UNAMEC 2006 JAARVERSLAG
UNAMEC 2006 JAARVERSLAG
Auteur: H. Hellinckx
UNAMEC v.z.w. Beroepsvereniging van fabrikanten, invoerders en verdelers van medische hulpmiddelen v.z.w. Koning Albert I- laan 64 1780 Wemmel
Voorwoord van de heer P. Soenen Voorzitter UNAMEC In haar eerste jaarverslag heeft UNAMEC het economisch gewicht van de sector medische hulpmiddelen in kaart gebracht aan de hand van een aantal sociaal-economische parameters zoals omzet, toegevoegde waarde, in- en uitvoer, tewerkgesteld personeel, investeringen, onderzoek en ontwikkeling, analyse van de financiële ratio’s als nettorentabiliteit van het eigen vermogen, liquiditeit en solvabiliteit. Tevens werd een model voor de voorspelling van de ondernemingsfaillissementen toegepast op de sector medische hulpmiddelen. Rekening houdend met de technische specificiteit, maar vooral met de diversiteit van de sector medische hulpmiddelen was een meer diepgaande analyse aangewezen. Daarom werd -naast het onderzoek naar het economisch gewicht van de sector medische hulpmiddelen- dit jaar specifiek bijkomend onderzoek verricht naar het economisch gewicht van de deelsector medische verbruiksgoederen teneinde een vergelijking met de totale sector medische hulpmiddelen mogelijk te maken. De deelsector van medische verbruiksgoederen staat nog aanzienlijke uitdagingen te wachten: • Een verdere toename wat betreft het verbruik van medische verbruiksgoederen buiten de ziekenhuizen als gevolg van een kortere hospitalisatieduur (en een gewijzigde ziekenhuisfinanciering). • De ’dubbele vergrijzing’. Er komen -absoluut en relatief- niet alleen meer ouderen boven de 65 jaar, maar exponentieel meer boven de 75 tot 80 jaar. Dit is de leeftijdsgroep die veruit de meeste zorg en medische verbruiksgoederen nodig heeft. • Een verdere toename van de techniciteit van de medische verbruiksgoederen en daaraan gekoppeld de stijgende vraag naar een (specifieke en aangepaste) terugbetaling in de thuiszorg Het jaarverslag moet verantwoordelijken binnen de gezondheidszorg in staat stellen een beter beeld te krijgen van het economisch gewicht van de sector medische verbruiksgoederen in België en moet bedrijfsleiders in staat stellen de bedrijfsresultaten van hun onderneming te benchmarken met andere bedrijven binnen de productgroep van medische verbruiksgoederen.
3
Maatschappelijke relevantie medische verbruiksgoederen R. Van den Broeck Directeur UNAMEC
Het brede maatschappelijke belang van de medische hulpmiddelen in het algemeen en van de medische verbruiksgoederen in het bijzonder, strekt zich verder uit dan het louter economische en werkgelegenheidsbelang. Door een goede gezondheidszorg wordt de productiviteit maar vooral het welzijn van alle Belgen verhoogd. De medische verbruiksgoederen zijn absoluut onmisbaar geworden voor een kwalitatief goede gezondheidszorg, zowel voor de ziekenhuiszorg (’cure’) als voor de langdurige verpleging en (thuis)verzorging (’care’). Dit zal worden geïllustreerd aan de hand van drie aandoeningen. Per aandoening wordt een selectie van medische verbruiksgoederen gemaakt waarbij, aan de hand van voorbeelden, de productontwikkelingen gedurende het laatste decennium worden weergegeven tezamen met de toekomstige ontwikkelingen. Er werd gekozen voor de volgende drie pathologieën: • (Darm)kanker • Diabetes mellitus • Incontinentie
5
Maatschappelijke relevantie medische verbruiksgoederen
Darmkanker Dikke darmkanker (colonkanker, rectosigmoidkanker en rectumkanker) is een van de meest voorkomende vormen van kanker in België; dit zowel voor mannen als voor vrouwen. Via het Belgian Cancer Registry is het aantal nieuwe kankergevallen in België ge-
kend. Het is een epidemiologisch werkinstrument dat de incidentie van verschillende types kanker in functie van geslacht, leeftijd en geografische spreiding beschrijft. Dit gebeurt op basis van ICD-10 classificatie (International Classification of Diseases).
Tabel 1: Aantal bestaande gevallen van darmkanker in België voor het jaar 2005 Bron: Belgisch Kanker Register http://www.registreducancer.org/
Geslacht V M
ICD-10
Absoluut aantal
CR°°
C18: Colon°
2.115
39,9
2.210
43,5
C18: Colon
° C18 bevat: caecum, appendix, colon ascendens, flexura hepatica, colon transversum, flexura lienalis, colon descendens en colon sigmoideum
°° Crude Incidence Rate: de CR bekomt men door het totaal aantal nieuwe kankergevallen per orgaan te delen door het totaal aantal personen met het betreffende geslacht in de populatie.
Een belangrijk gevolg van dikke darmkanker kan zijn dat een stoma, een kunstmatige uitgang voor ontlasting, moet worden aangelegd. Naast stomata op de dikke darm (colostomata) zijn stomata op de dunne darm (ileostomata) van belang. Stomata -blijvende of tijdelijke- worden niet alleen bij kanker aangebracht maar soms ook bij andere aandoeningen zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. Hoewel precieze cijfers over het aantal mensen in België met een stoma ontbreken, wijzen verschillende bronnen uit dat het momenteel om zeker ruim 13.000 personen gaat. De belangrijkste medische verbruiksgoederen bij dikke darmkanker zijn de stoma hulpmiddelen.
•
De voornaamste ontwikkelingen in het laatste decennium zijn de volgende: •
Verbetering van materialen, waarvan in het bijzonder kunnen worden vermeld de huidplaten waarop de zakjes worden bevestigd. Deze kleven veel beter, waardoor de betrouwbaarheid veel groter is geworden (minder lekkage, minder geuren). Daarnaast treedt aanzienlijk minder huidirritatie op.
6
Aanpassing van de medische hulpmiddelen aan de behoefte van de gebruikers. Om een voorbeeld te geven, sommige patiënten hebben een verzonken stoma waardoor lekkage en huidproblemen kunnen ontstaan. Hiervoor werden speciale typen van stomahulpmiddelen ontwikkeld (vullende pasta, aandrukring, speciale huidplaten). Ook zijn varianten ontwikkeld voor speciale situaties zoals het beoefenen van sport, waardoor maatschappelijke participatie beter mogelijk wordt, alsmede voor patiënten met een zeer gevoelige huid. • Verbetering van steungevende materialen zoals bandages bij een (dreigende) uitstulping van de stoma. Probleem is hier dat de betrokkenen het dragen hiervan belastend vinden, waardoor nogal wat patiënten er geen of weinig gebruik van maken. Gevolg kan zijn dat er later (opnieuw) operatief moet worden ingegrepen. Daarom is vrij recent een bandage ontwikkeld die lijkt op normaal ondergoed (geïntegreerde bandage). • Daarnaast zijn ook materialen als gaasjes en reinigingsdoekjes (om de huid schoon te maken) in toenemende mate ontwikkeld en gebruikt.
Diabetes mellitus Er zijn twee typen diabetes mellitus (kortweg diabetes of suikerziekte), type 1 en type 2. Bij mensen met type 1 diabetes maakt de pancreas (alvleesklier) geen insuline meer aan. De bètacellen, cellen in de alvleesklier waarin de insuline wordt aangemaakt, zijn door het eigen afweersysteem vernietigd. Bij deze vorm, die vaak op jonge leeftijd ontstaat, moeten patiënten insuline toegediend krijgen. Bij mensen met type 2 diabetes is het lichaam minder gevoelig voor insuline of er wordt te weinig insuline aangemaakt.
Deze vorm werd vroeger ouderdomsdiabetes genoemd, maar komt tegenwoordig op steeds jongere leeftijd voor. Risicofactoren zijn overgewicht, diabetes in de familie, leeftijd en de etnische afkomst. Aangezien diabetes een chronische aandoening is, moet niet alleen gekeken worden naar het optreden van nieuwe gevallen (incidentie) maar ook naar het aantal bestaande gevallen (prevalentie).
Tabel 2: Aantal bestaande gevallen diabetes mellitus in België voor het jaar 2005 Bron: P.J. Lefèbvre, Revue Médicale de Liège, 2005 - vol. 60 (5-6) p. 273-277
Diabetespopulatie Let wel: de Belgische cijfers zijn beperkt en onvolledig omdat een systematische registratie ontbreekt (Uitgezonderd het Belgisch Diabetes Register dat het aantal nieuwe patiënten registreert met diabetes -ontdekt vóór de leeftijd van 40 jaar en wonend in België). Uit Belgische en Nederlandse studies blijkt dat een derde tot de helft van de diabetespatiënten niet gediagnosticeerd zijn. Aangezien de cijfers uit de gezondheidsenquêtes gebaseerd zijn op gekende diabetes zal de werkelijke prevalentie dus nog een stuk hoger liggen. Anno 2006 zal dit ongeveer 5 tot 6pct. bedragen of meer dan een half miljoen Belgen (Diabetes Infolijn 1996-2006).
Type 1 en 2
Type 1
Type 2
450.000
40.000 - 60.000
400.000
seling toe te laten. Hiervoor zijn meerdere soorten materialen in gebruik zoals alginaten (uit algen afkomstige, bewerkte materialen), hydrofibers, hydrocolloïden en schuimverbanden. •
De ontwikkeling van materiaal met zilver, om infecties te voorkomen of te onderdrukken. Zilverionen komen -gecontroleerd- vrij als het wondmateriaal in contact komt met wondvocht. Het heeft een antibacteriële werking, zowel voor aërobe als anaërobe bacteriën.
•
De belangrijkste medische verbruiksgoederen bij diabetes mellitus zijn de hulpmiddelen gericht op het optimaal reguleren van het bloedglucosegehalte. De voornaamste ontwikkelingen in het laatste decennium zijn geweest:
De ontwikkeling van materiaal waarbij in geval van contact met bloed of wondvocht een gel wordt gevormd. Het product past zich hiermee optimaal aan het wondoppervlak aan, het wondvocht wordt opgesloten in het verband en de opgenomen bacteriën worden gescheiden gehouden van de wond.
•
Verbeterde bloedglucosemeters met handige strips (die werken op basis van capillaire opzuiging)
Wondbehandelingsmateriaal waarin pijnstillers zijn opgenomen die gereguleerd worden afgegeven.
•
De ontwikkeling van zalf en gel met honing waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van de antimicrobiële werking van honing.
•
Een vrij recente ontwikkeling is wondbehandelingsmateriaal dat de wondheling bevordert door bescherming van groeifactoren en het bevorderen van proliferatie van de helingscellen.
•
Drukontlasting door middel van total contact cast (TCC), waarbij een speciale gipsbehandeling van het onderbeen zorgt voor een gelijkmatige verdeling van de druk waardoor wonden sneller kunnen genezen.
•
De ontwikkeling van negatieve druk wond therapie (NPWT) met behulp van het Vacuum Assisted Closure (VAC) systeem. Deze therapie is toepasbaar bij acute, subacute en chronische wonden. Wat betreft diabetes kan gedacht worden aan wonden die ontstaan na amputatie van een diabetische voet. Dit is een combinatie van medische verbruiks- en investeringsgoederen.
•
•
Bloedglucosemeters zonder bloedprikken (glucowatch)
•
Verbeterde vingerprikkers
•
Verbeterde injectiepennen met verwisselbare insuline-cartridges
•
Beter hanteerbare externe insulinepompjes voor een betere gecontroleerde en gelijkmatiger afgifte (bolus)
•
Recent zijn voor insulinebehandelde patiënten, voor wie injecteren een bezwaar is, vernevelaars beschikbaar voor toediening van insuline als aërosol.
Op het gebied van wondzorg in het algemeen en de wondzorg bij diabetici in het bijzonder zijn enkele algemene ontwikkelingen te zien : •
Verbetering van materialen in het algemeen: wondbehandelingsmateriaal om vocht af te voeren en lucht- en waterdampuitwis-
7
Incontinentie Incontinentiehulpmiddelen worden zeer intensief gebruikt bij langdurige ziekten als dwarslaesies, multiple sclerose en dementie. Tabel 3 Bron : ° Prof. dr. J.J. Wyndaele, dienst urologie UZ Antwerpen °° Dr. M. Van Outryve, dienst maag-, darm- en leverziekten UZ Antwerpen
Ongewild urineverlies° 15 % van de totale Belgische bevolking Ongewild stoelgangverlies°° : % t.o.v. totale Belgische bevolking - personen ouder dan 50 jaar > 5 % - personen ouder dan 70 jaar > 10 % - personen ouder dan 80 jaar > 20 % Op het gebied van de producten is een grote variatie in producten ontstaan. Tegenwoordig bestaat een optimaal type incontinentiemateriaal voor iedere combinatie van de incontinentie, lichaamsomvang, voor mannen en vrouwen, zelfredzaamheid van de patiënt of mogelijkheid meer of minder mee te helpen, geestelijke conditie van de patiënt, moment van het etmaal of specifieke gebruikssituatie. Zo zijn onder meer de volgende innovaties in dienstverlening doorgevoerd : •
•
Systematische keuzewijzers, instructiemateriaal en instructiebijeenkomsten om verzorgenden en verplegenden te ondersteunen bij de keuze van het juiste materiaal en hen te leren hoe ze patiënten kunnen helpen bij het verwisselen van incontinentiemateriaal en fysieke (en geestelijke) problemen. Rekenmodellen, programma’s voor kostenbeheersing, om de combinatie kwaliteit van incontinentiezorg en kosten te optimaliseren. Daarbij zijn niet de kosten van het incontinentiemateriaal bepalend, maar de totale kosten per 24 uur incontinentiezorg.
PVC-materiaal, gels om het inbrengen te vergemakkelijken). De meest recente innovatie betreft katheters, die gecoat zijn met hydrofiele materialen, waardoor deze een waterlaag aan zich binden. Dit geeft een aanzienlijke reductie in de schuifweerstand bij het inbrengen en verwijderen. Dat is niet alleen veel gemakkelijker bij het hanteren, maar het voorkomt ook kleine bloedingen die de kans op en de ernst van infecties verhogen. Het reduceert ook het gebruik van antibiotica. Dit systeem met verminderde schuifweerstand voorkomt bij langduriger gebruik (vaak ’levenslang’) ook vorming van littekenweefsel. Door dit littekenweefsel kan de urethra ongevoeliger worden, waardoor het inbrengen steeds minder op geleide van pijngevoel kan worden gedaan en de beschadigingen en kans op infectie toenemen. Dit is recent gecombineerd met een andere vernieuwing: steriele en gemakkelijk te openen verpakkingen met complete sets. Hiermede zijn katheters snel en gemakkelijk, en ook op andere plaatsen dan thuis, te gebruiken. Dit heet Clean Intermittent Catheterisation. Het effect hiervan op zelfredzaamheid en participatiemogelijkheden en daardoor voor kwaliteit van leven is aanzienlijk. De betekenis van deze vernieuwingen is met een ruim aantal klinische studies en patiëntentevredenheidsstudies aangetoond. Op het gebied van absorptie-incontinentie zijn de afgelopen periode vele typen innovaties doorgevoerd : •
Het absorptievermogen voor vocht is vergroot, zonder het volume van het absorberend materiaal te vergroten.
•
De geur wordt vrijwel probleemloos geabsorbeerd.
•
Huidirritaties en –infecties worden tegengegaan, waardoor de kans op ongewenste complicaties (bijvoorbeeld decubitus) wordt verminderd.
•
Het draagcomfort in natte of gevulde toestand is sterk verbeterd door verbeterde pasvorm, lekranden, vochtisolerende tussenlagen en dergelijke.
•
Het gemak van aan- en uitdoen, bevestigen, hanteren, zowel door de patiënt zelf als door een ander is verbeterd door nieuwe ontwerpen bijvoorbeeld ’pants’ (absorptiemateriaal en broekje ineen), en ’flex-systemen’ (in stappen passend te bevestigen).
•
De detectie van de vullingsgraad met betrekking tot de verkleurende strips.
•
Een heel ander aspect is duurzaamheid (in milieutechnische zin) van de gebruikte materialen en processen.
Innovatie op vlak van product : Ook op het gebied van afvoerende incontinentie hebben veel ontwikkelingen plaatsgevonden, met name bij blaaskatheters. Sommige katheters worden langere tijd gedragen en voeren permanent af naar platte, bijvoorbeeld op het been gedragen opvangzakken. Een andere vorm is intermitterende sondage van de blaas waarbij de patiënt zelf zijn blaas één of meerdere keren (3-5) per dag ledigt: autosondage. In een eerste instantie hebben vernieuwingen plaatsgevonden in het ontwerp van de traditionele katheters (afgeronde vorm, zacht
8
Hoewel de innovatie met betrekking tot incontinentiezorg de afgelopen 10 jaar er vooral een was van vele kleine stapjes, is er alle reden om aan te nemen dat de innovatiemogelijkheden nog lang niet zijn uitgeput. Deze groei zal van een aantal zijden komen •
•
•
Er zullen nog voortdurend vernieuwingen plaatsvinden in de gebruikte materialen en componenten. De bovengenoemde incontinentiematerialen met vochtdetectie vormen nog maar een begin. Met name microsysteem- en nanotechnologie en ’smart materials’ zullen voor nieuwe mogelijkheden blijven zorgen om de kwaliteit en bruikbaarheid van incontinentiematerialen verder te verbeteren. Ook wordt het mogelijk niet alleen automatisch op vocht te detecteren, maar ook op andere fysiologische of biochemische parameters of ziektebeelden. Hiermee kunnen vervolgens -via telemetrie- automatisch signalen worden gegenereerd, die op de verpleegafdeling geregistreerd kunnen worden. Het verbeteren van de totale logistiek van productie, distributie, gebruik en afvalverwijdering door benutting van slimme labels (’RFIDs’, Radio Frequency Identification: elektronische uitleesbare labels) en ’slimme’ verpakkingen (optimale verdeling over grotere verpakkingen voor transport, makkelijk ompakbaar naar kleinere, gemakkelijk te openen en/of te verwijderen verpakkingen voor gebruik, elektronische labels die beschadiging door infectie of verhitting aangeven).
Conclusie Traditioneel worden medische verbruiksgoederen en medische hulpmiddelen in het algemeen beoordeeld op hun technische functionaliteit, medische werkzaamheid en veiligheid. Deze aspecten hebben overigens, zoals meerdere voorbeelden bij verschillende aandoeningen laten zien, ook een voortdurende evolutie doorgemaakt. Maar in de loop der jaren heeft men ontdekt dat er nog veel meer aspecten van belang zijn voor de patiënt, zijn omgeving en de zorgverleners. Denk maar aan de vele dimensies van gebruiksgemak voor de patiënt en verzorgers, niet-stigmatiserend ontwerp, en afstemming op de gebruiksomgeving/gebruikssituatie. Zo worden uiteindelijk de mogelijkheden vergroot tot echte kwaliteit van leven: autonomie, zelfredzaamheid en participatie. Over de volle breedte kan gesteld worden dat medische verbruiksgoederen een onmisbare rol vervullen en dat de gestage verbetering van de kwaliteit van deze medische hulpmiddelen geleid heeft tot een onmiskenbare betere kwaliteit van leven.
9
Samenvatting Medische hulpmiddelen Medische verbruiksgoederen
11
Samenvatting Medische hulpmiddelen 380 ondernemingen werden geselecteerd
Financiële ratio’s
325 ondernemingen beschikken over een Belgisch BTW nummer
•
Netto rentabiliteit van het eigen vermogen na belasting van 17,1 (gemiddelde ratio in pct.) (tegen 10,1 pct. voor de nietfinanciële vennootschappen
•
Liquiditeit van 1,9 (gemiddelde ratio) (tegen 1,3 pct. voor de niet-financiële venootschappen)
•
Solvabiliteit van 27,3 (gemiddelde ratio) (tegen 43,4 pct. voor de niet-financiële vennootschappen)
1/3 van de onderzochte ondernemingen zijn grote of middelgrote ondernemingen, 2/3 zijn kleine ondernemingen
•
Financieel risico van de ondernemingen: 14,3 pct. bevindt zich in de risicoklassen 3 en 4.
De belangrijkste economische indicatoren voor de onderzochte ondernemingen in België, voor wat betreft de medische hulpmiddelen in 2005
Krediet in handelsverrichtingen
289 ondernemingen beschikken over de volledige gegevens voor de berekening van de financiële ratio’s 83pct. van de onderzochte ondernemingen zijn voornamelijk gericht op distributieactiviteiten, 12pct. op productieactiviteiten en 5pct. op diensten.
De onderzochte ondernemingen realiseerden een omzet (prijs af-fabriek) van ongeveer: 6,2 miljard EUR, waarvan 2,6 miljard EUR° voor rekening van de medische hulpmiddelen. ° 42,6 pct. van de totale omzet van de onderzochte ondernemingen is omzet gerealiseerd door medische hulpmiddelen (Zie UNAMEC Jaarverslag 2005)
De onderzochte ondernemingen waren goed voor een toegevoegde waarde van iets meer dan: 1,9 miljard EUR Een totaal personeelsbestand van 17.354 FTE. Wat het totaal personeelsbestand betreft, kunnen volgende karakteristieken worden vastgesteld : •
Een toegevoegde waarde per werknemer van 110.500 EUR
•
60pct. van het tewerkgesteld personeel zijn mannen tegen 40pct. vrouwen
•
7,5pct. van de aanwervingen in de sector van medische hulpmiddelen hadden als opleidingsniveau: lager onderwijs, 40,4pct. secundair onderwijs, 30,3pct. hoger niet-universitair onderwijs en 21,8pct. universitair onderwijs
•
7,4pct. van de uittreders in de sector van medische hulpmiddelen hadden als opleidingsniveau: lager onderwijs, 40,7pct. secundair onderwijs, 33,4pct. hoger niet-universitair onderwijs en 18,5pct. universitair onderwijs
•
25,8pct. heeft het statuut van arbeider, 72,4 pct. heeft het statuut van bediende en 1,5pct. heeft het statuut van directie
•
Een gemiddelde personeelskost per werknemer ten bedrage van 68.400 EUR.
12
•
Aantal dagen klantenkrediet: 90 (tegen 61 dagen voor de niet-financiële vennootschappen)
•
Aantal dagen leverancierskrediet: 92 (tegen 65 dagen voor de niet-financiële vennootschappen).
Buitenlandse handel •
Invoer: 2,6 miljard EUR, waarvan 78,4 pct. binnen de EU
•
Uitvoer: 1,5 miljard EUR, waarvan 79,2 pct. binnen de EU
Samenvatting Medische verbruiksgoederen 380 ondernemingen werden geselecteerd 325 ondernemingen beschikken over een Belgisch BTW nummer 289 ondernemingen beschikken over de volledige gegevens voor de berekening van de financiële ratio’s. 110 ondernemingen of 38pct. van de 289 ondernemingen zijn onder andere actief op vlak van medische verbruiksgoederen. 86 ondernemingen hiervan zijn opgenomen in de Balanscentrale van de Nationale Bank van België.
Financiële ratio’s
80pct. van de onderzochte ondernemingen zijn voornamelijk gericht op distributieactiviteiten, 20 pct. op productieactiviteiten.
•
Netto rentabiliteit van het eigen vermogen na belasting van 29,1 (gemiddelde ratio in pct., tegen 10,1 pct. voor de niet-financiële vennootschappen
•
Liquiditeit van 1,8 (gemiddelde ratio, tegen 1,3 pct. voor de nietfinanciële venootschappen)
•
Solvabiliteit van 34,1 (gemiddelde ratio, tegen 43,4 pct. voor de niet-financiële vennootschappen)
•
Financieel risico van de ondernemingen: 11,3 pct. bevindt zich in de risicoklassen 3 en 4 (de berekening van het financiële risico voor het totaal van niet-financiële vennootschappen is momenteel binnen de Nationale Bank van België niet beschikbaar. Dit zal eind dit jaar worden toegevoegd aan het ondernemingsdossier van de ondernemingen).
44 pct. van de onderzochte ondernemingen zijn grote of middelgrote ondernemingen, 56pct. zijn kleine ondernemingen De belangrijkste economische indicatoren voor de onderzochte ondernemingen in België, voor wat betreft de medische verbruiksgoederen in 2005: De onderzochte ondernemingen realiseerden een omzet (prijs af-fabriek) van ongeveer: 2,4 miljard EUR of 38,7pct. van de totale sector medische hulpmiddelen, waarvan 996 miljoen EUR° specifiek voor rekening van de medische verbruiksgoederen. •
86 pct. van de omzet medische verbruiksgoederen wordt gerealiseerd binnen de ziekenhuizen tegen 14 pct. buiten de ziekenhuizen
•
88,5 pct. van de omzet medische verbruiksgoederen wordt gerealiseerd uit invoer tegen 11,5 pct. uit productie
° 41,5 pct. van de totale omzet van de onderzochte ondernemingen is omzet gerealiseerd door medische verbruiksgoederen.
De onderzochte ondernemingen waren goed voor een toegevoegde waarde van iets meer dan: 712 miljoen EUR
Krediet in handelsverrichtingen •
Aantal dagen klantenkrediet: voor de deelsector productie: 57 voor de deelsector distributie: 88 (tegen 61 dagen voor de niet-financiële vennootschappen)
•
Aantal dagen leverancierskrediet: voor de deelsector productie: 81 voor de deelsector distributie: 93. (tegen 65 dagen voor de niet-financiële vennootschappen)
Buitenlandse handel •
Invoer: 1,0 miljard EUR, waarvan 79,1pct. binnen de EU
•
Uitvoer: 0,8 miljard EUR, waarvan 85,8pct. binnen de EU
_______
Een totaal personeelsbestand van 6.606 FTE.
Consignatie medische verbruiksgoederen • 5,2 miljoen EUR
Wat het totaal personeelsbestand betreft, kunnen volgende karakteristieken worden vastgesteld :
Investeringen medische verbruiksgoederen • 10 miljoen EUR
•
Een toegevoegde waarde per werknemer van 107.800 EUR
•
56 pct. van het tewerkgesteld personeel zijn mannen tegen 44 pct. vrouwen
•
13,9 pct. van de aanwervingen in de sector van medische hulpmiddelen hadden als opleidingsniveau: lager onderwijs, 36,9 pct. secundair onderwijs, 25,3 pct. hoger niet-universitair onderwijs en 23,9 pct. universitair onderwijs.
•
14,2 pct. van de uittreders in de sector van medische hulpmiddelen hadden als opleidingsniveau: lager onderwijs, 40,8 pct. secundair onderwijs, 31,1 pct. hoger niet-universitair onderwijs en 13,9 pct. universitair onderwijs.
•
35,3 pct. heeft het statuut van arbeider, 61pct. heeft het statuut van bediende en 2,2 pct. heeft het statuut van directie
•
Een gemiddelde personeelskost per werknemer ten bedrage van 64.660 EUR.
Onderzoek en Ontwikkeling • 2,1 miljoen EUR, waarvan 78,7pct. binnen de ziekenhuizen
13
Hoofdstuk 1 Analyse van de totale sector medische hulpmiddelen op basis van de jaarrekeningen 1.1. Inleiding 1.2. Beschrijving en representativiteit van de onderzochte populatie 1.3. Onderverdeling van de ondernemingen in deelsectoren 1.4. Aantal onderzochte ondernemingen 1.5. Verdeling onderzochte ondernemingen 1.6. Omzet en toegevoegde waarde 1.7. Werkgelegenheid 1.8. Verdeling personeel 1.9. Personeelskosten 1.10. Top 10 van de onderzochte ondernemingen in de totale sector medische hulpmiddelen 1.11. Financiële ratio’s 1.12. Duur van het toegestane en verkregen krediet 1.13. Evolutie van de buitenlandse handel 1.14. Analyse van de financiële risico’s
15
Hoofdstuk 1 Analyse van de totale sector medische hulpmiddelen op basis van de jaarrekeningen
1.1. Inleiding Op grond van de definitie medische hulpmiddelen wordt in dit hoofdstuk -naar analogie met het UNAMEC jaarverslag 2005- de sector medische hulpmiddelen in België in kaart gebracht in termen van het aantal ondernemingen, de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid, de buitenlandse handel en de investeringen. Op basis van de bij de Balanscentrale neergelegde jaarrekeningen en sociale balans werd er nu een analyse gedaan voor de jaren 2003, 2004 en 2005 naar de financiële en sociale structuur van de ondernemingen medische hulpmiddelen in termen van personeelskosten, opleidingsniveau en statuut van tewerkgesteld personeel, financiële ratio’s (rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit). Op vraag van UNAMEC is er een aanvullend onderzoek gebeurd naar de financiële risico’s van de ondernemingen medische hulpmiddelen. Dit onderzoek gebeurde aan de hand van een model ontwikkeld door de Nationale Bank van België om de kans op ondernemingsfaillissementen te voorspellen. Tevens werd er op vraag van UNAMEC een analyse gedaan naar de buitenlandse handel voor de sector medische hulpmiddelen. Dit onderzoek gebeurde aan de hand van de statistieken buitenlandse handel van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. Zoals aangekondigd in het vorige jaarverslag zal de analyse van de totale sector medische hulpmiddelen worden aangevuld met een uitgebreide analyse, à rato van één van de drie deelsectoren° per jaar, beginnend met de medische verbruiksgoederen°° wat een vergelijking moet mogelijk maken tussen de onderzochte deelsector en de totale sector medische hulpmiddelen.
Naast een analyse van de sector medische hulpmiddelen en medische verbruiksgoederen op basis van de jaarrekeningen, werd er op initiatief van UNAMEC en in samenwerking met de Nationale Bank van België en de VLEKHO business school (E. Genin) een enquête opgesteld specifiek gericht naar de firma’s actief op vlak van medische verbruiksgoederen. De bedoeling van deze vragenlijst is een aantal economische parameters voor de jaren 2005 en 2006 die niet uit de jaarrekeningen konden worden gehaald zoals omzet medische verbruiksgoederen ten opzichte van de totale omzet, bedrag onderzoek en ontwikkeling, bedrag subsidies enzovoort in kaart te brengen. Indien voor een bepaalde onderneming het boekhoudkundig jaar nog niet was afgesloten, dan werd een raming voor het jaar 2006 gevraagd. De geglobaliseerde resultaten worden hierna gepubliceerd. ° Verbruiksgoederen, investeringsgoederen en implantaten °° Onder medische verbruiksgoederen verstaan we alle medische hulpmiddelen die bij aankoop door het ziekenhuis: - per stuk geen hoge kost betekenen - ressorteren onder deelbudget B2 -klinische diensten- van het budget van financiële middelen (BFM); indien niet dan volledig of gedeeltelijk ten laste zijn van de patiënt - er een (forfaitaire) tegemoetkoming is voorzien door de verzekerings-organismen in het kader van specifieke pathologieën (diabetes, locomotorische revalidatie, mucoviscidose enzovoort) - meestal in grote aantallen worden afgenomen. - bovendien worden ze bij aankoop door de patiënt buiten het ziekenhuis geheel, gedeeltelijk of niet terugbetaald door de verzekeringsorganismen.
1.2. Beschrijving en representativiteit van de onderzochte populatie De ondernemingen die in het onderzoek werden opgenomen, werden als volgt geselecteerd: Elke fabrikant en/of distributeur die medische hulpmiddelen op de Belgische markt wil commercialiseren, moet zich registreren bij het Federale Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG), dienst medische hulpmiddelen. Deze worden opgenomen in de ’MEDDEV’-databank, aan de hand waarvan UNAMEC de 380 grootste ondernemingen selecteerde. Van deze 380 ondernemingen beschikken 325 ondernemingen over een Belgisch BTW-nummer. Alleen ondernemingen die aan bepaalde wettelijke criteria: Belgisch BTW-nummer, een jaarrekening hebben neergelegd en voldoen aan de kwaliteiteitseisen van de Balanscentrale, komen in aanmerking voor het onderzoek. De populatie van ondernemingen die een geldige jaarrekening neerlegden, is dus een deelgroep van de totale populatie ondernemingen medische hulpmiddelen. Van de 380 ondernemingen beschikten er in 2005 slechts 289 over volledige gegevens voor de berekening van de financiële ratio’s. 38pct. van alle ondernemingen die medische hulpmiddelen op de Belgische markt commercialiseren en die voldoen aan de 3 hierboven vermelde criteria, zijn ondernemingen die onder andere medische verbruiksgoede-
16
ren commercialiseren. Dit betekent dat van de 289 ondernemingen, die in 2005 over volledige gegevens voor de berekening van de financiële ratio’s beschikten, 110 ondernemingen werden geselecteerd voor het onderzoek naar de productgroep ’medische verbruiksgoederen’. Bij verdere analyse bleek dat slechts voor 86 ondernemingen gegevens kunnen worden verzameld uit de Balanscentrale. In dit onderzoek heeft UNAMEC zich gebaseerd op de gegevens uit de jaarrekening van 2005. De reden waarom gewerkt wordt met data van 2 jaar geleden, is de volgende: De jaarrekening moet binnen dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd door de algemene vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar bij de Balanscentrale worden neergelegd. Uitzonderingen bestaan op de regel van goedkeuring door de algemene vergadering en op de termijn van neerlegging. Het percentage van neerlegging is het grootst het jaar volgend op het boekjaar, en dit vooral in de maanden juni en juli. Éénmaal de jaarrekeningen werden neergelegd, dienen deze jaarrekeningen nog te worden gecontroleerd.
De Balanscentrale voert rekenkundige en logische controles uit op het verkort en volledig schema. Pas na deze controle vindt de volledige afsluiting van de boekhouding plaats. Dit is dan ook de reden waarom de boekhouding van het boekjaar 2005 pas volledig kan worden afgesloten in 2007, en
waarom er dus gewerkt wordt met data van 2 jaar terug. Het is echter wel mogelijk in september 2006 een raming te maken voor aggregaten. Meestal is deze raming zeer accuraat. De subsector medische verbruiksgoederen binnen de sector medische hulpmiddelen is echter zeer klein, waardoor een accurate raming hier niet mogelijk is.
1.3. Onderverdeling van de ondernemingen in deelsectoren Deze indeling is gebaseerd op de activiteitennomenclatuur NACEBEL (http://www.statbel.fgov.be/figures/d01_nl.asp?s=N). Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) heeft sinds 1979 de taak op zich genomen om, in samenwerking met de Balanscentrale, aan elke Belgische vennootschap een NACE-code toe te kennen. Deze NACE-BEL-nomenclatuur is gecodificeerd volgens een decimaal systeem met verschillende niveaus van detaillering. De NACE-BEL-nomenclatuur omvat secties en subsecties (geco-
deerd met letters), afdelingen (2 cijfers), groepen (3 cijfers), klassen (4 cijfers) en subklassen (5 cijfers). Aan elke onderneming die tussenkomt in de statistieken werd een NACE-BEL-code op 5 cijfers toegekend, waardoor zij in een subklasse wordt ondergebracht. De ondernemingen met meerdere activiteiten die overeenkomen met verschillende NACE-BEL-codes, werden ondergebracht in de subklasse die het nauwst aansluit bij de uitgeoefende hoofdactiviteit.
1.4. Aantal onderzochte ondernemingen In 2005 waren 83,0pct. van de onderzochte ondernemingen werkzaam in de deelsector distributie. De deelsector productie werd vertegenwoordigd door 11,8pct. van de ondernemingen. Slechts 5,2pct. was werkzaam in de deelsector diensten. De onderzochte ondernemingen maakt maar een klein deel uit van het totaal aantal ondernemingen die in België een jaarrekening
neerlegden. Over de laatste drie onderzochte jaren kan een lichte stijging van het aantal ondernemingen in de sector medische hulpmiddelen worden opgemerkt. Het aantal onderzochte ondernemingen steeg met 3,6 pct. tijdens de periode 2003-2005 tegen 3,2 pct. voor het totaal van niet-financiële vennootschappen.
Tabel 4: Evolutie aantal neergelegde jaarrekeningen onderzochte ondernemingen per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
35
34
34
Distributie
236
231
240
Diensten
13
14
15
TOTAAL onderzochte ondernemingen
284
279
289
269.192
262.585
271.111
TOTAAL België
1.5. Verdeling onderzochte ondernemingen 1.5.1. Verdeling naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen Het onderscheid naar omvang is gebaseerd op de criteria die worden opgesomd in het Wetboek van Vennootschappen. Worden als grote ondernemingen beschouwd : de ondernemingen waarvan het jaargemiddelde van het personeelsbestand groter is dan 100, of • de ondernemingen die meer dan één van de volgende criteria overschrijden: • jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50; • jaaromzet, exclusief BTW : 7.300.000 EUR; • balanstotaal : 3.650.000 EUR. •
De ondernemingen die deze criteria niet overschrijden, met andere woorden de KMO’s, mogen hun jaarrekeningen volgens een verkort schema indienen, dit in tegenstelling tot de grote onderne-
mingen die verplicht zijn een volledig schema in te dienen. Niet alle KMO’s maken evenwel gebruik van de hun toegestane faciliteit. Een en ander heeft tot gevolg dat de populatie van de volgens het volledige schema neergelegde jaarrekeningen niet alleen de jaarrekeningen omvat van de grote ondernemingen, maar tevens die van een groot aantal KMO’s. Elk jaar heeft nagenoeg de helft van de ingediende volledige schema’s betrekking op KMO’s. Op basis van het type van schema dat wordt neergelegd, kunnen de ondernemingen bijgevolg niet nauwkeurig worden ingedeeld volgens hun omvang. Om die reden wordt sedert 2001 het onderscheid niet meer gemaakt op basis van het type van het neergelegde schema, maar wel op basis van de strikte naleving van de criteria van het wetboek van vennootschappen. De KMO’s die een volledig schema neerleggen, worden zodoende niet langer ondergebracht bij de populatie van de grote ondernemingen, maar in die van de KMO’s.
Tabel 5: Evolutie verdeling onderzochte ondernemingen naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Kleine ondernemingen
183
184
190
Grote of middelgrote ondernemingen
101
95
99
TOTAAL onderzochte ondernemingen
284
279
289
17
Aan de hand van tabel 5 kan een stijging van 3.8pct. worden vastgesteld van het aantal kleine ondernemingen van 183 in 2003 tot 190 in 2005 actief in de totale sector medische hulpmiddelen. Wat het aantal grote of middelgrote ondernemingen betreft, kan een
daling van 2.0pct. worden vastgesteld, van 101 in 2003 tot 99 in 2005. Voor de drie onderzochte jaren ziet men ongeveer een gelijke verdeling: 1/3 grote of middelgrote ondernemingen en 2/3 kleine ondernemingen.
Tabel 6: Evolutie verdeling van de onderzochte ondernemingen naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Kleine ondernemingen
19
18
18
Grote of middelgrote ondernemingen
16
16
16
Kleine ondernemingen
154
155
160
Grote of middelgrote ondernemingen
82
76
80
Kleine ondernemingen
10
11
12
Grote of middelgrote ondernemingen
3
3
3
TOTAAL onderzochte ondernemingen
284
279
289
Productie
Distributie
Diensten
1.5.2. Verdeling van het aantal neergelegde jaarrekeningen in volledige en verkorte schema’s Naargelang het kleine en grote of middelgrote ondernemingen betreft, hebben de gestandaardiseerde jaarrekeningen de vorm van een volledig of een verkort schema. Zoals hiervoor reeds werd
beschreven, mogen de KMO’s hun jaarrekening volgens een verkort schema indienen. De grote ondernemingen daarentegen zijn verplicht een volledig schema in te dienen.
Tabel 7: Evolutie verdeling aantal jaarrekeningen onderzochte ondernemingen in volledige en verkorte schema’s Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Volledige schema’s
17
17
17
Verkorte schema’s
18
17
17
Volledige schema’s
118
114
116
Verkorte schema’s
118
117
124
Volledige schema’s
4
5
4
Verkorte schema’s
9
9
11
284
279
289
Productie
Distributie
Diensten
TOTAAL onderzochte ondernemingen Ook hier kan over de verschillende jaren heen een gelijkaardige verdeling worden vastgesteld.
18
1.5.3. Verdeling naar gewest en provincie Tabel 8: Verdeling van de onderzochte ondernemingen per gewest en per provincie in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Aantal onderzochte ondernemingen
Gewest en Provincie Brussels Hoofdstedelijk Gewest
58
Vlaanderen
183
Antwerpen
53
Limburg
20
Oost-Vlaanderen
26
Vlaams-Brabant
68
West-Vlaanderen
16
Wallonië
48 9
Henegouwen
17
Luik
5
Namen Waals-Brabant
17
TOTAAL onderzochte ondernemingen
289
Tabel 8 toont aan dat 63,3pct. van de onderzochte ondernemingen gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest. 20,1pct. van de onderzochte ondernemingen daarentegen maken deel uit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Waalse Gewest is slechts vertegenwoordigd voor 16,6pct.
Verder zijn het meeste van de ondernemingen gevestigd in VlaamsBrabant, met name 68 ondernemingen. Brussel volgt VlaamsBrabant op als provincie met het tweede grootste aantal ondernemingen, namelijk 58. Op de derde plaats komt Antwerpen met 53 ondernemingen actief op vlak van medische hulpmiddelen.
1.6. Omzet en toegevoegde waarde 1.6.1. Omzet Voor een correcte analyse van de evolutie over de verschillende jaren dient te worden gewerkt met een constant staal. Dit constant staal is gebaseerd op het aantal neergelegde jaarrekeningen. Het theoretisch maximum voor het constant staal zijn de 279 ondernemingen van het jaar 2004. Deze 279 ondernemingen zijn echter niet allemaal terug te vinden in de jaren 2003 en 2005. Uiteindelijk resulteert dit in een constant staal van 268 ondernemingen.
Tussen 2003 en 2005 is de omzet -op constant staal- gestegen met een jaarlijks gemiddelde van 3,0pct. Tussen 2002 en 2004 bedroeg dit jaarlijks gemiddelde nog 8,5pct. Dit is toe te schrijven aan de omzetdaling van de sector medische hulpmiddelen in 2005.
Tabel 9: Evolutie omzet onderzochte ondernemingen in miljoenen EUR Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
TOTAAL omzet Aantal neergelegde jaarrekeningen
2003
2004
2005
5.795
6.512
6.159
284
279
289
1.6.2. Toegevoegde waarde Bijna de helft van de toegevoegde waarde wordt gegenereerd door de deelsector productie medische hulpmiddelen. Deze deelsector vertegenwoordigt 48,7pct. van de toegevoegde waarde. De deelsector distributie is goed voor 46,2pct. Het kleinste aandeel, namelijk 5,1pct. van de toegevoegde waarde, wordt vertegenwoor-
digd door de deelsector diensten medische hulpmiddelen. Ook hier dient te worden gewerkt met een constant staal voor een correcte analyse van de evolutie voor de 3 opeenvolgende jaren. Tussen 2003 en 2005 is de toegevoegde waarde -op constant staal- gestegen met een jaarlijks gemiddelde van 6.2pct.
Tabel 10: Evolutie toegevoegde waarde onderzochte ondernemingen in miljoenen EUR Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
836
941
935
Distributie
782
839
886
Diensten
81
93
97
1.699
1.873
1.918
284
279
289
TOTAAL onderzochte ondernemingen Aantal neergelegde jaarrekeningen
Grafiek 1: Evolutie omzet en toegevoegde waarde van de onderzochte ondernemingen medische hulpmiddelen Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
1 918
2005
6 159
1 873
2004
6 512
• Toegevoegde waarde • Omzet
2003
1 699 5 795
In miljoenen 0EUR
1000
De omzet van de onderzochte ondernemingen bedroeg voor 2005 6.159 miljoen EUR. De toegevoegde waarde van de onderzochte ondernemingen bedroeg in datzelfde jaar 1.918 miljoen EUR. Aan de hand van grafiek 1 kan vastgesteld worden dat de toegevoegde waarde stijgt van 2004 naar 2005, maar dit is niet het geval voor de omzet.
2000
3000
4000
5000
6000
7000
Een evolutie waarbij de omzet daalt en de toegevoegde waarde stijgt, is echter zeer vreemd. Een verklaring hiervoor wordt gegeven in tabel 11.
1.6.3. Verklaring voor de evolutie van de omzet en de toegevoegde waarde De toegevoegde waarde (rubriek 9800) bestaat uit verschillende rubrieken: : Rubriek 62:
Personeelskosten
Rubriek 640/8:
Andere bedrijfskosten
Rubriek 630:
Afschrijvingen
Rubriek 649:
Geactiveerde bedrijfskosten
Rubriek 631/4: Waardeverminderingen
Rubriek 70/64:
Bedrijfswinst
Rubriek 635/7: Voorzieningen
Rubriek 64/70:
Bedrijfsverlies.
Tabel 11: Samenstelling toegevoegde waarde - op constant staal Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Rubrieken
Toegevoegde waarde
2003
2004
2005
9800
Productie
835.184.989
941.136.964
934.654.269
62
Personeelskosten
489.934.290
614.689.906
588.318.861
630
Afschrijvingen
158.276.555
149.064.999
134.624.660
631/4
Waardeverminderingen
-4.439.948
-53.630.868
-28.892.154
635/7
Voorzieningen
16.103.409
928.323
5.350.213
640/8
Andere bedrijfskosten
20.142.312
61.490.871
41.562.838
649
Geactiveerde bedrijfskosten
0
0
0
70/64
Bedrijfswinst
155.786.131
182.538.047
194.176.086
64/70
Bedrijfsverlies
-617.759
-13.944.314
-486.234
Subtotaal
835.184.990
941.136.964
934.654.270
9800
Distributie
767.378.690
833.907.153
859.778.104
62
Personeelskosten
493.684.821
552.688.031
548.974.008
630
Afschrijvingen
58.163.381
56.389.722
55.387.757
631/4
Waardeverminderingen
4.426.571
741.699
8.014.156
635/7
Voorzieningen
-2.543.101
-14.232.194
-503.506
640/8
Andere bedrijfskosten
61.284.327
114.876.107
87.893.096
649
Geactiveerde bedrijfskosten
-1.998
1.795.863
-127.706
70/64
Bedrijfswinst
174.495.196
159.381.554
186.078.186
64/70
Bedrijfsverlies
-22.130.507
-37.733.629
-25.937.887
Subtotaal
767.378.690
833.907.153
859.778.104
9800
Diensten
80.640.260
93.254.369
97.224.110
62
Personeelskosten
51.673.189
60.804.499
60.926.633
630
Afschrijvingen
14.644.627
16.829.555
17.580.275
631/4
Waardeverminderingen
-83.994
209.987
121.619
635/7
Voorzieningen
1.549.257
-2.447.056
643.837
640/8
Andere bedrijfskosten
3.169.988
2.442.878
2.810.393
649
Geactiveerde bedrijfskosten
0
0
0
70/64
Bedrijfswinst
13.878.284
21.640.904
20.110.353
64/70
Bedrijfsverlies
-4.191.091
-6.226.398
-4.969.000
Subtotaal
80.640.260
93.254.369
97.224.110
TOTAAL onderzochte ondernemingen
1.683.203.940
1.868.298.486
1.891.656.484
21
Indien de verschillende sectoren afzonderlijk worden bekeken, kunnen de volgende verklaringen worden gegeven: Wat de deelsector productie medische hulpmiddelen betreft, daalt de toegevoegde waarde in 2005 hoofdzakelijk ten gevolge van een afname van de personeelskosten. Deze personeelskosten dalen van 614,7 miljoen EUR in 2004 tot 588,3 miljoen EUR in 2005. Ook de rubrieken afschrijvingen en andere bedrijfskosten dalen en het bedrijfsverlies wordt minder groot. Al de overige posten kennen een positief verloop, waarbij de voorzieningen een grote stijging vertonen. Voor de deelsector distributie medische verbruiksgoederen wordt een stijging opgetekend voor de toegevoegde waarde van 833,9
miljoen EUR in 2004 tot 859,8 miljoen EUR in 2005. De toegevoegde waarde stijgt hoofdzakelijk door een stijging van de rubrieken waardeverminderingen, voorzieningen en de bedrijfswinst. Het bedrijfsverlies wordt minder groot. Wat de deelsector diensten medische verbruiksgoederen betreft, stijgt de toegevoegde waarde van 93,2 miljoen EUR in 2004 tot 97,2 miljoen EUR in 2005. Deze stijging is hoofdzakelijk te wijten aan de stijging van de voorzieningen, de personeelskosten, de andere bedrijfskosten en de afschrijvingen. evenals de daling van het bedrijfsverlies zijn mogelijke verklaringen. Het bedrijfsverlies wordt minder groot. Enkel de rubrieken waardeverminderingen en bedrijfswinst kenden een daling.
1.7. Werkgelegenheid 1.7.1. Werkgelegenheid onderzochte ondernemingen Meer dan de helft van de arbeidsplaatsen van de onderzochte ondernemingen in 2005 kunnen aan de deelsector productie worden toegewezen, met name 51,0pct. De werkgelegenheid in de deelsector distributie en diensten, bedraagt respectievelijk 40,1pct. en 8,9pct.
Voor de vergelijking over de verschillende jaren heen, dient te worden gewerkt met het constant staal. Tussen 2003 en 2005 is de werkgelegenheid gemiddeld met 3,0pct. gestegen.
Tabel 12: Evolutie van de werkgelegenheid van de onderzochte ondernemingen per deelsector in voltijdse equivalenten Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
8.045
8.922
8.850
Distributie
6.930
6.874
6.955
Diensten
1.419
1.519
1.549
TOTAAL onderzochte ondernemingen
16.394
17.315
17.354
284
279
289
2003
2004
2005
836.345
941.137
934.654
8.045
8.922
8.850
104
105
106
782.024
839.203
886.141
6.930
6.875
6.955
113
122
127
Toegevoegde waarde
80.640
93.204
97.360
Aantal voltijdse equivalenten
1.419
1.519
1.549
57
61
63
1.699.009
1.873.544
1.918.156
16.394
17.315
17.354
Toegevoegde waarde per werknemer
104
108
110
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Aantal neergelegde jaarrekeningen 1.7.2. Werkgelegenheid en toegevoegde waarde per werknemer
Tabel 13: Evolutie toegevoegde waarde per werknemer in duizend EUR per voltijds equivalent Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Productie Toegevoegde waarde Aantal voltijdse equivalenten Toegevoegde waarde per werknemer Distributie Toegevoegde waarde Aantal voltijdse equivalenten Toegevoegde waarde per werknemer Diensten
Toegevoegde waarde per werknemer TOTAAL Toegevoegde waarde Aantal voltijdse equivalenten
22
Ook hier dient de vergelijking te gebeuren op basis van het constant staal. De toegevoegde waarde per werknemer kent een stijgend verloop voor alle drie de deelsectoren, maar de productiviteitswinst wordt vooral gerealiseerd in de deelsectoren distributie en diensten. Wat de deelsector distributie medische hulpmiddelen betreft, is de
toegevoegde waarde per werknemer tussen 2003 en 2005 toegenomen met een jaarlijks gemiddelde van 5,8 pct. In de deelsector diensten medische hulpmiddelen wordt voor de periode tussen 2003 en 2005 een jaarlijkse stijging vastgesteld van 5,2 pct.
1.8. Verdeling personeel 1.8.1 Verdeling personeel naar geslacht Aan de hand van de sociale balans kan de relatieve vertegenwoordiging van de vrouwen op de arbeidsmarkt medische hulpmidde-
len worden beoordeeld. In 2005 vertegenwoordigden de vrouwen 40pct. van de werknemers in de onderzochte ondernemingen.
Grafiek 2: Evolutie verdeling van het personeel naar geslacht Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
• Vrouwen • Mannen
2005
6 929 = 40%
10 425 = 60%
2004
6 927 = 40%
10 388 = 60%
2003
6 824 = 42%
9 570 = 58%
0
5000
10000
15000
20000
1.8.2. Verdeling personeel naar opleidingsniveau 1.8.2.1. aanwervingen personeel De informatie uit de sociale balans laat niet toe binnen het personeelsbestand een onderscheid te maken tussen de werknemers op basis van hun opleidingsniveau. Toch kan hierover enige duidelijkheid worden verschaft door het opleidingsniveau van de in de loop van 2005 aangeworven personeelsleden te onderzoeken.
Het dient te worden vermeld dat alleen ondernemingen die een volledig schema neerleggen informatie over het opleidingsniveau (= hoogst behaalde diploma) van hun personeel moeten verstrekken.
Grafiek 3: Verdeling van het aangeworven personeel naar opleidingsniveau per deelsector in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
100 21,5 %
24,4 %
80 60
• Universitair • Hoger niet-universitair • secundair onderwijs • Lager onderwijs
40
20,4 % 24,3 %
37,3 %
66,7 %
41,7 % 32,6 %
20 0
12,9 %
12,4 % productie
5,8 % Distributie
Diensten
23
In de deelsector diensten medische hulpmiddelen heeft 66,7pct. een secundaire opleiding voltooid. Binnen deze deelsector genoot 20,4pct. een hoger, niet-universitaire opleiding en 12,9pct. een universitaire opleiding. In deze deelsector werden voor het jaar 2005 geen personeelsleden aangeworven met als opleidingsniveau lager onderwijs. In de deelsector distributie medische hulpmiddelen behaalden de meeste personeelsleden, aangeworven in 2005, een hoger niet-universitaire opleiding (37,3pct.) of een secundaire opleiding (32,6pct.). 24,4pct. van de in 2005 aangeworven personeelsleden
verwierven een universitair diploma. Slechts 5,8 pct. van deze personeelsleden hebben enkel lager onderwijs genoten. In de deelsector productie medische hulpmiddelen is het percentage van het opleidingsniveau lager onderwijs het hoogste in vergelijking met de andere deelsectoren. Het percentage lager onderwijs bedraagt hier 12,4pct. Het grootste deel van het personeel werkzaam in deze deelsector, genoot een secundaire opleiding (41,7pct.). 24,3pct. van de aangeworven personeelsleden in 2005 behaalden een hoger niet-universitair diploma. 21,5pct. van deze personeelsleden verwierven een universitaire diploma.
1.8.2.2. uittredingen personeel Le bilan social permet d’évaluer la représentation relative des femmes sur le marché du travail des dispositifs médicaux. En 2005,
les femmes représentaient 40 pour cent des travailleurs au sein des entreprises étudiées..
Grafiek 4: verdeling van het uitgetreden personeel naar opleidingsniveau per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
100
6,8 % 17,8 %
22,6 %
16,4 %
80 22,9 %
60
• Universitair • Hoger niet-universitair • Secundair onderwijs • Lager onderwijs
44,3 %
40
76,8 %
42,2 % 32,5 %
20 12,3 %
0
5,3 %
Productie
In de deelsector diensten medische hulpmiddelen behaalden de meeste uittreders een diploma van het secundair onderwijs, namelijk 76,8pct. 16,4pct. van de personeelsleden uitgetreden in 2005 behaalden een hoger niet-universitair diploma. Slechts 6,8pct. van de in 2005 uitgetreden personeelsleden genoot een universitaire opleiding. Niemand van de uittreders verwierf enkel een diploma van het lager onderwijs. In de deelsector distributie medische hulpmiddelen hebben de meeste personeelsleden, uitgetreden in 2005, een hoger nietuniversitair diploma genoten, namelijk 44,3pct. 32,5pct. verwierf enkel een diploma secundaire onderwijs. 17,8pct. van de in 2005
Distributie
Diensten
uitgetreden personeelsleden behaalden een universitair diploma. Slechts 5,3pct. van deze personeelsleden hebben enkel lager onderwijs genoten. In de deelsector productie medische hulpmiddelen is het percentage uittreders het grootst bij de personeelsleden die een secundaire opleiding genoten, namelijk 42,2pct. Het percentage uittreders die een hoger niet-universitair of een universitair diploma behaalden, bedraagt respectievelijk 22,9pct. en 22,6pct. 12,3pct. van de uitgetreden personeelsleden in 2005 behaalden enkel een diploma lager onderwijs.
1.8.3. Verdeling personeel naar statuut werknemers Grafiek 5: Verdeling van het totaal aantal personeelsleden binnen de onderzochte ondernemingen naar het statuut van de werknemers toe per deelsector in 2005. Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
• Arbeiders • Bedienden • Directie 24
1,5 % 25,8 %
0
72,4 %
20
40
60
80
100
Indien deze verdeling verder wordt opgesplitst naar de deelsectoren -grafiek 6- kan worden vastgesteld dat vooral in de deelsector distributie medische hulpmiddelen de bedienden het overgrote deel uitmaken. Bijna 94pct. van de personeelsleden heeft het statuut van bediende in deze deelsector. Ook voor de deelsector productie medische hulpmiddelen geldt
dat de bedienden het grootste deel van het personeelsbestand vertegenwoordigen. Bijna 64pct. van de personeelsleden heeft het statuut van bediende in deze deelsector. Wat de dienstensector betreft, kan worden vastgesteld dat de arbeiders het grootste deel van de werknemers vertegenwoordigen, namelijk 70,4pct.
Grafiek 6: Verdeling van het totaal aantal personeelsleden binnen de onderzochte ondernemingen naar het statuut van de werknemers toe voor het jaar 2005. Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
1,1 % Diensten
70,4 %
28,5 % 1,7 %
4,6 % 93,5 %
Distributie
• Arbeiders • Bedienden • Directie
1,3 % Productie
34,6 %
0
63,6 %
20
40
60
80
100
1.9. Personeelskosten Tabel 14: Evolutie personeelskosten per werknemer per deelsector voor de onderzochte ondernemingen (globale ratio in EUR) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
477.056.895
583.670.220
568.474.331
Aantal voltijdse equivalenten
8.045
8.922
8.850
Personeelskosten per werknemer
59.299
65.419
64.234
500.211.135
541.246.087
557.693.438
Aantal voltijdse equivalenten
6.930
6.874
6.955
Personeelskosten per werknemer
72.180
78.738
80.186
51.417.196,00
60.451.994
60.858.844,00
Aantal voltijdse equivalenten
1.419
1.519
1.549
Personeelskosten per werknemer
36.235
39.797
39.289
1.028.685.226
1.185.368.301
1.187.026.613
Aantal voltijdse equivalenten
16.394
17.315
17.354
Personeelskosten per werknemer
62.748
68.459
68.401
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Productie Personeelskosten
Distributie Personeelskosten
Diensten Personeelskosten
TOTAAL Personeelskosten
Voor een correcte vergelijking over de jaren heen, dient te worden gekeken naar het constant staal. De personeelskost per werkne-
mer steeg van 2003 naar 2005 met 8,7 pct.
25
1.10. Top 10 van de onderzochte ondernemingen in de totale sector medische hulpmiddelen Tabel 15: De 10 belangrijkste ondernemingen in de populatie van onderzochte ondernemingen in 2005 volgens de jaarrekeningen op vlak van aantal werknemers, omzet en toegevoegde waarde – rangschikking aantal werknemers in voltijdse equivalenten Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Onderneming
Werknemers
Omzet*
Toegevoegdewaarde*
Siemens S.A.
2.817
1.146.443
361.505
Initial Textiles
1.346
95.054
76.653
Baxter S.A.
1.158
245.074
79.321
Ontex
827
339.628
69.777
Alcon Belgium S.A.
758
206.570
60.450
Terumo Europe S.A.
691
209.075
54.885
3M Belgium S.A.
530
231.912
90.860
SCA Hygiene Products
367
183.183
47.532
71.023
25.021
271
100.381
35.375
9.084
2.828.343
901.379
Mölnlycke Healthcare Johnson & Johnson medical TOTAAL
319
*In duizenden EUR
Tabel 15 toont aan dat Siemens N.V. de grootste onderneming is, zowel op vlak van aantal werknemers, omzet en toegevoegde waarde. Initial Textiles is de tweede grootste onderneming qua aantal werknemers, maar niet voor wat de omzet en de toegevoegde waarde betreft. De tweede grootste omzet wordt gegenereerd door Ontex. En de tweede grootste toegevoegde waarde door de firma 3M Belgium.
Deze 10 ondernemingen vertegenwoordigen 52,3 pct. van het aantal werknemers in voltijdse equivalenten in het totaal van de onderzochte ondernemingen. De top 10 vertegenwoordigde in 2005 45,9 pct. van de totale omzet van de onderzochte ondernemingen. Ook was de top 10 goed voor 47,0 pct. van de totale toegevoegde waarde van de onderzochte ondernemingen.
1.11. Financiële ratio’s De rentabliliteits-, liquiditeits- en solvabiliteitsindicatoren van de onderzochte ondernemingen in België worden geanalyseerd op basis van de jaarrekeningen zoals deze zijn neergelegd bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België. Twee voorafgaande bemerkingen zijn niettemin noodzakelijk: Een deel van de onderzochte ondernemingen die in België werkzaam zijn, zijn filialen van multinationale groepen. Deze filialen zijn juridisch onafhankelijk en moeten bijgevolg een aparte jaarrekening opstellen. Vanuit economisch oogpunt echter zijn ze evenwel
niet onafhankelijk en hun financiële resultaten worden derhalve dan ook rechtstreeks beïnvloed door het beleid van het moederhuis. De rentabiliteit zou dus idealiter op het niveau van de gehele groep worden onderzocht; dit bleek binnen dit onderzoek niet mogelijk. De tweede opmerking is -zoals reeds eerder aangegeven- dat de jaarrekening op alle activiteiten van de betrokken onderneming slaat (en dus niet alleen op de medische hulpmiddelen activiteit), en dat de rentabiliteit dus mede wordt bepaald door haar eventuele andere activiteiten.
1.11.1 Evolutie en de rentabiliteit De rentabiliteit staat voor het vermogen van de ondernemingen om winst te maken. Deze financiële ratio kan wordt geraamd aan de hand van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen en komt overeen met Return On Equity (ROE) (winst of verlies van het
boekjaar/eigen vermogen). Ze biedt een indicatie van het financiële rendement waarop de aandeelhouders aanspraak kunnen maken, na aftrek van alle kosten en belastingen.
Tabel 16: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen per deelsector (gemiddelde ratio in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
44,2
-35,2
17,9
Distributie
14,9
16,0
17,2
Diensten
15,3
16,4
13,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
18,5
9,8
17,1
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Ook hier dient te worden gewerkt met het constant staal voor een correcte analyse van de evolutie van de 3 opeenvolgende jaren.
26
Tabel 17: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen voor het constant staal per deelsector (gemiddelde ratio in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
44,7
-35,2
17,9
Distributie
18,7
15,3
18,5
Diensten
15,3
17,6
15,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
21,9
9,0
18,2
Constant Staal
268
268
268
De rentabiliteitsdaling in 2004 in de categorie productie medische hulpmiddelen heeft voornamelijk te maken met een dalende rentabiliteit bij het bedrijf Baxter S.A. In 2003 bedroeg de rentabiliteit van dit bedrijf nog 63,2 pct. om in 2004 spectaculair te dalen naar –1.265,4 pct. Deze daling is te wijten aan een reorganisatie in 2004 hetgeen de jaarrekening in negatieve zin heeft beïnvloed. Tengevolge van deze reorganisatie heeft Baxter het boekjaar met een verlies van 26.294 EUR afgesloten, tegen een winst van 18.399 EUR het jaar voordien. Ook het eigen vermogen daalde van 29.096 EUR naar 2.078 EUR. Het zijn net deze twee gegevens die worden gebruikt om de nettorentabiliteit van het eigen vermogen te berekenen. Omwille van deze reden is er geopteerd om naast de gemiddelde
benadering ook de mediaanbenadering te hanteren. Voor de mediaanberekening worden de ondernemingen medische hulpmiddelen in twee groepen ingedeeld die elk de helft van de ondernemingen bevatten. In 50 pct. van de ondernemingen ligt de ratio lager dan de mediaan en in 50 pct. van de ondernemingen is de ratio hoger dan of gelijk aan de mediaan. Het gebruik van zowel de totale benadering als de mediaan is om twee redenen interessant: de totale ratio typeert niet noodzakelijk het merendeel van de ondernemingen, vermits ze in hoge mate kan worden bepaald door enkele eenheden met een doorslaggevend gewicht in de globalisatie, terwijl de mediaan niet door extreme gevallen wordt beïnvloed (zie Baxter).
Tabel 18: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen per deelsector (mediaan in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
12,2
6,7
15,5
Distributie
12,9
13,4
10,3
Diensten
18,9
15,6
13,1
TOTAAL onderzochte ondernemingen
12,9
13,1
10,4
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Ook hier maken we de vergelijking over de verschillende jaren heen, op basis van het constant staal.
Tabel 19: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen voor het constant staal per deelsector (mediaan in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
12,0
6,7
15,5
Distributie
14,1
13,1
11,0
Diensten
18,9
16,3
15,6
TOTAAL onderzochte ondernemingen
13,6
13,1
11,5
Aantal neergelegde jaarrekeningen
268
268
268
27
1.11.2. Evolutie van de liquiditeit De liquiditeit heeft te maken met het vermogen van de ondernemingen om de liquide middelen te mobiliseren die ze nodig hebben om te voldoen aan hun korte termijn verplichtingen, met andere woorden om de schulden af te lossen die binnen het jaar vervallen. Doorgaans wordt de liquiditeit in ruime zin (=current ratio) gebruikt. Deze weergave van het netto bedrijfskapitaal in de vorm van een ratio vergelijkt het totaal van de realiseerbare en beschikbare activa (voorraden, vorderingen op ten hoogste één jaar, the-
sauriebeleggingen, liquide middelen en overlopende rekeningen) met de korte termijn passiva (schulden op ten hoogste één jaar en overlopende rekeningen). Een onderneming kan des te vlotter haar financiële verplichtingen op korte termijn nakomen naarmate de liquiditeit in ruime zin hoger is. Wanneer deze ratio meer dan één bedraagt, is het netto bedrijfskapitaal positief. De current ratio geeft weer, hoeveel keer meer er liquide middelen zijn dan wat op korte termijn aan schuldeisers moet worden betaald.
Tabel 20: Evolutie van de liquiditeit in ruime zin per deelsector (gemiddelde ratio) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
1,6
2,2
2,1
Distributie
1,7
1,7
1,7
Diensten
3,3
3,3
3,4
TOTAAL onderzochte ondernemingen
1,7
1,9
1,9
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Ook hier dient te worden vergeleken op basis van het constant staal.
Tabel 21: Evolutie van de liquiditeit in ruime zin (gemiddelde ratio) voor het constant staal per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
1,6
2,2
2,1
Distributie
1,7
1,7
1,8
Diensten
3,3
3,5
3,6
TOTAAL onderzochte ondernemingen
1,7
1,8
1,9
Constant Staal
268
268
268
2003
2004
2005
Productie
33,6
34,2
38,0
Distributie
25,8
28,9
29,5
Diensten
36,2
29,5
-31,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
27,2
29,6
27,3
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
1.11.3. Evolutie van de solvabiliteit De solvabiliteit stemt overeen met het vermogen van de ondernemingen om te voldoen aan het geheel van hun financiële verplichtingen op korte en lange termijn. Tabel 22: Evolutie van de solvabiliteit per deelsector (gemiddelde ratio) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
De negatieve solvabiliteit in de dienstensector in 2005 springt onmiddellijk in het oog. Deze ratio wordt negatief beïnvloedt door de negatieve solvabiliteit van de onderneming IBA RadioIsotopes, als gevolg van een sterke
28
toename van het verlies van het boekjaar 2005. Ook hier dient de vergelijking over de verschillende jaren heen te gebeuren op basis van het constant staal.
Tabel 23: evolutie van de solvabiliteit voor het constant staal per deelsector (gemiddelde ratio) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
33,3
34,1
37,9
Distributie
25,6
28,1
31,0
Diensten
36,2
33,1
-35,6
TOTAAL onderzochte ondernemingen
27,1
29,1
28,7
Constant Staal
268
268
268
De deelsectoren productie medische hulpmiddelen en distributie medische hulpmiddelen zijn bij de gemiddelde ratio (grafiek 22) over de verschillende jaren heen solvabel. Deze deelsectoren kunnen voldoen aan het geheel van hun financiële verplichtingen op korte en lange termijn. De solvabiliteit van deze beide deelsectoren kent sinds 2003 een stijgende trend. Wat de evolutie van de solvabiliteit van de deelsector productie betreft, stijgt deze ratio van 33,3pct. in 2003 tot 37,9pct. in 2005. De solvabiliteit van de deelsector distributie stijgt van 25,6pct. tot 31,0pct.
De deelsector diensten medische hulpmiddelen is solvabel voor de jaren 2003 en 2004, maar niet voor het jaar 2005. Indien enkel naar het verloop van de solvabiliteit voor de onderzochte ondernemingen wordt gekeken binnen de totale sector medische hulpmiddelen, kan worden vastgesteld dat de solvabiliteit stijgt van 27,1pct. in 2003 tot 29,1pct. in 2004, om nadien opnieuw te dalen tot 28,7pct. in 2005. Een daling van de solvabiliteit betekent niet noodzakelijk dat de bedrijven het slechter doen. Een lagere solvabiliteit kan immers ook wijzen op een groter vertrouwen van de banken. Grote bedrijven hebben bovendien steeds meer lopende schuldvorderingen.
1.12. Duur van het toegestane en verkregen krediet 1.12.1. Evolutie van het aantal dagen klantenkrediet Het aantal dagen klantenkrediet verwijst naar de gemiddelde tijdsduur die verloopt tussen het ontstaan van de handelsvorderingen
en de inning ervan maw. het geeft aan hoeveel dagen de ondernemingen uitstel van betaling (i.e. ’krediet’) verlenen aan klanten.
Grafiek 7: Evolutie van het aantal dagen klantenkrediet per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
90 86 93
Totaal
Diensten
Distributie
• 2005 • 2004 • 2003
Productie
0
20
De onderzochte ondernemingen binnen de totale sector medische hulpmiddelen worden gekenmerkt door het verlenen van een hoog aantal dagen klantenkrediet. De deelsector productie medische hulpmiddelen verstrekte over de drie verschillende jaren heen, het laagst aantal dagen klantenkrediet.
40
60
80
100
120
De berekening met constant staal geeft een gelijkaardig resultaat aangezien de definitie van de ratio reeds de ondernemingen uitsluit met een verkort schema zonder opgave van omzet.
29
1.12.2. Evolutie van het aantal dagen leverancierskrediet Het aantal dagen leverancierskrediet is het gemiddeld aantal dagen dat verloopt tussen het ontstaan van de handelsschulden en
hun betaling maw. het geeft aan hoeveel dagen uitstel van betaling (i.e. ’krediet’) de ondernemingen krijgen van hun leveranciers.
Grafiek 8: Evolutie van het aantal dagen leverancierskrediet per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
92 89 94
Totaal
Diensten
Distributie
• 2005 • 2004 • 2003
Productie
0
20
40
Voor de berekening met constant staal geldt dezelfde opmerking als bij klantenkrediet. Indien het aantal dagen leverancierskrediet wordt vergeleken met het aantal dagen klantenkrediet, kan men vaststellen dat het gemiddeld aantal dagen leverancierskrediet hoger ligt dan het gemiddeld aantal dagen klantenkrediet voor de drie opeenvolgende jaren. Indien het aantal dagen leverancierkrediet hoger is dan het aantal dagen klantenkrediet, betekent dit dat de onderzochte ondernemingen meer krediet verkrijgen van hun leveranciers dan ze zelf toestaan aan hun klanten. Dit biedt een zekere veiligheid, want
60
80
100
120
140
de leveranciers zorgen voor een toename van de liquide middelen. Het aantal dagen klantenkrediet en het aantal dagen leverancierskrediet moeten wel met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat hun berekening gesteund is op de vergelijking van een ’flow’ (het bedrag van de tijdens het boekjaar gerealiseerde verkopen of gedane inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen en van diensten en diverse goederen) en een ’stock’ (de per einde boekjaar uitstaande handelsvorderingen en –schulden). Het is evident dat de toestand per einde boekjaar niet noodzakelijk representatief is voor het dagelijks gemiddelde van het boekjaar.
1.13. Evolutie van de buitenlandse handel 1.13.1. Evolutie van de invoer Tabel 24: Evolutie totale import van de onderzochte ondernemingen in België per deelsector in miljoenen EUR Bron: Instituut voor de Nationale Rekeningen - statistieken buitenlandse handel
Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
1.722
1.777
1.122
Distributie
1.307
1.328
1.421
Diensten
18
14
15
TOTAAL
3.047
3.119
2.558
Aantal ondernemingen die importeren
240
244
252
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Op basis van het constant staal kan worden vastgesteld dat de import daalde met bijna 16,9pct. voor de periode 2003-2005. De 252 importerende ondernemingen binnen de totale sector medische hulpmiddelen voerden in het jaar 2005 bijna 2,6 miljard EUR in, waarvan 43,9pct. voor rekening van de deelsector productie medische hulpmiddelen en 55,5pct. voor de deelsector
30
distributie. De deelsector diensten maakt slechts voor 0,6pct. deel uit van de import. Binnen de import kan een onderscheid worden gemaakt tussen import binnen de Europese Unie en import buiten de Europese Unie.
Tabel 25: evolutie import Intra- vs. Extracommunautaire handel in miljoenen EUR Bron : INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Binnen de Europese Unie
1.804
1.930
2.006
Buiten de Europese Unie
1.243
1.189
552
TOTAAL
3.047
3.119
2.558
Aantal ondernemingen die importeren
240
244
252
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Op basis van het constant staal kan er een duidelijke daling worden vastgesteld wat de invoer van buiten de Europese Unie betreft. Ook hier dient te worden opgemerkt dat het constant staal 221 ondernemingen telt; de ondernemingen die steeds importeren over de drie jaren.
In 2003 werd nog 41,3pct. geïmporteerd van buiten de Europese Unie. In 2005 bedroeg dit percentage nog slechts 21,7pct. Er is een enorme stijging van de invoer binnen de Europese Unie. In 2003 werd 58,7pct. ingevoerd binnen de Europese Unie. In 2005 steeg dit percentage tot 78,3pct.
Grafiek 9: Evolutie import Intra- vs. Extracommunautaire voor het constant staal in percentages Bron : INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
100% 41,3 %
38,4 %
21,7 %
58,7 %
61,6 %
78,3 %
80% 60% 40%
• Buiten de Europese Unie • Binnen de Europese Unie
20% 0%
1.13.2. Evolutie van de uitvoer Tabel 26: Evolutie export onderzochte ondernemingen in België per deelsector in miljoenen EUR Bron: Instituut voor de Nationale Rekeningen - statistieken buitenlandse handel
Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
1.706
1.676
1.034
Distributie
354
405
455
Diensten
10
11
9
TOTAAL
2.070
2.092
1.498
Aantal ondernemingen die exporteren
169
168
171
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
Bovenstaande tabel geeft de evolutie weer van de totale export van de onderzochte ondernemingen in België. Het dient te worden opgemerkt dat niet alle ondernemingen exporteren. In 2005 werden er 289 jaarrekeningen neergelegd. Van deze 289 ondernemingen zijn er 171 ondernemingen die exporteren. De 171 exporterende ondernemingen binnen de totale sector medische hulpmiddelen voerden in het jaar 2005 bijna 1,5 miljard EUR uit. Om de verschillende jaren met elkaar te vergelijken, dient te worden gekeken naar het constant staal. Ook hier dient te worden
opgemerkt dat het constant staal 134 ondernemingen telt; de ondernemingen die steeds exporteren over de drie jaren. Indien men de export van het jaar 2005 vergelijkt met het jaar 2003, kan een daling van 28,5pct. worden waargenomen. Er kan worden vastgesteld dat de daling quasi volledig is toe te schrijven aan de deelsector productie. Binnen de export kan een onderscheid worden gemaakt tussen export binnen de Europese Unie en export buiten de Europese Unie.
31
Tabel 27: Evolutie export Intra- vs. Extracommunautaire in miljoenen EUR Bron : INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Binnen de Europese Unie
1.486
1.562
1.187
Buiten de Europese Unie
584
530
311
2.070
2.092
1.498
Aantal ondernemingen die exporteren
169
168
171
Aantal neergelegde jaarrekeningen
284
279
289
TOTAAL
Grafiek 10 toont de evolutie van het procentueel aandeel van de uitvoer intra/extracommunautair ten opzichte van de totale uitvoer. Er kan een daling worden vastgesteld wat de uitvoer naar buiten de Europese Unie betreft. In 2003 werd nog 28,4pct. geëxpor-
teerd buiten de Europese Unie. In 2005 bedroeg dit percentage nog slechts 20,9pct. Er is een stijging van de uitvoer binnen de Europese Unie. In 2003 werd 71,6pct. uitgevoerd binnen de Europese Unie. In 2005 steeg dit percentage tot 79,3pct.
Grafiek 10: Evolutie export Intra- vs. Extracommunautaire voor het constant staal – in percentages Bron : INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
100%
28,4 %
25,3 %
20,7 %
71,6 %
74,7 %
79,3 %
80% 60% 40%
• Buiten de Europese Unie • Binnen de Europese Unie
20% 0%
1.13.3. Handelsbalans: Invoer en uitvoer Tabel 28: Import en export in 2005 per deelsector in miljoenen EUR Bron : INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
Import 2005
Export 2005
Productie
1.122
1.034
Distributie
1.421
455
Diensten
15
9
TOTAAL
2.558
1.498
Aantal ondernemingen die importeren en exporteren
252
171
Aantal neergelegde jaarrekeningen
289
289
In de drie deelsectoren voert men meer in als dat men uitvoert, met als uitschieter de deelsector distributie medische hulpmiddelen waar de import in waarde meer dan drie maal hoger ligt dan de export. Indien men de totale sector medische hulpmiddelen
32
bekijkt, kan men vaststellen dat de import in waarde meer dan 1,5 maal hoger ligt dan de export. Het saldo van de handelsbalans is derhalve deficitair in 2005 voor de onderzochte ondernemingen binnen de totale sector medische hulpmiddelen.
1.14. Analyse van de financiële risico’s 1.14.1. Model voor de voorspelling van de ondernemingsfaillissementen Om de financiële risico’s van de ondernemingen te beoordelen, heeft de Nationale Bank een intern model voor de voorspelling van ondernemingsfaillissementen ontwikkeld. Het wezenlijk voordeel van het model is dat alle aspecten van de financiële situatie van een onderneming in één enkele waarde worden samengevat: de risicoscore L. Aan de hand daarvan konden vier risicoklassen worden gedefinieerd, die overeenstemmen met intervallen van de L-score. Ze verdelen de ondernemingen in homogene risicozones op basis van het aantal ondernemingen die failliet gaan : Klasse 1: L < - 0,84: gezonde ondernemingen, waarvan het risico op faling binnen drie jaar zo goed als nihil is; Klasse 2: - 0,84 ≤ L < 0,21: neutrale ondernemingen, waarvan het risico op faling binnen drie jaar vergelijkbaar is met het gemiddelde; Klasse 3: 0,21 ≤ L < 1,10: ondernemingen in moeilijkheden, waarvan het risico op faling binnen drie jaar 3 tot 4 keer hoger ligt dan het gemiddelde; Klasse 4: 1,10 ≤ L: ondernemingen in grote moeilijkheden, waarvan het risico op faling binnen drie jaar meer dan 10 keer hoger ligt dan het gemiddelde.
Die classificatie van de ondernemingen moet oordeelkundig worden geïnterpreteerd. Enerzijds krijgt een zeer klein percentage (tussen 1,5 en 2pct. naargelang van het jaar van de onderzochte ondernemingen daadwerkelijk te maken met een faillissement of een gerechtelijk akkoord. De classificatie moet veeleer als een indicatie voor de financiële gezondheid worden beschouwd dan als een falingspredictie in de strikte zin van het woord: de ondernemingen uit de klassen 3 en 4 zijn niet noodzakelijk gedoemd om failliet te gaan, maar kampen wel met ernstige financiële problemen. Behalve tot een faillissement kunnen deze moeilijkheden leiden tot vertragingen in het terugbetalen van schulden of in het betalen van leveranciers, tot ontslagen, een herstructurering of zelfs een stopzetting van de activiteit. Voorts dient vermeld dat een aantal in moeilijkheden verkerende Belgische ondernemingen deel uitmaken van multinationals die bereid zijn hen minstens tijdelijk financieel te steunen. Anderzijds vormt de classificatie slechts een gedeeltelijke beoordeling van de economische situatie van de ondernemingen, aangezien ze enkel berust op de analyse van de jaarrekeningen. Er wordt dus geen rekening gehouden met andere belangrijke aspecten, zoals de kwaliteit van de bedrijfsleiders, de concurrentie- en conjuncturele omgeving of de toekomstige ontwikkelingsperspectieven. De classificatie dient bijgevolg te worden beschouwd als een strikt financiële beoordeling van de ondernemingen op een bepaald ogenblik.
1.14.2. De financiële risico’s Onderstaande tabel 29 beschrijft de verdeling van de onderzochte ondernemingen binnen de totale sector medische hulpmiddelen over de financiële risicoklassen voor het boekjaar 2005. Deze tabellen bevatten slechts gegevens over 168 ondernemingen. De
reden hiervoor is dat voor 121 van de 289 ondernemingen die een jaarrekening hebben neergelegd, er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om het model op toe te passen.
Tabel 29: Verdeling van de onderzochte ondernemingen over de risicoklassen per deelsector in procenten in jaar 2005 Bron: Nationale Bank van België
TOTAAL Klasse 1
Klasse 2
Klasse 3
Klasse 4
(Kl. 3+4)
Productie
68,2%
18,2%
9,1%
4,6%
13,6%
Distributie
58,7%
27,5%
9,4%
4,4%
13,8%
Diensten
25,0%
50,0%
0,0%
25,0%
25,0%
TOTAAL onderzochte ondernemingen
58,3%
27,4%
8,9%
5,4%
14,3%
De beide tabellen en de grafieken tonen aan dat meer dan 58pct. van de onderzochte ondernemingen binnen de sector medische hulpmiddelen zich bevinden in risicoklasse 1, de klasse waarbij de kans op faillissement zo goed als nihil is. Iets minder als één vierde van de onderzochte ondernemingen bevindt zich in 2005 in de neutrale klasse, waarbij de kans op faillissement vergelijkbaar is met het gemiddelde. 8,9pct. van de onderzochte ondernemingen heeft een hoge kans op faillissement en 5,4pct. bevindt zich in klasse 4, de klasse met een zeer hoog financieel risico. Indien de verschillende deelsectoren afzonderlijk worden bekeken, merkt men dat de risico’s tussen de deelsectoren variëren. De verdeling van de onderzochte ondernemingen over de risicoklasse voor de deelsectoren productie en distributie is ongeveer gelijk. In beide deelsectoren bevinden de meeste onderzochte ondernemingen zich in klasse 1. Toch bevinden zich bij de deelsector productie medische hulpmiddelen meer ondernemingen in deze
klasse, dan bij de deelsector distributie. Er bevinden zich bij de deelsector distributie medische hulpmiddelen meer ondernemingen in klasse 2, dan bij de deelsector productie. Klasse 3 en 4, voor beide deelsectoren, kennen een gelijke verdeling. De verdeling van de onderzochte ondernemingen over de risicoklassen voor de deelsector diensten medische hulpmiddelen is echter anders dan de andere deelsectoren. Slechts één vierde van de ondernemingen bevinden zich in klasse 1, waar de kans op faling nihil is. De helft van de ondernemingen bevinden zich in klasse 2, waar het risico op faling vergelijkbaar is met het gemiddelde. Één vierde van de onderzochte ondernemingen binnen deze deelsector bevindt zich in klasse 4, de klasse waar het financieel risico het hoogste is. Geen enkele van de onderzochte ondernemingen binnen de deelsector diensten medische hulpmiddelen bevindt zich in klasse 3.
33
Hoofdstuk 2 Analyse van de productgroep medische verbruiksgoederen op basis van de jaarrekeningen. 2.1. Beschrijving en representativiteit van de onderzochte populatie 2.2. Onderverdeling van de deelsector medische verbruiksgoederen in deelsectoren 2.3. Aantal onderzochte ondernemingen 2.4. Verdeling onderzochte ondernemingen 2.5. Omzet en toegevoegde waarde 2.6. Werkgelegenheid 2.7. Verdeling personeel 2.8. Personeelskosten 2.9. Top 10 van de onderzochte ondernemingen 2.10. Financiële ratio’s 2.11. Duur van het toegestane en verkregen krediet 2.12. Evolutie van de buitenlandse handel 2.13. Analyse van de financiële risico’s
35
Hoofdstuk 2 Analyse van de productgroep medische verbruiksgoederen op basis van de jaarrekeningen
2.1. Beschrijving en representativiteit van de onderzochte populatie Zoals vermeld in Hoofdstuk 1.2. werden er 110 ondernemingen geselecteerd uit de 289 ondernemingen die in 2005 over de volledige gegevens beschikten voor de berekening van de financiële ratio’s.
Bij een verdere analyse bleek dat slechts voor 86 ondernemingen gegevens konden worden verzameld uit de Balanscentrale. Het betreft hier echter de gegevens van de totale activiteit van deze ondernemingen en niet uitsluitend hun hoofdactiviteit in de productgroep medische verbruiksgoederen.
2.2. Onderverdeling van de deelsector medische verbruiksgoederen in deelsectoren Zoals vermeld in Hoofdstuk 1.3 kan de sector van medische hulpmiddelen en dus ook van de deelsector medische verbruiksgoederen worden ingedeeld in 3 deelsectoren : •
productie medische verbruiksgoederen vervaardiging van medische apparatuur, van precisie- en optische instrumenten, vervaardiging van rubber en kunststof, vervaardiging van producten van metaal (Laboratoria Bota, Alcon Belgium, Laboratoires Lohmann&Rauscher, 3M Belgium, Kimberly-Clark, SCA Hygiene Products, Terumo, Ontex, Orfit, Mölnlycke enzovoort)
•
•
distributie medische verbruiksgoederen groothandel en detailhandel (BD Benelux, G. Medi, Hospithera, Roche diagnostics, Convatec, Menarini diagnostics Benelux, King Belgium, B.Braun medical, Paul Hartmann, Johnson&Johnson medical, Air Liquide medical, Covidien, Fresenius medical care Belgium, Smith&Nephew, Zimmer enzovoort) diensten medische verbruiksgoederen verhuur van machines, activiteiten in verband met computers en onderzoek en ontwikkeling (Baxter World Trade)
2.3. Aantal onderzochte ondernemingen
Tabel 30 : Aantal neergelegde jaarrekeningen Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
16
16
16
Distributie
68
69
69
Diensten
1
1
1
TOTAAL onderzochte ondernemingen
85
86
86
In 2005 waren 80,2pct. van de ondernemingen werkzaam in de distributie en 18,6pct. in de productie. Het aantal en verdeling van ondernemingen naar productie, distri-
36
butie en diensten toe is (nagenoeg) dezelfde gebleven over de 3 beschouwde jaren.
2.4. Verdeling onderzochte ondernemingen Zie Hoofdstuk 1.5. 2.4.1. Verdeling naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen Tabel 31: Evolutie verdeling onderzochte ondernemingen naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Kleine ondernemingen
48
48
48
Grote of middelgrote ondernemingen
37
38
38
TOTAAL onderzochte ondernemingen
85
86
86
In 2005 waren 55,8pct. van de ondernemingen kleine ondernemingen. Het aantal en verdeling van kleine en grote of middelgrote
ondernemingen is (nagenoeg) dezelfde gebleven over de 3 beschouwde jaren.
Tabel 32: Evolutie verdeling onderzochte ondernemingen naar kleine en grote of middelgrote ondernemingen per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Kleine ondernemingen
7
7
7
Grote of middelgrote ondernemingen
9
9
9
Kleine ondernemingen
41
41
41
Grote of middelgrote ondernemingen
27
28
28
Kleine ondernemingen
0
0
0
Grote of middelgrote ondernemingen
1
1
1
TOTAAL onderzochte ondernemingen
85
86
86
Productie
Distributie
Diensten
Voor de 3 onderzochte jaren blijft binnen de 3 deelsectoren het aantal kleine en grote of middelgrote ondernemingen (nagenoeg) constant.
2.4.2. Verdeling van het aantal neergelegde jaarrekeningen in volledige en verkorte schema’s Tabel 33: Evolutie verdeling onderzochte ondernemingen naar verkorte en volledige jaarschema’s per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Volledige jaarschema’s
9
9
9
Verkorte jaarschema’s
7
7
7
Volledige jaarschema’s
35
36
36
Verkorte jaarschema’s
33
33
33
Volledige jaarschema’s
1
1
1
Verkorte jaarschema’s
0
0
0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
85
86
86
Productie
Distributie
Diensten
In 2005 hebben 53,5pct. van de onderzochte ondernemingen een volledig jaarschema neergelegd bij de Balanscentrale.
2.4.3. Verdeling naar gewest en provincie Indien, voor het jaar 2005, de onderzochte ondernemingen worden ingedeeld volgens de provincie waar ze zijn gevestigd, kan worden vastgesteld dat het grootste aantal ondernemingen gelegen zijn in de provincie Antwerpen. In deze provincie bevinden
zich namelijk 22 ondernemingen. De provincie Vlaams-Brabant volgt Antwerpen op als provincie met het tweede grootste aantal ondernemingen, namelijk 18 bedrijven. Vervolgens zijn er ook 10 ondernemingen gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Tabel 34: Verdeling onderzochte ondernemingen per gewest en per provincie in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Provincie
Aantal onderzochte ondernemingen
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
10
Vlaanderen
56
Antwerpen
22
Limburg
4
Oost-Vlaanderen
8
Vlaams-Brabant
18
West-Vlaanderen
4
Wallonië
20
Henegouwen
4
Luik
8
Namen
1
Waals-Brabant
7
TOTAAL onderzochte ondernemingen
Bij de verdeling per gewest kan men duidelijk constateren dat het grootste aantal ondernemingen actief in de deelsector medische verbruiksgoederen gelegen zijn in het Vlaamse Gewest. Het Vlaamse Gewest is goed voor 56 ondernemingen of 65,1pct.
38
86
20 ondernemingen maken deel uit van het Waalse Gewest, wat goed is voor zo’n 23,3pct. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is slechts vertegenwoordigd voor 11,6pct. of 10 ondernemingen.
2.5. Omzet en toegevoegde waarde 2.5.1. Omzet Tabel 35: Evolutie omzet onderzochte ondernemingen in België in miljoenen EUR Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
TOTAAL omzet Aantal neergelegde jaarrekeningen
2000
2001
2002
2003
2004
2005
1.878
2.157
2.206
2.311
2.373
2.352
76
80
82
85
86
86
De omzet van de onderzochte ondernemingen bedroeg voor 2005 2.352 miljoen EUR. Voor een correcte analyse van de evolutie voor de 6 opeenvolgende jaren, dient te worden gewerkt met een constant staal.
Dit constant staal is gebaseerd op het aantal neergelegde jaarrekeningen. Dit staal bestaat uit de 76 ondernemingen die in 2000 een jaarrekening neerlegden.
Tabel 36: Evolutie omzet onderzochte ondernemingen ten opzichte van 2000 voor het constant staal Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Omzet
RP
12,8 %
16,4 %
22,1 %
25,9 %
23,8 %
Constant staal (2000)
76
76
76
76
76
76
RP: referentiepunt
Tussen 2000 en 2005 is de totale omzet van de onderzochte ondernemingen binnen de deelsector medische verbruiksgoederen
gestegen met 23,8pct. of een jaarlijkse toename met 4,8pct.
2.5.2. Toegevoegde waarde Tabel 37: Evolutie van de toegevoegde waarde per deelsector in miljoenen EUR Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
295
348
360
385
401
397
Distributie
187
227
258
288
310
302
Diensten
39
28
16
15
13
13
TOTAAL onderzochte ondernemingen
521
603
634
688
724
712
Aantal neergelegde jaarrekeningen
76
80
82
85
86
86
De tabel geeft het aandeel van de toegevoegde waarde weer voor de onderzochte ondernemingen binnen de deelsector medische verbruiksgoederen, ingedeeld naar deelsectoren. Meer als de helft van de toegevoegde waarde wordt gegenereerd door de deelsector productie medische verbruiksgoederen. Deze deelsector vertegenwoordigt 55,7pct. van de toegevoegde waarde. De deelsector distributie medische verbruiksgoederen staat in voor
42,4pct. van de toegevoegde waarde. Het kleinste aandeel, namelijk 1,9pct. van de toegevoegde waarde, wordt vertegenwoordigd door de deelsector diensten medische verbruiksgoederen. Zoals reeds eerder werd vermeld, dient te worden gewerkt met een constant staal voor een correcte analyse van de evolutie van de toegevoegde waarde voor de 6 opeenvolgende jaren.
Tabel 38: Procentuele verandering van de toegevoegde waarde voor het constante staal 2000 per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Toegevoegde waarde
RP
13,4 %
19,2 %
28,8 %
34,3 %
31,2 %
Constant staal (2000)
76
76
76
76
76
76
RP: referentiepunt
De toegevoegde waarde kent een stijging van 520.788.097 EUR in 2000 naar 683.089.887 EUR in 2005.
Dit is een stijging van 31,2pct. of een jaarlijkse toename met 6.2pct.
39
Grafiek 11: Evolutie omzet en toegevoegde waarde van de onderzochte ondernemingen medische verbruiksgoederen Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
712
2005
2 352 724
2004
2 373 688
2003
2 311 634
2002
2 206 603
2001
• Toegevoegde waarde • Omzet
2 157 521
2000
1 878
In miljoen 0 EUR
500
1000
1500
2000
2500
2.6. Werkgelegenheid 2.6.1. Werkgelegenheid onderzochte ondernemingen Tabel 39: Evolutie van de werkgelegenheid per deelsector in voltijdse equivalenten Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
3.845
3.941
4.119
4.105
3.983
4.006
Distributie
2.131
2.272
2.420
2.554
2.531
2.504
Diensten
115
123
112
97
75
97
6.091
6.336
6.651
6.756
6.589
6.606
76
80
82
85
86
86
TOTAAL onderzochte ondernemingen Aantal neergelegde jaarrekeningen
De onderzochte ondernemingen stelden in 2005 meer dan 6.600 personen tewerk. De werkgelegenheid is als volgt verdeeld over de verschillende deelsectoren voor het jaar 2005: 60,6pct. in de productie, 37,9pct. in de distributie en 1,5pct. in de diensten.
Voor de vergelijking van de evolutie van de werkgelegenheid over de verschillende jaren heen, dienen we opnieuw te werken met een constant staal.
Tabel 40: Evolutie van de werkgelegenheid voor het constante staal 2000 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Werkgelegenheid
RP
1,9 %
4,0 %
5,0 %
1,61 %
1,67 %
Constant staal (2000)
76
76
76
76
76
76
RP: referentiepunt
Over de periode 2000 tot 2005 is het aantal werknemers binnen de onderzochte ondernemingen toegenomen met 0,3 procent-
40
punten met een opvallende stijging voor de jaren 2002 en 2003.
2.6.2. Werkgelegenheid en toegevoegde waarde per werknemer Tabel 41: Evolutie van de toegevoegde waarde per werknemer in duizenden EUR per deelsector per voltijdse equivalent Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
294.791
348.292
359.799
385.338
401.273
396.816
Toegevoegde waarde
3.845
3.941
4.119
4.105
3.983
4.006
Aantal voltijdse equivalenten
76,7
88,4
87,4
93,9
100,7
99,0
187.435
226.894
257.913
287.583
309.567
301.850
Toegevoegde waarde
2.131
2.272
2.420
2.554
2.531
2.504
Aantal voltijdse equivalenten
87,9
99,9
106,6
112,6
122,3
120,6
38.562
27.835
16.079
14.766
13.101
13.348
115
123
112
97
75
97
336,2
226,5
143,3
152,4
174,4
138,0
520.788
603.021
633.791
687.686
723.941
712.014
Toegevoegde waarde
6.091
6.336
6.651
6.756
6.589
6.606
Aantal voltijdse equivalenten
85,5
95,2
95,3
101,8
109,9
107,8
76
80
82
85
86
86
Productie
Toegevoegde waarde per werknemer Distributie
Toegevoegde waarde per werknemer Diensten Toegevoegde waarde Aantal voltijdse equivalenten Toegevoegde waarde per werknemer TOTAAL
Toegevoegde waarde per werknemer Aantal neergelegde jaarrekeningen
Ook hier dient de vergelijking te gebeuren op basis van het constant staal. Over de periode 2000 tot 2005 is de toegevoegde waarde per werknemer binnen de onderzochte ondernemingen
toegenomen met 29 procentpunten of een jaarlijkse toename met 5,8pct.
2.7. Verdeling personeel 2.7.1. Verdeling personeel naar geslacht Grafiek 12: Evolutie verdeling van het personeel naar geslacht Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
• Vrouwen • Mannen
2005
2927 = 44%
3679 = 56%
2004
2943 = 45%
3647 = 55%
2003
3043 = 45%
3714 = 55%
2002
2958 = 44%
3692 = 56%
2001
2741 = 43%
3595 = 57%
2000
2604 = 43%
3487 = 57%
0
1000
Aan de hand van de sociale balans kan de relatieve vertegenwoordiging van de vrouwen op de arbeidsmarkt medische verbruiksgoederen worden beoordeeld. In 2005 vertegenwoordigden de
2000
3000
4000
5000
6000
7000
vrouwen 44pct. van de werknemers in de onderzochte ondernemingen.
41
2.7.2. Verdeling personeel naar opleidingsniveau 2.7.2.1. aanwervingen personeel Sinds de invoering in het boekjaar 1996 bevat de sociale balans een geheel aan gegevens aangaande diverse aspecten van de werkgelegenheid in de onderneming. In dit onderzoek komen
slechts enkele van deze gegevens aan bod: o.a. het opleidingsniveau van de werknemers, de verdeling van de werknemers naar geslacht en naar statuut.
Grafiek 13: Verdeling van het aangeworven personeel naar opleidingsniveau per deelsector in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Productie
100% 80%
40% 20%
Diensten
15,20 % 27,60 % 18,20 %
60%
• Universitair • Hoger niet-universitair • Secundair ondverwijs • Lager onderwijs
Distributie
33,80 %
92,90 %
44,80 %
31,30 % 21,80 %
0%
In de deelsector distributie medische verbruiksgoederen hebben de meeste personeelsleden, aangeworven in 2005, een hoger niet-universitaire opleiding (33,8pct.) of een secundaire opleiding (31,3pct.) genoten. 27,6pct. van de in 2005 aangeworven personeelsleden behaalden een universitair diploma. Slechts 7,3pct. van deze personeelsleden hebben enkel lager onderwijs genoten. In de deelsector productie medische verbruiksgoederen is het percentage van het opleidingsniveau lager onderwijs het hoogste in vergelijking met de andere deelsectoren. Het percentage lager
7,30 %
7,10 %
onderwijs bedraagt hier 21,8pct. Het grootste deel van het personeel werkzaam in deze deelsector, genoot een secundaire opleiding (44,8pct.). 18,2pct. van de aangeworven personeelsleden in 2005 behaalden een hoger niet-universitair diploma. 15,2pct. van deze personeelsleden genoten een universitaire opleiding. Aan de hand van de sociale balans kan de relatieve vertegenwoordiging van de vrouwen op de arbeidsmarkt medische verbruiksgoederen worden beoordeeld.
2.7.2.2. uittredingen personeel Grafiek 14: Verdeling van het uitgetreden personeel naar opleidingsniveau per deelsector in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Productie
100%
12,20 %
13,20 %
45,50 %
60%
• • Hoger niet-universitair • Secundair onderwijs • Lager onderwijs
Diensten
13,30 %
80%
Universitair
Distributie
50,40 %
40% 34,40 %
20%
24,10 % 7,0 %
0%
In de deelsector distributie medische verbruiksgoederen hebben de meeste personeelsleden, uitgetreden in 2005, een hoger nietuniversitair opleiding (45,5pct.) genoten. In de deelsector produc-
tie medische verbruiksgoederen is het percentage uittreders het grootst bij de personeelsleden die een secundaire opleiding genoten (50,4pct.).
2.7.3. Verdeling personeel naar statuut Grafiek 15: Verdeling personeel van het totaal aantal personeelsleden binnen de onderzochte ondernemingen naar statuut van de werknemers toe per deelsector in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2,20 %
35,30 %
• Arbeiders • Bedienden • Directie
0
20
Grafiek 15 toont de verdeling voor het jaar 2005 van het totaal aantal personeelsleden binnen de onderzochte ondernemingen naar het statuut van de werknemers toe. Wanneer grafiek 15 nog eens wordt onderverdeeld naar deelsectoren toe, dan valt het op dat vooral in de deelsector distributie medische verbruiksgoederen
61,70 %
40
60
80
100
de bedienden het overgrote deel uitmaken. 91,4pct. van de personeelsleden heeft het statuut van bediende in deze deelsector. Wat de productiesector betreft, kan worden vastgesteld dat de arbeiders het grootste deel van de werknemers vertegenwoordigen, namelijk 54,2pct.
43
2.8. Personeelskosten Tabel 42: Evolutie personeelskost per werknemer per deelsector voor de onderzochte ondernemingen (globale ratio in Euro) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2003
2004
2005
215.514.020
214.127.891
222.479.980
Aantal voltijdse equivalenten
4.105
3.983
4.006
Personeelskosten per werknemer
52.498
53.759
55.537
164.840.518
174.751.083
189.015.542
Aantal voltijdse equivalenten
2.544
2.531
2.504
Personeelskosten per werknemer
64.540
69.042
75.498
14.188.000
15.980.000
15.683.000
97
75
97
146.419
212.783
162.182
394.542.538
404.858.974
427.178.522
Aantal voltijdse equivalenten
6.756
6.589
6.606
Personeelskosten per werknemer
58.397
61.442
64.662
Aantal neergelegde jaarrekeningen
85
86
86
Productie Personeelskosten
Distributie Personeelskosten
Diensten Personeelskosten Aantal voltijdse equivalenten Personeelskosten per werknemer TOTAAL Personeelskosten
2.9. Top 10 van de onderzochte ondernemingen Tabel 43: De 10 belangrijkste ondernemingen in de populatie van onderzochte ondernemingen in 2005 volgens de jaarrekeningen op vlak van aantal werknemers, omzet en toegevoegde waarde - rangschikking aantal werknemers in voltijdse equivalenten Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Onderneming
Werknemers
Omzet*
Toegevoegde waarde*
Ontex
827
339.628
69.777
Alcon Belgium NV
758
206.570
60.450
Terumo Europe
691
209.075
54.885
3M Belgium
530
231.912
90.860
SCA Hygiene Products
367
183.183
47.532
Mölnlycke Health Care
319
71.023
25.021
Johnson & Johnson medical
271
100.381
35.375
Kimberly Clark
257
78.849
28.113
G.Medi P.P.V.A
234
42.891
10.926
Laboratoires Lohmann Rauscher
129
13.169
4.588
4.383
1.476.681
427.527
TOTAAL *In duizenden EUR De belangrijkste onderneming qua aantal werknemers voor wat het aantal onderzochte ondernemingen binnen de subsector medische verbruiksgoederen betreft, is de onderneming Ontex. On-
44
tex stelde in 2005 827 mensen te werk. Ook Ontex is de onderneming met de hoogste omzet. De hoogste toegevoegde waarde wordt echter gegenereerd door 3M Belgium.
Tabel 44: Vergelijking van de 10 belangrijkste bedrijven met het totaal van de onderzochte ondernemingen in 2005 volgens de jaarrekeningen op vlak van aantal werknemers, omzet en toegevoegde waarde Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Top 10 onderzochte
Andere onderzochte
Totaal onderzochte
ondernemingen
ondernemingen
ondernemingen
1.476.681.000
874.950.559
2.351.631.559
62,8%
37,2%
427.527.000
284.487.377
712.014.377
60,0%
40,0%
100,0%
4.383
2.224
6.607
66,3%
33,7%
100,0%
Omzet per werknemer (in EUR)
336.911
19.019
355.930
Toegevoegde waarde per werknemer (in EUR)
97.542
10.224
107.767
90,5%
9,5%
100,0%
10
76
86
Omzet (in EUR)
Toegevoegde waarde (in EUR)
Aantal voltijdse equivalenten
Aantal neergelegde jaarrekeningen
Deze 10 ondernemingen, zijn voor wat de 3 parameters betreft (aantal werknemers, omzet en toegevoegde waarde), goed voor 62,8pct. van de totale omzet voor de onderzochte ondernemingen. Ze vertegenwoordigen 60,0pct. van de totale toegevoegde
waarde van het totaal voor de onderzochte ondernemingen. Wat het aantal werknemers betreft, vertegenwoordigen deze 10 ondernemingen 66,3pct. van het totaal aantal voltijdse equivalenten voor de onderzochte ondernemingen.
2.10. Financiële ratio’s 2.10.1. Evolutie van de rentabiliteit De ondernemingsresultaten in relatieve termen kunnen met verschillende ratio’s worden gemeten. Een daarvan is de nettorenta-
biliteit van het eigen vermogen na belastingen.
Tabel 45: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen per deelsector (gemiddelde ratio in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
1,8
1,8
20,0
77,6
20,6
24,6
Distributie
-16,3
4,2
20,4
25,2
27,3
30,7
Diensten
0,0
-0,1
0,3
-4,5
-5,7
-12,7
-12,0
3,7
20,1
34,7
25,7
29,1
76
80
82
85
86
86
TOTAAL onderzochte ondernemingen Aantal neergelegde jaarrekeningen
Wat meteen in het oog springt bij deze grafiek is de piek in het jaar 2003 wat de deelsector productie medische verbruiksgoederen betreft. Deze piek duidt op een aanzienlijke rentabiliteitsstijging tot 77,4pct. Deze rentabiliteitsstijging is te wijten aan de firma Ontex. Ontex behaalde een zeer hoge nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen voor het boekjaar 2003. Deze hoge nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen is te verklaren aan de hand van de uitzonderlijk hoge winst die Ontex boekte in 2003. De financiële opbrengsten, meer specifiek de opbrengsten uit financiële vaste activa liggen zeer hoog. Ook de uitzonderlijke opbrengsten, meer in het bijzonder de meerwaarden bij de realisatie van de vaste activa, zijn zeer hoog. Een verklaring hiervoor is de
overname van de babyluieractiviteiten van de Duitse concurrent Hartmann AG. Die activiteit was goed voor een totaal omzet van 100 miljoen EUR. De nettorentabiliteit van het eigen vermogen werd zonet voorgesteld in de vorm van gemiddelden. Ze kan echter ook worden voorgesteld in de vorm van een mediaan. Deze laatste methode komt overeen met de centrale waarde van een geordende verdeling: een bepaalde ratio is voor 50pct. van de vennootschappen hoger dan de mediaanratio en voor 50pct. lager dan de mediaan. Door de situatie van de centrale onderneming te doen uitkomen, geeft de mediaan dan weer het verloop van de gehele populatie weer; ze wordt immers in gelijke mate beïnvloed door elke onderneming, ongeacht de omvang van de balans.
45
Tabel 46: Evolutie van de nettorentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen (mediaan in pct.) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
11,7
2,6
14,1
18,8
12,0
21,6
Distributie
5,6
6,2
8,2
11,8
12,4
11,0
Diensten
0,0
-0,1
0,3
-4,5
-5,7
-12,7
TOTAAL onderzochte ondernemingen
6,4
5,5
9,0
11,9
12,4
11,8
Aantal neergelegde jaarrekeningen
76
80
82
85
86
86
2.10.2. Evolutie van de liquiditeit De liquiditeit heeft te maken met het vermogen van de ondernemingen om de liquide middelen te mobiliseren die ze nodig hebben om te voldoen aan hun korte termijn verplichtingen, met an-
dere woorden om de schulden af te lossen die binnen het jaar vervallen.
Tabel 47: Evolutie van de liquiditeit in ruime zin (gemiddelde ratio) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
1,5
1,4
1,6
2,0
2,7
2,4
Distributie
1,7
1,6
1,4
1,4
1,6
1,6
Diensten
1,4
1,2
1,0
1,6
1,0
1,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
1,6
1,6
1,4
1,5
1,8
1,8
Aantal neergelegde jaarrekeningen
76
80
82
85
86
86
Ook hier dient te worden vergeleken op basis van het constante staal. Tabel 48: Evolutie van de liquiditeit in ruime zin (gemiddelde ratio) voor het constant staal per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
1,5
1,4
1,6
2,0
2,8
1,5
Distributie
1,7
1,7
1,4
1,5
1,7
1,7
Diensten
1,4
1,2
1,0
1,6
1,0
1,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
1,6
1,6
1,5
1,6
1,9
1,9
Constant Staal (2000)
76
76
76
76
76
76
Tabel 48 geeft de evolutie weer van de liquiditeit in ruime zin voor wat de deelsectoren betreft. Voor de periode tussen 2000 en 2002 ligt deze ratio vrij dicht bij elkaar voor de drie verschillende
deelsectoren. Vanaf 2002 kan echter worden opgemerkt dat de liquiditeit voor de verschillende deelsectoren verder van elkaar verwijderd ligt.
2.10.3. Evolutie van de solvabiliteit De solvabiliteit stemt overeen met het vermogen van de ondernemingen om te voldoen aan het geheel van hun financiële verplich-
tingen op korte en lange termijn.
Tabel 49: Evolutie van de solvabiliteit (gemiddelde ratio) per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
25,3
24,1
33,5
34,4
39,1
42,0
Distributie
27,5
28,1
26,7
26,4
30,7
32,6
Diensten
46,1
34,1
48,2
50,3
17,3
7,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
27,3
27,3
28,2
28,2
32,1
34,1
76
80
82
85
86
86
Aantal neergelegde jaarrekeningen
Ook hier dient de vergelijking over de verschillende jaren heen te gebeuren op basis van het constante staal.
46
Tabel 50: Evolutie van de solvabiliteit voor het constant staal per deelsector (gemiddelde ratio) Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
25,3
24,1
35,1
36,3
41,2
44,0
Distributie
27,5
29,6
26,6
28,2
32,7
33,7
Diensten
46,1
34,1
48,2
50,3
17,3
7,0
TOTAAL onderzochte ondernemingen
27,3
28,4
28,6
30,2
34,1
35,4
76
76
76
76
76
76
Constant Staal (2000)
Alle deelsectoren zijn bij de gemiddelde ratio tabel 50 over de verschillende jaren heen solvabel. De verschillende sectoren kunnen bijgevolg voldoen aan het geheel van hun financiële verplichtingen op korte en lange termijn. De solvabiliteit van de deelsector productie medische verbruiksgoederen vertoont sinds 2001 een stijgende trend tot 44,0pct. Ook de solvabiliteit van de deelsector distributie kent een stijgende trend. Hier werd echter wel een daling geregistreerd in het jaar
2002 en 2003. De solvabiliteit voor wat de deelsector diensten medische verbruiksgoederen betreft, kent een sterke dalende tendens sinds 2003. Een daling van de solvabiliteit betekent niet noodzakelijk dat de bedrijven het slechter doen. Een lagere solvabiliteit kan immers ook wijzen op een groter vertrouwen van de banken. Grote bedrijven hebben bovendien steeds meer lopende schuldvorderingen.
2.11. Duur van het toegestane en verkregen krediet 2.11.1. Evolutie van het aantal dagen klantenkrediet Het aantal dagen klantenkrediet verwijst naar de gemiddelde tijdsduur die verloopt tussen het ontstaan van de handelsvorderingen
en de inning ervan maw. het geeft aan hoeveel dagen de ondernemingen uitstel van betaling (i.e. ’krediet’) verlenen aan klanten.
Tabel 51: Evolutie van het aantal dagen klantenkrediet per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
58
56
54
62
50
57
Distributie
87
82
81
81
83
88
Diensten
N/B
N/B
N/B
N/B
N/B
N/B
Aantal ondernemingen
44
50
49
51
52
48
Aantal neergelegde jaarrekeningen
76
80
82
85
86
86
N/B niet beschikbaar
Net als in de totale sector is de berekening met constant staal ook hier weinig relevant aangezien de definitie van de ratio reeds de ondernemingen uitsluit met een verkort schema zonder opgave van omzet. Hierdoor blijven slechts een beperkt aantal ondernemingen over. Bij een vergelijking met een constant staal volgens BTW-nummer blijven diezelfde ondernemingen over.
De deelsector productie medische verbruiksgoederen verstrekte in 2005 57 dagen klantenkrediet. De deelsector distributie stond 88 dagen klantenkrediet toe. Het dient te worden vermeld dat voor de dienstensector geen gegevens omtrent het aantal dagen klantenkrediet beschikbaar zijn
47
2.11.2. Evolutie van het aantal dagen leverancierskrediet Het aantal dagen leverancierskrediet is het gemiddeld aantal dagen dat verloopt tussen het ontstaan van de handelsschulden en
hun betaling maw. het geeft aan hoeveel dagen uitstel van betaling (i.e. ’krediet’) de ondernemingen krijgen van hun leveranciers
Tabel 52: Evolutie van het aantal dagen leverancierskrediet per deelsector Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Productie
1,8
62
60
68
51
81
Distributie
-16,3
81
78
78
81
93
Diensten
0,0
N/B
N/B
N/B
N/B
N/B
-12,0
50
49
51
52
48
76
80
82
85
86
86
Aantal ondernemingen Aantal neergelegde jaarrekeningen N/B niet beschikbaar
2.11.3. Aantal dagen klantenkrediet versus aantal dagen leverancierskrediet Grafiek 16: Evolutie van het aantal dagen klantenkrediet vs. aantal dagen leverancierskrediet per deelsector in 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
93 Distributie 88
81 Aantal dagen • leverancierskrediet Aantal dagen • klantenkrediet
48
Productie 57
0
20
40
60
80
100
2.12. Evolutie van de buitenlandse handel 2.12.1. Evolutie van de invoer Tabel 53: Evolutie totale import van de onderzochte ondernemingen in België per deelsector in miljoenen EUR Bron: Instituut voor de Nationale Rekeningen Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
604
566
614
Distributie + diensten
425
456
440
1.029
1.022
1.054
Aantal ondernemingen die importeren
75
82
80
Aantal neergelegde jaarrekeningen
85
86
86
TOTAAL
Bovenstaande tabel geeft de evolutie weer van de import van de onderzochte ondernemingen in België binnen de subsector medische verbruiksgoederen. Het dient te worden opgemerkt dat de deelsector distributie en diensten medische verbruiksgoederen worden samengenomen, wegens confidentialiteitsvereisten. Ook dient het vermeld te worden dat niet alle ondernemingen importeren. In 2005 werden er 86 jaarrekeningen neergelegd. Van deze 86 ondernemingen zijn er 80 ondernemingen die importeren. Om de drie opeenvolgende jaren met elkaar te vergelijken, dient te worden gewerkt met een constant staal. Hier dient te worden opgemerkt dat het constant staal 73 ondernemingen telt. Deze 73 ondernemingen importeren telkens over
de drie verschillende jaren heen. Op basis van het constant staal wordt vastgesteld dat de import stijgt van bijna 1.029 miljoen EUR in 2003 tot 1.046 miljoen EUR in 2005. Dit is een stijging van 1,7pct. of een jaarlijkse toename van 0,85pct. Over de verschillende jaren heen kan eenzelfde trend worden vastgesteld: er werd steeds het meeste geïmporteerd door de deelsector productie medische verbruiksgoederen. Binnen de import kan een onderscheid worden gemaakt tussen import binnen de Europese Unie en import buiten de Europese Unie. Deze gegevens zijn gebaseerd op het INTRASTAT en EXTRASTAT-stelsel van de Nationale Bank van België.
Tabel 54: Evolutie import Intra- vs. Extracommunautaire handel in miljoenen EUR Bron: INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Binnen de Europese Unie
706
790
834
Buiten de Europese Unie
323
232
220
1.029
1.022
1.054
Aantal ondernemingen die importeren
75
82
80
Aantal neergelegde jaarrekeningen
85
86
86
TOTAAL
Wat het constant staal betreft: er kan duidelijk een daling worden vastgesteld wat de invoer van buiten de Europese Unie betreft. In 2003 werd nog 31,4pct. geïmporteerd van buiten de Europese Unie. In 2005 bedroeg dit percentage nog slechts 21,0pct. Er is
een stijging van de invoer binnen de Europese Unie. In 2003 werd 68,6pct. ingevoerd binnen de Europese Unie. In 2005 steeg dit percentage tot 79,0pct.
Grafiek 17: Evolutie import Intra- vs. Extracommunautaire voor het constant staal in percentages Bron: INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
80%
31,4 %
22,7 %
21,0 %
68,6 %
77,3 %
79,0 %
60% 40%
• deBuiten Europese Unie • Binnen de Europese unie
20% 0%
2.12.2. Evolutie van de uitvoer Tabel 55: Evolutie export onderzochte ondernemingen in België per deelsector in miljoenen EUR Bron: Instituut voor de Nationale Rekeningen Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Productie
646
702
743
Distributie + diensten
89
92
79
TOTAAL
735
794
822
Aantal ondernemingen die exporteren
59
56
57
Aantal neergelegde jaarrekeningen
85
86
86
Bovenstaande tabel geeft de evolutie weer van de export van de onderzochte ondernemingen in België voor de subsector medische verbruiksgoederen. Het dient te worden opgemerkt dat niet alle ondernemingen exporteren. In 2005 werden er 86 jaarrekeningen neergelegd. Van deze 86 ondernemingen zijn er 57 ondernemingen die exporteren. Om de verschillende jaren met elkaar te vergelijken, dient te worden gekeken naar het constant staal. Ook hier dient te worden opgemerkt dat het constant staal 73 ondernemingen telt. Aan de hand hiervan kan worden vastgesteld dat de export een stijgende trend vertoond. In 2003 bedroeg de export bijna 735 miljoen EUR. Dit bedrag steeg tot meer dan 818 miljoen EUR in
het jaar 2005. Indien men de export van het jaar 2005 vergelijkt met het jaar 2003, kan een stijging van 11,4pct. worden waargenomen of een jaarlijkse stijging van 5,7pct. De 73 exporterende ondernemingen binnen de subsector medische verbruiksgoederen voerden in het jaar 2005 bijna 822 miljoen EUR uit, waarvan 90,4pct. voor rekening van de deelsector productie medische verbruiksgoederen en 9,6pct. voor de deelsectoren distributie en diensten. Binnen de export kan een onderscheid worden gemaakt tussen export binnen de Europese Unie en export buiten de Europese Unie. Deze gegevens zijn gebaseerd op het INTRASTAT en EXTRASTAT-stelsel van de Nationale Bank van België.
Tabel 56: Evolutie export Intra- vs. Extracommunautaire handel in miljoenen EUR Bron: INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
2003
2004
2005
Binnen de Europese Unie
588
675
705
Buiten de Europese Unie
148
118
117
TOTAAL
736
793
822
Aantal ondernemingen die exporteren
59
56
57
Aantal neergelegde jaarrekeningen
85
86
86
Wat het constant staal betreft: Er kan een daling worden vastgesteld wat de uitvoer naar buiten de Europese Unie betreft. In 2003 werd nog 20,1pct. geëxporteerd buiten de Europese Unie. In 2005 bedroeg dit percentage nog slechts 14,2pct. Er is een
50
stijging van de uitvoer binnen de Europese Unie. In 2003 werd 79,9pct. uitgevoerd binnen de Europese Unie. In 2005 steeg dit percentage tot 85,8pct.
Grafiek 18: Evolutie export Intra- vs. Extracommunautaire voor het constant staal in percentages Bron: INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
100%
20,1 %
14,8 %
14,2 %
70,9 %
85,2 %
85,8 %
80% 60% 40%
• deBuiten Europese Unie • Binnen de Europese Unie
20% 0%
2.12.3. Handelsbalans: Invoer en uitvoer Onderstaande tabel geeft de import en de export weer van de onderzochte ondernemingen binnen de totale sector medische verbruiksgoederen. Tabel 57: Import en export in 2005 per deelsector in eenheden EUR Bron: INTRASTAT en EXTRASTAT Nationale Bank van België
Import 2005
Export 2005
Productie
614
742
Distributie + diensten
440
80
1.054
822
Aantal ondernemingen die importeren en exporteren
80
57
Aantal neergelegde jaarrekeningen
86
86
TOTAAL
Bovenstaande tabel geeft de import en de export weer van de onderzochte ondernemingen die zowel importeren als exporteren. Er zijn 130 ondernemingen die zowel importeren als exporteren. Tabel 57 toont de waarde van de import en de export aan voor het jaar 2005 per deelsector. In de deelsectoren productie medische verbruiksgoederen voert men meer uit als dat men invoert.
De deelsectoren distributie en diensten voeren 5,5 keer meer in dan dat ze uitvoeren. Het saldo van de handelsbalans is deficitair in 2005 voor de onderzochte ondernemingen binnen de subsector medische verbruiksgoederen; met andere woorden: de onderzochte ondernemingen als geheel voeren meer in dan ze uitvoeren.
2.13. Analyse van de financiële risico’s 2.13.1. Model voor de voorspelling van ondernemingsfaillissementen Op vraag van UNAMEC werd er door de Nationale Bank van België een analyse gedaan naar de financiële risico’s in de productgroep van medische verbruiksgoederen. De Nationale Bank van België beschikt namelijk over een intern ontwikkeld model voor de voorspelling van ondernemingsfaillissementen: op basis van jaarrekeningen van een bepaald jaar worden de verschillen onderzocht tussen de financiële profielen van twee soorten ondernemingen, enerzijds niet-faillerende ondernemingen en anderzijds ondernemingen die failliet gaan binnen de drie daaropvolgende jaren. Faillerende ondernemingen worden gedefinieerd als ondernemingen die failliet zijn verklaard of een concordaat bij de rechtbank hebben aangevraagd. Het logistische model ziet er als volgt uit: L = -1,3 +27,1 (Achterstallige schulden aan de fiscus en de RSZ/totale activa) +17,1 (Schuldenlasten/totale activa) -3,4 (Winst vóór belastingen, schuldenlasten en afschrijvingen/totale activa) -2,9 (Cash flow/vreemd vermogen) +2,3 (Schuld jegens de krediet-instellingen/ schulden op maximum één jaar) -0,4 (Eigen vermogen/totale activa) -0,2 (Liquide vlottende activa/ vreemd vermogen op de korte termijn) +0,5 (Neerleggingstermijn voor de jaarrekeningen, in aantal dagen): Opmerking: alle coëfficiënten zijn statistisch relevant tot de drempel van 95pct. (t test).
De in het model geïntegreerde variabelen zijn voor het grootste deel liquiditeits- en solvabiliteitsvariabelen. Het fundamentele belang van het model ligt in het feit dat het voor elke onderneming de door de diverse variabelen verschafte informatie synthetiseert in één enkele waarde, namelijk de risicoscore L. Hoe hoger deze score, hoe groter het financiële risico van de onderneming. De coëfficiënten ramen de verandering van score L waaraan zij gekoppeld zijn, één eenheid verandert, ceteris paribus. Als bijvoorbeeld de ratio (cash flow/vreemd vermogen) stijgt met 0,1, daalt score L met 0,29. Op basis van de voor elke onderneming geraamde risicoscore en de faillissementen uit het verleden werden risicoklassen gedefinieerd. Deze klassen verdelen de ondernemingen in homogene risicozones, op basis van het percentage ondernemingen die daadwerkelijk failliet gaan in elke klasse. Zo werden vier klassen gecreëerd op basis van intervallen van de L-score: L : klasse 1: L < -0,84; risicovrije klasse (kans op faillissement zo goed als nihil) klasse 2: -0,84 ≤ L < 0,21; neutrale klasse (kans op faillissement vergelijkbaar met het gemiddelde); klasse 3: 0,21 ≤ L < 1,10; klasse met hoog risico (kans op faillissement 3 tot 4 keer hoger dan het gemiddelde); klasse 4: 1,10 ≤ L; klasse met zeer hoog risico (kans op faillissement meer dan 10 keer hoger dan het gemiddelde).
2.13.2. De financiële risico’s Tabel 58 beschrijft de verdeling van de onderzochte ondernemingen binnen de deelsector medische verbruiksgoederen over de financiële risicoklassen voor het boekjaar 2005. Het dient te worden opgemerkt dat deze tabellen slechts gegevens bevatten
over 62 ondernemingen. De reden hiervoor is dat we voor 62 van de 86 ondernemingen die een jaarrekening neerlegden in 2005, over voldoende gegevens beschikken om het model op toe te passen.
Tabel 58: Verdeling van de onderzochte ondernemingen over de risicoklassen per deelsector in procenten voor het jaar 2005 Bron: Balanscentrale Nationale Bank van België
Klasse 1
Klasse 2
Klasse 3
Klasse 4
TOTAAL (3+4)
Productie
76,9%
15,4%
0,0%
7,7%
7,7%
Distributie + Diensten
61,2%
26,5%
10,2%
2,1%
12,3%
TOTAAL onderzochte ondernemingen
64,5%
24,2%
8,1%
3,2%
11,3%
De tabel toont aan dat 64,5pct. van de onderzochte ondernemingen in 2005 binnen de sector medische verbruiksgoederen zich bevindt in risicoklasse 1, de klasse waarbij de kans op faillissement zo goed als nihil is. Iets minder dan één vierde van de onderzochte ondernemingen zich bevindt in de neutrale klasse, waarbij de kans op faillissement vergelijkbaar is met het gemid-
52
delde. 11,3 pct. van de onderzochte ondernemingen bevindt zich in de risicoklassen. Voor wat betreft de deelsector productie bevindt meer dan drie vierde van de onderzochte ondernemingen zich in klasse 1, tegenover 61,2 pct. in de deelsectoren distributie + diensten.
Hoofdstuk 3 Analyse van de deelsector medische verbruiksgoederen op basis van een enquêtering 3.1. Inleiding 3.2. Analyse van de omzet 3.3. Analyse van de consignatie 3.4. Analyse van de investeringen 3.5. Analyse onderzoek & ontwikkeling
53
Hoofdstuk 3 Analyse van de deelsector medische verbruiksgoederen op basis van een enquêtering
3.1. Inleiding De deelsector medische verbruiksgoederen werd bevraagd aan de hand van een enquête die werd opgesteld door UNAMEC, in samenwerking met de Nationale Bank van België en de VLEKHO business school.
nanciële ratio’s beschikten. Deze 110 ondernemingen kregen een enquête. 42 ondernemingen vulden de enquête in. 36 ingevulde enquêtes waren volledig bruikbaar voor de analyse; wat een responsgraad betekent van 32,7pct.
Zoals reeds werd besproken in Hoofdstuk 1.2. werden er 110 ondernemingen geselecteerd voor het onderzoek naar de deelsector medische verbruiksgoederen uit de 277 ondernemingen, die in 2004 over volledige gegevens voor de berekening van de fi-
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de totale omzet van de ondernemingen, de omzet medische hulpmiddelen en de omzet medische verbruiksgoederen.
Tabel 59: Evolutie omzet in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
1.139.482
1.195.998
Omzet medische hulpmiddelen
796.809
838.593
Omzet medische verbruiksgoederen
474.020
513.775
Totale omzet – prijzen af fabriek excl. BTW
De 36 ondernemingen die de enquête invulden, vertegenwoordigen in 2005 1.139 miljoen EUR omzet of 48,4pct. van de deelsector medische verbruiksgoederen op basis van de jaarrekeningen. Voor 2006 is dit 1.196 miljoen EUR. Het dient vermeld te worden dat dit alle activiteiten van de 36 ondernemingen omvat.
Zowel voor de totale omzet als voor het gedeelte medische hulpmiddelen en medische verbruiksgoederen wordt een toename van de omzet in 2006 genoteerd. Het procentueel aandeel omzet medische verbruiksgoederen vs. totaal omzet bedroeg 41,5pct. in 2005.
3.2. Analyse van de omzet 3.2.1. Omzet medische hulpmiddelen Tabel 60: Evolutie omzet medische hulpmiddelen vs. totale omzet in miljoenen EUR Bron: Enquête UNAMEC
Totale omzet prijzen af fabriek excl. BTW Omzet medische hulpmiddelen
Omzet andere activiteiten
54
2005
2006 (raming)
1.139
1.196
797
839
70,0%
70,2%
343
357
30,0%
29,8%
In relatieve termen neemt de totaal omzet van de 36 ondernemingen toe met 5,0pct. Voor wat betreft het gedeelte medische hulpmiddelen bedraagt dit 5,2pct en voor de medische verbruiksgoederen 8,4pct. Wat het jaar 2005 betreft, vertegenwoordigt de omzet van de ondernemingen die de enquête invulden, 1.139 miljoen EUR. 797 miljoen EUR of 70,0pct. van deze totale omzet, bestaat uit de omzet medische hulpmiddelen. De overige omzet werd gegenereerd door andere activiteiten. Voor het jaar 2006 zien we een gelijkaardige verhouding voor de 36 ondernemingen die de enquête invulden, vertegenwoordigt de totale omzet 1.196 miljoen EUR. 839 miljoen EUR of 70,2pct. van deze totale omzet, bestaat uit de omzet medische hulpmiddelen. De overige omzet werd gegenereerd door andere activiteiten. In 2006 wordt een toename van de omzet vooropgesteld.
Hierbij is het zinvol de ondernemingen die de enquête invulden, in te delen op basis van de enquêteresultaten in 3 categorieën: categorie 1: aandeel medische hulpmiddelen ten opzichte van de totale omzet: < 15pct. categorie 2: aandeel medische hulpmiddelen ten opzichte van de totale omzet: 15-50pct. categorie 3: aandeel medische hulpmiddelen ten opzichte van de totale omzet: > 50pct.
Grafiek 19: Verdeling van de ondernemingen volgens percentage omzet medische hulpmiddelen tov. totaal omzet in miljoenen EUR in categorieën in 2005 Bron: Enquête UNAMEC
118 = 15 % 406 = 51 %
• Categorie 1 < 15 % • Categorie 2 15 - 50 % • Categorie 3 > 50 % Voor wat de verdeling van de medische hulpmiddelen in categorieën betreft, kan ongeveer een gelijkaardige verdeling worden vastgesteld voor de jaren 2005 en 2006. Voor beide jaren bevindt
273 = 34 %
meer dan de helft van de ondernemingen zich in klasse 3: aandeel medische hulpmiddelen ten opzichte van de totale omzet: > 50pct.
3.2.2. Omzet medische verbruiksgoederen Tabel 61: Evolutie omzet medische verbruiksgoederen vs. totale omzet in miljoenen EUR Bron: Enquête UNAMEC
Totale omzet Omzet medische verbruiksgoederen
Omzet andere activiteiten
2005
2006 (raming)
1.139
1.196
474
514
41,6%
43,0%
665
682
58,4%
57,0%
55
Wat het jaar 2005 betreft, vertegenwoordigt de omzet van de ondernemingen die de enquête invulden, 1.139 miljoen EUR. 474 miljoen EUR of 41,6pct. van deze totale omzet, bestaat uit de omzet medische verbruiksgoederen. De overige omzet werd gegenereerd door andere activiteiten. Voor het jaar 2006 zien we een gelijkaardige verhouding, voor de 36 ondernemingen die de enquête invulden, vertegenwoordigt de totale omzet 1.196 miljoen EUR. 514 miljoen EUR of 43,0pct. van deze totale omzet, bestaat uit de omzet medische verbruiksgoederen. De overige omzet werd gegenereerd door andere activiteiten. De omzet in 2006 kent eveneens een toename ten opzichte van 2005.
Ook hier is het interessant de ondernemingen die de enquête invulden, in te delen op basis van de enquêteresultaten in 3 categorieën: Categorie 1 Aandeel medische verbruiksgoederen ten opzichte van de totale omzet: < 15pct. Categorie 2 Aandeel medische verbruiksgoederen ten opzichte van de totale omzet: 15-50pct. Categorie 3 Aandeel medische verbruiksgoederen ten opzichte van de totale omzet: > 50pct.
Grafiek 20: Verdeling van de ondernemingen volgens percentage omzet medische verbruiksgoederen tov. totaal omzet in miljoenen EUR in categorieën in 2005 Bron: Enquête UNAMEC
45 = 9 %
59 = 12 %
• Categorie 1 < 15% • Categorie 2 15 - 50 % • Categorie 3 > 50 %
370 = 79 %
Meer dan drievierde van de ondernemingen die de enquête invulden behoren tot klasse 3: aandeel medische verbruiksgoederen ten opzichte van de totale omzet: > 50%.
3.2.3. Verdeling omzet medische verbruiksgoederen: ambulant versus gehospitaliseerd In de enquête werd ook gepeild naar de onderverdeling van de omzet medische verbruiksgoederen intramuros (alles binnen het ziekenhuis) versus extramuros (alles buiten het ziekenhuis). Tabel 62: Evolutie verdeling van de omzet medische verbruiksgoederen in miljoenen EUR: intramuros vs. extramuros Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006
Bedrag
%
Bedrag
%
Intramuros
408
86,1%
442
86,0%
Extramuros
66
13,9%
72
14,0%
TOTAAL omzet medische verbruiksgoederen
474
100,0%
514
100,0%
56
In 2005 werd 86,1pct. van de omzet medische verbruiksgoederen gerealiseerd binnen de ziekenhuizen. Dit percentage bleef constant voor wat het jaar 2006 betreft.
Indien we ook hier de verdeling maken in categorieën, geeft dit de volgende tabel.
Tabel 63: Evolutie verdeling in categorieën van de omzet medische verbruiksgoederen in duizenden EUR: intramuros vs. extramuros Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
Intramuros
Extramuros
Intramuros
Extramuros
Categorie 1
18.314
26.795
20.714
28.993
Categorie 2
51.731
7.089
54.646
7.611
Categorie 3
337.920
32.172
366.624
35.187
TOTAAL klassen
407.965
66.056
441.984
71.791
TOTAAL omzet medische verbruiksgoederen
474.020
513.775
3.2.4. Verdeling omzet medische verbruiksgoederen uit: productie versus invoer Een andere onderverdeling die gemaakt dient te worden bij de omzet, is de verdeling van de omzet medische verbruiksgoederen
bekomen uit productie en uit invoer.
Grafiek 21: Evolutie verdeling omzet medische verbruiksgoederen: productie vs. invoer Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006
100% 80% 60%
88,4 %
88,1 %
11,6 %
11,9 %
40%
• Invoer • Productie
20% 0%
Aan de hand van de grafiek kan men vaststellen dat in 2005 slechts 11,6pct. van de omzet voorkomt uit de productie. In 2006
is de productie gestegen met 0,3 pct. Indien we ook hier de verdeling maken in categorieën, geeft dit de volgende tabel.
Tabel 64: Evolutie verdeling van de omzet medische verbruiksgoederen: productie vs. invoer in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
Productie
Invoer
Productie
Invoer
Categorie 1
0
45.109
2
49.705
Categorie 2
541
58.280
599
61.657
Categorie 3
54.390
315.701
60.473
341.339
TOTAAL categorieën
54.931
419.090
61.074
452.701
TOTAAL omzet medische verbruiksgoederen
474.020
513.775
57
3.3. Analyse van de consignatie De definitie van consignatie luidt als volgt: “Een consignatie is een overeenkomst tussen een leverancier en een instelling, waarbij de leverancier medische verbruiksgoederen kosteloos in bruikleen geeft gedurende een schriftelijk overeengekomen periode waarbij
eigendom en risico pas overgaan op het moment dat de medische verbruiksgoederen in gebruik worden genomen c.q. verbruikt worden”.
Tabel 65: Evolutie consignatie medische verbruiksgoederen in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
5.187
5.974
Totaal ontvangen enquêtes (aantallen)
36
36
Ondernemingen met consignatie (aantallen)
8
8
22,2%
22,2%
Consignatie
Ondernemingen met consignatie (percentages) Er dient opgemerkt dat slechts 8 ondernemingen van de 36 ondernemingen die de enquête invulden aan consignatie doen. Dit betekent dat slechts 22,2pct. van de ondernemingen consignatie heeft, wat in verhouding tot het totaal van de ondernemingen zeer beperkt is.
Rekening houdend met deze opmerking kan men vaststellen dat deze 8 ondernemingen samen een bedrag aan medische verbruiksgoederen in consignatie (bruikleen) van bijna 5,2 miljoen EUR hebben. Voor het jaar 2006 stijgt het bedrag aan consignatie lichtjes, tot bijna 6 miljoen EUR.
3.4. Analyse van de investeringen Volgende tabel geeft een overzicht van de evolutie van de investeringen in medische verbruiksgoederen. Tabel 66: Evolutie investeringen medische verbruiksgoederen in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
9.968
8.453
Totaal ontvangen enquêtes (aantallen)
36
36
Ondernemingen die investeren in medische verbruiksgoederen (aantallen)
7
7
19,4%
19,4%
Investeringen
Ondernemingen die investeren in medische verbruiksgoederen (percentage) Ook hier dient te worden opgemerkt dat slechts 7 ondernemingen van de 36 ondernemingen die de enquête invulden, investeren in medische verbruiksgoederen. Dit betekent dat slechts 19,4pct. van de ondernemingen investeren in de medische verbruiksgoederen, wat in verhouding tot het totaal van de ondernemingen die deelnamen aan de enquête zeer beperkt is.
Rekening houdend met deze opmerking kan men vaststellen dat deze 7 ondernemingen samen bijna 10 miljoen EUR investeren in medische verbruiksgoederen voor het jaar 2005. In 2006 wordt een daling opgetekend tot bijna 8,5 miljoen EUR.
3.5. Analyse Onderzoek en Ontwikkelingen (O&O) Tabel 67: Evolutie Onderzoek en Ontwikkeling medische verbruiksgoederen in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006 (raming)
2.102
2.282
Totaal ontvangen enquêtes (aantallen)
36
36
Ondernemingen die investeren op het vlak van Onderzoek & Ontwikkeling
5
5
Ondernemingen die investeren op het vlak van Onderzoek & Ontwikkeling
13,9%
13,9%
Onderzoek & Ontwikkeling (in duizenden euro)
Ook hier dient te worden opgemerkt dat slechts 5 ondernemingen van de 36 ondernemingen die de enquête invulden, investeren op het vlak van Onderzoek en Ontwikkeling naar medische verbruiksgoederen. Dit betekent dat 13,9pct. van de ondernemingen investeren in Onderzoek en Ontwikkeling, wat in verhouding tot het totaal zeer beperkt is.
Rekening houdend met deze opmerking kan men vaststellen dat deze 5 ondernemingen samen 2,1 miljoen EUR investeren op het vlak van Onderzoek en Ontwikkeling naar medische verbruiksgoederen voor het jaar 2005. In 2006 stijgt dit bedrag tot 2,3 miljoen EUR.
3.5.1. Verdeling bedrag Onderzoek en Ontwikkeling medische verbruiksgoederen: intramuros versus extramuros In de enquête werd ook gepeild naar de onderverdeling van het bedrag dat wordt geïnvesteerd op het vlak van Onderzoek & Ontwik-
keling voor medische verbruiksgoederen intramuros (alles binnen het ziekenhuis) versus extramuros (alles buiten het ziekenhuis).
Grafiek 22: Evolutie verdeling bedrag onderzoek en ontwikkeling: intramuros vs. extramuros in duizenden EUR Bron: Enquête UNAMEC
2005
2006
100% 448 = 21,3 %
526 = 23,0 %
1654 = 78,7 %
1756 = 77,0 %
80% 60% 40%
• Extramuros • Intramuros
20% 0%
Aan de hand van bovenstaande tabel en grafiek kan men vaststellen dat er in het jaar 2006 meer wordt geïnvesteerd op het vlak van Onderzoek & Ontwikkeling. Indien men de evolutie bekijkt van de verdeling O&O medische verbruiksgoederen in intramuros en
extramuros, kan een daling worden waargenomen van 78,7pct. in 2005 tot 77,0pct. in 2006 wat intramuros betreft. Extramuros daarentegen kent een stijging van 21,3pct. in 2005 tot 23,0pct. in 2006.
59
UNAMEC Wie zijn we ?
UNAMEC is de erkende beroepsvereniging van fabrikanten, invoerders en verdelers van medische hulpmiddelen in België. UNAMEC vertegenwoordigt vandaag meer dan 200 ondernemingen die een brede waaier aan producten verdelen die goed zijn voor 1 miljoen referenties in België en die dagelijks door zorgverstrekkers en patiënten worden gebruikt. UNAMEC neemt bij zijn vele contacten met politieke en administratieve instanties een proactieve houding aan, waardoor UNAMEC een volwaardige gesprekspartner is voor de sector medische hulpmiddelen op (inter)nationaal niveau. Expertise, betrouwbaarheid en duurzaamheid zijn de sleutels van onze werking. Opvolgen van terugbetalingdossiers, overleg met verschillende beroepsverenigingen, meewerken aan de herziening van de RIZIV-nomenclatuur, registreren en analyseren van data, opvolgen van (sub)sectoriële secties, organiseren van opleidingen, werken rond milieu, BTW, normalisatie, reglementering en het opstellen van een jaarverslag en strategische/position papers; dit zijn slechts enkele voorbeelden van de dagelijkse werking van UNAMEC. Dit alles in een constructieve samenwerking met werkgroepen, technische raden en commissies van het RIZIV, de FOD Economie, de FOD Sociale Zaken en Volksgezondheid, de FOD Arbeid en Tewerkstelling, de FOD Financiën, de FOD Budget en Beheerscontrole, het FAGG, de Europese Commissie, de verschillende ministeries en kabinetten, politieke fracties… Het stijgend aantal deelnemende bedrijven aan de werkvergaderingen van UNAMEC is het bewijs dat onze leden actief meewerken en daardoor hun verantwoordelijkheid -als ondernemer- opnemen; dit alles in een constructief klimaat en met respect voor de wederzijdse belangen, fundamenteel voor de solidariteit binnen de sector medische hulpmiddelen. De UNAMEC leden bieden kwalitatief hoogstaande producten aan -in het huidig klimaat van snel evoluerende technologieën en gebruikstechnieken- aan gebruikers en verbruikers en daardoor wordt UNAMEC erkend als een volwaardige gesprekspartner binnen de wereld van de gezondheidszorg in België. Alle UNAMEC leden vormen de Algemene Vergadering die tweemaal per jaar vergadert en een Raad van Bestuur verkiest. Deze komt tweemaandelijks samen, maar vertrouwt het dagelijks bestuur toe aan enkele van haar leden die het directiecomité vormen. UNAMEC bestaat uit een permanent bureau. Dit permanent bureau bestaat uit 1 directeur, 4 adviseurs en 3 secretariaatsmedewerkers. Samen dragen zij de verantwoordelijkheid voor het beheer van de 4 departementen, namelijk verbruiksgoederen, investeringsgoederen, implantaten en gezondheidseconomie. Deze structuur wordt vervolledigd door 2 externe departementen die de juridische aspecten en de communicatie beheren. De structuur van UNAMEC is gebaseerd op de 3 productgroepen: de implantaten, de verbruiksgoederen en de investeringsgoederen; elke groep is onderverdeeld in secties. De secties zijn productgebonden en behandelen thema’s eigen aan een marktsegment. Deze secties worden enkel opgericht voor de producten waar de leden, om reglementaire of commerciële redenen, een gemeenschappelijk optreden wenselijk achten. De secties die op dit ogenblik bestaan, zijn:
Binnen de sector implantaten et invasieve medische hulpmiddelen (art. 35 en 35bis van de Riziv nomenclatuur, sleutelletter “U”) Angio-Peri Borstimplantaten Cardiac Rhythm Management Cardio-Thorax Coronair Dentaal implantaten Endoscopie en viscerosynthese Gewrichts- en trauma implantaten Neuro Neus-Keel-Oor Oogheelkunde Spine Tandheelkunde Visco-elastische Voor de sector Verbruiksgoederen Ambulante infuuspompen Bloedafname- en veneuze toegangssystemen Borstprothesen Dentaal materiaal Diabetes Fadicon (contactlenzen) Hoorapparaten Incontinentie Orthesen Stoma Thuiszorg en verdelers klein medisch materiaal Verbandstoffen Voor de sector investeringsgoederen Chirurgische instrumenten Dialyse Elektro-medische toestellen Medische beeldvorming Medische gassen OK-inrichting en ziekenhuismeubilair. Revabel (rolstoelen) Voor nadere inlichtingen: UNAMEC Koning Albert I -laan 64 - 1780 Wemmel Tel. : 02 257 05 90 Fax: 02 252 43 98 www.unamec.be