richten voor vroegdiagnostiek en behandeling. We doen dit door middel het uitwisselen van ervaringen: samen met onze Roemeense en Bulgaarse partners bezochten we in februari 2010 in Antwerpen en in mei 2010 in Dublin verschillende voorzieningen, scholen en diensten. Eind augustus 2010 trokken 2 medewerkers van het COS samen met twee Ierse trainers een week naar Roemenië voor een seminarie en een training. In dat seminarie werd het belang van “early intervention”, multidisciplinair werk, de betrokkenheid van ouders en andere belangrijke aspecten van de werking onderstreept. De 3-daagse training gebeurde “hands on” door middel van concrete casussen. Een gelijkaardige training vond plaats eind september 2010 voor het team in Bulgarije. In 2011 zullen nog twee trainingen volgen. Het project loopt tot eind 2011. De organisaties die mee vorm geven aan het PREVI-project: Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (Antwerpen - België): projectcoördinatie Comber (Comber - Ierland) Inima de Copil (Galati - Roemenië) Samaritans Association (Stara Zagora - Bulgarije) ADO Icarus (Hasselt - België)
ZORGVERNIEUWING: INSCHALING DIO Het OC engageerde zich in 2008 om deel te nemen aan het experiment voor de toekenning van een persoonsgebonden budget (PGB) aan bepaalde personen met een handicap. Dit experiment startte in 2009 en werd verder gezet in 2010. Het PGB heeft tot doel de persoon met een handicap meer zeggenschap te geven over de besteding van de hem of haar toegekende middelen voor zorg. De rol van het OC als MDT situeert zich in de fase van de inschaling van de zorgzwaarte van personen (welke zorgbehoeften heeft de cliënt?). Voor deze inschaling werd door het VAPH een inschalingsintrument ontwikkeld, het zorgzwaarteinstrument (ZZi). 47
Het OC heeft in 2010 8 personen ingeschaald die deelnamen aan het experiment. Ook in 2011 zal het OC actief deelnemen aan het verder uittesten van het instrument en de zorgbehoeften van personen inschalen die in aanmerking komen voor de zorgvorm Diensten voor inclusieve ondersteuning (DIO). Het OC wil zich daarmee versterken als deskundige op vlak van inschalingen bij personen met ontwikkelingsstoornissen. DIO is een nieuwe werkvorm binnen het aanbod van het VAPH. De definitieve regelgeving voor een pilootproject DIO werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 21 mei 2010. Met deze werkvorm wil de Vlaamse Regering een nieuwe stap zetten naar een meer inclusieve ondersteuning voor personen met een handicap. De Vlaamse Regering kiest daarom voor een zorgzwaarte gerelateerde subsidiëring, een flexibel personeelskader door middel van toekennen van personeelspunten, een scheiding van wonen en dagbesteding, een goede vraagverduidelijking en ondersteuningsplan en een inclusieve inplanting van de woning.
WERKGROEP ASS In navolging op het project “Kwaliteitsbevordering diagnostiek autismespectrumstoornissen bij (jong)volwassenen” waarbij het de bedoeling was om enerzijds de gebruikte instrumenten en procedures die in Vlaanderen gebruikt worden op te lijsten en te evalueren en anderzijds een aanzet te geven tot een protocol voor de diagnostiek van autismespectrumstoornissen bij (jong)volwassenen, heeft het OC in 2010 een werkgroep opgericht met als tweeledig doel, overleg en intervisie tussen experts op het vlak van diagnostiek ASS bij (jong) volwassenen en het aanvullen van het eindrapport en protocol van het vorige project. In 2010 kwam deze werkgroep 2 keer samen en zal ook in 2011 een aantal keer samen komen.
Samenwerking
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPEN Ook in 2010 is de samenwerking tussen het COS en de dienst Intensieve Neonatale zorg van het UZA en het CePRA verdergezet. Het COS-team voert onderzoeken uit in het kader van het follow-upprogramma van het UZA voor pre- en/of dysmatuur geboren baby‟s en risicobaby‟s. Hiervoor wordt Dr. S. 48
Laroche, neonatologe, vanuit het UZA gedetacheerd naar het COS. Het follow-up team bestond in 2010 verder uit Hannelore Maddens en Kristel Liessens (lic. psychologie), Hilde Van Impe (kinesiste) en Dr. I. Schramme (kinderarts-kinderneurologe). Vanuit het COS wordt Hilde Van Impe naar de dienst Intensieve Neonatale zorg van het UZA gedetacheerd. Ook Hannelore Maddens werkt deeltijds op de dienst Intensieve Neonatale zorg van het UZA als psychologe. Op deze manier wordt de continuïteit en opvolging ten aanzien van de cliënten gegarandeerd. Het Cerebral Palsy Referentiecentrum Antwerpen (CePRA) heeft tot doel om voor patiëntjes een zo volledig mogelijk diagnostisch en functioneel bilan op te stellen. De taak van het COS in dit partnerschap is het opmaken van een volledig functioneel bilan op de leeftijd rond 2,5 en 5,5 jaar. In 2010 zorgde dr. Annick Laridon, kinderneurologe; voor de continuïteit en opvolging van een groep kinderen met cerebral palsy die zowel in het UZA als in het COS opgevolgd worden. Vanaf 2011 neemt Dr. Sandra Kenis haar taak over. In 2010 was er regelmatig overleg tussen beide diensten.
REFERENTIECENTRUM AUTISME Het ReferentieCentrum Autisme Antwerpen (RCA) is gestart op 1/9/2005 onder leiding van de directeur dr. Hans Hellemans van het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (UCKJA). Zowel het COS als OC zijn partners in het RCA voor de provincie Antwerpen. Het doel van het RCA is personen met een ernstig vermoeden van een autismespectrumstoornis de beste kansen bieden op een snelle, grondige diagnose. De input van deze extra middelen helpt om een meer uitgebreid onderzoek bij een vermoeden van ASS te garanderen. Het RCA biedt bovendien de mogelijkheid om eens de diagnose gesteld is, via individuele coördinatiesessies de noodzakelijke zorgtrajecten op elkaar af te stemmen. De RCA-werking biedt aan onze cliënten en voor onze dienst een duidelijke meerwaarde. Cliënten worden na het stellen van een diagnose niet alleen doorverwezen, maar kunnen verder begeleid worden bij de eerste verwerking van de diagnose. Voor het centrum betekent dit de mogelijkheid om de deskundigheid in diagnostiek van autisme verder uit te bouwen. Op Vlaams niveau wordt de werking van het RCA gestuurd door het Vlaams Overleg RCA samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende partners. Het Oriëntatiecentrum is binnen het RCA één van de enige diensten die zich richten tot volwassenen.
OPMAAT Het COS en het OC maken samen met zes andere organisaties (De Lier, Iona, Oikonde Mechelen, Begeleid Wonen Aarschot, Pegode, De Bricke) deel uit van het samenwerkingsverband OpMaat. Opmaat tracht zo onafhankelijk mogelijk vraagverduidelijking, trajectbegeleiding en zorgbemiddeling aan te bieden aan personen 49
met een handicap binnen de regio Groot-Antwerpen en Zuidkant. Deze ondersteuning kan beschouwd worden als een vorm van procesbegeleiding om de cliënt te versterken in zijn of haar positie als “klant” in het complexe zorglandschap. Het doel is de juiste ondersteuning voor de juiste persoon op het juiste moment - regulier waar mogelijk, gespecialiseerd waar nodig. In 2010 werden de doelstellingen en methodieken van het samenwerkingsverband verfijnd en werden plannen gemaakt om de beheersstructuur van het samenwerkingsverband te verstevigen en de werking verder te verzelfstandigen. Over al deze onderwerpen werden gesprekken gevoerd binnen het dagelijks bestuur, de beleidscel en de stuurgroep van het samenwerkingsverband.
Overleg
REGIONAAL OVERLEG GEHANDICAPTENZORG Aan het Regionaal Overleg (ROG) participeren vertegenwoordigers van VAPH-voorzieningen en diensten voor personen met een handicap, de vertegenwoordigers van verwijzers en de vertegenwoordigers van gebruikers en vertegenwoordigers van de provincie Antwerpen dienst Welzijn coördinatiepunt handicap. Door middel van zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning wil het regionaal overleg zich engageren om een geïntegreerd geheel van hulp- en dienstverleningsvormen tot stand te brengen. Het ROG is provinciaal georganiseerd. Binnen het ROG zorgt men ook voor de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ). Dit houdt in dat de individuele zorgvragen die personen stellen aan de VAPH-voorzieningen en diensten centraal geregistreerd en in de provincie beheerd worden. Vanuit het COS en het OC wordt niet deelgenomen aan de vergaderingen in het kader van de CRZ-bemiddeling wegens een te grote tijdsinvestering, maar dit wordt wel opgevolgd door OpMaat . In 2010 nam Lieve Heene, algemeen directeur van het Gouverneur Kinsbergencentrum wel deel aan het overleg van de MDT‟s van de provincie Antwerpen en zetelde zij namens de MDT‟s in de provinciale stuurgroep van het ROG. De teamleider van het COS participeerde aan het Regionale Overleg kinderen en jongeren.
VERWIJZERSPLATFORM 50
In het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de zorgregie is de mogelijkheid tot de oprichting van een vereniging van verwijzende instanties voorzien met als opdracht de vertegenwoordiging van deze instanties in het ROG en in de Permanente Cel van het VAPH te organiseren. Vertegenwoordigers van diverse koepelorganisaties en federaties die beschikken over diensten of centra die erkend zijn als MDT hebben deze nieuwe vzw gestalte gegeven. Lieve Heene, algemeen directeur van het Gouverneur Kinsbergencentrum, participeerde in 2010 aan de raad van bestuur van de vzw Verwijzersplatform vanuit de Federatie van Consultatiebureaus.
OVERLEG CENTRA VOOR ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN De directies/coördinatoren van de vier Centra voor Ontwikkelingsstoornissen kwamen in 2010 een 4-tal keer samen om de inhoudelijke werking verder op elkaar af te stemmen en te optimaliseren. Daarnaast vond er overleg plaats met het kabinet Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het kader van het toekomstperspectief voor de Centra voor Ontwikkelingsstoornissen.
INTERVISIE DIAGNOSTIEK ADOLESCENTEN Het doel van deze intervisie is om via casuïstiek het diagnostisch proces en het gebruik van onderzoeksmateriaal in al zijn facetten te bespreken. Zo bekijkt men o.a. welk diagnostisch materiaal wordt gebruikt en wanneer een testonderzoek een goede plaats kan vinden binnen het geheel van een diagnostisch/therapeutisch proces. Ook wordt relevante literatuur besproken. Tijdens de eerste bijeenkomsten lag de klemtoon vooral op het onderzoek van jongeren bij een vermoeden van AD(H)D. De intervisie diagnostiek vindt plaats circa om de drie maanden. De deelnemers zijn voornamelijk werkzaam binnen een CGG aangevuld met een medewerker van het diagnostisch centrum CODE (Lessius Hogeschool) en Katia Willems vanuit het OC.
OVERLEG SOCIALE KAART Dit overleg werd tweemaal georganiseerd in 2010. Het betreft een dienstoverschrijdend overleg tussen het Raster, Indigo, het COS en het OC rond de sociale kaart met betrekking tot autisme. Naast de bespreking van hiaten en pijnpunten in de sociale kaart werd een eerste en uitgebreide bundeling van deze gegevens voorgesteld door het Raster. Via overlegmomenten zal deze verder worden aangevuld en geëvalueerd, ondermeer door contact op te nemen met de verwijsadressen.
51
ANDERE EXTERNE VERTEGENWOORDIGING Het Gouverneur Kinsbergencentrum is via haar medewerkers vertegenwoordigd in diverse vormen van overleg, intervisies, stuurgroepen, … . We geven een kort overzicht van de belangrijkste zaken die nog niet hoger vermeld werden.
Federatie van Consultatiebureaus Intervisie Autismespectrumstoornissen georganiseerd door Autisme centraal Intervisie ADHD Stuurgroep Autisme en provinciaal overleg van provincie Antwerpen van het Steunpunt Expertise Netwerken Stuurgroep VAPH van het PPG WG MDT, voortrajectbegeleiding van het PPG Vlaamse Vereniging Psychiaters sectie ontwikkelingsstoornissen Algemene vergadering Vlaams Forum voor Diagnostiek AD Hoc Commissie Inschrijving en Evaluatie (VAPH) AD Hoc Commissie Individuele Materiële Bijstand (VAPH) Expertengroep ZZI (VAPH). een werkgroepje in de schoot van de Belgische Vereniging voor Neonatologie in het kader van het opstellen van een Belgisch onderzoeksprotocol voor de follow-up van prematuur geboren baby‟s de stuurgroep die het Modem-project “inzetten van ICT om visualisaties uit te werken” aanstuurde.
52
GA Antwerpen
In de voorgaande jaarverslagen vond u in het hoofdstuk “Oriëntatiecentrum” alle informatie betreffende de werking van het diagnostisch team voor jongeren en volwassenen en het tewerkstellingsteam (erkenning als Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst – GA). In 2010 hebben we de structuur van het Gouverneur Kinsbergencentrum hertekend: o
het COS en het diagnostisch team van het Oriëntatiecentrum kregen dezelfde teamleider, Kathrine Goffart
o
het diagnostisch team van het Oriëntatiecentrum behoudt de naam “Oriëntatiecentrum”
o
het tewerkstellingsteam van het Oriëntatiecentrum heeft een nieuwe teamleider gekregen, Lenie Vanooteghem, en gebruikt in de externe communicatie vanaf najaar 2010 de naam “GA Antwerpen”
Met deze herstructurering willen we de kwaliteit van onze dienstverlening verhogen. De dwarsverbinding tussen beide diagnostische teams geeft schaalvoordelen en maakt het gemakkelijker om op vlak van visie, methodieken en kwaliteit meer en beter samen te werken. De verzelfstandiging van het tewerkstellingsteam binnen het Gouverneur Kinsbergencentrum stimuleert een eigen dynamiek en laat toe om procedures en werking verder te optimaliseren in functie van de cliënt en de subsidiegever. Uiteraard blijven het OC en GA samenwerken voor cliënten die vragen hebben op de levensdomeinen zorg & werk. In dit jaarverslag vindt u dus onder de titel “Oriëntatiecentrum” enkel nog de informatie betreffende het diagnostisch team voor jongeren en volwassenen (OC). De informatie over het tewerkstellingsteam vindt u hier in dit hoofdstuk onder de titel “GA Antwerpen”.
DOELGROEP GA Antwerpen maakt deel uit van een gespecialiseerd netwerk van diensten voor gespecialiseerde dienstverlening voor werkzoekenden met een arbeidshandicap in de provincie Antwerpen. VDAB of GTB (Gespecialiseerde Trajectbepalings- en Begeleidingsdienst) kunnen een beroep doen op GA Antwerpen voor o
het in kaart brengen van arbeidscompetenties en ondersteuningsbehoeften van de werkzoekende met een arbeidshandicap
o
en advies en begeleiding op vlak van tewerkstelling en opleiding.
53
Concreet betekent dit dat GA Antwerpen een profiel opmaakt van de werkzoekende en advies geeft met betrekking tot ontwikkelings- en tewerkstellingsmogelijkheden voor de cliënt en tewerkstellingsondersteunende maatregelen. Daarnaast biedt GA Antwerpen ook loopbaanbegeleiding aan werkenden.
WERKING
BASISSCREENING EN GESPECIALISEERD ARBEIDSONDERZOEK GA Antwerpen biedt diverse soorten van screening en onderzoek aan: o o o
diverse vormen van basisscreening gespecialiseerd arbeidsonderzoek in groepsverband individueel gespecialiseerd arbeidsonderzoek
Een basisscreening is per definitie een korte screening. VDAB en GTB kunnen om diverse redenen een basisscreening vragen: o o o o o
om te bepalen of de trajectbegeleiding best door VDAB of GTB gebeurt (allocatieonderzoek), om informatie te verzamelen in functie van de trajectbepaling (onderzoek van één domein van functioneren zoals intelligentie, motoriek, interesses,…), om na te gaan of de werkzoekende een arbeidshandicap heeft (allocatieonderzoek), om de aanvraag voor tewerkstellingsondersteunende maatregelen te vervolledigen ….
GA Antwerpen is het enige GA dat voor het onderzoek van de motoriek een Sapphireonderzoek kan aanbieden (Work Capacity Assessment System). Een Sapphire-onderzoek maakt gebruik van gestandaardiseerde testen, bestaande uit gedefinieerde werkactiviteiten die gelijk zijn aan fysieke activiteiten zoals die in een werksituatie daadwerkelijk voorkomen. Wanneer VDAB of GTB meer diepgaand inzicht wil verwerven in de mogelijkheden en beperkingen van de werkzoekende, wordt GA ingeschakeld voor gespecialiseerd arbeidsonderzoek. Dit onderzoek kan georganiseerd worden in groepsverband of helemaal individueel. Bij de Gespecialiseerde Oriënterende Screening (GOS) worden de mogelijkheden en beperkingen van een persoon geëvalueerd. Op basis van gedragsproeven in groepsverband, medisch onderzoek en individuele testen (schoolse vaardigheden, handvaardigheid, IQbepaling enz.) verkrijgen we een beeld van (arbeids)competenties met voorspellende waarde voor de toekomstige tewerkstelling. Dit functieprofiel vormt de basis van een goede trajectbegeleiding door trajectbegeleiders van VDAB en GTB.
54
In 2009 werd de GOS uitgebreid met een observatiestage, maar het vinden van stageplaatsen was niet evident. In 2010 kreeg dit project een andere naam en gingen we samenwerken met GTB en GOB De Ploeg: GOSSTA, een combinatie van groepscreening (GOS) en stage op de werkvloer (STA). De GOSSTA werd een eerste maal georganiseerd in oktober 2010 voor mensen met voornamelijk fysieke klachten. Samen met GTB selecteerden we 8 deelnemers met fysieke klachten. Zij namen in oktober deel aan de groepscreening en volgde daarna een stage op de werkvloer van 5 dagen. Deze stage werd georganiseerd door onze partner GOB, de Ploeg. Zij zorgden voor de stageplaatsen, traden op als jobbegeleider en verzamelden de bevindingen van de stagebegeleider. GTB zorgde voor de administratieve ondersteuning. De uitkomst van dit project waren kwaliteitsvollere adviezen en betere doorverwijzingen naar GOB De Ploeg. In februari 2011 vindt de officiële evaluatie plaats van het project en wordt er nagegaan hoe dit project verder kan groeien, eventueel met andere problematieken als focus. De GOS werd in 2010 ook meer algemeen geëvalueerd en vanuit die evaluatie werd gekozen voor uitbreiding van de rol van de ergoterapeut. Bij de motorische proeven van de A-pas wordt voortaan de ergotherapeut ook ingeschakeld als observator en de ergotherapeut kan ook meer zelfstandig bepalen welke testen aanbod moeten komen. Dit is vaak een combinatie van handvaardigheidsproeven of een Sapphire onderzoek. Daarnaast worden de lees- en schrijfvaardigheden soms uitgebreider getest. De ergotherapeut wordt ook betrokken bij het overleg van het dossier. Een individueel gespecialiseerd arbeidsonderzoek is net zoals de GOS een onderzoek naar de mogelijkheden (cognitief, motoriek, sociaal-emotioneel enz.) van een persoon in functie van oriëntering en advies op het vlak van tewerkstelling/dagbesteding en nodige ondersteuning op vlak van werk, maar eventueel ook op andere levensdomeinen. Via een individueel gespecialiseerd arbeidsonderzoek wordt een profiel opgemaakt met als doel de persoon te situeren op het continuüm van tewerkstelling in het normaal economische circuit (NEC) tot arbeidszorg. Zowel de GOS als het individueel gespecialiseerd arbeidsonderzoek zijn multidisciplinair georganiseerd en kunnen aanvragen voor Bijzondere Tewerkstellingsondersteunende Maatregelen (BTOM) ondersteunen.
MEERBANENPLAN
In 2006 keurde de Vlaamse Regering een nota betreffende arbeidszorg en activeringstrajecten goed. Met deze nota besliste de Vlaamse regering om een uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen arbeidszorg te realiseren in de sociale economie en op die manier voor een harde kern van langdurig werkzoekenden gespecialiseerde activeringstrajecten aanbieden in partnerschap met actoren uit de welzijnssector of de sociale economie en/ of naar jobs buiten het NEC. De doelgroep die in aanmerking komt voor het meerbanenplan heeft een meervoudige problematiek op mentaal, medisch en/of psychisch of psychiatrisch vlak (MMPP), die een inschakeling in het normaal economisch en beschermd circuit verhindert. 55
De GA‟s kregen de opdracht om deze doelgroep te screenen en te oriënteren naar een traject naar werk op het continuüm van het NEC tot een plaats in arbeidszorg. Een GA kan ook aangeven dat de persoon niet toeleidbaar is naar een traject naar werk of naar een activeringsbegeleiding. In 2010 werden in het kader van het meerbanenplan 311 cliënten gescreend. Wijzingen in de procedures waren er nauwelijks. In 2010 ging in sommige regio‟s, waaronder regio Turnhout voor de provincie Antwerpen, de nieuwe routing rond activeringsscreening van kracht. De psychologische dienst van VDAB krijgt een grotere rol toebedeelt in het screenen van de MMPP-doelgroep. Wanneer de psychologische dienst oordeelt dat de problematiek te specifiek is of wanneer diepgaander onderzoek moet gebeuren, verwijzen zij de cliënt door naar het GA. Het GA beslist of er dan een basisscreening of een gespecialiseerd arbeidsonderzoek moet worden uitgevoerd.
PROCEDURES
Daar waar in 2009 al heel wat inspanningen werden geleverd om de interne procedures af te stemmen op de werking en het aanbod van de verschillende partners, bleef dit in 2010 ook voor heel wat uitdagingen zorgen. Zo werd het systeem van doorverwijskaarten ingevoerd. Voor elke doorverwijzing naar onze dienst worden wij op de hoogte gebracht aan de hand van een doorverwijskaart (overeenkomst tussen cliënt en partner). Daarnaast engageerden wij ons om voor de cliënt binnen de 6 weken een eerste afspraak te plannen. Hierdoor moesten wij onze werking opnieuw anders gaan organiseren. Binnen de groepscreening werd daarom de groepsintake ingevoerd: een kort kennismakingsmoment vooraleer de groepscreening van start gaat. Een groep van 22 personen wordt één maal per maand uitgenodigd en krijgt een uitgebreide uitleg over de doel en methodiek van de groepscreening. Daarna wordt met elk van de deelnemers een kort intakegesprek gehouden zodat de medewerkers op voorhand de context van de deelnemer kunnen bevragen. Om de stroom van aanmeldingen door VDAB en GTB te kunnen blijven monitoren en beheren werd in 2010 een centrale wachtlijst ingevoerd: elke maand worden de aanmeldingen per soort onderzoek (basisscreening of gespecialiseerder onderzoek) doorgegeven aan onze maatschappelijke dienst. De triage welk onderzoek dient te gebeuren, gebeurt dus grotendeels door VDAB en GTB. We merken echter dat deze manier van werken nog niet optimaal is. Er gebeuren foutieve aanmeldingen en de cruciale informatie zoals aanmeldingsvraag of profielgegevens blijven te lang achterwege. Dit zal verder nog worden afgestemd in 2011.
56
TEAM
Functie
Naam
algemeen directeur Gouverneur Kinsbergencentrum
Lieve Heene
teamleider
Kathrine Goffart Lenie Vanooteghem vanaf 01/10/10
artsen - neuroloog-revalidatiearts - arbeidsgeneesheer
psychologen
Dr. Patrick Castelein Dr. Kristien Van Hoof Anne Bleumers Ilse Vanmaldegem Katrien Andriessen tot 26/05/10 Karin Verstockt Joke Evrard Demelza Weterings Tine Seghers Joke Leenknecht
ergotherapeut
Fien Cnudde
maatschappelijk assistent
Veronique Verreijt
administratieve medewerkers
Tinne Krijnen
onthaalmedewerkers
Annika De Bruyn, Cindy Van Dyck
PROJECTEN
INZICHT Inzicht is een project van de Vlaamse GA‟s met als promotor DGO Hasselt en werd verlengd voor de periode 1/1/2010 tot 31/12/2011. De loopbaandienstverlening is bedoeld voor alle werkende personen die zich vragen stellen over hun loopbaan, die het gevoel hebben vast te lopen in hun baan of het evenwicht kwijt zijn tussen werk en privé. Inzicht richt zich
57
voornamelijk tot werknemers uit de kansengroepen en in het bijzonder tot personen met een handicap. In 2010 begeleidde GA Antwerpen in het kader van Inzicht 80 personen: o o
25 mannen (31%) en 55 vrouwen (69%) 53% van de personen behoorden tot één van de kansengroepen en daarvan behoorden 29 personen tot de kansengroep kortgeschoolden, 7 personen tot de kansengroep 45+ en 4 personen tot de kansengroep allochtonen.
In 2010 kregen ook 5 personen van de kansengroepen opgestart in 2009 een nazorgtraject.
ASSESS TO SUCCES Het Europees Sociaal Fonds – Agentschap Vlaanderen keurde in 2009 actie 2 van het project Assess to Succes (ESF-programma doelstelling 2, sociale inclusie) van de Federatie van Consultatiebureaus goed. Via een partnerschap met diverse arbeidsmarktorganisaties werd stapsgewijs een kennisdatabank opgebouwd om de actuele functie-eisen te vertalen naar competenties en mogelijkheden voor personen met een handicap. De focus van het project lag niet op het ontwikkelen van softwaretechnologie, maar op het toepassen van matching-software uit de HRM-sector en vacaturedatabanken in de sector van assessment, trajectbepaling en –uitvoering voor personen met een arbeidshandicap. In 2010 werd het product verder ontwikkeld en uitgetest voor twee beroepsprofielen: reiniging/poets en call center operator/telefonie. Op 6 mei 2010 werden de producten actie II ter validatie voorgesteld aan het ESF, maar het resultaat van de validatie was negatief. Het idee werd wel als waardevol en nuttig bevonden en de waarde werd erkend, maar men vond het product echter nog onvoldoende uitgewerkt om nu al bruikbaar, toegankelijk of overdraagbaar te zijn.
TOECAN In 2009 startte het project Toecan, onder de vleugels van de Federatie van ConsultatieBureaus en het werd vervolgd in 2010. Toecan staat voor TOEkomstkansen door Competenties te Assessen en Normeren en kadert binnen het ESF ervaringsbewijs 2009 (oproepronde 2009 met oproepnummer 82). Het doel is om verworven competenties voor het beroep monitor in een beschutte/sociale werkplaats zichtbaar te maken. Het beroep monitor in een beschutte/sociale werkplaats is een knelpuntberoep. Werkzoekenden kunnen zich niet voorbereiden op dit beroep door een specifieke opleiding te volgen, maar moeten wel over een uitgebreid pakket aan vaardigheden beschikken om deze functie succesvol te kunnen uitvoeren. De combinatie van uiteenlopende vaardigheden en het ontbreken van een voorbereidende opleiding maakt instroom in deze beroepscategorie moeilijk. Toecan richt zich in eerste instantie op personen die een
58
uitgeblust gevoel kennen op de huidige werkplek, herintreders, personen met een arbeidshandicap enz. De taak van GA Antwerpen was, naast het verspreiden van informatie over en de toeleiding naar het project, het begeleiden en ondersteunen van een 10-tal kandidaten bij het opstellen van een portfolio. We streven daarbij naar maximale zelfverantwoordelijkheid van de cliënt (vanuit de empowermentgedachte), maar met een ondersteuning op maat. De beoordeling van het portfolio door de assessoren vindt plaats op Vlaams niveau, maar GA voert wel het eindgesprek met de deelnemer waarbij we met de persoon het portfolio overlopen en de evaluatie van de assessoren bespreken. De resultaten worden overgemaakt aan de erkenningsinstantie (subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie). In 2010 o o o o o
kregen 9 mensen tijdens een individueel gesprek informatie over het project, vroegen 2 personen informatie via e-mail, werden 6 nieuwe begeleidingen werden opgestart (allen behoorden tot de kansengroep), doorliepen 7 personen het assessment werden 2 personen omwille van omstandigheden (ziekte en niet verlenging van het project) doorverwezen naar ‟t WEB in Turnhout.
Slechts één persoon slaagde in 2010 voor het assessment en behaalde het ervaringsbewijs. Als reden van niet-slagen van de andere deelnemers werd door de assessoren een gebrek aan ervaring binnen de setting vermeld. Personen faalden dan ook vooral op de competenties „individueel begeleiden‟, „motiveren‟ en „conflicten hanteren‟. Dit in tegenstelling tot de competenties „plannen en organiseren‟ en „resultaatgericht werken‟ die vaak wel positief werden beoordeeld. Ondanks het gebrek aan succes, waren de deelnemers niet ontevreden over hun traject . Eén deelnemer besloot om de VDAB-opleiding voor monitor/begeleider in een beschutte/sociale werkplaats te volgen. Een andere deelnemer kreeg de kans om het beroep toch uit te oefenen, ondanks het niet hebben behaald van het ervaringsbewijs. Anderen gaven aan het verslag wel te zullen gebruiken bij toekomstige sollicitaties om de bewezen competenties in de verf te kunnen zetten. Nog anderen vertelden het interessant te hebben gevonden om stil te staan bij hun ervaringen en competenties en vonden het op persoonlijk vlak een verrijking.
SAMENWERKING
Het in 2009 hervormde intaketeam van GTB Antwerpen kende in 2010 een aantal praktische wijzingen, doorgevoerd door GTB, waardoor het voor de medewerkers van het tewerkstellingsteam niet meer haalbaar was om aanwezig te zijn. Momenteel wordt er 59
uitgekeken naar een nieuwe vorm van overleg waarbij de werkwijze en doorverwijzing op elkaar kan worden afgestemd en informatiedoorstroming over nieuwe initiatieven kan blijven bestaan. GTB kende in 2010 een aanzienlijk aantal personeelswissels en daarom werden door onze medewerkers regelmatig informatiesessies gehouden over de werking van het GA om nieuwe werknemers bij GTB in te lichten. Ook telefonisch is er regelmatig uitwisseling tussen medewerkers van GTB en GA op dossierniveau.
OVERLEG
GA-OVERLEG PROVINCIE ANTWERPEN De VDAB vroeg de GA‟s in 2009 om stappen te zetten naar schaalvergroting. De GA‟s in de provincie Antwerpen zien de voordelen van schaalvergroting onder de vorm van een grotere slagkracht van de diensten, een optimale inzet van de beschikbare middelen en een transparante en gelijkwaardige dienstverlening en behandeling is een meerwaarde voor de 3 GA‟s. Deze schaalvergroting zal gefaseerd verlopen. In 2009 werd een stuurgroep opgericht met de 3 coördinatoren van de GA‟s en de directie van het Gouverneur Kinsbergencentrum als procesbegeleider. Deze stuurgroep is een forum waar werkafspraken tot samenwerking worden gemaakt op 3 terreinen: o o o
de externe vertegenwoordiging het ontwikkelen van initiatieven in functie van een grotere uniformiteit betreffende methodieken en tools gegevensverzameling over de doelgroep in functie van standpuntbepaling, rapportering en beleidsvoorbereiding
In 2010 is binnen deze stuurgroep op dit elan verder gewerkt. Op het overleg worden operationele zaken besproken en is er ruimte om na te denken over een gezamenlijke toekomst. Eind 2010 werd de vraag van VDAB om te komen tot één VZW voor iedere provincie dwingender en wordt dit een prioriteit op de agenda van 2011.
PROVINCIAAL OVERLEG ARBEIDSGEHANDICAPTEN Dit overleg is samengesteld uit de partners van de verschillende regio‟s die zich richten op de doelgroep van werkzoekenden met een arbeidshandicap met als doel de concrete werking op te volgen en indien nodig bij te sturen. Het overleg wordt georganiseerd door GTB en gaat vooral over het opvolgen van de behaalde cijfers, de instroom van VDAB naar de gespecialiseerde diensten, de doorstroom tussen de verschillende partners, de wachtlijsten en het opvolgen van de resultaten van de trajectwerking (uitstroom). Dit overleg bevordert de samenwerking tussen de verschillende diensten en de regionale werking van VDAB in de provincie.
60
OVERLEG MEERBANENPLAN Dit overleg is samengesteld uit vertegenwoordigers van de diensten betrokken bij het project meerbanenplan (VDAB, GA, Arbeidszorginitiatieven, diensten die activeringsbegeleiding aanbieden). Het doel van dit overleg is de concrete werking op te volgen en indien nodig bij te sturen.
FEDERATIE VAN DE CONSULTATIEBUREAUS De Federatie van de Consultatiebureaus (fCB) is opgericht begin 2006 als een fusie van de vroegere federaties VFCG en FCPH. De nieuwe federatie is een feitelijke vereniging van alle Vlaamse Consultatiebureaus die momenteel actief zijn. De fCB heeft als doel een hulpstructuur te zijn voor het realiseren van een aantal overkoepelende sectorspecifieke activiteiten: reflectie, debat, visie- en strategieontwikkeling en het uitwerken van concrete voorstellen op het vlak van inhoud en (Vlaams) beleid. De federatie positioneert zich als gesprekspartner voor het beleid via gezamenlijke (strategische) actie en communicatie en via coproductie in projectuitvoering en –management. Dit ook in functie van de bestuurlijke overheveling. In 2010 liepen de maandelijkse vergaderingen van de FCB gewoon door. Een belangrijk initiatief van de Federatie is het project “GA voor methodiek”, met verschillende werkgroepen die ook in 2010 regelmatig vergaderden. Ook GA Antwerpen investeerde hierin. Het doel van het project is tot een draaiboek komen voor de GAwerking over heel Vlaanderen. De Federatie is vertegenwoordigd in overlegorganen en werkgroepen met GTB en VDAB. In 2010 vertegenwoordigde GA Antwerpen de consultatiebureaus in de POWA (een permanent overleg tussen VDAB, GA en GOB), de werkgroep operationalisering van de VDAB en het overleg tussen GA en GTB.
CIJFERS De VDAB meldt de meeste cliënten aan: 57% van de cliënten van GA Antwerpen zijn doorverwezen door de VDAB. Bij doorverwijzingen van GTB komen de meeste cliënten van de regio Antwerpen Noord, Antwerpen Zuid, Berchem en Deurne. Vanuit de VDAB worden de meeste cliënten doorverwezen vanuit het Training en Opleidingscentrum Antwerpen. Daarnaast ook heel wat cliënten uit de regio Antwerpen Noord, Merksem en Boom.
61
109 cliënten doorliepen in 2010 een basisscreening: o o o
59 personen werden uitgenodigd voor een allocatiescreening (54%) 40 cliënten kwamen voor een medisch onderzoek (37%) 7 personen werden naar GA Antwerpen doorverwezen voor een intelligentieonderzoek
Deze groep bestond uit 35% vrouwen en 65% mannen. De grootste groep waren cliënten tussen 25 en 45 jaar (61%), maar ook de groep van 45+ was goed vertegenwoordigd (34%). Slechts 6% was jongeren dan 25 jaar. In 2010 werden 176 gespecialiseerde arbeidsonderzoeken uitgevoerd bij mannen (56%) en 136 bij vrouwen (44%). Daarvan o o o
waren 39 personen jonger dan 25 (13%), 164 personen tussen 25 en 45 jaar (53%) en 109 personen ouder dan 45 (35%).
Van de 312 gespecialiseerde arbeidsonderzoeken waren 126 individuele onderzoeken en werden 186 van de cliënten gezien in het kader van een screening in groepsverband. In 2010 werden in de regio Antwerpen-Boom 311 cliënten gescreend in het kader van het meerbanenplan. De groep van 311 personen bestond uit 59% mannen en 41% vrouwen. Slechts een klein percentage was jonger dan 25 jaar (9%), 55% was tussen de 25 en 45 jaar en 36% was ouder dan 45 jaar. o
Een groot deel van de cliënten kreeg het advies activeringsbegeleiding (39%). Binnen de activeringsbegeleiding moeten de nodige acties ondernomen worden om de belemmeringen van de cliënt in kwestie te behandelen in functie van de voorbereiding van een traject naar werk of een toeleiding naar minimaal arbeidszorg.
o
Ongeveer 22% werd gelabeld als “niet toeleidbaar” naar enige vorm van tewerkstelling binnen de 2 jaar, ook niet mits intensieve begeleiding.
o
24% kreeg het advies arbeidszorg. Dit omvat een continuüm aan ondersteunende maatregelen die het gewaarborgde recht op arbeid aanbieden aan die personen die, omwille van persoons- en/of maatschappijgebonden redenen, niet (meer) kunnen werken onder arbeidscontract in het reguliere of beschermende tewerkstellingscircuit. Dit gebeurt door het aanbieden van arbeidsmatige activiteiten in een productieve en/of dienstverlenende werkomgeving.
o
Daarnaast kregen 3% het advies „beschutte werkplaats‟ en 2% het advies „sociale werkplaats‟.
o
10% van de personen kreeg het advies „Normaal economisch circuit‟ waarvan 2% met VOP. 62
In 2010 werd voor 103 van de cliënten een multidisiplinair verslag opgemaakt door het diagnostisch team en dat was goed voor 114 aanvragen bij het VAPH, waarvan 61% vragen over wonen. 14 dossiers hadden betrekking op Individuele Materiële Bijstand en er werden 12 aanvragen ingediend voor een Persoonlijk AssistentieBudget (PAB). g in het kader van het meerbanenplan
63
Modem
2010 was het jaar waarin Modem terecht kwam in een maalstroom van verandering en beweging. De werking werd grondig onder de loep genomen en het team en de directie waren het erover eens dat Modem moet kunnen groeien. Vanuit die droom werd een nieuw project opgestart onder de titel “competentiecentrum voor zelfstandig leven”, samen met de 3 voornaamste leveranciers van communicatiehulpmiddelen, Universiteit Antwerpen en Bol-Budiv. Deze actoren vonden elkaar in een gedeeld verlangen om te wegen op het hulpmiddelenbeleid. Meer nog: via dit project “competentiecentrum voor zelfstandig leven” kwamen Modem en Bol-Budiv dichter bij elkaar en werd ervoor gekozen om de samenwerking te intensifiëren. Verliefd, verloofd en wie weet komt er een huwelijk van.
DOELGROEP Modem richt zich tot mensen (kinderen, jongeren, volwassenen) met beperkingen op vlak van communicatie en computergebruik en hun omgeving (familie, hulpverleners,…). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beperking van de cliënt waarvoor hij Modem contacteerde. Het gaat vaak over meervoudige aandoeningen. Voor de cliënten die in 2011 Modem geconsulteerd hebben voor individueel advies, zijn er in totaal 517 beperkingen aangeduid. Net zoals de andere jaren blijven de groepen motorisch en communicatief de grootste. Bovendien is motorisch ook een beperking die zowel als hoofdbeperking als als bijkomende beperking werd aangegeven (de groepen motorischcommunicatief en motorisch-verstandelijk zijn dus ook groot).
beperking
percentage
motorisch
33,1%
communicatief
28,4%
mentaal
16,1%
leerprobleem
9,4%
cognitief
5,2%
sensorisch
4,1%
pervasief
3,7%
64
Ooit (in 2007) was het aantal cliënten met leerproblemen 19%. Nu is dit cijfer gedaald tot een kleine 10%. Door het feit dat het hier gaat over een beperking die bijna steeds wel enkelvoudig wordt aangeduid geeft dit echter een licht vertekend beeld. 45% van deze cliënten hebben zich aangemeld met een vraag met betrekking tot computergebruik en 41% met een vraag over communicatie. De anderen hadden een vraag die zowel betrekking had op communicatie als computergebruik. Het is duidelijk dat de vragen inzake computergebruik in een stijgende lijn zitten en blijven. De doorverwijzers via de welke de cliënten bij Modem terecht komen, zijn erg divers. De belangrijkste doorverwijzers zijn scholen (en alle relateerde professionelen), ziekenhuizen en zelfstandige therapeuten. Slechts 10% van de cliënten worden rechtstreeks doorverwezen door het MDT. De MDT‟s worden echter ook dikwijls vermeld als mededoorverwijzer (bv. door zelfstandige therapeuten) in functie van de opstart van de aanvragen voor terugbetaling aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
doorverwijzers
%
scholen
20%
afdelingen van ziekenhuizen (ook neuromusculaire referentiecentra)
19%
zelfstandige therapeuten
16,5%
gekend op Modem (dus geen specifieke doorverwijzing)
12,2%
instelling: woonvoorziening, dagcentrum, RVT, …
10,9%
multidisciplinaire teams
10%
thuisbegeleiding, arbeidstrajectbegeleiding
6,5%
niet-professionelen
3%
andere (bv. na beurs, artikel, lezing, …)
4,9%
Wat de geografische spreiding van de cliënten betreft zijn de cijfers vergelijkbaar met vorige jaren. De overgrote meerderheid van de cliënten komt uit de provincie Antwerpen (45%). De naburige provincies Brabant en Oost-Vlaanderen volgen met 18 en 14 %, en Limburg en West-Vlaanderen vertegenwoordigen 9,5 en 8,5 %. Dit is zeer waarschijnlijk een goede weergave van de bekendheid van Modem in de respectievelijke provincies.
65
45
50 40 30
18
20
9,5
10
14
8,5
3
2
rest
onbekend
0 Antwerpen
Brabant
Limburg
OostVlaanderen
WestVlaanderen
Door de nieuwe wijze van registratie zijn de cijfers inzake leeftijd van de cliënten van 2010 niet volledig vergelijkbaar met deze van de vorige jaren. Opvallend is dat de groepen „onderwijsleeftijd‟ en „arbeidsleeftijd‟ momenteel ongeveer even groot zijn. Interessant is ook de vaststelling dat de groep 65-plussers reeds 10% benadert. Dit is een stijging tov de vorige jaren.
leeftijd
%
kleuter (<7j)
8,4%
LO (7j - 12j)
24,2%
MO (12j - 18j)
12,1%
18j – 30j
6,4%
30j – 40j
5,0%
40j – 65j
30,2%
>65j
9,4%
niet precies gekend
4,3%
WERKING De dienstverlening van Modem aan mensen met beperkingen en hun omgeving kan onderverdeeld worden in 3 luiken:
66
o o o
informatie individueel advies & ondersteuning vorming & bijscholing
INFORMATIE, ADVIES & ONDERSTEUNING Modem geeft informatie aan alle geïnteresseerden en geeft individueel advies & ondersteuning aan mensen met beperkingen en hun omgeving die dit vragen. Daarnaast kunnen ook MDT‟s een beroep doen op Modem voor de opmaak van een adviesverslag als gemachtigd expert. Vanaf 2010 werden de informatieverstrekking en adviezen aan cliënten op een andere wijze geregistreerd. De acties werden opgesplitst in consultaties waarin er een “live” contact was met de cliënten (in de demoruimte van Modem of op verplaatsing) en de “niet-live” contacten (telefonische vragen en vragen via e-mail). Er waren in 2010 ongeveer even veel “live” contacten als in de voorgaande jaren: er werden 88 huisbezoeken afgelegd en 229 consultaties verstrekt in de demoruimte.
350
310
300
324
317
2009
2010
298
250 200 150 100 50 0 2007
2008
Voor het eerst gebeurde er ook een volledige registratie van alle “niet-live” contacten (informatie en advies, ondersteuning en feedback via e-mail en telefoon). In 2010 ging het om 1.162 acties. In tijdsduur kunnen deze “live” of “niet-live” consultaties/contacten sterk schommelen. Een “live” consultatie bij Modem duurt gemiddeld 4 uren, een consultatie als gemachtigd expert (zie verder) gemiddeld 6 uren. De meederheid van de “niet-live” contacten nemen minder dan 30 minuten in beslag.
67
De inhoud van “niet-live” contacten kan zeer verschillend zijn: het kan gaan om een eerste contact dat nadien uitmondt in een live-contact. Soms wensen cliënten in een eerste fase al wat schriftelijke informatie over mogelijke hulpmiddelen. Heel veel van deze vragen betreffen ook de niet-transparante terugbetalingprocedures van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de inschakeling van een gemachtigd expert, de vragen over doelgroepen en hulpmiddelen die door het VAPH niet worden erkend, enz.
Modem is sinds 2002 erkend als gemachtigd expert door het Kennis- en Ondersteuningscentrum van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Hierdoor kunnen het VAPH en multidisciplinaire teams (MDT) Modem inschakelen in het kader van aanvragen voor terugbetaling van hulpmiddelen binnen de wetgeving van de Individuele Materiële Bijstand. Het aantal dossiers als gemachtigd expert blijft dalen - in 2010 waren dit er 19. Dit is een verderzetting van een spijtige evolutie. Het aantal personen in Vlaanderen met complexe vragen waarbij de inschakeling van een gemachtigd expert gewenst is, daalt immers niet, integendeel. En het is onrealistisch te verwachten dat een MDT voor alle hulpmiddelen alle expertise in huis hebben. Dit betekent dat in de praktijk mensen met beperkingen vaak ongeïnformeerd blijven of geen onafhankelijk advies krijgen. Ook in 2010 werd Modem frequent geconfronteerd met complexe dossiers waarbij een inschakeling van een gemachtigd expert duidelijk aangewezen was, maar niet gebeurde. Dezelfde evolutie wordt vastgesteld bij andere diensten in Vlaanderen die erkend werden als gemachtigd expert.
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
80 59
56
45
48
42 28 19
2003
2004
2005
2006
2007
2008
VORMING & BIJSCHOLING In 2010 omvatte de vorming & bijscholing een eigen aanbod en een vormings/begeleidingsaanbod op vraag: 68
2009
2010
o
de com@modemdag en 20 bijscholingsmodules in het voor- en najaar (met herhaling van de sessies die snel volzet zijn) is een open aanbod voor iedereen die meer wil weten over communicatiehulpmiddelen en computeraanpassingen
o
tal van lezingen, cursussen, studiedagen en begeleiding worden à la carte georganiseerd, op vraag van andere organisaties; ocassioneel wordt ook ingegaan op de vraag om te publiceren
Daarnaast kunnen we ook nog de gebruikersbijeenkomsten vermelden die vorm krijgen als thematische intervisiemomenten en de werkgroep ondersteunde communicatie Vlaanderen (WOCV), ook een vorm van intervisie voor professionele ondersteund wordt door Modem. OPEN AANBOD De vijfde com@modemdag op 5 februari 2010 was opnieuw een bijzondere gebeurtenis. In totaal namen 193 personen deel aan deze studiedag, voornamelijk professionelen. Tijdens deze dag gaf het volledige Modemteam tijdens plenaire sessies informatie over de nieuwste communicatiehulpmiddelen en computeraanpassingen. Deze com@modemdag was opnieuw een hoogtepunt in het werkingsjaar van Modem én een voorbeeld van een knappe teamprestatie. Bij de bijscholingsmodules die Modem aanbiedt, is het aantal deelnemers beperkt tot 20. Elk module duurt een halve dag en werd gegeven in het Gouverneur Kinsbergen Centrum. Overzicht van de 20 bijscholingsmodules van 2010 (10 voorjaar en 10 najaar) 1. Tekstcommunicatie in alle vormen (donderdag 4 maart 2010) 2. Hoe maak ik zelf handige en functionele communicatieboeken? PODD: Pragmatic Organised Dynamic Display (donderdag 4 maart 2010) 3. Hoe vul ik een communicatiecomputer? (donderdag 11 maart 2010) 4. Hulpmiddelen om tijd, activiteiten, handelingen,… te visualiseren voor personen met autisme (donderdag 11 maart 2010) 5. Op maat: een programma om gratis oefeningen te maken voor personen met verstandelijke beperkingen (donderdag 18 maart 2010) 6. Communicatiehulpmiddelen zelf maken: van heel eenvoudige tot uitgebreide communicatiemappen (donderdag 18 maart 2010) 7. Symwriter: een nieuw programma om te schrijven met symbolen en communicatieroosters te maken (donderdag 29 april 2010) 8. Van actie-reactie tot eenvoudige communicatie (donderdag 29 april 2010) 9. Eenvoudige aanpassingen in MS Word 2007 voor personen met lees- en schrijfproblemen (donderdag 6 mei 2010) 10. Zelf oefeningen maken in PowerPoint: gevorderden (donderdag 6 mei 2010) 11. ICT beelden zeggen meer dan woorden (dinsdag 12 oktober 2010) 12. Gratis software voor leerstoornissen (donderdag 21 oktober 2010) 13. Invullen van werkblaadjes en formulieren op computer via gratis software (donderdag 21 oktober 2010)
69
14. Symwriter: een handig programma om te schrijven met symbolen en communicatieroosters te maken: beginners en gevorderden (dinsdag 26 oktober 2010) 15. Zelf stappenplannen maken (donderdag 28 oktober 2010) 16. Communicatiehulpmiddelen maken voor in de broekzak (donderdag 28 oktober 2010) 17. Op maat: een programma om gratis oefeningen te maken voor personen met verstandelijke beperkingen: beginners en gevorderden (dinsdag 9 november) 18. Ondersteunde communicatie bij personen met dementie (dinsdag 16 november 2010) 19. Communicatiehulpmiddelen voor iedereen (donderdag 2 december 2010) 20. Computerhulpmiddelen voor iedereen (donderdag 2 december 2010) Er werden ook 5 modules wegens succes herhaald. Dit brengt het totaal dus op 25 modules in 2010. Tot slot kunnen we hier ook nog 2 beurzen vermelden waarop Modem voor een breed publiek aanwezig was met een stand: -
26 en 27 maart 2010: Kangoeroebeurs in Merelbeke (Marleen Meermans, Ruth Schelfhout, Karen Vermeire, Dirk Lembrechts)
-
23 november 2010: Studiedag Toegankelijke Communicatie in Oostende (Karen Vermeire, Dirk Lembrechts)
AANBOD à la carte In 2010 werden 84 sessies à la carte gegeven (lezingen, cursussen, studiedagen, lessen en workshops). Dit is vergelijkbaar met de vorige drie jaren. Er blijft dus een grote informatie- en bijscholingsnood op dit gebied. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
80 62
11
1998
15
18
1999
2000
25
2001
30
2002
68
68
2005
2006
86
87
84
2008
2009
2010
35
2003
2004
2007
Meerdere van deze lezingen waren voor het Modemteam erg belangrijk. We denken hier bijvoorbeeld aan de voorstelling van de DVD „ICT beelden zeggen meer dan woorden‟ op 23
70
februari in Brussel voor meer 150 deelnemers en aan het VVL-congres (logopedisten) van 10 december in Elewijt. Dit jaar gaf Modem (Marleen Meermans) ook 8 workshops voor het Centrum voor naschoolse vorming aan de Universiteit van Antwerpen. De samenwerking met deze dienst wordt dus intensiever. Er waren ook vijf internationale lezingen, op 11 juni gaven Wim De Backer en Karen Vermeire een lezing over de werking van Modem voor een delegatie uit Kenia. Op 3 juni gaf Dirk Lembrechts een workshop in Helsinki op uitnodiging van EASPD. Op 17 juni gaf hij een lezing over onafhankelijke adviescentra in Sintra (Portugal, in het kader van het ImPaCT project) en op 26 en 28 juli gaf hij twee lezingen op het ISAAC-congres in Barcelona over projectresultaten van Modem. In de voorbije jaren deden ook steeds meer opleidingen een beroep op Modem om lessen te geven voor hun studenten of om eindwerken te begeleiden. In het jaar 2010 ging het over 17 opleidingen van allerlei aard. Dit aantal was en blijft hoog. Een alfabetisch overzicht: o o o o o o o o o o o o o o o o o
Arteveldehogeschool in Gent, afdeling Logopedie Hogeschool Antwerpen, departement Gezondheidszorg: Ergotherapie Hogeschool Brugge-Oostende in Brugge, afdeling Logopedie Hogeschool Gent, departement Gezondheidszorg Vesalius, opleiding Logopedie Hogeschool Gent, departement Gezondheidszorg Vesalius, opleiding Ergotherapie Karel de Grote Hogeschool, Banaba Buitengewoon Onderwijs KATHO-IPSOC, opleiding Ergotherapie in Kortrijk Katholieke Hogeschool Kempen in Geel, afdeling Ergotherapie KULeuven, licentie Logopedie en Audiologie KULeuven, licentie Orthopedagogie Lessius Hogeschool in Antwerpen, afdeling Logopedie Neurologische spraak- en taalstoornissen, Gent Opleiding ADL-assistenten (ZEWOPA) Plantijn Hogeschool in Antwerpen, graduaat Orthopedagogie Universiteit Gent, licentie Logopedie en Audiologie Voortgezette opleiding Buitengewoon Onderwijs in Heverlee VSPW, graduaat orthopedagogie in Sint-Amandsberg
Deze contacten resulteerden ocassioneel in de begeleiding van eindwerken/scripties/ thesissen/programmeeropdrachten. In 2010 werden volgende projecten afgerond: -
KULeuven, Licentie Logopedie & Audiologie, doctoraat Joke Vandereet - Modem is externe deskundige bij dit doctoraatsonderzoek over de communicatie van kleuters met verstandelijke beperkingen. In Vlaanderen is dit het eerste doctoraatsonderzoek in de logopedie, dat handelt over ondersteunde communicatie. Via dit doctoraat is Modem aanwezig op het nationale en internationale wetenschappelijke forum: posters en lezingen op nationale en internationale wetenschappelijke congressen en wetenschappelijke artikels in internationale, peer-reviewed tijdschriften. 71
-
-
KHBO, afdeling Logopedie - eindwerk over de meerwaarde van dynamische communicatiehulpmiddelen bij personen met een verstandelijke handicap. Dirk Lembrechts was externe promotor. Neurologische Spraak- en taalstoornissen (Gent, voorgezette opleiding). Eindwerk over het computerhulpmiddelen zoals Nintendo om het geheugen te trainen bij personen met een NAH. Dirk Lembrechts was externe promotor.
Andere projecten werden opgestart of voortgezet: -
-
KULeuven, Licentie Logopedie en Audiologie. Na de gunstige ervaring met het doctoraat van Joke Vandereet wordt Modem opnieuw als externe deskundige betrokken bij het doctoraatsonderzoek van Stien Meuris over Key-word signing (Spreken met ondersteuning van gebaren, SMOG). Net zoals het doctoraat van Joke Vandereet gaat het hier over een samenwerking tussen Prof. Inge Zink (Logopedie en Audiologie) en Prof. Bea Maes (Orthopedagogie). KHBO, Projectmatig wetenschappelijk onderzoek (PWO). Ann D‟Hondt, een docente aan de opleiding Logopedie en Audiologie van de KHBO, startte in 2010 een wetenschappelijk onderzoek over de factoren die het (succesvol) gebruik van communicatiehulpmiddelen door personen met een beperking kunnen beïnvloeden. Dirk Lembrechts is adviseur bij dit PWO-project.
Door het feit dat het samenstellen van publicaties van goede kwaliteit erg arbeidsintensief is, wordt door het Modemteam zuinig omgesprongen met toezeggingen tot het schrijven van artikels en hoofdstukken in tijdschriften en boeken, maar ocassioneel gebeurt het toch: -
Hulpmiddelenrubriek, GoTalk Express 32, Logopedie, 3 (juni), 2010
-
Intervention models for working with communication books for people with aphasia and their communications partners, KomCom, November 2010
-
Technische hulpmiddelen in de communicatie. Hoofdstuk in boek over Ernstige Meervoudige beperkingen, editors Bea Maes en Carla Vlaskamp. Het boek zal in 2011 worden uitgegeven door Acco.
GEBRUIKERSBIJEENKOMSTEN Het betreft hier een tweemaandelijkse samenkomst van professionelen die in hun respectievelijke organisaties verantwoordelijk zijn voor de computeraanpassingen en/of de technische communicatiehulpmiddelen. In samenspraak met de deelnemers wordt door de Modemmedewerkers telkens een thema bepaald en voorbereid. Marleen Meermans coördineert deze bijeenkomsten. Dit is en blijft een succesvolle groep, met voor elke bijeenkomst tussen de 25 en 35 deelnemers uit ondertussen al 31 organisaties uit heel Vlaanderen.
72
De groep kwam 2010 vijf keer samen in de lokalen van Modem. De deelnemende organisaties zijn: o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
@ACT (Roermond) BC Ter Heide (Genk) BO Groenlaer (Reet) Centrum Ganspoelinstituut (Huldenberg) Dagcentrum vzw Driehuizen (Kontich) De Kangoeroe (Melle) De Kleine Beer (Antwerpen) Dienstencentrum De Mozaïek (Oostakker) Dienstencentrum Sint Gerardus (Diepenbeek) DVC H. Hart (Deinze) DVC St. Jozef (Antwerpen) Eigen Thuis (Grimbergen) GVBBO St. Jozefinstituut (Antwerpen) Het GielsBos (Gierle) Het Veer (St. Niklaas) Kinderrevalidatie- en Epilepsiecentrum (Pulderbos) KOC – kenniscentrum Hulpmiddelen (Brussel) Merlijn (Antwerpen) MPI Spermalie (Brugge) MPI St. Lodewijk (Wetteren) MPI Ten Dries (Landegem) MPI Zonnebloem (Heule) Nationaal MS Centrum (Melsbroek) Sint Gregorius (Gentbrugge) Stedelijk Mytyl Instituut (Brasschaat) Stichting Delacroix (Tienen) Vzw Pegode – dagcentrum (Kontich) Vzw Pegode - dagcentrum Piramide (Brasschaat) Vzw Stijn (Overpelt) Windekind (Leuven) Zevenbergen (Ranst)
De volgende hoofdthema‟s kwamen aan bod in 2010: 27-01-10
Introductie van het project „ICT-beelden zeggen meer dan woorden‟. Tonen van SpeakOut, een nieuw tekstgebaseerd communicatietoestel met synthetische stem. Verslag van BETT 2010 en „Special Needs Fringe‟, twee ICT beurzen in Londen.
73
24-03-10
De SkoolMate, een robuuste, kleine, betaalbare computer met aanraakscherm onderzoeken naar de bruikbaarheid voor personen met beperkingen. Grondige studie van zes toppers uit de het softwareaanbod „gratis en goed‟.
26-05-10
Demonstratie van recente programma‟s die bedienbaar zijn met schakelaar(s) samen met de nieuwste aansluitkastjes voor een schakelaar aan de computer.
22-09-10
Voorstelling van de laatste nieuwe hulpmiddelen op Modem zoals de GoTalk Express 32, Twentyfourtalker, Lightwriter SL40, Penfriend, Voista, Wody en het Comfy toetsenbord.
18-11-10
Overzicht van ICT voor personen met een verstandelijke beperking met focus op de groep volwassenen met een matig of ernstig verstandelijke beperking.
Tijdens de gebruikersbijeenkomst van mei bleek dat er maar liefst 8 organisaties in deze groep waren die al gebruik maakten van oogsturing, de meest geavanceerde bedieningswijze van communicatiehulpmiddelen en computers. Deze verzameling van relevante kennis hierover is uniek. Daarom werd besloten deze acht organisaties samen te brengen na de bijeenkomst van september om hen de kans te geven ideeën en tips aan elkaar uit te wisselen. Deze bijeenkomst was een succes. De volgende organisaties namen hieraan deel: -
BO Groenlaar De Kangoeroe DVC H.Hart DVC St.Jozef MPI St. Lodewijck Stedelijk Mytyl instituut Vzw Stijn Windekind
WERKGROEP ONDERSTEUNDE COMMUNICATIE VLAANDEREN Deze werkgroep is samengesteld uit 15 logopedisten uit verschillende grote instellingen voor personen met een handicap, een opleiding Logopedie en twee adviescentra. Modem coördineert deze werkgroep en zorgt tevens voor de administratieve ondersteuning en de vergaderplaats. De kerngroep vergaderde op 30 april 2010 en organiseerde op 14 oktober 2010 een werkbezoek aan het Ganspoelinstituut. Ook werd een start gemaakt met een volledige herziening van de infofolder over Ondersteunde Communicatie. 74
De volgende instellingen zijn hierin vertegenwoordigd:
Arteveldehogeschool, Afdeling Logopedie (Gent) Dominiek Savio (Hooglede-Gits) Ganspoelinstituut (Huldenberg) Het GielsBos (Gierle) Kennis- en Ondersteuningscentrum (KOC) Modem MPI Delacroix (Tienen) MPI Ter Heide (Genk) Mytyl (Rozendaal - NL) ‟t Prieeltje (Hakendover) St. Jozefinstituut (Antwerpen) St. Oda (Overpelt) St. Franciscus (Roosdaal).
Het werkbezoek vond plaats op 14 oktober 2010. Het betrof een bezoek aan het grote Ganspoelinstituut in Huldenberg met vooral aandacht voor de communicatie van kinderen, jongeren en volwassenen met meervoudige, maar vooral visuele beperkingen. Dit bezoek werd als zeer leerzaam ervaren. Sinds 1999 beschikt deze werkgroep over informatieve folder over Ondersteunde Communicatie. Deze was echter dringend aan herziening toe. Op basis van enkele uitgebreide voorbeelden van Groot-Brittanië (Communication Matters) werd in 2010 een aanvang gemaakt met de volledige herwerking van de oude folder. De aanzet werd gegeven door Modem en de leden van de werkgroep geven feedback en ondersteuning. Een publicatie hiervan wordt voorzien in 2011. In 2010 werd ook een studiedag van 2011 over „Centraal Visuele Inperking (CVI) en Ondersteunde Communicatie‟ inhoudelijk voorbereid.
TEAM
Functie
Naam
algemeen directeur Gouverneur Kinsbergencentrum
Lieve Heene
teamleider
Dirk Lembrechts Lieve Heene vanaf 01/05/10
adviseurs / lesgevers
Dirk Lembrechts Marleen Meermans 75
Wim De Backer Lien Martens tot 31/03/10 Karen Vermeire projectmedewerkers
Bart Serrien Ruth Schelfhout
administratieve medewerkers
Nancy Celis, Cindy Van Dyck
Sinds 2002 doet Modem een beroep op vrijwilligers om tegemoet te kunnen komen aan de overvloed aan vragen uit het werkveld. In 2010 schakelden we hiervoor opnieuw twee vrijwilligers in:
Paul Devos: vanaf november 2003 (thuiswerk) Herman Claes: vanaf december 2003 (thuiswerk)
Ze ontwikkelen toepassingen voor de software voor personen met een handicap die bij Modem beschikbaar is in het demonstratielokaal. Dit betekent een duidelijke verhoging van de waarde van deze ruimte en een kwalitatieve verbetering van de adviesverlening. Geschikte bijscholingen vinden, blijft voor het Modem een probleem. De gespecialiseerde bijscholingen worden veelal in het buitenland gegeven. Een frequent bezoek aan deze cursussen zou het bijscholingsbudget sterk de hoogte in jagen. In het volgende overzicht van 10 bijscholingen zitten er vijf die de teamleden (gratis) konden volgen omdat één van de teamleden er ook zelf een lezing of workshop gaf. Het aantal is vergelijkbaar met de vorige jaren. Onderwerp – organisatie – plaats
Collega Marleen Meermans
BETT – Special Needs Fringe
Wim De Backer
Datum 14 januari
Aegis workshop
Dirk Lembrechts
29 mei
ISAAC wereldcongres (Barcelona)
Dirk Lembrechts
26 tot 29 juli
Studiedag ALS
Karen Vermeire
7 oktober
Marleen Meermans
Eureka symposium
Dirk Lembrechts
Studiedag Neurologische Spraak- en Taalstoornissen
Dirk Lembrechts Bart Serrien
E-dinges
Karen Vermeire Karen Vermeire
Studiedag Toegankelijke Communicatie
Dirk Lembrechts
VVL-congres
Karen Vermeire
76
8 oktober 4 november 19 november
23 november 10 december
Dirk Lembrechts Vlibank
Ruth Schelfhout
12 december
Een aantal Modem-medewerkers bezochten ook 2 beurzen om nieuwe zaken te ontdekken: o
13 en 14 januari 2010: BETT-beurs en Special Needs Fringe in London: grote internationale beurs over hard- en software voor personen met een handicap (Wim De Backer en Marleen Meermans)
o
8 oktober 2010: REHA-beurs in Dusseldorf: grote internationale beurs over hard- en software, en communicatiehulpmiddelen voor personen met een handicap (Karen Vermeire en Ruth Schelfhout)
PROJECTWERKING ZEG NU ZELF - NETWERK In 2010 is Modem gestart met een project met als werktitel “competentiecentrum voor zelfstandig leven”. Het doel van het project was het zoeken naar een toekomstperspectief voor Modem. Daarvoor is een sterker financieel en maatschappelijk draagvlak nodig, maar ook een uitbreiding van de opdracht en doelstellingen van de organisatie. Het doel was duidelijk, maar de weg er naar toe niet. Daarom werd gekozen voor een open benadering en samenwerking: actoren vanuit verschillende invalshoeken bij elkaar aan tafel zetten en zien hoe dit zou evolueren. Er werd een projectgroep samengesteld met actoren vanuit verschillende invalshoeken (bedrijven, gebruikers, experten,…). Gaandeweg werd duidelijk dat de Modem, HMC, Jabbla, Skil, Bol-Budiv en het Centrum voor Zorgtechnologie van Universiteit Antwerpen graag een constructieve bijdrage willen leveren tot de ontwikkeling van een maatschappelijk verantwoord en politiek gedragen hulpmiddelenbeleid. Daarom werd het project omgevormd tot een formeel forum en samenwerkingsverband dat standpunten inneemt en in dialoog zal gaan met het beleid. Het Zeg nu zelf – Netwerk wil met één stem naar buiten komen en wegen op het hulpmiddelenbeleid. Er vonden hiervoor vier vergaderingen plaats in Wilrijk, Gentbrugge en Gent. Voor Modem namen hieraan deel: Lieve Heene, Ruth Schelfhout, Bart Serrien en Dirk Lembrechts.
IMPACT Door de Europese commissie werd het project ImPaCT goedgekeurd (voor drie jaar, start 1 januari 2009). Het is een netwerkproject met ICT-specialisten, ingediend door de EASPD (European Association for Service Providers for People with Disabilities). De vzw 77
Gouverneur Kinsbergen is lid van de EASPD via PPG. De negen partners zijn allen lid van de ICT-interest group van de EASPD. Er zijn partners van Portugal, Finland, Frankrijk, UK, Italië en België. Bij de gelegenheid van de goedkeuring van dit project werd ook Dirk Lembrechts van Modem vice-voorzitter van deze ICT interest Group. Het totaal projectbedrag van dit project is 540.856 euro, voor Modem betekent dit circa 50.000 euro. In 2010 werden projectmeetings gehouden in Bologna, Sintra (Portugal) en Parijs. Parallel aan deze partnermeeting waren er telkens ook erg interessante stakeholdermeetings. Dirk Lembrechts was aanwezig tijdens elke van deze meetings, nam deel aan de tussentijdse telefoonconferenties en gaf in Sintra tijdens de stakeholder meeting een lezing over de taak van onafhankelijke adviescentra. De voornaamste taak van Modem in dit project betreft de werkfase van de „Training Needs Analysis‟. Modem zal ook de verantwoordelijk zijn voor de eindconferentie van dit project in november 2011 in Brussel. Ook de inhoud van andere werkfasen is relevant voor het Modemteam: de verspreiding van „Person centrered technology‟ (PCT) in de Europese maatschappij, kennisuitwisseling, het in kaart brengen van de Europese dienstverleners met ervaring in dit verband, en de ethische aspecten van werken met PCT en personen met beperkingen.
ICT BEELDEN ZEGGEN MEER DAN WOORDEN In september 2009 werd gestart met een project op vraag van REN-Vlaanderen (Regionaal Expertise Netwerk). Dit is de organisatie die zorgt voor de bijscholing van het Vlaamse leerkrachten. Het project liep tot augustus 2010. In dit project wordt ICT-materiaal ontwikkeld dat specifiek gericht is op het maken van visualisaties in het onderwijs voor leerlingen met beperkingen. Het gaat hier vooral over video-illustraties, screencasts illustraties over het werken met een video-camera. Bart Serrien was de medewerker die voor dit project heeft gewerkt. Hij zorgde zowel voor een DVD met uiterst veel illustratiemateriaal (meer dan 6 uur video) als voor een studiedag op 23 februari 2010 in het Departement Onderwijs te Brussel waarin dit materiaal werd voorgesteld. Deze DVD werd op 10.000 exemplaren gemaakt. Op het einde van 2010 was al 95 % van deze voorraad verspreid aan de relevante professionelen.
NEDERLANDSE TAALUNIE Sinds 2008 bouwen we een nieuwe samenwerking uit met de Nederlandse Taalunie. Dirk Lembrechts is adviseur van een rapport dat zal worden geschreven over Taal- en spraaktechnologie voor personen met taal- en spraakpathologie. De projectschrijver (M. Ruiter) werkt in de St.Maartenskliniek van Nijmegen. In 2010 werd dit rapport definitief afgerond maar er volgde nog geen publicatie. Deze werd in het vooruitzicht gesteld voor 2011. 78
In dit rapport werd aangegeven hoe de onderzoeksbudgetten van de Nederlandse en Vlaamse overheid, gericht op personen met spraak- en taalbeperkingen, in de komende jaren het best kunnen worden ingezet.
SAMENWERKING
BLISSKERNGROEP Deze werkgroep stuurt alle initiatieven rond het Bliss-symbolensysteem in Vlaanderen. De Bliss-symbolen zijn unieke symbolen die personen die niet kunnen lezen of schrijven maar met toch relatief goede intellectuele mogelijkheden, in staat stellen te communiceren op een hoger niveau dan met de meer klassieke pictogrammen. In 2010 vergaderde deze kerngroep op 1 juli. Voor Modem neemt Karen Vermeire deel aan deze kerngroep.
LEERNETWERK OC MEDIANDER Op initiatief van Mediander (toen TAU-groep), werd in 2002 de Studiecel Pictogrammen opgericht met daarin vertegenwoordigers van meerdere instellingen van Mediander en externe deskundigen met betrekking tot deze materie: professor G. Van Hove van de Universiteit Gent en Annemie Van Roy, voormalig voorzitster van ISAAC-NF. De studiecel vergaderde in 2010 vier maal: op 2 maart, 18 mei, 24 augustus en 21 december. De vergaderingen gingen door in Gent. Voor Modem neemt Dirk Lembrechts deel aan deze werkgroep. Eén van de centrale thema‟s was de uitwerking, het testen en het uitwisselen van ervaring over het gebruik van een communicatiepaspoort voor personen met verstandelijke beperkingen. Dit gebeurt immers in Vlaanderen op dit ogenblik slechts in zeer beperkte mate. Plannen werden onder meer gemaakt voor de organisatie van een workshop over ondersteunde communicatie op de werkvloer en een studiedag over het thema „communicatiepaspoort‟ (in 2011).
THERAPLAY Het project Theraplay is een TETRA-project dat wordt geleid door Groep T (Leuven) en het Centrum voor User Experience Onderzoek (CUO) van de KULeuven. Het is gestart in 2008 en liep tot 2010. Het project werd gesubsidieerd door IWT-Vlaanderen. Het ging over therapeutische games met de WII afstandsbediening voor personen met motorische beperkingen.
79
Voor Modem nam Dirk Lembrechts aan de gebruikerscommissie die voor dit project werd ingesteld. De vergaderingen vonden plaats op 1 juli en 16 december.
ADIBIB (VROEGER DIGIBIB) Na het succesvolle project De computer, mijn surfplank bij het leren dat in 2007 werd afgerond, werd de samenwerking met de vzw Die‟s-Lekti-kus verder gezet in het nieuwe project Digibib (sinds 2009 Adibib). In Adibib worden schoolboeken omgezet naar een digitale vorm zodat ze kunnen worden gebruikt door leerlingen die compenserende software inschakelen bij het leren. De stuurgroep maakte plannen om dit project in de toekomst verder te zetten met steun van het Departement Onderwijs. In 2010 werd ondermeer gewerkt aan software-onafhankelijke omzettingen. Namens Modem neemt Marleen Meermans deel aan de stuurgroep. De vergaderingen vonden plaats op 30 april, 27 augustus en 16 november in Kessel-Lo.
ANYSURFER In 2009 werd Modem uitgenodigd deel te nemen aan het Anysurfer Netwerk. Het betreft een netwerk met de volgende partners: Blindenzorg Licht en Liefde, Wai-Not, Fevlado, KHKempen – K-Point en KHKempen – Klare Taal. Deze groep werkt rond de toegankelijkheid van internet voor personen met beperkingen. In 2009 werden twee gefinancierde projecten uitgevoerd: één voor de Telenet Foundation en één voor POD Maatschappelijke Integratie. Voor Modem gaat het hier om een opportuniteit tot samenwerking met Vlaamse experts mbt toegankelijkheid van internet. Modem richt in deze groep zijn aandacht vooral op de toegankelijkheid voor personen met motorische beperkingen en personen met ernstige lees- en spellingsproblemen. In 2010 nam Wim De Backer deel aan de vier inhoudelijke vergaderingen en Dirk Lembrechts aan de twee beleidsvergaderingen.
80