J A A RV E R S L A G 2 0 0 8
7.4 Colofon Tekst & redactie Bestuursbureau Pensioenfonds Vervoer Vormgeving Grafisch Bedrijf Papyrus bv Druk Grafisch Bedrijf Papyrus bv Uitgave Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg
augustus 2009
Inhoud Kerngegevens
2
1.
Voorwoord
3
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Pensioenfonds Vervoer Profiel Organisatie Verslag van het bestuur Verantwoord beleggen Risicomanagement Ontwikkelingen na afloop verslagjaar
4 4 5 7 10 10 12
3.
Statistische gegevens
13
4.
Ontwikkelingen op pensioengebied
17
5.
Beleggingen
19
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.5.1 6.5.2 6.6
Jaarrekening Balans per 31 december 2008 Staat van baten en lasten over 2008 Kasstroomoverzicht Toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 Toelichting op de balans Risicobeheer en derivaten Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over boekjaar 2008
23 24 25 26 27 32 39 44 45
7. 7.1 7.2 7.3 7.4
Overige gegevens Actuariële verklaring Accountantsverklaring Gebeurtenissen na balansdatum Colofon
50 50 51 52 53
1
Kerngegevens Aantallen
2008
2007
2006
2005
2004
8.952 184.357 382.126 46.980
8.385 165.353 381.692 42.808
8.433 155.665 370.321 40.191
8.655 155.664 358.651 38.370
8.622 158.880 343.328 36.409
Algemene reserve
6.999.480 36.825 768 -
4.688.931 0 24.927 0 691 416.689
4.677.337 37.419 25.170 12 548 143.828
4.487.605 26.926 29.550 72 449 -
3.971.506 15.886 23.669 72 392 -
Solvabiliteitsreserve 1)
1.426.363
1.371.934
1.178.685
839.351
465.181
548.420 119.362
481.747 106.763
413.046 96.364
339.092 90.936
308.323 83.092
6.065.529 - 950.052 -14,1 87,9 3,45 - 2.638.041
6.390.913 104.784 1,3 137,9 4,85 456.023
6.102.780 406.237 7,86 128,9 4,00
5.364.804 671.713 14,8 119 3,78
4.465.349 311.426 7,9 112 4,00
483.162
374.170
180.559
Werkgevers Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
Financiële gegevens (in eenheden van € 1.000)
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening langlevenrisico Garantievoorziening Rekening afvloeiingsregeling Spaarfonds gemoedsbezwaarden
Premies Uitkeringen Belegd vermogen (marktwaarde) 2) Opbrengst uit vermogen 3) Performancepercentage Dekkingsgraad 4) Gehanteerde rekenrente 5) Gemiddelde rentetermijnstructuur Resultaat boekjaar
1) De reserve algemene risico´s en reserve beleggingsrisico´s zijn vanaf boekjaar 2007 samengevoegd tot de solvabiliteitsreserve. 2) De cijfers van het totaal belegd vermogen over 2006 verschillen met de cijfers zoals vermeld in het jaarverslag 2006. De gegevens zijn gewijzigd, omdat de vorderingen en schulden uit hoofde van beleggingen in het jaarverslag 2006 onder vorderingen en schulden stonden. De vorderingen en schulden staan in het jaarverslag 2007 onder stand beleggingen. 3) Inclusief ongerealiseerde waarde mutaties en andere resultaten op beleggingen en exclusief beleggingskosten. 4) Dekkingsgraad vanaf 2007 gebaseerd op de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde. 5) De gehanteerde rekenrente vanaf 2007 is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank.
Toeslag (indexatie) De afgelopen jaren zijn de volgende procentuele verhogingen doorgevoerd. De ingangsdatum van de verhoging is steeds 1 januari van het betreffende jaar. 2009 0,00
2
2008 2,39
2007 0,87
2006 0,00
2005 0,80
2004 0,00
1. Voorwoord Het jaar 2008 begon aanvankelijk veelbelovend. We sloten het voorafgaande jaar af met voldoende financiële reserves en konden daardoor de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken in onze sector per 1 januari 2008 met 2,39% verhogen. Maar naarmate het jaar vorderde, tekenden zich steeds duidelijker de voortekenen van een economische malaise af. Toch werd iedereen wereldwijd nog verrast door de snelheid waarmee de uit de VS overgewaaide kredietcrisis om zich heen greep. Uiteraard had deze crisis onvermijdelijk ook zijn weerslag op de financiële positie van de Nederlandse pensioenfondsen. Bij het Pensioenfonds Vervoer slonk het belegd vermogen hierdoor substantieel. Tegelijkertijd liep als gevolg van de daling van de rente de marktwaarde van de pensioenverplichtingen sterk op. De combinatie van deze beide ontwikkelingen zorgde ervoor dat de dekkingsgraad (de verhouding tussen het belegd vermogen en de marktwaarde van de pensioenverplichtingen) van 137,9% (stand per 31 december 2007) daalde tot onder het wettelijk vereiste minimum van 105%. Als gevolg hiervan verkeerde het fonds aan het eind van het verslagjaar in een situatie van onderdekking. In het verslagjaar zelf werden reeds concrete stappen gezet om financiële schade zoveel mogelijk te beperken. Zo trof het bestuur maatregelen ten aanzien van het renterisico in de sfeer van de pensioenverplichtingen. In zes stappen werd in totaal 60% van het renterisico afgedekt. Het faillissement van Lehman Brothers op 25 september dreigde even roet in het eten te gooien, omdat wij juist via deze partij invulling hadden gegeven aan de eerste vier stappen van 10%. Maar op basis van sluitende juridische contracten konden de ingenomen renteposities tijdig – en zonder noemenswaardige extra kosten of verliezen – worden teruggedraaid en ondergebracht bij een andere partij. Ook het beleggingsbeleid werd op een aantal punten gewijzigd om de risico’s beter te spreiden.
maar dat de ingegane pensioenen en opgebouwde pensioenaanspraken de komende vijf jaren niet geïndexeerd kunnen worden. Gelukkig zijn ook positieve ontwikkelingen te melden. Zo werd in het verslagjaar besloten om vanaf 1 januari 2009 maandelijks in plaats van per kwartaal premienota’s uit te sturen. Inmiddels is deze wijziging gerealiseerd. Om de overstap naar maandnota’s te bekostigen, zijn de pensioenpremies met 0,14%punt verhoogd. Deze kosten komen geheel ten laste van de werkgevers. Dankzij de nieuwe werkwijze kunnen mutaties in het personeelsbestand van de werkgevers voortaan aanzienlijk sneller worden doorgevoerd en, indien nodig, worden gecorrigeerd. In het verslagjaar is daarnaast een aantal verbeteringen op communicatiegebied doorgevoerd. Zowel de website, als het uniform pensioenoverzicht en de welkomstbrief voor nieuwe werknemers zijn geheel vernieuwd. Daarnaast heeft het bestuur na ampele overweging besloten om per 1 januari 2010 de pensioenadministratie bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. In 2008 zijn bovendien voorbereidingen getroffen voor een fusie van het Pensioenfonds Vervoer met de prepensioenfondsen Goederen- en Personenvervoer en de VUT Goederenvervoer. De beoogde ingangsdatum van deze fusie is eveneens 1 januari 2010. Hiermee laten we graag zien dat we ook ten tijde van financiële stormen blijven werken aan een optimale dienstverlening richting deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Pensioenfonds Vervoer, Amsterdam, 8 juni 2009 P. Swart, voorzitter
Overigens heeft het huidige geconstateerde dekkingstekort géén invloed op de betaalbaarheid van de reeds ingegane pensioenuitkeringen. Om echter ook de toekomstige pensioenbetalingen veilig te kunnen stellen, heeft het pensioenfonds inmiddels een pakket aan maatregelen vastgesteld om de reserves weer op het vereiste niveau te brengen. Daartoe heeft het bestuur voor 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Dit plan gaat ervan uit dat premieverhoging vooralsnog achterwege kan blijven,
3
2. Pensioenfonds Vervoer 2.1 Profiel Het Pensioenfonds Vervoer is een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds dat in 1964 in het leven is geroepen. De pensioenregeling van het fonds biedt werknemers in de sectoren Beroepsgoederen-, Besloten Bus- en Taxivervoer en het Binnenbeurtvaartbedrijf een goede pensioenregeling. Sinds 1 september 1992 geldt de regeling eveneens voor de werknemers in het Kraanverhuurbedrijf. In de periode vanaf 1985 tot 1 mei 2006 was de regeling ook van kracht voor de werknemers van de particuliere ambulancediensten (met uitzondering van het niet-rijdend personeel). Het Pensioenfonds Vervoer verzorgt de ouderdoms-, nabestaanden- en aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioenen van deelnemers, gewezen deelnemers (de zogenaamde slapers) en pensioengerechtigden. De pensioenregeling is een middelloonregeling. Deelnemers bouwen jaarlijks een stukje ouderdoms- en partnerpensioen op. De hoogte daarvan wordt bepaald door een percentage te nemen van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Alle voor de financiering van de regeling benodigde middelen worden via premies door werknemers en werkgevers gezamenlijk opgebracht. De netto premieopbrengsten die niet worden gebruikt voor de uitkeringen, worden belegd conform het door het bestuur vastgestelde beleggingsbeleid. Afhankelijk van de financiële situatie van het fonds en de loonontwikkeling in de bedrijfstak, wordt per jaar door het bestuur een besluit genomen over de vraag of de opgebouwde rechten en reeds ingegane pensioenen kunnen worden geïndexeerd.
4
2.2 Organisatie Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur per 31 december 2008 is als volgt: Algemeen bestuur Leden werkgevers: C. Busser mr. L.J.H. Ceelen (voorzitter) drs. mw. S. Kraaijenoord R.M.S. van ’t Schip H.A. Dikken, (2e secretaris) drs. M. van Ballegooijen P.J. Tuk RA
(1) (1) (1) (1) (2) (2) (3)
Plv. leden werkgevers: mw. I.E. Stomp vacature vacature vacature mr. P. Kievit mr. J.J. Stokman vacature
(1) (1) (1) (1) (2) (2) (3)
Leden werknemers: J.T. van Egmond P. Swart, (plv. voorzitter) mw. L.F.A.M. Jansen J. Heilig, (1e secretaris) mw. R. Hidding W.J. Noordman R. Mast
(4) (4) (5) (5) (5) (5) (5)
Plv. leden werknemers: vacature W.F.R. Heins J. Wit mw. B. Paas vacature H. van den Dungen mw. M. Broer
(4) (4) (5) (5) (5) (5) (5)
(2) (1)
Leden werknemers: J. Heilig P. Swart
(5) (4)
(1) (2) (1)
Leden werknemers: J. Heilig mw. L.F.A.M. Jansen J.T. van Egmond
(5) (5) (4)
(1)
Leden werknemers: J. Heilig (voorzitter)
(5)
Beleggingsadviescommissie Leden werkgevers: vacature mr. L.J.H. Ceelen (voorzitter) Externe adviseurs drs. H.W.A. Brans drs. M.B.A. Sanders Pensioenadviescommissie Leden werkgevers: drs. mw. S. Kraaijenoord (voorzitter) H.A. Dikken mr. L.J.H. Ceelen Externe adviseur drs. W. Brugman AAG Pensioencommissie Individuele Zaken Leden werkgevers: drs. mw. S. Kraaijenoord
5
Deelnemersraad Leden R.G. De Jel (voorzitter) M. G. Mooij H. Visch N. de Vos (2e voorzitter) W. van der Lubbe A. van Huijstee vacature vacature
(5) (5) (4) (4) (4) (5) (6) (4)
Plaatsvervangend leden vacature vacature L. Krale vacature vacature A. Riekwel vacature vacature
Respectievelijk aangewezen door: 1) Transport en Logistiek Nederland 2) Koninklijk Nederlands Vervoer 3) Nederlandsch Binnenvaartbureau 4) CNV BedrijvenBond 5) FNV Bondgenoten 6) Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties Bestuursbureau W.J. Brand, algemeen directeur Vertegenwoordiging in de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) In de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen werd het fonds in het verslagjaar vertegenwoordigd door de heer P. Swart. Ten behoeve van de stemming op de Algemene Ledenvergadering van de VB heeft het bestuur een doorlopende machtiging gegeven aan de heren L.J.H. Ceelen en P. Swart. Vertegenwoordiging in de Raad van Afgevaardigden van de Stichting PVF Nederland In het verslagjaar hadden mevrouw S. Kraaijenoord en de heer P. Swart namens het fonds zitting in deze raad. Adviserend Actuaris Mercer (Nederland) B.V. drs. W. Brugman AAG Startbaan 6 1185 XR Amstelveen Certificerend Actuaris Towers Perrin drs. R. Doornbos AAG Hullenbergweg 425 1101 CS Amsterdam Zuidoost Accountant KPMG Accountants N.V. M.J. Vredenduin RA Burg. Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen Administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer Bezoekadres: Molenwerf 2 – 8 Amsterdam Postadres: Postbus 9251 1006 AG Amsterdam Telefoonnummer: 0900-1964 Website: www.devervoerssite.nl
6
2.3 Verslag van het bestuur Het Pensioenfonds Vervoer kent een Algemeen Bestuur, een Beleggingsadviescommissie, een Pensioenadviescommissie, een Pensioencommissie Individuele Zaken en een Deelnemersraad. Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur op dagelijkse basis bij de beleidsvorming en het uitoefenen van toezicht op een goede uitvoering en naleving van de pensioenregeling en het vermogensbeheer. Het bestuursbureau bestaat naast de algemeen directeur uit een manager beleggingen, een (parttime) beleidsmedewerker beleggingen, een manager pensioenen, een beleidsmedewerker communicatie a.i. , een controller en twee (parttime) administratieve medewerkers. Het Algemeen Bestuur heeft in het verslagjaar zeven keer vergaderd, waarvan twee keer met de Deelnemersraad. De Beleggingsadviescommissie is vier keer bijeen geweest. De Pensioenadviescommissie is drie keer bij elkaar gekomen. De Pensioencommissie Individuele Zaken heeft acht keer vergaderd. De Deelnemersraad is vijf keer bijeen gekomen waarvan tweemaal samen met het Algemeen Bestuur. Tijdens het verslagjaar deed zich één wijziging voor in het Algemeen Bestuur door het aftreden van de heer R. Wortel. Hij is opgevolgd door de heer P.J. Tuk. Financiële positie van het fonds Door de kredietcrisis zijn niet alleen de aandelenbeurzen, maar ook de lange rentes fors gedaald. Dit had uiteraard ook zijn weerslag op de financiële positie van het Pensioenfonds Vervoer en zorgde eind 2008 voor een forse daling van de dekkingsgraad. Dit is de verhouding tussen het belegd vermogen en de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Ultimo 2008 bedroeg de dekkingsgraad 87,9%. Aangezien dit percentage onder het wettelijk minimum van 105% ligt, ontstond formeel een situatie van onderdekking. Uiteraard is hiervan melding gemaakt aan De Nederlandsche Bank (DNB) en zijn de vereiste acties ondernomen om te komen tot een zogenaamd ’korte termijn herstelplan’. Premie en toeslag 2008 In de pensioenregeling van het Pensioenfonds Vervoer wordt een onderscheid gemaakt naar drie leeftijdsgroepen (geboren voor 1 januari 1942, tussen 1 januari 1942 en 1 januari 1950 en op of na 1 januari 1950) en naar drie verschillende sectoren (Goederenvervoer, Taxi en Besloten Busvervoer). Gezien deze verdeling heeft het bestuur voor 2008 een besluit moeten nemen over de hoogte van drie verschillende premiepercentages en franchises. Rekening houdende met het door de actuaris verrichte onderzoek naar de financiële positie
van het fonds heeft het bestuur - na raadpleging van CAO-partijen en met positief advies van de Deelnemersraad – besloten de aan het pensioenfonds af te dragen premies op hetzelfde niveau als 2007 te houden. Dit betekent dat: • voor de groep geboren op of na 1 januari 1950 in het Goederenvervoer de premie 28,20% van de pensioengrondslag bedraagt, in het Taxivervoer 29% en in het Besloten Busvervoer 27,70% van diezelfde pensioengrondslag. Deze premies zijn inclusief de premies die namens de prepensioenfondsen en het vut-fonds worden geïnd; • voor de groep geboren vóór 1 januari 1950 de premie 20,70% van de pensioengrondslag bedraagt. Het bestuur beoordeelt jaarlijks óf, per wanneer én met welk percentage de verkregen aanspraken en ingegane pensioenen (uitkeringen) worden verhoogd. Dit wordt ook wel toeslag of indexatie genoemd. Er wordt niet doelgericht geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Gelet op de ontwikkelingen in de bedrijfstak en de financiële positie van het fonds heeft het bestuur moeten besluiten de pensioenaanspraken- en uitkeringen per 1 januari 2009 niet te verhogen. De basis voor een eventuele toeslag is in principe de loonontwikkeling in de bedrijfstak Vervoer gedurende de periode van 1 juli tot 1 juli voorafgaand aan het kalenderjaar waarin mogelijk een verhoging wordt toegekend. Het gaat dan om de volgende CAO’s: • beroepsgoederenvervoer onder TLN; • beroepsgoederenvervoer onder KNV; • besloten busvervoer; • taxivervoer. Pension Fund Governance Een belangrijk criterium in de richtlijnen van Pension Fund Governance (PFG) is ‘transparantie’. Dit komt erop neer dat zichtbaar en inzichtelijk moet worden gemaakt hoe de governance van het fonds is geregeld, waar de deelnemers recht op hebben en hoe dit wordt gecommuniceerd. In 2008 is in het kader van PFG door het Pensioenfonds Vervoer een Verantwoordingsorgaan in het leven geroepen. Hierin zijn zowel actieve deelnemers als pensioengerechtigden en financieel betrokken werkgevers vertegenwoordigd. De eerste bijeenkomst wordt gehouden in 2009. Het bestuur van het Pensioenfonds Vervoer zal minimaal één keer per jaar aan dit orgaan verantwoording afleggen over het gevoerde beleid. In het verslagjaar is eveneens een Visitatiecommissie ingesteld die het zogenaamde ‘intern toezicht’ voor haar rekening neemt. Deze commissie bestaat uit
7
drie onafhankelijke deskundigen en beoordeelt vanaf 2009 jaarlijks de gevolgde beleids- en bestuursprocessen. Dit nieuwe orgaan beoordeelt onder meer: • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • de wijze waarop het bestuur omgaat met de lange termijnrisico’s en de beleids- en bestuursprocedures; • de bestuursprocessen binnen het fonds; • de interne checks and balances. Beleggingsbeleid In 2008 is een aantal belangrijke wijzigingen in het beleggingsbeleid doorgevoerd. Zo werd stapsgewijs 60% van het renterisico van de pensioenverplichtingen afgedekt. Dit om het renterisico te beperken. Ook is een grotere diversificatie binnen de beleggingsportefeuille aangebracht door een aantal nieuwe beleggingscategorieën te introduceren zoals grondstoffen en infrastructuur. Om de risico’s verder te spreiden heeft de fiduciair vermogensbeheerder bovendien gekozen voor meer beheerders met verschillende beleggingsstijlen per categorie ten opzichte van voorgaande jaren. Ook hierdoor wordt het risico verder gedempt. Tot slot is minder nadruk dan voorheen gelegd op vermogensbeheerders met een kwantitatieve beleggingsstijl. Deze categorie beleggers maakt in het beleggingsproces vooral gebruik van wiskundige en statistische modellen. Deze modellen blijken onder (de huidige) crisisomstandigheden niet goed te werken. Voor meer informatie over het turbulente beleggingsjaar 2008 verwijzen wij u naar hoofdstuk 5. Continuïteitsanalyse De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen minimaal één keer in de drie jaar een continuïteitsanalyse moeten uitvoeren. Het Pensioenfonds Vervoer heeft deze in het verslagjaar laten uitvoeren door Mercer. De continuïteitsanalyse dient inzicht te geven in de financiële ontwikkeling van het fonds op de langere termijn. Ze laat zien op welke wijze het bestuur bij kan sturen via het premie- en beleggingsbeleid en wat de verwachte indexatiezekerheid is. Bij de analyse voor het Pensioenfonds Vervoer spelen twee belangrijke bestuurlijke uitgangspunten een grote rol. Het ene is het streven naar een financiële positie van het fonds (de zogenaamde streefgrens) waarbij een indexatie van 90% van 2% prijsinflatie mogelijk is. Het andere is het streven naar stabilisatie van het huidige premieniveau. Mercer is bij de uitvoering van de analyse uitgegaan van aannames gebaseerd op verwachtingen met betrekking tot de (financiële) markten en ontwikkelingen binnen de bedrijfstak. Een aantal van laatstbedoelde aannames is aangeleverd door de bedrijfstak zelf. Door alle ontwikkelingen op de financiële markten zijn de uitkomsten van de continuïteitsanalyse in de loop van het verslagjaar inmiddels achterhaald. Daarom is in 2009 een nieuwe analyse uitgevoerd.
8
Invoering maandnota In 2008 heeft Syntrus Achmea Pensioenbeheer in opdracht van het bestuur de nodige maatregelen getroffen om de maandelijkse inning van de pensioenpremie per 1 januari 2009 mogelijk te maken. Dit is een reeds lang gekoesterde wens van veel werkgevers uit de vervoerssector. Hiermee komt een einde aan de premie-inning per kwartaal van de voorgaande jaren. De overstap naar de maandsystematiek betekent echter wel dat de premie per 1 januari 2009 met 0,14%punt moest worden verhoogd. Een belangrijk voordeel van de systematiek van maandbetaling ligt in het feit dat mutaties in het personeelsbestand van de werkgever aanzienlijk sneller kunnen worden doorgevoerd en, bij foutieve verwerking, ook weer sneller kunnen worden gecorrigeerd. Fusie In 2008 zijn voorbereidingen getroffen voor een fusie van het Pensioenfonds Vervoer met de prepensioenfondsen Goederen- en Personenvervoer en de VUT Goederenvervoer. In dat kader heeft veelvuldig overleg en afstemming plaatsgevonden met de verschillende bij de fusie betrokken partijen. Om procedurele redenen waarop het pensioenfonds zelf geen invloed heeft, bleek het niet mogelijk de fusie reeds per 1 januari 2009 te realiseren. In verband hiermee is besloten de ingangsdatum van de fusie te verschuiven naar 1 januari 2010. Jaarwerk Omdat de totstandkoming van het jaarwerk 2007 met de nodige problemen gepaard ging, zijn in het verslagjaar afspraken gemaakt met betrokken partijen om de aanlevering van de benodigde gegevens over 2008 soepeler te laten verlopen. De ondernomen acties hebben tot het gewenste resultaat geleid. Afkoop Het bestuur heeft besloten dat geen gebruik gemaakt zal worden van de uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden tot afkoop van kleine pensioenen. Afkoop van een pensioenuitkering die op jaarbasis minder is dan € 406,44 (bedrag per 1 januari 2008) blijft alleen mogelijk op de reguliere pensioeningangsdatum. Communicatie Het Pensioenfonds Vervoer heeft ook in 2008 werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden op verschillende momenten geïnformeerd over de regeling. Op grond van de Pensioenwet werd het aantal communicatiemomenten uitgebreid en/of in een nieuw jasje gestoken. Startbrief & UPO Op grond van de Pensioenwet zijn pensioenfondsen gehouden om nieuwe deelnemers een zogenaamde Startbrief te sturen. Nieuwe werknemers in de
vervoerssector ontvangen de Startbrief van het Pensioenfonds Vervoer. Hierin wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor waardeoverdracht en de termijn waarbinnen deze moet worden aangevraagd. Verder is in de Startbrief onder meer opgenomen dat bij beëindiging van het dienstverband eventuele vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw binnen drie maanden na einde van het dienstverband moet worden aangevraagd. In augustus ontvingen de actieve deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) met daarin een overzicht van hun opgebouwde en bij voortzetting van het deelnemerschap nog op te bouwen pensioenaanspraken. Digitaal Pensioenfonds In het verslagjaar is de website van het Pensioenfonds Vervoer vernieuwd. De informatie is overzichtelijker dan voorheen gerubriceerd en wordt op toegankelijker wijze aan zowel werkgevers als deelnemers gepresenteerd. De informatie is zoveel mogelijk gekoppeld aan belangrijke veranderingen (huwelijk, echtscheiding, overlijden, nieuwe baan etc.) die zich in de leef- of werksituatie van de deelnemer of pensioengerechtigde kunnen voordoen. Tegelijkertijd is gewerkt aan de introductie van het zogeheten Digitaal Pensioenfonds. Hiermee wil het pensioenfonds de online dienstverlening aan haar klanten verder verbeteren. In dit kader is in september 2008 voor werkgevers het onderdeel Pensioen Vervoer Online (PVO) live gegaan. PVO biedt werkgevers een volledig en actueel inzicht in de verwerking van de door hen aangeleverde gegevens en het notaverkeer. Werkgevers zijn dit najaar via een speciale mailing, de website en de pensioenconsulenten op dit nieuwe online onderdeel geattendeerd. Mijn eigen pensioen is een speciaal onderdeel op de website dat actieve deelnemers inzicht moet geven in hun persoonlijke pensioengegevens én in hun huidige en toekomstige pensioeninkomen. Voor dit laatste kunnen de deelnemers gebruikmaken van de nieuwe, verbeterde pensioenplanner, een belangrijk onderdeel van Mijn eigen pensioen. Oorspronkelijk was voor het najaar 2008 een grootscheepse introductie van Mijn eigen pensioen gepland. Doordat de ontwikkeling van de pensioenplanner veel vertraging opliep, is de introductie doorgeschoven naar het eerste kwartaal van 2009. Mede gelet op de overgang naar een nieuwe pensioenuitvoerder per 1 januari 2010, zijn de deelnemers via de website geïnformeerd over de uiteindelijke introductie van Mijn eigen pensioen. Imago- en behoeftenonderzoek Los van de formele voorschriften uit de Pensioenwet is een helder communicatiebeleid ook intrinsiek onmisbaar voor een goede bedrijfsvoering van het fonds en daarmee de uitvoering van de pensioenregeling. Om een stevig fundament onder het communicatiebeleid te kunnen leggen, heeft het
Pensioenfonds Vervoer eind 2008 een zogenaamd kwalitatief imago- en behoeftenonderzoek onder werkgevers en werknemers laten uitvoeren. Hierbij is een afspiegeling van werkgevers en werknemers van grote en kleine ondernemingen uit het goederenen personenvervoer intensief bevraagd met behulp van een aantal speciale gesprekstechnieken. Tezamen met de resultaten van een tweetal sessies inzake de kernwaarden van het fonds die bij het Bestuursbureau en de huidige uitvoerder hebben plaatsgevonden, heeft dit onderzoek veel relevante informatie opgeleverd ten behoeve van de formulering van het communicatiebeleid voor de periode 2009-2012. Uitvoering pensioenadministratie In 2007 is het contract met Syntrus Achmea Pensioenbeheer formeel opgezegd. Aanleiding hiervoor was de zorg en onvrede over de kwaliteit van de dienstverlening. In het verslagjaar werd een speciale commissie (Auditcommissie) in het leven geroepen die onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop de pensioenregeling van het Pensioenfonds Vervoer in de toekomst zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden uitgevoerd. De commissie had de opdracht om bij haar onderzoek alle opties en modaliteiten te betrekken waaronder ook de overgang naar een nieuwe pensioenuitvoerder. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is aan een aantal pensioenuitvoeringsorganisaties, waaronder Syntrus Achmea Pensioenbeheer, gevraagd een offerte uit te brengen. Vervolgens is met een selectie uit deze aanbieders door de Auditcommissie verder gesproken. Op basis hiervan heeft de Auditcommissie geconcludeerd dat, louter bezien vanuit het perspectief van kwaliteit en prijsstelling, TKP Pensioen als meest gerede aanbieder moest worden beschouwd. Mede op basis van vorenvermelde conclusie van de Auditcommissie heeft het bestuur, na zorgvuldig overleg - vervolgens besloten de pensioenadministratie per 1 januari 2010 onder te brengen bij hiervoor genoemde uitvoeringsorganisatie. De voorbereidingen om de overgang naar de nieuwe uitvoerder zo soepel mogelijk te laten verlopen, zijn inmiddels in volle gang. Wijziging statuten en reglementen In het verslagjaar besloot het bestuur tot een aantal wijzigingen in het reglement. Deze wijzigingen vloeien grotendeels voort uit de Pensioen- en Veegwet en hebben onder meer betrekking op: • de klachten- en geschillencommissie; • het Verantwoordingsorgaan; • pensioenopbouw bij seizoensarbeid/tijdelijke onderbreking dienstverband; • afkoopbepalingen.
9
Beleggingsadviescommissie Op beleggingsgebied laat het bestuur zich bijstaan door een Beleggingsadviescommissie, die bestaat uit vier bestuursleden, aangevuld met twee externe onafhankelijke deskundigen. De commissie heeft zich onder meer bezig gehouden met de implementatie van het verantwoord beleggingsbeleid, veranderingen in de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de afdekking van het renterisico. Pensioenadviescommissie De Pensioenadviescommissie is in het verslagjaar met één werkgevers- en één werknemerszetel uitgebreid. De Pensioenadviescommissie heeft het bestuur onder meer geadviseerd over de afkoop kleine pensioenen, de maandbetaling, de continuïteitsanalyse en de premies voor 2009. Pensioencommissie Individuele Zaken Naast de behandeling van individuele gevallen heeft de commissie verzoeken betreffende premievrije deelneming, aanvraag partnerpensioen en vrijwillige voortzetting behandeld. Deelnemersraad De Deelnemersraad heeft tot taak de belangen te behartigen van alle deelnemers en pensioengerechtigden. Zij doet dit door het bestuur gevraagd en ongevraagd adviezen te geven over voorkomende pensioenonderwerpen. In 2008 hadden deze ondermeer betrekking op de continuïteitsanalyse, de voorgenomen fusie, reglementswijzigingen en, vanzelfsprekend, de premies voor 2009. De Deelnemersraad heeft in het verslagjaar op alle voorgelegde voorstellen positief geadviseerd. Indien de raad van mening is dat de belangen van de deelnemers en de pensioengerechtigden door het bestuur niet op een evenwichtige wijze worden behartigd, kan de Deelnemersraad (of een deel daarvan) een klacht indienen bij DNB. Tot op heden is geen gebruik gemaakt van dit recht.
beleidsplan. Deze activiteiten bestonden uit het investeren in specifieke beleggingsfondsen, het uitsluiten van controversiële ondernemingen, stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en de dialoog aangaan met ondernemingen waarin is belegd. Dat deze inspanningen niet onopgemerkt bleven, bleek uit de sterke stijging van het fonds in het jaarlijkse onderzoek onder pensioenfondsen en pensioenverzekeraars van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling. In het verslagjaar is het Pensioenfonds Vervoer gestegen van de 21ste naar de 6de plaats. Met name op het onderdeel uitvoering scoort het pensioenfonds relatief goed. Ook in 2009 zal het fonds onder meer stemmen op de gehele aandelenportefeuille, waarbij een belangrijk aandachtspunt is of het beloningsbeleid van het management is gekoppeld aan prestaties op de lange termijn. Ook wordt van ondernemingen meer transparantie verwacht op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden. 2.5 Risicomanagement Het Pensioenfonds Vervoer hecht veel waarde aan een gedegen beleid op het gebied van risicomanagement. Het fonds speelt daarmee in op de toenemende complexiteit van de bedrijfsvoering, de wet- en regelgeving en de zwaardere eisen die de toezichthouders in dat verband stellen. Er is een beleid ontwikkeld waarin bewust bepaalde financiële risico’s worden geaccepteerd omdat die passen binnen het kader van de financiële opzet van het fonds. Hieronder volgt een opsomming van en toelichting op de belangrijkste risico’s. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in de marktprijzen. Binnen het ALM-proces wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. Het marktrisico wordt beheerst door het risicoprofiel van de feitelijke beleggingsmix aan te laten sluiten bij dat van de ALM-beleggingsmix.
2.4 Verantwoord beleggen In het verslagjaar heeft het Pensioenfonds Vervoer verder inhoud gegeven aan verantwoord beleggen. In april 2008 ondertekende het fonds als tiende Nederlands pensioenfonds de Principles for Responsible Investment (PRI). Dit is een code waarmee de institutionele beleggers wereldwijd onderschrijven dat milieu-, sociale- en governance factoren invloed moeten hebben op het beleggingsbeleid. In 2008 is ook een aantal activiteiten op het gebied van verantwoord beleggen geïmplementeerd, dat voortvloeide uit het in 2007 goedgekeurde
10
Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De Amerikaanse dollar wordt, in afwijking van voorgaande jaren, volledig afgedekt. Dit is voor het Britse pond en de Japanse yen al langer het geval. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de marktwaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen
op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. Gedurende het jaar 2008 is stapsgewijs zestig procent van het renterisico van de pensioenverplichtingen afgedekt door het afsluiten van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Er is niet voor gekozen om het renterisico volledig af te dekken, omdat dit ten koste zou kunnen gaan van het indexatievermogen op de langere termijn. Kredietrisico Dit risico heeft zowel betrekking op de beleggingen in schuldpapieren als op transacties met tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door een faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en looninflatie. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitord door de fiduciair vermogensbeheerder. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer en het fonds. Het grootste deel van de operationele uitvoering ligt bij eerstgenoemde partij en heeft een SAS
70-verklaring (type II). Door het overleggen van deze verklaring toont Syntrus Achmea Pensioenbeheer aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de SAS 70-verklaring komt tevens tegemoet aan de beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’. Hierin stelt DNB dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse grote netto-instroom. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het bestuursbureau ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds. Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden bij het fonds, reputatie, ondernemingsklimaat en aantal deelnemers. Het ondernemingsklimaatrisico en een afname van het aantal deelnemers zijn de belangrijkste omgevingsrisico’s. Voor wat betreft het ondernemingsklimaatrisico geldt dat het huidige bestand van verzekerden voor het grootste deel bestaat uit slapers. Daarnaast blijft het aantal actieve deelnemers van het fonds als gevolg van de stabiele markt zelf ook redelijk stabiel. De waarschijnlijkheid van het ondernemingsklimaatrisico is middelgroot en de impact is relatief gering. Met betrekking tot het risico dat het aantal deelnemers fors zal dalen door politieke en/of wettelijke ontwikkelingen wordt opgemerkt dat de kans dat deze ontwikkeling zich voordoet aanwezig is en de impact daarvan groot zal zijn. Het is voor het bestuur niet mogelijk beheersmaatregelen te treffen om deze ontwikkelingen te voorkomen. Ten aanzien van het risico dat de belanghebbenden bij het fonds (CAO-partijen) het niet eens zijn of worden over de richting waarin de pensioenregeling zich in de toekomst moet ontwikkelen, geldt het volgende. Het bestuur kan hiervoor geen lange termijnbeleid formuleren, omdat richtinggevende afspraken hiervoor ontbreken. De taak van het bestuur is om binnen de door CAO-partijen gestelde kaders de belangen van de diverse groepen af te wegen en te zoeken naar een oplossing die het beste daarbij aansluit.
11
2.6 Ontwikkelingen na afloop verslagjaar Het bestuur besloot eind 2008 om de premiepercentages in de verschillende sectoren met 0,14%punt te verhogen. Deze verhoging kwam, zoals eerder genoemd, voort uit de keuze voor maandelijkse premie-inning bij de werkgevers per 1 januari 2009. Voor de deelnemers geboren in of na 1950 die werkzaam zijn in het Goederenvervoer bedraagt de premie daarmee 28,34%, voor het Besloten Busvervoer 27,84% en voor de sector Taxi 29,14% van de pensioengrondslag. Voor de groep geboren vóór 1950 is de premie uitgekomen op 20,85% van de pensioengrondslag en voor de groep geboren vóór 1 april 1942 op 18,74% van diezelfde grondslag. Herstelplan Voor 1 april 2009 heeft het Pensioenfonds Vervoer bij DNB een korte termijn herstelplan aangeleverd. Dit plan is met de Deelnemersraad van het fonds besproken en door hen van een positief advies voorzien. Uit het herstelplan komt naar voren dat uitgaande van de dekkingsgraad van circa 87,9% (peilmoment 31 december 2008) een herstel binnen vijf jaar op grond van het huidige beleidskader mogelijk is. Naar verwachting bedraagt de dekkingsgraad ultimo 2013 minimaal 105%. Uitgangspunt is dat het pensioenfonds gedurende die vijf jaar niet indexeert en de premie vooralsnog niet verhoogt. Naar verwachting wordt binnen een periode van tien jaar het vereiste eigen vermogen bereikt. Het bestuur acht het huidige beleidskader hiermee robuust. Het korte termijn herstelplan wordt periodiek geëvalueerd. Voor het geval de dekkingsgraad ultimo van enig jaar onder het in het herstelplan geprognotiseerde niveau komt, zullen CAO-partijen en bestuur overleggen in hoeverre het beleid en/of de pensioenregeling aangepast moet worden. In dat geval kan alsnog een korting van de pensioenaanspraken en –rechten worden overwogen, zodanig dat het minimumniveau van het benodigde groeipad naar de vereiste dekkingsgraad van ca. 105% weer is bereikt. Een eventuele korting van aanspraken en pensioenen wordt overigens pas toegepast na een wachttijd van een jaar en zal zich niet eerder voordoen dan 1 april 2012. Het bestuur ziet korting als een ultieme noodmaatregel en het beleid is er derhalve op ingericht om korting van rechten en aanspraken te voorkomen. Het Pensioenfonds Vervoer heeft in het eerste kwartaal van 2009 besloten om ten behoeve van de Vut, Prepensioen en Levensloop (VPL)overgangsregeling een bestemmingsreserve te gaan vormen én dat deze VPL-bestemmingsreserve voor het eerst eind 2010 op de balans zal worden opgenomen. Onder meer in verband hiermee is
12
op verzoek van DNB het herstelplan aangepast. Deze aanpassing leidt ertoe dat uitgaande van de inmiddels bekende dekkingsgraad ultimo 2008 van 87,9% begin 2015 de vereiste dekkingsgraad zal zijn bereikt. Met deze aanpassing wordt de beoordeling van de financiële positie van het fonds op de lange termijn niet echt ánders, terwijl wél tegemoet wordt gekomen aan de wens van DNB om een voorziening te treffend ten behoeve van de VPLovergangsregeling. Opschorten waardeoverdrachten Zolang de dekkingsgraad van een pensioenfonds lager is dan wettelijk verplicht (100%), mag dat fonds op grond van de Pensioenwet niet meewerken aan verzoeken tot waardeoverdracht. Dit geldt ook voor het Pensioenfonds Vervoer. Deelnemers die een aanvraag indienen, ontvangen hierover bericht en ook op de website worden deelnemers hierover geïnformeerd. Financiering VPL-overgangsregeling Met de komst van de nieuwe pensioenregeling in 2006 zijn de prepensioenregelingen voor deelnemers die zijn geboren op of na 1 januari 1950 vervallen. Tegelijkertijd is in 2006 een overgangsregeling getroffen voor deelnemers die tot die tijd wel aanspraken opbouwden in de prepensioenregelingen en die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo is het toch nog mogelijk om eerder te stoppen met werken. Uit de in november 2008 uitgevoerde continuïteitsanalyse bleek dat de doorsneepremie gemiddeld genomen (over de jaren 2009 t/m 2023) kostendekkend is. In 2020 is dit echter niet het geval in verband met de affinanciering van de overgangsregeling in 2020. Om te voorkomen dat de financiering van de VPL-overgangsregeling in 2020 leidt tot een te grote aanslag op het vermogen van het Pensioenfonds Vervoer, heeft het bestuur daarom begin 2009 besloten om voor deze overgangsregeling een bestemmingsreserve te vormen. Deze wordt eind 2010 voor het eerst op de balans opgenomen. Dit verandert niets aan de beoordeling van de financiële positie van het fonds op de lange termijn.
3. Statistische gegevens Aantal werkgevers verplicht tot premiebetaling en aantal deelnemers
2008
2007
Werkgevers verplicht tot premiebetaling
8.952
8.385
1.196 184.357
1.639 165.353
382.126
381.692
Werkgevers die opgaven in het boekjaar geen tot deelneming verplicht personeel in dienst te hebben Deelnemers op 31 december Nog niet gepensioneerde gewezen deelnemers met premievrije rechten op 31 december
Aantal vrijgestelde ondernemingen en werknemers Op 31 december 2008 waren de volgende vrijstellingen verleend: a. vrijstelling voor het hele personeel: 21 ondernemingen; b. vrijstelling voor een groep van het personeel: 3 ondernemingen; c. afwikkelings-/individuele vrijstelling voor één of meer werknemers: 17 ondernemingen. Aantal deelnemers ultimo 2008 400000
350000
300000
250000
200000
150000
100000
50000
0 1999
2000
vrijwilligen
2001
2002
2003
arbeidsongeschikten
2004
2005
premiebetalenden
2006
2007
2008
slapers
Premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid (in eenheden van € 1.000) In 2008 is het aantal verzekerden dat wegens arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk premievrij in het fonds deelneemt met 312 afgenomen (in 2007 was het aantal verzekerden met 453 afgenomen). Eind 2008 waren 7.488 (2007: 7800) arbeidsongeschikte deelnemers bekend, dat is circa 4,1 % (2007: 4,7%) van het totaal aantal actieve deelnemers. De premie die wegens premievrije deelneming voor rekening van het fonds kwam bedroeg in 2008 € 10.941 (in 2007 bedroeg de premie in totaal € 11.595). Totaal overzicht vrijwillige voortzetting (in eenheden van € 1.000) In 2008 zijn in totaal 169 aanvragen voor vrijwillige voortzetting na afloop van de verplichte deelneming toegekend. Per 31 december 2008 is sprake van in totaal 4.719 voortzettingen tegen 5.656 per 31 december 2007. De totale premie voor voortzetting (inclusief de premie die betrekking heeft op voorgaande jaren) bedraagt € 3.256.
13
Vrijwillige verzekeringen Aan het eind van 2008 zijn voor 1.955 nog niet gepensioneerde, gewezen deelnemers en actieve deelnemers op vrijwillige basis (extra) pensioenaanspraken verzekerd. Aantallen werkgevers, deelnemers en gewezen deelnemers in de afgelopen 10 jaar Jaar
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Werkgevers verplicht tot premiebetaling
Deelnemers
Hierin begrepen: arbeidsongeschikte deelnemers die volledig of gedeeltelijk premievrij deelnemen
8.550 7.727 9.016 9.221 8.882 8.622 8.655 8.433 8.385 8.952
158.946 152.460 163.327 160.156 159.800 158.880 155.644 155.665 165.353 184.357
8.108 8.541 8.888 9.194 9.287 9.191 8.866 8.253 7.800 7.488
Gewezen deelnemers individueel met premievrije voortgezette rechten deelneming *
4.286 4.942 5.231 5.802 6.336 5.636 5.995 6.266 5.656 4.719
245.662 273.586 290.648 315.037 329.851 343.328 358.651 370.321 381.692 382.126
*) inclusief voortzetting door middel van een bijdrage uit de FVP-regeling.
Premie-inning (in eenheden van € 1.000) Ultimo 2008 was nog te ontvangen een bedrag van € 27.706 inzake het premiejaar 2007. Dit is 3,70% van de totaal vastgestelde voorschotpremie. Hierin is begrepen de premie verschuldigd voor de aanvulling op de WIA- cq. WAO-uitkering. Het aantal werkgevers (vallende onder de verplichtstelling van het fonds) dat in staat van faillissement werd verklaard, daalde ten opzichte van 2007. In 2008 werden 113 werkgevers en in 2007 117 werkgevers failliet verklaard. Aantallen ingegane pensioenen en totale jaarbedragen (in eenheden van € 1.000) 2008
2007
Premie voor de aanvulling op de WIA- cq. WAO-uitkering.
524.809 3.256 1.629 529.694 1.877 16.849
461.091 3.659 1.881 (2.274) 464.357 1.866 15.524
Totaal
548.420
481.747
Premie voor verplichte deelneming Premie voor vrijwillige voortzetting na einde verplichte deelneming Premie voor (vrijwillige) aanvullende verzekering Koopsommen Premie Anw (vrijwillige verzekering)
14
Premieontvangsten en premie ten laste van het fonds voor arbeidsongeschikte deelnemers in de afgelopen 10 jaar (in eenheden van € 1.000) (1) Jaar
(2) Ten gunste van het boekjaar vastgestelde premie (excl. aip’ers en Anw)
(3) Ten laste van het fonds gekomen premie voor arbeidsongeschikte deelnemers
(4) Totaal premie van (2)+(3)
(5) (3) in procenten van (4)
117.837 125.188 175.342 198.347 243.207 279.836 308.636 409.124 464.357 529.694
7.960 8.484 9.851 11.759 13.948 14.995 15.170 13.122 11.595 10.941
125.797 133.672 185.193 210.106 257.155 294.831 323.806 422.246 475.952 540.635
6,3 6,3 5,3 5,6 5,4 5,1 4,7 3,1 2,4 2,1
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Pensioen en andere uitkeringen (in eenheden van € 1.000) Over 2008 is aan pensioenen een bedrag van € 119.308 uitbetaald tegen een bedrag van € 106.763 in het jaar daarvoor. Deze bedragen zijn inclusief éénmalige uitkeringen. De stijging van het uitgekeerde bedrag is een gevolg van de toename van het aantal pensioengerechtigden. Op het einde van het boekjaar waren de aantallen ingegane pensioenen en de totale jaarbedragen als volgt: Aantallen pensioenen 2008 2007 Ouderdomspensioen
Totaal jaarbedrag 2008 2007
Aanvulling op de WIA- cq. WAO-uitkering
26.290 14.874 1. 231 4.5211
23.286 13.577 1.206 4.7391
68.880 29.000 1.350 15.995
60.984 27.275 1.348 16.009
Totalen
46.916
42.808
115.225
105.616
Partnerpensioen Wezenpensioen
1
Hierin zijn niet opgenomen de Tijdelijk Aanvullend Invaliditeitspensioenen (TAIP) zonder samenloop met een aanvulling op de WIAcq. WAO-uitkering
Voor het jaar 2008 geldt dat het aantal reeds bekende toekomstige aanvullingen op de WIA-cq. WAOuitkeringen uitkomt op 64 en niet is inbegrepen in het aantal van 4.521.
15
Uit te keren pensioenen op jaarbasis bedrag 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 1999 aip
2000
2001
wzp
2002 np
2003
2004
20005
2006
2007
2008
op
Andere uitkeringen (in eenheden van € 1.000) Aan andere uitkeringen werd een bedrag van € 6.865 in 2008 uitbetaald tegen € 6.747 in 2007. Deze bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Afkoopsommen uitbetaald in de plaats van kleine pensioenen
2008
2007
6.858
6.740
7
7
6.865
6.747
Afkoopsommen uitbetaald bij emigratie/repatriëring ter vervanging van de premievrije rechten Totalen
16
4. Ontwikkelingen op pensioengebied In de tweede helft van 2008 kwamen de dekkingsgraden van veel Nederlandse pensioenfondsen flink onder druk te staan door de effecten van de wereldwijde kredietcrisis. Maar er speelde meer. Discussies over vergrijzing en ontgroening en de AOW-leeftijd bleven oplaaien. Nieuwe wetgeving werd van kracht of kreeg een nadere invulling en nieuwe initiatieven op het gebied van communicatie werden ontplooid. Herstelplan Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkent dat de wereldwijde kredietcrisis de pensioenfondsen in een moeilijk financieel parket brengt. Op 8 oktober 2008 riep DNB de pensioenfondsen op geen overhaaste beslissingen ten aanzien van herstelmaatregelen te nemen. Een maand later voerden DNB en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg met vertegenwoordigers van de pensioensector over de gevolgen van de kredietcrisis. Op basis hiervan besloot DNB gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het verlenen van uitstel: dit resulteerde erin dat veel pensioenfondsen – waaronder het Pensioenfonds Vervoer – tot 1 april 2009 de tijd kregen om een herstelplan in te dienen. In de tussenliggende periode bleef onverminderd de verplichting gelden om DNB op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen in de dekkingsgraad. In februari 2009 besloot minister Donner om de pensioenfondsen geen drie maar vijf jaar de tijd te geven om hun tekorten middels het genoemde herstelplan aan te vullen. Verhoging AOW-leeftijd De kredietcrisis heeft geleid tot een economische recessie en een toenemende werkloosheid op de korte termijn. Voor het kabinet en sociale partners staat het belang van een toenemende arbeidsparticipatie echter niet ter discussie. De structurele demografische ontwikkelingen worden door de huidige, tijdelijke economische crisis niet aangetast. Op de langere termijn zal door vergrijzing en ontgroening juist een tekort aan arbeidsaanbod ontstaat. In de afgelopen zestig jaar is de beroepsbevolking - iedereen tussen de 20 en de 65 jaar – gegroeid. Aan deze groei komt een eind: al vanaf 2010 neemt de omvang van de beroepsbevolking af. In de periode tot 2040 leidt dit tot een daling van de beroepsbevolking met maar liefst één miljoen mensen. Het kabinet heeft zich in maart 2009 uitgesproken voor het voornemen de AOW-leeftijd te verhogen tot 67 jaar. Reden is dat door de vergrijzing de AOW-uitgaven stijgen, terwijl de groep werkenden die de premies moet betalen juist kleiner wordt. Dat creëert een financieel probleem voor de overheid, die zich de komende decennia geconfronteerd ziet met explosief stijgende AOW-lasten die zwaar op de begroting
gaan drukken. Uitstel van de AOW-leeftijd moet volgens het kabinet dus positief uitwerken op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en van de aanvullende pensioenen en op de verhoging van de arbeidsparticipatie en de verlaging van de collectieve pensioenen. Wel heeft het kabinet de Sociaal Economische Raad (SER) in de gelegenheid gesteld om voor 1 oktober 2009 eventueel een alternatief voor deze maatregel voor te stellen. Bij de definitieve besluitvorming over verhoging van de AOW-leeftijd zal dit SER-advies een zwaarwegende rol spelen. Toeslagenlabel Om de communicatie over het toeslagbeleid van pensioenfondsen begrijpelijker te maken, voerde de Pensioenwet het zogenaamde toeslagenlabel in. Dit label moet klanten van pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk maken of hun pensioenen de komende jaren naar verwachting kunnen stijgen. Het label vermeldt de pensioentoeslag die het pensioenfonds verwacht bij een gemiddelde prijsstijging van 2%. Het label is bedacht om deelnemers aan pensioenregelingen duidelijk te maken dat het verhogen van pensioenen geenszins vanzelfsprekend is. Het was de bedoeling dat pensioenfondsen het toeslagenlabel al in 2008 zouden gaan gebruiken. De invoerdatum werd oorspronkelijk echter verschoven naar 1 april 2009. Omdat veel pensioenfondsen inmiddels echter in een situatie van onderdekking terecht zijn gekomen, is besloten om de introductie van het label nog verder uit te stellen. Dit omdat verondersteld wordt dat het label in de huidige crisis meer vragen zal oproepen dan dat het antwoorden kan geven. Wel moet ieder fonds vanaf 1 april een zogenaamde voorwaardelijkheidsverklaring hanteren. Hierin wordt door middel van een vaste tekst het toeslagbeleid uitgelegd: de ambitie, hoe de toeslag wordt betaald en wat daarvan de laatste drie jaar is waar gemaakt. Toezicht op communicatie vanuit AFM De AFM houdt toezicht op de communicatie bij pensioenfondsen. Eind 2007 heeft de AFM een uitgebreide vragenlijst aan alle pensioenfondsen verstuurd. Middels dit ‘self assessment’ diende ieder fonds aan de AFM informatie te verstrekken over de wijze waarop de communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt. In december 2008 heeft de AFM opnieuw een ‘self assessment’ aan alle pensioenfondsen toegestuurd. Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat er een landelijk pensioenregister komt. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank. De Stichting gaat de ontwikkeling van het
17
Pensioenregister begeleiden. De kosten worden gedragen door de pensioensector zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 van start gaat. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welk fonds het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. FVP-bijdrageregeling: nieuwe instroom mogelijk tot 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. FVP heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling een jaar langer zal blijven bestaan. De regeling loopt nu door tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terechtkomen, kunnen nog een FVPbijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WWgerechtigd worden niet meer.
18
5. Beleggingen De beleggingsportefeuille leverde over 2008 een rendement op van -14,1% (2007: 1,3%). Hiermee kwam het rendement 5,4 procentpunt lager uit dan het rendement van de gebruikte benchmark. Aandelen rendeerden met -41,8% het meest negatief, gevolgd door grondstoffen met -40%. Infrastructuur (+7,85%) en tactische asset allocatie mandaten (+7,5%) lieten een positief rendement zien. De rente-afdekking heeft op fondsniveau +5,4% bijgedragen. Onderstaande grafiek laat op dagbasis het verloop zien van het cumulatieve normrendement over 2008. Benchmark rendement 2008 per dag 0% -2% -4% -6% -8% -10% -12% -14% -16%
29 dec
15 dec
1 dec
17 nov
3 nov
20 okt
6 okt
22 sep
8 sep
25 aug
11 aug
28 jul
14 jul
30 jun
16 jun
2 jun
19 mei
5 mei
21 apr
7 apr
24 mrt
10 mrt
25 feb
11 feb
28 jan
14 jan
31 dec
-18%
Het volgende staafdiagram presenteert de rendementen van de normportefeuille en de feitelijke beleggingsportefeuille van het fonds over de afgelopen tien jaar. Feitelijk en normrendement 1999-2009 20%
10%
0%
-10%
-20% 1999 Feitelijk
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Norm
19
Beleggingsbeleid Ieder jaar stelt het bestuur een normportefeuille vast, na advisering door de Beleggingsadviescommissie. De normportefeuille beschrijft de middelenverdeling die in een bepaald jaar beleidsmatig wenselijk wordt geacht. Het rendement van deze portefeuille geldt als norm waartegen de feitelijk behaalde beleggingsprestaties worden afgezet.1 Normportefeuille 1,5% 4,0%
1%
6,0%
7,5%
47,0%
33,0%
vastrentende waarden aandelen vastgoed tactische asset allocatie hedgefondsen grondstoffen infrastructuur
De basis voor de normportefeuille wordt gevormd door de Asset Liability Management (ALM) studie. ALM is een belangrijk hulpmiddel bij het afstemmen van de beleggingen op de verplichtingen. Een andere belangrijke determinant van de middelenverdeling is het huidige beleidskader, waarin een integrale afweging wordt gemaakt tussen premie-, indexatieen beleggingsbeleid. Binnen het beleggingsbeleid
1 Het Pensioenfonds Vervoer hanteert zwevende normgewichten die gedurende het jaar meebewegen met de marktontwikkelingen. In de grafieken worden de gewichten per 1 januari 2008 weergegeven.
20
wordt daarbij gestuurd op rente- en inflatierisico, alsmede het percentage zakelijke waarden in de portefeuille. Eind 2007 besloot het bestuur om het renterisico van het fonds te beperken door 60% van het renterisico van de pensioenverplichtingen af te dekken. Voorts is in het verslagjaar zowel het percentage vastrentende waarden als het percentage aandelen met enkele procentpunten verlaagd. Daarmee is ruimte gecreëerd voor de introductie van nieuwe beleggingscategorieën als grondstoffen en infrastructuur. Marktontwikkelingen 2008 Het gehele verslagjaar stond in het teken van de aanhoudende kredietcrisis en de verslechterde situatie bij veel financiële instellingen. In eerste instantie leek een systeemcrisis nog te zijn afgewend, maar na het failliet gaan van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in september brak grote paniek uit op de financiële markten. Er ontstond groot wantrouwen tussen banken onderling waardoor deze elkaar nauwelijks nog geld leenden, of alleen tegen een zeer hoge risico-opslag. Wereldwijd namen overheden en centrale banken diverse maatregelen. Een plan werd gelanceerd om slechte leningen van financiële instellingen op te kopen en in Europa werd de overheidsgarantie op spaargeld verhoogd. Daarnaast verlaagden centrale banken wereldwijd met een gecoördineerde actie de korte beleidsrente. Deze en andere maatregelen hadden tot doel een implosie van het financiële systeem te voorkomen. Het gevolg hiervan was een algehele risico-aversie op de financiële markten en negatieve rendementen voor alle risicovolle beleggingscategorieën in 2008. In oktober steeg de volatiliteit (beweeglijkheid van de markten) tot extreem hoge niveaus, die eerder alleen werden bereikt tijdens de aandelenmarktcrashes in 1929 en 1987.
Vastrentende waarden Het benchmarkrendement op de portefeuille vastrentende waarden bedroeg over 2008 2,4% (2007: -2,3%). Amerikaanse staatsobligaties behaalden een rendement van 18,2%, Europese staatsobligaties 9,1%, bedrijfsobligaties -2,2%, hypotheken 11%, hoogrentende bedrijfsobligaties -23,1%, obligaties uit opkomende markten -7,5% en inflatiegerelateerde obligaties 4%.2
Aandelen Onderstaande grafiek presenteert de regioverdeling van de strategische aandelenbenchmark in 2008. Het marktrendement op deze benchmark bedroeg -41% (2007: -0,4%). Europa behaalde een benchmarkrendement van -43,3%, Noord-Amerika -34,4%, Japan -25,4%, Azië exclusief Japan-47,7% en opkomende markten -50,8%. Regioverdeling aandelen
De grafiek geeft de verdeling van de vastrentende waarden portefeuille in 2008 weer over soorten schuldpapier.
12,5%
Categorieverdeling vastrentende waarden 12,5% 39,1% 10,6%
7,8%
10,6% 31,9%
7,4% 28,1% Europa Noord-Amerika
16,0%
Japan 23,4% staatsobligaties
Azië excl. Japan Opkomende markten
bedrijfsobligaties hypotheken inflatiegerelateerd hoogrentend staatsleningen opkomende landen
2 De hier genoemde rendementspercentages hebben betrekking op de benchmark (normrendement). Vanwege de complexe systematiek van herbalancering die de fiduciaire vermogensbeheerder hanteert, is het niet mogelijk om nauwkeurig het feitelijke rendement per beleggingscategorie weer te geven.
21
Vastgoed Het rendement op de vastgoedportefeuille bedroeg over 2008 -0,1% (2007: 7,1%). Dat is 8,7 procentpunt boven het benchmarkrendement. Ongeveer 34% van de allocatie naar vastgoed is belegd in private vastgoedfondsen (2007: 30%). De volgende grafiek geeft de sectorverdeling van de vastgoedportefeuille weer. Sectorverdeling vastgoed
29,0% 34,0%
6,0%
16,0% 15,0%
Woningen Kantoren
Z-score Op 26 april 1998 is de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet Bpf) in werking getreden. Deze wet biedt ondernemingen binnen de bedrijfstak op grond van de Vrijstellingsregeling mogelijkheden voor vrijstelling van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Eén van de vrijstellingsgronden heeft betrekking op de beleggingsresultaten, gemeten op basis van de zogeheten Z-score. De Z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement ten opzichte van dat van de vooraf bepaalde normportefeuille. Indien de performancetoets – die is gebaseerd op vijf opeenvolgende Z-scores – onder de norm van –1,28 uitkomt, staat het bedrijven vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds in hun branche. De voorlopig berekende Z-score voor het jaar 2008 is -3,21.3 Het Pensioenfonds Vervoer behaalde over de periode 2004 – 2008 een toetswaarde van -1,17 voor de uitvoering van de beleggingen, en voldeed daarmee aan de performancetoets.
Winkels Overig Indirect vastgoed
Hedgefondsen Het rendement op hedgefondsen over 2008 was -21,9% (2007: 7,1%). Het benchmarkrendement lag op 8,1%.
3 De berekening van de Z-score is voorlopig omdat het benchmarkrendement voor direct vastgoed pas op een later tijdstip in het jaar bekend is. In 2007 was de Z-score -0,29.
22
Jaarrekening 2008
23
6. Jaarrekening 6.1 Balans per 31 december 2008 (na resultaatbestemming) (in eenheden van € 1.000) Activa
31 december 2008
31 december 2007
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
1.819.885 2.811.840 710.127 723.677
2.837.848 2.504.644 453.456 594.965 6.065.529
6.390.913
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies Overige vorderingen
156.856 65.560
Liquide middelen (3)
142.300 5.741 222.416
148.041
18.057
34.068
6.306.002
6.573.022
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve Cumulatief verliessaldo Solvabiliteitsreserve
(2.275.781) 1.426.363
416.689 1.371.934 (849.418)
1.788.623
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Spaarfonds gemoedsbezwaarden Overige technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (6) Overige schulden en overlopende passiva (7)
24
6.999.480 768 36.825
4.688.931 691 24.927 7.037.073
4.714.549
3.584
3.216
114.763
66.634
6.306.002
6.573.022
6.2 Staat van baten en lasten over 2008 (in eenheden van € 1.000) Baten
2008
2007
Premiebijdragen risico pensioenfonds (8) Premiebijdragen risico deelnemers (9) Beleggingsresultaten voor risicopensioenfonds (10) Uitkeringen uit hoofde van herverzekering (11) Overige baten (12)
548.420 286
481.747 445
(990.223)
80.807
780 34
931 227
Totaal baten
(440.703)
564.157
Lasten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (13) Pensioenopbouw Toeslagverlening
384.582 348
322.777 115.638
224.640 234.424 (117.898) (2.763) 1.588.554 (1.338)
(1.191) 193.831 (105.346) (2.523) (514.378) 12.873
Wijziging voorziening uit hoofde van waardeoverdrachten Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Overige mutaties
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenuitkeringen (14) Pensioenuitvoeringskosten (15) Saldo overdrachten van rechten (16) Wijziging overige technischevoorzieningen (17) Wijziging voorziening voor risicodeelnemers (18) Premies herverzekering (19) Overige lasten (20) Totaal lasten Fondsresultaat
2.310.549 119.362 19.901 (278.589)
21.681 106.763 16.335 (2.320)
11.975
(37.531)
368 2.010 11.762
541 1.879 786
2.197.338
108.134
(2.638.041)
456.023
(416.689) 54.429 (2.275.781) -
262.774 343.953 (150.704)
(2.638.041)
456.023
Bestemming saldo boekjaar Algemene reserve Solvabiliteitsreserve Cumulatief verliessaldo Reserve algemene risico’s
25
6.3 Kasstroomoverzicht (in eenheden van € 1.000) Ontvangsten
Boekjaar Uitgaven
Ontvangsten
Vorig boekjaar Uitgaven
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten
554.452 265 256.391
811.108
21.673 118.767 1.877 20.331 162.648
413.110
46.097 107.237 1.867 15.688 170.889
648.460
242.221
71.029 408.906
104.144 407.496
(33.115) 1.410
58.902 657.246
55.223 676.766
3.679 (19.520)
103.812 -
467.857 55.264 35.029 -
(364.045) (55.264) (35.029) -
481.586 22.000 2.519 9.026 -
456.629 46.125 -
24.957 (24.125) 2.519 9.026 -
371.726
364.739
6.987
437.750
589.446
(151.696)
1.067.829
1.288.155
(220.326)
1.646.948
1.751.527
(104.579)
2.023.302
2.722.684
(699.382)
3.315.977
3.575.716
(259.739)
2.250 455
2.250 455
6.281 11.655
6.281 11.655
7.538 19.804 172 -
7.538 19.804 172 -
8.483 18.185 22 -
8.483 18.185 22 -
1.252
1.252
-
-
(1.094)
(1.094)
5.121
5.121
4.534
4.534
(4.759)
(4.759)
Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
394.330 622 18.158
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Subtotaal ontwikkeling portefeuille Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer
34.911
-
34.911
44.988
-
44.988
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
2.058.213
2.722.684
(664.471)
3.360.965
3.575.716
(214.751)
Totaal kasstroom
2.869.321
2.885.332
(16.011)
3.774.075
3.746.605
27.470
-
6.598 34.068 27.470
Subtotaal opbrengsten portefeuille
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname
34.068 18.057 (16.011)
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
26
-
6.4 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in sectoren taxi- , touringcar- en beroepsgoederenvervoer en het binnenbeurtvaartbedrijf verplicht gestelde aangesloten werkgevers. Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in eenheden van € 1.000. Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien als de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft. Als de herziening van een schatting gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden, dan wordt deze in de periode van herziening en toekomstige perioden opgenomen.
vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Als een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden
27
Grondslagen voor balanswaardering
Vastrentende waarden
Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
Zakelijke waarden
2 Vorderingen en overlopende activa
Onroerende Zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor directe belangen is dit de verkoopwaarde in verhuurde staat onder aftrek van kosten koper, waarbij ieder kwartaal 1/4 van de portefeuille en per einde jaar de gehele portefeuille extern wordt getaxeerd. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
28
3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. 4 Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve De algemene reserve wordt jaarlijks vastgesteld als het verschil tussen de aanwezige middelen en de som van de voorziening pensioenverplichtingen, de voorziening langlevenrisico, de voorziening overgangsmaatregel en de solvabiliteitsreserve. Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de
solvabiliteitsreserve, voor financiering van indexaties en het dekken van andere algemene risico’s.
• Gehuwdheidsfrequenties:
Solvabiliteitsreserve Het jaarlijkse resultaat van het pensioenfonds wordt toegevoegd aan de solvabiliteitsreserve. De hoogte van de solvabiliteitsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het Vereist Vermogen. Hierbij wordt uitgegaan van het bedrag boven de 100% dekkingsgraad. Indien de solvabiliteitsreserve haar maximum heeft bereikt, met andere woorden gelijk is aan het vereiste vermogen, zal het meerdere worden toegevoegd aan de algemene reserve. 5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De belangrijkste kenmerken van de gevolgde methode om de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) vast te stellen zijn: • De pensioenverplichtingen zijn berekend op het niveau van de op de balansdatum verworven tijdsevenredige pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De per 1 januari na de balansdatum toegekende verhogingen worden hierin verwerkt. De VPV is gelijk aan de contante waarde van de aldus vastgestelde pensioenverplichtingen. • De contante waarde van de toekomstige ten laste van het fonds komende reglementaire premies van de reeds arbeidsongeschikte deelnemers is in de VPV opgenomen en is berekend naar het niveau van de pensioengrondslagen per 1 januari na de balansdatum. • Voor de (tijdelijke) arbeidsongeschiktheidspensioenen is in de VPV opgenomen de som van de geboekte premies in het balansjaar en in het voorgaande balansjaar onder aftrek van de geldende kostenopslag en opgerent naar de balansdatum, vermeerderd met de contante waarde van de (tijdelijke) arbeidsongeschiktheidspensioenen van de deelnemers met een WAO- resp. WIA-uitkering. De VPV wordt gebaseerd op naar het oordeel van het bestuur, gehoord de adviserend actuaris, voldoende veilige grondslagen. De berekening van de VPV wordt uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Rekenrente: De rekenrente wordt gelijkgesteld aan de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur (DNB RTS) geldend op de balansdatum. • Sterfte: De sterftekansen worden ontleend aan de AG prognosetafel 2005-2050, starttafel 2006-2011, met één jaar resp. 0 jaar leeftijdsverlaging voor mannen resp. vrouwen. De sterftekansen voor kinderen zijn op nul gesteld.
•
•
•
•
Voor de geboortejaren 1935 en eerder wordt bij het bepalen van reserveringsfactoren voor het medeverzekerd nabestaandenpensioen de volgende gehuwdheidsfrequentie toegepast: - voor mannen bedraagt de gehuwdheidsfrequentie op 60-jarige leeftijd 90% en neemt daarna af met de sterftekans voor vrouwen. - voor vrouwen bedraagt de gehuwdheidsfrequentie op 65-jarige leeftijd 70% en neemt daarna af met de sterftekans voor mannen. Voor de overige geboortejaren wordt tot de pensioendatum geen gehuwdheidsfrequentie gehanteerd (bepaalde partnertarief). Op leeftijd 65 bedraagt de gehuwdheidsfrequentie 1 en neemt daarna af met de sterftekans van de partner. Leeftijdsverschil man/vrouw: Er is verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de medeverzekerd geachte vrouw en de vrouw drie jaar jonger is dan de medeverzekerd geachte man. Invaliderings- en revalideringskansen: Voor de verzekering van het (tijdelijk) arbeidsongeschiktheidspensioen zijn invaliderings- en revalideringskansen afgeleid uit gegevens van de uitvoering van de sociale zekerheid. Indien de jaarlijkse analyse van de resultaten hiertoe aanleiding geeft, zullen nieuwe revalideringskansen geschat worden. Kostenopslag: Met toekomstige uitvoeringskosten wordt rekening gehouden door een opslag van 2,0% op de netto VPV. Groepering: De VPV wordt per groep, per geslacht, per geboortejaar uitgerekend. De leeftijd van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt daarbij gesteld op 1 juli van zijn geboortejaar.
Garantievoorziening In het per 1 april 2001 gewijzigde pensioenreglement is een overgangsmaatregel opgenomen die garandeert dat deelnemers minimaal het pensioen zullen verkrijgen dat ze uit hoofde van de oude pensioenregeling verkregen hadden. De financiering van deze overgangsmaatregel geschiedt over een periode van 10 jaar. Jaarlijks wordt de contante waarde van de uit hoofde van deze overgangsmaatregel te verkrijgen pensioenen bepaald en wordt ten laste van het resultaat een evenredig deel van deze contante waarde aan deze technische voorziening toegevoegd. Benodigde toevoegingen aan de VPV als gevolg van de overgangsmaatregel worden aan de voorziening overgangsmaatregel onttrokken. Per 1 januari 2006 is deze overgangsmaatregel alleen nog van toepassing op deelnemers geboren tussen 1 april 1947 en 1 januari 1950.
29
6 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioensparen Pensioensparen is een verzekering van aanvullend pensioensparen voor levenslang ouderdomspensioen. Het opgebouwde kapitaal pensioensparen wordt gevormd door middel van het beschikbare premiestelsel.
nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. Wijziging pensioenregeling Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen.
7 Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 8 Premiebijdragen risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. 10 Beleggingsresultaten Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,696% (2007: 4,066 %) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen. 16 Saldo overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
13 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde
30
17 Wijziging overige technische voorzieningen Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
18 Wijziging voorziening voor risico deelnemers Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen. 19 Herverzekering Het fonds kent drie soorten herverzekering. De herverzekeringen gelden alleen voor de aanvullende verzekeringen. De risico’s zijn in herverzekering gegeven bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. te Amsterdam. 1. Herverzekering van overlijdensrisico op risicobasis. De resultatendeling is gebaseerd op winstdeling in Poolverband. De herverzekeraar vergoedt jaarlijks een aandeel van 80% in de sterftewinst behaald over het totale resultaat van de fondsen waarvoor deze winstdelingsregeling geldt. 2. Herverzekering van aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen. De resultatendeling is gebaseerd op winstdeling in Poolverband. Deze winstdeling is schadequote afhankelijk, waarbij een minimale jaarpremie in Poolverband van € 150.000,-- geldt. 3. Herverzekering van Anw-verzekering. Het overlijdensrisico is volledig herverzekerd in de vorm van eenjarige risicoverzekeringen van kapitaal bij overlijden. De verzekeringen kunnen individueel door de werknemer of collectief via de werkgever worden afgesloten. De premiebetaling wordt via het fonds verricht. Overige kosten en opbrengsten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
31
6.5 Toelichting op de balans per 31 december 2008 (in eenheden van € 1.000) 1. BELEGGINGEN Aankopen,
Voor- en
Stand per
investeringen
nadelige
Verkopen en
Stand per
1 januari
en verstrekking
verschillen
aflossingen
31 december
607.430 2.230.418 2.837.848
121.790 407.496 529.286
(82.083) (983.742) (1.065.825)
(71.029) (410.395) (481.424)
576.108 1.243.777 1.819.885
2.017.295 487.349 2.504.644
467.857 59.977 35.029 562.863
(191.929) 40.074 (151.855)
(103.812) (103.812)
2.189.411 587.400 35.029 2.811.840
453.456
364.739
263.658
(371.726)
710.127
594.965 594.965
89.753 1.200.402 1.290.155
(33.242) (60.372) (93.614)
(2) (1.067.827) (1.067.829)
56.509 667.168 723.677
6.390.913
2.747.043
(1.047.636)
(2.024.791)
6.065.529
Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Deposito’s Derivaten Derivaten Overige beleggingen Commodities Overige beleggingen
In de beleggingen voor risico pensioenfonds is voor een bedrag ad 3.584 (vorig boekjaar 3.216) aan beleggingen voor risicodeelnemers opgenomen.
2008
2007
239.664
196.828
Zakelijke waarden Onroerende zaken Directe beleggingen Indirecte beleggingen Niet officieel genoteerde aandelen Participaties onroerende zakenfondsen Kortlopende vorderingen inzake onroerende zaken Kortlopende schulden inzake onroerende zaken Liquide middelen inzake onroerende zaken
38.265 265.776
112.013 283.832 304.041 6.165 (439) 26.677
395.845 5.952 (1.477) 10.282
576.108
607.430
-
111
1.243.616 161
2.230.137 170
1.243.777
2.230.418
Aandelen Directe beleggingen Officieel genoteerde aandelen Indirecte beleggingen Niet-officieel genoteerde aandelen Kortlopende vorderingen inzake aandelen
32
2008
2007
1.819.885
2.837.848
2.189.411
2.017.295
565.994 21.295 111
470.656 16.615 (15) 93
587.400
487.349
Per balansdatum zijn effecten uitgeleend met een waarde van 403.224 (vorig jaar: 619.926). Hiervoor wordt een vergoeding ontvangen. Per balansdatum zijn de uitgeleende effecten volledig gedekt door ontvangen zekerheden Totaal zakelijke waarden
Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen Kortlopende schulden inzake hypothecaire leningen Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
Deposito’s Deposito’s Kortlopende vorderingen inzake deposito’s
35.000 29
35.029
-
2.811.840
2.504.644
Overige derivaten
710.127
453.456
Totaal derivaten
710.127
453.456
56.509
-
Totaal vastrentende waarden
Derivaten Derivaten
Overige beleggingen Commodities Commodities
Overige beleggingen Overige beleggingen Liquiditeiten vermogensbeheer GTAA Kortlopende vorderingen inzake overige beleggingen Kortlopende schulden inzake overige beleggingen
Totaal overige beleggingen Totaal beleggingen
283.274 129.153 254.741 -
244.038 15.418 337.509 3.000 (5.000) 667.168
594.965
723.677
594.965
6.065.529
6.390.913
33
2008
2007
182.906 (28.212) 154.694
88.337 (13.407) 74.930
2.162 156.856
67.370 142.300
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen In volgend boekjaar is nader vastgesteld over: Te vorderen wegens te laag vastgestelde voorschotten
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: Pensioenen Uitkeringen Pensioenpremies geïnd door Nationale Nederlanden Waardeoverdrachten Uit hoofde van herverzekeringen
875 16.695 46.924 913
1.137 3.870 398 65.407
5.405
Kosten Administratiekosten Overige kosten
20 105
1 335 125
336
Diversen Vergoeding Syntrus inz. onjuiste indexatie WIA aanvulling Overige
Totaal van de overige vorderingen
15 13
28
-
65.560
5.741
17.326 731
33.901 167
18.057
34.068
3. LIQUIDE MIDDELEN Rekening-courant Staalbankiers Rekening-courant Bestuursbureau
34
Passiva
2008
2007
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Algemene reserve Stand per 1 januari Mutatie: saldo boekjaar Stelselwijziging sterftetrend/marktrente
416.689 (416.689) -
143.828 262.774 10.087
(416.689)
272.861
-
416.689
(849.418) 349.974 1.426.363
1.788.623 235.727 1.371.934
Stand per 31 december
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2008: 88% (31 december 2007: 138%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (totaal activa -/- schulden) / technische voorzieningen. De dekkingsgraad bij het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2008 bedraagt: 105% (31 december 2007: 105%). De dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen per 31 december 2008 bedraagt: 120% (31 december 2007: 129%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Per 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het (minimaal) vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en er is een korte- en langetermijn herstelplan (en in juni 2009 een aangepast herstelplan) ingediend. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, binnen de gestelde termijn van 5 jaar en 4 maanden (30 april 2014) wordt voldaan aan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen. Indien rekening wordt gehouden met de effecten van de voorgenomen fusie van de (pré-)pensioenfondsen en de vutstichting zal de dekkingsgraad naar verwachting wél binnen 5 jaar 105% bedragen. Voor het geval dat gedurende de 5-jaars periode, van 31 december 2008 tot en met 31 december 2013, de dekkingsgraad ultimo enig jaar onder de in het herstelplan verwachte dekkingsgraden uitkomt, zullen CAO-partijen en het bestuur overleggen over verdere herstelmaatregelen. Hierbij kan worden gedacht aan een aanpassing van het premiebeleid en het pensioenbeleid. Het bestuur ziet een korting van pensioenaanspraken en -rechten als ultieme noodmaatregel en voert een beleid om een dergelijke korting te voorkomen.
Cumulatief verliessaldo Stand per 1 januari Mutatie: saldo boekjaar
(2.275.781)
-
Stand per 31 december
(2.275.781)
-
Mutatie: saldo boekjaar
1.371.934 54.429
1.027.981 343.953
Stand per 31 december
1.426.363
1.371.934
Mutatie: deel van het saldo boekjaar
-
150.704 (150.704)
Stand per 31 december
-
-
Solvabiliteitsreserve Stand per 1 januari
Reserve algemene risico’s Stand per 1 januari
35
2008
2007
Stelselwijziging sterftetrend
4.688.931 384.582 348 234.424 (117.898) (2.763) 1.588.554 (1.338) 224.640 -
4.677.337 322.777 115.638 193.831 (105.346) (2.523) (514.378) 12.873 (1.191) (282.261) 272.174
Stand per 31 december
6.999.480
4.688.931
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toevoeging toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Overige wijzigingen Waardeoverdrachten Stelselwijziging marktrente
In deze voorziening is begrepen een voorziening invaliditeitspensioen ad 183.456 (vorig boekjaar 182.039). Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer.
2008 Aantal
€
2007 Aantal
€
Gewezen deelnemers
184.357 46.980 382.126
4.049.002 1.528.504 1.421.974
165.353 42.916 381.692
2.496.555 1.211.892 980.484
Totaal
613.463
6.999.480
589.961
4.688.931
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden
36
2008
2007
Intrestvergoeding
691 19 58
548 103 40
Stand per 31 december
768
691
Toevoeging voorziening
-
37.419 (37.419)
Stand per 31 december
-
-
Vermindering voorziening
-
12 (12)
Stand per 31 december
-
-
24.927 40.684 (28.786)
25.170 21.242 (21.485)
36.825
24.927
Beleggingsresultaten
3.216 286 82
2.675 445 96
Stand per 31 december
3.584
3.216
Spaarfonds gemoedsbezwaren Stand per 1 januari Storting bijdragen
Overige technische voorzieningen Voorziening langleven risico Stand per 1 januari
Afvloeiingsregeling Stand per 1 januari
Garantievoorziening Stand per 1 januari Mutatie voorziening Mutatie toegekende garantieaanspraken Stand per 31 december
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICODEELNEMERS Voorziening pensioenverplichtingen voor risicodeelnemers Stand per 1 januari Inleg en stortingen
37
2008
2007
32.951
30.157
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerde fondsen Dit betreft nog af te dragen u.h.v. geïntegreerde premie-inning Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies Verschuldigd wegens te hoog vastgestelde premies
52.964 23.984
28.252 2.397 76.948
30.649
Pensioenen Uit hoofde van herverzekeringen Waardeoverdrachten Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
275 510 82 2.545
142 1.327 77 2.217 3.412
3.763
Kosten Advies- en controlekosten Overige
130 1.086
199 727 1.216
926
236
1.139
114.763
66.634
Diversen Crediteuren Totaal van de overige schulden
38
6.5.1 Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand wordt meer kwantitatieve informatie over deze risico’s gegeven. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen te dekken. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen die door de toezichthouder worden opgelegd. Als de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de bedrijfstak en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Zoals hiervoor is vermeld hanteert de toezichthouder DNB de standaardtoets van het Financieel Toetsingskader (FTK) om te beoordelen of in het fonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen risico’s. Bij deze standaardtoets wordt een aantal risico’s omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van al deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit van het pensioenfonds weer. Uitkomsten FTK-standaardtoets DNB (in eenheden van € 1.000) 2008
2007
715.306 890.941 166.326 15.441 77.560 240.537 -679.748
747.133 809.708 60.876 0 75.527 238.635 -559.945
1.426.363 7.037.073
1.371.934 4.714.549
Aanwezig vermogen
8.463.436 6.187.655
6.086.483 6.503.172
Tekort
2.275.781
-416.689
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico AF: Diversificatie effect Totaal vereiste buffers Technische voorzieningen Vereist vermogen
De dekkingsgraad (= Aanwezig vermogen t.o.v. Technische voorzieningen) bedraagt per 31 december 2008 87,9 % (31 december 2007: 137,9 %).
39
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies als gevolg van een verandering in marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn, maar ook valutakoeren of rentes. De laatste twee factoren worden in het vervolg van dit hoofdstuk verder toegelicht. Verdeling beleggingen naar sector (in eenheden van € 1.000) 2008
2007 %
Overheidsinstellingen
%
Andere instellingen
1.082.345 1.329.406 721.634 593.612 2.338.532
17,8 21,9 11,9 9,8 38,6
835.648 1.676.550 905.590 1.136.855 1.836.270
13,1 26,2 14,2 17,8 28,7
Totaal
6.065.529
100,0
6.390.913
100,0
Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Service instellingen
Verdeling beleggingen naar regio (in eenheden van € 1.000) 2008
2007 %
Ontwikkelde markten
%
Overige
5.561.840 173.701 266.118 63.870
91,7 2,9 4,4 1,0
5.771.220 216.807 309.705 93.181
90,3 3,4 4,8 1,5
Totaal
6.065.529
100,0
6.390.913
100,0
BRIC markten Andere opkomende markten
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardeveranderingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of algemene marktfactoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie over verschillende beleggingscategorieën, regio’s, sectoren en bedrijven. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden afgedekt door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties, termijncontracten en renteswaps. Segmentatie van onroerende zaken naar sectoren (in eenheden van € 1.000) 2008
2007 %
%
Directe beleggingen Kantoren
Overige
27.408 61.931 121.494 61.234
10,3 4,6 20,3 10,2
42.113 56.597 112.875 -
6,9 9,3 18,6 -
Sub totaal
272.067
47,2
211.585
34,8
Participaties in vastgoedmaatschappijen
304.041
52,8
395.845
65,2
Totaal
576.108
100,0
607.430
100,0
Winkels Woningen
Indirecte beleggingen
40
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Ultimo 2008 bedraagt de duration voor de vastrentende waarden 5,4 jaar. De duration van de pensioenverplichtingen bedraagt 21,0 jaar. Op balansdatum is de duration van de vastrentende beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een duration mismatch. Dit houdt in dat de waarde van de verplichtingen gevoeliger is voor renteontwikkelingen dan de waarde van de beleggingen. Om het renterisico te verkleinen heeft het fonds in het verslagjaar een beleid geïmplementeerd dat gericht is op het verkleinen van de duration mismatch. Daartoe heeft het pensioenfonds gedurende het jaar 2008 in stappen 60% van het renterisico van de pensioenverplichtingen afgedekt door het afsluiten van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Hierdoor wordt de duration mismatch verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel meer afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Er is niet voor gekozen om het renterisico volledig af te dekken omdat dit ten koste zou kunnen gaan van het indexatievermogen op langere termijn. Duration (in eenheden van € 1.000) 31 december 2008
31 december 2007
5,4 21,0
8,0 18,8
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de pensioenverplichtingen (na derivaten)
Samenstelling vastrentende waarden portefeuille naar looptijd (in eenheden van € 1.000) 2008
2007 %
Resterende looptijd < 1 jaar
%
Resterende looptijd > 5 jaar
440.308 983.796 1.387.736
15,7 35,0 49,3
192.516 562.252 1.749.876
7,7 22,4 69,9
Totaal
2.811.840
100,0
2.504.644
100,0
Resterende looptijd 1-5 jaar
Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Conform het beleid van het pensioenfonds worden de valutaposities in de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen volledig afgedekt. Vanaf 2009 worden ook de valutaposities in Australische Dollar volledig afgedekt. Valutapositie voor en na afdekking (in eenheden van € 1.000) 2008 Positie voor afdekking
2008 Valutaafdekking
2008 Nettopositie
2007 Nettopositie
Overige
2.855.361 2.351.907 201.949 134.721 521.591
2.716.638 -1.950.068 -162.908 -333.944 -269.718
5.571.999 401.839 39.041 -199.223 251.873
5.165.337 787.478 -49.614 4.396 483.316
Totaal
6.065.529
-
6.065.529
6.390.913
Euro US Dollar Brits Pond Japanse Yen
41
Grondstoffenrisico Grondstoffenrisico is het risico dat de waarde van de grondstoffenportefeuille (zoals olie, metalen en edelmetalen) verandert als gevolg van fluctuaties in grondstoffenprijzen. Door te beleggen in een breed gespreide portefeuille van grondstoffen wordt dit risico beperkt. De marktwaarde van de portefeuille bedraagt per ultimo 2008 € 59.320. Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij in gebreke blijft om aan haar verplichtingen te voldoen. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Het kredietrisico wordt primair beperkt door te beleggen in bedrijven of landen met een hoge kredietwaardigheid. De kredietwaardigheid wordt toegekend door internationale rating agencies. Kredietwaardigheid van de vastrentende portefeuille (in eenheden van € 1.000) 2008
2007 %
Staat AAA AA A BBB < BBB Geen rating Totaal
%
747.322 337.356 75.186 285.705 252.106 218.012 896.153
26,6 12,0 2,7 10,1 9,0 7,8 31,8
1.054.817 49.655 120.890 238.520 246.478 217.896 576.388
42,1 2,0 4,8 9,5 9,9 8,7 23,0
2.811.840
100,0
2.504.644
100,0
Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, werkt het fonds uitsluitend met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan worden gemeld dat het pensioenfonds meer liquiditeiten ontvangt uit hoofde van premie dan aan uitkeringen betaald hoeft te worden, zodat dit risico voor het fonds beperkt is. Verzekeringtechnische risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s sterfte en langleven. Langleven is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
42
Indexatierisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De verhoging is afhankelijk van de (verwachte) financiële positie van het pensioenfonds. Bij het verlenen van verhogingen houdt het bestuur rekening met het aanwezige eigen vermogen alsmede met het premiebeleid. De verhogingen worden gefinancierd uit het rendement op de beleggingen van het fonds dat uitgaat boven de actuarieel benodigde intrest en uit de liggende reserves van het fonds. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Derivaten worden in beginsel gebruikt om risico’s af te dekken, maar in toenemende mate worden deze instrumenten ingezet ten behoeve van de asset allocatie en het snel en flexibel kunnen inspelen op veranderende marktomstandigheden. Voor wat betreft de risicoafdekking worden derivaten ingezet ten behoeve van de afdekking van het renterisico (renteswaps) en afdekking van het valutarisico (valutatermijncontracten). Posities op balansdatum naar onderliggende waarde (in eenheden van € 1.000) 2008 Nominale waarde
Marktwaarde
2007 Nominale waarde
Marktwaarde
173.244
-
12.200
-
-134.436 156.000
381.534
682.282 -
-
-13.500
-
-
-
4.542.540
241.365
4.147.293
14.999
87.228
87.228
438.457
438.457
-
710.127
-
453.456
Zakelijke waarden Futures Vastrentende waarden Futures Renteswaps Grondstoffen Futures Valuta Valutatermijncontracten Overige Banksaldi tbv het aanhouden van future posities Totaal
43
6.5.2 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Ultimo 2008 bedroegen de niet in de balans opgenomen beleggingsverplichtingen in vastgoedfondsen € 17 miljoen. Het fonds heeft kantoorruimte gehuurd voor de huisvesting van het bestuursbureau. Dit contract loopt af in 2010, de jaarlijkse huurverplichting bedraagt € 77.500. Derivaten Voor de contract omvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 paragraaf ‘specifieke financiële instrumenten (derivaten)’. Financiering VPL-overgangsregeling Met de komst van de nieuwe pensioenregeling in 2006 zijn de prepensioenregelingen voor deelnemers die zijn geboren op of na 1 januari 1950 vervallen. Tegelijkertijd is in 2006 een overgangsregeling getroffen voor deelnemers die tot die tijd wel aanspraken opbouwden in de prepensioenregelingen en die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dankzij de overgangsregeling bouwen zij extra aanspraken aan ouderdoms- en partnerpensioen op, die zij kunnen gebruiken om hun ouderdomspensioen te vervroegen. Uit de in november 2008 uitgevoerde continuïteitsanalyse bleek dat de doorsneepremie gemiddeld genomen (over de jaren 2009 t/m 2023) kostendekkend is. In 2020 is dit echter niet langer het geval. Om te voorkomen dat de financiering van de VPL-overgangsregeling in 2020 leidt tot een te grote aanslag op het vermogen van het Pensioenfonds Vervoer, heeft het bestuur begin 2009 besloten om voor deze overgangsregeling een bestemmingsreserve te vormen. Deze wordt eind 2010 voor het eerst op de balans opgenomen.
44
6.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2008 (in eenheden van € 1.000) Baten
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 646.004 (vorig boekjaar 572.649). 8. Premiebijdragen risico pensioenfonds Werkgevers-
Werknemers-
gedeelte
gedeelte
2008
2007
352.643 2.736 168 1.629 357.176
172.166 520 16.681 1.877 191.244
524.809 3.256 16.849 3.506 548.420
461.091 3.659 15.524 3.747 484.021
-
(2.274)
548.420
481.747
Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering - invaliditeitspensioen - vrijwillige verzekering
Koopsommen
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt € 611.001 en de feitelijke premie over het boekjaar bedraagt € 548.420. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigd Opslag voor in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
2008
2007
460.002 133.861 17.138
402.535 104.257 13.812
611.001
520.604
286
445
9. Premiebijdragen risico deelnemers Premies pensioensparen
45
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2008
Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
Totaal
48.804 32.658 9.972 1.616 4.534
(1.065.825) (151.855) 263.658 (93.614) -
(29.942) (799) (8.720) (710) -
(1.046.963) (119.996) 264.910 (92.708) 4.534
97.584
(1.047.636)
(40.171)
(990.223)
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2007
Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
Totaal
44.782 38.003 5.451 2.666
(32.571) (109.914) 159.735 (3.368) -
(14.679) (6.968) (2.330) -
(2.468) (78.879) 159.735 (247) 2.666
90.902
13.882
(23.977)
80.807
2008
2007
(62.187) (984.776)
2.182 (4.650)
(1.046.963)
(2.468)
(184.759) 64.591 172
(93.070) 14.243 (52) -
(119.996)
(78.879)
264.910
159.735
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito’s
Derivaten Derivaten
46
2008
2007
(56.450) (33.242) (3.016)
(247) -
(92.708)
(247)
1.659 2.875
452 2.214
4.534
2.666
(990.223)
80.807
780
931
19 15 -
103 124
34
227
Overige beleggingen Overige beleggingen Commodities GTAA
In 2007 waren de resultaten van GTAA opgenomen onder overige beleggingen Overig Overige opbrengsten Opbrengst liquide middelen
Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
11. Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
12. Overige baten Bijdragen spaarfonds voor gemoedsbezwaarden Vergoeding Syntrus inz onjuiste indexatie WIA aanvulling Overige
47
Lasten
2008
2007
384.582
322.777
81 105 162
51.210 25.705 38.723
348
115.638
244.894 (20.254)
19.592 (20.783)
224.640
(1.191)
234.424
193.831
(117.898)
(105.346)
(2.763)
(2.523)
1.588.554
(514.378)
(20.614) (3.075) 22.351
(12.257) (9.585) 34.715
(1.338)
12.873
65.402 28.868 1.498 16.729
56.871 26.272 1.388 15.485
7 6.858
2 5 6.740
119.362
106.763
13. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Pensioenopbouw Toeslagverlening Toeslagen actieve deelnemers Toeslagen pensioengerechtigden Toeslagen gewezen deelnemers
Wijziging pensioenregeling Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
Rentetoevoeging Interest toevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 4,696% (vorig boekjaar 4,066%) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen Wijziging marktrente Overige Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
14. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Andere uitkeringen: - wegens migratie - premierestitutie - eenmalige uitkeringen
48
2008
2007
15. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar
15.609 678
12.447 (109) 16.287
12.338
1.065 104 128 603 2 1.712
1.497 111 44 474 (70) 1.941
19.901
16.335
(21.646) (277.799) (299.445) 20.856
(20.486) (20.486) 18.166
(278.589)
(2.320)
77 11.898
143 (37.419) (12) (243)
11.975
(37.531)
368
541
1.877 133
1.808 71
2.010
1.879
11.762
786
Andere kosten: Advieskosten Kosten controle van de jaarrekening/DNB-staten Bestuurskosten DNB Incassokosten Overige kosten
De beloning aan bestuurders bedraagt 120 (2007: 37). Het aantal personeelsleden in dienst van het bestuur bedraagt 7 (5,6 Fte). De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder.
16. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
17. Wijziging overige technische voorzieningen Spaarfonds gemoedsbezwaren Voorziening langlevenrisico Afvloeiingsregeling Garantievoorziening
18. Wijziging voorziening voor risico deelnemers Wijziging voorziening voor risico deelnemers
19. Premies herverzekering Premies herverzekering Anw Premies herverzekering overlijdensrisico
20. Overige lasten Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen
49
7. Overige gegevens 7.1 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg is aan Towers Perrin de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met dien verstande dat een herstelplan is ingediend bij De Nederlandsche Bank. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel daarvan: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
50
Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 129 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijke minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg is naar mijn mening onvoldoende, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Amsterdam, 8 juni 2009 Drs. R. Doornbos AAG Verbonden aan Towers Perrin Netherlands B.V.
7.2 Accountantsverklaring Aan: Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controleinformatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de
effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het pensioenfonds. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van het pensioenfonds heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties. Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 29 juni 2009 KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
51
7.3 Gebeurtenissen na balansdatum Herstelvermogen van het fonds Bij het opstellen van het herstelplan, dat op 27 maart 2009 bij DNB is ingediend, is rekening gehouden met de verdere daling van de dekkingsgraad in de eerste maanden van 2009. Het korte termijn herstel betreft daarom het herstel van de dekkingsgraad van 87,9 % per 31 december 2008 naar de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105% in een periode van 5 jaar. Het langetermijnherstel betreft het herstel van 105% naar de vereiste dekkingsgraad van circa 121,9% in een minimale periode van 15 jaar. Gelet op de ontwikkeling van de dekkingsgraad in de eerste vier maanden van 2009 en de aannames gehanteerd in the herstelplan kan worden aangenomen dat het fonds over voldoende herstelvermogen beschikt om binnen de gestelde termijnen aan de vereiste dekkingsgraden te voldoen.
52
7.4 Colofon Tekst & redactie Bestuursbureau Pensioenfonds Vervoer Vormgeving Grafisch Bedrijf Papyrus bv Druk Grafisch Bedrijf Papyrus bv Uitgave Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg
augustus 2009
J A A RV E R S L A G 2 0 0 8