JA ARVERSL AG 2008
Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen
Jaarverslag 2008
Inhoud Kerngegevens
4
Verbetering van de prepensioenaanspraken
5
Voorwoord
6
Profiel van de organisatie Bestuurssamenstelling per 31 december 2008 Actuaris Accountant Administrateur
7 7 7 7 7
Inhoud van de regeling
8
Verslag van het bestuur
10
Ontwikkelingen na afloop van het verslagjaar
14
Omvang van het fonds
15
Ontwikkelingen op pensioengebied in 2008
16
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
18
Risicoparagraaf
19
Beleggingen
21
Resultaat verslagjaar
23
Stand van de voorzieningen en reserves
24
Jaarrekening Balans Rekening van baten en lasten Toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans Niet in de balans opgenomen verplichtingen Risicobeheer en Derivaten Toelichting op de rekening van baten en lasten Kasstroomoverzicht
25 25 26 27 28 32 37 38 43 48
Gebeurtenissen na balansdatum
49
Verklaring van de actuaris
50
Accountantsverklaring
51
Slotwoord
52
3
Kerngegevens Aantallen per 31 december
2008
2007
2006
7.597 219 1
7.703 214 1
7.730 212 1
6.498 174.231
7.022 177.960
8.892 177.550
2521
1.043
85
45.572
8.787
867
140.048
133.218
137.796
Koopsommen
60
4
0
Waardeoverdrachten
66
185
832
1.042.152 235.600 207.315 (196.107) (318.683) 3,61
773.270 328.780 138.134 191.757 26.378 4,87
705.644 3.175 303.181 290.979 20.429 4,0 -
100,9%
129,9%
129,2%
1.273.420
1.424.613
1.268.306
8.352 91.509 204.321 720.874 (226.120) -15,06%
38.892 82.301 254.473 792.345 13.151 0,55%
50.238 77.777 321.502 775.958 70.025 6,7%
Werkgevers werkgevers verplicht tot premiebetaling vrijwillig aangesloten ondernemingen Gedispenseerde ondernemingen
Deelnemers actieve deelnemers gewezen deelnemers met premievrije rechten
Geprepensioneerden aantal uitkeringen
Bedragen per 31 december (x € 1.000)
Uitkeringen Premie
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening langlevenrisico Voorziening overgangsregeling Algemene reserve
4
Solvabiliteitsreserve Cumulatief verliessaldo Resultaat boekjaar Gehanteerde rekenrente 1 Gemiddelde rentetermijnstructuur Dekkingsgraad Totaal belegd vermogen (actuele waarde) Waarvan onder andere in: Onroerende zaken Hypothecaire leningen Aandelen Obligaties Opbrengst uit vermogen 2 Performance percentage
1 De gehanteerde rekenrente vanaf 2007 is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank. 2 Inclusief ongerealiseerde waarde mutaties en andere resultaten op beleggingen en inclusief beleggingskosten.
Verbetering van de prepensioenaanspraken Verhoging pensioenaanspraken Het bestuur besluit jaarlijks - indien en voor zover de financiële toestand van het fonds dit toelaat en gehoord de actuaris - of de prepensioenaanspraken en uitkeringen worden verhoogd. Dit wordt ook wel toeslag of indexatie genoemd. Er wordt niet doelgericht geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Gelet op de ontwikkelingen in de bedrijfstak en met name de financiële positie van het fonds heeft het bestuur besloten voor 2009 geen toeslag te verlenen. Dit besluit betreft de volgende aanspraken en uitkeringen:
• de premievrije prepensioenaanspraken; en • de aanspraken op grond van de •
prepensioengrondslag die wordt vastgesteld op basis van een middelloonregeling; en de ingegane prepensioenuitkeringen.
Toekennen overgangsregeling in 2009 Op grond van artikel 37 van het reglement bepaalt het bestuur jaarlijks of de overgangsregeling wordt toegekend aan degenen die in het volgend kalenderjaar de reglementaire datum voor ingang van het overgangsrecht bereiken en aan degenen die in het volgend kalenderjaar het prepensioen na deze datum willen laten ingaan. Met ingang van 1 januari 2006 is de leeftijd waarop de overgangsregeling wordt toegekend volgens een staffel per leeftijdsschaal verhoogd. Het bestuur heeft voor het jaar 2009 het volgende besloten:
• Bereiken leeftijd van 60 jaar en 4 maanden in 2009
•
het bestuur besluit de overgangsregeling toe te kennen aan degenen die in 2009 de leeftijd van 60 jaar en 4 maanden bereiken; Bereiken leeftijd van 60 jaar en 6 maanden in 2009 het bestuur besluit de overgangsregeling toe te kennen aan degenen die in 2009 de leeftijd van 60 jaar en 6 maanden bereiken.
5
Voorwoord Graag bieden wij u aan het jaarverslag 2008 van de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen, hierna Prepensioenfonds Goederenvervoer genoemd. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer is opgericht op 1 januari 2002 en geldt voor werkgevers en werknemers in het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Het uitgangspunt van de regeling is stoppen met werken op een leeftijd die gerelateerd is aan de volgende staffel. Geboortedatum (in de periode)
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd met uitkering ter hoogte van 85% van de prepensioengrondslag
Van 1 april 1947 t/m 31 maart 1948 Van 1 april 1948 t/m 31 maart 1949 Van 1 april 1949 t/m 31 december 1949
60 jaar en 2 maanden 60 jaar en 4 maanden 60 jaar en 6 maanden
Het verslagjaar 2008 stond voor een belangrijk deel in het teken van de wereldwijde financiële crisis en de nieuwe Pensioenwet die in 2007 van kracht werd en de daaruit volgende Veegwet. Deze Veegwet zet de puntjes op de i van de in 2007 in werking getreden Pensioenwet. Dit heeft geresulteerd in een grote hoeveelheid notities en veel discussies over de vraag welke gevolgen de nieuwe wet heeft voor de bestaande reglementen. Een aantal reglements- en statuten wijzigingen is per saldo het gevolg geweest. Daarnaast heeft de wereldwijde financiële crisis met name in de tweede helft van het verslagjaar zijn invloed gehad op de resultaten van het fonds. Het fonds is, zoals dat heet, in onderdekking gekomen. Het gevolg hiervan is dat na afloop van het verslagjaar bij de toezichthouder een herstelplan is ingediend. In het voor u liggende verslag wordt hier nader op ingegaan. Het jaarverslag is verdeeld in een bestuursverslag en een jaarrekening. In het bestuursverslag informeren wij u over de beleidsmatige zaken die in het verslagjaar hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het pensioenvermogen. In de toelichting vindt u onder meer de grondslagen voor de waardering, de mutaties in de beleggingsportefeuille en natuurlijk de verklaring van de actuaris en de accountantsverklaring. 6
Het publicitair verslag is op verzoek verkrijgbaar bij de administrateur, Syntrus Achmea Pensioenbeheer te Amsterdam. Amsterdam, 18 juni 2009, Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen
Het bestuur: De heer J. Heilig, voorzitter Mevrouw S. Kraaijenoord, secretaris
Profiel van de organisatie Het Prepensioenfonds Goederenvervoer, statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 1 januari 2002. De laatste statutenwijziging was in juni 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 34175254. Het Prepensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Het Prepensioenfonds Goederenvervoer stelt zich ten doel alle deelnemers te voorzien van een volwaardig pensioen tegen een redelijke premie, welke volledig door de werkgevers wordt betaald. De ontvangen premies worden onder zo gunstig mogelijke voorwaarden belegd. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer belegt in zaken als onroerende zaken, aandelen en vastrentende waarden. Het totale vermogen van het Prepensioenfonds Goederenvervoer bedroeg ultimo boekjaar 2008 circa 1,27 miljard euro. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer had op 31 december 2008 in totaal 7.597 aangesloten werkgevers, 6.498 actieve deelnemers en 174.231 gewezen deelnemers/slapers. Het fonds keerde op dat moment prepensioenen uit aan 2.521 pensioengerechtigden. Bestuurssamenstelling per 31 december 2008 Het bestuur van de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. De samenstelling van het bestuur per 31 december 2008 is als volgt: Werkgeversleden L.J.H. Ceelen, voorzitter Mw. S. Kraaijenoord, plv. secretaris H.A. Dikken
(1) (1) (2)
Plaatsvervangers: Mw. I. Stomp L.G.A.M. Verhagen P.W. Kievit
(1) (5) (2)
Werknemersleden: J.T. van Egmond, secretaris J. Heilig, plv. voorzitter J. Wit
(4) (3) (3)
Plaatsvervangers: Vacature Vacature Vacature
(4) (3) (3)
Respectievelijk aangewezen door: 1) Transport en Logistiek Nederland 2) Koninklijk Nederlands Vervoer 3) FNV Bondgenoten 4) CNV Bedrijvenbond 5) Vereniging Verticaal Transport
7
De heer Dikken is per 23 juni 2008 toegetreden tot het bestuur van de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen. Vereniging van bedrijfstakpensioenfondsen Het Prepensioenfonds Goederenvervoer is lid van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Adviserend actuaris Mercer (Nederland) B.V. De heer drs. W. Brugman AAG Startbaan 6 1185 XR Amstelveen Certificerend actuaris Towers Perrin De heer drs. R. Doornbos AAG Hullenbergweg 425 1100 AB Amsterdam Zuidoost Accountant KPMG Accountants N.V. De heer M.J. Vredenduin RA Burgemeester Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen
Compliance officer KPMG Integrity & Investigation Services Burgemeester Rijnderslaan 10-20 1185 MC Amstelveen Administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer Bezoekadres: Molenwerf 2-8 1014 AG Amsterdam Postadres: Postbus 9251 1006 AG Amsterdam Telefoonnummer: 0900-1964 Website: www.devervoerssite.nl
Inhoud van de regeling Wie doet mee aan de prepensioenregeling De prepensioenregeling geldt per 1 januari 2002. De prepensioenregeling voorziet in een uitkering van 60 (richtleeftijd) tot 65 jaar. De prepensioenregeling is vanaf 1 januari 2006 met name van belang voor werknemers geboren tussen 1 april 1947 en 1 januari 1950. Zij bouwen na 1 januari 2006 nog prepensioen op. Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 april 1947, en op 31 maart 2001 en 1 april 2001 in dienst waren bij een bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen aangesloten werkgever, blijft de VUT-regeling van kracht. Hierop is echter één uitzondering: werknemers die geboren zijn vóór 1 april 1947 en die op 31 maart 2001 en 1 april 2001 nog niet in de bedrijfstak werkten, doen mee aan de prepensioenregeling. De prepensioenpremie De premie voor de prepensioenregeling wordt geheven over de som van de bruto lonen Sociale Verzekeringen van alle werknemers in dienst van de werkgever. De premie voor de prepensioenregeling is in 2008 een volledige werkgeverspremie. Vanaf 2006 is de hoogte van de premie afhankelijk van de leeftijd van de werknemer:
• voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 bedraagt de premie 6,58% van het heffingsloon; • voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 bedraagt de premie 2,8% van het heffingsloon. Onder het heffingsloon wordt verstaan het brutoloon Sociale Verzekeringen over het lopende kalenderjaar tot ten hoogste het maximum premiedagloon Werkloosheidswet, herleid tot een jaarbedrag. Het maximum is het op jaarbasis herleide bedrag van het maximum premieplichtig dagloon voor de Werkloosheidswet (in 2008: € 46.205,=).
8
Hoeveel bedraagt het prepensioen Een volledig prepensioen, dat voorziet in een uitkering van circa 85% van de prepensioengrondslag, wordt opgebouwd in 39 jaar (van 21 tot 60 jaar). Omdat niet iedere werknemer in staat is voldoende prepensioen op te bouwen is door CAO-partijen een overgangsregeling in het leven geroepen. Deze overgangsregeling heeft tot doel een aanvulling te geven op het prepensioen. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de overgangsregeling zijn: a) zowel op 31 maart 2001 als op 1 april 2001 als werknemer in dienstverband werkzaam zijn bij een werkgever die op die data is aangesloten bij de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen; en b) vanaf 1 januari 2002 onafgebroken deelnemen aan de prepensioenregeling; en c) uiterlijk op de prepensioendatum voldoen aan het 10-dienstjaren criterium als bedoeld in het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen. De overgangsregeling is een voorwaardelijke regeling: het bestuur beslist jaarlijks, gegeven de financiële positie van het fonds, of de aanvulling kan worden toegekend aan de deelnemers die in het volgende kalenderjaar de reglementaire datum voor ingang van het overgangsrecht bereiken. Met ingang van 1 januari 2006 is de leeftijd waarop de overgangsregeling wordt toegekend, verhoogd: Geboortedatum (in de periode)
Vroegst mogelijke uittredingsleeftijd met uitkering ter hoogte van 85% van de prepensioengrondslag
Van 1 april 1947 t/m 31 maart 1948 Van 1 april 1948 t/m 31 maart 1949 Van 1 april 1949 t/m 31 december 1949
60 jaar en 2 maanden 60 jaar en 4 maanden 60 jaar en 6 maanden
De hoogte van de prepensioenuitkering is afhankelijk van hetgeen aan prepensioen opgebouwd is. Per jaar wordt 2,179% aan prepensioen opgebouwd. Het prepensioen wordt opgebouwd over het vaste jaarsalaris en over het loon uit een aantal overuren en/of over de uren van het structureel verrichten van arbeid als gevolg van werken in een rouleersysteem volgens een rooster (hierna samengevat onder de noemer “overuren”).
Er worden twee prepensioengrondslagen vastgesteld: één voor het vaste jaarsalaris en één voor de overuren. Bij het vaststellen van de prepensioengrondslagen wordt gekeken naar de volgende elementen:
• vast jaarsalaris: deze prepensioengrondslag bestaat
•
uit het vaste bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld op 1 januari van het jaar waarin wordt deelgenomen. De opbouw van het prepensioen over deze grondslag vindt plaats op basis van een eindloonregeling; overuren: deze prepensioengrondslag bestaat uit het loon uit overuren met een maximum van tien overuren per week tegen een overwerktoeslag van 30%. De overuren over het voorgaande jaar zijn bepalend voor de prepensioengrondslag in het lopende jaar. De opbouw over deze prepensioengrondslag vindt plaats op basis van een middelloonregeling.
9
Verslag van het bestuur Bestuur Het bestuur is in het verslagjaar zeven maal bijeengekomen. Deze vergaderingen vonden plaats op 21 februari, 12 maart, 28 april, 23 juni, 28 augustus, 16 oktober en 4 december 2008. Naast de onderwerpen die periodiek aan de orde worden gesteld treft u een overzicht aan van de overige onderwerpen die tijdens de bestuursvergaderingen zijn besproken. Financiële positie van het fonds Door de kredietcrisis zijn niet alleen de aandelenbeurzen, maar ook de lange rentes fors gedaald. Dit had uiteraard ook zijn weerslag op de financiële positie van Prepensioenfonds Goederenvervoer en zorgde eind 2008 voor een forse daling van de dekkingsgraad. Dit is de verhouding tussen het belegd vermogen en de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Ultimo 2008 bedroeg de dekkingsgraad 100,9%. Aangezien dit percentage onder het wettelijk minimum van 105% ligt, ontstond er formeel een situatie van onderdekking. Uiteraard is hiervan melding gemaakt aan De Nederlandsche Bank (DNB) en zijn de vereiste acties ondernomen om te komen tot een zogenaamd ’korte termijn herstelplan’.
10
Vermogensbeheer activiteiten In het beleggingsbeleid zijn over het verslagjaar 2008 geen grote veranderingen doorgevoerd, anders dan kleine wijzigingen in de samenstelling van de portefeuille. Het bestuur is over 2008 akkoord gegaan met het verlagen van het percentage vastrentende waarden van 70% naar 62,5% en het opnemen van de categorieën GTAA en grondstoffen voor respectievelijk 5% en 2,5%. In 2009 is de beleggingsmix ongewijzigd ten opzichte van de beleggingsmix van 2008. Dekkingsgraad Door de kredietcrisis zijn niet alleen de aandelenbeurzen, maar ook de lange rentes fors gedaald. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer is hiervoor niet immuun gebleken. Dit vertaalde zich in een forse daling van de dekkingsgraad in 2008. De dekkingsgraad is, kort gezegd, de verhouding tussen het vermogen van het prepensioenfonds en de verplichtingen van het fonds op korte en langere termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het Prepensioenfonds in kas heeft tegenover elke euro die het (straks) moet uitkeren. Er zijn twee effecten die de dekkingsgraad beïnvloeden. Ten eerste is het vermogen van het Prepensioenfonds afgenomen door de dalende beurskoersen. Beleggen op de beurs is voor het prepensioenfonds – in ieder geval voor een deel van het vermogen - noodzakelijk: het fonds behaalt anders op langere termijn onvoldoende rendement. Een tweede factor betreft de verplichtingen van het Prepensioenfonds: deze zijn gestegen door de dalende marktrente. Hoe werkt dit precies? Een Prepensioenfonds gaat de verplichting aan om later bij
pensionering een uitkering te doen. Voor een uitkering over 40 jaar hoeft een Prepensioenfonds nu niet het hele bedrag in kas te hebben. Het kan immers nog over een lange periode rendement halen. Hoe hoog het rendement de komende 40 jaar zal zijn is nog onduidelijk. En toch moet het fonds een schatting maken. Daarvoor gebruikt het de langetermijnrente. Mede als gevolg van de kredietcrisis is die rente in het verslagjaar flink gedaald. Daardoor rekent het fonds op een lager rendement en moet het nu meer geld in kas hebben om straks dezelfde uitkering te kunnen doen. Wettelijke regels voor onderdekking en reservetekort De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een “onderdekking” of “reservetekort” direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Ieder pensioenfonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 105%, DNB heeft deze grens gesteld. Afhankelijk van onder andere het beleggings- en indexatiebeleid van een fonds wordt er een minimaal vereist vermogen vastgesteld. Een reservetekort ontstaat als de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist vermogen. Voor het Prepensioenfonds is dit indien de dekkinggraad lager is dan 116,2%. Op 31 december 2008 was de dekkingsgraad van het fonds 100,9%. Aan het einde van 2007 was de dekkingsgraad nog 129,9%. Overigens ondervinden alle pensioenfondsen in deze periode dat de dekkingsgraad ten opzichte van het einde van 2007 is gedaald. Bijzondere situatie en dus veelal uitstel voor indienen herstelplan Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkent dat de kredietcrisis de pensioenfondsen in een bijzondere situatie brengt. Op 8 oktober 2008 riep DNB de pensioenfondsen op geen overhaaste beslissingen te nemen. Een maand later voerden DNB en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg met vertegenwoordigers van de pensioensector over de gevolgen van de kredietcrisis. Op basis van dit overleg besloot DNB gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het verlenen van uitstel: veel pensioenfondsen kregen uitstel voor het indienen van een herstelplan tot 1 april 2009. Herstelplan De wet kent twee herstelplannen. Een kortetermijnherstelplan als sprake is van onderdekking: het pensioenfonds krijgt dan drie jaar uitstel om de dekkingsgraad weer op een niveau van minimaal 105% te brengen. In deze bijzondere tijd van financiële crisis heeft de DNB besloten de termijn van een herstel in drie jaar te verlengen naar een periode van vijf jaar. En een langetermijnherstelplan als het fonds een reservetekort heeft: het fonds krijgt dan vijftien jaar de tijd om weer voldoende reserves op te bouwen.
In een herstelplan zet het pensioenfonds de maatregelen op een rij die het treft om ervoor te zorgen dat het vermogen van het pensioenfonds weer op peil komt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de samenstelling van de beleggingsportefeuille en het al of niet toekennen van toeslagen op opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane uitkeringen. Ook kan het fonds besluiten de hoogte van de pensioenpremie aan te passen. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer heeft op 26 maart 2009 een korte- en langetermijnherstelplan ingediend bij DNB. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd. De cao-partijen zijn geïnformeerd over de inhoud van het herstelplan. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten zijn: • het toeslagbeleid wordt gehandhaafd; • het premiebeleid zal ongewijzigd worden gehandhaafd; • het beleggingsbeleid wordt niet aangepast; • voor het geval dat gedurende de vijfjaars periode, ingaande op 1 januari 2009, de dekkingsgraad ultimo van enig jaar onder dit niveau komt, zullen CAO-partijen en bestuur overleggen in hoeverre het beleid en/of de pensioenregeling aangepast kan worden, zodanig dat na uiterlijk een periode van 1 jaar naar verwachting het gewenste groeipad weer is bereikt. Herstelkracht op korte termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het tot stand komen van het herstelplan is voldaan aan de wettelijke eisen en was evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. De herstelkracht is voldoende om na 5 jaar (op 31 december 2013) een dekkingsgraad te bereiken die tenminste gelijk is aan 105%. De verwachte feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2013 wordt geschat op 120,0%.
11
Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het pensioenfonds vanaf 2011 voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen. De verwachte dekkingsgraad is op 1 januari 2011 116,2%. Na 15 jaar (einde herstelplan) bedraagt de verwachte dekkingsgraad 120,0%. Kwantitatieve uitleg Effect op dekkingsgraad (in %) Korte termijn Lange termijn Dekkingsgraad per 31 december 2008 respectievelijk 31 december 2013
100,0
120,0
8,9 -9,9
0,0 -26,0
9,6
14,7
0,4
0,3
11,2
11,1
120,0 105,0
120,0 116,1
Sturings-middelen Premie
Conform huidig premiebeleid
Indexatie
Conform huidig toeslagbeleid
Beleggingen
Volgens gestelde uitersten in Regeling Parameters (5,9% over de gehele 15-jaarsperiode)
Rentetermijnstructuur
Aanpassing van de rentecurve vanaf 2014 met toestemming DNB (forward rates)
Overige
Inclusief effect van de uitkeringen
Dekkingsgraad per 31 december 2013 respectievelijk 31 december 2023 MVEV per 31 december 2013 respectievelijk VEV per 31 december 2023
Genoemde dekkingsgraden in de bovenstaande tabel In de tabel staan de dekkingsgraden vermeld, zoals ze in het herstelplan staan genoemd. Het herstelplan is gemaakt op basis van een geschatte dekkingsgraad van 31 december 2008, die ten tijde van het opstellen van het herstelplan 100,9% bedroeg. Elders in het jaarverslag wordt de definitieve dekkingsgraad genoemd die hiervan afwijkt. Overgangsregeling In 2008 is voor de eerste maal een groot beroep gedaan op de overgangsregeling. De financiering van de voorziening overgangsregeling is in 2008 voltooid. Vanaf 2009 zal er geen toevoeging meer behoeven te worden gedaan aan deze voorziening. Stand van zaken met betrekking tot de fusie Het bestuur heeft in 2008 besloten tot een fusie van het fonds met het Pensioenfonds Vervoer, het Prepensioenfonds Personenvervoer en het VUT-fonds Goederenvervoer. Er zijn een groot aantal overwegingen om tot fusie over te gaan. De belangrijkste zijn: • het creëren van een breder draagvlak voor de te dragen risico’s; • vereenvoudiging van de procedures voor werkgevers, deelnemers, slapers en pensioengerechtigden (één loket); • administratieve lastenverlichting voor de werkgevers; • het behalen van kostenvoordelen in de uitvoering van de regeling. Waar mogelijk kunnen administratieve processen en beleidsondersteuning van het bestuur worden geïntegreerd en gecombineerd. Ook het aantal externe dienstverleners kan worden beperkt. 12
Het bestuur besloot op 28 april 2008 tot een fusie over te gaan. Na de fusie zal de Prepensioenregeling voor het Goederenvervoer worden uitgevoerd door het Pensioenfonds Vervoer. De oorspronkelijke streefdatum voor de fusie was 1 januari 2009. Lopende het verslagjaar is de fusiedatum verlegd naar 1 januari 2010. Communicatie Het Prepensioenfonds Goederenvervoer heeft ook in 2008 werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden op verschillende momenten geïnformeerd over de regeling en de uitvoering daarvan. Werknemers konden voor informatie over de regeling terecht op de website of contact opnemen met de servicedesk. Zij ontvingen bovendien het Uniform Pensioen Overzicht. Bij verschillende werkgevers zijn voorlichtingsbijeenkomsten voor werknemers georganiseerd waarin de pensioenconsulenten uitleg gaven over de prepensioenregeling en uiteraard zijn er circulaires met informatie naar de werkgevers verzonden. Voorts hebben alle pensioengerechtigden in januari 2008 zoals gewoonlijk een jaaropgave van hun prepensioen ontvangen.
Digitaal Pensioenfonds In het lopende verslagjaar is het zogeheten Digitaal Pensioenfonds geïntroduceerd. Daarnaast is een aanvang gemaakt met een verbeterde versie van het onderdeel pensioenplanner. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de richting van een sterk verbeterde online dienstverlening aan alle klanten van het Prepensioenfonds Goederenvervoer, Pensioenfonds Vervoer, Prepensioenfonds Personenvervoer en de VUT Goederenvervoer. Het Digitaal Pensioenfonds beoogt de pensioeninformatie van genoemde fondsen toegankelijker en daarmee laagdrempeliger te maken voor werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. Werkgevers krijgen een volledig en actueel inzicht in de verwerking van de aangeleverde gegevens en het notaverkeer. Deelnemers aan de verschillende regelingen krijgen direct inzicht in hun pensioensituatie en kunnen met behulp van de pensioenplanner zelf diverse prepensioenscenario’s doorrekenen. Uitbesteding en serviceafspraken De administratie van het Prepensioenfonds Goederenvervoer is in zijn geheel uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Tijdens de vergadering van december 2008 is door het bestuur het besluit genomen om per 1 januari 2010 het contract met Syntrus Achmea Pensioenbeheer te beëindigen en per genoemde datum de samenwerking aan te gaan met een andere administrateur. Afrekening administratiekosten 2007 en tarieven 2009 In de vergadering van juni 2008 ging het bestuur akkoord met de afrekening van de administratiekosten voor het jaar 2007. In de vergadering van 12 januari 2009 is het bestuur akkoord gegaan met de tarieven voor de uitvoering van de regeling in het jaar 2009. Jaarverslag 2007 Het bestuur van het fonds heeft in het verslagjaar de jaarrekening van Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen over het jaar 2007 goedgekeurd en vastgesteld. De verslagstaten zijn, zoals gebruikelijk voor 1 juli bij de Nederlandsche Bank gedeponeerd. Wijzigingen in reglement en statuten In het verslagjaar heeft het bestuur besloten: • een visitatiecommissie in het leven te roepen; • een actuariële factor vast te stellen voor een uitstel van het prepensioen naar 65 jaar; • de teksten met betrekking tot de prepensioengrondslagen te verduidelijken; • de teksten inzake de voorwaarden voor toeslagverlening te verbeteren; • in kader van de invoering van de Pensioenwet zijn de statuten op onderdelen aangepast.
Aanvragen vrijwillige aansluiting In vrijwel iedere vergadering zijn verzoeken om vrijwillige aansluiting besproken van ondernemingen die niet vallen onder de verplichtstelling van het Prepensioenfonds Goederenvervoer. Criteria voor het al of niet toekennen van een verzoek zijn de volgende: • er dient verwantschap met de bedrijfstak te worden aangetoond. De verwantschap moet bestaan door bedrijfsuitoefening of door een band tussen de werkgever en een bedrijf dat al verplicht is aangesloten; • er dient een financieel evenwicht te zijn tussen de te verwachten baten en lasten; • bij het ontbreken van financieel evenwicht kan een inkoopsom worden gevraagd. Bij een aansluiting per 1 januari 2002 is geen inkoopsom verschuldigd; • de vrijwillige aansluiting geldt in principe voor het gehele personeel. Een vrijwillige aansluiting wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de stichting. In het verslagjaar heeft het bestuur 19 verzoeken tot vrijwillige aansluiting behandeld. Niet verplichtgestelde periode Op 20 december 2007 heeft de rechter bepaald dat aan werkgevers in bepaalde gevallen de premie, die is voldaan over de periode dat de regeling niet verplicht was gesteld (1 januari 2002 tot 20 februari 2003), gerestitueerd moet worden. Het bestuur heeft besloten om zich bij deze uitspraak neer te leggen en heeft zijn beleid hierover heroverwogen en aangepast. In het verslagjaar 2008 zijn met meerdere werkgevers eerder vastgestelde verplichte deelnames over genoemde periode gecorrigeerd.
13
Ontwikkeling na afloop van het verslagjaar Toeslaglabel Op grond van de financiële positie van het fonds en het ingediende herstelplan heeft de toezichthouder toegestaan, ondanks eerdere genomen besluiten, het toeslagenlabel per 1 januari 2009 nog niet in te voeren. Hierbij is de voorwaarde gesteld dat lopend het jaar 2009 de deelnemers worden geïnformeerd door het fonds inzake de financiële crisis, het ontstane dekkingstekort en het daaruit voortvloeiende herstelplan. Opschorten waardeoverdrachten Zolang de dekkingsgraad van een pensioenfonds lager is dan wettelijk verplicht, mag dat fonds op grond van de Pensioenwet niet meewerken aan verzoeken tot waardeoverdracht. Vanaf 30 december 2008 geldt dit ook voor het Prepensioenfonds Goederenvervoer. Deelnemers die een aanvraag indien(d)en, hebben hierover na afloop van het verslagjaar bericht ontvangen en ook op de website worden deelnemers hierover geïnformeerd. Het bestuur heeft op 18 juni 2009 besloten tot herleving van de waardeoverdrachten per 1 juli 2009. Een positieve ontwikkeling van het fonds ligt hieraan ten grondslag.
14
Omvang van het fonds In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de omvang van het fonds weergegeven. De gegevens bij de afsluiting van het verslagjaar, zoals het aantal werkgevers en deelnemers, de vastgestelde prepensioenpremie en de prepensioenuitkeringen, worden ter vergelijking afgezet tegen de cijfers uit het verleden. 2008
2007
2006
7.597
7.703
7.730
4.145 219
4.750 214
1.406 212
6.498 174.231
7.022 177.960
8.892 177.550
Aantal werkgevers per 31 december Werkgevers verplicht tot premiebetaling Werkgevers die opgaven in het boekjaar geen tot deelneming verplicht personeel in dienst te hebben1 Vrijwillig aangesloten werkgevers
Aantal deelnemers per 31 december Actieve deelnemers Nog niet geprepensioneerde gewezen deelnemers met premievrije rechten
Voortgezette deelneming van de verplichte regeling Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden en vóór het ingaan van het prepensioen, kent het fonds de mogelijkheid om de verplichte verzekering voor bepaalde tijd op vrijwillige basis voor eigen rekening voort te zetten. Hieraan zijn reglementair diverse voorwaarden verbonden. Een verzoek tot vrijwillige voortzetting van de deelneming dient binnen drie maanden na het einde van de deelneming te worden ingediend bij het fonds. Premie opgaven en -betalingen In 2008 is vastgesteld aan premie € 140.048.000,-. Ultimo 2008 was over 2008 en voorgaande jaren nog te voldoen een bedrag van € 13.082.000,-. Bij het incasseren van de premie deden zich geen bijzondere moeilijkheden voor. Het aantal werkgevers vallende onder de verplichtstelling van het fonds, dat in staat van faillissement werd verklaard, daalde in 2008. Er werden in 2008 46 werkgevers failliet verklaard ten opzichte van 63 in 2007. De ten gunste van het boekjaar vastgestelde premie kan als volgt worden gespecificeerd: 2008 (x € 1.000)
2007 (x € 1.000)
2006 (x € 1.000)
Koopsommen
140.048 60
133.218 4
137.796 -
Totaal
140.108
133.222
137.796
Premie
Prepensioenuitkeringen Over 2008 is uitbetaald aan prepensioenen € 45.572.000,- tegen het vorige jaar € 8.787.000,-. Dit bedrag is inclusief éénmalige uitkeringen. Op het einde van het boekjaar waren de aantallen ingegane pensioenen en de totale jaarbedragen als volgt:
Aantallen prepensioenen Totaal jaarbedrag (x € 1.000,=)
2008
2007
2006
2.521
1.043
85
64.032
25.302
909
Eénmalige uitkeringen In 2008 werd aan éénmalige uitkeringen (afkoopsom in plaats van klein prepensioen ineens en afkoopsom bij emigratie) € 1.000,- uitbetaald, ten opzichte van € 3.000,- over 2007.
1
Onder deze categorie vallen ook de werkgevers die uitsluitend personeel in dienst hebben, geboren op of na 1 januari 1950.
15
Ontwikkelingen op pensioengebied in 2008 Algemeen Zoals eerder in dit jaarverslag is te lezen zijn in de tweede helft van 2008 de dekkingsgraden van pensioenfondsen flink onder druk komen te staan door de effecten van de wereldwijde kredietcrisis. Waarschijnlijk herinneren we ons 2008 over een aantal jaar daarom als een periode van zwaar weer. Maar in 2008 speelde er meer dan de kredietcrisis: nieuwe wetgeving werd van kracht of kreeg nadere invulling. Zo zorgde de Veegwet ervoor dat de puntjes op de i werden gezet in de Pensioenwet. Vanaf 1 januari gelden voor pensioenfondsen daarnaast nieuwe regels voor communicatie. Tot slot werd in 2008 opnieuw flink gediscussieerd over de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel: vergrijzing, beurzen, risico’s en internationale boekhoudregels vormden de ingrediënten. In dit hoofdstuk komen de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en het overheidsbeleid aan de orde.
16
Nieuwe regels over communicatie per 1 januari 2008 van kracht Niet alle nieuwe regels in de Pensioenwet gelden per 1 januari 2007. Voor een aantal onderdelen, waaronder de regels voor communicatie door pensioenfondsen, is een overgangsperiode afgesproken. De nieuwe regels voor communicatie gelden sinds 1 januari 2008. Pensioenfondsen moeten belangrijke wijzigingen in hun regeling binnen drie maanden aan de deelnemers bekend te maken. Ook ontvangen nieuwe deelnemers binnen drie maanden een startbrief. Deelnemers die “slaper” worden, ontvangen een stopbrief en elke vijf jaar recente informatie over hun pensioen. Alle communicatie van het pensioenfonds die wettelijk vereist is moet bovendien aan inhoudelijke eisen van duidelijkheid en begrijpelijkheid voldoen. Puntjes op de i van de Pensioenwet / Veegwet De Pensioenwet van 2007 bevatte een aantal onvolkomenheden en soms waren situaties niet geregeld. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit gerepareerd met de Veegwet. Deze Veegwet bevat ook een aantal beleidswijzigingen. Het bestuur heeft de wijzigingen uit de Veegwet verwerkt in de reglementen van het fonds. Regels afkoop kleine pensioenen bekend De Pensioenwet bepaalt dat pensioenfondsen kleine pensioenen van gewezen deelnemers mogen afkopen. Kleine pensioenen zijn pensioenuitkeringen van minder dan € 406,44 op jaarbasis (bedrag 2008). Het pensioenfonds mag deze pensioenen afkopen twee jaar nadat de deelneming is geëindigd. De gewezen deelnemer kan daartegen geen bezwaar maken. Voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007 (datum van invoering van de Pensioenwet) gelden andere wettelijke regels. Het pensioenfonds mag dan besluiten tot afkoop, maar de gewezen deelnemer kan hiertegen bezwaar maken.
Het Prepensioenfonds Goederenvervoer heeft besloten om geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot afkoop na einde van de deelneming. Een eventuele afkoop vindt uitsluitend plaats op de datum van ingang van het prepensioen. Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren naar verwachting kunnen stijgen. Zodra de prijzen stijgen, dienen immers ook de pensioenen omhoog te gaan om de koopkracht op peil te houden. Zo’n stijging heet toeslag of indexatie. Het bestuur van het pensioenfonds beslist jaarlijks of het de pensioenen indexeert. Dit kan alleen als het daarvoor voldoende geld in kas heeft. Het toeslagenlabel helpt om het beleid van het pensioenfonds begrijpelijker te maken: het bestaat uit een plaatje en een uitleg. Het label vermeldt de toeslag die het pensioenfonds verwacht bij een gemiddelde prijsstijging van 2%. Voor deze verwachting heeft het label een normaal scenario en een slechtweerscenario. Hiermee wordt vooral duidelijk gemaakt dat het verhogen van pensioenen niet vanzelfsprekend is. Naast het label moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring hanteren. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd: de ambitie, hoe die wordt betaald en wat daarvan de laatste drie jaar is waar gemaakt. Op grond van de financiële positie van het fonds en het ingediende herstelplan heeft de toezichthouder toegestaan, ondanks eerdere genomen besluiten, het toeslagenlabel per 1 januari 2009 nog niet in te voeren. Self Assessment, AFM vraagt fonds zelf aan te geven of de communicatie goed is De AFM is een relatief nieuwe toezichthouder voor pensioenfondsen en concentreert zich in het toezicht op de communicatie bij pensioenfondsen. De AFM heeft eind 2007 een zogenaamde “self assessment” aan alle pensioenfondsen verstuurd. Hierin verzocht de AFM de fondsen informatie te geven over de wijze waarop communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt. Op 8 december 2008 heeft de AFM een nieuwe self assessment aan de pensioenfondsen verstuurd. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur van het Prepensioenfonds Goederenvervoer vindt het van groot belang om het fonds goed te besturen. In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat het fonds zijn taken daadwerkelijk goed uitvoert. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen
een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de principes goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen. Gelet op de bovenstaande ontwikkeling heeft het bestuur besloten tot de oprichting van het Verantwoordingsorgaan. Aan het verantwoordingsorgaan is verzocht in 2009 een oordeel te geven over het besluit tot de fusie en de uitvoering daarvan. Praktische invoering principes is doorgezet in 2008 De STAR pleitte ervoor dat alle pensioenfondsen de principes uiterlijk 1 januari 2008 zouden invoeren. De Pensioenwet noemde hiervoor echter geen duidelijke termijn. De Nederlandsche Bank ging ervan uit dat de fondsen de principes in 2007 en 2008 zouden invoeren. In 2007 heeft het pensioenfonds dan ook hard gewerkt om alle veranderingen door te voeren. De meeste beslissingen over hoe de principes ingevuld worden zijn dan ook in 2007 genomen. Het jaar 2008 stond ook in het teken van de evaluatie van de principes en de medezeggenschap bij pensioenregelingen. Zowel besturen als deelnemersraden moesten een vragenlijst over de stand van zaken invullen. Het kabinet beslist in 2009 of de evaluatie aanleiding is om nog wijzigingen door te voeren.
17
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op grond van Richtlijn 400 Jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed hiervan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. Deze algemene aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken “bestuursbesluiten” en “ontwikkelingen op pensioengebied”. In dit laatste hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar.
18
Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In het hoofdstuk “beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Richtlijn 400 beoogt overigens niet aan pensioenfondsen voor te schrijven dat zij (meer) maatschappelijk moeten beleggen, de nadruk ligt op de informatieverschaffing. Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden. Op verschillende plaatsen in dit verslag wordt aandacht besteed aan deze onderwerpen. In het hoofdstuk met betrekking tot de beleggingen wordt ook ingegaan op maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Risicoparagraaf Het Prepensioenfonds Goederenvervoer hecht veel waarde aan een gedegen beleid op het gebied van risicomanagement. Het fonds speelt daarmee in op de toenemende complexiteit van de bedrijfsvoering, de wet- en regelgeving en de zwaardere eisen die de toezichthouders in dat verband stellen. Er is een beleid ontwikkeld waarin bewust bepaalde financiële risico’s worden geaccepteerd omdat die passen binnen het kader van de financiële opzet van het fonds. Hieronder volgt een opsomming van en toelichting op de belangrijkste risico’s. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in de marktprijzen. Binnen het ALM-proces wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico naar verwachting acceptabel is. Het marktrisico wordt beheerst door het risicoprofiel van de feitelijke beleggingsmix aan te laten sluiten bij dat van de ALMbeleggingsmix. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Valutarisico’s worden afgedekt met valutaderivaten, voornamelijk valutatermijncontracten. De Amerikaanse dollar wordt, in afwijking van voorgaande jaren, volledig afgedekt. Dit is voor het Britse pond en de Japanse yen al langer het geval. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de marktwaarde van de portefeuille vastrentende waarden en de nominale pensioenverplichtingen op marktwaarde verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Integrale beheersing van de balansrisico’s is onderdeel van de nieuwe financiële opzet. Gedurende het jaar 2008 is stapsgewijs zestig procent van het renterisico van de pensioenverplichtingen afgedekt door het afsluiten van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Er is niet voor gekozen om het renterisico volledig af te dekken, omdat dit ten koste zou kunnen gaan van het indexatievermogen op de langere termijn. Kredietrisico Dit risico heeft zowel betrekking op de beleggingen in schuldpapieren als op transacties met tegenpartijen. Kredietrisico op verhandelbare schuldpapieren wordt beschouwd als prijsrisico. De beheersing van deze vorm van kredietrisico is geïntegreerd in het beleggingsproces door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse. Tegenpartijrisico betreft het risico dat tegenpartijen hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door
een faillissement. Het tegenpartijrisico wordt beheerst door selectie van solide tegenpartijen en hantering van tegenpartijlimieten, al dan niet in combinatie met zekerheidstellingen. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Andere verzekeringstechnische risico’s zijn kortlevenrisico en looninflatie. Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitord door de fiduciair vermogensbeheerder. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door Syntrus Achmea Pensioenbeheer en het fonds. Het grootste deel van de operationele uitvoering ligt bij eerstgenoemde partij en heeft een SAS 70-verklaring (type II). Door het overleggen van deze verklaring toont Syntrus Achmea Pensioenbeheer aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is. Het overleggen van de SAS 70-verklaring komt tevens tegemoet aan de beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’. Hierin stelt DNB dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds onvoldoende liquide middelen heeft om betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te verrichten. Bij het fonds is sprake van een jaarlijkse grote nettoinstroom. De waarschijnlijkheid van het liquiditeitsrisico en de impact daarvan is derhalve klein. Het liquiditeitsrisico wordt ook beperkt door de invulling van het cashmanagement. Het bestuur ziet toe op een juiste afstemming van de inkomende en uitgaande cashstromen van het fonds.
19
Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden bij het fonds, reputatie, ondernemingsklimaat en aantal deelnemers. Het ondernemingsklimaatrisico en een afname van het aantal deelnemers zijn de belangrijkste omgevingsrisico’s. Voor wat betreft het ondernemingsklimaatrisico geldt dat het huidige bestand van verzekerden voor het grootste deel bestaat uit slapers. Daarnaast blijft het aantal actieve deelnemers van het fonds als gevolg van de stabiele markt zelf ook redelijk stabiel. De waarschijnlijkheid van het ondernemingsklimaatrisico is middelgroot en de impact is relatief gering. Met betrekking tot het risico dat het aantal deelnemers fors zal dalen door politieke en/of wettelijke
20
ontwikkelingen wordt opgemerkt dat de kans dat deze ontwikkeling zich voordoet aanwezig is en de impact daarvan groot zal zijn. Het is voor het bestuur niet mogelijk beheersmaatregelen te treffen om deze ontwikkelingen te voorkomen. Ten aanzien van het risico dat de belanghebbenden bij het fonds (CAO-partijen) het niet eens zijn of worden over de richting waarin de pensioenregeling zich in de toekomst moet ontwikkelen, geldt het volgende. Het bestuur kan hiervoor geen lange termijnbeleid formuleren, omdat richtinggevende afspraken hiervoor ontbreken en het voortbestaan van de regeling op zichzelf niet zeker is. De kans dat dit gebeurt, is gemiddeld en de mogelijke impact is klein. De taak van het bestuur is om binnen de door CAO-partijen gestelde kaders de belangen van de diverse groepen af te wegen en te zoeken naar een oplossing die het beste daarbij aansluit.
Beleggingen De beleggingsportefeuille leverde over 2008 een rendement op van -15,06% (2007: 0,55%). Hiermee kwam het rendement 3,40 procentpunt lager uit dan het rendement van de benchmark. Het negatieve rendement is voornamelijk veroorzaakt door dalende aandelenkoersen wereldwijd. Het volgende staafdiagram presenteert de rendementen van de normportefeuille en de feitelijke beleggingsportefeuille van het fonds over de afgelopen 4 jaar. (2005 – 2008) Feitelijk en normrendement 2005-2008
In het verslagjaar is besloten om het percentage vastrentende waarden te verlagen van 70% naar 62,5% en het opnemen van de categorieën GTAA en grondstoffen van respectievelijk 5% en 2,5%. De normweging per 1 januari 2008 is ingegeven door de volgende overwegingen:
15% 10%
10
9,2 6,7
6,1
5% 0,55
De basis voor de normportefeuille wordt gevormd door de Asset Liability Management (ALM) studie. ALM is een belangrijk hulpmiddel bij het afstemmen van de beleggingen op de verplichtingen. Een andere belangrijke determinant van de middelenverdeling is het door het bestuur vastgestelde huidige beleidskader, waarin een integrale afweging wordt gemaakt tussen premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. Binnen het beleggingsbeleid wordt daarbij gestuurd op rente- en inflatierisico, alsmede het percentage zakelijke waarden in de portefeuille.
1,59
• Het streven naar een zo hoog mogelijk
0% -5% -10% -11,66
-15% -20%
-15,06
2005
2006
2007
Feitelijk rendement
•
2008
Normrendement
• Beleggingsbeleid Ieder jaar stelt het bestuur een normportefeuille vast. De normportefeuille beschrijft de middelenverdeling die in een bepaald jaar beleidsmatig wenselijk wordt geacht. De performance van deze portefeuille geldt als norm waartegen de feitelijk behaalde beleggingsprestaties worden afgezet.1 Normportefeuille 2008 Overig 12,5%
Aandelen 25%
Vastrentende waarden 62,5%
1 Prepensioenfonds Goederenvervoer hanteert zwevende normgewichten die gedurende het jaar meebewegen met de marktontwikkelingen. In de grafieken worden de gewichten per 1 januari 2008 gepresenteerd.
beleggingsrendement rechtvaardigt een verschuiving van vastrentende naar zakelijke waarden. Gezien de marktvooruitzichten is gekozen voor een bescheiden stap van 7,5%-punten en wordt binnen de zakelijke waarden portefeuille de aandelenallocatie niet uitgebreid. Hoewel het Fonds vorig jaar al besloot te beleggen in Global Tactical Asset Allocation (GTAA) fondsen, werd in de normportefeuille 2007 geen apart gewicht toegekend aan deze belegging. Uit oogpunt van prudent risicobeheer ligt het in de rede om over 2008 wel te doen. De zakelijke waarden portefeuille wordt breder gespreid door het opnemen van een allocatie naar grondstoffen (commodities). Vanwege de lage correlatie met de bestaande categorieën is deze belegging een interessante toevoeging aan de portefeuille.
Marktontwikkelingen 2008 Het gehele verslagjaar stond in het teken van de aanhoudende kredietcrisis en de verslechterde situatie bij veel financiële instellingen. In eerste instantie leek een systeemcrisis nog te zijn afgewend, maar na het failliet gaan van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in september brak grote paniek uit op de financiële markten. Er ontstond groot wantrouwen tussen banken onderling waardoor deze elkaar nauwelijks nog geld leenden, of alleen tegen een zeer hoge risico-opslag. Wereldwijd namen overheden en centrale banken diverse maatregelen. Er werd een plan gelanceerd om slechte leningen van financiële instellingen op te kopen en in Europa werd de overheidsgarantie op spaargeld verhoogd. Daarnaast verlaagden centrale banken wereldwijd met een gecoördineerde actie de korte beleidsrente. Deze en andere maatregelen hadden tot doel een implosie van het financiële systeem te voorkomen.
21
Het gevolg hiervan was een algehele risico-aversie op de financiële markten en negatieve rendementen voor alle risicovolle beleggingscategorieën in 2008. In oktober steeg de volatiliteit (beweeglijkheid van de markten) tot extreem hoge niveaus, die eerder alleen werden bereikt tijdens de aandelenmarktcrashes in 1929 en 1987. Vastrentende waarden Het rendement op de portefeuille vastrentende waarden bedroeg over 2008 1,72%. Langlopende euro staatsobligaties behaalden een rendement van 15,87%, bedrijfsobligaties – 8,67%, hoogrentende bedrijfsobligaties (high yield) – 17,71 % en obligaties uit opkomende markten – 7,31%. Categorieverdeling vastrentende waarden Bedrijfsobligaties hoogrentend 8% Staatsobligaties 40%
Bedrijfsobligaties 36%
Staatsobligaties opkomende landen 7%
Hypotheken Nederland 10%
Vrijstellingsregeling mogelijkheden voor vrijstelling van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Eén van de vrijstellingsgronden heeft betrekking op de beleggingsresultaten, gemeten op basis van de zogeheten Z-score. De Z-score geeft de afwijking aan van het door het pensioenfonds behaalde rendement ten opzichte van dat van de vooraf bepaalde normportefeuille. Indien de performancetoets – die is gebaseerd op vijf opeenvolgende Z-scores – onder de norm van - 1,28 uitkomt, staat het bedrijven vrij een alternatief te zoeken voor het verplicht gestelde prepensioenfonds in hun branche. De voorlopig berekende Z-score voor het jaar 2008 is – 2,51. Het fonds behaalde over de periode 2004-2008 een toetswaarde van – 1,35 voor de uitvoering van de beleggingen. Het Prepensioenfonds Goederenvervoer zakt daarmee onder de performancetoets. Vooruitblik beleggingen 2009 Voor 2009 heeft het bestuur besloten het beleggingsbeleid van 2008 ongewijzigd te handhaven. Dit betekent dat de normportefeuille voor 2009 als volgt wordt samengesteld: Beleggingscategorie
Norm 2008
Vastrentende waarden
22
Aandelen Het rendement op de portefeuille bedroeg – 43,64%. Europa behaalde een rendement van – 47,37%, NoordAmerika – 39,48%, Japan – 28,24%, en opkomende
62,5% 37,5%
Zakelijke waarden - waarvan aandelen - waarvan hedgefondsen - waarvan GTAA - waarvan grondstoffen
25% 5% 5% 2,5%
Regioverdeling aandelen Totaal
Beursgenoteerd vastgoed 4% Wereldwijd 16%
Europa 31%
Opkomende markten 12% Azië excl. Japan 14%
Noord Amerika 16% Japan 7%
markten -46,55%. Hedgefondsen Het rendement op hedgefondsen over 2007 was -12,47%. Het benchmarkrendement lag op een hoger niveau. Z-score Op 26 april 1998 is de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet Bpf) in werking getreden. De regeling geeft ondernemingen binnen de bedrijfstak op grond van de
100%
Resultaat verslagjaar (bedragen x € 1.000,--) De rekening van baten en lasten laat een nadelig saldo over 2008 zien van 318.683 dat als volgt kan worden toegelicht: Resultaat boekjaar
(318.683)
Beleggingsopbrengsten
(226.120) (129.832) (38.478)
Wijziging rentetermijnstructuur Intresttoevoeging VPV
(394.430) Vrijvallende excassokosten Beschikbaar uit premies Kosten
496 4.096 (3.404) 1.188 116.495 0 0 0
Resultaat op premie, sterfte en mutaties Indexatie Wijziging grondslagen Premiekorting Overige resultaten: - Voorziening langlevenrisico - Voorziening overgangsregeling - Overige lasten/baten
0 (39.282) (2.654) (41.936)
Saldo
(318.683)
23
Stand van de voorzieningen en reserves (bedragen x € 1.000,--) Naast de Voorziening pensioenverplichtingen, zijnde de waarde per de balansdatum van de opgebouwde pensioenaanspraken, staan de volgende belangrijke voorzieningen en reserves op de balans opgenomen: De Voorziening langlevenrisico dient ter egalisering van kosten van toekomstige overgang op nieuwe overlevingstafels. De Voorziening Overgangsregeling dient ter financiering van extra aanspraken voortkomende uit de overgangsbepalingen in pensioenreglement. In 2008 is voor de eerste maal een groot beroep gedaan op de overgangsregeling. De financiering van de voorziening overgangsregeling is in 2008 voltooid. Vanaf 2009 zal er geen toevoeging meer behoeven te worden gedaan aan deze voorziening. Aan de Algemene reserve wordt jaarlijks het resultaat toegevoegd c.q. onttrokken. Op de balansdatum bedragen de voorzieningen en de reserves:
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening langlevenrisico Voorziening Overgangsregeling Algemene reserve Solvabiliteitsreserve Cumulatief verliessaldo
2008
2007
2006
2005
2004
1.042.152 235.600 207.315 (196.107)
773.270 328.780 138.134 191.757 -
705.644 3.175 303.181 290.979 -
649.215 1.948 180.077 270.550 -
433.940 651 127.683 202.723 -
De vrije reserve (de Algemene reserve) bedraagt 0% van de Voorziening pensioenverplichtingen.
24
Jaarrekening Balans per 31 december 2008 (na resultaatbestemming) (in eenheden van duizend euro) Activa
31 december 2008
31 december 2007
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
212.673 812.383 90.600 157.764
293.365 874.646 116.843 139.759 1.273.420
1.424.613
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies Overige vorderingen
4.278 16.750
Liquide middelen (3)
4.130 12.521 21.028
16.651
4.751 1.299.199
2.553 1.443.817
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves (4) Algemene reserve Solvabiliteitsreserve Cumulatief verliessaldo
207.315 (196.107)
138.134 191.757 11.208
329.891
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
Overige schulden en overlopende passiva (6)
1.042.152 235.600
773.270 328.780 1.277.752
1.102.050
10.239 1.299.199
11.876 1.443.817
25
Staat van baten en lasten over 2008 (in eenheden van duizend euro) Baten
Premiebijdragen risico pensioenfonds (7) Beleggingsresultaten voor risicopensioenfonds (8)
2008
2007
140.108
133.222
(226.120) (86.012)
13.151 146.373
Lasten
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (9) Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Waardeoverdrachten Overige mutaties
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen
95.777 23.939 29.662 (12.998) (17) (56.256) (4.915) 1.793 268.882
76.985
45.572
8.787
Pensioenuitvoeringskosten (11)
3.404
3.388
Saldo overdrachten van rechten (12)
5.339
4.881
(93.180)
25.599
2.654
355
(318.683) (86.012)
26.378 146.373
(138.134) 15.558 (196.107) (318.683)
(165.379) 191.757 26.378
Pensioenuitkeringen (10) 26
151.004 39.904 (44.625) (496) 128.406 (4.939) (372)
Wijziging overige technischevoorziening (13) Overige lasten (14) Saldo boekjaar
Bestemming saldo boekjaar Algemene reserve Solvabiliteitsreserve Cumulatief verliessaldo
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2008 Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
27
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering
28
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden
Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde. 1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
Zakelijke waarden Onroerende Zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Van ter beurze genoteerde obligaties is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. 2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. 3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. 4 Reserves Algemene reserve De algemene reserve wordt jaarlijks vastgesteld als het verschil tussen de aanwezige middelen en de som van de voorziening pensioenverplichtingen, de voorziening financiering overgangsmaatregelen en de
solvabiliteitsreserve. Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de solvabiliteitsreserve, voor financiering van toeslagen en het dekken van andere algemene risico’s. Solvabiliteitsreserve De hoogte van de solvabiliteitsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het vereist vermogen. Hierbij wordt uitgegaan van het bedrag boven de 100% dekkingsgraad. Indien de solvabiliteitsreserve haar maximum heeft bereikt, met andere woorden gelijk is aan het vereiste vermogen, zal het meerdere worden toegevoegd aan de algemene reserve. Cumulatief verliessaldo In het boekjaar is een negatief resultaat behaald. Bij de resultaatbestemming wordt enerzijds de algemene reserve afgeboekt, daarnaast wordt de solvabiliteitsreserve op niveau gebracht. Het nog resterende deel wordt als cumulatief verliessaldo verwerkt, dit wordt gepresenteerd als (negatief) onderdeel van het eigen vermogen. 5 Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per de balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen, inclusief de toeslagverlening per 1 januari volgend op de balansdatum. Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen, is de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 1%. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. 1. Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. 2. De overlevingskansen van mannen en vrouwen worden ontleend aan de AG Prognosetafel 2050, starttafel 2006-2011, met een leeftijdterugstelling van drie respectievelijk één jaar voor mannen respectievelijk vrouw. Voorziening langlevenrisico Tot 2007 werd ten laste van het resultaat jaarlijks een dusdanig bedrag gebracht, dat de voorziening langlevenrisico gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen vermenigvuldigd met 0,15% maal het aantal jaren sinds de laatste omrekening naar nieuwe overlevingstafels. Aan het eind van “jaar 1” is de voorziening langlevenrisico derhalve gelijk aan 0,15% van de voorziening pensioenverplichtingen, aan het eind van “jaar 2” 0,30%, enzovoort. In het jaar dat de voorziening pensioenverplichtingen wordt omgerekend
29
naar nieuwe overlevingstafels, valt de voorziening langlevenrisico vrij. In 2007 wordt de voorziening omgerekend naar de AG generatietafel 2050, waardoor in de voorziening rekening wordt gehouden met de sterftetrend. De voorziening omrekening overlevingstafels wordt derhalve vanaf 2007 op 0 gesteld.
30
Voorziening financiering overgangsmaatregelen Deze voorziening wordt gevormd voor de lasten van de overgangsregeling. Bij de vaststelling van de overgangsregeling is een schatting gemaakt van de lasten die naar verwachting zijn gemoeid met deze regeling. Op basis van deze schatting is tot en met 2007 uit de ontvangen premie 1,0025% punt en in 2008 1,001% punt van de heffingsgrondslag van de actieve deelnemers geboren vóór 1950 aan de voorziening toegevoegd. Tevens wordt sinds 1 januari 2006 de door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg namens het prépensioenfonds van deelnemers werkzaam binnen de sector Goederenvervoer en geboren op of na 1 januari 1950 geïnde premie toegevoegd aan deze voorziening. De voorziening is jaarlijks opgerent met het fondsrendement. Bedragen die zijn benodigd voor de daadwerkelijke toekenning van rechten uit hoofde van de overgangsregeling worden aan de voorziening onttrokken. In 2008 is de schatting van de lasten die voorvloeien uit de overgangsregeling geactualiseerd op basis van de thans beschikbare gegevens. Deze schatting is bepaald als de contante waarde van de te verwachten lasten uit de overgangsregeling. Bij de schatting zijn dezelfde grondslagen gehanteerd als die van toepassing zijn op de voorziening pensioenverplichtingen. Uit het saldo van de voorziening ultimo 2008 kunnen naar verwachting alle lasten voortlvoeiende uit de overgangsregeling worden gefinancierd zonder dat daaraan in de toekomst toevoegingen hoeven te worden gedaan. Het ultimo 2008 bestaande overschot is vrijgevallen ten gunste van 2008. Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioensysteem betreft gemitigeerd eindloon voor wat betreft de prepensioenopbouw over het vaste salaris per 1 januari vermeerderd met vakantietoeslag, en geïndexeerd middelloon voor wat betreft de prepensioenopbouw over overuren. De prepensioengrondslag (voor beide hierboven genoemde systemen) is maximaal gelijk aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolgde de Werkloosheidswet (zonder franchise). (In 2007: € 44.845,00.) Premieheffing vindt plaats over de som van de bruto lonen SV van alle werknemers in dienst van een bij een bij het fonds aangesloten werkgever. Per 1 januari 2007 bedraagt de premie voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 6,58%. De premie voor werknemers
geboren op of na 1 januari 1950 bedraagt 2,8% De premie komt volledig voor rekening van de werkgever. Er is geen franchisebedrag. Pensioeningangsdatum is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt. Werknemers, die verplicht verzekerd zijn, kunnen daarnaast vrijwillig bij het fonds verzekerd zijn. De verzekering heeft dan het karakter van een aanvullende verzekering. Dit zijn een excedentverzekering voor salarissen boven het maximumloon, of extra opbouw op basis van het Aanvullend Prepensioensparen Vervoer. 6 Kortlopende schulden Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. 7 Premies risico pensioenfonds Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. 8 Beleggingsresultaten Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. 9 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van toeslagverlening op de voorziening.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,696 % (2007: 4,066 %) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen en het toekennen van het overgangsrecht. 12 Saldo van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarde van pensioenaanspraken. Overige Baten/lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
31
Toelichting op de balans per 31 december 2008 (in eenheden van duizend euro) Activa
1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS Aankopen,
Voor- en
Stand per investeringen en
nadelige
Verkopen en
Stand per
1 januari
verstrekking
verschillen
aflossingen
31 december
38.892 254.473 293.365
887 126.732 127.619
(8.319) (143.196) (151.515)
(23.108) (33.688) (56.796)
8.352 204.321 212.673
792.345 82.301 874.646
82.508 2.577 85.085
6.429 6.631 13.060
(160.408) (160.408)
720.874 91.509 812.383
116.843
200.661
(57.594)
(169.310)
90.600
139.759 139.759 1.424.613
37.000 192.016 229.016 642.381
(12.533) (16.421) (28.954) (225.003)
(2.821) (179.236) (182.057) (568.571)
21.646 136.118 157.764 1.273.420
Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen
Derivaten Derivaten
Overige beleggingen Commodities Overige beleggingen
32 2008
2007
8.352
38.892
204.321
254.473
212.673
293.365
ZAKELIJKE WAARDEN Onroerende zaken Indirecte beleggingen Participaties aandelenfonds onroerende zaken
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen Per balansdatum zijn effecten uitgeleend met een waarde van 143.526 (vorig jaar: 252.519). Hiervoor wordt een vergoeding ontvangen. Per balansdatum zijn de uitgeleende effecten volledig gedekt door ontvangen zekerheden. Totaal zakelijke waarden
2008
2007
720.874
792.345
89.177
79.496
2.324 8 91.509
2.798 7 82.301
812.383
874.646
Overige derivaten
90.600
116.843
Totaal derivaten
90.600
116.843
21.646
-
VASTRENTENDE WAARDEN Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
Hypothecaire leningen Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake hypothecaire leningen - poolresultaat Liquide middelen inzake hypothecaire leningen
Totaal vastrentende waarden
DERIVATEN Derivaten
OVERIGE BELEGGINGEN Commodities Commodities
Overige beleggingen Overige beleggingen GTAA
Totaal overige beleggingen
33 84.670 51.448
74.089 65.670 136.118
139.759
157.764
139.759
2008
2007
4.278 16.750 21.028
4.130 12.521 16.651
13.082 (8.804) 4.278 4.278
13.883 (9.754) 4.129 1 4.130
13.538
12.402
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Vorderingen Premies Overige vorderingen
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen Lopend jaar
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake: Rekening-courant derden Rekening-courant gelieerd Bedrijfstakpensioenfonds Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
12 270
7 112 282
119
2.930
-
16.750
12.521
4.751
2.553
Diversen Overige
34
Totaal van de overige vorderingen
3. LIQUIDE MIDDELEN Rekening courant Staalbankiers
Passiva
2008
2007
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Algemene reserve Stand per 1 januari Mutatie: deel van het saldo boekjaar Stelselwijziging
138.134 (138.134) -
Stand per 31 december
290.979 (165.379) 12.534
(138.134) -
(152.845) 138.134
11.208 63.888 207.315
329.891 55.103 191.757
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2008: 100,9% (31 december 2007: 129,9%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (totaal activa -/- schulden) / technische voorzieningen. De dekkingsgraad van het minimaal vereist vermogen per 31 december 2008 bedraagt 105% (31 december 2007: 105%). De dekkingsgraad van het vereist vermogen per 31 december 2008 bedraagt 116,2% (31 december 2007: 117,4%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Per 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het (minimaal) vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en er is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, binnen de gestelde termijn van 5 jaar (31 december 2013) wordt voldaanaan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen. Voor het geval dat gedurende de 5-jaars periode, van 31 december 2008 tot en met 31 december 2013, de dekkingsgraad ultimo enigjaar onder de in het herstelplan verwachte dekkingsgraden uitkomt, zullen de CAO-partijen overleggen over verdere herstelmaatregelen. Hierbij kan worden gedacht
35
aan een aanpassing van het premiebeleid en het pensioenbeleid. Het bestuur ziet eenkorting van pensioenaanspraken en -rechten als ultieme noodmaatregel en voert een beleid om een dergelijke korting te voorkomen.
Solvabiliteitsreserve Stand per 1 januari Mutatie: deel van het saldo boekjaar Stand per 31 december
191.757 15.558 207.315
191.757 191.757
(196.107) (196.107)
-
Cumulatief verliessaldo Stand per 1 januari Mutatie: deel van het saldo boekjaar Stand per 31 december
2008
2007
773.270 151.004 39.904 (44.625) (496) 128.406 (372) (4.939) 1.042.152
705.644 95.777 23.939 29.662 (12.998) (17) (56.256) 1.793 (4.915) (9.359) 773.270
VOORZIENINGEN 5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toevoeging toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Overige wijzigingen Waarde overdrachten Stelselwijziging Stand per 31 december
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer.
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Overige Totaal
Aantal
2008 €
Aantal
2007 €
6.498 2.521 174.231 183.250
77.606 235.632 727.189 1.725 1.042.152
7.022 1.043 177.960 186.025
80.236 101.893 590.239 902 773.270
36 2008
2007
-
3.175 (3.175) -
Overige technische voorzieningen Voorziening langleven risico Stand per 1 januari Stelselwijziging Stand per 31 december
Voorziening overgangsregeling Stand per 1 januari Toevoeging Intresttoevoeging Onttrekking Stand per 31 december
328.780 39.282 -
303.181 112.358 1.667
39.282 (132.462) 235.600
114.025 (88.426) 328.780
2008
2007
6. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake: Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies Verschuldigd wegens te hoog vastgestelde premies
2.879 4.984
834 9.116 7.863
9.950
Pensioenen Waardeoverdrachten Uitkeringen Belastingen en sociale lasten
27 50 1.848
292 23 676 1.925
991
Kosten Advies- en controlekosten Beleggingskosten Overige
Crediteuren
80 82 234
37 580 396
617
55
62
-
256
10.239
11.876
Overige schulden Overige Totaal van de overige schulden
Niet in de balans opgenomen verplichtingen per 31 december 2008 (in eenheden van duizend) Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft met de fiduciair vermogensbeheerder Goldman Sachs Asset Management een doorlopende beheerovereenkomst afgesloten voor onbepaalde tijd. De jaarlijks kosten variëren.
37
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan. Deze gegevens zijn bepaald op basis van het doorkijk principe. Waar dit niet het geval is, wordt het aangegeven.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: (in eenheden van duizend euro)
Technische voorzieningen volgens jaarrekening Aanpassingen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
31 dec. 2008
31 dec. 2007
1.277.752 1.277.752
1.102.050 1.102.050
103.911 117.628 30.295 5.404 26.636 66.832 (143.391)
94.216 106.189 55.224 7.295 57.700 (128.867)
207.315
191.757
1.485.067 1.288.960
1.293.807 1.431.941
196.107
(138.134)
Buffers: S1 Renterisico
38
S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) Tekort
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen exclusief onroerende zaken:
Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen
2008 EUR
2007 EUR
438.626 278.504 130.987 143.143 273.808
550.672 265.740 116.223 166.534 286.552
1.265.068
1.385.721
2008 EUR
2007 EUR
1.152.797 68.924 51.699
1.300.719 104.181 19.713
1.273.420
1.424.613
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Andere
39 Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van onroerende zaken naar sectoren is als volgt: 31 december 2008 EUR % Participaties aandelenfonds onroerende zaken
31 december 2007 EUR %
8.352
100
38.892
100
8.352
100
38.892
100
Valutarisico Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De nettopositie is gelijk aan het saldo van de onder de activa verantwoorde beleggingen. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
2008 Voor Valuta-derivaten deel van de beleggingspool EUR EUR EUR GBP JPY USD Overige
Nettopositie (na)
2007 Nettopositie (na)
EUR
EUR
372.078 61.776 119.592 577.129 142.845
844.661 (70.010) (186.129) (513.490) (75.032)
1.216.739 (8.234) (66.537) 63.639 67.813
1.139.309 (5.988) 4.751 164.390 122.151
1.273.420
-
1.273.420
1.424.613
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente.
40
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Balans- 31 december waarde 2008 EUR Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie van de (nominale) pensioenverplichtingen
812.383 1.042.152
5,4 13,0
Balans- 31 december waarde 2007 EUR 874.646 773.270
7,0 12,3
Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2008 EUR % Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar
31 december 2007 EUR %
95.761 246.331 470.291
11,8 30,3 57,9
53.302 259.301 562.043
6,1 29,6 64,3
812.383
100
874.646
100
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31 december 2008 EUR % Staat AAA AA A BBB < BBB Geen rating
31 december 2007 EUR %
329.845 110.384 26.126 109.846 89.394 59.223 87.566
40,6 13,6 3,2 13,5 11,0 7,3 10,8
492.419 14.737 42.956 87.811 82.246 30.556 100.121
56,3 1,7 4,9 10,0 9,4 6,2 11,5
812.383
100
874.646
100
41
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 (fondsspecifiek) met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico naar verwachting verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toeslagverlening voorwaardelijk is.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2008 waren er geen posten die aan dit criterium voldeden. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
42
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
• Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. •
•
•
Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het fonds het neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
De posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren:
Valutatermijncontracten Banksaldi tbv het aanhouden van future posities
31 december 2008
31 december 2007
66.307 24.293 90.600
2.811 114.032 116.843
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2008 (in eenheden van duizend euro) Baten
De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 144.375 (vorig boekjaar 141.690).
7. Premiebijdragen risico pensioenfonds Werkgevers- Werknemersgedeelte gedeelte
2008
2007
140.048 140.048 60 140.108
133.218 133.218 4 133.222
Periodieke premies - Pre-pensioen
140.048 140.048
Koopsommen
-
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt € 176.566. De kostendekkende premie is inclusief de toekenningenovergangsregeling. Deze toekenningen worden gefinancierd uit de voorziening overgangsregeling. De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt € 140.108. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord.
Actuarieel benodigd Opslag voor in stand houden vereist vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
2008
2007
146.908 25.562 4.096 176.566
99.270 20.955 5.319 125.544 43
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2008 Directe Indirecte beleggings- beleggingsopbrengsten opbrengsten Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
(151.515) 13.060 (57.594) (28.954) (225.003)
(1.633) (2.445) (488) (818) (5.384)
(153.148) 14.622 (58.082) (29.494) (18) (226.120)
Directe Indirecte beleggings- beleggingsopbrengsten opbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
(1.355) (1.539) (354) (3.248)
(15.220) (24.538) 51.411 942 556 13.151
4.007 278 (18) 4.267
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2007
Zakelijke waarden Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
44
2.206 5.307 399 556 8.468
(16.071) (28.306) 51.411 897 7.931
2008
2007
(8.431) (144.717) (153.148)
(11.108) (4.112) (15.220)
4.268 10.354 14.622
(26.963) 2.425 (24.538)
(58.082)
51.411
278 (12.606) (15.904) (1.262) (29.494)
(193) 1.135 942
518 (536) (18)
369 187 556
(226.120)
13.151
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen
Derivaten Overige derivaten
Overige beleggingen Opbrengst liquiditeiten Commodities Opbrengst overige beleggingen GTAA
In 2007 waren de resultaten van GTAA opgenomen onder overige beleggingen. Overig Opbrengst liquide middelen Overige opbrengsten
Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
45
Lasten
2008
2007
151.004
95.777
-
2.477 3.160 18.302 23.939
39.904
29.662
(44.625)
(12.998)
(496)
(17)
128.406
(56.256)
36 (4.975) (4.939)
125 (5.040) (4.915)
353 (725) (372)
(147) 1.940 1.793
45.571
8.784
1 45.572
3 8.787
9. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Pensioenopbouw Toeslagverlening Toeslagen actieve deelnemers Toeslagen pensioengerechtigden Toeslagen gewezen deelnemers
Rentetoevoeging Interest toevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 4,696% (2007: 4,066%) Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur Waardeoverdrachten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
46 Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op mutaties
10. Pensioenuitkeringen Prepensioen Andere uitkeringen: - afkoop wegens gering bedrag
2008
2007
11. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar
3.344 96
3.468 (933) 3.440
2.535
156 21 15 153 (33) (5) (343) 3.404
134 19 11 229 (125) (4) 589 3.388
(66) 5.405 5.339
(185) 5.066 4.881
(93.180)
25.599
2.654 2.654
336 19 355
Andere kosten: advieskosten kosten controle van de jaarrekening/DNB-staten bestuurskosten De Nederlandsche Bank incassokosten vergoeding toetredingskosten overige kosten
De beloning aan bestuurders bedraagt 14 (2007: 10). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht doorpersoneel in dienst van de pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder.
12. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
13. Wijziging overige technische voorzieningen Overige technische voorzieningen
47
14. Overige lasten Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen Overige kosten
Kasstroomoverzicht (bedragen x 1000 euro) Boekjaar Ontvangsten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Rekening-courant gelieerd bedrijfstakpensioenfonds Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Subtotaal ontwikkeling portefeuille
48
Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer Subtotaal opbrengsten portefeuille
135.219 (92)
Uitgaven
Vorig boekjaar Ontvangsten
150.888 705
5.670 44.378 3.888
(1.136)
Uitgaven
5.076 8.123 2.820
7.567
133.991
53.936
80.055
159.160
16.019
143.141
23.108 33.688
887 126.732
22.221 (93.044)
164.005
101.701
62.304
160.408 -
82.508 2.577 -
77.900 (2.577) -
474.439 277 -
517.725 3.832 -
(43.286) (3.832) 277 -
169.310
200.661
(31.351)
117.341
142.320
(24.979)
182.057
229.016
(46.959)
78.901
217.523
(138.622)
568.571
642.381
(73.810)
834.963
983.101
(148.138)
(112) (1.521)
(112) (1.521)
613
613
(2.162) 3.724 -
(2.162) 3.724 -
(64) 3.832 -
(64) 3.832 -
(488)
(488)
-
-
(3.748)
(3.748)
45
45
260
260
(486)
(486)
(4.047)
-
(4.047)
3.940
-
3.940
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
564.524
642.381
(77.857)
838.903
983.101
(144.198)
Totaal kasstroom
698.515
696.317
2.198
998.063
999.120
(1.057)
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Toename
2.553 4.751 2.198
3.610 2.553 (1.057)
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betrefffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
Gebeurtenissen na balansdatum Dekkingsgraad Per 31 december 2008 bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds 100,9% (2007: 129,9%). Solvabiliteitseisen Ultimo 2008 bedraagt het eigen vermogen EUR 1.303,4 miljoen. Het minimaal vereist vermogen bedraagt EUR 1.343,8 miljoen en het vereist eigen vermogen EUR 1.484,6miljoen. Per 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan beide normen. Hierdoor is zowel sprake van een reservetekort als een dekkingstekort. Door het bestuur van het fonds is op 10 december 2008 melding gedaan aan de toezichthouder DNB. Dientengevolge is een korte termijn- en lange termijnherstelplan opgesteld. Herstelplan De genomen besluiten over het herstelplan uit de bestuursvergadering van 23 maart 2009 zijn opgenomen in het herstelplan. Het herstelplan is vervolgens ingediend bij DNB. Uiterlijk 1 juli 2009 zal het herstelplan door DNB zijn getoetst. Premie In 2009 wordt premie geheven conform de ABTN. Voor deelnemers geboren voor 1950 bedraagt de premie 6,58% van de prepensioengrondslag; voor deelnemers geboren vanaf 1950 bedraagt de premie 2,8% van het SV-loon. Toeslagverlening De toeslagverlening volgt het huidige toeslagbeleid dat is gekoppeld aan het loonindexcijfer. In geval van een dekkingstekort (ongeacht de 12-kwartaals gemiddelde dekkingsgraad), zal evenwel geen toeslag worden verleend, conform de instructie vanuit DNB. In het herstelplan resulteert dit in het niet toekennen van een toeslag in 2009. Beleggingen De huidige beleggingsmix (beleggingsplan 2008) blijft gehandhaafd. Er wordt uitgegaan van een jaarlijks rendement van ca. 5,05%. (3,7% op vastrentende waarden, 4,7% op bedrijfsobligaties en 6,5% op zakelijke waarden).
49
Verklaring actuaris Opdracht Door Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van Mobiele Kranen is aan Towers Perrin de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het prepensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het prepensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
50
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met dien verstande dat een herstelplan is ingediend bij De Nederlandsche Bank. De door het prepensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel daarvan: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het prepensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het prepensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het prepensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijke minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het prepensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van Mobiele Kranen is naar mijn mening onvoldoende, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het prepensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Amsterdam, 18 juni 2009
Drs. R. Doornbos AAG Verbonden aan Towers Perrin Netherlands B.V.
Aan: Het bestuur van Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen te Amsterdam, bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het pensioenfonds. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen
voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van het pensioenfonds heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties: Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 29 juni 2009
KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA 51
Slotwoord Het bestuur dankt iedereen die, in welke functie dan ook, in de verslagperiode voor de stichting werkzaam is geweest. Amsterdam, 18 juni 2009
Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen
Namens het bestuur: de heer J. Heilig, voorzitter mevrouw S. Kraaijenoord, secretaris
52
JA ARVERSL AG 2008