Jaarverslag 2012
Jaarverslag 2012
Inhoudsopgave Kerncijfers
4
Woord van de voorzitter
7
Personalia
8
1.
Financiële 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5
positie en beleid in 2012 Inleiding Financiële opzet en positie Totstandkoming herstelplan Ontwikkeling herstelplan en korting Beleid en beleidskeuzes Toeslagbeleid Financieringsbeleid Herverzekeringsbeleid Beleggingsbeleid Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
2.
Beleggingen 2.1 Algemeen 2.2 Aandelen 2.3 Vastrentende waarden 2.4 Vastgoedbeleggingen 2.5 Overige beleggingen 2.6 Terugblik 2012 2.7 Vooruitblik 2013 2.8 Corporate Governance 2.9 Z-score
19 19 20 20 20 20 20 21 23 24
3.
Pensioenen 3.1 Inleiding 3.2 Pensioencommunicatie 3.3 Pensioenadministratie 3.4 Uitvoeringskosten 3.5 Pensioenregeling 3.5.1 Pensioenregeling 2012 3.6 Nieuwe wetgeving
26 26 26 28 29 30 30 31
4.
Actuariële paragraaf
36
5.
Besturing en naleving wetgeving 5.1 Algemeen 5.2 Organisatie en uitvoering 5.3 Bestuursaangelegenheden 5.4 Goed pensioenfondsbestuur 5.4.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur) 5.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 5.6 Gedragscodes 5.7 Geschillencommissie 5.8 Statutenwijziging 5.9 Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
38 38 38 39 39
2
10 10 11 13 14 15 15 16 16 17 18
42 45 45 45 45 45
Jaarverslag 2012
6.
Jaarrekening
47
Jaarrekening 6.1 Balans na resultaatbestemming 6.2 Staat van baten en lasten 6.3 Kasstroomoverzicht 6.4 Toelichting op de jaarrekening 6.4.1 Algemeen 6.4.2 Grondslagen 6.4.3 Toelichting op de balans 6.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 6.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 6.4.6 Verbonden partijen
48 48 49 50 51 51 51 59 76 77 81
Overige gegevens
82
7.
82
Overige gegevens 7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum 7.3 Actuariële verklaring 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijlage 1 Recapitulatie deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
3
82 82 83 85 87 88
Jaarverslag 2012
Kerncijfers Bedragen x € 1.000
2012
2011
2010
2009
2008
6.646 13.879 2.761 23.286
7.409 13.217 2.598 23.224
7.515 13.036 2.289 22.840
8.219 12.160 2.057 22.436
9.852 10.433 1.865 22.150
834
833
824
823
817
25.624 16.088 23.058 2.180 23.501
27.866 19.323 22.441 2.057 21.773
24.318 17.696 22.310 1.642 20.578
30.148 18.848 25.334 1.475 18.974
24.979 19.524 24.949 1.821 17.290
Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
Korting1
3,2%
0,0%
2,1%2
0,0%
0,0%
1.723 834.651 100,2%
-85.636 806.179 89,4%
-21.512 687.610 96,9%
-42.894 616.464 93,0%
-71.363 593.078 88,0%
104,3% 111,3%
104,3% 112,1%
104,3% 112,9%
105,0% 109,0%
105,0% 107,0%
2,5%
2,7%
3,4%
3,9%
3,5%
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Aantal aangesloten werkgevers Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad in % Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen Rentetermijnstructuur (RTS)
1 2
Eind 2012 is een evaluatie uitgevoerd, in 2013 komt de korting uit op 3,2%. Het besluit tot korting is in 2010 genomen en met ingang van 1 januari 2011 doorgevoerd.
4
Jaarverslag 2012
Bedragen x € 1.000
3
2012
2011
2010
2009
2008
Beleggingen Netto balanswaarde Beleggingsopbrengsten
835.424 118.486
720.132 56.396
662.534 91.437
575.068 46.136
523.265 -22.879
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
11.331 249.651 496.012 61.622 16.807
12.240 171.807 446.633 74.635 14.817
11.617 165.357 419.299 47.562 18.699
9.192 151.314 333.859 70.541 10.162
10.859 99.795 342.633 61.869 8.109
Beleggingsrendement in % Benchmarkrendement portefeuille in % Voorlopige Z-score Performance toets3
16,29% 16,50% 0,82 7,27
8,39% 5,19% 2,14 6,38
15,93% 10,83% 4,94 5,74
8,68% 10,00% 1,23 3,75
-3,33% -9,16% 4,26 3,01
De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. Voor de bepaling van de z-score 2012 wordt verwezen naar paragraaf 2.9.
5
Jaarverslag 2012
Bestuursverslag
6
Jaarverslag 2012
Woord van de voorzitter Het pensioenfonds heeft een bewogen jaar achter de rug. Het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingorgaan hebben in het jaar 2012 niet stil gezeten, hetgeen blijkten uit de hierna volgende greep van de in 2012 genomen besluiten en/of maatregelen: -
invoering per 1 januari 2012 van de nieuwe pensioenregeling (o.m. met verhoging van pensioenleeftijd naar 67 jaar en versobering van de pensioenopbouw); omzetting van prepensioen naar levenslang ouderdomspensioen; wijziging van het beleggingsbeleid (overgang van actief naar passief aandelenbeheer en wisseling van vermogensbeheerder Alliance Bernstein naar Aegon); de als gevolg van de evaluatie van het herstelplan voorgenomen korting van 7% per 1 april 2013. (door het gedeeltelijk herstel van de dekkingsgraad ultimo 2012 kon deze korting gelukkig worden beperkt tot 3,2%).
De uitstekende beleggingsrendementen van ruim 16,3% waren onvoldoende om de pensioenverlaging volledig te voorkomen. Daarnaast hebben de organen van het pensioenfonds zich het afgelopen jaar moeten buigen over de toekomstbestendigheid van het pensioenfonds. Is het met het oog op de gewijzigde omstandigheden en de toekomstige ontwikkelingen voor ons pensioenfonds nog mogelijk te (blijven) voorzien in een adequate oudedagsvoorziening? In dit kader heeft een heroriëntatie plaatsgevonden, waarbij de diverse bestuursmodellen en samenwerkingsverbanden de revue zijn gepasseerd en uitvoerig zijn besproken. Belangrijk aandachtspunt in deze brede discussie is voorts geweest de krimpende markt voor het notariaat en de ontslaggolf sinds 2008, die tot nu toe heeft geleid tot het vertrek door ruim 3400 medewerkers van het notariaat uit het fonds. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor het deelnemersbestand van ons pensioenfonds. Dit proces zal in 2013 worden afgerond. Voor het komend jaar staat voorts de uitwerking van het pensioenakkoord centraal. De keuze voor een nominaal of reëel pensioencontract zal een bijdrage moeten leveren aan de toekomstbestendigheid van ons pensioen om de nadelige gevolgen van de stijgende levensverwachting en de schokken op de financiële markten te kunnen opvangen. Ook het Integraal Risico Management staat hoog op de agenda. Nadat in 2011 reeds een eerste inventarisatie heeft plaatsgevonden van de aanwezige risico’s, heeft het bestuur dit jaar een aanvang gemaakt met verdere identificatie van de risico’s, de monitoring daarvan en het aanbevelen van verbeterpunten. De praktische uitvoering van de pensioenregeling was ook dit jaar weer in goede handen bij TKP. Zowel de pensioenadministratie als de bestuursondersteuning scoren een ruime voldoende. Rest mij tenslotte een wel gemeend woord van dank aan allen die dit jaar een bijdrage hebben geleverd aan ons pensioenfonds. Ook de arbeidsintensieve periode die voor ons ligt, vergt van een ieder een uiterste inspanning. Ik reken graag op u allen. Houten, 28 mei 2013 De heer A. Baakman werknemersvoorzitter
7
Jaarverslag 2012
Personalia Benoemd namens de werkgevers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie
Mr. M.A. van Gaalen
Bestuurslid
01-09-2010
01-09-2016
Notaris te Aalsmeer
Mw. mr. K.A.J. van Geest
Plv. Bestuurslid
01-01-1989
01-01-2014
Bestuurssecretaris KNB
Mr. J.P. Loof
Secretaris
01-01-1994
01-01-2018
Notaris te Terneuzen
Mr. A.J.A. Marks
Voorzitter
01-01-2000
01-01-2017
Notaris te Oirschot
Benoemd namens de deelnemers en pensioengerechtigden: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
A.B.M. Baakman
Voorzitter
01-01-1996
01-01-2014
Gepensioneerd
L. Bosselaar
Plv. Bestuurslid
01-11-2011
01-11-2017
Secretaris BMN / Notarisklerk te Kampen
A. Hoekstra
Secretaris
01-01-1986
01-01-2015
Bestuurslid BMN / Gepensioneerd
M.J. van der Werf
Bestuurslid
01-01-1993
01-07-2016
Voorzitter BMN
In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris. Administratiecommissie L. Bosselaar Mw. mr. K.A.J. van Geest A. Hoekstra (voorzitter) Mr. A.J.A. Marks Beleggingscommissie A.B.M. Baakman Mr. M.A. van Gaalen Mr. J.P. Loof (voorzitter) M.J. van der Werf Commissie integraal risicomanagement L. Bosselaar Mr. M.A. van Gaalen (voorzitter) Jaarwerkcommissie A.B.M. Baakman A. Hoekstra Mr. M.A. van Gaalen Verantwoordingsorgaan Mr. C.W. de Monchy (voorzitter), namens de werkgevers H. Sieders en mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden
8
Jaarverslag 2012
Deelnemersraad H. Sieders en mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein4, namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie Voor 2013 volgt er een selectieprocedure voor het samenstellen van een nieuwe visitatiecommissie Certificeerders PricewaterhouseCoopers accountants, externe accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer Mr. J.P. van der Stap Organogram van de situatie ultimo 2012
4
Per 1 januari 2013 is de heer J. Kaptein benoemd als opvolger van de heer L. Stolp in de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan.
9
Jaarverslag 2012
1. 1.1
Financiële positie en beleid in 2012 Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van de marktrente, de ontwikkeling van het beleggingsresultaat of demografische ontwikkelingen. In paragraaf 1.2 zal het verloop van de dekkingsgraad over 2012 nader toegelicht worden. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat zal in paragraaf 2.6 worden toegelicht. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf (6.4.3.1) van de jaarrekening worden behandeld. De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid (inclusief het toeslagenbeleid) is er op gericht om deze doelstelling te realiseren. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. In paragraaf 1.3 wordt hier uitgebreid op ingegaan.
10
Jaarverslag 2012
1.2
Financiële opzet en positie
De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2012 100,2%. Ontwikkeling dekkingsgraad Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld. 2012 89,4% 0,0% -0,3% 0,0% 12,4% -5,1%
2011 96,9% -0,1% 0,0% 0,0% 6,8% -13,2%
0,7%
-1,0%
97,1%
89,4%
3,1%
0,0%
100,2%
89,4%
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect indexatie Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Overige effecten Dekkingsgraad 31 december (voor korting) Effect korting Dekkingsgraad korting)
31
december
(na
In de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur einde 2012, die voor het vaststellen van de TV wordt gehanteerd, is de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Per saldo heeft de renteverandering een verhogend effect gehad op de technische voorzieningen van 48.874 en heeft een dalend effect op de dekkingsgraad van 5,1%. Bij het vaststellen van de technische voorzieningen ultimo 2012 is gebruik gemaakt van de nieuwe Prognosetafel 2012-2062 van het AG in combinatie met de fondsspecifieke Towers Watson-ervaringssterfte 2012. Dit heeft geleid tot een afname ter grootte van 1.885 en heeft een stijgend effect van circa 0,3% op de dekkingsgraad. Het fonds heeft in 2012 aangekondigd om per 1 april 2013 een korting van 3,2% door te voeren. Deze korting is meegenomen in de dekkingsgraad ultimo 2012 en heeft een stijgend effect op de dekkingsgraad van 3,1%. In totaal zijn de technische voorzieningen toegenomen met 28.472. Daarnaast is het vermogen in het verslagjaar met 115.835 gestegen. Het pensioenfonds heeft een positief resultaat behaald van 87.359. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot 1.723. De dekkingsgraad per 31 december 2012 komt door deze oorzaken per saldo 10,8%-punt hoger uit.
11
Jaarverslag 2012
Ultimo 2012 bedraagt de RTS circa 2,5% (2011: 2,7%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad ultimo
2012
2011
2010
2009
2008
100,2%
89,4%
96,9%
93,0%
88,0%
De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt 104,3% (2011: 104,3%). De dekkingsgraad die voortvloeit uit de bepaling van het vereist eigen vermogen (VEV) bedraagt 111,3% (2011: 112,1%). Ultimo 2012 en ultimo 2011 was derhalve sprake van een dekkingstekort en een reservetekort. Hiervoor is in 2009 een korte termijn- en lange termijnherstelplan ingediend.
12
Jaarverslag 2012
1.2.1
Totstandkoming herstelplan
In 2009 heeft het pensioenfonds een korte termijn herstelplan ingediend bij DNB omdat de dekkingsraad in 2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 is de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen. Beschrijving van het korte termijn herstelplan op hoofdlijnen Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. In augustus 2009 heeft het pensioenfonds een aangescherpte versie ingediend. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Het kortetermijnherstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen:
Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. In de versie van augustus 2009 is hieraan toegevoegd: Een voorgenomen korting van 6,8% per 1 januari 2012 op alle pensioenaanspraken.
Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve rentespiraal had aldus in de situatie van het pensioenfonds ook geen effect meer op de hoogte van de dekkingsgraad. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
13
Jaarverslag 2012
De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013 Premie De premie is kostendekkend Sturings Toeslagen Geen toeslagverlening tot 2018 middelen Beleggingen Aanpassing van de rentecurve vanaf Rentetermijnstructuur 2014 met toestemming van DNB (forward rates) Overige Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023
Effect op dekkingsgraad Korte Lange termijn termijn 88,0% 105,0% 1,1% -8,9% 0,0% -4,5% 9,7% 13,1% 0,6%
6,3%
5,6%
4,2%
105,0%5
115,2%
In 2012 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect toeslagverlening Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Overige effecten Dekkingsgraad 31 december
1.2.2
Verwacht 2012 101,8% -0,1% 0,1% 0,0% 1,8%
Werkelijk 2012 89,4% 0,0% -0,3% 0,0% 12,4%
0,0%
-5,1%
-0,1% 103,5%
3,8% 100,2%
Ontwikkeling herstelplan en korting
Korting van 2,1% per 1 januari 2011 In het herstelplan worden de maatregelen uiteengezet die het pensioenfonds neemt om uit herstel te komen. Op 23 november 2010 heeft het bestuur definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% op 1 januari 2011 te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat. Wel is de verlaging een jaar eerder ingegaan.
5
Het minimum vereist eigen vermogen is later vastgesteld op 104,3%.
14
Jaarverslag 2012
Voorgenomen kortingsbesluit 7% per 1 april 2013 Jaarlijks voert het pensioenfonds een evaluatie uit van het herstelplan. Op basis van de dekkingsgraad ultimo 2011 was duidelijk dat het pensioenfonds, ondanks de eerdere korting, achterliep op het herstelpad. Bij toepassing van de nieuwe –lagere- rendementsparameters bleek uit de evaluatie dat een korting van 9,3% benodigd was. De Nederlandsche Bank heeft in een algemene richtlijn aangegeven dat vooralsnog de korting gemaximeerd kan worden op 7%. Het pensioenfonds heeft besloten van deze handreiking gebruik te maken. Definitief kortingsbesluit 3,2% per 1 april 2013 Eind 2012 is wederom een evaluatie uitgevoerd, die heeft geresulteerd in een korting van 3,2% per 1 april 2013. Deze korting is met ingang 31-12-2012 verwerkt in de voorziening pensioenverplichting. De lagere korting dan in eerste instantie aangegeven is, wordt met name verklaard door het positief effect van de invoering van de UFR.
1.3
Beleid en beleidskeuzes
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren. Versoberde regeling noodzakelijk Het beleid van het bestuur is om tegen betaling van een kostendekkende premie een middelloonregeling met een voorwaardelijk toeslagbeleid te realiseren. Het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid zijn de belangrijkste sturingsmiddelen van het bestuur. De huidige doorsneepremie staat op gespannen voet met de eisen ten aanzien van de (gedempte) kostendekkende premie. Het bestuur heeft per 1 januari 2012 de middelloonregeling versoberd, dit was reeds besloten in het najaar van 2011. De pensioenregeling 2012 is beschreven in paragraaf 3.5.1. In de komende paragrafen wordt het in 2012 gevoerde beleid in samenhang met de pensioenregeling beschreven.
1.3.1
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt in de regeling tot en met 2011 maximaal 50% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Sinds 1 januari 2010 zijn gezien de financiële positie geen toeslagen verleend. In de pensioenregeling van 2012 is de toeslagambitie aangepast van 50 naar 25 procent. De toeslagambitie is bijgesteld als onderdeel van de maatregelen om de pensioenregeling financieel sluitend te maken. Het bestuur kan afhankelijke van de financiële positie besluiten tot een hoger percentage.
15
Jaarverslag 2012
1.3.2
Financieringsbeleid
De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premie-inkomsten. Het pensioenfonds hanteert – conform de gemaakte afspraken - een doorsneepremie. De jaarpremie in 2011 voor de pensioenregeling bedroeg 20% van de pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. Per 2012 is dit verhoogd naar 22%. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, die op basis van wetgeving onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer wordt vastgesteld. De herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen, dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan: - de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; - de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; - de premie om de uitvoeringskosten te financieren; - de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing. Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit dezelfde componenten als de kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie voor 2012 bedraagt € 16,1 miljoen (2011: € 19,3 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2012 bedraagt € 23,1 miljoen (2011: € 22,4 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Invoering gesplitste premiekorting In 2011 is het inzicht gekomen dat bij continuering van de huidige pensioenregeling en het huidige financieringsbeleid de toekomstige betaalbaarheid onder druk komt te staan. Het bestuur heeft daarom besloten om per 1 januari 2012 belangrijke wijzigingen door te voeren in de doorsneepremie en de pensioenregeling. De doorsneepremie is verhoogd naar 22% en de jaarlijkse opbouw kan verlaagd worden als de premiedekkingsgraad te laag is, de zogeheten gesplitste premiesystematiek. Dit is het geval als er sprake is van een dekkingstekort. Hiermee wordt gewaarborgd dat de premie bijdraagt aan herstel. Bij de evaluatie van het herstelplan is besloten dat de opbouw in 2013 1,1915% bedraagt. Dit percentage is tot stand gekomen door het formeel volgens de abtn bepaalde opbouwpercentage van 1,9% te corrigeren voor de samenloop met de pensioenkorting van 3,2%.
1.3.3
Herverzekeringsbeleid
Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract in 2010 verlengd voor een periode van vijf jaar. AEGON beheert vanaf februari 2012 volledig het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico. Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder bedraagt dan - 8,5% van de geboekte
16
Jaarverslag 2012
bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor rekening van de verzekeraar.
1.3.4
Beleggingsbeleid
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Om de doelstelling te realiseren voerde het pensioenfonds tot 2012 een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dat wil zeggen: het realiseren van hoger rendement dan de performance van de benchmark, binnen de vastgestelde restricties, op basis van de marktvisie van de geselecteerde vermogensbeheerders. In het najaar van 2011 heeft het bestuur het besluit genomen om de actieve beleggingsstijl te wijzigen in een passieve beleggingsstijl en daarmee afscheid te nemen van de vermogensbeheerder AllianceBernstein. Het bestuur heeft de overtuiging dat de extra risico’s en kosten van actief beheer, niet meer opwegen tegen de positieve kans op extra rendementen. De implementatie van de passieve beleggingsstijl, inclusief de transitie naar een andere vermogensbeheerder, vond op 23 februari 2012 plaats. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voor. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Maandelijkse monitoring en bijsturing zorgen ervoor dat deze grenzen niet overschreden worden Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het bestuur gekozen beleggingsmix voldoet. Ook volgde uit deze studie dat de huidige mate van renteafdekking (70%) volstaat. Wel volgde uit de studie dat de feitelijke premie in veel scenario’s lager uitvalt dan de kostendekkende premie. Deze bevinding heeft bijgedragen aan de besluitvorming omtrent de nieuwe pensioenregeling en doorsneepremie vanaf 2012.
17
Jaarverslag 2012
Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld.
Ondergrens
Strategisch
Bovengrens
Feitelijke allocatie per 31 december 2011
Benchmark
Vastrentende waarden
53,0%
67,5%
80,0%
70,2% Customized incl. derivaten MSCI World Index (hedged to euro)
Aandelen
20,0%
27,5%
35,0%
23,9% S&P GSCI Index ER
Grondstoffen
0,0%
2,0%
5,0%
2,1% US$-overnight rate index
Vastgoed beleggingen
0,0%
2,0%
5,0%
1,7% TKP Real Estate Top Funds Index
GTAA
0,0%
1,0%
2,0%
2,1% Merrill Lynch EMU AAA Government index
-2,5%
0,0%
2,5%
0,0% 1-maands Euribor
Liquiditeiten
Totaal
100%
100,0%
1.3.5
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
Risicomanagement staat nadrukkelijk op de agenda van het pensioenfonds om een actueel en volledig beeld te kunnen verschaffen van alle relevante risico’s, zodat eventuele noodzakelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Daarbij gaat het niet alleen om financiële risico’s, maar evenzeer om niet-financiële risico’s, zoals operationele en uitbestedingsrisico’s. Ook De Nederlandsche Bank heeft het toezicht op het beheersen van de risico’s door pensioenfondsen aangescherpt, mede naar aanleiding van de conclusies uit het rapport van de commissie Frijns in 2010. Het beleid van het bestuur van het pensioenfonds is gericht op beheersing van de thans geïdentificeerde risico’s en speelt in op de complexiteit van de risico’s, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de toenemende eisen van de toezichthouders. In de bestuursvergadering 9 april 2013 heeft het bestuur besloten om het integraal risico management (IRM) het jaar rond te agenderen en specifieke bestuursleden voor specifieke risico gebieden aan te wijzen. Op deze wijze zal gedurende het gehele jaar tijdens de bestuursvergaderingen een deel van het IRM worden doorgenomen waarna direct eventuele noodzakelijk maatregelen door het bestuur kunnen worden genomen. Op deze wijze is sprake van een constante risicoanalyse door het bestuur.
18
Jaarverslag 2012
2.
Beleggingen
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie de contacten met de externe vermogensbeheerders. Het bestuur heeft AEGON Asset Management aangesteld als de externe vermogensbeheerder om binnen de gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de geformuleerde randvoorwaarden. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie.
2.1
Algemeen
Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een Asset Liability Management (ALM) studie en continuïteitsanalyses. Op basis hiervan is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening. Er wordt in vier verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te optimaliseren: - vastrentende waarden; - aandelen; - vastgoed; - grondstoffen. De performance over 2012 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande tabel weergegeven, de genoemde percentages zijn exclusief in rekening gebrachte kosten. 2012 Gerealiseerd %
Benchmark %
Aandelen*
15,77
14,34
Vastrentende waarde
10,50
9,18
Vastgoed
-6,65
-6,65
Grondstoffen
-0,07
0,01
1,32
7,51
109,53
0,00
GTAA Long Duration Overlay ** Liquide middelen Totaal **
16,76
*Dit rendement bestaat uit het rendement van het Alliance Bernstein Global Style Blend Equity Fund tot 01-03-2012 en van het rendement van het AEGON World Equity Index Fund vanaf 01-03-2012.
19
Jaarverslag 2012
** De belegging in het AEGON Long Duration Overlay is bedoeld om het renterisico ten opzichte van de verplichtingen af te dekken. Om die reden is er geen sprake van een benchmarkrendement voor Long Duration Overlay en dus ook niet voor de totale portefeuille. De benchmark van LDO is het fondsrendement.
2.2
Aandelen
In de eerste twee maanden van 2012 werd het aandelenbeheer uitgevoerd door Alliance Bernstein. Per 1 maart 2012 is het aandelenbeheer overgebracht naar AEGON. Het beleggingsbeleid van de aandelenportefeuille is passief met een brede spreiding over internationale markten. Daarnaast wordt het valutarisico voor de beleggingen genoteerd in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen afgedekt. Voor beleggingen in andere valuta geldt dat het valutarisico niet afgedekt wordt.
2.3
Vastrentende waarden
Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van AEGON, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen, particuliere hypotheken en “Long Duration Overlay” (LDO). Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. In 2012 gold een verhouding van 70% voor het afdekken van het renterisico. Per 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan.
2.4
Vastgoedbeleggingen
Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Top Funds dat belegt in aandelen van vastgoedbedrijven en is wereldwijd gespreid
2.5
Overige beleggingen
De beleggingen in grondstoffen geschieden in het AEGON Global Commodity Fund. Dit fonds betreft een (passieve) belegging in grondstofderivaten waarbij de Goldman Sachs Commodity Index gevolgd wordt. Naast deze hoofdcategorieën wordt tevens belegd in het AEGON Global TAA+ Fund (GTAA). Dit beleggingsfonds behelst een zogeheten overlay structuur (er wordt met relatief weinig waarde een relatief hoge exposure aangegaan) om met tactisch beleid van de vermogensbeheerder extra waarde toe te voegen aan de portefeuille van het Pensioenfonds. Hiervoor maakt het fonds gebruik van derivaten. Vanuit de wens van het bestuur om voor de aandelenportefeuille passief te beleggen is met ingang van 2013 besloten om uit het GTAA fonds te treden.
2.6
Terugblik 2012
Macro-economisch gezien was 2012 voor veel Europese landen een moeilijk jaar met stagnerende groei, oplopende werkloosheid en forse begrotingstekorten. Dit remde de binnenlandse vraag, zodat deze landen het vooral van hun export naar buiten de Europese Unie moesten hebben. Ook China had last van de Europese recessie omdat het minder kon exporteren. Verder zat China door een grote investeringsgolf met omvangrijke, maar wel onrendabele bouw- en woningprojecten in zijn maag. Door al deze problemen was het twijfelachtig of China zijn hoge groeipercentages kon handhaven. In de loop van 2012 bleek de Chinese economie toch goed te presteren.
20
Jaarverslag 2012
Begin 2012 was er in Europa euforie door de geldmarktoperaties van de Europese centrale bank. Door de tegenvallende economische en fiscale cijfers was het optimisme echter maar van korte duur. Bovendien leidde de ‘vrijwillige’ sanering van Griekse schulden niet tot een houdbaar schuldniveau. Nadat een anti-Europa-partij vervolgens de Griekse verkiezingen won, laaide de onrust op de financiële markten daarom extra sterk op. Vervolgens stond Spanje weer in de spotlights toen bleek dat de Spaanse banken dieper in de problemen zaten dan gedacht. Het land kreeg uiteindelijk steun om de banken te herkapitaliseren, maar dit bracht weinig rust op de markt en de Spaanse kredietopslag liep verder op. Na de onrust in de eerste helft van 2012 kalmeerden de markten zich in de zomer. De voorzitter van de Europese centrale bank, Mario Draghi, gaf hiervoor de eerste aanzet met zijn belofte om al het mogelijke te doen om de euro te redden. Beleggers kregen hierdoor meer vertrouwen, wat tot een scherpe rally van de aandelenkoersen leidde. In september voegde de Europese centrale bank de daad bij het woord met de aankoop van staatsobligaties van probleemlanden als Italië en Griekenland. Weliswaar leidden alle maatregelen van 2012 niet meteen tot een hogere economische groei, ze zorgden wel voor afnemende staartrisico’s en een stijgend vertrouwen onder aandelenbeleggers. Voor de grondstoffenmarkt begon het jaar positief. Het sentiment was vooral positief door sterke economische cijfers in de Verenigde Staten en steunoperaties van de Europese centrale bank. Tegelijkertijd zorgde de blijvende onrust in het Midden-Oosten voor een stijgende olieprijs die de hele energiesector meetrok. Het afgelopen jaar was een zeer goed beleggingsjaar voor het pensioenfonds. Het rendement, inclusief het Long Duration Overlay (LDO), voor de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is uitgekomen op 16,76%6. Dit percentage kunnen we onderverdelen in het belegd vermogen dat ondergebracht is bij AEGON; waarbij de vastrentende waarden zonder LDO een performance had van 10,5% (benchmark 9,18%), De performance van alle onderdelen binnen de vastrentende portefeuille was in absolute zin hoog. Wel waren er verschillen tussen de categorieën. Opvallend hoog was het rendement op bedrijfsobligaties in opkomende landen (Emerging Market Debt) van 20,37% en op bedrijfsobligaties (Credits) van 15,25%. Ten opzichte van de benchmarks van de verschillende categorieën was de performance van vrijwel alle fondsen positief. Alleen op staatsobligaties werd iets minder gepresteerd ten opzichte van de benchmark. Het Tactical Interest Rate Overlay (TIRO) boekte absoluut en relatief gezien een zeer goede performance. Voor aandelen (inclusief het aandelenbeheer bij Alliance Bernstein) was de totale performance in 2012 voor het pensioenfonds 15,77% (voor kosten). Op vastgoed werd in absolute zin een negatief rendement behaald. Grondstoffen boekten in 2012 een licht negatief rendement.
2.7
Vooruitblik 2013
Door de maatregelen van de Europese Unie en de Europese centrale bank zijn de risico’s op de lange termijn flink gedaald. Toch zijn niet alle risico’s verdwenen. Zo blijft het risico bestaan dat de Griekse regering valt en loopt het macro-economische en fiscale aanpassingsproces in Spanje wellicht vertraging op. We verwachten dat de rente van de Europese kernlanden laag blijft. In de huidige situatie van lage economische groei en geringe inflatiedruk, houdt de Europese centrale bank de officiële rente vermoedelijk laag. Tegelijkertijd blijft de vraag naar
6
Genoemd percentage is exclusief in rekening gebrachte kosten. Inclusief kosten bedraagt het percentage 16,29%
21
Jaarverslag 2012
veilige staatsobligaties groot vanwege de benodigde liquiditeiten en omdat financiële instellingen behoefte aan een degelijk onderpand hebben. Voor bedrijfsobligaties is gezien de historisch lage effectieve rente een herhaling van het uitzonderlijk hoge rendement van 2012 niet waarschijnlijk. Wel blijven bedrijfsobligaties in vergelijking met staatsobligaties aantrekkelijk, omdat de risicopremie nog steeds aanzienlijk is. Ondanks het koersherstel van 2012 blijft de waardering van Europese aandelen in internationaal perspectief aan de lage kant. Gematigd economisch herstel lijkt dan ook niet in de koersen te zijn verdisconteerd. Toch zijn er wel degelijk redenen voor voorzichtig optimisme, vooral door de daadkrachtige aanpak van de Europese problemen, het eerste akkoord over de Amerikaanse begroting, en het uitbodemen van de Chinese economische groei. De vooruitzichten voor beursgenoteerd vastgoed blijven gematigd. Het dividendrendement is stabiel en aantrekkelijk, zeker in vergelijking met de aanhoudend lage rente. Verder hebben vastgoedbedrijven de lage rente massaal aangegrepen om hun schuldpositie te verbeteren. Een stijging van de rente kan de winst echter drukken, aangezien deze tot hogere rentelasten leidt. De verwachting voor grondstoffen is neutraal tot negatief. Er heerst grote onzekerheid over de wereldwijde economische groei, omdat de G7 met hoge staatsschulden kampt. Ook de vraag uit de opkomende landen lijkt af te nemen, terwijl de voorraden toenemen. Hierdoor verwachten we dat de grondstofprijzen licht dalen. Echter, nieuwe spanningen in het MiddenOosten en extra monetaire verruiming van de Amerikaanse of Europese centrale bank kunnen een opwaarts effect hebben op vooral de metaal- en energieprijzen. Al met al gaan we uit van forse verschillen tussen de diverse sectoren. Beleggingsmandaat 2013 Het bestuur heeft eind 2012 besloten om vanaf 2013 niet meer te participeren in GTAA, de reden hiervoor komt voort uit de wens voor een passief beleggingsbeleid in aandelen. Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2013 Beleggingscategorieën Beleggingscategorieën Minimum % Strategisch % Maximum %
56,50 20,00
66,50 30,00
76,50 40,00
Feitelijke allocatie % per 31-122012 66,75 29,87
Grondstoffen
0,00
2,00
5,00
2,01
Vastgoed
0,00
1,50
5,00
1,36
Vastrentende waarden Aandelen
22
Benchmark
* MSCI All country World Net Index (USD, GBP, JPY, hedged to €) cst S&P GSCI Index ER (hedged) € overnight TKP Pensioen Real Estate Top Funds
Jaarverslag 2012
Liquide middelen
-5,00
Totale portefeuille
0,00
5,00
100,00
0,01
1-maands euribor
100,00
* Deze beleggingscategorie bestaat uit meerdere onderliggende fondsen met ieder een eigen benchmark, daarom kunnen wij voor deze categorie géén benchmark noemen. In onderstaande tabel staan de benchmarks. De genoemde strategische wegingen gelden per 1-1-2013. Deze strategische wegingen zijn anders dan in 2012. Om die reden is de feitelijke allocatie in de portefeuille per 31-12-2012 al aangesloten op de gewijzigde strategische wegingen voor 2013.
Beleggingsmandaat Vastrentende waarden Notariaat 01-01-2013 Fixed Income Beleggingscategorieën Minimum % Minimum Strategisch % % Core Eurozone (IDX) AEGON Core 35,70 41,50 Eurozone Government Bond Index Fund European Credits
Maximum % 50,00
AEGON European Credit Fund
10,00
22,50
30,00
High Yield
AEGON Global High Yield Fund (EUR)
0,00
4,50
8,00
Long Duration Overlay
AEGON Long Duration Overlay AEGON Tactical Interest Rate Overlay
2,80
7,00
14,00
0,00
2,00
4,00
Emerging Market Debt
AEGON Emerging Market Debt Fund (EUR)
0,00
4,50
8,00
Hypotheken
AEGON Hypotheken-fonds
10,00
18,00
20,00
Tactical Interest Rate Overlay
Totale portefeuille
2.8
Benchmark Merrill Lynch Core Eurozone Government Bond Index (cst) Barclays Capital Euro Corp Bond Index 70%BarclaysC apital USHV (EUR,cst)30%BarclaysC apital HYEUR(cst)
Merril Lynch European Union Government Bond Index JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Diversified (hedged) JP Morgan Government Bond Index Traded Netherland
100,00
Corporate Governance
Het bestuur is van mening dat het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft die zich ook uitstrekt op het gebied van beleggingen. Maar het pensioenfondsbestuur
23
Jaarverslag 2012
streeft primair naar een zo hoog mogelijk beleggingsrendement om de pensioenbelangen van de betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij wil het bestuur waar mogelijk duurzaamheid mede in ogenschouw nemen. Hierin past het streven om niet te beleggen in diensten, producten, productiewijzen, enzovoort, die een bedreiging vormen voor die duurzaamheid. Onderstaand is aangegeven hoe de beide vermogensbeheerders van het pensioenfonds omgaan met het fenomeen maatschappelijk verantwoord beleggen. AEGON, als vermogensbeheerder van de vastrentende-, vastgoed- en grondstoffenportefeuille van het pensioenfonds, sluit met haar beleggingsbeleid aan bij de “Code of Conduct” die AEGON wereldwijd voert. De in deze code vastgelegde standaarden gelden voor de bedrijven waarin AEGON belegt. Beleggingen volgens deze Code of Conduct sluiten actieve beleggingen uit in bedrijven die clusterbommen en chemische wapens produceren, ernstige milieuverontreinigende bedrijven en bedrijven die kinderarbeid toestaan. Wanneer het bestuur op dit gebied keuzes maakt, zullen die ook uitvoerbaar moeten zijn voor de beheerders. Wanneer dit niet het geval zou blijken te zijn, zal dus ook de relatie met de vermogensbeheerder als zodanig moeten worden geëvalueerd. Van belang hierin is vanzelfsprekend de visie van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Bij dit onderwerp past de kanttekening dat de verschillende “Social Responsible Indices” verschillende maatstaven hanteren in hun definitievorming inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. En ook wetenschappers op dit gebied lijken nauwelijks in staat exact te formuleren hoe in hun ogen de grenzen van toelaatbare gradaties getrokken kunnen worden. Gezien het feit dat het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen sectorbreed een actueel onderwerp van gesprek is, volgt het bestuur de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend. Het bestuur maakt hierbij o.a. gebruik van de onderzoeken die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen voor de gehele sector uitvoert.
2.9
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks volgens wettelijke regels vastgesteld (de z-score). De gemiddelde z-score over een periode van 5 jaar bepaalt de score voor de zogenoemde “performancetoets”. In 2007 is het Vrijstellingsbesluit aangepast. Een van de aanpassingen is dat voortaan bij de performancetoets 1,28 moet worden opgeteld, zodat een pensioenfonds geen onvoldoende meer haalt bij de score van –1,28. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. De z-score en performancetoets van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt (ook de cijfers over de jaren vóór 2007 zijn opgesteld op basis van de nieuwe methodiek):
24
Jaarverslag 2012
Z-score (1-jaars) Performance toets (5-jaars)
2012 0,82 7,27
2011* 2,14 6,38
2010 4,94 5,74
2009 1,23 3,75
2008 4,26 3,01
* De vergelijkende cijfers met betrekking tot de z-score en performancetoets over 2011 zijn aangepast ten opzichte van het jaarverslag van 2011, omdat na vaststelling van het jaarverslag deze cijfers zijn gecorrigeerd en opnieuw zijn ingediend bij DNB.
De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 7,27, met inachtneming van het aangepaste Vrijstellingsbesluit. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0, zodat geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds voor deze toets ruimschoots boven de kritieke grens zit. De jaarlijkse z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. De bepaling van het benchmarkrendement heeft plaatsgevonden op basis van het strategische beleggingsbeleid, rekening houdend met het feitelijke gevoerde renteafdekkingsbeleid en het reguliere rebalancingbeleid. Bij de bepaling van het benchmarkrendement wordt rekening gehouden met de feitelijke werking van het mandaat, met het feit dat de allocatie naar het vastgoedfonds (TOP TREF) gedurende 2012 niet is teruggebracht naar de normweging en met het per 23 februari 2012 beëindigen van de participatie in het AllianceBernstein Global Style Blend fonds en de allocatie naar het Aegon World Equity Index Fund. Voor de bepaling van de z-score 2012 is gebruik gemaakt van het feitelijk behaalde rendement en een benchmarkweging van het Aegon LDO Fund.
25
Jaarverslag 2012
3.
Pensioenen
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2012 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
3.2
Pensioencommunicatie
Net als in de afgelopen jaren stonden de pensioenfondsen in 2012 andermaal volop in de belangstelling. Met name de lage rente en de economische crisis speelden de pensioenfondsen parten. De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat moest in februari 2012 aankondigen dat de pensioenen in 2013 zeer waarschijnlijk verlaagd moeten worden. Ook was de implementatie van de nieuwe regeling een feit. Essentieel in slechte tijden is duidelijk en op het juiste moment te communiceren met de verschillende doelgroepen. Met goede communicatie kan het pensioenfonds de juiste verwachtingen scheppen, mensen bewuster maken van hun pensioen en een bijdrage leveren aan de beeldvorming over pensioenen in het algemeen en die van het pensioenfonds in het bijzonder. Tegelijkertijd kan gezegd worden dat de communicatie van het pensioenfonds niet de meeste invloed heeft op wat mensen weten van pensioenen en hoe ze denken over pensioenen. Met name de media spelen een veel belangrijker rol in de informatievoorziening en beeldvorming. Desondanks blijft de communicatie van het pensioenfonds belangrijk. Daarom stelt het pensioenfonds ieder jaar een communicatieplan vast waarin de communicatiedoelstellingen en de in te zetten communicatiemiddelen worden vermeld. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen: deelnemers; gewezen deelnemers (slapers); gewezen partners van de deelnemers (bij scheiding); pensioengerechtigden (mensen die een arbeidsongeschiktheid-, ouderdoms-, partnerof wezenpensioen ontvangen); werkgevers. Website aangepast aan nieuwe regeling Op 1 januari 2012 ging de nieuwe pensioenregeling van het fonds in. Eind 2011 werden alle doelgroepen hierover geïnformeerd. In de eerste week van januari was de website aangepast aan de nieuwe regeling. Verder werd de content van de website in 2012 met regelmaat ververst. Ook werd de dekkingsgraad iedere maand gepubliceerd. In 2012 werd op de website drie keer een poll geplaatst. Bezoekers van de site kunnen via de poll reageren op een stelling over pensioen. De poll is bedoeld de website interactiever te maken.
26
Jaarverslag 2012
Brief pensioenverlaging 2013 In februari 2012 ontvingen alle doelgroepen een brief waarin werd aangekondigd dat het pensioenfonds zeer waarschijnlijk in 2013 de pensioenen met 7% moet verlagen. In februari 2013 is de daadwerkelijke korting van 3,2% gecommuniceerd. Voor de brieven werd waar mogelijk gebruikgemaakt van de voorbeelden van de Pensioenfederatie. Reguliere communicatie deelnemers en gepensioneerden Ieder jaar verstuurt het pensioenfonds de volgende verplichte communicatiemiddelen:
Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). In het pensioenoverzicht staat o.a.: - opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari; - A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website.
Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2012 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
Digitale nieuwsbrief voor werkgevers In september 2012 werd de eerste digitale nieuwsbrief voor werkgevers verstuurd. Voor de digitale nieuwsbrief moesten werkgevers zich eerst aanmelden. Op dit moment heeft de nieuwsbrief ruim 300 abonnees, wat een goede score genoemd mag worden. Nieuwsbrief Mijn pensioen In 2012 ontvingen deelnemers twee keer de nieuwsbrief ‘Mijn pensioen’, namelijk in juni en in december. In de nieuwsbrief van juni lag de focus op de AOW datum en het langer doorwerken, de nieuwsbrief van december ging in op de situatie van het fonds met een vooruitblik op het verlagen van de pensioenen. In 2012 ontvingen gepensioneerden aan het begin van het jaar de specificatie met de nieuwe pensioenbedragen en de jaaropgave. Daarnaast ontvingen de gepensioneerden in maart de nieuwsbrief ‘Mijn pensioen’. Er was aandacht voor onder andere de pensioenverlaging en de nieuwe pensioenregeling. Nulmeting Eind 2012 werd een nulmeting uitgevoerd onder de deelnemers van het pensioenfonds. Onderwerp was de communicatie van het pensioenfonds. De resultaten zijn begin 2013 bekend en op basis van de uitkomsten wordt de communicatie van het pensioenfonds aangescherpt. Pensioenkrant ‘Mijn pensioen’ De deelnemers en pensioengerechtigden hebben in 2012 twee pensioenkranten ontvangen, vier in totaal. In deze pensioenkranten is onder meer aandacht besteed aan de nieuwe pensioenregeling, de financiële situatie van het pensioenfonds, de pensioenplanner en het Pensioenakkoord.
27
Jaarverslag 2012
3.3
Pensioenadministratie
Portaal Voor de werkgevers en gemachtigde administratiekantoren is een werkgeversportaal aanwezig. Op het werkgeversportaal kunnen zij loongegevens aanleveren, in-en uitdienstmeldingen doorgeven, aangeleverde gegevens raadplegen, contactgegevens onderhouden en notaspecificaties inzien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld. Gegevensaanlevering Elke wijziging in de gegevens van werknemers die zich voordoen, kunnen via het portaal worden doorgegeven. In 2012 zijn er geen problemen geweest met de gegevensaanlevering. Aangeleverde gegevens zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Nota’s Elke maand worden de nota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. De nota’s worden maandelijks achteraf verstuurd. De specificatie van de nota’s zijn door de werkgevers te raadplegen via het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verstuurd naar de werkgevers. Assurance rapport Ieder jaar worden de Assurance rapporten opgevraagd bij alle aangesloten werkgevers. Het doel van het Assurance rapport is te controleren of de gegevens bij pensioenuitvoerder TKP overeenkomen met de gegevens van de werkgever. Het Assurance rapport wordt opgesteld door een accountant. Rapporten kunnen met of zonder bevindingen terug gestuurd worden. De rapporten moeten uiterlijk vóór 1 mei binnen zijn, anders wordt een boete opgelegd. Begin 2012 is het proces gestart over 2011. Ruim 800 werkgevers is gevraagd een Assurance rapport op te sturen. Elke werkgever heeft een rapport terug gestuurd. Hiervan zijn 269 rapporten met bevindingen binnengekomen. Alle rapporten met bevindingen zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt
28
Jaarverslag 2012
3.4
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november 2011 in de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De Pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Transactiekosten in onderliggende beleggingsstructuren worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. Transactiekosten vloeien voort uit het vermogensbeheer, maar zijn ten behoeve van de transparantie separaat opgenomen. De transactiekosten betreffen de toe- en uittredingskosten die per transactie van het beleggingsfonds zijn ingehouden en bevatten niet de aan- en verkoopkosten van de onderliggende effecten in de fondsen zelf. In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie: 2012
2011
232
207
94
89
Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,27%
0,22%
Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,17%
0,11%
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en gepensioneerd) Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief, slapend en gepensioneerd)
De stijging van 12,1% van de pensioenuitvoeringskosten voor actieven en gepensioneerden wordt veroorzaakt door een daling van het aantal deelnemers tegenover een kostenstijging van ca. € 133.000.
29
Jaarverslag 2012
3.5
Pensioenregeling
In 2011 heeft het bestuur besloten de pensioenregeling aan te passen.
3.5.1
Pensioenregeling 2012
De pensioenregeling is – vanaf 2012 - samengesteld uit de volgende onderdelen: Ouderdomspensioen De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op basis van het systeem van een middelloonregeling vastgesteld. De opbouw bedraagt 2,00% per deelnemersjaar. Het maximum salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd bedroeg in 2012 € 87.688. De pensioenleeftijd is 67 jaar. In het middelloonsysteem worden de salarisverhogingen alleen pensioengevend gemaakt voor de toekomstige deelnemersjaren. Wel wordt er naar gestreefd de pensioenrechten die over de verstreken deelnemersjaren zijn opgebouwd waardevast te houden, door deze jaarlijks te verhogen met een toeslag (indexatie). De toeslag zal echter uitsluitend worden verleend als de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, waarmee de toeslag nadrukkelijk een voorwaardelijk karakter heeft (zie onderstaand bij ‘toeslagenregeling’). Levenslang partnerpensioen De rechten van het levenslange partnerpensioen bedragen 70% van het ouderdomspensioen. Gedurende de actieve diensttijd wordt het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Hierdoor is er op de pensioendatum of bij eerdere beeïndiging van het deelnemerschap geen voorziening voor het partnerpensioen aanwezig. Om na de beëindiging van het deelnemerschap toch voor het partnerpensioen verzekerd te zijn, kan de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uitruilen voor een partnerpensioen. Dit partnerpensioen zal dan ook 70% van het gekorte ouderdomspensioen bedragen. Tijdelijk partnerpensioen Dit pensioen, uit te keren tot de 65-jarige leeftijd van de partner, bedraagt 15% van het pensioengevend salaris. Ook het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Wezenpensioen De aanspraak op wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt evenals het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Premievrijstelling Bij volledige arbeidsongeschiktheid (>65%) van een deelnemer wordt vrijstelling van premiebetaling verleend, terwijl de pensioenopbouw wordt voortgezet. Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van 45% tot 65% respectievelijk 35% tot 45% wordt 50% respectievelijk 25% van de premie van betaling vrijgesteld. Toeslagregeling Het bestuur heeft voor toeslagen een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de zogeheten “toeslagenmatrix”, die is opgenomen in de wijziging van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” zoals deze op 17 juli 2008 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het doel van deze matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Dit beleid van het bestuur komt er op neer dat toeslagen worden verleend afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds, waarbij de toeslagen worden gerelateerd aan het consumentenprijsindexcijfer. Het streefniveau is om 25% van de ontwikkeling van het prijsindexcijfer met toeslagen te kunnen compenseren.
30
Jaarverslag 2012
Omschrijving
Pensioenregeling vanaf 1 januari 2012
Pensioenleeftijd
67
Ouderdomspensioen
2,00% per dienstjaar
Franchise ouderdomspensioen
€ 14.445 (niveau 2011)
Levenslang nabestaandenpensioen
Risicobasis; 70% van het behaalbaar ouderdomspensioen
Franchise levenslang nabestaandenpensioen
Gelijk aan OP.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Risicobasis; 15% van het pensioengevend salaris
Reguliere premie
20% van de pensioengrondslagsom
Herstelpremie
2% van de pensioengrondslagsom
Toeslagambitie
25%
Mogelijkheid korting op pensioenopbouw actieve deelnemers
Ja
Prepensioen
Nee
3.6
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. Van alle hieronder aangegeven ontwikkelingen heeft het bestuur kennis genomen. Pensioenakkoord De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. Het akkoord zal leiden tot nieuwe ‘pensioencontracten’. Om de nieuwe contracten mogelijk te maken moet de pensioenwetgeving worden aangepast. Onder meer zal wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt dat opgebouwde aanspraken eerder dan nu gekort kunnen worden. Daarnaast zal een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) moeten gaan gelden en zullen de communicatievoorschriften aangepast worden. Vooruitlopend op de aanpassing van het FTK, heeft voormalig minister Kamp een hoofdlijnennotitie over het nieuwe FTK aangeboden aan de Tweede Kamer. Het nieuwe FTK zal sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze laten tussen een ‘nominaal contract’, dat lijkt op het bestaande en een ‘reëel contract’, dat nieuw is. In het reële contract zal het
31
Jaarverslag 2012
uitgangspunt zijn dat de pensioenaanspraken en –rechten worden aangepast aan de inflatie, echter in dit contract worden aanspraken en rechten sneller dan in het nominale contract aangepast aan tegenvallende beleggingsrendementen en/of een sneller stijgende levensverwachting. In beide contracten zal de dekkingsgraad gemiddeld worden door uit te gaan van een voortschrijdende gemiddelde over 12 maanden, waardoor pensioenfondsen minder afhankelijk zullen worden van dagkoersen op de financiële markten. In de notitie is onder meer opgenomen dat sociale partners en pensioenfondsen vooraf transparant zullen moeten zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn. Verder zullen pensioenfondsen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Ten slotte is aangegeven dat het ministerie komt met spelregels en voorwaarden die worden gesteld aan de besluitvorming voor het collectief invaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract). Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK eind 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ wordt geregeld dat zowel de AOWleeftijd als de fiscale pensioenrichtleeftijd omhoog gaat. Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden ‘Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen’ is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de datum waarop het recht ontstaat, de dag dus waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk verder omhoog. De eerste drie jaar lang met één maand, vervolgens drie jaar lang met twee maanden en daarna vijf jaar lang met drie maanden. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. De fiscale pensioenrichtleeftijd wordt in 2014 verhoogd van 65 naar 67 jaar. Daarna wordt deze jaarlijks aangepast aan de levensverwachting als daar aanleiding toe is. De maximum opbouwpercentages worden verlaagd; voor middelloonregelingen wordt het percentage verlaagd van 2,25% naar 2,15% en voor eindloonregelingen van 2,0% naar 1,9% (let wel: bij een pensioenleeftijd van 67 jaar). Ook de beschikbare-premiestaffels bij premieregelingen worden aangepast. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Dit kan betekenen dat de pensioenregeling (het opbouwpercentage) met ingang van 1 januari 2014 aangepast zal moeten worden om de regeling fiscaal zuiver te houden. De wet is in werking getreden op 1 januari 2013. De verwachting is echter dat een snellere verhoging van de AOW-leeftijd en de verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages in het regeerakkoord tot een nieuw wetsvoorstel zal leiden (zie hierna Regeerakkoord). Regeerakkoord De snelheid waarmee de AOW-leeftijd met de Wet ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ omhoog gaat, lijkt te worden aangepast. In het op 29 oktober 2012 gepubliceerde regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66ste, respectievelijk 67ste verjaardag (de eerste drie jaar lang een verhoging met één maand, vervolgens drie jaar lang met drie maanden en daarna drie jaar lang met vier maanden).
32
Jaarverslag 2012
In het regeerakkoord is ook opgenomen dat nog lagere maximale opbouwpercentages zullen gaan gelden dan in de genoemde wet is bepaald, te weten 1,75% voor middelloon en 1,6% voor eindloon. Daarnaast zal pensioenopbouw voor het salaris boven € 100.000 niet langer fiscaal worden gefaciliteerd. Dit betekent dat de premies over deze opbouw niet langer aftrekbaar zijn en het werkgeversaandeel wordt belast als loon. De plannen in het regeerakkoord zouden vanaf 2015 moeten gaan gelden. Septemberpakket pensioenen Voormalig staatssecretaris Krom van SZW heeft eind september 2012 in een brief aan de Tweede Kamer het “Septemberpakket pensioenen” aangeboden. Dit pakket richt zich primair op het jaar 2013 in de overgang naar een aangepaste Pensioenwet en een nieuw FTK in 2014 (de inwerkingtreding van de aanpassing is hierna echter uitgesteld tot 1 januari 2015; zie Pensioenakkoord). De verdere verslechtering van de financiële positie van pensioenfondsen in 2012 heeft de urgentie van maatregelen vergroot, aldus de staatssecretaris. In de eerste plaats wordt de rentecurve voor zeer langlopende verplichtingen in lijn gebracht met de rentecurve die voor verzekeraars geldt (de UFR-methode). Deze wijziging heeft een gunstig effect op de waardering van de verplichtingen. Een tweede maatregel is dat pensioenfondsen in 2013 de premie lager kunnen vaststellen dan is vereist voor herstel van de financiële positie van het pensioenfonds. Pensioenfondsen die reeds in 2011 of 2012 gebruik hebben gemaakt van deze ‘adempauze’, mogen deze maatregel slechts onder voorwaarden toepassen. Zo zal in dat geval de pensioenleeftijd in de regeling moeten worden verhoogd naar 67 jaar, zal de stijging van de levensverwachting per 1 januari 2013 moeten worden meegenomen in voorgenomen kortingen of toekomstige toeslagen en zal het toeslagbeleid moeten worden aangepast (geen toeslagverlening bij een dekkingsgraad lager dan 110%). De laatste maatregel betreft de spreiding van kortingen. Een in 2012 aangekondigde korting zou moeten worden doorgevoerd per 1 april 2013. Voor zover deze korting een percentage van 7% overstijgt, zou het meerdere niet op dat moment hoeven worden doorgevoerd, maar wel uiterlijk per 1 april 2014. In het Septemberpakket is nu geregeld dat voor zover de resterende korting per april 2014 7% overstijgt, deze kan worden uitgesteld naar april 2015. Ook pensioenfondsen die in 2012 geen korting hebben aangekondigd, kunnen, als deze fondsen aan het eind van de hersteltermijn niet voldoende zijn hersteld, gebruik maken van de spreiding en maximering van 7% per jaar. Als pensioenfondsen gebruik willen maken van de mogelijkheid kortingen te spreiden, zal aan dezelfde voorwaarden voldaan moeten worden als bij een ‘tweede adempauze’, te weten verhoging van de pensioenleeftijd, verwerking van de stijging van de levensverwachting in de korting en de aanpassing van het toeslagbeleid (zie hierboven). Verder heeft deze (uitgestelde) korting alleen betrekking op de aanspraken opgebouwd tot 31 december 2013. De maatregelen in het Septemberpakket en de nadere invulling daarvan heeft plaatsgevonden via een wijziging van de ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling per 1 januari 2013. Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het wetvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is in behandeling bij de Tweede Kamer. Tijdens de behandeling is een advies gevraagd aan de Sociaal Economische Raad, waarna een aantal aanpassingsvoorstellen is gedaan. De wet beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen verschillende bestuursmodellen. In het paritaire model bestaat het bestuur uit 33
Jaarverslag 2012
vertegenwoordigers van werkgever(s), werknemers en pensioengerechtigden en dit model lijkt sterk op het huidige model. Ook is er een keuze voor een onafhankelijk bestuur, waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. In het paritaire model komen de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan te liggen bij de nieuwe deelnemers- en pensioengerechtigdenraad, bestaande uit deelnemers en pensioengerechtigden. In het onafhankelijke model komen de bevoegdheden van zowel het huidige verantwoordingsorgaan, als de huidige deelnemersraad te liggen bij het nieuwe belanghebbendenorgaan. Dit laatste orgaan heeft dezelfde samenstelling als het bestuur in het paritaire model. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Bij bedrijfstakpensioenfondsen zal – ongeacht de inrichtingsvorm - altijd een raad van toezicht moeten worden gevormd. Het intern toezicht kan ook door middel van een one-tier board worden ingericht, waarbij het toezicht wordt uitgeoefend door een deel van het bestuur. Het one-tier board is naast het paritaire en onafhankelijke model als derde bestuursmodel opgenomen: het gemengd bestuur. Een combinatie van een gemengd bestuur met een paritair of onafhankelijk bestuur is ook mogelijk. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet zal, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur worden vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming/ontslag en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2013. Pensioenfondsen krijgen daarna een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Mocht deze wet niet in werking treden, dan zal de door het parlement aangenomen initiatiefwet “Koşer Kaya-Blok” op 1 juli 2013 in werking treden. Het gevolg zou dan zijn dat pensioenfondsen een raadpleging onder pensioengerechtigden moeten houden omtrent de voorkeur voor medezeggenschap van pensioengerechtigden, hetzij via bestuurslidmaatschap van pensioengerechtigden, hetzij via een deelnemersraad. Flexibilisering ingegane ouderdomspensioenen Het amendement ‘Neppérus-Groot’ ziet op de mogelijkheid een (vóór 1 januari 2013) ingegane pensioenuitkering te flexibiliseren. Dit biedt de mogelijkheid het “AOW-gat” te dichten dat kan ontstaan door de verhoging van de AOW-leeftijd (zie hierboven) door een deel van ouderdomspensioen daarvoor aan te wenden. Hierdoor wordt de pensioenuitkering in de resterende periode iets verlaagd. Deze mogelijkheid was er wettelijk bezien nog niet, omdat men keuzes in het kader van flexibilisering slechts op één moment (direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen) moest maken. Een pensioenfonds is overigens niet verplicht deze mogelijkheid aan te bieden. Het amendement is op 1 januari 2013 in werking getreden. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een concept-convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het 34
Jaarverslag 2012
inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich nu voordoen omdat pensioenuitvoerders op dit moment verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aanpassen. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De minister heeft de suggestie gedaan het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie bij de advisering door de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het advies wordt begin 2013 verwacht. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Pensioenwet (FTK) is hierop geënt. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden.
35
Jaarverslag 2012
4.
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000
Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat
wijziging rentetermijnstructuur beleggingsopbrengsten premie waardeoverdrachten kosten uitkeringen kanssystemen a.g.v. aanpassing prognosetafels a.g.v. korting aanspraken 3,2% andere oorzaken
Totaal resultaat
2012
2011
-61.247 118.486 -1.975 17 -741 -247 4.406 1.885 27.038 -263
-116.574 56.396 -4.250 5 -668 108 3.081 0 0 -2.222
87.359
-64.124
Het resultaat in 2012 wordt voornamelijk beïnvloed door de volgende oorzaken: -
-
Resultaat op beleggingen en marktrente. In het verslagjaar is de nominale marktrente afgenomen. Dit heeft een toename van de TV van 48.874 tot gevolg en heeft derhalve een verlies veroorzaakt. Gedurende het jaar is 12.373 aan de voorziening toegevoegd uit hoofde van interest. Daarnaast hebben de financiële markten in het verslagjaar een positief resultaat laten zien. Als gevolg hiervan is een winst opgetreden van 118.486. Per saldo is het resultaat op beleggingen en marktrente 57.239. Het resultaat op waardeoverdrachten wordt veroorzaakt door een waardeoverdracht met terugwerkende kracht en veroorzaakt een winst van 17. De overgang naar nieuwe grondslagen (AG prognosetafel 2012-2062 en Towers Watson-ervaringssterfte 2012) heeft geleid tot een vrijval van 1.885. Het kortingsbesluit heeft geleid tot een eenmalige verlaging van de technische voorzieningen ter grootte van 27.038. De in de premie opgenomen kostencomponent, samen met de vrijgevallen excassokostenopslag uit de uitkeringen is in boekjaar 2012 niet voldoende geweest om de werkelijke uitvoeringskosten te dekken. Hierdoor ontstaat een negatief resultaat van 741.
Kostendekkende premie De zuiver kostendekkende premie wordt berekend op basis van de RTS waarop ook de TV voor risico pensioenfonds wordt berekend, echter per 1 januari van het boekjaar. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van een verwacht rendement gebaseerd op het 10-jaarsgemiddelde van de nominale rentetermijnstructuur plus een verondersteld overrendement van 0,8% op zakelijke waarden. Deze gedempte rente komt overeen met een vaste rente van 5,1%.
36
Jaarverslag 2012
(bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
RTS Gedempt 21.271 11.735 2.574
2.574
1.779
1.779
0 25.624
0 16.088
23.058
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie, dit is de in rekening gebrachte premie, minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Voor de beide premies geldt voorts het volgende. De opslag voor het vereist eigen vermogen is gelijk aan het vereist eigen vermogen per 31-12-2011 ad 12,1%.
37
Jaarverslag 2012
5.
Besturing en naleving wetgeving
5.1
Algemeen
Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is belast met het besturen van het pensioenfonds en is als zodanig (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht. De
belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn; het zorg dragen voor de verslaglegging van het pensioenfonds.
Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan commissies. Op dit moment zijn er drie permanente commissies: 1. beleggingscommissie Deze commissie is ingesteld om - bijgestaan door de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur - met de vermogensbeheerders afspraken te maken over het door de vermogensbeheerders te voeren beleggingsbeleid en de uitvoering van dat beleid te monitoren. 2. administratiecommissie Deze commissie heeft ten doel toezicht te houden op de kwaliteit en voortgang van de administratieve processen; een specifiek onderdeel daarbij is de behandeling van klachten van aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers; in deze commissie worden tevens aansluitingskwesties behandeld. 3. commissie risicomanagement Deze commissie is ingesteld om – bijgestaan door de adviseurs – het integraal risicomanagement structureel in te bedden in het fondsbeleid. Het bestuur laat zich bijstaan door een actuarieel adviseur van Towers Watson Netherlands B.V. die het bestuur begeleidt bij alle voorkomende beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Een beleggingsspecialist van Towers Watson Netherlands B.V. adviseert het bestuur over het vermogensbeheer. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau (PricewaterhouseCoopers) aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een accountantsverslag. Daarnaast is een certificerend actuaris (van Towers Watson Netherlands B.V.) aangesteld, die jaarlijks een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring.
5.2
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de volgende kerntaken uitbesteed: De pensioenadministratie is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan AEGON Asset Management B.V. Daarnaast treedt AEGON Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds.
38
Jaarverslag 2012
Het beheer van de aandelenportefeuille was tot 23 februari 2012 uitbesteed aan AllianceBernstein Luxembourg S.A. Per genoemde datum is het beheer van de aandelenportefeuille overgedragen aan AEGON Asset Management B.V. en omgezet in een passief aandelenmandaat. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een met de betreffende uitbestedingsorganisatie afgesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson Netherlands B.V. Aangezien: de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed; het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur; het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft; heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. De administrateur heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers maakt het pensioenfonds gebruik van de diensten van de administrateur. Daartoe zijn bij de administrateur afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen.
5.3
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur houdt op een zodanige wijze toezicht op de uitbestede werkzaamheden dat het bestuur de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vijf keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten. De controle op de juistheid van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde gegevens gebeurt door de werkgevers jaarlijks een Assurance rapport te laten overleggen omtrent de juistheid en volledigheid van de aangeleverde deelnemersgegevens. Deze controle wordt uitgevoerd door de administrateur die daarover rapporteert aan het bestuur.
5.4
Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur
39
Jaarverslag 2012
(Pension Fund Governance, hierna PFG) die zijn verankerd in de Pensioenwet (PW) en heeft deze principes geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving op welke wijze het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes. Transparantie, communicatie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur heeft een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds: te weten de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister. Belanghebbenden kunnen het jaarverslag, de statuten en het fondsreglement bij de administrateur van het pensioenfonds opvragen. Deze documenten zijn eveneens te raadplegen via de website van het pensioenfonds en het verkort jaarverslag wordt opgenomen in de pensioenkrant. Bestuur Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, dit houdt onder meer in: een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de uitbestedingspartners; een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een (duurzame) beheersing van (financiële) risico’s. Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het pensioenfonds, het compliance program en in het jaarverslag. Deelnemersraad Het pensioenfonds heeft een deelnemersraad. Deze raad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal in de Pensioenwet vastgelegde zaken, waaronder de vaststelling van het toeslagbeleid, een eventueel herstelplan en het jaarverslag. De deelnemersraad bestaat uit drie leden: twee vertegenwoordigers namens de geleding actieve deelnemers en een vertegenwoordiger namens de geleding pensioengerechtigden. De taken en bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in het reglement deelnemersraad. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds kent tevens een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Onder andere om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur in overleg met de betrokkenen besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen beide organen betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 5.4.1 van dit jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop weergegeven. 40
Jaarverslag 2012
Intern toezicht Intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie zal bestaan uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. Ten minste eens in de drie jaar zal de visitatiecommissie het functioneren van het pensioenfonds en het bestuur doorlichten. De bevindingen van de commissie zullen worden opgenomen in het desbetreffende jaarverslag van het pensioenfonds. De leden van de visitatiecommissie worden door het bestuur aangesteld voor de duur van de desbetreffende visitatieronde die voor de eerste maal in de eerste helft van 2010 is uitgevoerd. In 2013 vindt de tweede visitatie plaats, waarvoor inmiddels een selectieprocedure is opgestart. Deskundigheidsbevordering Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. Het bestuur van het pensioenfonds beschikt over een deskundigheidsplan dat is gebaseerd op het “Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering” van de Pensioenfederatie. In dit plan is per bestuurslid aangegeven in welke mate deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is. Het bestuur bepaalt hierin zelf hoe het benodigde deskundigheidsniveau zal worden bereikt. Het deskundigheidsplan wordt jaarlijks besproken en zo nodig aangepast. Overigens beschikt het bestuur in zijn totaliteit over voldoende deskundigheid om het pensioenfonds op adequate wijze aan te sturen. Vergoedingsregeling De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. In 2012 heeft het bestuur een wijziging doorgevoerd in de vergoedingsregeling. In 2013 heeft het Verantwoordingsorgaan hier positief mee ingestemd. Wel is 2012 een overgangsjaar waar 75% van de nieuwe vergoeding daadwerkelijk uitbetaald wordt. Voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan is een vergoedingsregeling van toepassing. Klachten- en geschillenprocedure Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen – in eerste instantie - worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden voorgelegd aan een geschillencommissie. Klachten betreffen de uitvoering van de pensioenregeling. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. De klachten- en geschillenregeling is afgeleid van de klachten- en geschillenregeling die de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen heeft ontworpen. Op 14 februari 2012 heeft het bestuur een vereenvoudigd reglement klachten- en geschillenregeling vastgesteld.
41
Jaarverslag 2012
5.4.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan (incl. reactie bestuur)
Algemeen Sinds 2008 heeft de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat een verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over: het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder - indien van toepassing - de bevindingen van het intern toezichtorgaan; het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Aldus artikel 3 lid 1 over de rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan. Gevolgd door lid 3: Daarnaast heeft zij het recht om gevraagd of uit eigen beweging, advies te geven over: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingen van bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het bestuur legt aldus verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur (good governance), zoals deze zijn verankerd in de pensioenwet. Samenstelling verantwoordingsorgaan en wijzigingen: In het verantwoordingsorgaan hebben zitting namens de deelnemers: Harry Sieders en Henny van der Weele, namens de gepensioneerden: Bert Stolp en namens de werkgevers: Cees de Monchy. In de zomer van 2012 heeft Bert Stolp de Vakbond Medewerkers in het Notariaat verzocht een vervanger voor hem te zoeken en per 1 januari 2013 is Hans Kaptein voor hem in de plaats gekomen. In de vergadering van 4 juni 2012 heeft Cees de Monchy ook verzocht aan de KNB een opvolger te zoeken. Per juli 2013 zal de heer Peter de Lepper zijn plaats innemen. Tot slot heeft de Vakbond Medewerkers in het Notariaat Harry Sieders verzocht nog tot juli 2013 lid te blijven van het verantwoordingsorgaan, ondanks dat hij inmiddels geruime tijd niet meer werkzaam is in het notariaat. De contacten tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan in 2012 Eind januari 2012 heeft het bestuur advies gevraagd over een nieuw klachten- en geschillenreglement. Aangezien de deelnemersraad op 7 februari bij elkaar kwam voor een ander adviesplichtig onderwerp, werd tussen de overige leden van het verantwoordingsorgaan en Cees de Monchy telefonisch overlegd en dit resulteerde in een positief advies met een aantal aanbevelingen. Op 4 juni 2012 vond op het kantoor van Tower Watson te Amstelveen de bespreking van het jaarverslag 2011 plaats. Daarbij was een afvaardiging van het bestuur en het verantwoordingsorgaan, op Bert Stolp na, aanwezig. Op 27 november 2012 te Houten volgde een tweede gezamenlijke vergadering met het bestuur. In de vergadering van 12 juni besloot het bestuur de vacatievergoeding van bestuursleden te wijzigen en op 31 juli werd het verantwoordingsorgaan uitgenodigd daarin een advies te geven. De huidige regeling gaat voor wat betreft het bestuur volledig op de schop en daarvoor in de plaats komt een jaarlijkse vergoeding per bestuurder, aangevuld met een vaste vergoeding voor de verschillende commissiewerkzaamheden die de bestuursleden vervullen. De vacatieregelingen voor de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan
42
Jaarverslag 2012
blijven ongewijzigd. Het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur herhaaldelijk om een onderbouwing van de nieuwe vergoedingsregeling gevraagd, doch zij kon of wilde deze niet verstrekken, omdat zij die informatie uit te vertrouwelijke bron had gekregen. Daarmee kwam de verstandhouding tussen het verantwoordingsorgaan en het bestuur onder druk te staan. In de novembervergadering werd toegezegd voor een onderbouwing te zullen zorgen. Het verantwoordingsorgaan onthield zich van een advies, zolang die deugdelijke onderbouwing ontbrak en het bestuur ging het te ver om zonder advies de regeling in werking te zetten. Uiteindelijk volgde in het voorjaar van 2013 nog een bescheiden toelichting en had het verantwoordingsorgaan informatie van de Sociaal-Economische Raad, de Pensioenfederatie en een bestuurder van een ander bedrijfspensioenfonds ontvangen en met deze informatie werd een positief advies uitgebracht op 6 maart 2013, met de kanttekening erbij dat geadviseerd werd de wijziging van de regeling in twee stappen in te voeren, gezien deze nieuwe regeling een relatief forse kostenpost is ten opzichte van voorgaande jaren. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur met een goede onderbouwing van haar adviesaanvraag, met name toen door het verantwoordingsorgaan om meer informatie werd gevraagd, een hoop ergernis had kunnen voorkomen. Met name op het terrein van haar eigen vergoedingsregeling past openheid en een grondige onderbouwing. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft tijdig kennis kunnen nemen van het concept jaarverslag, het concept Accountantsverslag van PwC, opgesteld door drs. H.C. van der Rijst R.A. en het concept Certificeringsrapport Verslagjaar 2012, opgesteld door drs. R. Westhoff AAG. Op 21 mei 2013 vond een bespreking plaats waarbij een afvaardiging van het bestuur (de heren M.A. van Gaalen, A.B.M. Baakman en A. Hoekstra), het verantwoordingsorgaan de heren H. Sieders, J. Kaptein en mevrouw H.M.E. van der Weele), de heren L.M. Chang en Van der Rijst namens PwC, de gecertificeerde actuarissen (R. Westhoff en M. Pietersen) en medewerkers van TKP (M. Dulleman, F. Boerrigter en mevrouw G.E. Sweertman) aanwezig waren. De heer C. de Monchy was met kennisgeving afwezig. In deze bespreking is het (concept) jaarverslag op constructieve wijze besproken en was er voor het verantwoordingsorgaan voldoende ruimte om vragen te stellen en werden deze ook naar tevredenheid beantwoord. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur is er volgens het verantwoordingsorgaan voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds. Wetgeving en reglementen Het bestuur houdt zich - voor zover het verantwoordingsorgaan uit de haar ter beschikkinggestelde stukken heeft kunnen opmaken - op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Toeslagbeleid/premiebeleid/beleggingsbeleid/risicobeleid Het bestuur heeft in 2012 op adequate wijze het herstelplan doorgezet. In februari 2012 werd nog voorwaardelijk besloten tot een korting op de pensioenen van 7% in 2013. Gelukkig kon deze korting beperkt blijven tot 3,2% en is de dekkingsgraad eind december vastgesteld op 100,2%. De kans is aanwezig dat komend jaar ook weer gekort zal moeten worden, wil ons pensioenfonds op de minimale dekkingsgraad van 104,3% uitkomen. Het verantwoordingsorgaan is op een correctie manier geïnformeerd. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat: het bestuur de door de wet voorgeschreven informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; 43
Jaarverslag 2012
het handelen van het bestuur in 2012 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; het bestuur in 2012 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij er naar gestreefd is de belangen van alle betrokkenen te waarborgen; het bestuur het verantwoordingsorgaan van informatie heeft voorzien. Het verantwoordingsorgaan ervaart de toezending van de notulen van de bestuursvergaderingen als een welkome aanvulling op de informatievoorziening om haar taak tot het geven van een een oordeel over het gevoerde beleid te kunnen geven. Een minpunt blijft echter dat de notulen pas verstrekt worden als zij door het bestuur zijn goedgekeurd, in de praktijk kan daar zelfs zes maanden tussen zitten. Het verantwoordingsorgaan dient advies te geven over onderwerpen die in de bestuursvergadering zijn besproken. Voor de oordeelsvorming is het soms gewenst kennis te hebben genomen van het besluitvormingsproces binnen het bestuur. Aanbevelingen Het verantwoordingsorgaan mag aan het eind van de besluitvormingscycles haar advies nog uitspreken, maar wordt daarbij qua tijdsbestek onnodig onder druk gezet. Weliswaar krijgt het verantwoordingsorgaan tijd om haar advies te geven, doch daarbij wordt soms een korte tijdspanne gegund om dat advies te geven. Een aanbeveling is daar waar het mogelijk en voorzienbaar is, het verzoek om een advies wat eerder te laten uitgaan. Tot slot spreekt het verantwoordingsorgaan haar waardering uit over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2012. Zij realiseert zich dat het bestuur ook in 2013 voortvarend zal moeten handelen. Een nieuwe pensioenwet zal in 2015 van kracht worden en daarvoor zal het bestuur in 2013 en 2014 besluiten moeten nemen over de bestuursvorm en de wijze waarop ons pensioen verder zal worden opgebouwd (nominaal of reëel). Het verantwoordingsorgaan heeft de bijpraatsessie van 20 maart 2013 in dit kader als positief ervaren. Het verantwoordingsorgaan spreekt de wens uit aan het bestuur haar komende jaren met regelmaat bij te praten over de richting die het bestuur gaat en de stappen die zij in dat proces gemaakt heeft. Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Dit verslag is tot stand gekomen mede naar aanleiding van een gezamenlijk overleg van 21 mei2013 zoals in het verslag is vermeld. De afvaardiging van het bestuur die daarbij aanwezig was heeft dit gesprek als buitengewoon open en constructief ervaren, waarbij voldoende ruimte, aandacht en respect was voor ieders vragen en opmerkingen. Het bestuur heeft goede nota genomen van het oordeel en de aanbevelingen.
44
Jaarverslag 2012
5.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het pensioenfonds heeft te maken met twee externe toezichthouders. AFM (de Autoriteit Financiële Markten) voor het zogeheten gedragstoezicht en DNB (De Nederlandsche Bank) voor het prudentiële toezicht. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Een toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële paragraaf in dit verslag. Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
5.6
Gedragscodes
Binnen het pensioenfonds is een Gedragscode van toepassing. Het bestuur heeft de heer mr. J.P. van der Stap aangesteld als compliance officer. Over het verslagjaar heeft de huidige compliance officer verslag gedaan en de gedragscodes van de verbonden personen opgevraagd. Op basis van zijn onderzoek is vastgesteld dat er in 2012 geen overtredingen van de gedragscode zijn geconstateerd; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd. Van alle uitbestedingsrelaties zijn de gedragscodes opgevraagd, geanalyseerd en akkoord bevonden.
5.7
Geschillencommissie
In 2012 zijn er geen geschillen voorgelegd aan de geschillencommissie.
5.8
Statutenwijziging
In 2012 zijn er in de statuten geen wijzigingen doorgevoerd.
5.9
Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Vanaf 11 maart 2006 geldt de verplichting tot deelneming voor: Elke werknemer van 18 tot en met 64 jaar, met uitzondering van een notaris of kandidaatnotaris, die – op basis van een arbeidsovereenkomst gesloten met (een) notaris(sen) dan wel een vennootschap waarvan één of meer notarissen direct of indirect vennoot of aandeelhouder zijn – in hoofdzaak werkzaamheden verricht voor een notaris, of een waarnemer van een notaris, in Nederland. Het bestuur ziet redenen tot een aanpassing van de verplichtstelling. Dat hangt samen met de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. In 2013 is deze wijziging in gang gezet. Het pensioenfonds voert een terughoudend beleid waar het verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot deelneming betreft. Het belang van het draagvlak van het pensioenfonds wordt altijd zorgvuldig afgewogen tegen het belang van de om vrijstelling vragende partij. In 2012 zijn geen verzoeken om vrijstelling ingediend.
45
Jaarverslag 2012
Houten, 28 mei 2013 Namens het bestuur, A.B.M. Baakman werknemersvoorzitter
Mr. J.P. Loof werkgeverssecretaris
46
Jaarverslag 2012
Jaarrekening
47
Jaarverslag 2012
6.
Jaarrekening
6.1
Balans na resultaatbestemming
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
[1] [2] [3]
TOTAAL ACTIVA
31-12-2012
31-12-2011
901.653 2.222 468
736.695 1.887 26
904.343
738.608
1.723 834.651 67.969
-85.636 806.179 18.065
904.343
738.608
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
[4] [5] [6]
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 51.
48
Jaarverslag 2012
6.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen Beleggingsresultaten Overige baten
[7] [8] [9]
Totaal baten
2012
2011
23.058 118.486 138
22.441 56.396 70
141.682
78.907
23.501 2.180
21.773 2.057
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen
[10] [11] [12] 20.558 0 12.373 48.874 -13 -401 -23.254 -786 -1.885 -27.038
- Korting
22.256 0 8.880 107.694 -35 -379 -21.881 1.989 0 -68 28.428 44 -4 174 0
118.456 113 30 598 4
Totaal lasten
54.323
143.031
Saldo van baten en lasten
87.359
-64.124
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Lasten herverzekering Overige lasten
[13] [14] [15] [16]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 77.
49
Jaarverslag 2012
6.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overig
2012
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten Overig
2011
22.980 4 9 22.993
22.692 0 0 22.692
23.523 0 1.929 0 25.452
21.555 30 2.087 9 23.681
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-2.459
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Overige opbrengsten
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
-989
63.257 320.761 715 384.733
60.230 136.623 1.072 197.925
381.606 433 382.039
199.288 312 199.599 2.694
-1.674
Netto kasstroom
235
-2.663
Mutatie liquide middelen
235
-2.663
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
233 468
2.896 233
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
50
Jaarverslag 2012
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
6.4.1.1
Activiteiten
Het doel van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat, statutair gevestigd te Den Haag (hierna ‘het pensioenfonds’) is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden.
6.4.1.2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 28 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt.
6.4.1.3
Referenties
In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
6.4.2 6.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. (b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
51
Jaarverslag 2012
(c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Tegen de achtergrond van het Septemberpakket pensioenfondsen heeft de overheid besloten vanaf 30 september 2012 de methodiek voor de vaststelling rentetermijnstructuur (RTS) voor pensioenfondsen aan te passen. Op grond van artikel 2 lid 2 van het Besluit FTK dient vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt te worden voor de discontering van pensioenverplichtingen. Deze overgang is aan te merken als schattingswijziging. Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 20122062 gepubliceerd. In overeenstemming met het advies van het AG om ervaringssterfte, zijnde onder,- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor, heeft in 2012 wederom een sterfteonderzoek plaatsgevonden. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
52
Jaarverslag 2012
De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
USD GBP JPN
31 december 2012
Gemiddelde 2012
1,3183 0,8111 113,9934
1,2918 0,8109 103,4476
31 december 2011
Gemiddelde 2011
1,2981 0,8253 99,8790
1,4000 0,8694 111,2450
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. (g) Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. (h) Dekkingsgraad De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds.
6.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
(i) Beleggingen (i.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. (i.2) Vastgoedbeleggingen De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. (i.3) Aandelen De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het nietbeursgenoteerde aandeel per balansdatum. (i.4) Vastrentende waarden Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de
53
Jaarverslag 2012
ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (i.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (i.6) Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. (j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. (k) Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. (l) Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
54
Jaarverslag 2012
(m) Technische voorzieningen (m.1) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Daarbij is in de berekening tevens rekening gehouden met kortingsmaatregel. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2012-2062. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. Het nabestaandenpensioen is gebaseerd op de gehuwdheidsfrequenties GBM/V 19851990. Tot de ingang van het ouderdomspensioen worden deze frequenties voor de vaststelling vande basistarieven voor het partnerpensioen vermenigvuldigd met de 4% . Voor de vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenregeling wordt bij ingang van het ouderdomspensioen overgegaan op het systeem bepaalde vrouw/man. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).Het nabestaandenpensioen is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats. Kostenopslag ter grootte van 1,75% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
(m.2) Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendements-garantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen.
55
Jaarverslag 2012
Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. (n) Overige voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. (o) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
6.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
(p) Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. (q) Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. (r) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
56
Jaarverslag 2012
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. (s) Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. (t) Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (u) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan het consumentenprijsindexcijfer.. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke
57
Jaarverslag 2012
factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. (v) Het spaarfonds gemoedsbezwaarden Het totaal aan ingelegde bijdragen inclusief interest ten behoeve van deelnemers die als gemoedsbezwaarden staan geregistreerd. De gereserveerde gelden worden elk jaar verhoogd met het gemiddelde rendement op beleggingen (mits positief). (w) Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. (x) Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. (y) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. `
58
Jaarverslag 2012
6.4.3
Toelichting op de balans 2012
2011
[1] Balanswaarde van de beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten (debet) Overige beleggingen Beleggingsvorderingen en –schulden Totaal
249.561 496.012 11.331 61.622 16.807 66.320 901.653
171.807 446.633 12.240 74.635 15.176 16.205 736.695
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
171.807 238.340 -188.655 28.069 249.561
165.357 30.000 0 -23.550 171.807
Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
446.633 120.603 -99.564 28.340 496.012
419.299 139.832 -122.064 9.566 446.633
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
12.240 0 0 -909 11.331
11.617 0 0 623 12.240
Bedragen x € 1.000
ACTIVA
De beleggingen in vastgoed zijn alle indirect en vinden plaats in het TKP Real Estate Top Funds. Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen
59
74.635 17.613 -28.682 -1.944 61.622
47.562 30.905 -12.642 8.810 74.635
2012
2011
15.176 5.049 -3.860
17.911 3.278 -6.080
Jaarverslag 2012
Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
442 16.807
67 15.176
Beleggingsvorderingen en – schulden Overige vorderingen Liquide middelen (t.a.v. beleggingen) Saldo einde boekjaar
0 66.320 66.320
15.998 207 16.205
Tegenover het bedrag van ruim € 66,3 mln aan beleggingsvorderingen staat een beleggingsschuld van bijna € 66,3 mln die verantwoord is onder de ‘overige schulden’ (6). De reden dat deze bedragen zowel positief als negatief zo hoog zijn ligt in het feit dat dit aan- en verkoop transacties in beleggingen betreffen die eind december 2012 zijn uitgevoerd, maar pas gesettled worden in januari 2013. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Per 31 december 2012 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Subtotaal Beleggingsvorderingen schulden Totaal
Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0 0
249.561 496.012 11.331 61.622 0
0 0 0 0 16.807
249.561 496.012 11.331 61.622 16.807
0 en
818.526
16.807
835.333
– 0
818.526
60
16.807
66.320 901.653
Jaarverslag 2012
Directe marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0 0
171.807 446.633 12.240 74.635 0
0 0 0 0 15.175
171.807 446.633 12.240 74.635 15.175
0
705.315
15.175
720.490
0
705.315
15.175
16.205 736.695
Per 31 december 2011 Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Subtotaal Beleggingsvorderingen schulden Totaal
en
–
[2] Vorderingen en overlopende activa Te vorderen premies Vordering AEGON afrekening herverzekering Te vorderen pensioenuitkeringen Overige vorderingen Vooruitbetaalde kosten Nog te vorderen bank Totaal
1.421 793 4 0 4 0
1.343 385 12 133 10 4
2.222
1.887
De vordering AEGON heeft betrekking op de te verrekenen omvangskorting vermogensbeheer. [3] Overige activa ING bank 468 Totaal 468 De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves [4] Algemene reserve Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
26 26
2012
2011
-85.636 87.359 1.723
-21.512 -64.124 -85.636
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 100,2% per 31 december 2012. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een positie met een dekkingstekort. Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 104,3% uit te komen. Overigens blijft de hersteltermijn om het vereist eigen vermogen te bereiken vijftien jaar. Het herstelplan bevat de volgende maatregelen:
61
Jaarverslag 2012
Vanaf 2009 wordt een extra premiebijdrage gedurende de herstelperiode van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Per 1 oktober 2008 is de duration van de bezittingen volledig in overeenstemming gebracht met de duration van de verplichtingen (waarmee het renterisico volledig is afgedekt). Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex.
Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken (op basis van de nieuwe beleggingsmix en de marktrente per eind 2008 is de bijbehorende dekkingsgraad 110%). In het eind maart 2009 ingediende herstelplan boden deze maatregelen – uitgaande van de omstandigheden ultimo 2008 – echter onvoldoende herstelkracht om binnen vijf jaar een dekkingsgraad van 104,3% te bereiken. Korting van aanspraken en rechten Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het pensioenfonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’). Op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2011 en de gemaakte berekeningen in verband met de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur begin 2012 geconcludeerd dat het voor het fonds niet mogelijk is om binnen de wettelijk gestelde termijn (uiterlijk 31 december 2013) tot het minimaal vereist eigen vermogen te herstellen. Dit betekent dat het bestuur bij gelijkblijvende omstandigheden uiterlijk 1 april 2013 over zal moeten gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Op 31 januari 2012 heeft het bestuur een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de deelnemers met 7% uiterlijk per 1 april 2013. De definitieve omvang en vaststelling van de korting was afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds per 31 december 2012. Het fonds heeft op 1 april 2013 een korting doorgevoerd van 3,2% zodat er naar verwachting per 31 december 2013 een eigen vermogen aanwezig is van minimaal 4,3% van de TV. Bij het vaststellen van de korting is gerekend met een aantal aannames voor 2013. Indien blijkt dat de realisatie achterblijft bij de veronderstelde aannames en het verwachte herstel niet voldoende is om tot het minimaal vereist eigen niveau te geraken is een direct aanvullende korting noodzakelijk. 2012
2011
[5] Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Spaarfonds gemoedsbezwaarden Voorziening toekomstige schadegevallen Totaal
831.273 196 3.182 834.651
802.844 166 3.169 806.179
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar - Pensioenopbouw - Toeslagverlening
802.844 20.558 0
684.388 22.256 0
62
Jaarverslag 2012
- Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor uitvoeringskosten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen - Rechtenkorting Stand einde boekjaar
12.373 48.874
8.880 107.694
-13 -401 -23.254
-35 -379 -21.881
-786 -1.885 -27.038 831.273
1.989 0 -68 802.844
Ultimo boekjaar bedraagt de RTS 2,49%. De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Actieve deelnemers 328.938 310.768 Arbeidsongeschikte deelnemers 37.694 39.089 Gewezen deelnemers 164.923 153.741 Pensioengerechtigden 299.718 299.246 Totaal 831.273 802.844 Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand begin boekjaar Mutatie Stand einde boekjaar
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Dotatie Stand einde boekjaar
166 30 196
130 36 166
2012
2011
3.169 13 3.182
3.092 77 3.169
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan vanaf 2012 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,00% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De maximum franchise bedraagt € 87.688, deze franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is vanaf de leeftijd van 18 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. [6] Overige schulden en overlopende passiva Schulden herverzekering Schulden u.h.v. beleggingen Vooruitontvangen overgenomen pensioenverplichtingen Nog af te dragen loonheffing Nog af te dragen premie ziektekosten Rekening courant TKP
63
1.137 66.229 0 397 0 0
978 16.563 5 407 7 5
Jaarverslag 2012
Crediteuren Overlopende kosten Totaal einde boekjaar
74 132 67.969
De overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar
64
84 21 18.065
Jaarverslag 2012
6.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Voor dit pensioenfonds is dit het geval geweest. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich in 2012 als volgt ontwikkeld: 2012 Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect overige oorzaken Effect aanpassing levensverwachting Effect RTS Effect UFR Effect korting Dekkingsgraad 31 december
89,4% 89,4% 89,4% 102,2% 102,7% 102,9% 93,9% 97,1% 100,2% 100,2%
Delta 2012 0,0% 0,0% 12,8% 0,5% 0,2% -9,0% 3,2% 3,1%
Bij het rente-effect is geen rekening gehouden met het effect van de renteswaps. Ultimo 2012 is aan de hand van het standaardmodel de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 11,3% (2011: 12,1%). Wij constateren dat het standaardmodel zonder aanpassingen kan worden toegepast. Eind 2012 is besloten om de strategische portefeuille aan te passen (zonder het risicoprofiel te verhogen). Deze aanpassingen zijn in de portefeuille eind 2012 meegenomen.
65
Jaarverslag 2012
Toetsing solvabiliteitseis voor het pensioenfonds
Risicofactor
Benodigde solvabiliteit
Renterisico beleggingen incl. renteswaps Renterisico VPV Totaal renterisico (S1)
58.870 -85.667 26.797
Aandelenrisico - ontwikkelde markten, incl. indirect onroerend goed - emerging markets - overig: private equity Vastgoedrisico direct Totaal zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Liquiditeitsrisico (S7) Concentratierisico (S8) Operationeel risico (S9) Correlatie-effect Standaard-formule
Toelichting Duratie afh. renteschok Effect op passiva
60.824
Mutatie 25%
10.525 0 2.050 70.670
Mutatie 35% Mutatie 30% Mutatie 15%
15.600 5.467 12.385 28.147 0 0 0 -65.125 93.941
Mutatie 20% Mutatie 30% Effect op passiva
Toetsingsverschil = 0,00
Beleid en risicobeheer In de hierna volgende toelichtingen op de risico’s van de beleggingen is een ‘doorkijkmethode’ toegepast. Dit betekent dat naar het risicoprofiel van de beleggingen binnen de beleggingsfondsen is gekeken, in plaats van uitsluitend naar de participaties in de beleggingsfondsen. Het pensioenfonds beoogt hiermee op een transparante wijze inzicht te geven in de risico’s die samenhangen met de beleggingen waarin zij heeft geïnvesteerd. Beleggingsrisico's Het pensioenfonds heeft geen garantiecontract bij AEGON Levensverzekeringen N.V. Dit wil zeggen dat er geen rendement gegarandeerd kan worden door AEGON en dat het Pensioenfonds dus direct of indirect mede enkele risico's draagt. Hieronder is een kort overzicht gegeven van deze financiële risico's en is aangeduid in welk beleggingsfonds het eventueel welk risico loopt. In de verschillende overzichten wordt de netto positie van de beleggingen van het fonds toegelicht, deze wijkt af van de balanswaarde van de beleggingen, omdat in de liquide middelen in de risicoparagraaf worden gesaldeerd. De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico).
66
Jaarverslag 2012
Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van de marktrente. Het renterisico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Vastrentende waarden Alle obligatiefondsen zijn onderhevig aan renterisico en bovendien neemt dit renterisico toe met de looptijd van de obligaties. Enkel binnen staatsobligatiefondsen en het tactische overlay fonds worden bovendien actief posities ingenomen om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. LDO Fluctuaties in rentestanden beïnvloeden de prijs van vastrentende producten, waaronder obligaties en swaps. Het renterisico neemt ook toe met de looptijd. Binnen het LDO fonds wordt geen actief beleid gevoerd om te profiteren van verwachte veranderingen in de rente. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen ook zo goed mogelijk afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO). Met het LDO is de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille zodanig verlengd dat sinds eind 2008 de vastrentende waarden een match is met de verplichtingen van het pensioenfonds. Bij toepassing van een LDO is de mate van matching niet alleen afhankelijk van de bewegingen van het LDO zelf, maar ook van de duration van de overige vastrentende waarden en van de pensioenvoorzieningen, de verhouding tussen aandelen en vastrentende waarden en de dekkingsgraad. Hierdoor wijzigt de mate van matching voortdurend. Over 2012 is een renteafdekking van 70% van toepassing, waarbij een bandbreedte is afgesproken van 5%punt. Met ingang van 1 januari 2013 is besloten om naar een verhouding van 65% te gaan, omdat het pensioenfonds voor wat betreft de beleggingen in aandelen streeft naar een passief beleid. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. In de verdeling is rekening gehouden met de renteswaps, een negatieve marktwaarde bij ‘looptijd korter dan 1 jaar’ is het gevolg van de korte rente van deze renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente geruild voor een lange rente om renterisico van de pensioenverplichting af te dekken. De korte rente die betaald wordt heeft dus een negatieve marktwaarde en een looptijd die korter is dan een jaar.
67
Jaarverslag 2012
Bedragen * € 1.000
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en ≤ 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar en ≤ 10 jaar Langer dan 10 jaar Niet rentedragende instrumenten Totaal
31 december 2012 -113.370 221.991
-13,6% 26,6%
182.853
21,9%
308.995 234.957 835.425
37,0% 28,1% 100,0%
31 december 2011 55.212
7,7%
219.556
30,5%
92.245 99.288 253.831 720.132
12,8% 13,8% 35,2% 100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid. Ter vergelijking zijn de looptijden van de verplichtingen hieronder weergegeven: Bedragen * € 1.000
31 december 2012
31 december 2011
Korter dan 5 jaar
123.811
14,9%
127.412
17,0%
> 5 en < 10 jaar
148.269
17,8%
123.500
16,2%
> 10 en < 20 jaar
244.532
29,4%
221.468
27,3%
Langer dan 20 jaar
314.660
37,9%
330.464
39,5%
831.273
100,0%
802.844
100,0%
Totaal
Koersrisico (S2) Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) naar sectoren en geografische regio’s wordt het prijsrisico gemitigeerd. De segmentatie van de beleggingen naar sector is als volgt: Bedragen * € 1.000
Industrie Financiële instellingen Overheid Olie Overige sectoren (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2012 91.723 193.706 354.897 23.059 172.040
11,0% 23,2% 42,5% 2,8% 20,6%
835.425
100,0%
68
31 december 2011 56.142 307.337 292.159 1
7,8% 42,7% 40,6% 0,0%
64.493 720.132
8,9% 100%
Jaarverslag 2012
De segmentatie van de beleggingen naar regio is als volgt: 31 december 2012
Bedragen * € 1.000
Nederland Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan Overige landen (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2011
126.587 161.940 116.370 47.038 133.252 16.086
15,2% 19,4% 13,9% 5,6% 16,0% 1,9%
119.381 78.290 109.498 23.212 32.046 394
16,6% 10,9% 15,2% 3,2% 4,4% 0,1%
234.152
28,0%
357.311
49,6%
835.425
100,0%
720.132
100%
Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van valutakoerswisselingen. Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van het valutarisico voor vastrentende waarden. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt gemiddeld voor 75% afgedekt. Het totaalbedrag dat na afdekking buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 8,7% (2011: 0,4%) van de beleggingsportefeuille. Het wereldwijd aandelen fonds belegt (deels) in aandelen die genoteerd zijn in andere valuta dan de euro. Hierdoor bestaat een valutarisico. Het valutarisico in US dollar, Britse pond en Japanse yen wordt naar euro's afgedekt. In het staatsobligatiefonds zitten enkel beleggingen gedenomineerd in Euro waardoor het niet is blootgesteld aan enig valutarisico. In de overige fondsen kunnen beleggingen zitten met een denominatie in andere Europese valuta dan in Euro, maar al deze posities worden afgedekt naar Euro via 1-maands valuta forward contracten waardoor deze beleggingsfondsen een beperkt valutarisico lopen. Aangezien alle beleggingen gedenomineerd zijn in Euro, zijn het LDO fonds en hypothekenfonds niet blootgesteld aan enig valutarisico. Het Commodity fonds belegt in grondstoffen middels derivaten. Het kasgeld ter dekking van de derivaten wordt aangehouden in kortlopende beleggingen gedenomineerd in Euro, waardoor het valuta risico grotendeels is afgedekt. In onderstaande tabel is de onderverdeling naar valuta van de totale beleggingsportefeuille weergegeven. Bedragen * € 1.000
Euro Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Overige valuta (incl. beleggingsvorderingen) Stand ultimo boekjaar
31 december 2012
31 december 2011
762.738 1.717 -2.657 944 72.683
91,3% 0,2% -0,3% 0,1% 8,7%
717.327 1.500 -618 -426 2.350
99,6% 0,2% -0,1% -0,1% 0,4%
835.425
100,0%
720.132
100,0%
69
Jaarverslag 2012
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Voor obligatiefondsen geldt dat de economische staat van onderliggende ondernemingen en soevereine staten kan veranderen en dit risico zal door de markt verdisconteerd worden in de prijs van obligaties. Ook zijn obligatiefondsen onderhevig aan settlement risico's ten tijde van de aan- of verkoop en couponbetalingen. Bij obligaties uitgegeven door HighYield ondernemingen en Emerging Market landen is dit risico groter dan bij Investment grade beleggingen dan wel verder ontwikkelde soevereine staten. Het risico bestaat dat de tegenpartij in een swap niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beperkt door onderpandovereenkomsten die met alle tegenpartijen zijn gesloten. In het hypothekenfonds bestaat het risico dat de hypotheekgever niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarna het fonds het recht van parate executie heeft op het onderliggende onderpand. Dit risico wordt echter voor een deel van de hypotheken beperkt door een Nederlandse Hypotheek Garantie. Percepties over de totale omvang van dit risico zullen door de markt verdisconteerd worden in de prijs van hypotheken. Bij beleggingen in grondstoffen wordt er echter geïnvesteerd in swaps waarbij er een direct tegenpartij risico is. Daarnaast wordt er ook kredietrisico gelopen over de investeringen van de eventuele liquiditeitsoverschotten in de money market instrumenten. Directe vastgoedbeleggingen oftewel niet-beursgenoteerd vastgoed is niet liquide genoeg om op zeer korte termijn te kunnen verkopen. In het geval het fonds niet direct aan zijn verplichtingen kan voldoen, bestaat de mogelijkheid dat het vastgoedfonds extra geld opvraagt bij de participanten in dat fonds. Hoewel deze optie gekend is bij de participanten, gaat het fonds met deze mogelijkheid uiterst voorzichtig om. Aangezien het GTAA fonds handelt in OTC instrumenten, is het GTAA fonds onderhevig aan settlementrisico's.
70
Jaarverslag 2012
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de beleggingen is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen * € 1.000
AAA AA A BBB BB B Overige ratings Geen rating (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
31 december 2012 202.792 121.887 57.032 61.341 18.271 16.432 3.296 354.374
24,3% 14,6% 6,8% 7,3% 2,2% 2,0% 0,4% 42,4%
835.425
100,0%
31 december 2011 265.363 9.985 50.079 44.729 17.013 14.412 1.549
36,8% 1,4% 7,0% 6,2% 2,4% 2,0% 0,2%
317.002 720.132
44,0% 100,0%
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
Langleven c.q. overlijdensrisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met toepassing van Towers Watsonervaringssterfte 2012, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIAverloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde technische winstdeling.
Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op de pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur.
71
Jaarverslag 2012
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad is gebruik gemaakt van een reële rentetermijnstructuur afgeleid uit de inflatieswapmarkt. Ultimo 2012 bedraagt de reële dekkingsgraad 65,6% (31 december 2011: 56,4%). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het vermogen van het pensioenfonds is per 31 december 2012 en 2011 voor het overgrote deel belegd in vrij verhandelbare beursgenoteerde beleggingen en was hierdoor niet blootgesteld aan een significant liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. De meeste obligatiefondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd t.o.v. de benchmark. De benchmark voor het staatsobligatiefonds daarentegen bestaat uit slechts 8 overheden en derhalve ook de portefeuille waardoor deze is blootgesteld aan een concentratierisico. De HighYield en Emerging Market Debt fondsen hebben een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd t.o.v. de benchmark. Het Long Duration Overlay fonds sluit alleen swaps af met een beperkte lijst van goedgekeurde tegenpartijen waardoor het is blootgesteld aan concentratierisico. Het hypothekenfonds belegt alleen in hypotheken met Nederlandse woonhuizen als onderpand. Dit risico wordt beperkt door zoveel mogelijk geografisch te spreiden binnen Nederland. Conform de index, hebben grondstoffenfondsen echter wel een grote exposure naar de energie sector, met name de olie sector. Daarnaast worden alleen swaps afgesloten met een beperkte lijst van goedgekeurde tegenpartijen waardoor het is blootgesteld aan concentratierisico. Het GTAA fonds is een breed gespreide portefeuille. Het vastgoedfonds (TKP Real Estate Top Funds) waarin BPF Notariaat participeert heeft een breed gespreide portefeuille waarbij de concentratie afwijkingen zijn gemaximeerd ten opzichte van de benchmark.
72
Jaarverslag 2012
De portefeuillesamenstelling van het TKP Real Estate Top Funds ziet er als volgt uit: % Nederland Duitsland Frankrijk Spanje/Portugal Italië CentraalEuropa Griekenland Zwitserland Ierland Ver. Koninkrijk Scandinavië België Totaal
Kantoren 7,81 0,30 2,96 0,02 0,11
Winkels 2,88 1,01 4,55 7,05 1,46
Woningen 12,45 7,61 0,19 0,06 0,07
Logistiek 1,95 1,43 2,04 0,00 0,00
Parkeren 5,71 2,47 2,66 0,16 0,00
Hotels 0,10 0,31 1,26 0,00 0,66
Totaal 30,90 13,13 13,66 7,29 2,30
1,35 0,00 0,00 0,00 2,88 3,86 0,03 19,32
1,65 0,07 0,23 0,00 4,71 6,71 0,21 30,53
0,09 0,00 0,00 0,00 0,78 0,08 0,02 21,35
1,28 0,00 0,00 0,00 0,34 0,71 0,06 7,81
0,00 0,00 0,00 0,52 3,25 2,28 0,87 17,92
0,02 0,00 0,07 0,00 0,59 0,05 0,01 3,07
4,39 0,07 0,30 0,52 12,55 13,69 1,20 100,00
Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven. Bedragen * € 1.000
2012: Vastrentende waarden Duitsland Frankrijk Nederland Oostenrijk Finland
146.257 97.335 38.929 33.633 18.710
2011: Vastrentende waarden Frankrijk Duitsland Nederland Oostenrijk
97.197 73.225 41.741 31.651
Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale financiële markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, niet langer verhandelbaar zijn en zelfs hun waarde verliezen. Dit risico is voor het pensioenfonds, evenals voor andere marktpartijen, niet beheersbaar. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden.
73
Jaarverslag 2012
Het pensioenfonds maakt gebruik van de volgende instrumenten: - AEGON Long Duration Overlay Fund - AEGON Tactical Intrest Overlay Fund - AEGON Global TAA+ Fund (vanaf 2013 niet meer) Securities lending Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico’s (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend. Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten, obligaties en aandelen. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft AEGON de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan AEGON) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden herbelegd. Als vastrentende waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor aandelen is dit tenminste 105%. Overige niet-financiële risico’s (S9) Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. Operationeel- en uitbestedingsrisico Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Voor zover dit risico binnen het bestuur ligt, wordt dit gereduceerd door de gedragscode. Zoals eerder vermeldt, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, AEGON Asset Management en Alliance Bernstein. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, AEGON Asset Management en Alliance Bernstein een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert deze. De rapportages van de dienstverleners worden uitgebreid geanalyseerd. Indien nodig worden met de dienstverleners afspraken gemaakt over verbeteringen. 74
Jaarverslag 2012
Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een externe accountant. Het bestuur zal – mede in het kader van Pension Fund Governance en ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt daarbij gebruik van de expertise van zijn belangenorganisatie, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het pensioenfonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter beheersing van dat risico. Volledigheidsrisico Dit betreft het risico dat niet alle werkgevers en werknemers die onder de verplichtstelling vallen zijn aangesloten bij het pensioenfonds. Op basis van de verplichtstelling heeft een werknemer recht op pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds. Hieruit volgt een mogelijk claimrisico. Los van het feit dat een werkgever zelf de verplichting heeft om te bezien of een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voert het pensioenfonds doorlopend volledigheidscontroles uit. Op basis van bestandscontroles wordt bezien of sprake is van werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, maar nog niet zijn aangesloten. Indien hier op enig moment sprake van is, zal de betreffende werkgever op de verplichtstelling worden gewezen en tot aansluiting worden verzocht. De reeds aangesloten werkgevers dienen jaarlijks een Assurance rapport te overleggen, teneinde vast te stellen dat de werkgever alle onder de verplichtstelling vallende werknemers met de juiste gegevens bij het pensioenfonds heeft aangemeld.
75
Jaarverslag 2012
6.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Het bestuur heeft – onder behoud van zijn verantwoordelijkheden – de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan AEGON Asset Management B.V. Voor 2012 bedraagt de vergoeding voor TKP Pensioen B.V., die voortkomt uit de langlopende contractuele verplichting € 1,4 miljoen (2011: € 1,4 miljoen). Daarnaast treedt AEGON Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een zowel met AEGON als TKP gesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. De overeenkomst met TKP is afgesloten per 1 januari 2010 met een looptijd van vijf jaar. De herverzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2010 verlengd met een looptijd van vijf jaar. Het beheer van de aandelenportefeuille was uitbesteed aan AllianceBernstein Luxembourg S.A. Per 23 februari 2012 is het aandelenmandaat bij AllianceBernstein beëindigd en is het beheer van de aandelenportefeuille overgedragen aan AEGON Asset Management B.V. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson Netherlands B.V.. Voor 2012 bedraagt deze vergoeding aan Towers Watson Netherlands B.V. € 336 duizend (2011: € 356 duizend).
76
Jaarverslag 2012
6.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten 2012
2011
23.058 0 23.058
22.480 -39 22.441
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie 25.624 Feitelijke premie 23.058 Gedempte premie 16.088
27.866 22.441 19.323
Bedragen * € 1.000
[7] Premiebijdragen Premie en koopsommen In rekening gebrachte pensioenpremie Koopsommen FVP Totaal Premie-inkomsten
De kostendekkende premie op RTS-basis voor 2012 bedraagt € 25,6 miljoen (2011: € 27,9 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 16,1 miljoen (2011: € 19,3 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 23,1 miljoen (2011: € 22,4 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. [8] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal
2012
2011
0 28.069 28.069
0 -23.550 -23.550
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
17.530 28.340 45.870
16.409 9.566 25.975
0 -908 -908
0 623 623
441 441
67 67
45.726 -1.944 43.782
43.790 8.810 52.600
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal OVERIGE BELEGGINGEN (commodities) Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal
77
Jaarverslag 2012
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Liquide middelen totaal Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Kosten vermogensbeheer
2012
2011
0 0
-119 -119
63.257 53.998 1.231 118.486
60.080 -4.484 800 56.396
De overige kosten voor vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door AEGON, maar zitten verrekend in de opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert. [9] Overige baten Interest overig Concessie AEGON i.v.m. te hoog toegekende aanspraken Overige baten Herverzekering Totaal
6 0 132 0 138
23 90 47 0 70
De overige baten in 2012 hebben betrekking op de aansluiting in de rekening courant aangaande het depotverslag Notariaat. [10] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Ongehuwdenpensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen WAO Basis Pensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie Totaal
16.241 1.755 954 3.798 59 375 319 23.501
78
14.733 2.100 654 3.613 56 436 181 21.773
Jaarverslag 2012
[11] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Opleiding bestuur Kosten deelnemersraad/ verantwoordingsorgaan Opleiding deelnemersraad/ verantwoordingsorgaan Kosten visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Kosten certificerend actuaris Advieskosten actuaris en beleggingsadviseur Overige advieskosten Kosten AFM en DNB Overige Totaal
2012
2011
96 3 14 4 0 1.413 63 52 284 4 148 99 2.180
67 10 12 3 0 1.443 70 89 267 4 81 11 2.057
De daling van de administratiekostenvergoeding ten opzichte van 2011 is veroorzaakt doordat in 2011 een eenmalige vergoeding van de latende uitvoerder voor de implementatie verrekend is ad. € 120. De kosten voor de certificerend actuaris in 2012 zijn lager, omdat in 2011 zowel de kosten voor 2011 als 2010 verrekend zijn. Financiële vergoeding bestuurders De bestuurders, deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen geen bezoldiging, doch wel vacatiegeld. In 2013 is met terugwerkende kracht een aanvullende vergoeding over 2012 toegekend, deze zal in de cijfers van 2013 zichtbaar zijn. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. De kosten voor contributies en bijdragen bestaan uit de kosten voor DNB en AFM en zijn flink hoger doordat de grondslag (totaal premiebedrag en directe beleggingsopbrengsten) flink hoger is dan de voorgaande jaren. De gerealiseerde kosten liggen redelijk in lijn met de begroting. De accountantskosten hebben voor een bedrag van € 48 betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening en verslagstaten over 2012 door PwC. € 13 heeft nog betrekking op de controle van 2011 en € 2 heeft betrekking op de uitgevoerde FVP-audit. Overige kosten bestaan voor € 47 uit kosten voor communicatie, voor € 22k uit lidmaatschappen en contributie en voor het overige deel uit een aantal kleinere componenten. [12] Mutatie voorziening 28.428 118.456 pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voor het verloop van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de staat van baten en lasten.
79
Jaarverslag 2012
[13] Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden Mutatie voorziening toekomstige schadegevallen
[14] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [15] Lasten herverzekering Premie herverzekering 2010/2011 Technisch resultaat 2010 Technisch resultaat 2011 Technisch resultaat 2012 [16] Overige lasten Interestlasten Totaal
80
30 14 44
36 77 113
-4 0 -4
0 30 30
47 0 0 127 174
99 -1.194 1.693 0 598
0 0
4 4
Jaarverslag 2012
6.4.6
Verbonden partijen
Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 6 maart 2006, worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement. Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Houten, 28 mei 2013 Namens het bestuur, A.B.M. Baakman Werknemersvoorzitter
Mr. J.P. Loof Werkgeverssecretaris
81
Jaarverslag 2012
Overige gegevens 7.
Overige gegevens
7.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat in zijn geheel ten gunste te brengen aan de reserves.
7.2
Gebeurtenissen na balansdatum
De dekkingsgraad van het pensioenfonds was ultimo december 2012 te laag om aanvullende maatregelen te voorkomen. Besloten is om gesplitste premiemethodiek toe te passen waarbij per 1 januari 2013 het opbouwpercentage voor 2013 is verlaagd naar 1,9%. Tevens zijn per 1 april 2013 de opgebouwde pensioenaanspraken met 3,2% verlaagd. Op basis van de stand van de dekkingsgraad op 31 december 2013 zal worden bepaald of een aanvullende kortingsmaatregel nodig is om per 1 januari 2014 uit herstel te geraken. Het pensioenfonds probeert de maatregelen zo goed mogelijk te verdelen over de huidige en toekomstige generaties. Naast de voorgenomen korting van de pensioenen zijn aanvullende maatregelen genomen waarbij een evenwichtige verdeling van de lasten een belangrijk doel is. Op deze manier wordt beoogd dat iedereen - gepensioneerden, werknemers, oud-werknemers èn werkgevers - een steentje bijdragen aan het herstel van het pensioenfonds.
82
Jaarverslag 2012
7.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Actuariële verklaring Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013 met 3,2% te zullen korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen.
83
Jaarverslag 2012
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 132 en 133. Daarbij heb ik geconstateerd dat de kostendekkende premie in het boekjaar 2012 niet heeft voldaan aan de aanvullende premiedekkingsgraadeis zoals deze door De Nederlandsche Bank is gesteld. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 28 mei 2013
drs. R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
84
Jaarverslag 2012
7.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de medewerkers in het Notariaat
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de baten en lasten over 2012 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
85
Jaarverslag 2012
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 28 mei 2013 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
86
Jaarverslag 2012
Bijlagen
Bijlage 1
Recapitulatie deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
7.409
329
1.092
6.646
13.217
989
327
13.879
2.598
290
127
2.761
1.900
207
60
2.047
arbeidsongeschiktheidspensioen
216
27
21
222
partnerpensioen
451
37
26
462
31
19
20
30
23.224
1.608
1.546
23.286
Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen
wezenpensioen Totaal:
87
Jaarverslag 2012
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Assurance rapport Een rapport waarin een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Communicatiecommissie De commissie die alle communicatiemiddelen naleest Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid.
88
Jaarverslag 2012
Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
89
Jaarverslag 2012
Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. LDO (Long Duration Overlay) Dit is een beleggingsfonds waarbij gebruik wordt gemaakt van renteswaps om de duration van de beleggingen te verlengen zodat deze beter wordt afgestemd op die van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die van de verplichtingen. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
90
Jaarverslag 2012
Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Renterisico
91
Jaarverslag 2012
Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. SPO-kennisreflector Een toets die het mogelijk maakt objectief vast te stellen op welke gebieden leemten in kennis en deskundigheid bestaan voor bestuurders van pensioenfondsen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt.
92
Jaarverslag 2012
Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een prepensioen regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard.
93
Jaarverslag 2012
Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
94
Jaarverslag 2012
Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 582 98 58 Internet www.bpfmedewerkersnotariaat.nl Email-adres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen
95
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen www.bpfmedewerkersnotariaat.nl