Jaarverslag 2014
1
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
5
1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 5. 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 7. 8.
Voorwoord Besturing en naleving wetgeving Algemeen Bestuursaangelegenheden Goed Pensioenfondsbestuur Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Deskundigheid en geschiktheid Gedragscodes Klachten- en geschillenprocedure Statutenwijzigingen Beleid en financiële positie in 2014 Financiële positie Beleid Uitvoeringskosten Risicobeheer Garantiecontract Beleggingen Algemeen Resultaten beleggingsportefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen SLM Maatschappelijk verantwoord beleggen Pensioenregeling Pensioencommunicatie Oriëntatie en vaststelling nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015 Oriëntatie nieuwe Wet Pensioencommunicatie Wijzigen beleggingsfondsen binnen de beschikbare premieregeling Communicatie met deelnemers Overige communicatie met werkgevers Website Social media Pensioencommunicatie 2015 en daarna Actuariële analyse Verwachte gang van zaken
2
6 7 7 9 10 17 17 17 18 18 19 19 19 21 22 24 26 26 26 27 27 28 29 29 30 31 32 32 32 33 33 33 33 33 34 35 37
Jaarrekening
38
9. 9.1 9.2 9.3 9.4
39 39 40 41 42
Jaarrekening Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening
Overige gegevens 10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
62
Overige gegevens 63 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 63 Gebeurtenissen na balansdatum 63 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 63 Actuariële verklaring 64 Controle verklaring van de onafhankelijke accountant 65
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
68 Deelnemersbestand Nevenfuncties Begrippenlijst
69 70 71
3
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1,0 duizend Aantal verzekerden Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen (arbeidsongeschikten en gepensioneerden) Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie (zie pag. 31) Gedempte premie (zie pag. 31) Feitelijke premie (zie pag. 31) Premie voor risico deelnemers Uitkeringen Uitvoeringskosten Pensioenbeheerkosten per deelnemer Vermogensbeheerkosten Transactiekosten Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen (Minimaal) vereist eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen FTK-grondslag dekkingsgraad in % Reële dekkingsgraad in % Toeslagverlening Actieve deelnemers Gewezen – en gepensioneerde deelnemers Beleggingen in gesepareerd beleggingsdepot Actieve portefeuille Overige beleggingen * Beleggingen voor risico deelnemers Beleggingsrendement per jaar Portefeuille incl. LDO/SLM ** Portefeuille excl. LDO/SLM ** Benchmark ***
2014
2013
2012
2011
2010
4.620 4.158
4.822 3.649
3.424 3.305
3.363 3.073
2.313 2.791
455 9.233
388 8.859
309 7.038
278 6.714
237 5.341
26.353 16.736 18.689 129 2.753 1.577 € 246 0,43% 0,06%
27.437 15.590 18.268 123 2.283 1.183 € 192 0,42% 0,06%
18.387 10.358 11.659 130 1.883 1.039 € 231 0,46% 0,22%
14.422 9.325 11.404 109 1.590 768 -
8.791 6.617 7.324 139 1.501 749 -
224 133 323.689 100,1% 49,2%
5.939 132 234.105 102,5% 62,0%
5.328 2.204 220.369 102,4% 57,9%
6.563 1.818 181.802 103,6% 56,7%
13.854 1.343 134.251 110,3% 61,7%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
1,3% 1,3%
1,2% 1,2%
305.296 0 6.672
213.995 1.397 5.995
197.788 4.730 5.664
143.877 7.967 5.001
108.538 11.010 5.076
33,4% 10,1% 8,4%
-/- 1,1% 6,4% 4,9%
19,9% 11,9% 10,9%
18,9% 0,0% 0,4%
17,1% 10,8%
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * ** ***
De overige beleggingen bestonden uit beleggingen in een annuïteiten- en fictieve lening aan Aegon Levensverzekering N.V. Dit betreft het beleggingsrendement exclusief het overrendement uit het depotverslag. Het benchmarkrendement wordt exclusief LDO/SLM weergegeven, omdat er geen benchmark voor LDO/SLM beschikbaar is.
4
Bestuursverslag
5
1.
Voorwoord
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2014. 2014 heeft in het teken gestaan van de aanpassen van de pensioenregeling per 1 januari 2015 en de sterke daling van de rente gedurende het jaar. De aanpassing van de regeling was noodzakelijk vanwege de aanpassing van het fiscale kader per deze datum. De pensioenleeftijd is aangepast naar 67 jaar, de maximale jaarlijkse pensioenopbouw is verlaagd en het pensioengevende salaris is gemaximeerd tot € 100.000,-. Daarnaast liep de overeenkomst met de verzekeraar per 1 januari 2015 af. Naar aanleiding hiervan dienden de grondslagen voor de premies geactualiseerd worden als gevolg van de aanhoudend lage rente en de ontwikkeling van de levensverwachtingen. De belangrijkste uitdaging voor het pensioenfonds was het behouden van een goede en betaalbare pensioenregeling. Omdat het pensioenfonds een vrijwillige deelname kent, is met name de mening van de achterban belangrijk. Om deze reden heeft het bestuur bij de ontwikkeling van de pensioenregeling gebruik gemaakt van een klankbordgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en deelnemers. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe pensioenregeling waarbij het mogelijk is om de totale pensioenlasten op werkgeversniveau te handhaven op het niveau van 2014 en deze voor de toekomst op dit niveau te maximeren. Dit gebeurt door het aanbieden van een zogenaamde Collective Defined Contribution (CDC) regeling. Dit is een middelloonregeling waarbij de totale pensioenlast op werkgeversniveau het uitgangspunt is. Naast de CDC regeling biedt het fonds ook de mogelijkheid van een middelloonregeling waarbij het jaarlijksopbouwpercentage het uitgangspunt is. Op werkgeversniveau kan gekozen worden voor de CDCregeling of de middelloonregeling. Daarnaast kan gekozen worden voor de hoogte van de franchise, het opbouwpercentage en het maximum pensioengevend salaris. Hiermee wordt de werkgever veel flexibiliteit geboden. Om de nieuwe pensioenregeling bij de werkgevers en deelnemers te toe te lichten is gebruik gemaakt van een specifiek communicatieplan toegespitst op de nieuwe situatie. Hierbij is gebruik gemaakt van persoonlijke gesprekken met werkgevers, rekentools op werkgeversniveau, pensioenbulletins, webinars en groepspresentaties. Hoewel het fonds veel energie heeft gestoken om de regeling naar de wens van de achterban aan te passen heeft een aantal werkgevers gekozen voor een pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder. Het pensioenfonds betreurt dit. Het aantal aangesloten werkgevers is hierdoor met 7 gedaald. Het aantal premiebetalende deelnemers daalt tot circa 3.700. Het bestuur heeft in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen gekozen voor het paritaire bestuursmodel. In 2014 werd dit traject afgerond en is vanaf 1 juli 2014 ingevoerd. Het totale beleggingsresultaat exclusief de renteafdekking kwam uit op ongeveer 10,1%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van ongeveer 8,4%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2014 ten opzichte van de markt circa 1,6% beter resultaat behaald. Het totale beleggingsrendement na kosten en renteafdekking bedroeg 33,4%. Het pensioenfonds heeft het renterisico gedeeltelijk afgedekt. De renteafdekking wordt ingezet om het risico van de gevolgen die een mogelijke daling van de rente op de voorziening heeft deels af te dekken. In 2014 is de rentetermijnstructuur gedaald. De hoogte van de voorzieningen zijn meer gestegen dan het rendement op de beleggingen inclusief de renteafdekking. Hierdoor is sprake is van een negatief eindresultaat. De dekkingsgraad is in 2014 gedaald van 102,5% naar 100,1%. Hierdoor kan de financiële positie van het pensioenfonds als toereikend kunnen worden beschouwd. In 2014 zijn pensioenuitvoeringskosten met 33,3% gestegen. Het aanpassen van de pensioenregeling en het aangaan van eigen beheer contracten heeft een grote inspanning gevergd. Dit is de belangrijkste verklaring voor deze stijging. Den Haag, 29 juni 2015 Namens het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening
De heer J.J.M. Raaijmakers AA Voorzitter
De heer P.M.S. Vermeulen AA Secretaris
6
2. 2.1
Besturing en naleving wetgeving Algemeen
Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening (hierna te noemen: pensioenfonds) is statutair gevestigd te Den Haag. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150231. Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Missie De missie van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het pensioenfonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Visie De laatste jaren is de dynamiek in de pensioensector sterk toegenomen. Zowel bij wetgever als belanghebbenden staat transparantie, (intergenerationele) solidariteit en financierbaarheid van het pensioenstelsel onder discussie. Het pensioenfonds streeft er naar om te voldoen aan de verwachtingen van haar belanghebbenden om zo de betrokkenheid bij het fonds te borgen. Het fonds acht goede communicatie van groot belang om het pensioenbewustzijn van haar belanghebbenden te managen. Beleid Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan commissies. Op dit moment zijn er vier permanente commissies: Beleggingsadviescommissie; Communicatiecommissie; Risicomanagementcommissie; Juridische commissie. Met het oog op de nieuwe pensioenregeling was er in 2014 een tijdelijke commissie ‘Nieuwe Pensioenregelingcommissie’. Het bestuur in 2014 Benoemd namens de werkgever
1
>
De heer J.J.M. Raaijmakers AA, voorzitter (oneven jaren) /secretaris (even jaren)1
Bestuurslid van 01-01-2011 tot 01-01-2017
>
De heer drs. L.P.A. Cleiren RB, lid
Bestuurslid van 01-01-2010 tot 15-08-2014
>
Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek, lid
Bestuurslid van 01-01-2011 tot 01-04-2015
>
De heer mr. P. Frijlink, lid
Bestuurslid van 17-06-2011 tot 17-06-2017
>
De heer mr.drs. M.A.F. Vermin RB, lid
Bestuurslid van 01-01-2013 tot 01-04-2015
Benoemd namens de deelnemers > De heer G. Rebel AA, lid
Bestuurslid van 01-01-2009 tot 01-01-2019
>
De heer H.G. Nijkamp, penningmeester
Bestuurslid van 01-01-2009 tot 01-07-2015
>
De heer P.M.S. Vermeulen AA, secretaris (oneven jaren, voorzitter (even jaren)1
Bestuurslid van 01-01-2009 tot 31-12-2015
>
De heer J.W.B. Luhoff, lid
Bestuurslid van 17-06-2011 tot 17-06-2017
In verband met drukke werkzaamheden van de heer Vermeulen heeft de heer Raaijmakers het voorzitterschap in 2014 op zich genomen. 7
Benoemd namens de pensioengerechtigden > De heer mr. H. Kompagnie RB, lid
Bestuurslid van 10-07-2014 tot 10-07-2018
De termijn van bestuursleden is in het kader van de Wet bevordering bestuur pensioenfondsen gewijzigd van 6 naar 4 jaar, waarbij de lopende termijn wordt uitgediend. Deelnemersraad2/Verantwoordingsorgaan Mevrouw mr. J.A. Hill-Rijsbergen, namens de werkgever De heer H. Kalthoff, namens de actieve deelnemers De heer mr. A.M. Bakker, namens de actieve deelnemers De heer A.H. Koopman, namens de actieve deelnemers De heer S. Jille, namens de pensioengerechtigden3 Visitatiecommissie De heer D. H. Mik, lid De heer J.A.W. Apeldoorn RA EPP MBA, lid De heer R.A. Davis, voorzitter Beleggingsadviescommissie De heer J.J.M. Raaijmakers AA (voorzitter in oneven jaren) De heer P.M.S. Vermeulen AA (voorzitter in even jaren) De heer H.G. Nijkamp De heer mr. P. Frijlink De heer J.W.B. Luhoff Communicatie Commissie De heer P.M.S. Vermeulen AA Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer J.J.M. Raaijmakers AA Risicomanagementcommissie De heer mr. P. Frijlink De heer G. Rebel AA Juridische Commissie Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer mr. drs. M.A.F. Vermin RB De heer drs. L.P.A. Cleiren RB De heer mr. H. Kompagnie RB
2 3
Herverzekering Aegon Levensverzekering N.V.
Pensioenadministratie TKP Pensioen B.V.
Certificeerders Ernst & Young Accountants LLP, externe onafhankelijke accountant Triple A – Risk Finance Certification B.V., externe actuaris
Vermogensbeheerder Aegon Asset Management N.V.
Adviserend actuaris Towers Watson Netherlands B.V.
Compliance officer Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek
De Deelnemersraad is per 1 juli 2014 in het kader van de Wet bevordering bestuur pensioenfondsen opgeheven. De heer Jille is per 1 juli 2014 terug getreden wegens het aflopen van zijn termijn. 8
Organogram
2.2
Bestuursaangelegenheden
Vergaderingen Er hebben in 2014 acht vergaderingen plaatsgevonden met het voltallige bestuur, deze waren gedeeltelijk in combinatie met (een van) de overige (pensioenfonds)organen. De vergaderingen hebben plaatsgevonden op 31 januari, 25 april, 23 mei, 6 juni, 16 juli, 12 september, 24 oktober en 21 november 2014. De vergadering van 24 oktober 2014 betrof een bestuursvergadering gecombineerd met een themadag gewijd aan de onderwerpen deskundigheid/opleidingen en nieuwe wetgeving op terrein van communicatie. Behandelde onderwerpen en besluitvorming De belangrijkste onderwerpen en besluitvorming vanuit voornoemde vergaderingen betreffen de volgende:
Per 1 januari 2015 zal het pensioenfonds de pensioenregeling in eigen beheer uitvoeren waarbij als uitgangspunt een CDC-regeling geldt met een opbouwpercentage van 1,875% maar waarbij de opbouw jaarlijks vastgesteld dient te worden. Voor 2015 wordt het opbouwpercentage van 1,75% aangehouden. Daarnaast hebben werkgevers de mogelijkheid te variëren in franchise. Het pensioenfonds biedt daarnaast de mogelijkheid als variant op de CDC-regeling een zuivere middelloonregeling aan waarbij als uitgangspunt een vast opbouwpercentage geldt. Naar aanleiding van een offertevergelijk, verricht door een extern onafhankelijk adviseur, kiest het bestuur voor een tweejarig contract met TKP en Aegon Asset Management. Het bestuur heeft een ALM-studie, een risicobudgetteringsstudie en een beleggingsplan laten uitvoeren gericht op de eigen beheersituatie. Het bestuur heeft ingestemd in met het voorstel tot mandaatwijziging om over te gaan naar een passief wereldwijd aandelenfonds. Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur met inachtneming van het advies van de deelnemersraad het besluit genomen om per 1 juli 2014 geen toeslag te verlenen. De toetsing van de ontvangen premie 2015 zal volgens de gedempte premiesystematiek gehandhaafd worden. Er is een Dagelijks Bestuur benoemd waarin de voorzitters van de werkgevers- en werknemersvereniging zitting nemen. De pensioengerechtigden in het bestuur zullen via verkiezingen een bestuurszetel krijgen en de pensioengerechtigden in het VO zullen worden benoemd. Het bestuur is voornemens het aantal bestuurszetels op termijn terug te brengen tot zes: drie namens de werkgevers, twee namens de werknemers en één namens de pensioengerechtigden. In 2015 wordt een reguliere visitatie afgerond. Vanwege de overgang van een garantieregeling naar een pensioenregeling in eigen beheer zal in 2015 een Raad van Toezicht worden ingesteld waarmee het pensioenfonds voldoet aan de wettelijke verplichting inzake het intern toezicht voor bedrijfstakpensioenfondsen. Er is een Geschiktheidsdocument vastgesteld dat in de plaats komt van het document Deskundigheid. 9
In 2014 waren vrijwel alle bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen was derhalve het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig.
2.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Wet versterking bestuur pensioenfondsen De wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is op 9 juli 2013 aangenomen door de Eerste Kamer en is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen in de wet die betrekking hebben op de inrichting van de fondsorganen zijn op 1 juli 2014 van kracht geworden. De wet heeft, naast de wijzigingen met betrekking tot de inrichting en bevoegdheden van de fondsorganen, ook andere wijzigingen en uitbreidingen met zich mee gebracht. Zo dienen de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds vastgelegd te worden, zodat de fondsorganen deze kunnen gebruiken bij besluitvorming, advisering en toezicht. Er is daarnaast een verplichting in het jaarverslag te rapporteren over de samenstelling naar leeftijd en geslacht van de fondsorganen en er dient verantwoording te worden afgelegd over het gevoerde diversiteitsbeleid. Ook moet in het jaarverslag worden vermeld op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Keuze bestuursmodel Het bestuur heeft uit de vijf verschillende bestuursmodellen gekozen voor een paritair model. De bestuurssamenstelling bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers- en de werknemersverenigingen, echter ook de vertegenwoordiging van pensioengerechtigden is formeel in het bestuur opgenomen. De verdeling tussen de zetels namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden is afhankelijk van de onderlinge getalsverhouding. Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit 10 leden: a. vijf bestuursleden namens de werkgevers; b. vier bestuursleden namens de deelnemers; c. een bestuurslid namens de pensioengerechtigden. De onder a bedoelde bestuursleden worden aangeduid als werkgeversbestuursleden en de onder b en c bedoelde bestuursleden als werknemersbestuursleden. De werknemersbestuursleden hebben ieder één stem. De werkgeversbestuursleden hebben gezamenlijk vier stemmen. Gekozen is voor deze opzet omdat: • dit model past en voldoet bij de huidige opzet van dit pensioenfonds; voldaan wordt aan de eis van het zo efficiënt mogelijk besturen tegen zo laag mogelijke kosten waarbij het gekozen model zo eenvoudig mogelijk te realiseren is. na implementatie van een eventueel nieuw uitvoeringsmodel ook het bestuursmodel herijkt wordt, er is derhalve sprake van een tijdelijke situatie; • deze oplossing past in de (huidige) samenstelling van het bestuur, waarbij er nu 4 zetels zijn die worden verdeeld onder werknemers en pensioengerechtigden. Code Pensioenfondsen Naast de wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, de Code Pensioenfondsen. Hierin is een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming, deskundigheid/geschiktheid en diversiteit nader geregeld. De Code Pensioenfondsen is overigens geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen beter te laten functioneren. Ook moet de Code Pensioenfondsen zorgen voor meer vertrouwen van de belanghebbenden in het bijzonder en van de maatschappij in het algemeen. Deskundigheid, betrokkenheid en goede samenwerking vormen de basis voor goed bestuur van een pensioenfonds. Goed pensioenfondsbestuur heeft overigens niet alleen betrekking op besturen, maar ziet op alle organen van het pensioenfonds. De Code Pensioenfondsen is wettelijk verankerd. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn een aanvulling op wet- en regelgeving. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn weliswaar leidend, maar de Code Pensioenfondsen laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen mogen de Code Pensioenfondsen daarom naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Afwijken van de norm is dus mogelijk, als daar een goede reden voor is. Het bestuur wil echter zoveel als mogelijk de Code volgen. Uit een inventarisatie is gebleken dat het pensioenfonds voor het merendeel al aan de Code voldoet. De volgende aandachtspunten heeft het pensioenfonds op basis van de Code pensioenfondsen:
Het fonds kent geen noodprocedure zoals vermeld in Code nr. 4. Het bestuur kan in spoedeisende situaties via mail en telefoon snel handelen. De uitvoeringsorganisatie beschikt over een calamiteitenplan. Een noodprocedure acht het bestuur daarom niet noodzakelijk, vooral ook omdat er geen plotselinge beleggingsbeslissingen worden gevraagd. 10
De vastlegging van de risicoafweging bij het bepalen van beleid en het nemen van besluiten (code 24) wordt voldaan door in de notulen deze afwegingen vast te leggen. In de herijking van het risicobeleid zal bezien worden hoe dit verder verbeterd kan worden. Ten aanzien van norm 50 geldt dat het pensioenfonds een opleidingsplan heeft voor bestuursleden. Het programma voor permanente educatie moet nog nader worden geconcretiseerd. Ten aanzien van norm 59 (ieder bestuurslid heeft stemrecht) is gekozen voor het hanteren van een stemverhouding ingeval er niet evenveel werkgevers- als werknemersvertegenwoordigers aanwezig zijn.
Diversiteitsbeleid In de Code Pensioenfondsen (norm 66, 69 en 71) is opgenomen dat het bestuur de diversiteit in de samenstelling krachtig dient na te streven. Het bestuur onderstreept dit belang, omdat als vertegenwoordigers van diverse groepen betrokken zijn bij het proces, er een meervoudig perspectief ontstaat. Dit laatste komt de besluitvorming ten goede. Daarnaast heeft het bestuur om optimaal te kunnen functioneren een verscheidenheid aan vaardigheden, culturen en zienswijzen nodig. Hieraan draagt een mix van mannen en vrouwen, jongeren en ouderen die zitting hebben in het bestuur en de fondsorganen positief bij. Anderzijds is het belangrijk dat bij de samenstelling rekening wordt gehouden met de opbouw van het deelnemersbestand. Het bestuur vindt het belangrijk dat deelnemers en pensioengerechtigden zich vertegenwoordigd (kunnen) voelen door het bestuur en andere fondsorganen. Daarvoor is het van belang dat zij zich in deze organen herkennen. Om de herkenbaarheid te vergroten streeft het bestuur er naar de samenstelling van de verschillende fondsorganen een weerspiegeling te laten zijn van de samenstelling van de deelnemers en pensioengerechtigden. In elk geval is de doelstelling om minimaal één man en één vrouw in het bestuur te hebben en minimaal één lid onder de 40 jaar en één lid boven de 40 jaar. De samenstelling van het bestuur is zodanig dat aan deze doelstelling is voldaan. Het bestuur evalueert periodiek het diversiteitsbeleid. In subparagraaf 2.3.2 is het verslag van het verantwoordingsorgaan en in subparagraaf 2.3.3 is de reactie van bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan opgenomen.
2.3.1
Visitatiecommissie
De visitatiecommissie stelt vast dat er in 2014 door het bestuur van het pensioenfonds veel werk is verzet. Met een beperkte bezetting is hard gewerkt om een nieuwe pensioenregeling tot stand te brengen. Een deel van de in 2013 door de visitatiecommissie gedane aanbevelingen is opgevolgd. Toch moet de visitatiecommissie concluderen dat niet aan alle wet- en regelgeving tijdig is voldaan. Voor een deel is dat veroorzaakt doordat nieuwe wet- en regelgeving vertraagd werd ingevoerd (Wvbp, nFTK) en voor een deel is de oorzaak, naar de mening van de visitatiecommissie, gelegen in het ontbreken van een goede planning. Op het gebied van Governance zijn verbeteringen gerealiseerd. De visitatiecommissie stelt echter vast dat er nog een aantal zaken op korte termijn verwezenlijkt dient te worden. Op de gebieden van Risk Management en Communicatie zijn duidelijk verbeteringen zichtbaar. De belangrijkste aanbevelingen naar aanleiding van deze visitatie zijn: Pas het plan van aanpak voor de invoering van de nieuwe regeling en overgang naar eigen beheer aan de nieuwe situatie en ruim daarin voldoende plaats voor veranderingen in de structuur en de contracten. Neem hierbij ook op dat de focus gericht is op groei. Zorg voor een adequate tijdplanning van de verschillende stappen en hanteer dit plan voor het communiceren met de achterban (werkgevers en deelnemers). Met dit plan zal het bestuur ook de voortgang moeten meten en bijsturing initiëren. Blijf aandacht houden voor het feit dat het pensioenfonds bij de uitvoering nog steeds erg afhankelijk is van externe partijen. Uiteraard heeft de visitatiecommissie begrip voor het feit dat de omvang van het pensioenfonds beperkingen met zich meebrengt maar een proactieve en alerte houding van alle bestuursleden is en blijft noodzakelijk. Verbeter de vastlegging vergaderingen/overleggen op een dusdanige wijze dat altijd wordt aangetoond in welke fase een discussie zich bevindt en dat er voldoende aandacht is besteed aan de beeldvorming, de oordeelsvorming en de besluitvorming (BOB-model). Wij stellen voor dat de Risico managementcommissie een contigency plan opstelt voor de komende twee jaar waar reacties op enkele mogelijke scenario’s voor de nieuwe situatie worden vastgesteld. Het is goed om hierbij tevens op te nemen dat er momenteel een drietal mogelijkheden met betrekking tot de toekomst van het pensioenfonds worden bezien: autonome groei, een fusie en aansluiting bij een Algemeen Pensioenfonds. 11
De visitatiecommissie concludeert dat het bestuur voldoende functioneert. Met betrekking tot de (nabije) toekomst adviseert de visitatiecommissie het bestuur steeds te blijven handelen alsof het pensioenfonds over een aantal jaren nog steeds zelfstandig bestaat. Stel geen beslissingen uit op basis van eventuele intenties of toekomstige verwachtingen.
2.3.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan
2.3.2.1 Algemeen Besturen van pensioenfondsen dienen periodiek verantwoording af te leggen jegens belanghebbenden, te weten betrokken werkgevers, werknemers en ex-werknemers (al dan niet gepensioneerd). Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Dat gebeurt via een zogeheten Verantwoordingsorgaan (VO), dat in dat kader wettelijk als vertegenwoordiger van die belanghebbenden wordt beschouwd, en een oordeel moet kunnen formuleren over het door het bestuur gevoerde beleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur heeft de werkwijze van het VO in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het VO ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het VO heeft de bevoegdheid: -
het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder – indien van toepassing – de bevindingen van de visitatiecommissie; beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben, en het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar.
Het VO legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van de oordeelsvorming recht op overleg met het bestuur, alsmede op overleg met visitatiecommissie over haar bevindingen, de externe accountant en de externe waarmerkend actuaris. Het VO heeft dit jaar gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de certificerend actuaris en de controlerend accountant. Het overleg met de certificerend actuaris en de controlerend accountant heeft plaatsgevonden op vrijdag 22 mei 2015, telefonisch op 2 juni 2015 en het e-mail bericht van 2 juni 2015. Het verantwoordingsorgaan heeft, gevraagd of uit eigen beweging, het recht advies uit te brengen aan het bestuur over: -
het beleid inzake de vergoedingsregeling; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1; de profielschets en benoeming van de leden van de visitatiecommissie; de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
Dit verslag van het VO heeft betrekking op het gevoerde beleid en uitvoering over het verslagjaar 2014. Het VO toetst achteraf. Het oordeel van het VO betreft puur en alleen de vraag of een goed geïnformeerd mens op het moment van besluit of uitvoeren normaal ook zo had geconcludeerd of laten uitvoeren. Daarnaast gaat het om evenwichtigheid. Alle leden van het Bestuur door of namens wie ook benoemd (werkgever, werknemers of gepensioneerden) moeten de vaak duidelijk verschillende belangen van de verschillende groepen belanghebbenden in alle besluiten en situaties objectief evenwichtig wegen en afwegen. Het VO telt op dit moment vier leden. Er staat nog een vacature open voor een zetel namens de aangesloten werknemers. Voor de goede orde wordt benadrukt dat alle leden van het VO statutair ongeacht hun 12
herkomst, zonder opdracht, onafhankelijk en op eigen gezag moeten oordelen. Het VO kwam sinds het vorige jaarverslag tien maal bijeen. Met regelmaat vinden er (informatieve) gesprekken plaats met het Dagelijks Bestuur en één maal per jaar met het Algemeen Bestuur. Van al deze bijeenkomsten worden door TKP verslagen opgemaakt. Het VO heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van: -
de statuten en reglementen het Certificering rapport (Triple A – Risk Finance Certification B.V.) de Actuariële verklaring (Triple A – Risk Finance Certification B.V.) het Accountantsverslag en de Accountantsverklaring (Ernst & Young) het Jaarverslag / jaarrekening 2014 (TKP) het Depotverslag 2014 (Aegon) de notulen van de bestuursvergaderingen het verslag over 2014 van de Visitatiecommissie de notulen van de vergaderingen van VO met Dagelijks- en Algemeen Bestuur
2.3.2.2. Bevindingen Het VO had tot aan het derde kwartaal 2014 toegang tot het bestuursportal van het Pensioenfonds. Dit portal was tot aan het derde kwartaal 2014 een afgeschermd gedeelte van de fondswebsite waarop alle fondsdocumenten, vergaderstukken en notulen worden gearchiveerd. Met de ingebruikname van een nieuw portal werden vrijwel alle bestuurszaken afgeschermd voor het VO. Het VO vindt het spijtig dat het bestuur er niet in is geslaagd om alle relevante informatie die het VO nodig heeft, om tot haar oordeel en advies te komen, tijdig ter beschikking te stellen. Dit heeft geleid tot discussies met het Dagelijks Bestuur over de wijze waarop het VO zich belemmerd voelt in de uitvoering van haar taken. De visitatiecommissie heeft in haar verslag over het jaar 2014 onderstaande aanbeveling meegenomen: “… Verbeter de relatie tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Daags na het eerste gesprek tussen het bestuur en de visitatiecommissie heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Dit gesprek is door beide partijen positief ervaren en er zijn afspraken gemaakt over een betere samenwerking in de toekomst.” VO heeft moeten constateren dat het eigen vermogen van het fonds nu al meerdere jaren op rij is geslonken. Uiteraard hebben niet beïnvloedbare factoren, zoals de alsmaar dalende rente, hier een grote rol gespeeld. Desalniettemin is het vraag van het VO of het streven naar groei niet teveel de overhand heeft gehad ten koste van het element prudentie in het beleid. Het is ons niet bekend in welke mate externe adviseurs op dit risico hebben gewezen. Zo heeft het pensioenfonds een rekenrente gehanteerd van 5% in de gedempte kostendekkende premie. Mede door de lage opslag voor MVEV resulteert dit in te lage daadwerkelijk premie-inkomsten voor het pensioenfonds. Binnen de bandbreedte van de wettelijke bepalingen teert het pensioenfonds dan ook al jaren in op het eigen vermogen. Ultimo 2014 bevindt zich het eigen vermogen nog net boven de gestelde grens van het minimum vermogen. Al enige jaren voert het VO een discussie met het Bestuur over de regeling van de omvangskorting. Het VO is ervan overtuigd dat deze kortingsregeling, naast de al (te) lage premie, mede heeft bijgedragen aan het verminderende eigen vermogen van het pensioenfonds per ultimo 2014. Beleidsdekkingsgraad In een eigen beheer situatie is de beleidsdekkingsgraad van kracht. De beleidsdekkingsgraad wordt vastgesteld als de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden. Dit betekent dat het pensioenfonds maandelijks de dekkingsgraad dient vast te stellen. Het is wenselijk dat het pensioenfonds toetst of het proces rondom de totstandkoming van de maandelijkse dekkingsgraad goed en van voldoende kwaliteit is en de procesmatige wijze van vaststelling te formaliseren in de ABTN. Ook adviseren wij om de dekkingsgraad maandelijks te publiceren op de site van het pensioenfonds. Het VO is inmiddels door het bestuur geïnformeerd omtrent het bestaan van een concept-herstelplan voor het op 1 januari 2015 gestarte eigen beheerdeel van de aanspraken. Graag ontvangt het VO - in het kader van haar toezichthoudende rol - van het concept-herstelplan een afschrift en toelichting. Continuïteit Meerdere werkgevers hebben gebruik gemaakt van de optie om de aansluiting bij het pensioenfonds te beëindigen. De afwikkeling van de schuld inzake het gesepareerde beleggingsdepot kan hierbij (afhankelijk van uitloop resultaat arbeidsongeschiktheid) onevenredig ten laste van de blijvende werkgevers komen. Het 13
VO adviseert om meer dan gemiddeld aandacht te besteden aan de continuïteit van het pensioenfonds mede gezien de mogelijkheid tot beëindiging van de contracten vanuit aangesloten werkgevers. Beleggingsbeleid Evenals het voorgaande jaar is het VO is van mening dat het bestuur actief heeft gewerkt aan de inrichting van het beleggingsbeleid en zorgvuldig heeft gereageerd op de ontwikkelingen. Het VO heeft geconstateerd dat de risico’s zijn afgebouwd en de bewaking van de renteafdekking scherper is geworden. In het algemeen is het VO verheugd te constateren dat er goede beleggingsresultaten zijn behaald. Toeslagverlening en -beleid Het VO stelt vast dat het financieel verstandig en conform het fondsbeleid is geweest om in 2014 geen toeslag te verlenen. Het VO constateert dat – mede door de dalende marktrente - er meerdere jaren achtereen niet voldaan is aan artikel 137 van de Pensioenwet, de toeslagambitie wordt niet waargemaakt. Met ingang 1 januari 2015 is er een tweedeling in het fonds: het verzekerde deel tot 1 januari 2015 en het eigen beheer deel vanaf genoemde datum. Het VO vraagt uitdrukkelijke aandacht voor evenwichtige belangenbehartiging bij toekomstige indexatie voor beide delen van het fonds. Risicobeheersing Het VO is van mening dat de werkgroep Risicocommissie in 2014 gevorderd is in de registratie en analyse van de risico’s. Het VO constateert dat het bestuur hierdoor bewust risico’s kan nemen en afdekken. Countervailing power Het VO is verheugd dat het bestuur over het verslagjaar 2014 de keuze heeft gemaakt om de overstap te maken naar een nieuwe certificerend actuaris. Het VO is en blijft van mening dat de countervailing power nog steeds beperkt is. Een gezonde organisatie heeft ‘countervailing power’ nodig. Het bestuur maakt wezenlijke keuzes die gevolgen hebben voor de actieve en inactieve deelnemers aan het fonds. Op die momenten moet er goed tegenspel zijn. 2.3.2.3. Oordeel Artikel 3 lid van het Reglement VO van het pensioenfonds alsmede artikel 115 en 115b van de Pensioenwet geven het VO de bevoegdheid om het Bestuur te beoordelen op de volgende onderdelen: -
Heeft het bestuur in het verslagjaar correct en tijdig gehandeld ten aanzien van o.a. de kwaliteit van de uitvoering, governance en communicatie?
Oordeel VO: er zijn in 2014 meerdere momenten geweest dat het VO het Bestuur heeft moeten wijzen op de traagheid m.b.t. de aanlevering van stukken die adviesplichtig waren. Zeker het doorvoeren van de wijzigingen in het kader van de nieuwe governanceregels per 1 juli 2014 en de besluitvorming rond de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015 verdienen geen schoonheidsprijs. Wij begrijpen de grote druk die op beide wijzigingen gestaan heeft maar wijzen het Bestuur er ook op dat het VO zowel in 2013 als in 2014 het bestuur meermalen gewezen heeft dat de beide trajecten niet vlotten. Het VO heeft eind juni 2014 onder druk van het Bestuur haar goedkeuring gegeven aan de nieuwe statuten van het fonds terwijl een aantal vragen van de zijde van het VO nog niet beantwoord waren. Dit heeft het VO het Bestuur ook medegedeeld. -
Heeft het bestuur het beleid op evenwichtige en zorgvuldige wijze uitgevoerd?
Oordeel VO:. Het VO is van mening dat het Bestuur zich in de loop der jaren erg afhankelijk heeft gemaakt van eenzelfde groep van externe adviseurs. Het VO is daarom verheugd dat het bestuur dit jaar gekozen heeft voor een andere certificerend actuaris. In het kader van de nieuwe eigen beheer regeling per 2015 worden aan de bestuurders ook hogere eisen gesteld. Het VO vindt dit een goede ontwikkeling. Het verhoogde kennisniveau zal naar verwachting van het VO bedragen aan snellere besluitvorming binnen het Bestuur. -
Heeft het bestuur de juiste beleidskeuzes gemaakt voor de toekomst?
Oordeel VO: Met ingang van 1 januari 2015 geeft het fonds de aangesloten werkgevers een keuze uit een CDC-regeling of een niet gegarandeerde middelloonregeling. Het VO vraagt het bestuur duidelijk te communiceren over de gehanteerde rekenrente en de consequenties daarvan voor het pensioen. Naar de mening van het VO zijn de juiste keuzes gemaakt in 2014. -
Is het toeslagbeleid goed onderbouwd en is dit zorgvuldig en tijdig gebeurd?
Oordeel VO: zoals al elders in dit verslag aangegeven, heeft het VO positief geadviseerd op het toeslagbeleid 2014. Zie verder onder hoofdstuk bevindingen: Toeslagverlening- en beleid. 14
2.3.2.4. Aanbevelingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende aanbevelingen aan het bestuur: -
-
-
-
-
-
-
evenals het voorgaande jaar maakt het VO zich grote zorgen over de financiële stand van zaken van het pensioenfonds. Een zelfstandig voortbestaan voor de toekomst wordt er niet gemakkelijker op. Het advies van het VO is dan ook dat het pensioenfonds voor 2015 en 2016 de focus dient te leggen op hoe nu verder (strategische heroriëntatie) en dat zij daar een open vizier houdt voor alle mogelijkheden. maak werk van de aanbevelingen van zowel de visitatiecommissie, de certificerend actuaris, de certificerend accountant en het VO; wees duidelijk naar alle deelnemers wat de (mogelijke) gevolgen zijn van de geactiveerde negatieve overrente per ultimo 2014 (regeling vóór) en het spanningsveld in de nieuwe regeling (vanaf 2015) met betrekking tot premie, rente en rendementen; de kosten voor het beheer van het vermogen zijn gestegen, zowel absoluut als relatief. Er is veel maatschappelijke aandacht voor de beheerkosten. Het VO beveelt het bestuur aan te sturen op de kosten en waar mogelijk de beheerkosten terug te dringen; het bestuur heeft kenbaar gemaakt de beloning van bestuurders en toezichthouders van het fonds vanaf 2015 te willen reduceren. De kosten van afvaardiging van bestuurders en toezichthouders was tot 2015 vaak al niet kostendekkend. Het VO onderstreept dat het een goede zaak is ook kritisch te kijken naar kosten, zowel extern als intern. Het VO adviseert het bestuur echter om waakzaam te zijn dat zuinigheid niet ten koste gaat van de kwaliteit van de governance en de SER-norm te handhaven; het VO heeft in 2014 geconstateerd dat het proces om te komen tot een nieuw pensioencontract een ingewikkeld en langdurig proces is, waarbij er ook sprake is van grote afhankelijkheid van externe partijen waaronder de wetgever. Des te belangrijker is het volgens het VO om bij de start van een dergelijk proces helder op het netvlies te hebben welke stakeholders op welk moment dienen te worden geïnformeerd. Het VO adviseert u dan ook om bij de start van ingrijpende projecten vooraf een communicatieplan en taakstellend tijdsschema te schrijven hoe de verschillende stakeholders worden geïnformeerd en op welk moment; het VO gaat ervan uit dat de uitvoering van de Wet Pensioencommunicatie, welke per 1 juli 2015 van kracht wordt, per direct binnen het fonds vertaald wordt in communicatie naar de aangesloten werknemers en werkgevers. er zijn per 2015 een substantieel aantal deelnemers vertrokken uit het fonds. Veelal betreft het hier deelnemers van werkgevers die zijn toegetreden over de periode 2010-2015. Het VO ziet graag een analyse van de risico’s en overwegingen bij de uitbreiding van het fonds, over periode 2010-2015, waarin specifiek meegenomen de invloed van de adviezen van externe adviseurs op het gevoerde beleid en besluitvorming binnen het fonds.
Emmeloord, 29 juni 2015 Verantwoordingsorgaan Pensioenfonds voor de Accountancy & Administratieve en Fiscale dienstverlening De heer mr. A.M. Bakker Mevrouw mr. J.A. Hill-Rijsbergen De heer H.F.G.M. Kalthoff De heer A.H. Koopman
2.3.3
Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan (VO) en wil daar graag als volgt op reageren. Het VO merkt op dat de informatievoorziening vanuit het bestuur verbetering behoeft. Ook de visitatiecommissie is in haar aanbevelingen daarop ingegaan. Het bestuur erkent de eigen verantwoordelijkheid van het VO en de behoefte aan tijdige, juiste en volledige informatievoorziening om haar taken naar behoren te kunnen verrichten. Het bestuur zal in het tweede halfjaar 2015 met het VO nadere afspraken maken over de frequentie en omvang van de te verstrekken informatie afgestemd op de taak van het VO. De constatering van het VO dat de forse groei in de laatste jaren (tot 2014) mogelijk ten koste is gegaan van de prudentie delen wij niet. De forse groei is mede ingegeven om de kosten per deelnemer te beperken en het draagvlak van het fonds te vergroten. Daarnaast wijst het bestuur er op dat het fonds een vrijwillig bedrijfstak pensioenfonds is waarbij werkgevers na afloop van hun contract hun relatie met het fonds kunnen beëindigen. Mede op advies van de adviseurs is steeds gestreefd naar een evenwichtige belangenbehartiging 15
en het te allen tijde voldoen aan de prudentie eisen. Naar de mening van het bestuur wordt wel degelijk aan de prudentie-eisen voldaan. Door het VO wordt min of meer een koppeling gemaakt met de kosten die het fonds maakt en de kortingsregeling die het fonds voert. Het bestuur is er blijkbaar de afgelopen jaren onvoldoende in geslaagd het VO duidelijk te maken dat door die groei van het fonds en het aantal deelnemers, zelfs bij het hanteren van een kortingsregeling, er meer middelen ter beschikking komen om de kosten te dekken. Weliswaar kan dat betekenen dat er per werkgever procentueel minder kostenvergoeding wordt betaald, maar er komen wel meer euro’s binnen, waardoor de kosten (veelal vaste kosten) beter gefinancierd zullen worden. Het bestuur zal hier in de loop van 2015 over in overleg treden met het VO. Overigens zijn er meer aspecten dan de dalende rente die hebben geleid tot het lagere eigen vermogen. Het aanpassen aan de langere levensverwachting is daar één van. Verder heeft de rekenrente die gehanteerd moet worden in de gedempte premie totaal geen invloed op de financiële positie. Zou deze bijvoorbeeld 4% zijn en geen 5%, dan was er nog steeds net zoveel premie benodigd en zou nog steeds dezelfde premie zijn ontvangen. Het tekort (als gevolg van de lage rekenrente) zou dus net zo groot zijn geweest (de gedempte premie is slechts een toets grootheid die in het jaarverslag moet worden opgenomen, net als het MVEV, dat heeft ook geen effect op het eigen vermogen). Wat betreft het bewaken van de beleidsdekkingsgraad van het fonds, dat was in dit verslagjaar niet van toepassing en is pas vanaf 1 januari 2015 van belang. Het bestuur heeft hier dan ook in 2014 niets mee gedaan en berekent en rapporteert uiteraard vanaf 1 januari 2015 conform de wet deze dekkingsgraad. Inmiddels (mei 2015) is een concept herstelplan gemaakt nadat geconstateerd werd dat de beleidsdekkingsgraad ten opzichte van het wettelijke minimum te laag was. Uiteraard zal aan het VO nadat het plan is goedgekeurd door De Nederlandse Bank dit plan worden verstrekt. Inmiddels zijn ook de werkgevers en deelnemers geïnformeerd over de huidige situatie van onderdekking voor wat betreft de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015, uiteraard mede gebaseerd op de invoering van de Wet Pensioencommunicatie. Zoals hierboven reeds opgemerkt is het fonds een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds. Bij uittreden wordt door het bestuur de gevolgen meegewogen voor zowel de gegarandeerde aanspraken als de in eigen beheer opgebouwde aanspraken. Overigens worden die aanspraken, mede op grond van wettelijke bepalingen, strikt gescheiden bijgehouden en bewaakt. Het VO vraagt om een nadere analyse van de forse groei in het verleden en de daarmee genomen risico's. Het bestuur is vanzelfsprekend bereid deze analyse te maken. Daarbij is het overigens niet zo dat de afwikkeling van de schuld onevenredig ten laste komt van de blijvende werkgevers. Om te beginnen hebben de werkgevers hier geen rol in, maar betreft het hier uitsluitend opgebouwde aanspraken van deelnemers en gepensioneerden. Daarbij blijven zowel het vermogen als de verplichtingen intact, dus ook de opgebouwde aanspraken van deelnemers in dienst bij werkgevers die in 2015 niet meer aangesloten zijn bij het fonds, blijven hieronder vallen. Wij constateren samen met het VO dat de beleggingsresultaten uitstekend zijn geweest in 2014 doch door de extreem dalende rente niet genoeg waren om de dekkingsgraad en dus het eigen vermogen op peil te houden. Daarbij zal het bestuur in de loop van 2015 het VO nog een keer trachten inzichtelijk te maken hoe de ontwikkeling van het eigen vermogen in het garantiecontract kan gaan verlopen, leidend tot mogelijk toeslagen over de tot en met 31 december 2014 opgebouwde aanspraken. De toeslagverlening over de aanspraken op te bouwen vanaf 2015, zullen moeten ontstaan uit de beleggingsopbrengsten van de toekomstig te ontvangen premies, uiteraard uitgaande van evenwichtige belangenbehartiging. Ook zijn wij het met het VO eens dat de countervailing power in het verslagjaar is verbeterd. Wel wijst het bestuur er op dat in het jaar 2014 een groot beroep moest worden gedaan op de externe adviseurs om juiste, tijdige en verantwoorde besluiten te nemen. Bij die besluiten wordt een evenwichtige belangenbehartiging steeds meegewogen. Wij verwijzen naar het jaarverslag voor de vele zaken die het bestuur hebben genoopt om gebruik te maken van de adviseurs. Zowel door het VO als de visitatiecommissie is gewezen op het tijdig aanpassen van de fondsstukken (ABTN, statuten ed.). Inmiddels zijn planningen gemaakt om de stukken af te ronden en vast te stellen waaronder een planning om te komen tot een raad van toezicht. Het VO plaatst kanttekeningen bij de governance en communicatie. Het bestuur werkt zoals hierboven aangegeven aan verbetering op die twee punten. Het bestuur constateert samen met het VO dat de ondergrens van het beloningsbeleid voor bestuurders en het VO in 2015 lijkt te zijn bereikt. In de tweede helft van 2015 zal het bestuur komen met nadere voorstellen dienaangaande waarbij een oplossing moet worden gezocht voor enerzijds het beheersen van de bestuurskosten (waaronder advieskosten) en anderzijds het op verantwoorde wijze bemensen van de bestuursorganen en het VO mede gezien de governance eisen.
16
Tot slot dankt het bestuur het VO voor haar kritische opmerkingen en aanbevelingen. Zij zal met behoud van haar eigen verantwoordelijkheid en weging van alle belangen werken aan verbeteringen voor zover zij dat nodig acht.
2.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2014 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. AFM Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht en de Pensioenwet per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. DNB Voor wat betreft het prudentiële toezicht is er in 2014, los van de reguliere correspondentie, geen sprake geweest van verdere bijzondere aandachtspunten voor dit pensioenfonds. Het pensioenfonds voldoet aan de sanctiemaatregelen jegens Rusland in verband met de situatie in de Oekraïne, zowel op het gebied van de pensioenadministratie als op het gebied van het vermogensbeheer. De toezichthouder heeft geen opmerkingen gemaakt bij de gewijzigde statuten. De statuten zijn gewijzigd in verband met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de wijzigingen in de governance die het bestuur heeft doorgevoerd. Het bestuur zal de aanbevelingen uit de door de toezichthouder gepubliceerde 'Guidance uitbesteding' meenemen bij de evaluatie van het uitbestedingsbeleid, die voor 2015 gepland staat.
2.5
Deskundigheid en geschiktheid
DNB heeft regels vastgesteld om (kandidaat) bestuursleden van pensioenfondsen te toetsen. In 2012 werd de ‘Beleidsregel geschiktheid 2012’ van kracht. De nieuwe beleidsregel omschrijft de eisen waaraan onder meer bestuurders van pensioenfondsen moeten voldoen om door DNB geschikt bevonden te worden voor een bestuursfunctie. Nieuw is dat een bestuurder volgens de nieuwe regelgeving geen ingroeitijd meer krijgt om bekend te raken met het vak en de praktijk van het besturen. Een nieuwe bestuurder moet vanaf dag één geschikt zijn. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Geschikte bestuursleden beschikken over de voor het fonds benodigde kennis in combinatie met de benodigde competenties en me professioneel gedrag. Ook dienen zij voldoende tijd beschikbaar te hebben voor het bestuurslidmaatschap. Het bestuur heeft zijn deskundigheidsbeleid en benoemingsbeleid vastgelegd in het document ´Geschikt Pensioenfondsbestuur’. Voor aankomende bestuursleden wordt een opleidingsplan vastgesteld, zodat uiterlijk op het moment van toetsing bij DNB het deskundigheidsniveau A, zoals gedefinieerd door de Pensioenfederatie, wordt behaald. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van de functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
2.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. 17
Het pensioenfonds heeft een Compliance Officer die belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2014 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
2.7
Klachten- en geschillenprocedure
Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden voorgelegd bij het bestuur van het pensioenfonds. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. In het verslagjaar 2014 zijn er geen klachten en/of geschillen aan het bestuur van het pensioenfonds voorgelegd.
2.8
Statutenwijzigingen
De statuten, en de reglementen van de fondsorganen zijn in 2014 gewijzigd naar aanleiding van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” en de “Code Pensioenfondsen” van de Pensioenfederatie en Stichting van de Arbeid. Hoewel het paritaire bestuursmodel gehandhaafd is, wijzigen onder andere de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan.
18
3.
Beleid en financiële positie in 2014
3.1
Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De verslagleggingregels voor herverzekeringscontracten uit hoofde van RJ 610 zijn toegepast. Volgens deze verslagleggingsregels staan de beleggingen niet separaat op de balans van het pensioenfonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door deze wijze van presenteren worden die risico’s welke het pensioenfonds loopt inzichtelijk gemaakt; door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het pensioenfonds (en de beleggingen feitelijk niet op de balans zichtbaar te maken) ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het pensioenfonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de behaalde positieve overrente. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet met het pensioenfonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met toekomstige positieve overrente. Voor het beleid is een aantal vermogensposities van belang. Het gaat hierbij om het (minimaal) vereist eigen vermogen. Het bestuur heeft om het (minimaal) vereist vermogen te baseren op 25,0% van de jaarlijkse netto beheerskosten, waarbij de netto beheerskosten gedefinieerd zijn als de administratiekosten minus de vrijval van de excassoreserve. De volgende grenzen worden onderscheiden.
Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is er sprake van een dekkingstekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. In 2014 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 100,0% (2013: 100,1%) van de voorziening pensioenverplichtingen.
Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. Ultimo 2014 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 100,0% (2013: 100,1%).
Financiële positie De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De werkelijke dekkingsgraad van 100,1% is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 100,0%. Daarmee is ultimo 2014 sprake de financiële positie voldoende.
3.2
Beleid
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, premie en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
3.2.1
Beleggingsbeleid
De strategische beleggingsmix heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een 19
actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Strategische beleggingsmix Beleggingscategorie
Minimum
Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Mix Liquiditeiten
Mandaat 2014 Strategisch
Maximum
22,0% 54,0% 4,0% 0,0%
27,5% 60,0% 9,0% 3,5%
32,0% 64,0% 14,0% 5,0%
-5,0%
0,0%
5,0%
Totaal
100,0%
Minimum 22,0% 54,0% 4,0% 0,0% 0,0% -5,0%
Mandaat 2013 Strategisch Maximum 27,5% 58,8% 9,0% 3,5% 1,2% 0,0%
32,0% 64,0% 14,0% 5,0% 2,0% 5,0%
100,0%
Renterisico ontstaat doordat de looptijd van de pensioenverplichtingen langer is dan de looptijd van de beleggingen. Om het renterisico af te dekken wordt belegd in het AeAM Strategic Liability Matching (SLM) fonds aan. Dit fonds maakt gebruik van renteswaps om de rentegevoeligheid van de beleggingen zo goed mogelijk af te stemmen op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van de beleggingen, als gevolg van renteveranderingen, in de gewenste mate meebeweegt met de waardeontwikkeling van de verplichtingen. Het renterisico wordt strategisch voor 74% afgedekt. In de loop van 2014 is het pensioenfonds voor de zakelijke waarden overgegaan naar passief beleid.
3.2.2
Premiebeleid
Hoogte kostendekkende premie Op basis van de eisen die volgen vanuit het FTK dient een pensioenfonds een (gedempte) kostendekkende premie bij de aangesloten werkgever(s) in rekening te brengen. Het pensioenfonds gaat hierbij uit van een gedempte premie. De gedempte kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuariële inkoop van de jaarlijkse pensioenopbouw, alsmede de opslag voor premievrijstelling en excassokosten; de uitvoeringskosten; de opslag voor garantiekosten; een opslag voor solvabiliteit. Voor de gedempte kostendekkende premie wordt een disconteringsvoet van 5,0% gehanteerd. Er wordt uitgegaan van de verwachte beleggingsopbrengst van het pensioenfonds, zijnde 5,0% per jaar. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie die bij de werkgevers in rekening gebracht. Deze premie is gebaseerd op tariefgrondslagen, zoals opgenomen in de uitbestedingsovereenkomst met de herverzekeraar. De premie wordt actuarieel bepaald, op basis van een rekenrente van 4,0%. Daarbij wordt rekening gehouden met opslagen voor administratiekosten, excassokosten en premievrijstelling bij invaliditeit. De werkgevers betalen de premie aan het pensioenfonds.
3.2.3
Toeslagbeleid
Voorwaardelijkheid Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid waarbij de mate van toeslag is gekoppeld aan de reële dekkingsgraad. Tot het verlenen van toeslagen wordt alleen overgegaan indien het bestuur de mening is toegedaan dat de financiële positie van het pensioenfonds dit toelaat. Voor deze voorwaardelijke toezegging wordt geen (opslag op de) premie betaald en geen bestemmingsreserve gevormd. Om goed te kunnen beoordelen of er wel of geen toeslag verleend kan worden, is het moment van toeslagverlening verplaatst tot 1 juli, omdat op dat moment een besluit genomen kan worden op basis van de op dat moment vastgestelde jaarrekening.
20
Het huidige toeslagenbeleid De toeslagverlening is afhankelijk van de hoogte van de vrije reserve en de reële dekkingsgraad en deze wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Bij de bepaling van de hoogte van de toeslagverlening wordt vastgesteld in hoeverre het pensioenfonds de beschikking heeft over een vrije reserve. Indien het pensioenfonds een vrije reserve heeft, is toeslagverlening mogelijk. In dat geval wordt de toeslagverlening gemaximeerd op de hoogte van de reële dekkingsgraad met een maximum van 100,0%. Deze systematiek leidt ertoe dat de mate waarin de vrije reserve door het toekennen van toeslagen kan afnemen, beperkt is. Daarnaast wordt op deze manier de toeslagverlening evenwichtiger gespreid over de toekomst. Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 49,2% (2013: 62,0%). Streefniveau Het pensioenfonds streeft er met het toeslagenbeleid naar om zowel de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers als de premievrije en ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers en pensioengerechtigden jaarlijks te verhogen op basis van de relatieve stijging van het consumentenprijsindexcijfer. Voor de toeslagverlening hanteert het bestuur een ambitieniveau van 50%. Het toekennen van een toeslag zal nooit mogen leiden tot een lagere nominale garantiedekkingsgraad (FTK dekkingsgraad) dan 105,0%. Bij de bepaling van de ontwikkeling van de prijsindex wordt uitgegaan van de prijsindex zoals die geldt voor de periode van april van vorig jaar tot april in het huidige jaar. Toeslagverlening per 1 juli 2014 Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 juli 2014 geen toeslag te verlenen.
3.3
Uitvoeringskosten 2014
2013
2012
€ 246
€ 192
€ 231
Vermogensbeheerkosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,43%
0,42%
0,46%
Transactiekosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
0,06%
0,06%
0,22%
Pensioenbeheerkosten (in euro per deelnemer)
De pensioenfederatie maakt een onderscheid tussen de volgende vier kostensoorten: Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. De verhouding van deze verdeling is het percentage van pensioenuitvoeringskosten ten opzichte van de vermogensbeheerkosten. Van de algemene kosten binnen de pensioenuitvoeringskosten wordt in 2014 een bedrag van € 331 duizend (2013: € 182 duizend) toegekend aan vermogensbeheerkosten. Uitvoeringskosten pensioenbeheer Deze kosten betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer uit communicatiekosten, accountantskosten, actuariskosten en toegerekende algemene kosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. In 2014 bedragen de totale pensioenuitvoeringskosten € 1.577 duizend (2013: € 1.183 duizend). Het aanpassen van de pensioenregeling en het aangaan van eigen beheer contracten heeft een grote inspanning gevergd. Dit is de belangrijkste verklaring voor de stijging van de pensioenuitvoeringskosten in 2014. In 2014 bedragen de totale pensioenuitvoeringskosten na toekenning van de algemene kosten 21
€ 1.246 duizend (2013: € 1.001 duizend). Het aanpassen van de pensioenregeling en het aangaan van eigen beheer contracten heeft geleid tot de stijging van de pensioenuitvoeringskosten. Het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden is in 2014 gedaald van 5.210 deelnemers tot 5.075 deelnemers. De stijging van de kosten per deelnemer wordt grotendeels verklaard door een stijging van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast verklaart de daling van het aantal deelnemers ook een deel van de stijging. Kosten van vermogensbeheer De volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds: management vergoeding voor het beheer van fondsen: dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode; service vergoeding van de fondsen: deze vergoeding bestaat o.a. uit administratie-, custody en accountantskosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. De vermogensbeheerkosten bedragen in 2014 € 768 duizend (2013: € 681 duizend). In 2014 bedragen de totale vermogensbeheerskosten na toekenning van de algemene kosten € 1.099 duizend (2013: € 863 duizend). In 2014 bedraagt het gemiddeld belegd vermogen € 257,3 miljoen (2013: € 203,2 miljoen). Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Bij de transactiekosten zijn de betaalde in- en uitstapvergoedingen van de beleggingsfondsen verantwoord. Transactiekosten van beleggingstitels binnen de beleggingsfondsen zijn niet meegenomen. Deze transactiekosten bedragen in 2014 € 157 duizend (2013: € 116 duizend). In 2014 bedraagt het gemiddeld belegd vermogen € 257,3 miljoen (2013: € 203,2 miljoen).
3.4
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste niet-financiële risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2015 voortzetten. Financiële risico’s Matching-/renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een stijging van de waarde van de vastrentende waarden. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) aan de beleggingsportefeuille. Met het LDO wordt de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille verlengd om het zo meer af te stemmen op de verplichtingen van het pensioenfonds. Marktrisico Het marktrisico bestaat onder andere uit het valutarisico, het prijs(koers)risico, het concentratierisico en het liquiditeitsrisico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Valutarisico Binnen de categorie vastrentende waarden wordt het valutarisico naar de euro volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor zakelijke waarden wordt dit risico niet afgedekt.
22
Prijs(koers)risico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op de actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het pensioenfonds, omdat een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide beleggingsinstrumenten, die indien nodig, op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Daarnaast overtreffen momenteel de jaarlijkse premie inkomsten de jaarlijkse uitgaven voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgevers en vorderingen op de herverzekeraar. Het bestuur heeft gezien de positieve ontwikkeling van de solvabiliteit van Aegon Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is vertaald in de bevestiging van de rating door Standard en Poor’s) besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2014 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Bovenstaande risico’s worden beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het hanteren van prudente sterftegrondslagen. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico, uitbestedingsrisico en het systeemrisico. 23
Operationeel risico- en uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering aan het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt veel aandacht aan risicobeleid en -beheersing. Daarom heeft het bestuur een Risicomanagementcommissie benoemd. De Risicomanagementcommissie beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van Aegon en TKP door middel van een performancerapportages (Aegon), SLA-rapportage (TKP), In Control Statement (TKP) en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) certificeren de ISAE 3402-rapportages van Aegon en TKP. Door PwC is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
3.5
Garantiecontract
Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2010 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2014. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de uitkeringen tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2014 gefinancierde pensioenen. Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft een zogenaamd FTK-garantiecontract afgesloten. Dit is een contract op basis van volledige herverzekering met garantie en marktwaarde. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen: wanneer het pensioenfonds na beëindiging van het contract kiest voor premievrije voortzetting van de uitbestedingsovereenkomst zal de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten vragen, maar zal deze verrekenen met de gegenereerde overrente; indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Geactiveerde negatieve overrente in het gesepareerd beleggingsdepot Negatieve rendementen worden niet ten laste van het pensioenfonds gebracht, maar verrekend met de garantiebuffer en eventueel in het depot geactiveerd. Hierbij werd tot en met 2013 onderscheid gemaakt tussen oud geld en nieuw geld binnen het depotverslag. Dit onderscheid is met het aangaan van een nieuwe overeenkomst met als ingangsdatum 27 oktober 2014 komen te vervallen. De opgebouwde rechten tot en met 31 december 2014 blijven premievrij achter bij de herverzekeraar. Met betrekking tot de rekening courant schuld van € 2.257 duizend zijn met de herverzekeraar afspraken gemaakt over een volledige aflossing van de schuld in vijf jaar. Het herverzekeringscontract tussen het Aegon en het pensioenfonds heeft een looptijd tot en met 31 december 2014. Dit betekent dat in de jaarcijfers van 2014 niet alleen de verwerking van het positieve overrendement van 2013 is meegenomen, maar ook de verwerking van het negatieve overrendement van 2014. 24
bedragen (x € 1.000) 1 januari 2012 Winstdeling 2012
-/- 18.932 -/- 864
1 januari 2013 Winstdeling 2013
-/- 19.796 4.889
1 januari 2014 Winstdeling 2014
-/- 14.907 -/- 28.290
Totaal
-/- 43.197
Vanwege het negatieve overrendement is de garantiebuffer ultimo 2014 nihil (2013: € 3.105 duizend). Indien de garantiebuffer nihil is, vindt activering op de balans plaats. Door het hanteren van een garantiebuffer zijn de out of the pocket garantiekosten substantieel verminderd. In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het pensioenfonds de overeenkomst niet verlengd en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente ten laste van de verzekeraar komt. Hierbij geldt dat toekomstige positieve of negatieve overrentes worden verrekend met de herverzekeraar. Technische winstdeling Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Jaarlijks wordt het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties vastgesteld en gereserveerd. Op de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst heeft het pensioenfonds recht op een aandeel in het gecumuleerde en opgerente technische resultaat. De hoogte van het aan het pensioenfonds toekomende aandeel in dit technische resultaat is 67,5%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2015), geheel ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. In verband met het uitlooprisico kan het pensioenfonds twee jaar na afloop van het contract beschikken over het dan beschikbare totale technische winstdeling. In de nieuwe overeenkomst is vastgelegd dat (een deel van) dit bedrag van is gereserveerd voor het aflossen van de schuld bij de herverzekeraar. Het technisch resultaat over boekjaar 2014 bedraagt € 1.056 duizend (2013: € 815 duizend). Het aandeel van het pensioenfonds over de opgerente cumulatieve technische winst over 2014 is € 716 duizend (2013: € 551 duizend). Het totale cumulatieve technisch resultaat tot en met 2014 bedraagt € 1.973 duizend. Het aandeel van het pensioenfonds hierin bedraagt € 1.332 duizend. In verband met het uitlooprisico kan het gecumuleerde technisch tot 2 jaar na afloop van het contract wijzigen. Binnen het depot is een reserve voor het uitlooprisico gevormd. Deze reserve wordt verminderd met de werkelijke schadegevallen. Het saldo hiervan wordt meegenomen in het gecumuleerde technisch resultaat. Het aandeel van het pensioenfonds dat na 31 december 2016 wordt ontvangen kan zowel hoger als lager uitvallen dan de huidige vordering van € 1.332 duizend. Het aandeel van het pensioenfonds aan het eind van het boekjaar wordt binnen het eigen vermogen verantwoord als bestemmingsreserve technisch resultaat; de niet-opeisbare vordering op de herverzekeraar voor hetzelfde bedrag is opgenomen onder de post ‘herverzekeringsdeel technische voorzieningen’.
25
4.
4.1
Beleggingen Algemeen
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Ten einde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het pensioenfonds voert in overleg met de vermogensbeheerder een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zal worden getracht op basis van marktvisie een hoger rendement te behalen dan de gekozen benchmark. Dit alles binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische allocatie en bandbreedtes en de benchmarks. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Het beleggingsproces was er op gericht waarde toe te voegen door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van durationen yieldcurve posities bij obligaties. Op 9 oktober 2014 heeft in verband met de fondsrationalisatie een wijziging van het fondsenaanbod met betrekking tot aandelen plaatsgevonden. Dit betekende dit dat de beleggingen in de regiofondsen aandelen zijn geliquideerd en zijn vervangen door het AEGON World Equity Index Fund (EUR) en het AEGON Equity Emerging Markets Index Fund. Hierbij is het aandelenbeheer van actief beleid omgezet naar passief aandelenbeheer. Het bestuur van het pensioenfonds heeft gekozen voor een beleggingsbeleid, waarbij voor 60% wordt belegd in vastrentende waarden en voor 40% in zakelijke waarden.
4.2
Resultaten beleggingsportefeuille
In 2014 liep het beleid van de grote centrale banken in de wereld steeds verder uiteen. De Amerikaanse centrale bank bouwde zijn opkoopprogramma af, terwijl de Japanse centrale bank dit uitbreidde. De ECB heeft enkele opkoopprogramma’s opgestart om het fragiele herstel te ondersteunen en de deflatoire tendens tegen te gaan. De VS groeit hard door, terwijl Europa en Japan achterblijven. In de laatste helft van het jaar daalden grondstofprijzen hard. Dit zal een positieve stimulans geven aan olie-importerende landen, zoals de VS, Europa en Japan. Ook zal het zorgen voor lagere inflatie of zelfs deflatie, maar zolang dit door energieprijzen wordt veroorzaakt is dit geen probleem. De groei in de VS was erg volatiel van kwartaal op kwartaal. Dit werd mede veroorzaakt door het slechte winterweer in het begin van het jaar. Gemiddeld genomen is de groei in de VS echter sterk. De werkloosheid daalde in een rap tempo. In Europa wordt de groei nog steeds geremd door verschillende factoren. Met name de bankensector verhoogde zijn kapitaalpositie om te voldoen aan nieuwe regelgeving. Dit had als gevolg dat minder makkelijk werd uitgeleend aan consumenten en bedrijven. Daarnaast proberen overheden hun tekorten terug te dringen en proberen consumenten en bedrijven te besparen door de onzekere economische situatie. Het goede nieuws is dat deze factoren langzaam opgelost worden. De banken lijken bijna klaar met het verhogen van hun kapitaal en overheden hebben de grootste bezuinigingen reeds achter zich. In Japan ging men door met “Abenomics”. Een programma van economische hervormingen dat tot doel heeft de deflatie te stoppen en de economische groei te verhogen. In 2014 vergrootte de Japanse centrale bank zijn opkoopprogramma, waardoor de Yen in waarde daalde. Dit zorgde voor hogere inflatie. De vraag is of dit ook doorzet in stijgende lonen. Daarnaast verhoogde de regering het BTW tarief, om het overheidstekort terug te dringen. Het gevolg was echter een afzwakkende groei. De Chinese economie leek te vertragen in 2014. In sommige steden is er een overaanbod van woningen waardoor de prijzen daalden. De regering probeert te voorkomen dat dit grote implicaties heeft voor de 26
economische groei. Het is echter gezond dat de overspannen bouwsector in China wat afkoelt. We verwachten dat de groei komende jaren zal afnemen. Dit is echter een natuurlijke overgang van een economie die steeds geavanceerder wordt. De samenstelling van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is weergegeven in de onderstaande tabel. Beleggingscategorie Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten Totaal
Portefeuille 2014 Marktwaarde Werkelijk (x € 1.000) (%)
Portefeuille 2013 Marktwaarde (x € Werkelijk 1.000) (%)
77.012 195.223 26.570 5.917 575
25,2 64,0 8,7 1,9 0,2
66.522 118.500 17.620 7.177 5.573
30,9 55,0 8,2 3,3 2,6
305.296
100,0
215.392
100,0
Het totale beleggingsrendement inclusief kosten en SLM in 2014 bedroeg 33,4%. Het totale beleggingsresultaat exclusief SLM kwam uit op ongeveer 10,1%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van ongeveer 8,4%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2014 een outperformance van circa 1,6% behaald.
4.3
Aandelen
Europese aandelen presteerden in 2014 niet onverdienstelijk. Per saldo was over 2014 het gemiddelde totale rendement (koers- en dividendrendement opgeteld) 7.8%. Gedurende het jaar was er wel sprake van behoorlijke koersfluctuaties. Er waren verschillende redenen voor deze koersvolatiliteit. De economische groei in het euro gebied viel tegen. Daarnaast kreeg Europa vorig jaar te maken met oplopende geopolitieke spanningen. Daarvoor zorgden de onrust in Oekraïne en de vliegramp met Malaysian Airlines. De bedrijfsresultaten voldeden aan de gematigde verwachtingen van analisten en beleggers voldeden. Ook bood het aanhoudend ruime monetaire beleid van de Europese Centrale Bank een steun voor aandelen. Voor Noord-Amerikaanse aandelen was 2014 een goed jaar. De bewegelijkheid was vrij laag gedurende het jaar. Er waren een paar kleine correcties en één grote in oktober. De meest in het oog springende beursgang was die van het Chinese Alibaba, dat op de eerste handelsdag met maar liefst 38% steeg. Het aandeel sloot het jaar 51% hoger. De winstcijfers waren bijzonder goed, net als de omzetten. De aandelen markten in Azië kenden een moeizame start van het jaar, maar konden dankzij een verbetering van het beurssentiment vanaf juni de eerder opgelopen verliezen nagenoeg goedmaken. De Chinese aandelenmarkten stonden onder druk als gevolg van teleurstellende economische data. In de Japanse markt werd, na zeer sterke koersstijgingen in 2013, in de eerste maanden van 2014 winst genomen. De Japanse aandelenmarkt toen corrigeerde zo’n 10%. Over geheel 2015 liet de Japanse aandelenmarkt per saldo een bescheiden koerswinst van 7.6% (MSCI Japan index) noteren, waarvan 6.5% in het vierde kwartaal werd gerealiseerd. Voor aandelen in Latijns Amerika was 2014 een volatiel jaar. Aandelen in deze regio sloten het jaar uiteindelijk negatief af. Het begin van het jaar werd vooral gedreven door de onzekerheid rond de verkrapping van het Amerikaanse monetaire beleid. Dit zorgde voor kapitaal vlucht uit de meeste opkomende regio’s waaronder Latijns Amerika. Per saldo een negatief jaar voor aandelen binnen Latijns Amerika.
4.4
Vastrentende waarden
Staatsobligaties De staatsobligatiemarkt werd in 2014 geconfronteerd met verschillende factoren die leidden tot een lagere rente. Het groeiherstel viel tegen, de inflatie(verwachting) nam af, de geopolitieke spanningen liepen op, de olieprijzen kelderden fors en er was een ruim monetair beleid van centrale banken. De wereldwijde macro-economische groeiverwachtingen bleven gematigd. Wel zijn er duidelijke verschillen tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en Europa anderzijds. De economieën van Amerika en Engeland vertoonden een duidelijk herstel terwijl Europa de groei maar nauwelijks positief wist te houden. De Amerikaanse centrale bank bouwde wel het accommoderende beleid af. De Europese centrale bank bindt nog juist de strijd aan met een lage groei en lage inflatie door middel van extra stimulerend beleid. De Europese Centrale Bank worstelt met een nauwelijks groeiende Europese economie en een 27
dreigende deflatie. Zij verlaagde de beleidstarieven en nam additionele maatregelen om de kredietverlening te stimuleren en investeringen aan te jagen. Eind 2014 werden de verwachtingen steeds groter dat de ECB over zou gaan te het opkopen van staatsobligaties. Door de tegenstelde beweging van de centrale banken van de Verenigde Staten en Europa daalde de euro aanzienlijk in waarde. De belangrijkste driver van zowel de obligatie- als de geldmarkt bleef de zoektocht naar rendement. Dit werd gesteund door het verruimende beleid van de centrale banken en de daardoor ruim aanwezige liquiditeit. Gedurende 2014 nam de Duitse 10-jaars rente sterk af. Bij de start van het jaar was de rente 1,93% om te eindigen op 0.54%. In de looptijdsegmenten 2-20 jaar vervlakte de curve aanzienlijk. Het lange 30 jaars segment versteilde gedurende het jaar licht, om aan het einde van het jaar te vervlakken en per saldo nagenoeg onveranderd te eindigen. De renteverschillen tussen de Europese landen waren volatiel, maar vertoonden per saldo een forse afname. Gedurende 2014 nam de 3 maands euriborrente sterk af. Bij de start van het jaar was deze 0,287% om te eindigen op 0,078%. De 1-daagsrente, eonia, gaf hetzelfde beeld: deze daalde van 0,446% tot 0,144%. Bedrijfsobligaties De Barclays Euro Aggregate Corporate Index behaalde in 2014 een rendement van 8,4%. De gemiddelde vergoeding voor kredietwaardigheid daalde over het jaar van 1,15% naar 0,88%, onder invloed van goede marktomstandigheden. Een groot deel van het totale rendement van de index is toe te schrijven aan de dalende rentes op Duitse staatsobligaties. Net als bij staatsobligaties werd de markt in belangrijke mate ondersteund door het stimulerende beleid van centrale banken. Samen met een relatieve schaarste van obligaties zorgde dat voor een robuuste markt. Ondanks een gunstige marktomgeving hadden ook hier de eerder genoemde geopolitieke factoren een rol. De bankensector bleef volatiel door onzekerheden rondom het onderzoek naar bankbalansen door de ECB. Als laatste was er een immense stijging in fusies en overnames, met name in de telecom- en farmaceutische industrieën, wat leidde tot een toename van bedrijfsspecifiek risico. Ondanks deze schokken, bleef het klimaat voor bedrijfsobligaties zeer robuust en daarmee ook de performance. Sectoren die het afgelopen jaar een goede performance lieten zien, waren obligaties van bancaire instellingen, media-, nuts- en farmaceutische bedrijven. Beleggers voelden zich comfortabel met de gezonde balansen en prudent financieel beleid van bedrijven en steeds sterker wordende kapitaal buffers van banken. Tevens waren achtergestelde leningen van banken en verscheidende niet-financiële instellingen erg in trek. Supermarkten en verzekeraars waren minder geliefd in 2014. High Yield bedrijfsobligaties 2014 is een redelijk jaar geworden voor High Yield obligaties. In de eerste maanden van 2014 was het sentiment onder beleggers erg goed, met als gevolg dat begin juni de markt al op ruim 5% rendement stond. Dit alles gebeurde ondanks geopolitieke spanningen rond Oekraïne en Rusland. Echter in juni sloeg de markt om, initieel vanwege het grote aantal leningen dat naar de High Yield markt kwam, maar later met name door onzekerheid rondom het herstel van de Europese economie en zorgen omtrent de wereldeconomieën. Zwakke economische data deden de zorgen omtrent faillissementsrisico toenemen met als gevolg dat veel beleggers de markt voor hoogrenderende obligaties verlieten, op zoek naar veiliger obligaties. De High Yield markt bleef volatiel in de 2e helft van het jaar. Goede maanden werden afgewisseld met slechte maanden. Het jaar werd met een kleine winst werd afgesloten. Emerging market debt 2014 is een uitstekend jaar geworden voor Emerging Market obligaties. Na een slecht 2013 volgde in 2014 het herstel. De JP Morgan Global Diversified Index kwam uit op een positief rendement van meer dan 7%. Het positieve rendement is vooral het resultaat van onverwachte daling van rentes in de ontwikkelde landen. Werd aan het begin van het jaar verwacht dat de rentes op Amerikaanse staatobligaties zouden stijgen en dat daardoor Emerging Markets wederom onder druk zouden komen te liggen, het tegengestelde gebeurde in 2014. Ondanks de positieve rendementen waren er ook veel verliezers binnen opkomende markten. Geopolitieke spanningen zorgden voor veel volatiliteit in Russische en Oekraïense obligaties. Het laatste kwartaal pakten donkere wolken zich samen boven olieproducerende landen zoals Rusland en Venezuela.
4.5
Vastgoed
De wereldwijde vastgoedmarkten waren één van de best presterende beleggingscategorieën in 2014. Door de dalende rente en de economische groei staat deze beleggingscategorie weer in de belangstelling van 28
beleggers. Met een dividend rendement van 3,5% is de beleggingscategorie aantrekkelijk te noemen, zeker in vergelijking met wereldwijde aandelen en obligaties. Telkens als er sprake was van een mogelijke renteverhoging in de Verenigde Staten, daalden de vastgoedaandelen even, maar dit was nooit van lange duur. Regionaal zijn er grote verschillen. De Amerikaanse en Engelse vastgoedmarkt deden het heel 2014 bijzonder goed. In Europa was het sentiment gematigd. De grote achterblijver was Japan. Na het stimulerende economische beleid in 2012 en 2013, schoten de prijzen van vastgoedaandelen omhoog. In 12 maanden tijd stegen de koersen met bijna 150%. Maar de betoverende werking van het Japanse beleid is verdwenen. De huizenprijzen in China zijn halverwege 2014 door de nullijn gezakt. Dit gaat gepaard met teleurstellende cijfers op het gebied van kredietgroei en import cijfers. Vastgoed in Amerika deed het erg goed. De economische groei zorgde voor goede cijfers: zowel de huurinkomsten als de onderliggende waarden lieten een interessante stijging zien. Cijfers over de Amerikaanse huizenmarkt laten vertwijfeling zien. Voor het eerst sinds 2009 steeg de leegstand van appartementen, een mogelijk teken dat Amerikaanse consumenten voldoende vertrouwen hebben om een huis te kopen in de plaats van te huren.
4.6
Grondstoffen
Afgelopen jaar noteerde grondstoffen een flink negatief rendement. De verschillende sectoren vertoonden een wisselend beeld. Energie gerelateerde grondstoffen behaalden een sterk negatief rendement, terwijl prijzen van levend vee omhoog gingen. Grondstoffen behaalden in de eerste helft van 2014 een positief rendement. Geopolitieke spanningen en ongunstige weersomstandigheden waren de aanjager van het positieve rendement. De tweede helft van het jaar was echter flink negatief. Binnen de energiesector ging de prijs van ruwe olie flink omlaag. Dit werd in eerste instantie gedreven door afnemende geopolitieke spanningen en herstel van de olie productie van Libië en Irak.
4.7
SLM
In 2014 is de belegging in het AEGON Long Duration Overlay (LDO) fonds omgezet naar het AEAM Strategic Liability Matching (SLM) Fund. Met dit nieuwe fonds is de afdekking van het renterisico effectiever vormgegeven. Het SLM fonds voldoet tevens aan de eisen die door nieuwe wet- en regelgeving worden gesteld aan het gebruik van rentederivaten. De transitie bestond uit vier stappen: 1. Overgang naar AEAM LDO fonds 2. Bepaling en waar nodig bijsturing van uw renteafdekking 3. Bijstorting die nodig is voor de oprichting van het SLM fonds 4. Oprichting van het nieuwe SLM fonds Het AeAM Strategic Liability Matching (SLM) fonds maakt gebruik van renteswaps om de rentegevoeligheid van de beleggingen zo goed mogelijk af te stemmen op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van de beleggingen, als gevolg van renteveranderingen, in de gewenste mate meebeweegt met de waardeontwikkeling van de verplichtingen. Beleggen in het SLM fonds is een efficiënte manier om het renterisico te beperken. Zo zorgt de structuur van dit fonds ervoor dat de strategische beleggingsportefeuille slechts in beperkte mate hoeft te worden aangepast. Hierdoor resteert een groot deel van de portefeuille voor overige beleggingscategorieën, zoals vastrentende of zakelijke waarden. Daarnaast biedt het SLM fonds, door aan- en verkoop van participaties, de mogelijkheid om de afdekking van het renterisico flexibel bij te sturen indien de pensioenverplichtingen wijzigen. Het SLM fonds wordt aangeboden in combinatie met de zogenaamde Matching & Monitoring service. Hierbij wordt maandelijks geëvalueerd of de afdekking van het renterisico nog binnen de afgesproken grenzen ligt. Indien dit niet het geval is wordt de mate van afdekking weer teruggebracht naar het gewenste percentage. Dit laatste wordt gedaan door participaties in het SLM fonds te aan- of verkopen. Op deze wijze blijft de renteafdekking in lijn met het beleggingsmandaat. De renteafdekking kan daarnaast in detail gevolgd worden via het Asset & Liability Dashboard. In deze rapportage wordt de ontwikkeling van de renteafdekking door de tijd gevolgd. Ook wordt geëvalueerd hoe goed de afdekking van het renterisico in de praktijk is geweest. Dit wordt gedaan door de daadwerkelijke waardeontwikkeling van de verplichtingen en de (vastrentende) beleggingen met elkaar te vergelijken. In 2014 is de rentetermijnstructuur gedaald waardoor de belegging in SLM een positief beleggingsrendement heeft behaald. 29
4.8
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het pensioenfonds baseert zijn beleggingsbeleid op de overtuiging dat het mogelijk is financiële en maatschappelijke rendementen te integreren. Het pensioenfonds selecteert daarom beleggingen waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met normen en waarden zoals die voortvloeien uit de Code of Conduct van het pensioenfonds. Het pensioenfonds hanteert voor zijn beleggingsbeleid een zwarte lijst en een grijze lijst. De bedrijven op de zwarte lijst worden door het pensioenfonds direct uitgesloten van alle actieve beleggingen (het zogeheten uitsluitingenbeleid). De zwarte lijst is via de website van de vermogensbeheerder te vinden (op www.Aegon.nl). De bedrijven op de grijze lijst sluit het pensioenfonds niet onmiddellijk uit van zijn beleggingen. Indien mogelijk gaat het pensioenfonds met dergelijke bedrijven een dialoog aan om ze tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt ‘engagement’ genoemd. In bedrijven die niet op deze lijsten voorkomen, kan het pensioenfonds zonder belemmering investeren. Het pensioenfonds ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die aan klanten worden aangeboden het stembeleid van het pensioenfonds volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal het pensioenfonds met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat het pensioenfonds alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. Het pensioenfonds maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid.
30
5.
Pensioenregeling
Kenmerken Pensioenregeling Pensioendatum Type regeling Toeslagverlening Pensioengevend salaris Franchise Maximum Pensioengevend salaris Opbouw ouderdomspensioen per jaar Partnerpensioen Wezenpensioen
65 jaar middelloonregeling voorwaardelijk 12 maal het maandsalaris inclusief vakantietoeslag 17.312 79.808 2% 70% van het ouderdomspensioen 14% van het ouderdomspensioen
De aangesloten werkgevers kunnen kiezen om een maximum pensioengevend salaris in te bouwen. Voor bedrijven die vanaf 1 januari 2010 zijn toegetreden is het mogelijk om enkele van de bovenstaande kenmerken naar eigen keuze toe te zeggen. Dit betreft de hoogte van de franchise, het maximum pensioengevend salaris en het opbouwpercentage. Tot 1 januari 2010 was er boven een bepaalde grens een beschikbare premieregeling (BPR) van toepassing. Actieve deelnemers die per 31 december 2009 aan deze BPR regeling deelnamen hebben de keuze gekregen of ze de regeling ook na 31 december 2009 willen handhaven. Per 31 december 2009 hebben 66 actieve deelnemers ervoor gekozen om deze BPR regeling ook na 31 december 2009 te handhaven. Hiervan zijn per 31 december 2014 nog 36 actief deelnemer deelnemers. Voor deze groep blijft de basismodule gehandhaafd tot de salarisgrens in 2014 van € 39.904 en de BPR-regeling voor het pensioengevend salaris boven deze salarisgrens. Bij de BPR-regeling is er voor elke individuele deelnemer een pensioenbeleggingsrekening (PBR) geopend waarop een pensioenkapitaal wordt gespaard. De deelnemers beleggen via het zogenaamde Life Cycle Beleggen (hierbij wordt voor de deelnemer belegd op basis van zijn of haar risicoprofiel en neemt het beleggingsrisico af naarmate men de pensioendatum nadert) of maken deelnemers zelf een keuze uit (een combinatie van) de beleggingsfondsen. De beleggingsopbrengsten van de door de deelnemers gekozen fondsen bepalen het rendement van zijn of haar individuele PBR. Op de pensioendatum zijn de deelnemers verplicht voor het saldo van de PBR pensioen bij het pensioenfonds aan te kopen. Wellicht ten overvloede dient hierbij te worden vermeld dat de beleggingen volledig voor rekening en risico van de deelnemers worden aangehouden; deze beleggingen vormen dan ook geen onderdeel van de beleggingsportefeuille voor rekening van het pensioenfonds. Grensbedragen Door het bestuur zijn de volgende grensbedragen vastgesteld: (bedragen in euro) Franchise basismodule Grensbedrag basismodule Grensbedrag excedentmodule / maximum pensioengevend salaris
2014 17.312 39.904
2013 17.046 39.291
79.808
78.582
Het reglement wijzigt per 1 januari 2015 en wordt in het hoofdstuk ‘Verwachte gang van zaken’ verder uitgewerkt.
31
6.
Pensioencommunicatie
De (gewezen) deelnemers, gepensioneerden, werkgevers en prospects zijn voor Pensioenfonds Accountancy het belangrijkste. Daar staan en gaan we voor. Pensioencommunicatie zetten we daarom ook strategisch en met visie in. Alleen daardoor kunnen we bereiken wat we willen bereiken: iedereen weet wat Pensioenfonds Accountancy bijdraagt aan de financiële toekomst van deelnemers en daar zijn ze positief over.
6.1
Oriëntatie en vaststelling nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015
Het jaar 2014 stond in het teken van de oriëntatie en vaststelling van de nieuwe pensioenregeling die vanaf 1 januari 2015 is gaan gelden. Communicatie speelde daarbij een belangrijke en grote rol. Gedurende het jaar heeft het bestuur de stakeholders op de hoogte gehouden van de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling: Klankbordgroep Bij de vormgeving van de nieuwe pensioenregeling is meerdere malen de klankbordgroep geraadpleegd en geïnformeerd. In de klankbordgroep waren de werkgevers en de deelnemersraad vertegenwoordigd. Nieuwsbulletin Om de deelnemers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rondom de nieuwe regeling, zijn er in 2014 twee bulletins verstuurd met de titel ‘Op weg naar een nieuwe pensioenregeling’. In de eerste editie is besproken waarom een nieuwe regeling noodzakelijk was en welke aanpak het pensioenfonds hierbij volgde. Na de vaststelling van de nieuwe pensioenregeling, is de tweede editie gepubliceerd. Hierin werd een toelichting gegeven op de wijzigingen in de regeling en de gevolgen daarvan.
Afbeelding 1: Bulletin 2 ‘Op weg naar..’
Brieven De werkgevers zijn over de voortgang en vaststelling van de pensioenregeling per brief geïnformeerd. De werkgevers werden eerst geïnformeerd en vervolgens de deelnemers, om verrassingen voor werkgevers te voorkomen. Als bijlage werden daarom ook de bulletins voor deelnemers bijgevoegd. De werkgevers hebben ook een rekentool ontvangen. Met de rekentool kregen ze inzicht in de gevolgen van de wijziging van de pensioenregeling op de pensioenlasten. Webinars Om de nieuwe pensioenregeling extra toe te lichten en vragen te beantwoorden, is in september voor de werkgevers en in november voor deelnemers een webinar georganiseerd. De reacties waren positief. Er zijn veel vragen gesteld, die zijn verzameld in een lijst met veel gestelde vragen. Dit overzicht is gepubliceerd op de website. Afbeelding 2: Screenshot webinar
6.2
Oriëntatie nieuwe Wet Pensioencommunicatie
De wens voor digitale communicatie is groot bij het bestuur van Pensioenfonds Accountancy. De branche verandert en digitaliseert verder. Daarnaast is uit het onderzoek dat in 2013 is uitgevoerd onder deelnemers, gebleken dat het digitaal versturen van informatie aansluit op de wensen van de deelnemers. Ook de overheid onderkend het belang van het digitaliseren van pensioencommunicatie. Dit blijkt uit het wetsvoorstel Wet Pensioencommunicatie, dat staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft ingediend. Een van de belangrijkste uitgangspunten uit de nieuwe Wet Pensioencommunicatie is het faciliteren en stimuleren van ‘Het digitaal pensioenfonds’. Hoewel de wet nog niet is vastgesteld, heeft Pensioenfonds Accountancy zich in 2014 georiënteerd op de mogelijkheden voor digitalisatie van de communicatie. Het bestuur heeft daartoe op 31 januari 2014 TKP, 32
uitvoerder van de pensioenregeling van het pensioenfonds, gevraagd een presentatie te geven over het ‘Digitaal Pensioenfonds’ van TKP. Dit plan kan de digitalisering van de pensioencommunicatie in een stroomversnelling brengen.
6.3
Wijzigen beleggingsfondsen binnen de beschikbare premieregeling
Aegon Levensverzekering (Aegon) heeft per 1 november 2014 de beleggingsfondsen gewijzigd. Voor de deelnemers aan de beschikbare premieregeling had dit gevolgen. De nieuwe beleggingsfondsen zijn ingericht volgens de nieuwste inzichten om optimaal te beleggen voor het pensioen. De deelnemers zijn middels een brief geïnformeerd over de veranderingen en de gevolgen.
6.4
Communicatie met deelnemers
Naast informatie over de nieuwe pensioenregeling, heeft het pensioenfonds onder andere volgende brieven verstuurd: Het Uniform Pensioenoverzicht aan actieve deelnemers Hierin staat o.a. het opgebouwde en te bereiken rechten en de A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. -
Het niet verhogen van de (opgebouwde) pensioenen per 1 juli 2014 aan actieve deelnemers en gepensioneerden Het bestuur heeft moeten besluiten om de (opgebouwde) pensioen per 1 juli 2014 niet te verhogen. De reden hiervoor was dat de financiële positie van het pensioenfonds onvoldoende was om een toeslag te kunnen verlenen.
-
Toelichting op de uitkeringsspecificatie aan gepensioneerden Alle pensioengerechtigden hebben in januari 2014 een toelichting op de uitkeringsspecificatie ontvangen. Hierin staat of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet.
-
Partnerpensioenmailing aan gepensioneerden De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2014 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
6.5
Overige communicatie met werkgevers
Naast informatie over de nieuwe pensioenregeling en reguliere brieven, heeft het pensioenfonds digitale nieuwsbrieven verstuurd. Digitale nieuwsbrief In 2014 zijn drie digitale nieuwsbrieven voor werkgevers verstuurd. De nieuwsbrief wordt gemiddeld naar 252 e-mailadressen verstuurd. In de nieuwsbrieven kwamen diverse zaken aan bod, waaronder: - Oproep de digitale nieuwsbrief te verspreiden naar belangstellenden; - Op weg naar een nieuwe pensioenfonds; - Pensioenopbouw boven € 100.000 fiscaal niet meer mogelijk; - Bedanken voor het aanleveren van verklaring juistheid gegevens.
6.6
Website
Om meer verkeer naar de website te genereren wordt in brieven en mailingen standaard verwezen naar de website. Naast het reguliere onderhoud van de website, zijn er 22 nieuwsberichten geplaatst voor verschillende doelgroepen en over diverse onderwerpen.
6.7
Social media
Het bestuur heeft aan TKP gevraagd accounts te registreren voor LinkedIn, Twitter en Facebook. De accounts zijn geclaimd. Social media wordt niet actief ingezet.
33
6.8
Pensioencommunicatie 2015 en daarna
De strategische invalshoek op pensioencommunicatie wordt voor 2015 verder doorgetrokken. Het pensioenfonds blijft staan en gaan voor alle deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Waar mogelijk werkt het pensioenfonds al volgens de voorgenomen richtlijnen van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie. Wanneer de wet is vastgesteld, wordt nader gekeken of het communicatiejaarplan 2015 bijgesteld moet worden. Voor 2015 zet het pensioenfonds de aan haar toevertrouwde middelen kostenbewust in. In de uitvoering van de pensioenregeling staan effectiviteit en efficiency voorop. Niet meer kosten maken dan nodig is het devies. Verder staat 2015 in teken van de implementatie van de nieuwe pensioenregeling.
34
7.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Actuariële analyse van het resultaat In onderstaand totaaloverzicht is een actuariële analyse van het resultaat opgenomen: Bedragen x € 1.000 Beleggingen / marktwaarde Premies Waardeoverdrachten en afkopen Uitkeringen Mutaties Andere oorzaken Resultaat
2014
2013
238 -/- 5.763 -/- 47 0 589 -/- 732
8.289 -/- 8.137 -/- 127 33 352 201
-/- 5.715
611
Beleggingen / marktwaarde De technische voorzieningen (TV) worden gebaseerd op de nominale marktrente. Behalve door de technisch benodigde interest gedurende het jaar, wijzigen de TV eveneens doordat de marktrente gedurende het verslagjaar wijzigt. De totale wijziging van de TV door deze oorzaken behoort tot het benodigde rendement op de TV. Tegenover de stijging van de TV op marktwaarde als gevolg van de dalende rente staat echter ook een stijging van de vordering op de herverzekeraar, derhalve leidt deze mutatie (en ook andere mutaties in de TV) niet tot een substantieel resultaat. Wel leidt het deel van het technisch resultaat dat toekomt aan het pensioenfonds in het verslagjaar tot een positieve bijdrage. Het resultaat op beleggingen is daarbij gelijk aan de behaalde overrente (rekening houdend met de mutatie op de post negatieve overrente die bij de verzekeraar staat) plus de beleggingsopbrengsten risico deelnemers. Het resultaat op premies Het resultaat op premies is het verschil tussen aan de ene kant de premies zoals deze in het boekjaar door het pensioenfonds ontvangen zijn en aan de andere kant de door het pensioenfonds aan de herverzekeraar betaalde premies. Het resultaat op premies is dit verslagjaar fors negatief, aangezien de ontvangen premie lager is uitgevallen dan de te betalen premie. Het resultaat op waardeoverdrachten en afkopen Het resultaat op in- en uitgaande waardeoverdrachten alsmede afkopen is beperkt. Er kan een verschil ontstaan doordat de mutatie van de TV enigszins afwijkt van het te betalen of te ontvangen bedrag. Het resultaat op uitkeringen Het resultaat op uitkeringen is gelijk aan het bedrag dat uit de voorziening vrijvalt voor het uitkeren van pensioenen, verminderd met het werkelijke bedrag dat aan uitkeringen is betaald. Het resultaat op mutaties Het resultaat op mutaties wordt ondermeer veroorzaakt op kanssystemen als gevolg van overlijden en uit de mutatie van de TV door arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kunnen er resultaten ontstaan bij mutaties als ontslag en pensionering. Het resultaat op andere oorzaken Dit resultaat wordt verklaard door de overgang naar de nieuwe Prognosetafel AG 2014 zoals deze in september 2014 is gepubliceerd. Daar staat een stijging van de vordering van de herverzekeraar tegenover. Ultimo 2014 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 100,0% (2013: 100,1%). Ultimo 2014 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 100,1% (2013: 102,5%).
35
Kostendekkende premie (bedragen * € 1.000)
RTS
Gedempt
22.786
13.169
solvabiliteitsopslag: opslag voor uitvoeringskosten: opslag voor garantiekosten:
132 1.577 1.858
132 1.577 1.858
Totaal kostendekkende premie
26.353
16.736
Kostendekkende premie actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling:
Feitelijke premie (bedragen * € 1.000) Feitelijke premie voor risico pensioenfonds Totaal
2014
2013
18.689
18.268
18.689
18.268
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Herverzekeringspremie (bedragen * € 1.000) Kosten pensioenopbouw Garantiekosten Pensioenuitvoeringskosten Totaal
2014
2013
18.978 1.858 1.577
18.939 1.207 1.183
22.413
21.329
Het verschil tussen kostendekkende- en herverzekeringspremie wordt veroorzaakt doordat de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) van 31 december 2013 is bepaald. Deze RTS is lager dan die van 31 oktober 2009, die ten grondslag ligt aan de hoogte van de herverzekeringspremie. Het verschil tussen de herverzekeringspremie en de feitelijke premie komen ten laste van het resultaat van het pensioenfonds.
36
8.
Verwachte gang van zaken
Nieuwe pensioenregeling Per 1 januari 2015 is de nieuwe pensioenregeling van toepassing. In 2015 de administratieve implementatie van de nieuwe regeling en de communicatie hierover naar de werkgevers en deelnemers centraal. Per werkgever is een keuze gemaakt voor de Collectieve Beschikbare pensioenregeling (CDC) of de middelloonregeling. Daarnaast konden de werkgevers kiezen voor een eigen opbouwpercentage, franchise en maximum pensioengevend salaris. In het eerste kwartaal van 2015 is over met alle werkgevers en deelnemers gecommuniceerd over de specifieke regelingsvariabelen die voor hen van toepassing zijn. Zorg over sterke daling van de rente Voor het fonds is de in het eerste kwartaal sterk gedaalde rente en de aanhoudend lager rente een grote zorg. Heeft het pensioenfonds besloten om met ingang van 1 januari 2015 over te gaan tot het voeren van eigen beheer. Dit geldt voor de vanaf die datum op de bouwen pensioenen. Voor de opbouw vanaf 1 januari 2015 (nieuw geld) is een dekkingsgraad van toepassing. Per 31 maart 2015 betreft de beleidsdekkingsgraad van de regeling in eigen beheer 74,3%. Eén van de oorzaken hiervan is de sterk gedaalde rente in de eerste maanden van 2015. De beleidsdekkingsgraad is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Daarmee is voor het nieuwe geld sprake van een dekkingstekort en dient het pensioenfonds voor 1 juli 2015 een herstelplan bij de toezichthouder in te dienen. Om deze reden is het niet langer toegestaan dat het pensioenfonds meewerkt aan inkomende waardeovernames of uitgaande waardeoverdrachten. Strategische heroriëntatie De laatste jaren heeft een grote consolidatieslag plaatsgevonden van zelfstandige pensioenfondsen. De verwachting is dat deze onverminderd door zal gaan. Reden hiervoor is dat door het toegenomen toezicht de uitvoeringskosten voor kleinere zelfstandige pensioenfondsen relatief hoog is. Ook het Pensioenfonds voor de Accountancy heeft hier mee te maken. Om deze reden heeft het bestuur in 2014 al de mogelijkheden verkend en wordt hier in 2015 vervolg aan gegeven. De mogelijkheid om toe te treden tot een APF (Algemeen Pensioenfonds) lijkt daarbij een goede optie voor het pensioenfonds om de gemiddelde uitvoeringskosten per deelnemer te kunnen verlagen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft recent laten weten dat de introductie van het APF is uitgesteld naar 1 januari 2016. Verzwaard toezichtsregime DNB Per 1 januari 2015 zal de pensioenregeling wijzigen van een garantieregeling naar een pensioenregeling in eigen beheer. Deze verandering betekent tevens een wijziging van het DNB toezicht dat wijzigt van een lichter T1 regime naar het zwaardere toezichtsregime T2. Raad van Toezicht Ingevolge art 103 lid 1 PW was het pensioenfonds ten tijde van de garantieregeling vrijgesteld van de verplichting tot het instellen van een Raad van Toezicht. De Pensioenwet stelt dat het intern toezicht bij een bedrijfstakpensioenfonds wordt uitgeoefend door een Raad van toezicht, tenzij het bedrijfstakpensioenfonds volledig is herverzekerd bij een verzekeraar. In dat geval kan het intern toezicht ook worden uitgeoefend door jaarlijkse visitatie door een Visitatiecommissie. Het pensioenfonds zal zich conformeren aan de Pensioenwet en in 2015 een Raad van Toezicht instellen. Bestuursmutaties De heer Vermin en mevrouw Van Arkel zijn ten gevolge van het vertrek van hun werkgevers bij het pensioenfonds per 1 april 2015 uit het bestuur teruggetreden. De heer Nijkamp zal per 1 juli 2015 terugtreden. De heer Goense is voorgedragen als nieuw bestuurslid. Den Haag, 29 juni 2015 De De De De De De De
heer heer heer heer heer heer heer
mr. P. Frijlink mr. H. Kompagnie RB J.W.B. Luhoff H.G. Nijkamp J.J.M. Raaijmakers AA, voorzitter G. Rebel AA P.M.S. Vermeulen AA, secretaris
37
Jaarrekening
38
9.
Jaarrekening
9.1
Balans per 31 december 2014
31-12-2014
31-12-2013
€
€
6.672 325.021 900 518
5.995 234.721 5.747 532
333.111
246.995
224 323.689 6.672 1.805 721
5.939 234.105 5.995 0 956
333.111
246.995
ACTIVA Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4)
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Langlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva
(5) (6) (7) (8) (9)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 47.
39
9.2
Staat van baten en lasten
2014 €
2013 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico deelnemers Baten uit herverzekering Overige baten
(10) (11) (12) (13) (14)
Totaal baten
18.689 129 676 513 286
18.268 123 331 6.132 52
20.293
24.906
2.753 1.577
2.283 1.183
Lasten Pensioenuitkeringen (15) Pensioenuitvoeringskosten (16) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (17) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
22.937 26 960
25.230 32 878
-2.732 66.212
-2.263 -10.703
1.692 1.005
1.413 0
-516
-851 89.584
13.736
(18)
-89.584
-13.736
(19) (20) (21) (22)
676 20.894 103 5
331 20.290 -159 368
Totaal lasten
26.008
24.296
Saldo van baten en lasten
-5.715
610
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Bestemmingsreserves Overige reserves
-3.220 610 -3.105
-3.321 827 3.105
-5.715
611
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Kosten pensioenopbouw Saldo overdracht van derden Overige lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 58.
40
9.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten
17.752 2.367
18.964 1.004 20.119
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde bedragen pensioenactiviteiten
-2.760 -734 -16.639
19.968 -2.300 -336 -17.041
-20.133
-19.677
-14
291
0
0
Netto kasstroom
-14
291
Mutatie liquide middelen
-14
291
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Uitgaven Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Samenstelling geldmiddelen 2014
2013
€
€
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
532 518
241 532
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
518 0
532 0
41
9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Den Haag. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150231. De missie van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor het personeel van aangesloten ondernemingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 29 juni 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2 9.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Stelselwijziging De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
42
Schattingswijziging De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Op 9 september 2014 heeft het Actuarieel Genootschap de AG-prognosetafels 2014 gepubliceerd. Het bestuur heeft daarop besloten deze tafels te hanteren voor de waardering van de technische voorzieningen. Dit heeft een positieve impact op de technische voorzieningen van € 1,0 miljoen of 0,4%. Het effect van deze schattingswijziging op de dekkingsgraad is vrijwel nihil, omdat de gewijzigde AG-prognosetafel 2014 dezelfde impact op het herverzekeringsdeel technische voorzieningen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de lang- en kortlopende schulden en minus de voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers te delen door de technische voorzieningen exclusief de voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers zoals opgenomen in de balans.
9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Beleggingen voor risico deelnemers De waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers is gelijk gesteld aan de voorzieningen voor risico van deelnemers. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontractenverantwoord worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
43
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van exante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. In de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is begrepen de in verband met invaliditeit premievrijgestelde toekomstige opbouw van aanspraken. Het betreft hier de contante waarde van de aanspraken waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder prudente grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. l Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2014. l Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2014, waarbij uitgegaan wordt van kenmerken van het pensioenfonds). Voor mannen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: l Leeftijd van de man (x)Gehuwdheidsfrequentie tot 18 jaar 0 van 18 tot 25 jaar 0,01 + 0,07 (x-18) van 25 tot 35 jaar 0,50 + 0,04 (x-25) van 35 tot 65 jaar 0,90 van 65 jaar en hoger 1 Voor vrouwen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: l Leeftijd van de vrouw (y)Gehuwdheidsfrequentie tot 18 jaar 0 van 18 tot 25 jaar 0,05 + 0,10 (y-18) van 25 tot 30 jaar 0,75 + 0,02 (y-25) van 30 tot 50 jaar 0,85 van 50 tot 65 jaar 0,85 - 0,01 (y-50) van 65 jaar en hoger 1 Mannen worden verondersteld drie jaar ouder te zijn dan vrouwen. l De VPV wordt verhoogd met een excassoreserve van 1,5% van de netto premiereserve. l De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens l arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt actuarieel bepaald. Langlopende schulden Langlopende schulden worden gewaardeerd op de geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Her verschil tussen de bepaalde boekwaarde en de uiteindelijke aflossingswaarde wordt samen met de verschuldigde rentevergoeding zodanig bepaald dat de effectieve rente gedurende de looptijd van de schulden in de staat van baten en lasten wordt verwerkt.
44
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico deelnemers Dit betreft het beleggingsrendement van deelnemers die deelnemen aan de beschikbare-premieregeling. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar alle opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten te indexeren. Deze indexatie/ toeslagverlening is maximaal 50,0% van de prijsontwikkeling. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
45
Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de toename of vrijval van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plaatsvindt tegen pensioenfondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties in de voorziening ontstaan door gebeurtenissen zoals overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft onder meer de inleg, rendement over het spaarsaldo, waardeoverdrachten en uitkeringen. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
9.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de indirecte methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd.
46
9.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico deelnemers Vastrentende waarden € Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering
5.664 84 -112 359
Stand per 31 december 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering
5.995 82 -145 740
Stand per 31 december 2014
6.672
De aankopen bestaan uit de premiebijdragen risico deelnemers minus de risicopremies en kostenopslagen van € 47 (2013: € 39). In 2014 heeft een fondsrationalisatie plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat de Aegon Dynamic fondsen zijn vervangen door Aegon Balanced DC fondsen. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
Waarvan: Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon
Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic
Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund
1 2 3 4 5 6 7 8 9
0 0 0 0 0 0 0 0 0
2 231 380 797 2.508 1.659 246 23 149
0
5.995
19 215 251 154 228 342 1.374 1.695 2.103 291
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
6.672
0
Waarvan: Aegon Balanced DC Fund J Aegon Balanced DC Fund A Aegon Balanced DC Fund B Aegon Balanced DC Fund C Aegon Balanced DC Fund D Aegon Balanced DC Fund E Aegon Balanced DC Fund F Aegon Balanced DC Fund G Aegon Balanced DC Fund H Aegon Balanced DC Fund I
47
31-12-2014
31-12-2013
€
€
323.689
234.105
1.332
616
325.021
234.721
323.689
234.105
Garantiecontracten Garantiecontracten met beleggingsdepot Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Garantiecontracten Garantiecontracten met beleggingsdepot
De voorzieningen zijn gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december van het betreffende boekjaar en de AG- prognosetafel 2014. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. De stijging van de voorziening ten opzichte van vorig jaar wordt met name veroorzaakt door lagere marktrentes. Een lagere marktrente leidt tot een stijging van de voorziening. 2014
2013
€
€
234.105 22.937 26 960 -2.732 66.212 1.692 1.005 -516
220.369 25.230 32 878 -2.263 -10.703 1.413 0 -851
323.689
234.105
Regeling ouderdoms- nabestaandenpensioen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Indien deze beleggingsresultaten negatief zijn wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positieve resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Deze toelichting geeft enkel een nadere onderbouwing van de in het gesepareerd beleggingsdepot aangehouden beleggingen en sluit derhalve niet aan op het totaal van het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
77.012 195.223 26.569 5.917 575
66.522 118.500 17.620 7.177 5.573
305.296
215.392
Beleggingen gesepareerd beleggingsdepot Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Beleggingsvordering
48
2014
2013
€
€
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
66.522 82.280 -78.940 7.150
55.559 1.523 -1.803 11.243
77.012
66.522
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Waarvan: Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon
World Equity Fund Equity Emerging Asia Fund Equity EM EMEA Fund Equity Latin America Fund World Equity Ind Fund Emerging Markets Fund
0 0 0 0 69.245 7.767
61.323 2.747 1.289 1.163 0 0
77.012
66.522
195.223 0
117.103 1.397
195.223
118.500
Vastrentende waarden Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening aan Aegon
2014
2013
€
€
117.103 87.891 -46.371 36.600
112.428 30.934 -19.928 -6.331
195.223
117.103
Obligatiebeleggingsfondsen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Waarvan: Aegon Core Eurozone Gov. Bond Aegon European Credit Fund Aegon Hypotheken Fonds Aegon Long Duration Overlay Aegon Emerging Market Debt Fund Aegon Global High Yield Fund AeAM Strategic Liability Matching Fund
49
53.313 35.756 36.608 0 3.410 3.380 62.756
32.095 31.198 28.754 18.935 2.870 3.251 0
195.223
117.103
2014
2013
€
€
Annuïteitenlening aan Aegon Stand begin boekjaar Annuïteit Beurs- en valutakoersverschillen Interest
1.397 -1.402 54 -49
2.790 -1.402 -97 106
0
1.397
De annuïteitenlening hield verband met de op 1 januari 1995 onder de werkingssfeer van het depot gebrachte voorziening voor pensioenverplichtingen per 31 december 1994. De hoofdsom van deze lening bedroeg € 19.055. De lening had een looptijd van 20 jaar en de laatste aflossing heeft op 31 december 2014 plaatsgevonden. De lening had een intrestvoet van 4,0%. Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
17.620 4.874 -160 4.235
17.079 1.356 -150 -665
26.569
17.620
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Waarvan: Aegon Vastgoed Fund Internationaal TKP Real Estate Top Fonds
20.940 5.629
11.866 5.754
26.569
17.620
2014
2013
€
€
Grondstoffen Stand begin boekjaar Aankopen Beurs- en valutakoersverschillen
7.177 1.791 -3.051
6.140 1.070 -33
5.917
7.177
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Waarvan: Aegon Global Commodity Fund
5.917
7.177
575
5.573
Overige beleggingen Beleggingsvorderingen Liquide middelen inzake beleggingen
Er vinden geen beleggingen plaats in premiebijdragende ondernemingen en er vindt geen uitlening van beleggingen plaats.
50
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen Te vorderen technisch resultaat
1.332
616
Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds ontvangt 67,5% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2010 en met 2014. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. In verband met het uitlooprisico kan het gecumuleerde technisch tot 2 jaar na afloop van het contract wijzigen. Binnen het depot is een reserve voor het uitlooprisico gevormd. Deze reserve wordt verminderd met de werkelijke schadegevallen. Het saldo hiervan wordt meegenomen in het gecumuleerde technisch resultaat. Het aandeel van het pensioenfonds dat na 31 december 2016 wordt ontvangen kan zowel hoger als lager uitvallen dan de huidige vordering. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK), is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft, gezien de solvabiliteit van Aegon Levensverzekering N.V., besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 575
20.939 77.012 195.223 5.917
5.630 0 0 0
26.569 77.012 195.223 6.492
575
299.091
5.630
305.296
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 5.573
11.866 66.522 117.103 7.177
5.754 0 1.397 0
17.620 66.522 118.500 12.750
5.573
202.668
7.151
215.392
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
51
31-12-2014
31-12-2013
€
€
3. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen uit hoofde van collectieve waardeoverdrachten Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot Rekening courant Aegon Levensverzekering N.V. Overige vorderingen en overlopende activa
553 0 161 0 186
246 712 3.398 1.391 0
900
5.747
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vorderingen op de werkgevers bestaan uit een vooruit betaalde premiecorrectie van € 516 en reguliere premievorderingen van € 37. Eind 2013 is een aansluiting van een werkgever gerealiseerd. De financiële middelen zijn begin 2014 door het pensioenfonds ontvangen en daarom is ultimo 2013 een vordering opgevoerd ter waarde van het ontvangen bedrag van € 712. De overige vorderingen en overlopende activa bestaan vooruitbetaalde pensioenuitvoeringskosten voor 2015. 4. Overige activa Liquide middelen
518
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
52
532
PASSIVA 5. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
Bestemmingsreserves
Overige reserves
Totaal
Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten
4.786 -3.321
542 827
0 3.105
5.329 611
Stand per 1 januari 2014 Bestemming van saldo baten en lasten
1.465 -3.220
1.369 610
3.105 -3.105
5.939 -5.715
Stand per 31 december 2014
-1.755
1.979
0
224
Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. Het (minimaal) vereist eigen vermogen bedraagt 25,0% van de jaarlijkse netto beheerskosten. In 2014 is het (minimaal) vereist eigen vermogen vastgesteld op € 133 (2013: € 132). De werkelijke dekkingsgraad van 100,1% (2013: 102,5%) is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 100,0% (2013: 100,1%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan daarom worden gekarakteriseerd als voldoende. 2014 2013 €
€
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
1.465 -3.220
4.786 -3.321
-1.755
1.465
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Bestemmingsreserves Reserve resultaat waardeoverdrachten Reserve technische winstdeling
647 1.332
753 616
1.979
1.369
2014
2013
€
€
Reserve resultaat waardeoverdrachten Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
753 -106
477 276
647
753
Met ingang van 1 juli 2010 worden de resultaten op waardeoverdrachten niet langer doorbelast aan de aangesloten werkgevers, maar komen deze ten gunste dan wel ten laste van het pensioenfonds. In het verleden is in een aantal gevallen een potentiële aansluiting van een nieuwe werkgever niet doorgegaan, doordat deze resultaten tot een aanzienlijke lastenverzwaring voor de werkgever konden leiden. Vanaf 1 juli 2010 worden de resultaten op waardeoverdrachten ten gunste of ten laste van het pensioenfonds gebracht en jaarlijks vanuit de winstbestemming aan de reserve kosten waardeoverdrachten worden onttrokken respectievelijk toegevoegd. Reserve technische winstdeling Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
53
616 716
65 551
1.332
616
Overige reserves 2014
2013
€
€
Overige reserve Stand per begin boekjaar Mutatie garantiebuffer
3.105 -3.105
0 3.105
0
3.105
In de overeenkomst met Aegon is opgenomen dat het pensioenfonds binnen het gesepareerde beleggingsdepot een buffer aan zal houden ter grootte van 5,0% van de pensioenverplichtingen volgens de waardering van het pensioenfonds. Aangezien deze middelen in het depot gedurende de contractperiode niet vrij opneembaar zijn, wordt een deel van het vermogen separaat gepresenteerd als bufferreserve. De hoogte van deze reserve is gelijk aan de hoogte van de bufferreserve in het gesepareerde beleggingsdepot ultimo boekjaar. Ultimo 2014 is de totale bufferreserve aangewend ter compensatie van negatieve overrente. 6. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenregeling Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkering en kosten Wijziging marktrente Wijziging uhv overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
234.105 22.937 26 960 -2.732 66.212 1.692 1.005 -516
220.369 25.230 32 878 -2.263 -10.703 1.413 0 -851
323.689
234.105
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft betrekking op een kleine groep actieve deelnemers, waarvoor een aparte koopsom bij de werkgever in rekening is gebracht. Voor wat betreft de algemene indexatie per 1 juli heeft het bestuur besloten deze niet toe te kennen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
54
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder 'Wijziging marktrente'. De ontwikkeling van de marktrente is als volgt: Rentepercentage per 31 december 2013 2014
2,80 1,90
Aanpassing sterftekansen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
2.339 -647
1.757 -344
1.692
1.413
De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de bepaling van de voorziening. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2014 €
2013 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Arbeidsongeschikten
164.145 51.967 97.807 9.770
4.559 455 4.158 61
119.111 39.801 67.540 7.653
4.766 388 3.649 56
Voorziening voor pensioenverplichtingen
323.689
9.233
234.105
8.859
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen inclusief vakantietoeslag onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. Voor de toeslagverlening hanteert het bestuur een ambitieniveau van 50% van het consumentenprijsindexcijfer. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds. Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 juli 2014 geen toeslag te verlenen.
55
31-12-2014
31-12-2013
€
€
7. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
6.672
5.995
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling). De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Ten tijde van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het pensioenfonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. De deelnemer heeft wel jaarlijks de mogelijkheid om het opgebouwde kapitaal om te zetten in aanspraken bij het pensioenfonds. 2014
2013
€
€
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Herwaardering risico deelnemers
5.995 82 -145 740
5.664 84 -112 359
6.672
5.995
31-12-2014
31-12-2013
€
€
8. Langlopende schulden Schuld aan Aegon Levensverzekering N.V.
1.805
Met de herverzekeraar is eind 2014 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de aflossing en de verschuldigde rente van rekening courant schuld uit het garantiecontract. De totale schuld bedraagt € 2.256. Hiervan wordt in het eerste jaar 20% afgelost. Hiervoor is een bedrag van € 451 opgenomen bij overige schulden en overlopende passiva. Voor het restant van de schuld geldt het volgende aflossingsschema: jaar 2: 20% van de schuld; jaar 3: de hoogste van 20% van de schuld en het aandeel in de technische winstdeling van het pensioenfonds. Daarbij is de aflossing niet groter dan 60% van de schuld; jaar 4: 50% van het restant van de schuld na jaar 3; jaar 5: 100% van het restant van de schuld na jaar 4. Het pensioenfonds is een rente op basis van het u-rendement + 0,25% verschuldigd over de lening.
56
0
31-12-2014
31-12-2013
€
€
9. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Belastingen en premies sociale verzekeringen Rekening courant Aegon Levensverzekering N.V. Overige schulden en overlopende passiva
0 62 451 208
760 55 0 141
721
956
De schulden aan werkgever(s) bestond in 2013 uit de omvangskorting over de premies van € 759 en negatieve premiedebiteuren van € 1. De omvangskorting van 2014 is gedurende het jaar voldaan en daarom is geen schuld van toepassing. De rekening courant schuld aan Aegon Levensverzekering N.V. betreft het deel van de schuld vanuit het garantiecontract dat binnen één jaar afgelost dient te worden. Het gaat hierbij om 20% van de totale schuld aan Aegon Levensverzekering N.V. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
9.4.4
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het pensioenfonds, de aangesloten werkgevers en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de aangesloten werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomsten zijn: de werkgevers zijn verplicht al hun werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is, aan l te melden als deelnemer; de werkgevers verplichten zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de l overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te verstrekken; het pensioenfonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en l pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/of het pensioenreglement; ter dekking van de financiële gevolgen van de door het pensioenfonds aangegane verplichtingen, zoals l vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplichten de werkgevers zich maandelijks premies aan het pensioenfonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; De overeenkomsten hebben een looptijd van 5 jaar. De overeenkomsten kunnen door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd.
57
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
10. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2014
2013
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Bijdragen van werkgevers Omvangskorting
19.432 -743
19.341 -1.073
18.689
18.268
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. Werkgevers met een bepaald minimum premievolume krijgen een premiekorting gebaseerd op een vastgestelde staffel. In 2014 bedraagt de omvangskorting € 743. In 2013 bedroeg de omvangskorting over de premie van 2013 € 759 en over de premie van 2012 € 314. De kostendekkende-, feitelijke- en gedempte premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
26.353 18.689 16.736
27.437 18.268 15.590
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het (minimaal) vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Garantiekosten
22.786 132 1.577 1.858
24.799 248 1.183 1.207
Totaal kostendekkende premie
26.353
27.437
Gedempte premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Garantiekosten
13.169 132 1.577 1.858
13.069 131 1.183 1.207
Totaal gedempte premie
16.736
15.590
Bij de bepaling van de kostendekkende en gedempte premie is uitgegaan van de volgende veronderstellingen: De actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking is vastgesteld volgens het l reglement zoals deze gold op 1 januari 2014; De kostendekkende premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2013; de l gedempte premie is gebaseerd op een vaste rekenrente van 5,0%; De opslag voor het minimaal vereist eigen vermogen betreft 25,0% van de jaarlijkse netto beheerkosten l van voorgaand jaar; De opslag voor het vereist eigen vermogen is voor het pensioenfonds gelijk gesteld aan het minimaal l vereist eigen vermogen; het betreft een volledig herverzekerd pensioenfonds; De uitvoering- en garantiekosten zijn gelijk gesteld aan de kosten zoals in de jaarrekening verantwoord. l Op basis van de vergelijking tussen de feitelijke premie en de gedempte premie kan worden gesteld dat het pensioenfonds over 2014 voldoet aan de bepalingen in artikel 127 tot en met 130 van de Pensioenwet. 11. Premiebijdragen risico deelnemers Stortingen excedentenregeling (Pensioen BeleggingsRekening)
58
129
123
2014
2013
€
€
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers Mutatie beleggingen voor risico deelnemers
676
331
2.740 716 -3.105 162
2.308 551 3.105 168
513
6.132
2.282 377 32 49
1.853 354 23 78
2.740
2.308
13. Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit technische winstdeling Vrijval buffer/Uitkering overrente gesepareerd beleggingsdepot Overig
Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van het tussentijdse aandeel in de cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. Negatieve rendementen worden niet ten laste van het pensioenfonds gebracht, maar verrekend met de garantiebuffer en eventueel in het depot geactiveerd. Hierbij werd tot en met 2013 onderscheid gemaakt tussen oud geld en nieuw geld binnen het depotverslag. Dit onderscheid is met het aangaan van een nieuwe overeenkomst met als ingangsdatum 27 oktober 2014 komen te vervallen. Dit houdt in dat de garantiebuffer is aangewend ter compensatie van het negatieve interestresultaat. Dit leidt in 2014 tot een vrijval van de buffer binnen gesepareerd beleggingsdepot van € 4.212. 14. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten
23 24 239
20 0 31
286
51
De interest overig bestaat uit de ontvangen interest op de rc verhouding met de herverzekeraar. De andere baten bestaan uit de mutatie van de liquide middelen van € 107 bij beleggingen voor risico van deelnemers. Daarnaast is het pensioenfonds is de premiebijdragen aan het depot verschuldigd per 1 januari van enig jaar, terwijl het pensioenfonds gedurende het jaar maandelijks de van de werkgevers ontvangen premies doorstort aan het depot. Over de tussenliggende periode is het pensioenfonds interest verschuldigd. Abusievelijk heeft deze interest verrekening ook over 2013 plaatsgevonden, terwijl het pensioenfonds deze interest vanaf 1 januari 2013 niet is verschuldigd. Dit heeft in 2014 tot een interestbate van € 81 geleid. Verder heeft binnen het depot een vrijval van de excassoreserve van € 51 plaatsgevonden. 15. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie
59
2.282 377 32 62
1.853 354 23 53
2.753
2.283
2014
2013
€
€
16. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan/deelnemersraad en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Bestuurondersteuningskosten
199 82 635 37 17 401 25 0 58 123
116 44 609 39 26 219 24 0 38 68
1.577
1.183
37
39
Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening
Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van Aegon en TKP. 17. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
22.937 26 960 -2.732 66.212 1.692 1.005 -516
25.230 32 878 -2.263 -10.703 1.413 0 -851
89.584
13.736
-89.584
-13.736
676
331
19.123 -145 58 1.858
19.029 -90 144 1.207
20.894
20.290
-8 5 -2.367 2.434 734 -695
-583 700 -1.004 778 336 -386
103
-159
18. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen 19. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 20. Kosten pensioenopbouw Bruto premies Vrijgestelde bruto premies Koopsommen Garantiekosten
21. Saldo overdracht van derden Overgenomen collectieve pensioenverplichtingen Kosten inkoop collectieve pensioenverplichtingen Overgenomen pensioenverplichtingen Kosten inkoop pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Baten vrijval pensioenverplichtingen
60
22. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Overig
Den Haag, 29 juni 2015 De heer mr. P. Frijlink De heer mr. H. Kompagnie RB De heer J.W.B. Luhoff De heer H.G. Nijkamp De heer J.J.M. Raaijmakers AA, voorzitter De heer G. Rebel AA De heer P.M.S. Vermeulen AA, secretaris
61
5 0
4 364
5
368
Overige gegevens
62
10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het negatieve resultaat van € 5.715 wordt als volgt bestemd: Algemene reserve -/- € 3.220; Bestemmingsreserves + € 610; Overige reserves -/- € 3.105.
10.2 Gebeurtenissen na balansdatum Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet 'Aanpassing financieel toetsingskader' in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat van toepassing was tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. In verband met het garantiecontract is voor het pensioenfonds geen maandelijkse dekkingsgraad bepaald. Ultimo 2014 betreft de dekkingsgraad 100,1%, omdat er over 2014 slechts één dekkingsgraad is bepaald wordt de beleidsdekkingsgraad hieraan gelijkgesteld. Daarmee is ultimo 2014 de financiële positie voldoende. Voor de opbouw vanaf 1 januari 2015 (nieuw geld) is een dekkingsgraad van toepassing. Per 31 maart 2015 betreft de beleidsdekkingsgraad van de regeling in eigen beheer 74,3%. Eén van de oorzaken hiervan is de sterk gedaalde rente in de eerste maanden van 2015. De beleidsdekkingsgraad is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Daarmee is voor het nieuwe geld sprake van een dekkingstekort en dient het pensioenfonds voor 1 juli 2015 een herstelplan bij de toezichthouder in te dienen. Om deze reden is het niet langer toegestaan dat het pensioenfonds meewerkt aan inkomende waardeovernames of uitgaande waardeoverdrachten.
10.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Het bestuur bestaat uit maximaal tien leden: vijf bestuursleden namens de aangesloten werkgevers en vijf bestuursleden namens de deelnemers. De werkgeversbestuursleden worden voorgedragen door de werkgeversvereniging. De deelnemersbestuursleden worden voorgedragen door de werknemersvereniging. Het bestuur beoordeelt de voorgedragen kandidaat op deskundigheid en geschiktheid conform het door het bestuur opgestelde functieprofiel. Bij gebleken geschiktheid benoemt het bestuur de kandidaat tot bestuurslid. De zittingstermijn voor bestuursleden is zes jaar. Het bestuur wijst uit zijn midden een werkgeversbestuurslid en een deelnemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en secretaris bekleden. Geldige besluiten kan het bestuur slechts nemen indien de meerderheid van de bestuursleden aanwezig is, onder wie ten minste een werkgeversbestuurslid en een deelnemersbestuurslid. Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuursleden.
63
10.4 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening te Den Haag is aan Triple A – Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening is naar mijn mening voldoende. De premiestelling van het pensioenfonds voldoet aan artikel 128 van de Pensioenwet. Toch heeft het pensioenfonds een aanzienlijk verlies op premie gemaakt in dit boekjaar en voorgaande boekjaren, met (mede) als gevolg dat het eigen vermogen is gedaald. Amsterdam, 29 juni 2015
drs. P.H.A. Heesterbeek AAG verbonden aan Triple A – Risk Finance Certification B.V.
64
10.5 Controle verklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening
Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening te Den Haag gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijke Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: 1. de balans per 31 december 2014; 2. de staat van baten en lasten over 2014; en 3. de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening (hierna: “de Stichting”) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assuranceopdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 1,7 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 0,5% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € 82.000 rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken. Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.
Waardering en toelichting van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen de belangrijkste 65
verplichtingen in de balans van de Stichting. De technische voorzieningen dienen evenals de beleggingen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier liggen een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de Stichting. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De Stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven in paragraaf 9.4.2.2 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 6. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden door toepassing van de meest recente prognosetafels, gehuwdheidsfrequenties, de opslag voor wezenpensioen en aanpassing van de ervaringssterfte op basis van nader onderzoek. Als gevolg van deze schattingswijzigingen is de voorziening hierdoor met € 1,0 miljoen hoger uitgekomen. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de Stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van door de ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle van boekjaar 2014. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Hierbij hebben wij het intern actuarieel rapport zoals opgesteld door de Stichting en het certificeringsrapport zoals opgesteld door de certificerend actuaris beoordeeld. Wij hebben ons hierbij een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen door het beoordelen van de uitkomsten van de door de Stichting uitgevoerde analyses waaronder de ervaringssterfte en kostenopslag. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij eigen actuariële specialisten betrokken. Wij hebben de uitkomsten van deze analyses, alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de Stichting en de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij de actualiteit van het grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn in aanmerking genomen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controleinformatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis 66
voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting; het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de Stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven; het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de reikwijdte van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening vanuit alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens):
dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2014. Den Haag, 29 juni 2015
Ernst & Young Accountants LLP w.g. M.C. Spierings RA
67
Bijlagen
68
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
Actieve- en voortgezette deelnemers*
4.822
503
705
4.620
Gewezen deelnemers
3.649
619
110
4.158
Ingegane pensioenen
388
72
5
455
287
57
4
340
75
14
1
88
26
1
0
27
8.859
1.194
820
9.233
waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal:
* De arbeidsongeschikten maken deel uit van de actieve- en voortgezette deelnemers.
69
Bijlage 2
Nevenfuncties
Er is uitvraag gedaan bij de bestuursleden inzake een opgave van het aantal nevenfuncties. Dit leidt tot het volgende overzicht: P. Frijlink
Zelfstandig gevestigd belastingadviseur Lid Raad van Toezicht Stichting Mendel Revalidatie Penningmeester Stichting Theater Achterom
H. Kompagnie
Directeur Pensioenadvies Countus Bestuurslid St. Medewerkersparticipatie Countus Bestuurslid St. Nalatenschapsbeheer en bewindvoering Countus Lid Raad van Toezicht St. Achterhuus Bestuurslid St. Derdengeld WWPLUS
J.W.B. Luhoff
Relatiebeheerder Lansigt Accountants & Belastingadviseurs BV Bestuurslid Lokaalvereniging van de Vergadering van Gelovigen Lid St. Erastus van de Vergadering van Gelovigen
H.G. Nijkamp
Bestuurslid (penningmeester) Stichting het Sint Anthonie Gilde
J.J.M. Raaijmakers
Voorzitter Raad van Toezicht St. Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (SPNG)
G. Rebel
Werkzaam bij Lentink Accountants te Huizen Raadslid gemeente Huizen
P.M.S. Vermeulen
Lid Provinciale Staten Flevoland Penningmeester Rode Kruis afdeling Noordoostpolder Lid raad van toezicht Stichting Therapeutisch Centrum Flevoland (GGZ instelling) Lid raad van advies Zelfstandigenloket Flevoland (BBZ advisering) Secretaris Stichting Vrienden Hof van Schokland (zorgboerderij) Penningmeester Stichting Cliëntenvervoer Zorggroep Oude en Nieuwe Land Eigenaar Vermeulen Administratie en Advies (ZZP)
70
Bijlage 3
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten. AG- prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. (FTK) Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De door het pensioenfonds vastgestelde dekkingsgraad voldoet aan het Financieel Toetsingskader. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-bezittingen en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-bezittingen zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere bezittingen en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. 71
Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Garantiecontract Bij een garantiecontract vindt volledige herverzekering plaats. Alle pensioenaanspraken worden tegen vooraf overeengekomen tarieven verzekerd door de herverzekeraar. De herverzekering garandeert een levenslange uitkering van de verzekerde pensioenaanspraken. Naast risico’s uit verzekeringstechniek zijn ook beleggingsrisico’s overgedragen. Na afloop van de contractduur kunnen de verplichtingen premievrij bij de herverzekeraar achterblijven. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor een pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Indexatie Zie toeslagverlening. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. 72
Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nieuw geld Binnen het oude garantiecontract werden hiermee de opgebouwde aanspraken vanaf 1 januari 2011 bedoeld. In 2014 is overeengekomen om het onderscheid binnen het depot tussen oud en nieuw geld niet langer te handhaven. Vanaf 1 januari 2015 wordt daarom met nieuw geld de opgebouwde aanspraken vanaf 1 januari 2015 bedoeld. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Oud geld Binnen het oude garantiecontract werden hiermee de opgebouwde aanspraken tot en met 31 december 2010 bedoeld. In 2014 is overeengekomen om het onderscheid binnen het depot tussen oud en nieuw geld niet langer te handhaven. Vanaf 1 januari 2015 wordt daarom met oude geld de opgebouwde aanspraken tot en met 31 december 2014. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen, vastgoed en vastrentende waarden. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert.
73
Reële dekkingsgraad De reële dekkingsgraad geeft de mate weer waarin het pensioenfonds in staat is om het ambitieniveau van de toeslagen volledig te kunnen toekennen. Een reële dekkingsgraad van 100% zou betekenen dat het pensioenfonds voldoende middelen heeft om in de toekomst altijd de toeslag toe te kunnen kennen. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar, of vaker als daartoe aanleiding is, het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
74
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds Accountancy Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
050 582 19 90 050 313 82 01 www.pfaccountancy.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
75
2014
2013
€
€