Jaarverslag
2014
Stichting Pensioenfonds TNT Express
Stichting Pensioenfonds TNT Express Opgericht 3 juni 2014 Statutair gevestigd te Groningen KvK-nummer 60789298 Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen
1
Inhoudsopgave Kerncijfers ......................................................................................................................... 4 1.
Woord van de voorzitter ................................................................................................ 6
2.
Algemene informatie ..................................................................................................... 9
2.1
Juridische structuur ............................................................................................. 9
2.2
Missie, visie en doelstellingen ............................................................................... 9
2.3
Personalia ........................................................................................................ 10
3.
Financiële positie en beleid 2014 .................................................................................. 13
3.1
Financiële positie .............................................................................................. 13
3.2
Beleid .............................................................................................................. 14
3.2.1
Financieringsbeleid ............................................................................................ 15
3.2.2
Toeslagbeleid ................................................................................................... 17
3.2.3
Beleggingsbeleid ............................................................................................... 17
3.3
Integraal risicomanagement ............................................................................... 21
4.
Beleggingen ............................................................................................................... 23
4.1
Resultaten beleggingsportefeuille ........................................................................ 23
4.2
Toelichting rendement beleggingsportefeuille in 2014 ............................................ 25
4.3
Verantwoord beleggingsbeleid ............................................................................ 31
4.4
Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR)................... 34
5.
Pensioencommunicatie en -administratie ....................................................................... 35
5.1
Pensioencommunicatie....................................................................................... 35
5.2
Pensioenadministratie ........................................................................................ 37
5.3
Pensioenregeling ............................................................................................... 37
5.3.1
Pensioenregeling in 2014 ................................................................................... 37
5.3.2
Wijzigingen pensioenregeling per 1 januari 2015 ................................................... 39
5.4
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen ..................................................... 39
6.
Actuariële analyse....................................................................................................... 42
7.
Besturing en naleving wetgeving .................................................................................. 45
7.1
Algemeen ......................................................................................................... 45
7.2
Bestuursaangelegenheden .................................................................................. 45
7.3
Geschillencommissie .......................................................................................... 46
7.4
Code pensioenfondsen ....................................................................................... 46
7.4.1
Visitatiecommissie ............................................................................................. 47
2
7.4.2
Verslag van het Verantwoordingsorgaan .............................................................. 48
7.4.3
Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan ............................................... 50
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM .......................................................... 51
7.6
Beleidsregel geschiktheid en integriteitstoets ........................................................ 51
7.7
Gedragscodes ................................................................................................... 52
7.8
Honoreringsbeleid ............................................................................................. 52
7.9
Organisatie en uitvoering ................................................................................... 53
7.10
Uitvoeringskosten ............................................................................................. 53
7.11
Statutenwijziging .............................................................................................. 55
8.
Verwachte gang van zaken .......................................................................................... 56
9.
Jaarrekening .............................................................................................................. 59
9.1
Balans per 31 december 2014 ............................................................................ 60
9.2
Staat van baten en lasten .................................................................................. 61
9.3
Kasstroomoverzicht ........................................................................................... 62
9.4
Toelichting op de jaarrekening ............................................................................ 63
9.5
Toelichting op de balans per 31 december 2014 .................................................... 69
9.6
Niet in de balans opgenomen verplichtingen ......................................................... 87
9.7
Verbonden partijen............................................................................................ 87
9.8
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 ........................................... 88
10.
Overige gegevens ............................................................................................. 93
10.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten ...... 93
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum ......................................................................... 93
10.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten .......................................................... 93
10.4
Actuariële verklaring.......................................................................................... 94
10.5
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant............................................. 96
Bijlagen ........................................................................................................................... 98 Bijlage 1
Deelnemersbestand ........................................................................................... 99
Bijlage 2
Begrippenlijst .................................................................................................. 100
3
Kerncijfers Bedragen x € 1,0 duizend
2014
Deelnemers Deelnemers pensioenregeling Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal
2.155 2.095 617 4.867
Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen
17.387 12.454 18.721 737 4.391
Reguliere toeslagverlening Actieven en pensioengerechtigden/gewezen deelnemers - Regeling op of na 1 januari 2006 - Niet toegekende toeslagen (cum.) Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers - Regeling voor 1 januari 2006 - Niet toegekende toeslagen (cum.)
0,32% 5,86% 0,40% 7,36%
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad in %
29.928 15.832 49.290 381.680 107,8%
Kostenratio’s Vermogensbeheerkosten (als % van gem. belegd vermogen) Transactiekosten (als % van gem. belegd vermogen)
0,27% 0,09%
Pensioenuitvoeringskosten (in euro per deelnemer) *
287
Gemiddelde duration (in jaren) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal gemiddelde duration
23,6 26,1 11,2 21,8
Gemiddelde rekenrente in %
2,1%
Beleggingen Balanswaarde ** Beleggingsopbrengsten risico pensioenfonds
423.605 79.802 24,5%
Jaarrendement in % Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * **
Uitgedrukt in aantal deelnemers pensioenregeling en pensioengerechtigden. De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers minus de negatieve derivaten die zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans.
4
Bestuursverslag
5
1.
Woord van de voorzitter
Dit is het eerste jaarverslag van Stichting Pensioenfonds TNT Express. Graag nodig ik u uit dit verslag over de ontwikkelingen en het gevoerde beleid in 2014 te lezen. In het afgelopen jaar is Stichting Pensioenfonds TNT Express (verder te noemen: het pensioenfonds) opgericht als afgesplitst pensioenfonds van Stichting Pensioenfonds PostNL; in economische zin per 1 januari 2014 en in juridische zin per 3 juni 2014. Vanaf die datum is het bestuur van dit nieuwe pensioenfonds aangetreden. Missie, visie en doelstellingen van het fonds Als nieuw pensioenfonds heeft het bestuur haar missie, visie en daarvan afgeleide doelstellingen geformuleerd. Deze treft u aan in hoofdstuk 2.2. Kern daarvan is een goed pensioen voor de deelnemers in het pensioenfonds zoals afgesproken tussen de werkgever en sociale partners. Maatschappelijke verantwoordelijkheid, een realistisch oog voor financiële mogelijkheden en een evenwichtige behartiging van de belangen van alle belanghebbenden zijn daarbij leidraad voor het handelen van het bestuur. Governance Bij oprichting van het pensioenfonds is rekening gehouden met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Hierbij heeft het bestuur gekozen voor het paritair bestuursmodel en zijn de fondsdocumenten zodanig opgesteld. Als intern toezichtsorgaan is gekozen voor een Visitatiecommissie die jaarlijks zal visiteren; voor het eerst in de loop van 2015 als het fonds een jaar bestaat. Ook de taakstelling en samenstelling van het Verantwoordingsorgaan zijn conform de Wet versterking bestuur pensioenfondsen opgesteld. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden en is in het vierde kwartaal gestart met haar werkzaamheden. Het jaarplan en de begroting voor 2015, alsmede het communicatieplan 2015, de uitvoeringsovereenkomst en de premiestelling 2015 zijn met het Verantwoordingsorgaan besproken en voor zover van toepassing heeft het Verantwoordingsorgaan hierover advies uitgebracht. Dat geldt ook voor het voornemen om de deelnemers van Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT, die werkzaam zijn bij TNT, op te nemen in het pensioenfonds in verband met een mogelijke splitsing van dat pensioenfonds. De aanbevelingen vanuit de Code pensioenfondsen zoals verankerd in de Pensioenwet zijn door het pensioenfonds grotendeel geïmplementeerd. In paragraaf 7.4 wordt dit nader toegelicht. Financiële positie Het strategische beleggingsbeleid in het verslagjaar was erop gericht de beleggingsrisico’s te beperken waarbij bij verslechterende marktomstandigheden de dekkingsgraad minder gevoelig is voor koersdalingen van aandelen en dalende rente. Tegelijkertijd moet de dekkingsgraad ook kunnen blijven stijgen als de marktomstandigheden positief zijn, zodat er financiële ruimte kan ontstaan om toeslag te verlenen. Daarnaast moet de reële dekkingsgraad kunnen toenemen om een eventuele stijging van de inflatie te kunnen opvangen. Ondanks een totaal beleggingsrendement van 24,5% over het gehele jaar is de dekkingsgraad van het pensioenfonds in 2014 gedaald van 109,2% naar 107,8%. De sterk gedaalde rente is hier vooral debet aan. Risicomanagement In het vierde kwartaal van 2014 heeft het bestuur een Risk Self Assessment (RSA) uitgevoerd. Tijdens deze RSA zijn zowel de financiële als niet-financiële risico’s geanalyseerd. Tevens zijn de maatregelen besproken, die worden toegepast om de risico’s te beheersen. Op enkele punten worden deze nog verder aangescherpt. Beleggingsbeleid Het bestuur heeft het risicomanagement beleid ten aanzien van de beleggingen geëvalueerd. Hierbij is besloten de renteafdekking niet te wijzigen, maar dit zal de komende periode verder worden bekeken.
6
Beleggingen in niet-beursgenoteerd vastgoed worden afgebouwd en de beleggingen in grondstoffen zijn verruild voor beleggingen in aandelen. Daarnaast is de invulling van de portefeuille vastrentende waarden gewijzigd. Hierbij zijn de beleggingen in high yield obligaties verkocht en is gestart met het beleggen in Nederlandse hypotheken. Nieuwe regeling per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015 Sociale partners hebben een pensioenovereenkomst afgesloten per 1 januari 2014 welke door het pensioenfonds in uitvoering is genomen en vertaald is in een nieuw reglement. De pensioenleeftijd is daarbij verschoven naar 67 jaar. Als gevolg van verdere fiscale versobering is op voorstel van de sociale partners de pensioenregeling per 1 januari 2015 aangepast. Met inachtneming van financierbaarheid, uitvoerbaarheid en communiceerbaarheid van deze voorstellen heeft het bestuur de pensioenregeling overeenkomstig aangepast. De aanpassingen zien met name op de wijziging van de franchise, maximering van het pensioengevend salaris en de afschaffing van IPS en BPR. Toeslagverlening Het bestuur streeft er naar om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken aan te passen aan de algehele Consumenten Prijs Index (CPI). Het bestuur van het voorgaande pensioenfonds PostNL heeft vanwege de financiële positie moeten besluiten om geen toeslag te verlenen per 1 januari 2014. Daarbij is uitgegaan van de gemiddelde maandelijkse dekkingsgraad van april tot en met september van 2013. Het bestuur heeft besloten tot een (beperkte) toeslagverlening per 1 januari 2015. De aanspraken van de actieve deelnemers alsmede de opgebouwde aanspraken van inactief geworden deelnemers op 1 januari 2006 en later, worden verhoogd met 0,32%. Voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden die dat zijn geworden voor 1 januari 2006 bedraagt de toeslag 0,40%. Per 1 januari 2015 is de Pensioenwet aangepast, waardoor er nieuwe financiële spelregels voor pensioenfondsen gelden. Dit wordt het “nieuw Financieel Toetsingskader” (nFTK) genoemd. Deze nieuwe regels schrijven voor dat pensioenfondsen hogere buffers moeten aanhouden. Het doel van deze hogere buffers is om eventuele kortingen in de toekomst te voorkomen. Dit gaat echter wel ten koste van de ruimte om toeslagen te verlenen. Door de nieuwe regels kan er alleen een toeslag worden verleend vanaf een dekkingsgraad van 110%. Dit was 105%. Bovendien wordt voor het bepalen van de dekkingsgraad gekeken naar de gemiddelde dekkingsgraad van het pensioenfonds over de afgelopen 12 maanden. Dit wordt de beleidsdekkingsgraad genoemd. De hoogte van de toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van de mate waarin de beleidsdekkingsgraad boven de 110% ligt. Bovendien moet de financiële positie van het pensioenfonds voldoende zijn om diezelfde toeslag ook in de toekomst naar verwachting te kunnen blijven toekennen. De nieuwe regels voor toeslagverlening betekenen dat de mogelijkheid tot het verlenen van toeslagen en de hoogte daarvan, na 1 januari 2015 sterk worden beperkt. Dat geldt ook voor het eventueel inhalen van bestaande toeslagachterstanden. Communicatie Het pensioenfonds vindt het zeer belangrijk om de TNT-medewerker te bereiken. De oudedagsvoorziening is belangrijk en vergt aandacht. Het pensioenfonds zet daarom onder andere in op het verhogen van het bereik van pensioeninformatie. De aandacht van de deelnemer wordt getrokken als iets relevant is voor iemand. Relevantie is dan ook de basis van de pensioencommunicatie vanuit het pensioenfonds, en het pensioenfonds sluit daar bij aan. Randvoorwaarde hierbij is een laagdrempelige, eenvoudige manier van communiceren. Kwaliteit is een belangrijke waarde voor het pensioenfonds. De informatie moet juist, duidelijk en tijdig zijn. Kwaliteit staat voor het pensioenfonds vooral ook voor aansluiting bij de situatie van de deelnemer en zijn/haar financiële toekomst, handelingsperspectieven en keuzemogelijkheden. Alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden zijn in het verslagjaar schriftelijk geïnformeerd over de splitsing van het pensioenfonds PostNL in twee pensioenfondsen en hebben rond de oprichtingsdatum een welkomstbrief ontvangen van het pensioenfonds. Tevens was op de oprichtingsdatum de website van het pensioenfonds ‘in de lucht’.
7
Bestuursmutaties In 2014 heeft er één mutatie in het bestuur plaatsgevonden. Kort na het aantreden van het fondsbestuur heeft de heer Renirie aangegeven zijn lidmaatschap te beëindigen. In deze vacature kon worden voorzien door het aantreden van de heer Van Gameren, die vooralsnog als toehoorder deelneemt aan de vergaderingen. Toekomstverwachting Naar aanleiding van diverse externe ontwikkelingen, waaronder het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK), splitsing van Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT en de nieuwe wet pensioencommunicatie, zal 2015 met name in het teken staan van anticiperen op deze ontwikkelingen. Het nFTK heeft, naast het hierboven geschreven effect op het toeslagbeleid, ook consequenties voor het financieringsbeleid en het beleggingsbeleid. Voor een nadere uiteenzetting van deze onderwerpen wordt verwezen naar paragraaf 5.5 en hoofdstuk 8. Het bestuur zal zich blijvend inspannen om ervoor te zorgen een zo goed mogelijk pensioen te bieden. Groningen, 23 april 2015
drs. H. Popping, voorzitter
8
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds TNT Express, statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 3 juni 2014. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 60789298. Stichting Pensioenfonds TNT Express is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel van TNT Express N.V. en door het bestuur toegelaten, aan deze vennootschappen gelieerde, ondernemingen. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgevers. Onderdeel van deze premie is een werknemersdeel, dat tot stand komt in overleg tussen werkgever en werknemer. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao van de werkgever TNT Express N.V. Daarnaast is er voor deelnemers met wie een persoonlijke arbeidsovereenkomst (PAO) is gesloten en die in dienst getreden zijn op of na 1 januari 2007, een andere pensioenregeling van toepassing. Voor het gedeelte van het salaris tot het niveau van schaal 13 van de cao (de beschikbare-premieregelingsgrens) geldt voor deze deelnemers de pensioenregeling voor cao-personeel. Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de beschikbare-premieregelingsgrens geldt een beschikbare-premieregeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 4.867 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van € 423,6 miljoen.
2.2
Missie, visie en doelstellingen
In de missie is beschreven waarvoor het pensioenfonds staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het pensioenfonds kenmerken. De missie van het pensioenfonds is als volgt geformuleerd: Het pensioenfonds streeft naar een goed pensioen voor haar deelnemers, in overeenstemming met de door werkgever en werknemers afgesproken pensioenovereenkomst. Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de overeenkomst afgesproken pensioenregelingen (betreft de kerntaken: voeren van de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en de communicatie met stakeholders van het pensioenfonds). Hierbij streeft het pensioenfonds naar het in de overeenkomst afgesproken ambitieniveau, rekening houdend met een realistische inschatting van de financiële mogelijkheden en een evenwichtige belangenbehartiging voor alle belanghebbenden. In de visie wordt beschreven waarvoor het pensioenfonds gaat, welke zienswijze, welk toekomstbeeld ten grondslag ligt aan het handelen van het pensioenfonds. De visie van het pensioenfonds is als volgt geformuleerd: Het pensioenfonds wil graag voldoen aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om blijvend te zorgen voor een goed pensioen. Hierbij beziet het pensioenfonds continu of het zelf een bestaansrecht heeft of dat dit beter bereikt kan worden op een andere wijze. Het pensioenfonds speelt actief in op de veranderingen die zich afspelen in de pensioensector om aan de verwachtingen van alle belanghebbenden te voldoen. Volgens het pensioenfonds is daarvoor het zorgen voor een goed pensioenbewustzijn van de deelnemers en de onzekerheden die met de toekomstige pensioenvoorziening samenhangen een noodzakelijke voorwaarde. Het pensioenfonds vindt het essentieel dat de deelnemers een realistische verwachting hebben over het toekomstige pensioenresultaat.
9
Op basis van de missie en de visie heeft het bestuur van het pensioenfonds de doelstellingen voor zowel de korte als lange termijn bepaald. Deze doelstellingen zijn als volgt verwoord: het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten; het streven naar een ontwikkeling van de pensioenrechten conform de door werkgever en werknemers afgesproken toeslagambitie; het zorgen voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden; het bijdragen aan een goed pensioenbewustzijn van deelnemers.
2.3
Personalia
Bestuursmutaties Met de oprichting van het pensioenfonds per 3 juni 2014 zijn de onderstaande bestuursleden benoemd. Bestuurders namens de werkgever Naam
Functie bestuur Voorzitter
Geboortejaar
drs. B.J. Haaksman RT
drs. J.E.R. Renirie
drs. H. Popping
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
1960
Bestuurslid vanaf 03-06-2014*
03-06-2016
Lid
1970
03-06-2014*
03-06-2017
Director Financial and Business Reporting TNT Express N.V., secretaris bestuur Stichting Pensioenfonds PostNL***, voorzitter Raad van Commissarissen TNT Nederland B.V., voorzitter OPF TNT Director Treasury, Insurance & Working Capital, director TNT Finance B.V., Director TNT China Holdings B.V., Chairman of the Board GD Insurance Company Ltd, Bestuurder Dutch Association of Corporate Treasures
Lid
1966
03-06-2014*
01-07-2014
10
Finance Director Global Domestic Businesses TNT Express
Bestuurders namens de deelnemers Naam
Functie bestuur Lid
Geboortejaar
R.H. Harmsen
mw. A.J. StevensMoes CPE
mw. S.Y. EijgermansJacobs CPE
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
1978
Bestuurslid vanaf 03-06-2014*
03-06-2016
Lid
1962
03-06-2014*
03-06-2017
Secretaris
1952
03-06-2014*
03-06-2018
Bestuurder FNV, vicevoorzitter Stichting Pensioenfonds PostNL, bestuurslid Financiele Commissie Stichting Pensioenfonds PostNL, bestuurslid Stichting PostNL Opleiding- en Ontwikkelingsfonds Bestuurder BVPP, bestuurslid Stichting Pensioenfonds KPN**, bestuurslid Stichting Pensioenfonds PostNL en bestuurslid Stichting Pensioenfonds PostNL Postbezorgers (in liquidatie) Bestuurder FNV, bestuurslid Stichting Pensioenfonds PostNL*** en Stichting Pensioenfonds PostNL Postbezorgers (in liquidatie)
Bestuurder namens de gepensioneerden Naam drs. G. Verheij
* ** ***
Functie bestuur Lid
Geboortejaar
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
1948
03-06-2014*
03-06-2018
Gepensioneerd, lid Raad van Toezicht Pensioenfonds PMT, lid van Commissie van Advies Pensioenfonds SPH, werkgeversvoorzitter van het bestuur Stichting FVP, voorzitter Raad van Commissarissen Mare Groep NV, voorzitter Raad van Toezicht Stichting DSV
1e zittingstermijn Tot 1 juli 2014 Tot 3 juni 2014
In 2014 is de heer Renirie teruggetreden als bestuurslid namens de werkgever. De heer Van Gameren heeft als beoogd opvolger in 2014 de resterende vergaderingen als toehoorder bijgewoond. In 2015 zal de heer Van Gameren formeel worden voorgedragen bij DNB als bestuurslid. Verantwoordingsorgaan mr. C.C.M. Siebers (vertegenwoordiger namens de werkgever, voorzitter); mr. J. W. Peet (vertegenwoordiger namens de deelnemers, secretaris); B.D. Scholte (vertegenwoordiger namens de gepensioneerden, lid). Visitatiecommissie L.J.M. Roodbol AAG P.H. Oyens mr. J. R. Steinhauser
11
Beleggingscommissie TKP Investments B.V. De beleggingscommissie van TKP Investments B.V. bestaat uit: prof. dr. E. Sterken (voorzitter) drs. M.J.M. Jochems drs. Ph.D.H. Menco RBA Toehoorder namens het pensioenfonds: drs. H. Popping Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het fonds is opgedragen aan TKP Pensioen B.V. (TKP) en TKP Investments B.V. (TKPI). Met betrekking tot de risicomanagementstrategie heeft Cardano een adviserende en uitvoerende rol. Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., externe accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer mr. A. Parisi
12
3.
Financiële positie en beleid 2014
3.1
Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. 2014
Dekkingsgraad 1 januari (economische oprichtingsdatum) Premie Uitkeringen Toeslagverlening Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijzigingen in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Aanpassing regeling Overige oorzaken
109,2% 0,4% 0,1% -0,2% 22,9% 4,0% -22,3% -0,2% -0,6% -5,5%
Dekkingsgraad 31 december
107,8%
In 2014 zijn de volgende effecten op de dekkingsgraad te onderscheiden: Premie De reguliere premiebetalingen in 2014 voor pensioenopbouw vallen € 3,1 miljoen hoger uit dan de premie die nodig is voor pensioenopbouw. Dit is inclusief € 2,3 miljoen premie als gevolg van de afslag van 0,5%-punt op de rentetermijnstructuur (RTS). Deze premie is bestemd voor herstel van een dekkings- en/of reservetekort, of kan worden aangewend voor toeslagverlening bij voldoende solvabiliteit. Uitkering De dekkingsgraad schommelde gedurende het jaar rond de 108%. Aan het begin van het jaar lag de dekkingsgraad licht boven de 109%. Bij elke euro uitkering valt in een dergelijk situatie een bijdrage uit het eigen vermogen vrij, hetgeen een licht positief resultaat sorteert op de dekkingsgraad. Zodra de dekkingsgraad onder de 100% ligt, geldt de omgekeerde redenering.
13
Toeslagverlening In 2014 zijn er geen toeslagen verleend. Op 1 januari 2015 is een beperkte toeslag verleend van 0,32% voor actieven en inactieven met een toeslagambitie van 80%. Aan de inactieven met een toeslagambitie van 100% is een toeslag van 0,40% toegekend. Beide toeslagen vallen binnen de scope van boekjaar 2014 en zijn daarmee in de cijfers van dit boekjaar verwerkt. Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking draagt in 2014 positief bij aan de dekkingsgraad. In hoofdstuk 4 wordt dit nader toegelicht. Wijzigingen in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen De RTS ultimo 2014 ligt over de hele linie onder de RTS ultimo 2013, zoals deze is gebruikt voor de waardering van de pensioenverplichtingen die zijn ingebracht in het pensioenfonds op 1 januari 2014. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2014 met circa 0,9% gedaald wat leidt tot een aanzienlijke stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat. Aanpassing levensverwachting Het bestuur heeft besloten per eind 2014 de sterftegrondslagen te wijzigen als gevolg van publicatie van nieuwe AG-prognosetafels. Dit heeft een stijging van de waarde van de verplichtingen tot gevolg gehad. De dekkingsdraad is hierdoor met 0,2% afgenomen. Aanpassing regeling De aanpassing van de pensioenregeling heeft een negatieve invloed van 0,6% gehad op de dekkingsgraad. Overige oorzaken De dekkingsgraad wordt berekend door de reserves (vermogen) af te zetten tegen de stand van de voorziening voor pensioenverplichtingen. De reserves zijn ongeveer gelijk gebleven, door de sterke toename van de voorziening wordt de verhouding tussen deze posten echter lager. Het effect hiervan is onder de overige oorzaken verantwoord. Financiële positie Eind december 2014 bedraagt de dekkingsgraad 107,8%. Dit is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het vereist eigen vermogen, waardoor er sprake is van een reservetekort. Het jaar 2014 is in FTK termen een overgangsjaar waardoor er geen herstelplan is ingediend in 2014. Met de invoering van de aanpassingen op het FTK per 1 januari 2015 moet een nieuw herstelplan worden ingediend voor 1 juli 2015.
3.2
Beleid
Het bestuur heeft beleid op het gebied van beleggingen, financiering en toeslagen ontwikkeld om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de cao-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van de volgende figuur.
14
In de volgende sub paragrafen wordt nader ingegaan op het financieringsbeleid, het toeslagbeleid, het beleggingsbeleid, integraal risicomanagement en de onderlinge samenhang.
3.2.1
Financieringsbeleid
Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen (nominale dekkingsgraden) worden onderscheiden: Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2014 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,1% van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2014 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 112,9%. Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt is er sprake van dekkingstekort. In deze situatie is de werkgever per kalenderkwartaal een extra bijdrage verschuldigd voor een periode van maximaal 12 kalenderkwartalen, totdat het dekkinsgtekort is opgeheven. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslagen verlenen. Een tekort waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen leidt tot een gedeeltelijke toeslagverlening (afhankelijk van een bestuursbesluit).
15
De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële situatie van het pensioenfonds. Bij de bepaling van deze maatstaf wordt gerekend met de door DNB gepubliceerde RTS-curve. Deze curve bevat de nominale interestpercentages voor de looptijden 1 tot en met 60 jaar; hierbij is dus geen rekening gehouden met inflatie. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden de onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Bij de bepaling van de reële rente wordt geen risico-opslag meegenomen. De voorziening voor risico pensioenfonds op basis van de reële rentetermijnstructuur bedraagt € 573.094, de reële dekkingsgraad ultimo 2014 komt daarmee uit op 71,8%. Herverzekering Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds van PostNL werden alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden. Met de splitsing van TNT Express heeft het bestuur tot volledige herverzekering gekozen van het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. De herverzekeraar is Zwitserleven, het herverzekeringscontract geldt vanaf de oprichtingsdatum tot 31 december 2017. Voor het pensioenfonds TNT Express geldt dat het individuele overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig is herverzekerd, waarbij de herverzekering een eigen behoud van € 0,- kent en waarbij een stop-loss herverzekering niet van toepassing is. Zowel het overlijdensrisicokapitaal als de maximaal verzekerde waarde in kader van arbeidsongeschiktheidsrisico per deelnemer kent een maximum van 4,0 miljoen. Kostendekkende premie De kostendekkende premie moet tenminste bestaan uit de volgende onderdelen: De actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen (nominale premie); Een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag); Een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds (kostenopslag); De premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling (toeslagpremie). Met betrekking tot de toeslagpremie kan worden opgemerkt dat er geen indexatiekoopsom voor actieven (indien er sprake is van toeslag voor actieven) in rekening gebracht is. Deze wordt deels vooraf gefinancierd door het verschil tussen de RTS-0,5% en RTS. Een eventuele inhaalindexatie voor actieven wordt bekostigd uit het overrendement van het pensioenfonds. Onder de opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen wordt eveneens begrepen, de solvabiliteitsopslag over spaarkapitalen die bij uitdiensttreding of pensionering zijn omgezet in vaste aanspraken. Grensbedragen In 2014 gelden de volgende inkomensgrenzen waarover geen pensioen wordt opgebouwd (franchise): voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 en met wie voor 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst is gesloten: franchise van € 18.487,15; voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten op of na 1 januari 2006: franchise van € 15.599,99; voor deelnemers met wie op of na 1 januari 2007 een persoonlijke arbeidsovereenkomst (PAO) is gesloten: franchise van € 15.599,99.
16
3.2.2
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid van het pensioenfonds is vastgelegd in de ABTN en in de pensioenreglementen. Actieve deelnemers Voor actieve deelnemers probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 80% van de prijsontwikkeling. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die verleend wordt afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds. De toeslagverlening wordt gefinancierd door premie en overrendement. In de toeslagenmatrix is dit te karakteriseren door toeslagcategorie D6. Niet actieve deelnemers Voor inactieve deelnemers die inactief zijn geworden voor 1 januari 2006 probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 100% van de prijsontwikkeling. Voor inactieve deelnemers die inactief zijn geworden op of na 1 januari 2006 probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 80% van de prijsontwikkeling. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die verleend wordt afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds. De toeslagverlening wordt gefinancierd door overrendement. In de toeslagenmatrix is dit te karakteriseren door toeslagcategorie D1. In de volgende tabellen zijn de volledige toeslagverlening, de toegekende toeslagverlening, het verschil en de totale toeslagverleningsachterstanden weergegeven (waarbij de cumulatieve achterstand voor de TNT populatie is 'overgenomen' vanuit het Pensioenfonds PostNL): Actieven en pensioengerechtigden/gewezen deelnemers die inactief geworden zijn op en na 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 80%) Verschil Cumulatief Jaar Volledige toeslagToegekende verschil verlening toeslagen 2015
0,51%
0,32%
0,19%
5,86%
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers die inactief geworden zijn voor 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 100%) Verschil Cumulatief Jaar Volledige toeslagToegekende verschil verlening toeslagen 2015
0,64%
0,40%
0,24%
7,36%
Of toeslagen worden toegekend, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds gedurende april tot en met september van voorgaand jaar, de CPI en het bestuursbesluit. Dit besluit is het gevolg van een weloverwogen proces op basis van de geldende uitgangspunten, waarbij het bestuur zorgvuldig de belangen van alle deelnemersgroepen heeft afgewogen. Als de middelen van het pensioenfonds naar het oordeel van het bestuur het toelaten, kan worden overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Het betreft voorwaardelijke toeslagen. Dit betekent dat er geen recht op toeslagen is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen verleend zullen worden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen.
3.2.3
Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Doelstellingen De doelstelling van het pensioenfonds is het streven naar het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Ook streeft het pensioenfonds naar het voortdurend realiseren van de toeslagambitie. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Om deze doelstelling te bereiken, wordt op zo’n manier belegd dat een optimaal rendement wordt behaald binnen aanvaardbare risico’s en de veiligheid, kwaliteit en liquiditeit van de totale portefeuille wordt gewaarborgd.
17
Strategische beleggingsportefeuille Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid vast voor de lange termijn. Strategische beslissingen worden mede op basis van de ALM-studie genomen. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Hierbij spelen factoren zoals rendement, risico, premie, toeslagverlening en het toezichtkader een belangrijke rol. Onderstaande tabel geeft de strategische beleggingsmix voor 2014 van het pensioenfonds weer, waarna het risicomanagementbeleid en de strategische beslissingen die hieraan ten grondslag liggen worden beschreven, op basis van de volgorde van de beleggingscategorieën in de tabel. In de tweede kolom staan de werkelijke gewichten per beleggingscategorie weergegeven per eind 2014. De werkelijke gewichten wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen. Strategische gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie Strategisch gewicht eind 2014 Aandelen 20,75 Aandelenopties (aangeduid als Vastrentende waarden A)* - Staatsobligaties - Overig Inflatie gerelateerde obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Renteswaptions (aangeduid als Geldmarkt S)* Totaal
Werkelijke exposure eind 16,3 2014
A
5,5
42,75% -A-S 23,5 10,0 3,0 0,0 S
33,6 13,8 8,8 6,1 0,0 15,5 0,4 100,0%
100,0
Toelichting tabel: De gewichten ‘A’ en ‘S’ zijn variabel. De werkelijke exposure geeft de gewichten weer inclusief de futures, asset swaps en eventuele kasgelden die voor de betreffende beleggingscategorie van toepassing zijn. Deze futures, asset swaps en kasgelden worden in de jaarrekening niet bij de afzonderlijke beleggingscategorieën opgenomen. Dit komt overeen met de grondslagen van de jaarrekening. Beleggingen in aandelen Om risico’s te spreiden zijn de aandelenbeleggingen, inclusief de aandelenopties, wereldwijd gespreid. Tot 30 juni werd 79% belegd in aandelen wereldwijd. Daarnaast werd extra belegd in Europa (14%) en opkomende markten (7%). De Europese beleggingen in beleggingsfondsen worden passief beheerd. De wereldwijde aandelenbeleggingen en de beleggingen in opkomende markten kennen een actief beleggingsbeleid. Per 30 juni is dit beleid gewijzigd om de jaarlijkse vermogensbeheerkosten te verlagen. De actief beheerde wereldwijde aandelenbeleggingen zijn omgezet naar 75% passief beheerde wereldwijde aandelenbeleggingen (exclusief opkomende markten) en 25% naar passief beheerde Europese aandelenbeleggingen. Daarnaast zijn de beleggingen in opkomende markten vanaf die datum gedurende het jaar verkocht, zodanig dat geen sprake was van transactiekosten. Per einde van het jaar resteerde nog een belegging van 1,1% van de aandelenbeleggingen in opkomende markten. Afdekking risico van dalende aandelenkoersen (aandelenrisico) Het aandelenrisico wordt voor 75% afgedekt door middel van call-spread opties (op basis van onderliggende waarde) in combinatie met een portefeuille vastrentende waarden (euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid). De aandelenopties dekken alleen het aandelenrisico van aandelen ontwikkelde markten af. De call spread optie strategie bestaat uit gekochte callopties en geschreven callopties. Via deze strategie wordt gedeeltelijk geprofiteerd van koersstijgingen, maar het risico van koersdalingen is beperkt. Door het gebruik van callopties is de effectieve aandelenexposure afhankelijk van de aandelenontwikkeling.
18
De effectieve exposure neemt toe als de aandelenkoersen stijgen en de exposure neemt af als de aandelenkoersen dalen. Daarnaast worden door de call spread op een hoger marktniveau callopties verkocht, waardoor de mogelijke winst op aandelen (-opties) is gemaximeerd in de toekomst. Het verlies op de callopties is maximaal de omvang van de optiepremie. De aandelenopties zijn afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices. Afdekking valutarisico Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen minder waard worden. Om dit risico te beperken, dekt het pensioenfonds voor de beleggingen die niet in euro luiden, gedeeltelijk de valuta’s af. Dit houdt in dat binnen de categorie aandelen het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen met valutatermijncontracten wordt afgedekt naar euro. Bij vastgoed worden de beleggingen die niet de euro als rapportagevaluta hebben afgedekt naar euro. Bij de aandelenopties is geen sprake van valutarisico omdat de valuta’s van de onderliggende aandelenportefeuille wordt afgedekt (‘quanto’ opties). Voor staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen wordt maximaal 20% belegd in lokale valuta. De overige beleggingen luiden in euro. Beleggingen in vastrentende waarden Naast een relatief stabiel couponrendement hebben de vastrentende beleggingen tot doel een deel van de rentegevoeligheid van de verplichtingen van het pensioenfonds af te dekken. Deze portefeuille is gespreid over verschillende soorten obligaties om risico’s zo breed mogelijk te spreiden en in te spelen op extra rendement via beleggen in bedrijfs- en high yield obligaties en staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen. De staatsobligaties worden alleen in de meest kredietwaardige landen in Euroland belegd. Daarnaast wordt via asset swaps in Noord Amerika en Groot Brittannië belegd om risico’s te spreiden. In het vierde kwartaal van 2014 zijn de beleggingen in high yield verkocht en is besloten te beleggen in Nederlandse hypotheken vanwege het aantrekkelijke risico- en rendementsprofiel. De markt voor Nederlandse hypotheken kent een beperkte liquiditeit, waardoor de beleggingen gefaseerd worden uitgevoerd. De beleggingen in bedrijfsobligaties, obligaties uitgegeven door opkomende landen en hypotheken hebben een actief beleggingsbeleid. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid. Afdekking inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatie gerelateerde obligaties. Deze beleggingen bestaan voor 58% uit Duitse inflatie gerelateerde obligaties en 42% uit een inflatie gerelateerde beleggingsfonds dat bestaat uit obligaties uitgegeven door Italië, Frankrijk en Duitsland. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Met het gebruik van opties op renteswaps neemt de renteafdekking af als de nominale rente stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de stijging van de (verwachte) inflatie. Beleggingen in vastgoed Voor diversificatie binnen de beleggingsportefeuille wordt belegd in vastgoed. In juni 2014 is de allocatie binnen vastgoed gewijzigd. Hierbij is besloten om de beleggingen in niet-beursgenoteerd vastgoed af te bouwen en voor 3% van de portefeuille te beleggen in passief beheerd Europees beursgenoteerd vastgoed om de liquiditeit van de portefeuille te vergroten. Beleggen in grondstoffen Grondstoffen waren opgenomen in de portefeuille vanwege risicospreiding en verbetering van het risico-en rendementsprofiel. Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een passief beheerd fonds (50%) en een actief beheerd fonds (50%). Deze beleggingen vonden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. In juni 2014 is besloten de beleggingen in grondstoffen te verkopen omdat deze beleggingscategorie geen voldoende voordelen meer biedt ter verbetering van het rendement/risico profiel van de beleggingsportefeuille. Afdekking risico van een rentedaling (renterisico) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt het pensioenfonds renterisico.
19
Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Voor de afdekking van het nominale renterisico wordt gebruik gemaakt van de vastrentende beleggingen aangevuld met swaps en swaptions. De strategische afdekking van het renterisico (op basis van de rentegevoeligheid van de swaps behorend bij de swaptions) is 80%.Hiermee is het risico van een dalende rente op de dekkingsgraad voor het grootste deel afgedekt. Het bestuur hanteert een renteafhankelijk beleid. Als de rente stijgt tot een bepaald niveau zal de renteafdekking worden verhoogd. Als de rente sterk daalt wordt een discussie gestart om de mate van renteafdekking te verlagen. Doordat de renteafdekking voor een deel met swaptions plaatsvindt, neemt de renteafdekking bij een rentedaling toe en bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de effectieve renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. De dekkingsgraad is hiermee beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als bijvoorbeeld de (verwachte) inflatie toeneemt. De effectieve afdekking van het renterisico zal hierdoor altijd lager zijn dan 80%. Beleggingsaanpak Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is een mengvorm van passief en actief beheer. In eerste instantie kiest het pensioenfonds hierbij voor een kostenefficiënte passieve strategie. Het pensioenfonds voert alleen een actieve strategie voor beleggingscategorieën waarvoor de verwachting bestaat dat, rekening houdend met de extra kosten en risico’s van een actieve strategie, een extra rendement ten opzichte van de benchmark kan worden behaald. Het pensioenfonds belegt per eind 2014 78,3% van het belegd vermogen in beleggingsfondsen. Hiervan belegt het pensioenfonds 61,7% in passief beheerde beleggingsfondsen en 16,6% in actief beheerde beleggingsfondsen. Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats via beleggingsfondsen volgens het multi-manager principe. Voor de actief beheerde portefeuille houdt dit in dat verschillende vermogensbeheerders op een gestructureerde en gestandaardiseerde wijze worden geselecteerd op basis van beleggingsstijl, deskundigheid en capaciteiten. Deze aanpak zorgt voor een spreiding over beleggingsstijlen van meerdere beleggingsinstellingen wereldwijd. De kans op stabiele bovengemiddelde rendementen is hierdoor groter. Een actief beheerd beleggingsfonds heeft daarbij als doel een hoger rendement te behalen dan de benchmark. De passief beheerde beleggingen volgen daarentegen de benchmark en maken in principe gebruik van één manager. Een passief beheerde belegging behaalt normaalgesproken een beperkt lager rendement dan de benchmark doordat de feitelijke belegging beheer- en transactiekosten met zich meebrengt. Deze worden niet meegenomen in het rendement van de benchmark. Toch kan het voorkomen dat ook de passief beheerde beleggingen een hoger rendement behalen dan de benchmark. Dit kan onder andere doordat de beleggingen voor een groot deel plaats vinden via fiscaal transparante beleggingsfondsen. Bij het berekenen van het benchmarkrendement wordt de mogelijkheid om dividendbelasting terug te vragen niet meegenomen, terwijl dit door de fiscale status van de gehanteerde beleggingsfondsen deels wel mogelijk is. In het hoofdstuk 4 Beleggingen wordt het resultaat van de beleggingsportefeuille nader toegelicht.
20
3.3
Integraal risicomanagement
Risicomanagementstrategie Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur van het pensioenfonds. Voor het geheel van de risico’s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing en de monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s.
IRM pensioenfonds Bij het integraal risicomanagement maakt het pensioenfonds gebruik van de FOCUS methodiek. FOCUS! is de toezichtaanpak van De Nederlandsche Bank (DNB). FOCUS! bouwt voort op Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) de risicomethodologie die de afgelopen jaren bij DNB in gebruik was en behelst een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor pensioenfondsen. Het pensioenfonds heeft in 2014 een aantal belangrijke stappen gezet op het gebied van IRM. Het pensioenfonds heeft de missie, visie en doelstellingen opgesteld en gewerkt aan een nadere explicitering van de risicohouding. Tevens heeft het pensioenfonds een Risk Self Assessment uitgevoerd (RSA) waarbij de hoofdrisico’s nader zijn geanalyseerd en de mogelijke beheersmaatregelen in kaart worden gebracht. Met behulp van deze analyse is het risicoprofiel van het pensioenfonds op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. De risicoanalyse zal periodiek door het bestuur worden uitgevoerd en geëvalueerd.
21
De risico identificatie en beheersmaatregelen zullen worden opgenomen in een Handboek Integraal risicomanagement. Risicocategorieën Het pensioenfonds onderscheidt aan de hand van FOCUS! de volgende risico categorieën: Uitleg
De prudentiële- en integriteitsrisico’s raken specifieke onderdelen van het risicoprofiel van de organisatie.
De risk drivers omvatten de externe en interne risico’s die impact hebben op het algehele risicoprofiel van de organisatie. Deze hebben impact op specifieke risico’s.
Variabelen
Risico’s PF TNT Express
Krediet
Krediet
Markt
Markt
Matching, rente
Matching, rente
Operationeel
Operationeel
Verzekering
Verzekering
Liquiditeit
Liquiditeit
Integriteit
Integriteit
Macro-Sector
Omgeving
Bedrijfsmodel/ strategie
Uitbesteding
Gedrag, cultuur governance
Juridisch
Infrastructuur/IT
IT
Risicoanalyse Op basis van de in 2014 uitgevoerde RSA heeft het bestuur geconstateerd dat voor zowel de financiële risico’s (te weten het matching-/renterisico, marktrisico, liquiditeitsrisico en het verzekeringstechnisch risico) als de niet-financiële risico’s (te weten operationeel en juridisch risico, integriteits-, omgevings-, uitbestedings- en IT-risico) na het inzetten van beheersmaatregelen aanvaardbaar zijn. De matching/rente- en marktrisico’s worden dagelijks gemonitord en minimaal maandelijks aan het bestuur gerapporteerd. Het bestuur bespreekt en evalueert deze risico’s minimaal per kwartaal en vaker als daar op basis van de dagelijkse monitoring aanleiding voor is. Het verzekeringstechnisch risico betreft voornamelijk het langlevenrisico en de wijziging van de populatie. Het bestuur heeft eind 2014 besloten de Prognosetafel AG 2014 te hanteren. Gevolgen nFTK voor Risicomanagementstrategie Het bestuur heeft in 2014 nagedacht over de gevolgen van invoering van het nieuw financieel toetsingskader (nFTK). In 2015 zal het bestuur hier nadere stappen in zetten. Risicobeheer Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Voor een nadere toelichting op de financiële en niet-financiële risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening.
22
4.
Beleggingen
4.1
Resultaten beleggingsportefeuille
In 2014 behaalde de beleggingsportefeuille een rendement van 24,5%. De specifieke beleggingen die ingezet zijn voor het afdekken van een daling van de rente op de dekkingsgraad droegen hieraan het meeste bij (14,8%). Daarnaast profiteerden de beleggingen in vastrentende waarden van de dalende rente en droegen positief bij (5,7%). Vermogen ten opzichte van verplichtingen Het positieve behaalde rendement zorgde voor een stijging van de waarde van beleggingen van het pensioenfonds. De waarde van de verplichtingen is het laatste jaar door de daling van de rente daarentegen gestegen. De stijging van het vermogen door het positieve rendement op de beleggingen, was daarbij niet voldoende om de stijging van de verplichtingen bij te houden. Hierdoor is de dekkingsgraad in 2014 gedaald van 109,2% naar 107,8%. Per 2 juni, op het moment van de juridische splitsing bedroeg de dekkingsgraad 111,3%. Scenario’s dekkingsgraad voor rente- en aandelenrisico per eind 2014 Naast de resultaten over 2014, kan Gevoeligheid dekkingsgraad op basis van marktrente gekeken worden naar de risico’s die de aandelenmarkten en de rente hebben op de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het beleid van het pensioenfonds is er op gericht om het risico van een rentedaling en een daling van de aandelenkoersen te beperken. De bijgevoegde grafiek geeft de gevoeligheid van de (vereiste) dekkingsgraad weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico’s zich gecombineerd voordoen. Hierbij variëren de aandelenkoersen tussen -30% en +30% en de rente russen -1,5% en +1,5%. Hierbij wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. Uit de grafiek blijkt de ‘scheve verdeling’ van de verwachte (vereiste) dekkingsgraden als gevolg van het afdekken van het aandelen- en renterisico: De daling van de dekkingsgraad is minder groot bij een daling van de rente en aandelenkoersen (linksonder), dan de stijging van de dekkingsgraad als de rente en de aandelenkoersen stijgen (rechtsboven). In 2014 deed een combinatie van deze scenario’s zich voor: een daling van de rente en een stijging van de aandelenkoersen. Overigens is de dekkingsgraad in de grafiek gebaseerd op de marktrente. Per eind 2014 bedroeg de dekkingsgraad gewaardeerd op basis van de marktrente 92,5%). Rendement beleggingsportefeuille in 2014 Het totale rendement van de beleggingsportefeuille bedroeg in het gehele jaar 2014 24,5%. Hierbij zijn ook de rendementen van de beleggingsportefeuille van voor het moment van splitsing meegenomen. Hieraan droegen de beleggingen gericht op de afdekking van het renterisico met 14,8% het meeste bij, door de daling van de rente. Ook de portefeuille vastrentende waarden is gedeeltelijk gericht op het afdekken van het renterisico en profiteerde van de daling van de rente met een bijdrage aan het totale rendement van 5,7%. Door de koersstijgingen van aandelen wereldwijd, droeg de beleggingscategorie aandelen 3,0% bij aan het totale rendement. Het rendement op vastgoed was positief en droeg 0,9% bij aan het rendement. Het beleggingsrendement van de alternatieve beleggingen was positief met 2,7% en droeg met 0,2% bij aan het totale beleggingsrendement. Deze grondstofbeleggingen zijn in juli verkocht voor de daling van de grondstofprijzen.
23
De beleggingen in TKPI beleggingsfondsen (fysieke beleggingen) kennen een benchmark. Ten opzichte van de benchmark was het rendement van deze beleggingen 0,1%-punt hoger. De actief beheerde portefeuille behaalde een rendement van 0,3% beter dan de benchmark. Dit kwam voornamelijk door de beleggingscategorie aandelen. Onderstaande tabel geeft het totaal van de rendementen weer. Toelichting rendement en kosten De weergegeven rendementen van de beleggingen in de TKPI beleggingsfondsen zijn exclusief kosten (bruto). Hierdoor is duidelijk weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark.
Daarom is het totaal van het rendement van de beleggingen in beleggingsfondsen en het rendement ten opzichte van de benchmark nog apart weergegeven.
Het totaal van de kosten dat gepaard gaat met het vermogensbeheer en de transactiekosten zijn apart weergegeven. Deze kosten zijn in mindering gebracht van het rendement van het pensioenfonds. Hierdoor is het totale rendement van het pensioenfonds netto. In het hoofdstuk kosten worden de kosten in detail toegelicht.
Rendement beleggingsportefeuille in 2014 in procenten
Aandelen Fondsen - actief - passief Bijdrage aandelenopties Bijdrage futures Vastrentende waarden Beleggingsfondsen /mandaten - actief - passief Bijdrage futures Vastgoed fondsen - actief - passief Alternatieve beleggingen fondsen -actief -passief Renterisico afdekking Kas (incl.tegenwaarde futures) Vermogensbeheerkosten Transactiekosten Totaal
Beleggingsfondsen - Actief - Passief
Actueel Rendement gewicht per eind 2014 21,9 13,9 15,9 13,1 1,3 14,5 14,6 8,0 5,5 0,4 56,2 8,9 56,2 8,9 11,9 7,8 44,3 9,2 0,0 6,1 11,7 3,4 5,4 2,8 21,6 0,0 2,7 0,0 4,7 0,0 5,4 15,8 0,0 0,0 0,0 100,0
24,5
78,3 16,6 61,7
9,8 8,9 9,8
24
Benchmark
Relatief
12,5 12,0 7,2
0,5 2,3 0,7
8,9 7,7 9,2
0,0 0,1 0,0
11,7 5,4 21,5 5,9 6,1 5,4
0,0 0,0 0,1 -3,1 -1,3 -0,1
9,7 8,6 9,8
0,1 0,3 0,0
Bijdrage Bijdrage aan aan totaal relatief rendement rendement 3,0 1,8 1,1 0,6 1,2 -0,1 5,7 5,7 1,1 4,6 0,0 0,9 0,2 0,6 0,2 0,1 0,1 14,8 0,1 -0,3 -0,1
0,1 0,1 0,1 0,0
24,5
0,1
8,6 2,6 6,0
0,1 0,1 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Toelichting actief/passief: De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De samenstelling van de actieve beleggingen zijn niet te vergelijken met de samenstelling van de passieve beleggingen. De passief beheerde portefeuilles behalen normaalgesproken een rendement gelijk aan dat van de benchmark. Naast kosten kan een afwijking ten opzichte van het benchmark rendement ook veroorzaakt worden door de timing van stortingen, terugontvangen dividendbelastingen of valuta- en kaseffecten. De bijdrage vanuit de overige beleggingen betreffen beleggingen die niet in fondsen zijn ondergebracht.
4.2
Toelichting rendement beleggingsportefeuille in 2014
Het rendement van het pensioenfonds wordt hoofdzakelijk bepaald door keuzes in de strategische beleggingsmix waarbij keuzes binnen de beleggingsmix (het actieve beleggen) in mindere mate bijdragen aan het rendement. De strategische beslissingen worden jaarlijks geëvalueerd om inzicht te krijgen in de effectiviteit hiervan op basis van risico en rendement. De volgende paragraven lichten de achterliggende oorzaken voor het rendement per beleggingscategorie en de resultaten van de strategische beslissingen toe. Algemene marktontwikkelingen In 2014 daalde de rente scherp door lage inflatie, geopolitieke onrust en het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB nam in de eerste maanden van het jaar nog een afwachtende houding aan, maar dit veranderde vanaf mei. De ECB uitte bezorgdheid over de dure euro en de lage inflatie. Daarom nam de ECB zowel in juni als in september verschillende maatregelen, zoals een renteverlaging en het opkopen van obligaties, ter voorkoming van deflatie. Ondertussen was de markt onzeker over de wisselende economische groeicijfers wereldwijd. In de Verenigde Staten viel de economische groei in het begin van het jaar nog tegen door met name de lange en strenge winter. De arbeidsmarkt trok daarentegen aan en economische cijfers verbeterden dan ook verder in de tweede helft van het jaar. De Amerikaanse centrale bank bouwde tegelijkertijd de kwantitatieve verruiming steeds verder af. In Europa was het beeld tegengesteld. Het economische nieuws vanuit met name Duitsland bleef in de eerste helft van het jaar redelijk positief. Gedurende het jaar bleek echter dat Europa moeite had de crisis achter zich te laten. In veel Europese landen bleef de werkloosheid hoog. Het economische nieuws uit China bleef ondertussen duiden op een verdere vertraging van de economische groei. Aandelenbeleggingen Macro-economische factoren hadden dit Stijgende aandelenkoersen in 2014 jaar een sterke invloed op 120 aandelenrendementen. De dalende rentes en de stimulerende maatregelen van de 115 centrale banken in onder andere Japan en Europa zorgden voor stijgende koersen. 110 De oplopende geopolitieke spanningen in Rusland en het Midden-Oosten zorgden 105 daarentegen een aantal keer voor een correctie. Omdat de markt al uit ging van 100 een afbouw van de stimuleringsmaatregelen van de 95 Aandelen wereldwijd (GBP, USD, JPY afgedekt naar euro) Amerikaanse centrale bank, had de MSCI Emerging Markets werkelijke afbouw geen grote effecten op 90 de markt. Vanaf september corrigeerden dec-13 mrt-14 jun-14 sep-14 dec-14 de aandelenmarkten sterk, met name door tegenvallende economische cijfers en de angst voor deflatie vooral in Europa. Dit had een relatief sterk effect op de euro. De euro daalde in waarde ten opzichte van vrijwel alle andere valuta en vooral ten opzichte van de Amerikaanse dollar. In het laatste kwartaal herstelden de aandelenkoersen weer, ondanks de volatiliteit veroorzaakt door politieke spanningen en een daling van de olieprijs. Aandelenbeleggingen eindigden het jaar 2014 dan ook positief.
25
Aandelen opkomende markten Net als aandelenmarkten in de rest van de wereld behaalden aandelenmarkten in opkomende markten positieve rendementen en was het valutarendement positief. Vooral de rendementen in de regio Azië vielen positief op. Dit gold echter niet voor de aandelenkoersen in Rusland. Hier daalden de koersen scherp na de politieke onrust omtrent de Krim en het oostelijke deel van Oekraïne en de sterke daling van de olieprijs. Daarnaast stond de Russische roebel onder druk. Brazilië had ook te maken met een aantal negatieve factoren. Zo behaalde de zittende president een overwinning in de verkiezingen en de markt beoordeelde dit als negatief. De dalende grondstofprijzen leidden tot dalende aandelenkoersen van de grote Braziliaanse bedrijven in de grondstoffensector. De Amerikaanse dollar steeg in waarde ten opzichte van veel valuta van opkomende landen. De euro daalde echter ook in waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Gemeten in euro’s was het valutarendement van opkomende landen daardoor positief. Rendement aandelenbeleggingen De aandelenbeleggingen profiteerden van de stijging van de aandelenmarkten wereldwijd en behaalden positieve rendementen in 2014. De bijdrage aan het rendement van de aandelenbeleggingen gecombineerd met de callopties op aandelen bedroeg 3,0%. Het rendement op de fysieke aandelenbeleggingen was 13,1% in 2014 met een bijdrage van 1,8% aan het rendement van het pensioenfonds. Bijdrage strategische beslissing valuta-afdekking Het afdekken van het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen is een strategische beslissing. Deze afdekking had in 2014 een negatief effect op het absoluut rendement. Dit kwam vooral omdat de Amerikaanse dollar werd sterker werd ten opzichte van de euro. Dit gold ook voor het Britse pond, terwijl de Japanse yen ongeveer gelijk bleef. Bijdrage strategische beslissing regio-allocatie De extra gewichten binnen de regioallocatie van aandelen naar Europa en opkomende markten leverden in 2014 geen extra rendement op. In 2014 behaalde aandelen in de Verenigde Staten een hoger rendement dan aandelen in Europa en opkomende markten. Bijdrage strategische beslissing: afdekking aandelenrisico De bijdrage van de aandelen call spread opties was door de stijging van de aandelenkoersen positief met 1,2% aan het totale rendement. De bijdrage van het afdekken van het aandelenrisico lag in lijn met de verwachting. Deze afdekking beschermt het fonds tegen dalende aandelenkoersen maar biedt wel een positieve bijdrage bij de stijging daarvan, zij het in mindere mate dan de stijging zelf. Tegelijkertijd is het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille verlaagd. Door het gebruik van call spread opties is de effectiviteit van de aandelenstrategie afhankelijk van de aandelenontwikkeling. Door de stijging van de aandelenkoersen nam de effectiviteit van de aandelenopties af. Dit komt omdat de gevoeligheid van de aandelenopties voor de aandelenmarkt afneemt bij een stijging van de aandelenkoersen. Dit is een gevolg van een stijging van de aandelenkoersen tussen het moment van aankoop en eind 2014. Hierdoor liggen aandelenkoersen dichter bij het uitoefenniveau van de verkochte callopties. Daarmee kan de beleggingsportefeuille minder profiteren van verdere koersstijgingen. Passief/actief Het Europese passief beheerde aandelenfonds (TKPI MM European Equity Afdekking Fund) behaalde een rendement van 5,1%. Dit was 0,7% meer dan het rendement van de benchmark. Dit positieve relatieve rendement kwam door een eenmalige uitkering van het alsnog terug ontvangen van dividendbelasting over de periode van 2008 en 2009. Deze uitkering was het gevolg van een procedure die namens de participanten werd gevoerd voor gelijke behandeling van de participanten van het fonds ten opzichte van Spaanse pensioenfondsen. Het fonds ontving naar aanleiding hiervan een eenmalige uitkering en is nu vrijgesteld van dividendbelasting in Spanje. Het actieve beleid van het TKPI MM World Equity Afdekking Fund zorgde voor een positief rendement van 11,4%, 0,8% meer dan dat van de benchmark. Dit kwam onder andere door goede aandelen- en landenselectie in de opkomende landen. Daarnaast droegen de market neutral managers positief bij door een positieve aandelenselectie.
26
Het passief beheerde TKPI MM World Index Equity Fund- Eur behaalde een rendement van 5,1% sinds het moment van beleggen per 31 juli. Dit was 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Het TKPI MM Emerging Markets Fund behaalde een rendement van 14,5%, 2,8% meer dan dat van de benchmark. Het grootste deel hiervan werd behaald in de tweede helft van het jaar en vooral in Azië door goede aandelen- en landenselectie.
Dalende rente in 2014
2,5
2,0
1,5
Vastrentende waarden Door de daling van de rente stegen staatsobligaties sterk in waarde. De 10 jaars euroswaprente werd nog steeds als veilige haven beschouwd en daalde van 2,2% eind 2013 naar 0,8% eind 2014. Door de lage rente bleven beleggers zoeken naar hogere rendementen door bijvoorbeeld te beleggen in bedrijfsobligaties.
1,0
0,5 Euroswaprente 10 jaar 0,0 dec-13
feb-14
apr-14
jun-14
aug-14
okt-14
dec-14
Rendement Het rendement van de totale beleggingen in vastrentende waarden bedroeg 8,9%, met een bijdrage van 5,7% aan het totale rendement. De spreiding over verschillende soorten obligaties zorgde voor risicospreiding en verlaagde het concentratierisico met betrekking tot staatsobligaties. EMU staatsobligaties De fondsen die in EMU staatsobligaties beleggen (het TKPI MM AAA Fixed Income Fund en het TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund) profiteerden van de sterk dalende rente en behaalden ruim positieve rendementen. Het rendement van het TKPI MM AAA Fixed Income Fund was 11,1%. Het TKPI MM Fixed Income Extra Long Fund behaalde met 27,4% een hoger rendement. Door de langere looptijd reageren langlopende staatsobligaties extra op renteveranderingen, waardoor het rendement hoger was dan op staatsobligaties met een kortere looptijd. De fondsen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de benchmark. Van beide fondsen was het rendement licht lager dan dat van de benchmark. Asset swaps Het pensioenfonds heeft in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk een positie ingenomen als alternatief voor grote posities in Duitse en Nederlandse obligaties. Door de asset swap constructie zijn valutaen renterisico zoveel mogelijk beperkt. De afgesloten asset swaps in deze landen behaalden gemiddeld een rendement van 5,8% in 2014. Ze behaalden hiermee een lager rendement dat EMU staatobligaties met de hoogste kredietwaardigheid, maar zorgden voor risicospreiding ten opzichte van de onzekerheden met betrekking tot EMU staatsobligaties. Bedrijfsobligaties Bedrijfsobligaties profiteerden in 2014 van de zoektocht van beleggers naar extra rendement. De fondsen die beleggen in bedrijfsobligaties (het TKPI MM Credit Fund en het TKPI MM Global Credits ex Financials) behaalden in 2014 dan ook een ruim positief rendement van respectievelijk 9,1% en 8,4%. Het actief beheerde bedrijfsobligatiefonds behaalde een rendement van 0,8% meer dan dat van de benchmark. Dit positieve relatieve rendement kwam met name door succesvolle obligatie- en sectorselectie. Daarnaast was het risicoprofiel van het fonds hoger dan dat van de benchmark en hierdoor profiteerde het fonds van de gedaalde risicopremie. Managers anticipeerden op de verwachting dat 2014 een sterk jaar zou zijn voor bedrijfsobligaties. In tegenstelling tot bedrijfsobligaties, was 2014 voor Global High Yield een minder goed jaar met een rendement van het TKPI MM High Yield Fund van 5,5% tot het moment van verkoop per begin november. Hoewel het ruime beleid van de centrale banken positief was, waren geopolitieke spanningen en de fors dalende olieprijs negatief voor de high yield markt. Door het relatief hoge gewicht van de energiesector (15%) was de negatieve prijsontwikkeling van ruwe olie zeer negatief voor de index als geheel. Het fonds heeft een actief beleggingsbeleid en presteerde 0,8% beter dan de benchmark door een voorzichtige positionering in de energiesector en een dynamisch gebruik van het risicobudget.
27
Staatsobligaties opkomende landen Het rendement van staatsobligaties uit opkomende landen was in 2014 positief. Het positieve rendement van 5,7% van het TKPI MM Emerging Market Debt Fund werd voornamelijk behaald in de eerste helft van het jaar door de daling van de risicopremie en de rente in de Verenigde Staten. In de tweede helft van het jaar liep de risicopremie op staatsobligaties uit opkomende landen echter weer op. Eén van de landen die daarbij opviel was Venezuela. De overheidsfinanciën van dit land zijn sterk afhankelijk van de olie-inkomsten. Met de scherpe daling van de olieprijs wordt het daarom veel moeilijker om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Daarnaast behaalden de obligaties van Oekraïne en Rusland negatieve rendementen door de politieke spanningen, economische sancties en de daling van de olieprijs. Het rendement was 1,3% lager dan dat van de benchmark. Strategische beslissing afdekking inflatierisico: Inflatie gerelateerde obligaties Inflatie gerelateerde obligaties doen het normaliter goed als de inflatieverwachtingen stijgen. Een hogere inflatie betekent dat de couponrente en aflossing op een inflatie gerelateerde obligatie stijgen, terwijl deze bij een reguliere nominale staatsobligatie niet met de inflatie aangepast worden. De inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in 2014. De sterke daling van de olieprijs aan het eind van het jaar droeg hieraan bij. Door de lage inflatieverwachtingen was het rendement van inflatie gerelateerde obligaties lager dan dat van vergelijkbare nominale obligaties in 2014. Een beperkt aantal landen binnen de Eurozone geven inflatie gerelateerde obligaties uit: Italië, Frankrijk, Duitsland. Het TKPI MM Inflation Linked Bond Fund belegt in inflatie gerelateerde obligaties van alle drie landen en behaalde een rendement van 10,8%. Veranderende risico-opslagen voor de diverse landen speelden ook dit jaar een belangrijke rol in het rendement van inflatie gerelateerde obligaties. Het pensioenfonds belegt daarnaast in Duitse inflatie gerelateerde beleggingen. Deze beleggingen behaalden een rendement van 4,0%. De dalende risicopremie van obligaties uit Italië en Frankrijk ten opzichte van Duitsland verklaart het rendementsverschil. De beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de benchmark. Het rendement was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Vastgoed Bijdrage strategische beslissing verdeling over verschillende soorten vastgoed De vastgoedbeleggingen behaalden een positief rendement van 11,7%. Zowel de rendementen van nietbeursgenoteerde beleggingen als beursgenoteerde beleggingen waren in 2014 positief. Deze beleggingen droegen hierdoor niet extra bij aan het rendement van het pensioenfonds ten opzichte van onder andere aandelenbeleggingen, maar zorgde voor extra risicospreiding. In 2014 is de strategische beslissing genomen Om de beleggingen in niet- beursgenoteerd vastgoed af te bouwen en voor 3% van de portefeuille te beleggen in passief beheerd Europees beursgenoteerd vastgoed. De implementatie zal over een langere periode plaatsvinden. Beursgenoteerd vastgoed Door de sterke daling van de rente stegen de koersen van beursgenoteerd vastgoed. De beleggingen in het beursgenoteerd vastgoed in Europa bedroeg 21,6%. Vastgoedbedrijven maken meer dan andere bedrijven gebruik van vreemd vermogen. Hierdoor zijn ze gevoeliger voor rente schommelingen. Daarnaast wordt het dividend rendement op vastgoed aandelen aantrekkelijker als de rente daalt. Het fonds heeft een passief beleggingsbeleid. Het positieve relatieve rendement kwam vooral door de terugontvangen dividendbelastingen. Daarnaast leverde het uitlenen van aandelen (securities lending) extra rendement op. Niet-beursgenoteerd vastgoed Europa De interesse van beleggers in niet beursgenoteerd vastgoed in Europa was in 2014 onverminderd sterk. Door de ‘search for yield’ nam het beleggingsvolume in commercieel vastgoed met 21% toe. Daarnaast beperkte de interesse van beleggers zich niet meer uitsluitend tot het topsegment. Ook buiten het topsegment herstelde de liquiditeit en waarderingen. Het rendement van fonds dat belegt in vastgoed, (TKPI European Real Estate Fund) bedroeg 6,5% in 2014. Het positieve rendement werd onder andere veroorzaakt door beleggingen in het Verenigd Koninkrijk waarbij geprofiteerd werd van de gunstige macro economische ontwikkelingen. Ook de Spaanse vastgoedmarkt herstelde zich snel.
28
Het doorvoeren van economische hervormingen en de relatief aantrekkelijke waarderingsniveaus resulteerden met name in de tweede helft van het jaar in gunstige waardeontwikkelingen. De rendementen werden mede ondersteund door gerealiseerde verkopen, waarbij de opbrengst hoger was dan de boekwaarde. Door de belangstelling voor beleggingen in vastgoed met een hoog direct rendement op locaties met relatieve schaarste droegen deze beleggingen met positieve herwaarderingen bij aan het positieve rendement. Door de gevolgen van het matige economische herstel en structurele gedragsveranderingen bij het winkelend publiek (o.a. meer aankopen via internet) behaalden beleggingen in de Nederlandse winkelmarkt een negatief rendement. Daarnaast behaalde Q-Park een negatief rendement van -12% vooral door een afwaardering als gevolg van een fundamentele herziening van de verwachte omzetontwikkeling op lange termijn. Deze herziening kwam vooral voort uit de aanhoudend zwakke economie in continentaal Europa. Daarnaast vond een afschrijving van de ‘goodwill’ plaats door een verschil van inzicht tussen de nieuwe (Deloitte) en de vorige accountant (EY). Deze goodwill betreft vooral activiteiten in Zweden, zoals parkeerhandhaving en kortlopende contracten. Niet-beursgenoteerd vastgoed Azië De economische groei van de regio Azië herstelde in de tweede helft van 2014 na een afnemende exportgroei en binnenlandse vraag in China aan het begin van het jaar. De beleggingen van niet beursgenoteerd vastgoed in Azië vinden plaats via het TKPI MM Asian Real Estate Fund en behaalden een rendement van 3,2%. Dit fonds volgt sinds enkele jaren een strategie waarbij zo veel mogelijk liquide middelen worden vrijgemaakt. Dit betekent dat terugontvangen kapitaal van de fondsbeheerders terugvloeien naar de participanten. In 2014 stortte het beleggingsfonds EUR 1,1 miljoen terug naar het pensioenfonds. Waardering niet-beursgenoteerd vastgoed Voor de waardering van niet beursgenoteerd vastgoed is in eerste instantie de waardering van de onderliggende fondsmanagers bepalend, gebaseerd op externe taxaties. Wanneer de fondsmanager TKP Investments een waardering niet representatief voor de marktwaarde vindt, kan zij besluiten om hier vanaf te wijken. De aldus resulterende waarderingen zijn opgenomen in de jaarrekeningen van de betreffende beleggingsfondsen, en deze jaarrekeningen zijn voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een externe accountant. Alternatieve beleggingen De beleggingscategorie alternatieve beleggingen bestaat uit beleggingen in grondstoffen. Het rendement bedroeg 2,7% in 2014 tot het moment van verkoop per 30 juni. Deze verkoop droeg positief bij aan het rendement van het pensioenfonds omdat de grondstofprijzen fors daalden in de tweede helft van het jaar.
700
Dalende grondstofprijzen
650 600 550 500
De beleggingen in het passieve beleggingsfonds MM Commodity Index Fund 450 S&P/GSCI Grondstoffen index behaalden een rendement van 5,4%. De beleggingen in het MM Active Commodities 400 Fund behaalden een rendement van 4,7%, dec-13 mrt-14 jun-14 sep-14 dec-14 1,3% lager dan dat van de benchmark. Dit kwam vooral door een positionering in de grondstof aardgas in het eerste kwartaal. Deze ging uit van een daling van de prijs, terwijl de prijs van aardgas sterk opliep. Toelichting bijdrage strategische beslissing afdekking renterisico De bijdrage van de renteafdekking in 2014 via swaptions en swaps, was door de daling van de rente positief en droeg 14,8% bij aan het rendement van de beleggingen.
29
De volgende grafiek geeft de mate van renteafdekking weer op basis van de rentegevoeligheid bij een rentebeweging van -0,01%-punt, onderliggend en effectief (op basis van de marktrente). De PV01 geeft de waardeverandering in euro’s weer bij een renteverandering van 0,01%-punt. 100% 90% 80%
Resterend Renterisico op basis PV01 (45%)
70%
Rentegev. Swaptions obv onderliggende waarde (58%)
60% Rentegevoeligheid VPV
50% 40%
Rentegev. Swaptions (40%)
30% 20%
Rentegevoeligheid swaps (4%)
10%
Rentegevoeligheid VRW (11%)
0%
Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions, bedroeg de rentegevoeligheid van de beleggingen eind 2014 circa 72,4% van de voorziening pensioenverplichtingen. Hiermee lag de mate van renteafdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 80%. De effectieve mate van afdekking van het renterisico bedroeg circa 54,6% eind 2014. Omdat niet het gehele renterisico is afgedekt resteerde nog een risico en is extra rendement gemist. De dekkingsgraad was hierdoor (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl deze toch deels kon profiteren van een mogelijke rentestijging. Gerealiseerde mate van renteafdekking Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan berekend worden wat de gerealiseerde mate van renteafdekking is. Deze kan afwijken van de effectieve mate van renteafdekking doordat bij de effectieve mate van renteafdekking geen rekening wordt gehouden met de verandering van rentes met verschillende looptijden (niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur). Ook kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De gerealiseerde mate van renteafdekking bedroeg voor geheel 2014 circa 53%. Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een verandering van de swaprente. Indien de daling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen, bedraagt de gerealiseerde mate van renteafdekking circa 56%. Hierbij is geen rekening gehouden met het effect van de driemaands gemiddelde UFR curve op de waarde van de verplichtingen. Indien dit effect wel wordt meegenomen, is de mate van afdekking fors hoger (circa 86%). Dit komt door de vertraagde weergave van recente rentebewegingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur in combinatie met de UFR methodiek. Hierdoor wijkt de waardeontwikkeling van de verplichtingen op basis van de officiële rentetermijnstructuur af van de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden, renteswaps en swaptions die gebaseerd zijn op de marktrentetermijnstructuur.
30
4.3
Verantwoord beleggingsbeleid
Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en Governance (ESG)aspecten in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter risico/rendementsprofiel van de beleggingen. Het Verantwoord Beleggen beleid bestaat uit de periodieke screening op duurzaamheid van de ondernemingen waarin wordt belegd, het voeren van een dialoog met bedrijven, uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen en een actief stembeleid. Ook is de integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel van het multi manager selectieproces. Het beleid is geïmplementeerd in de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds belegt, beheerd door TKP Investments BV. Screening en engagement Het pensioenfonds streeft ernaar dat alle ondernemingen waarin het belegt, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP), zoals opgesteld door de Verenigde Naties (VN), op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en corruptie. Jaarlijks screent TKPI de beheerde portefeuilles op het naleven van deze principes. Een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics doet deze screening. Bij de screening van de aandelen en vastrentende waarden beleggingen per eind 2013 voldeden 27 bedrijven niet aan de UN Global Compact principes. Met elf van deze bedrijven is in 2014 een dialoog gevoerd op verschillende thema’s. Van deze bedrijven toonden drie bedrijven verbetering aan waardoor ze niet langer als non-compliant werden beoordeeld. Deze bedrijven zullen overigens nog wel nauwlettend gevolgd worden en zijn op de ‘watchlist’ geplaatst. De volgende toelichting geeft deze succesvolle engagement trajecten weer: BP: Dit bedrijf was betrokken bij verschillende incidenten met omvangrijke milieuschade. Een belangrijk incident betrof de explosie op het Deepwater Horizon platform. BP heeft zich bewust getoond van de milieurisico’s door maatregelen te treffen en wijzigingen in het management door te voeren. Het bedrijf heeft een intern onderzoek gedaan en 26 aanbevelingen geformuleerd (het Bly rapport). Met het implementeren van 15 van deze aanbevelingen heeft BP laten zien goede vooruitgang te boeken in het adresseren van veiligheidsrisico’s. BP verwacht de resterende 11 aanbevelingen (meer reactief dan preventief) eind 2015 te hebben geïmplementeerd. Transocean had een slechte historie op het gebied van veiligheid en was eveneens betrokken bij de ramp met het Deepwater horizon platform. Daarnaast was het de eigenaar en tevens de werkgever van de bemanning op het platform. Het bedrijf heeft zich inmiddels gecommitteerd om zogenaamde ‘best practices’ te hanteren voor haar offshore operaties en haar ‘safety record’ is verbeterd. HSBC werd in verband gebracht met betrokkenheid bij witwaspraktijken (corruptie). Uit het engagement onderzoek bleek dat HSBC substantieel vooruitgang heeft geboekt in haar anti-money-laundering programma en tevens zeer bereid is om haar gedrag te verbeteren. Zo zijn o.a. management wisselingen doorgevoerd, interne richtlijnen aangepast en het toezicht verscherpt. Deze bedrijven worden daardoor niet langer als non-compliant beoordeeld. Drie andere bedrijven zijn aan de uitsluitingenlijst toegevoegd omdat er onvoldoende voortgang in de dialoog werd geboekt. Dit zijn Barrick Gold (milieu), PetroChina (mensenrechten) en WalMart Stores Inc (anti corruptie). Zes van de bedrijven die niet overeenkomstig de UN Global Compact principes handelden zijn staats(gerelateerde) bedrijven. Bij deze bedrijven zal naar verwachting niet worden meegewerkt aan een dialoog. De soevereine staten die eigenaar zijn van deze bedrijven kwalificeren op dit moment niet voor uitsluiting. Naast de reguliere dialoog met 10 bedrijven is in 2014 met tien bedrijven een dialoog gevoerd rond het thema mensenrechten (waaronder vrijheid van vakbeweging) in combinatie met zakendoen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het ‘Protect, Respect and Remedy’ raamwerk van VN afgezant John Ruggie. Dit raamwerk spoort het bedrijfsleven aan verantwoordelijkheid op het gebied van mensenrechten te nemen en het bedrijf op de reputatie-, operationele en juridische risico’s aan te spreken.
31
De grafiek geeft de mate waarin gesproken is over de verschillende onderwerpen in de dialoog met ondernemingen.
Uitsluitingen Op basis van universeel erkende veroordelingen sluit het pensioenfonds een aantal landen uit om in te beleggen. Het gaat hier om landen die betrokken zijn bij het schenden van mensenrechten. In 2014 stonden 12 landen op deze lijst. Hiervan zit alleen Wit Rusland in een benchmark van één van de TKPI beleggingsfondsen. Dit betreft het TKPI MM Emerging Market Debt Fund. Het gewicht van Wit Rusland is 0,21% per eind 2014 en leidt tot een (kleine) mismatch in de portefeuille. Daarnaast past het pensioenfonds een uitsluitingsbeleid toe op alle bedrijven die betrokken zijn bij controversiële wapens. Dit zijn de volgende soorten wapens, munitie en mijnen: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, anti-persoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. Hiermee wordt ook voldaan ook aan het wettelijke verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie zoals dat sinds 1 januari 2013 van kracht is. Naast deze bedrijven kunnen ook bedrijven die non-compliant zijn met de VN Global Compact Principes en onvoldoende voortgang in de dialoog tonen, worden opgenomen op de uitsluitingenlijst. In 2014 betrof dit twee bedrijven: Vedanta Resources Plc en Freeport-Mcmoran Copper and Gold Inc. Op de uitsluitingslijst van 2014 stonden in totaal 36 bedrijven. Deze bedrijven maken in totaal 1,22% uit van de aandelenbenchmark MSCI AC World Index. Stembeleid In 2014 is gestemd bij 540 (2013: 456) aandeelhoudersvergaderingen op ruim 8.400 (2013: 6.600) onderwerpen. In ongeveer 10% van de onderwerpen is tegen het voorstel gestemd. Dit betrof dan met name voorstellen voor benoeming van bestuurders of toezichthouders en beloningsvoorstellen. De grafieken tonen enkele dwarsdoorsnedes van de uitgebrachte stemmen in 2014: Vergaderingen 2014 per land Zwitserland; 36 Nederland; 39 Zweden; 39
België; 31 Italië; 28 Spanje; 24 Finland; 17 Oostenrijk; 14 Denemarken; 12 Overig; 24
Overzicht uitgebrachte stemmen in 2014
10,0%
Duitsland; 60
0,6%
89,5%
Verenigd Koninkrijk; 140
Frankrijk; 76 Verenigd Koninkrijk Nederland Spanje
Frankrijk Zwitserland Finland
Duitsland België Oostenrijk
Zweden Italië Denemarken
Stemmen "Voor"
Stemmen "Tegen"
Stemmen "Onthouden"
Dialoog met Nederlandse beursgenoteerde bedrijven (opvolging Governance Platform) Nadat het Governance platform ophield te bestaan heeft het pensioenfonds in 2013 de dialoog met Nederlandse ondernemingen op een andere wijze vormgegeven. In februari 2014 werd ter afsluiting van het Governance Platform een symposium in het museum Beelden aan Zee gehouden.
32
Met diverse deskundigen werd gesproken over het thema Engagement: Verleden en Toekomst. De engagement met Nederlandse ondernemingen vindt voor het tweede jaar plaats in een samenwerkingsverband met Pensioenfonds Vervoer en Robeco. Paul Frentrop vertegenwoordigt de deelnemers en Eumedion faciliteert deze dienstverlening door deelname aan de door de Investment Committee van Eumedion georganiseerde gesprekken met bedrijven mogelijk te maken. Robeco participeerde op tijdelijke basis en is zoals afgesproken in 2014 teruggetreden. Met mogelijk andere geïnteresseerde institutionele beleggers worden momenteel gesprekken gevoerd. Resultaten Engagement: In 2014 werden diverse engagement gesprekken gevoerd. Onderstaand overzicht geeft de onderwerpen per onderneming weer.
Onderneming
Strategie
Ahold Wolters Kluwer Shell Akzo Nobel DSM Heineken Philips Unilever
x
Onderwerp Milieu en sociaal
Governance
Beloning
x x
x x
x x
x x
x
x
x x x
Overige x x x x x x
x
Hieronder volgt een korte impressie van een aantal gesprekken. In verband met de overtuiging dat met ‘diplomatie achter de schermen’ de beste resultaten kunnen worden bereikt is de beschrijving algemeen en beknopt. Ahold: Bij Ahold kwam de strategie uitgebreid aan de orde, met name de relatie tussen online activiteiten en de winkels. Daarnaast zijn de risico’s in de voedselketen besproken. De dividenduitkering in 2014 is verruimd nadat wij in 2013 aankaartte dat Ahold over veel kas beschikt, geen grote investerings-of overname plannen heeft en dat daarom een hoger dividendbeleid past. Wolters Kluwer: Bij Wolters Kluwer werd opnieuw aandacht gevraagd voor de samenstelling van het bestuur (nu twee leden) en het toezicht op het bestuur. Het verzoek om over dit onderwerp met de Raad van Commissarissen van gedachten te wisselen, werd afgewezen. Shell: Het thema is de zorg over het veiligstellen van de ‘license-to-operate’. Dit is ingegeven door de ontwikkelingen rond het Groninger gasveld (schade als gevolg van aardbevingen en het gevoel van onveiligheid bij de bevolking). Shell is de operator en mede eigenaar van de NAM. Bij deze dialoog wordt het voortouw binnen Eumedion verband genomen. Begin 2015 is een gesprek gevoerd en is afgesproken de dialoog voort te zetten. Akzo Nobel: De samenstelling van de Raad van Commissarissen is besproken. Hierbij is de zorg geuit dat de leden van de Raad van Commissarissen ten opzichte van elkaar niet onafhankelijk functioneren. Heineken: De dialoog richtte zich op de beloning (aanpassen criteria), aandacht voor de belangen van de minderheidsaandeelhouders en het beleid op gebied van duurzaamheid (milieu, bestrijding corruptie). Philips: De gesprekken gingen onder andere over het beleid op het gebied van integriteit en circulaire economie.
33
4.4
Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR)
Door de stijging van de aandelen-en obligatiekoersen was het rendement van de verschillende beleggingsdepots positief. Deelnemers in Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) beleggen standaard via de Life Cycle-depots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico van de IPS- en BPR-depots is voor rekening van de deelnemer. Bij pensionering of eerder uitdiensttreding wordt het saldo omgezet in een nominale pensioenaanspraak. Eind 2014 bedroeg het in de Life Cycle depots belegd vermogen € 4,3 miljoen. In de Vrij beleggen depots bedroeg het belegd vermogen eind 2014 € 231.000. Het prépensioenvermogen bedroeg € 59.000. Resultaten Life Cycle depots (%) 2014 Verhouding aandelen/obligaties/geldm I 90/10/0 arkt II 75/25/0 III 50/50/0 IV 25/40/35 V 10/0/90
Rendement
Benchmark
Relatief
10,5 10,6 10,8 7,4 2,1
9,9 10,1 10,5 6,8 1,0
0,5 0,4 0,2 0,5 1,1
Benchmark
Relatief
10,1 10,5 10,9 11,2 15,3 0,0
0,4 0,3 0,1 -0,1 -0,5 1,2
Resultaten Vrij beleggen depots (%) 2014 Verhouding Rendement aandelen/obligaties/geldmark A 75/25/0t 10,6 B 50/50/0 10,8 C 25/75/0 10,9 D 0/100/0 11,0 E 50*/50/0 14,7 F 0/0/100 1,2 *50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria
Voor de categorie aandelen wordt als volgt belegd: o 79% wereldwijd via het TKPI MM World Equity Afdekking Fund (actief beheer, benchmarkgewicht Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen afgedekt); o 14% Europa via het TKPI MM European Equity Afdekking Fund (passief beheer, benchmarkgewicht Britse pond afgedekt); o 7% opkomende landen via het TKPI MM Emerging Markets Fund (actief beheer). Voor de categorie obligaties wordt 100% in euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid belegd via het TKPI MM AAA Fixed Income Fund. Het depot dat uit 100% geldmarktproducten bestaat. Per eind maart zijn de geldmarktbeleggingen van de Beschikbare premieregelingen overgeboekt van het TKPI Short Term Money Market Fund naar het TKPI Savings Fund, vergelijkbaar met een spaarrekening.
De samenstelling van de aandelenbeleggingen van het prepensioenvermogen is vanaf 1 augustus 2014 gewijzigd en is gelijkgesteld aan de samenstelling van het hoofdvermogen (75% passief beheerde aandelen wereldwijd (TKPI MM World Index Equity Fund, Eur) en 25% via het passief beheerde TKPI MM European Equity Afdekking Fund. De rendementen van de onderliggende beleggingsfondsen waren positief door de stijging van de aandelenkoersen en de obligatiekoersen. Ook was het rendement van de actief beheerde aandelenbeleggingen hoger dan dat van de benchmark. Uitzondering was het aandelenfonds dat belegt volgens duurzaamheidscriteria. Het passief beheerde obligatiefonds behaalde een licht lager rendement dan de benchmark.
34
5.
Pensioencommunicatie en administratie
5.1
Pensioencommunicatie
Ontwikkelingen binnen het pensioenfonds 2014 was voor pensioenfonds TNT Express het eerste jaar als zelfstandig pensioenfonds. Tot juni 2014 waren de pensioenrechten van werknemers van zowel PostNL N.V. als TNT Express N.V. (en gelieerde ondernemingen) ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds PostNL. Vanwege de wijzingen van de nieuwe pensioenregels per 1 januari 2014, zijn er verschillen ontstaan in de pensioenregelingen en in de manier waarop de pensioenaanspraken worden gefinancierd. Dit had tot gevolg dat Pensioenfonds PostNL niet langer de beide pensioenregelingen in hetzelfde fonds kon uitvoeren. Daarom is Pensioenfonds PostNL gesplitst in twee pensioenfondsen: een pensioenfonds voor PostNL en een nieuw pensioenfonds voor TNT. De bestaande en toekomstige pensioenaanspraken van werknemers van TNT Express N.V. zijn ondergebracht in Pensioenfonds TNT Express. Op 3 juni 2014 is het pensioenfonds juridisch opgericht en daarmee zelfstandig operationeel. Hierover heeft een uitgebreid communicatietraject plaatsgevonden met alle doelgroepen. Hiervoor zijn onder andere de website, de digitale nieuwsbrief, mailingen en brieven ingezet. Voor deze communicatie is een separaat transitieplan geschreven en uitgevoerd. Activiteiten in 2014 In 2014 zijn er verschillende activiteiten geweest op het gebied van communicatie. Hieronder een opsomming: Website Op de website van het pensioenfonds kunnen deelnemers onder andere terecht voor algemene informatie over het pensioenfonds, hun pensioenregeling en de planner. Daarnaast zijn er op de site regelmatig nieuwsberichten gepubliceerd. In de periode van 14 juli 2014 t/m 31 december 2014 is de website in totaal ruim 1.400 keer bezocht. Veel bezochte pagina’s zijn de pagina waar men zich kan aanmelden voor de digitale nieuwsbrief, de pagina met informatie over de pensioenregeling en de pagina met brochures en formulieren.
Brochures In 2014 zijn er verschillende brochures ontwikkeld. Deze brochures zijn online, op de website, beschikbaar. In totaal zijn er acht brochures. Te weten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Pensioenregeling in ‘t kort Pensioenregeling in ’t kort, PAO-regeling Individueel Pensioensparen, Individueel beleggen bij uw pensioenfonds Waardeoverdracht bij indiensttreding Pensioen bij scheiding na 1 mei 1995 Pensioen en ongehuwd samenwonen Regeling Anw-aanvulling Deeltijdpensioen
35
Mailingen Begin december zijn er naar drie verschillende doelgroepen mailingen verzonden: naar actieven, slapers en gepensioneerden. De mailing is naar 545 gepensioneerden gegaan, naar 2.174 slapers en 2.018 actieven. Het betrof kleine vierkante ‘zig-zag’ boekjes. Elk boekje had 12 pagina’s aan informatie. Onderwerpen waren onder andere: dekkingsgraad, nFTK, Witteveen, Wie controleert het pensioenfonds?, waardeoverdracht en overlijden.
Digitale nieuwsbrief De nieuwsbrief is in 2014 één keer verstuurd, namelijk in november. De onderwerpen waren onder andere: dekkingsgraad, nieuw Financieel Toetsingskader, Witteveen en waardeoverdracht. De nieuwsbrief is naar 178 mensen verstuurd. Ongeveer 150 mensen hebben de nieuwsbrief gelezen.
Wet pensioencommunicatie Naar verwachting gaat in 2015 de nieuwe wet pensioencommunicatie in. Deze wet stelt nieuwe eisen aan de pensioencommunicatie. Waarom een nieuwe wet? De nieuwe wet is in het leven geroepen om de volgende redenen: Nederlanders zijn onvoldoende op de hoogte van inkomenspositie na pensionering; Het pensioenbewustzijn is laag onder Nederlanders; Huidige (wettelijke) informatie is niet altijd effectief; Belangrijke verplichte informatie-uitingen, zoals startbrief en UPO, zijn onvoldoende begrijpelijk; Terminologie en taalgebruik zijn te lastig en de informatie is te omvangrijk; De informatie geeft een te rooskleurig beeld: geen inzicht in de risico’s; Door het gedaalde vertrouwen in de pensioenwereld staat de deelnemer meer dan eerder open voor informatie; De herziening van het financieel toetsingskader zorgt voor noodzaak om eerlijk en duidelijk te communiceren.
36
De belangrijkste elementen uit de nieuwe wet pensioencommunicatie De deelnemer nog meer centraal; Aansluiten bij de behoeften en kenmerken van de deelnemer; Bedragen in perspectief van toekomst plaatsen (koopkracht). Daarbij worden de (on)zekerheden en risico’s duidelijk verteld; Inzicht geven in keuzemogelijkheden en handelingsperspectieven; Informatie in lagen aanbieden; Startbrief wordt Pensioen 1-2-3; Faciliteren en stimuleren van het “digitale pensioenfonds” (wel met keuze!); Grotere rol voor werkgever in de pensioencommunicatie; De effecten van de communicatie inspanningen moeten duidelijk worden. Wat betekent dit voor het pensioenfonds Het pensioenfonds omarmt de nieuwe wet pensioencommunicatie, omdat deze verwoordt waar het pensioenfonds voor staat en ook naar handelt. Het pensioenfonds brengt bijvoorbeeld al informatie volgens het gedachtengoed van het pensioen 1-2-3 naar buiten. Ook op andere manieren sloten de middelen die in 2014 zijn ontwikkeld zoveel als mogelijk aan op de uitgangspunten van de nieuwe wet. In 2015 wordt een separaat projectplan ontwikkeld waarin beschreven wordt hoe in de toekomst de communicatieve uitingen nog meer kunnen aansluiten op de nieuwe wet pensioencommunicatie.
5.2
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever is in 2014 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanlevering waren gering. De gegevens zijn in 2014 door de pensioenuitvoerder tijdig verwerkt in de pensioenadministratie, waardoor deelnemers tijdig en correct konden worden geïnformeerd over hun pensioenen. Beantwoording deelnemersvragen In 2014 hebben deelnemers bijna 150 vragen gesteld over hun (pre-)pensionering en de wijze van aanvragen hiervan. Daarnaast zijn er relatief veel vragen gesteld over waardeoverdrachten. Klachten Het fonds kent een klachtenprotocol. In 2014 is één klacht ontvangen die begin 2015 in goed overleg met de betreffende deelnemer is afgewikkeld.
5.3
Pensioenregeling
Hieronder volgen eerst de elementen van de pensioenreglementen zoals die in het verslagjaar hebben gegolden, daarna wordt ingegaan op de wijzigingen per 1 januari 2015.
5.3.1
Pensioenregeling in 2014
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling worden hieronder weergegeven. CAO-personeel De inhoud van de pensioenregeling en de bijbehorende reglementen zijn voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2014. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling geldend tot 1 januari 2001 zijn: Eindloonregeling met pensioenleeftijd 65 jaar met opbouwpercentage van ouderdomspensioen van 1,75% van pensioengrondslag per deelnemingsjaar tot een bovengrens;
37
Voor nabestaanden verzekering van partner- en wezenpensioen, gelijk aan 5/7 respectievelijk 14% van het te bereiken verzekerde ouderdomspensioen; Ongehuwdenpensioen met opbouw van 2,5% per deelnemersjaar van het verschil tussen de gehuwden en de ongehuwden AOW.
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling geldend vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 zijn: Middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 62 jaar. Mogelijkheid van individueel pensioensparen en mogelijkheid van flexibele pensionering tussen 60 en 67 jaar; Jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen met 2,25% van desbetreffende pensioengrondslag. Toeslagverlening op basis van en gelijktijdig met de algemene loonontwikkeling bij TNT respectievelijk Postkantoren. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt gefinancierd uit beleggingsrendement en een opslag op de premie (D6 toeslagenmatrix); Arbeidsongeschiktheidspensioen bestaande uit dekking van WAO-hiaat, alsmede een excedentpensioen voor deelnemers met een salaris hoger dan de WAO-loongrens. Bij volledige arbeidsongeschiktheid een excedent-pensioen van 70% van het vaste jaarsalaris, voor zover gelegen boven de WAO-loongrens; Partnerpensioen gebaseerd op 1,25% van de pensioengrondslag per jaar, verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering worden standaard de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken omgezet in een ouderdomspensioen en een levenslang partnerpensioen. Het levenslang partnerpensioen kan op verzoek van beide partners worden omgezet in ouderdomspensioen; Tijdelijk ouderdomspensioen voor periode tussen 62 en 65 jaar, met opbouwpercentage van 2% van de franchise per jaar. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling geldend vanaf 1 januari 2006 zijn: Middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 62 jaar en zes maanden. Mogelijkheid van individueel pensioensparen en mogelijkheid van flexibele pensionering tussen 60 en 67 jaar. Vanaf 1 januari 2014 is de pensioenleeftijd 67 jaar; Jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen met 1,923% van desbetreffende pensioengrondslag. Vanaf 1 januari 2014 is de jaarlijkse opbouw van het ouderdomspensioen 2,15% van de pensioengrondslag; Vanaf 1 januari 2006 werd de franchise, aangepast op basis van de CAO- loonontwikkeling bij TNT Express N.V. Vanaf 1 januari 2011, wordt de franchise voor deelnemers van de vennootschap jaarlijks op 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid (novembernovember), met een maximering van 4%. De franchise voor medewerkers van TNT Express N.V. bedraagt per 1 januari 2014 € 15.599,99; Arbeidsongeschiktheidspensioen bestaande uit een excedent-pensioen voor deelnemers met een salaris hoger dan de WIA-loongrens. Bij volledige arbeidsongeschiktheid een excedent-pensioen van 70% van het vaste jaarsalaris, voor zover gelegen boven de WIA-loongrens; Partnerpensioen ter grootte van 70% van het te bereiken ouderdomspensioen over de periode na 1 januari 2006. Bij uitdiensttreding of pensionering kan de deelnemer met instemming van de partner ervoor kiezen om het partnerpensioen om te zetten in een aanspraak op ouderdomspensioen. Mogelijkheid van vrijwillige deelname aan collectieve Anw-verzekering; Een aanspraak op voorwaardelijk ouderdomspensioen voor daarvoor in aanmerking komende deelnemers, waarbij de toekenning en financiering plaatsvindt op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op 31 december 2020; Het bestuur van het pensioenfonds kan besluiten op alle premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen van gewezen deelnemers, respectievelijk gepensioneerden, met inbegrip van de per 1 januari 2001, 1 januari 2006 en 1 januari 2014 ontstane premievrije aanspraken alsmede op de reeds opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers toeslag te verlenen. Vanaf 1 januari 2011 geldt voor (gewezen) deelnemers van de vennootschap als maatstaf de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid (november-november), waarbij de jaarlijkse toeslagverlening is gemaximeerd op 4%. Indien het bestuur hiertoe besluit worden ook alle nog niet ingegane partneren wezenpensioenen op dezelfde wijze verhoogd. Het bestuur kan een besluit tot toeslagverlening slechts nemen indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten.
38
Deze toeslag is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslagverlening zal plaatsvinden. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast; Voor de voorwaardelijke toeslagverlening voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd (D1 toeslagenmatrix); Voor de voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve deelnemers is geen reserve gevormd, maar wordt deze gefinancierd uit beleggingsrendement en een opslag op de premie (D6 toeslagenmatrix).
PAO-personeel Voor het gedeelte van het salaris tot het niveau van schaal 13 van de CAO (de BPR-grens), geldt voor de medewerker met wie na 1 januari 2007 een persoonlijke arbeidsovereenkomst is gesloten, de pensioenregeling geldend voor CAO-personeel; Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de BPR-grens geldt een beschikbare premieregeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel.
5.3.2
Wijzigingen pensioenregeling per 1 januari 2015
Vanaf 1 januari 2015 is er een nieuwe regeling. De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd: Het opbouwpercentage is verlaagd van 2,15% van 1,875%; De franchise is verlaagd van € 15.599,99 naar € 12.642,00; Het pensioengevend salaris wordt gemaximeerd op € 100.000. Over het hogere salaris wordt vanaf 1 januari 2015 via Pensioenfonds TNT Express geen pensioen meer opgebouwd. Voor het pensioengevend salaris boven de € 100.000 zal de werkgever een regeling treffen; De vrijwillige regeling Individueel Pensioensparen (IPS) wordt afgeschaft. Het opgebouwde saldo blijft staan en wordt belegd volgens de door de deelnemer gemaakte beleggingskeuze; Voor de PAO-deelnemers in het fonds is de regeling op dezelfde wijze aangepast. Door de maximering van het pensioengevend salaris op € 100.000, komt de beschikbare premieregeling te vervallen.
5.4
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
De pensioensector heeft te maken met een groot aantal wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. In de volgende alinea’s is een korte toelichting op een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. Inperking fiscaal kader Door de overheid is een aantal maatregelen getroffen waardoor deelnemers beperkt worden in de nieuwe opbouw van pensioenrechten. Per 1 januari 2015 geldt voor middelloonregelingen een maximaal percentage van 1,875% per jaar met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Opbouwpercentages en maximale premies zijn ook aangepast voor eindloonregelingen en premieregelingen. Daarnaast zijn de grenzen van het nabestaandenpensioen verlaagd. Alleen de grenzen voor wat betreft het arbeidsongeschiktheidspensioen blijven onveranderd maar mogen niet uitgaan boven ‘hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk is’. Verder kan binnen het fiscaal kader alleen pensioen opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het is wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen via een vrijstelling in box III van de inkomstenbelasting (nettolijfrente). Een dergelijke vrijwillige netto-regeling kan ook door pensioenfondsen wordt uitgevoerd (in dat geval nettopensioen genoemd). In het verlengde van het nieuwe fiscale kader zijn zogenoemde premiewaarborgen ingevoerd. Zo moeten pensioenfondsen in hun jaarrekening aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen en heeft het Verantwoordingsorgaan een adviesrecht ten aanzien van de hoogte en samenstelling van de premie.
39
DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. De fiscale beperkingen kunnen ook gevolgen hebben voor individueel pensioensparen, omdat de fiscale ruimte om fiscaal vriendelijk ‘bij te sparen’ door de maatregelen is beperkt. Het wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 1 januari 2015 in werking getreden. Een aantal samenhangende onderwerpen – onder meer het nettopensioen en de premiewaarborgen – is in separate wetgeving vastgelegd. Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat gold tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. Voor inhaalindexatie geldt dat dat iets sneller plaats mag vinden. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de abtn, het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Wetsvoorstel pensioencommunicatie Het wetsvoorstel leidt tot aanpassing van informatievoorschriften in de Pensioenwet. Doel is de huidige bezwaren (onvoldoende begrijpelijk, sluit niet aan bij perspectief deelnemer) te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2015. Algemeen pensioenfonds (APF) Met name kleine pensioenfondsen beraden zich over hun toekomst, mede in het licht van de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds is er veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte.
40
Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF, waarbij de betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Er is een vergunning nodig om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat (vooralsnog) niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Het wetsvoorstel is op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is waarschijnlijk 1 juli 2015. Nationale Pensioendialoog Mede door demografische, economische, arbeidsmarkt-gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen leven er fundamentele vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en zijn maatschappelijke houdbaarheid op langere termijn. Het is volgens het kabinet van belang dat het gesprek hierover breed wordt gevoerd. Eventuele fundamentele wijzigingen van het pensioenstelsel treffen iedereen. Parallel aan de regelgeving voor de korte en middellange termijn is het kabinet daarom gestart met een brede dialoog over de fundamenten van het pensioenstelsel: de Nationale Pensioendialoog. Wat in die dialoog wordt opgehaald, kan als basis dienen voor politieke besluitvorming. De eerste twee fases van de Nationale Pensioendialoog, de oriëntatie en de dialoog, zijn inmiddels afgerond. In de oriëntatiefase heeft het kabinet knelpunten geïnventariseerd en een aantal onderzoeken en interviews georganiseerd. Op 19 januari 2015 heeft staatssecretaris Klijnsma ter afronding van de dialoogfase een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de Nationale Pensioendialoog heeft het kabinet vijf ‘rode draden’ gedestilleerd: (1) Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden gemaakt. (2) De veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden op het aanvullend pensioenstelsel te veranderen. (3) Er is een roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes. (4) Solidariteit wordt als positief ervaren, maar er is verschil van mening hoe deze moet worden vormgegeven. (5) Er is verschil van mening wie voor welk pensioenthema verantwoordelijk is: het individu, sociale partners of de overheid. De Sociaal Economische Raad (SER) zal in het kader van de Nationale Pensioendialoog binnenkort advies uitbrengen. Vervolgens zal het kabinet in een hoofdlijnennotitie een aantal mogelijke beleidsvarianten schetsen om het aanvullende pensioenstelsel aan te passen. De hoofdlijnennotitie wordt naar verwachting in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.
41
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Bedragen x € 1.000 Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat
op op op op op op op op op
2014
beleggingen wijziging RTS premie waardeoverdrachten uitkeringen en kosten kanssystemen toeslagverlening overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen andere oorzaken
Totaal saldo van baten en lasten
78.732 -74.813 2.315 -16 -16 -498 -504 -2.017 6 3.189
Beleggingen Het rendement op de beleggingen draagt in 2014 positief bij aan de dekkingsgraad. Hieraan droegen de beleggingen gericht op de afdekking van het renterisico het meeste bij, door de daling van de rente. Ook de portefeuille vastrentende waarden is gedeeltelijk gericht op het afdekken van het renterisico en profiteerde van de daling van de rente. Wijziging RTS De RTS ultimo 2014 ligt over de hele linie onder de RTS ultimo 2013. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2014 met circa 0,9%-punt gedaald wat leidt tot een aanzienlijke toename van de voorziening en dus tot een negatief resultaat. Premie In 2014 is de opbouw van pensioenverplichtingen gefinancierd op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur verminderd met 0,5%. In 2014 draagt de premie bij aan herstel van de dekkingsgraad. Kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte en arbeidsongeschiktheid. Het grootste deel van deze post wordt verklaard door het reserveren voorzienbare toekomstige resultaten op omzetting van spaarkapitalen. Toeslagverlening Het bestuur heeft op basis van de financiële positie kunnen besluiten om in 2015 een toeslag te verlenen ter grootte van ruim 62% van de toeslagambities.
42
Overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen In september 2014 is door het Actuarieel Genootschap (AG) een actualisatie van de bestaande overlevingstafels gepubliceerd. Deze nieuwe AG-tafel is per ultimo 2014 overgenomen voor de waardering van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt tevens uitgegaan van de fondsspecifieke correctiefactoren die in verband met de oprichting van het pensioenfonds in 2014 zijn vastgesteld. De toepassing van de nieuwe overlevingstafel heeft een lichte stijging van de voorziening (circa 0,2%) tot gevolg. De premie voor 2015 wordt gebaseerd op de nieuwe overlevingstafel. Andere oorzaken Dit zijn overige actuariële resultaten die ontstaan doordat de feitelijke uitkomsten afwijken van datgeen actuarieel verondersteld is. Deze resultaten zijn niet toe te wijzen aan één van de eerder genoemde categorieën. Kostendekkende premie De kostendekkende premie bestaat uit een actuarieel benodigde premie voor de pensioenopbouw en de risicodekking, de solvabiliteitsopslag, de opslag voor uitvoeringskosten en de opslag voor toeslagverlening en reservetekort. Over de actuariële premie wordt, ter dekking van toekomstige administratiekosten en excassokosten, een opslag van 2% respectievelijk 1% opgenomen. De opslag voor toeslagverlening en een eventueel reservetekort ligt in de 0,5%-punt verlaging van de rentetermijnstructuur waarmee de actuariële premie wordt berekend. In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. De kostendekkende premie is berekend op basis van de rentetermijnstructuur. De gedempte kostendekkende premie is op basis van een verondersteld rendement van 4,5% vastgesteld. De feitelijke premie is op basis van de rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt vastgesteld. Hierbij is het verschil tussen de rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt en de rentetermijnstructuur opgenomen onder inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling.
43
(bedragen * € 1.000) Premie voor risico pensioenfonds ▪ actuarieel benodigde premie voor inkoop onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling
- regulier - risicopremie overlijden - spaar
▪ opslag voor uitvoeringskosten ▪ de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit ▪ de risicopremie ANW aanvulling ▪ solvabiliteitsopslag ▪ actuarieel benodigde premie voor inkoop voorwaardelijke onderdelen van de regeling Totaal toetswaarde premies Overige premies
RTS 11.563
Gedempt 7.805
Feitelijk 11.563
617
468
617
709 1.031
709 838
709 894
1.098
940
1.098
184 2.185
184 1.510
184 2.018 1.638
17.387
- FVP bijdrage - Individueel pensioensparen - VPL
12.454
18.721 14 6 512
Totaal feitelijke premie
19.253
Waarvan Feitelijke premie voor risico pensioenfonds Feitelijke premie voor risico deelnemers Totaal feitelijke premie
18.538 715 19.253
De feitelijke premie is gelijk aan de in totaal door het pensioenfonds ontvangen premie (€ 19.725 duizend) minus de premie ANW – hiaat (€ 184 duizend), de koopsom voor toeslageverlening (€ 710 duizend), de koopsom voor het verlengen van de duur van de ANW-uitkeringen (€ 482 duizend), koopsommen voorwaardelijk pensioen (€ 512 duizend), minus de koopsommen FVP (€ 14 duizend) en inclusief de premiebijdragen risico deelnemers (€ 715 duizend).
44
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen cao-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het pensioenfonds is op 3 juni 2014 opgericht. Ter voorbereiding op deze oprichting heeft binnen stichting Pensioenfonds PostNL (hierna pensioenfonds PostNL) een werkgroep de voorbereiding ter hand genomen. De werkgroep bestond o.a. uit bestuursleden die na de splitsing als bestuurslid toe zouden treden tot het bestuur van het pensioenfonds TNT Express. Besluiten die voor 3 juni 2014 moesten worden genomen, zijn genomen door het bestuur van pensioenfonds PostNL. De wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is 1 juli 2014 van kracht geworden. Deze wet heeft, naast de wijzigingen met betrekking tot de inrichting en bevoegdheden van de fondsorganen, ook andere wijzigingen en uitbreidingen met zich mee gebracht. Zo dienen de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het pensioenfonds vastgelegd te worden, zodat de fondsorganen deze kunnen gebruiken bij besluitvorming, advisering en toezicht. Er is daarnaast een verplichting in het jaarverslag te rapporteren over de samenstelling naar leeftijd en geslacht van de fondsorganen en er dient verantwoording te worden afgelegd over het gevoerde diversiteitsbeleid. Ook moet in het jaarverslag worden vermeld op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid voor een volgende termijn. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. In bijzondere omstandigheden kan een bestuurder voor een vierde zittingstermijn worden benoemd. Om automatische verlenging van een termijn te voorkomen vindt, door het bestuur, voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor een volgende termijn, een evaluatie van het functioneren plaats. Het bestuur heeft een paritair bestuur. Het bestuur bestaat uit zeven zetels. Drie zetels zijn toegekend aan bestuursleden welke voorgedragen zijn door de werkgevers, drie leden die voorgedragen zijn door de werknemersorganisaties en één zetel wordt bezet door leden namens de pensioengerechtigden. Gelet op de grootte van het bestuur heeft het bestuur besloten geen bestuurscommissies op te richten. Er is een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan heeft drie leden. Eén van de leden wordt benoemd door de werkgever, één lid wordt gekozen door en uit de actieve deelnemers en één lid wordt gekozen door en uit de pensioengerechtigden. De heer Siebers is benoemd door de werkgever. Ten aanzien van de vertegenwoordiger namens de deelnemers heeft er een verkiezing plaatsgevonden. De heer Peet heeft de meeste stemmen ontvangen en is derhalve door het bestuur benoemd. Ten aanzien van de vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden heeft de heer Scholte zich als enige kandidaat gesteld. Conform het reglement heeft het bestuur de heer Scholte benoemd. Ten aanzien van het intern toezicht heeft het bestuur besloten een Visitatiecommissie vast te stellen. De eerste visitatie zal plaatsvinden in het derde kwartaal van 2015, aangezien het pensioenfonds dan een jaar bestaat.
45
Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in zijn eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en het beleid van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in zijn eigen functioneren, wordt jaarlijks geëvalueerd of het bestuur voldoende kennis heeft van alle activiteitengebieden binnen het pensioenfonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in zijn pensioenfonds. Bij het voordragen van nieuwe bestuursleden wordt getoetst of hij of zij voldoet aan de opgestelde deskundigheidseisen en, indien noodzakelijk, aan één van de specifieke profielen, waarbij ook naar de collectieve deskundigheid wordt gekeken. De voorzitter voert met alle bestuursleden individueel een evaluatiegesprek. Gelet op het korte bestaan van het pensioenfonds zal in 2015 de eerste evaluatie plaatsvinden. Aan de hand van het deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen, wordt gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van een Goed Pensioenfondsbestuur. Voor bestuursleden zal in 2015 een opleidingsplan worden vastgesteld. In 2014 heeft het bestuur 7 keer vergaderd. In de bestuursvergaderingen is veel aandacht geschonken aan de oprichting en inrichting van het pensioenfonds. Zo zijn in de oprichtingsvergadering van 3 juni 2014 grotendeels alle fondsdocumenten vastgesteld. Naast de reguliere werkzaamheden heeft het bestuur in de overige vergaderingen aandacht geschonken aan de financiële situatie, het beleggingsbeleid en de wijzigingen in het kader van Witteveen II en het nFTK. In een specifieke vergadering heeft het bestuur een aanvang gemaakt met het Integraal Risico Management. Ook de overgang van een deel van het te splitsen
Ondernemingspensioenfonds TNT is besproken. Het bestuur heeft ook overleg met het Verantwoordingsorgaan gevoerd. Naast het informeren van het Verantwoordingsorgaan over de actuele situatie en toekomstige ontwikkelingen, zijn diverse adviesaanvragen met het Verantwoordingsorgaan besproken.
7.3
Geschillencommissie
Het pensioenfonds heeft een geschillencommissie ingericht. Belanghebbenden kunnen zich tot deze commissie wenden, indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de toepassing van het pensioenreglement. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. Er is in het verslagjaar geen beroep gedaan op de geschillencommissie.
7.4
Code pensioenfondsen
Naast de hiervoor genoemde wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming, deskundigheid/geschiktheid en diversiteit nader wordt geregeld. Belangrijk is dat deze governance code door de sector zelf is opgesteld. De Code Pensioenfondsen is overigens geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen beter te laten functioneren. Ook moet de Code Pensioenfondsen zorgen voor meer vertrouwen van de belanghebbenden in het bijzonder en van de maatschappij in het algemeen. Deskundigheid, betrokkenheid en goede samenwerking vormen de basis voor goed bestuur van het pensioenfonds. Goed pensioenfondsbestuur heeft overigens niet alleen betrekking op besturen, maar ziet op alle organen van het pensioenfonds.
46
De Code Pensioenfondsen (hierna: Code) is wettelijk verankerd. De normen in de Code zijn een aanvulling op wet- en regelgeving. De normen in de Code zijn weliswaar leidend, maar laten ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen mogen de Code daarom naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Afwijken van de norm is dus mogelijk, als daar een goede reden voor is. Het pensioenfonds wil echter zoveel als mogelijk de Code volgen. Hieronder treft u een toelichting op de normen van de Code aan die niet elders in het jaarverslag zijn opgenomen en waaraan niet (volledig) aan wordt voldaan en de eventuele acties die het bestuur heeft genomen:
7.4.1
Klokkenluidersregeling o Het bestuur bevordert dat de dienstverleners een klokkenluidersregeling hebben (norm 36). Het bestuur onderkent het belang van een dergelijke regeling. De uitvoering van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen B.V. (TKP) en TKP Investments B.V. (TKPI), beide organisaties kennen een klokkenluidersregeling. Het risicomanagement van het pensioenfonds is mede uitbesteed aan Cardano. Cardano kent op dit moment nog geen klokkenluidersregeling. Door Cardano is aangegeven dat het onderwerp bij hun op de compliance-agenda staat. De verwachting is dat in 2015 een klokkenluidersregeling is opgesteld. o Het pensioenfonds stelt een klokkenluidersregeling op (norm 43 en 44). In 2015 zal het pensioenfonds dit opstellen. Benoeming Visitatiecommissie Een lid van de Visitatiecommissie dient te worden benoemd door het bestuur na een bindende voordracht van het Verantwoordingsorgaan en dient te worden ontslagen door het bestuur na een bindend advies van het Verantwoordingsorgaan (norm 45). Het bestuur heeft weloverwogen besloten om op dit punt van de Code Pensioenfondsen af te wijken, omdat het bestuur de inrichting, samenstelling en het functioneren van het intern toezicht ziet als expliciete verantwoordelijkheid van het bestuur. De uiteindelijke bevoegdheid om de leden van de Visitatiecommissie te benoemen en te ontslaan, na een zwaarwegend advies van het Verantwoordingsorgaan, ligt daarom bij het bestuur. Competentievisie Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan formuleert een competentievisie ter bevordering van de geschiktheid en diversiteit (norm 45). Het Verantwoordingsorgaan heeft nog geen competentievisie ontwikkeld. Wel zullen een aantal leden van het Verantwoordingsorgaan in 2015 een opleiding volgen. Zittingsduur bestuursleden De zittingsduur van een bestuurslid bedraagt maximaal vier jaar, waarbij een bestuurslid maximaal twee keer kan worden herbenoemd (norm 60). Overeenkomstig deze aanbeveling is de mogelijkheid voor 2 herbenoemingen in de statuten opgenomen. Echter, gezien continuïteit en de borging van deskundigheid binnen het bestuur kunnen er zwaar wegende redenen zijn om een bestuurslid voor een derde periode te herbenoemen. Diversiteit Het bestuur dient nog een diversiteitsbeleid op te stellen, op basis van de eisen zoals genoemd in normen 65 tot en met 71. Zodra dit is afgerond, zal het beleid worden betrokken in de werving en selectie van nieuwe bestuursleden en leden van het Verantwoordingsorgaan. Met betrekking tot de invulling van het bestuur kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan norm 67 en 68 dat er minimaal 1 man en 1 vrouw in bestuur aanwezig zijn en 1 bestuurslid onder de 40 jaar en 1 boven de 40 jaar.
Visitatiecommissie
Voor het intern toezicht is gekozen voor de vorm van een Visitatiecommissie. In 2015 zal een visitatie plaatsvinden.
47
7.4.2
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Wettelijke taken en bevoegdheden Het verantwoordingsorgaan (hierna: het “VO”) beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenbestuur. Uitgangspunt hierbij is de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige manier met de belangen van alle belanghebbenden rekening gehouden heeft. De bevoegdheden van het VO zijn bij wet geregeld in artikel 115 en verder van de Pensioenwet. Per 1 juli 2014 zijn de bevoegdheden van het VO gewijzigd. Het VO adviseert het bestuur, gevraagd of uit eigen beweging over:
het beleid inzake beloningen; de vorm en inrichting van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm; samenvoeging van pensioenfondsen.
Per 1 januari 2015 is daar de volgende bevoegdheid aan toegevoegd: advies over de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. Verantwoording en werkwijze Het VO is in het vierde kwartaal van 2014 gestart met haar werkzaamheden nadat de Stichting Pensioenfonds TNT op 3 juni 2014 in juridische zijn is afgesplitst van Stichting Pensioenfonds PostNL. Voor de toekomst heeft het VO het bestuur geadviseerd de VO uit te breiden om daarmee de ontwikkeling van kennis en kwaliteit van het VO beter te kunnen borgen. In dit verband heeft het bestuur een toehoorder toegevoegd vanuit het VO van Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT. Het communicatieplan 2015, de wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en de premiestelling 2015 zijn met het VO besproken. Het VO heeft over deze onderwerpen advies uitgebracht aan het bestuur. Dat geldt ook voor het voornemen om deelnemers van Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT die werkzaam zijn (geweest) bij TNT op te nemen in het pensioenfonds in verband met een mogelijke splitsing van dat pensioenfonds. Het VO heeft in november en december 2014 direct overleg gevoerd met het bestuur. Het VO werd voorafgaand aan en tijdens deze besprekingen geïnformeerd door het bestuur en de vragen die bij het VO leefden zijn adequaat beantwoord. Het VO heeft kennis genomen van het jaarverslag 2014, de bijbehorende jaarrekening van het pensioenfonds, het actuarieel rapport van TKP, het accountantsverslag van pwc en het certificeringsrapport van Towers Watson. Het bestuur heeft tijdens de vergadering van 23 april 2015 nadere toelichtingen verstrekt naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het VO. Op grond van bovenstaande werkwijze is het VO tot zijn oordeel gekomen. Bevindingen en aandachtsgebieden Hoewel het fonds juridisch sinds 3 juni 2014 bestaat, heeft de economische afsplitsing van het pensioenfonds plaatsgevonden per 1 januari 2014. Daarom kan in dit jaarverslag de financiële ontwikkeling van het fonds over het gehele jaar 2014 worden toegelicht. De dekkingsgraad van het fonds is in 2014 sterk beïnvloed door de aanzienlijke daling van de rekenrente van 3,0% naar 2,1%.
48
Doordat het beleggingsbeleid gericht is op het gedeeltelijk afdekken van het renterisico is het effect van de gedaalde rente op de dekkingsgraad per saldo beperkt. Het rendement van de beleggingen buiten de beleggingen gericht op renterisicoafdekking was 4,0%. Het door het bestuur gevoerde beleggingsbeleid gericht op het afdekken van het renterisico vormt een voortzetting van het beleid van het bestuur van het ondernemingspensioenfonds PostNL op dit terrein. Dit beleid, waarin gebruik wordt gemaakt van vastrentende waarden in combinatie met swaps en swaptions, is ook in voorgaande jaren effectief gebleken voor het afdekken van een belangrijk deel van het renterisico, Ultimo 2014 was de dekkingsgraad zonder een indexatie per 1 januari 2015 gelijk aan 108,1%. Gedurende geheel 2014 was de dekkingsgraad boven de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen. Daarom kon eind 2014 voor de actieve deelnemers en degenen die inactief waren geworden op of na 1 januari 2006 een gedeeltelijke toeslag van 0,32% worden verleend per 1 januari 2015. Voor de deelnemers die inactief zijn geworden voor 1 januari 2006 is een gedeeltelijke toeslag van 0,40% toegekend per 1 januari 2015.Een volledige toeslag komt pas in zicht bij het overschrijden van de dekkingsgraad die behoort bij het vereist eigen vermogen. Door het nieuwe financieel toetsingskader per 1 januari 2015 zal de komende jaren naar verwachting geen volledige toeslag kunnen worden toegekend. Inhaalindexaties komen mogelijk pas op nog langere termijn in beeld. De overgang van een deel van de verplichtingen en het bijbehorend vermogen van de deelnemers van het Ondernemingspensioenfonds zorgt in 2015 voor een aanzienlijke stijging van de verplichtingen en het vermogen van het fonds. Deze schaalvergroting versterkt de financiële positie van het fonds. Het VO heeft geen klachten ontvangen over het functioneren van en het informeren door het bestuur. Het VO spreekt zijn waardering uit voor de wijze waarop bestuur en uitvoerders het fonds in 2014 hebben bestuurd en beheerd. Algemeen oordeel 2014 Gegeven de ontwikkelingen van de financiële positie van het fonds in 2014 en de verwachte toetreding van een gedeelte van de deelnemers van het Ondernemingspensioenfonds TNT in 2015 is het VO tot de conclusie gekomen dat het bestuur de belangen van de diverse groeperingen in 2014 vanaf de oprichting op 3 juni 2014 op een voldoende evenwichtige manier heeft meegewogen in de besluitvorming. Bovendien is het VO van mening dat het bestuur op een voldoende verantwoorde wijze is gekomen tot besluitvorming op het gebied van beleidskeuzes.
49
7.4.3
Reactie bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft met genoegen kennisgenomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor zijn bijdrage en de open dialoog waarin de gesprekken de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden.
50
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2014 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door de toezichthouder DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven. Er is geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan de toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. DNB heeft in 2012 pensioenfondsen verzocht onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van (individuele) gegevens van pensioenaanspraken, het zogenaamde Quinto-P onderzoek. Door de door TKP Pensioen uitgevoerde steekproef is aangetoond dat de aanspraken reproduceerbaar zijn, de berekeningen in bijna alle gevallen juist zijn en waar verschillen voorkomen zijn deze in het algemeen gering van omvang. Uit het onderzoek zijn dertien bevindingen op de hoogte van de aanspraken naar voren gekomen, welke onder te verdelen zijn in berekeningsfouten, registratiefouten en bevinden op de (bron)documentatie. De gevonden fouten hebben doorgaans een geringe impact op de individuele aanspraken van deelnemers. TKP Pensioen heeft de fouten hersteld, de steekproef en RSA maken vanaf 2013 onderdeel uit van de standaard dienstverlening en een jaarlijks Quinto P-onderzoek is door TKP Pensioen met ingang van 2014 opgenomen in haar ISAE 3402 type II rapportage. Het pensioenfonds voldoet aan de sanctiemaatregelen jegens Rusland in verband met de situatie in Oekraïne, zowel op het gebied van de pensioenadministratie als op het gebied van het vermogensbeheer. De toezichthouder heeft de per 3 juni 2014 gewijzigde statuten goedgekeurd. Het pensioenfonds heeft meegewerkt aan het onderzoek van de toezichthouder over de vaststelling van de premie 2015. Gedurende het project rondom de splitsing van pensioenfonds PostNL heeft in het eerste gedeelte van 2014 diverse malen overleg plaatsgevonden met de toezichthouder. Op deze wijze is de toezichthouder geïnformeerd over de stand van zaken.
7.6
Beleidsregel geschiktheid en integriteitstoets
DNB heeft regels vastgesteld om (kandidaat) bestuursleden van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders van pensioenfondsen, voordat zij worden aangesteld, door DNB worden getoetst op geschiktheid en integriteit. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft ingestemd met de voorgedragen van alle bestuursleden. Geschikte bestuursleden zijn deskundig, competent en voldoen aan het gewenste functieprofiel. Ook dienen zij voldoende tijd beschikbaar te hebben voor het bestuurslidmaatschap. Het bestuur heeft in het document “Geschikt pensioenfondsbestuur” de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Dit document is in 2014 vastgesteld en hierbij is rekening gehouden met de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur). Onderdeel hiervan is dat het functioneren van het bestuur en de bestuursleden jaarlijks geëvalueerd wordt. Hierbij wordt aan de hand van de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van een goed pensioenfondsbestuur.
51
Voor nieuwe bestuursleden wordt een opleidingsplan vastgesteld. Bij het voordragen toetst het bestuur of de voorgedragen kandidaat aan het gewenste profiel voldoet en of de kandidaat naar verwachting op het gewenste deskundigheidsniveau kan functioneren. Het bestuur vindt het ook voor zittende bestuursleden belangrijk dat hun deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. De bestuursleden volgen hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van de functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
7.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds heeft het compliance-beleid vastgelegd in een compliance charter en een compliance program. Hierin zijn de principes, taken en verantwoordelijkheden inzake compliance uitgeschreven. Onder ´compliance´ verstaat het bestuur het geheel van maatregelen dat zich richt op de implementatie, handhaving en naleving van externe wet- en regelgeving, alsmede op interne procedures en gedragsregels om te voorkomen dat de reputatie en integriteit van het pensioenfonds wordt aangetast. Het bestuur is verantwoordelijk voor het compliant zijn van het pensioenfonds. Het bestuur heeft een Compliance Officer aangesteld die een onafhankelijke rol vervult ten behoeve van het pensioenfonds. De Compliance Officer oefent toezicht uit op de naleving van relevante wettelijke bepalingen en de gedragscode. Ook houdt de Compliance Officer toezicht op de deugdelijkheid van interne regels en procedures. De Compliance Officer rapporteert aan het bestuur. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Naast nevenfuncties geldt overigens op grond van de statuten van het pensioenfonds dat het lidmaatschap van een orgaan van het pensioenfonds niet verenigbaar is met het lidmaatschap van een ander orgaan binnen hetzelfde pensioenfonds c.q. van de Visitatiecommissie. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gedragscode die gelijkwaardig is. Met betrekking tot de naleving van de gedragscode in 2014 zijn geen afwijkingen geconstateerd.
7.8
Honoreringsbeleid
Het pensioenfonds kent een honoreringsbeleid voor de bestuursleden namens de (gewezen) deelnemers, die niet in dienst zijn van de vennootschap, en pensioengerechtigden. De bestuursleden namens de werkgever ontvangen geen vergoeding vanuit het pensioenfonds. Het honoreringsbeleid bestaat sinds 1 juli 2014 uit een vaste vergoeding voor de bestuurlijke werkzaamheden en een vergoeding per bijgewoonde vergadering. De gemaakte noodzakelijke onkosten worden vergoed op declaratiebasis. Voor 1 juli 2014 ontvingen bestuursleden vacatiegeld per bijgewoonde vergadering. Voor het vaststellen van de vaste vergoeding is uitgegaan van een tijdsbesteding van één dag per week.
52
De leden van het Verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden en werknemers, die niet in dienst zijn van de vennootschap, ontvangen sinds 1 juli 2014 ook een vaste vergoeding en een vergoeding per bijgewoonde vergadering, die is afgestemd op de tijdsbesteding die gemoeid is met hun functie. Het honoreringsbeleid geeft geen enkele aanleiding tot risicovol beleggen. Daarnaast is het honoreringsbeleid niet prestatie gerelateerd en kent het bestuur geen ontslagvergoeding aan bestuursleden toe bij een tussentijds vertrek. Het pensioenfonds heeft met de uitvoeringsorganisaties in de uitbestedingsovereenkomst vastgelegd dat de uitvoeringsorganisaties een beheerst beloningsbeleid hanteren.
7.9
Organisatie en uitvoering
De uitvoering van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van Aegon N.V. De uitvoering behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het pensioenfonds participeert. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks ISAE 3402 type II-rapportages van de pensioenuitvoerder en de vermogensbeheerder, welke door een externe onafhankelijke accountant zijn gecertificeerd. Het risicomanagement is deels uitbesteed aan Cardano. In de overeenkomst met de uitvoeringsorganisaties is opgenomen dat, indien de uitvoeringsorganisaties ernstig toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichting(en), het pensioenfonds de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen. Ook is in de overeenkomst de aansprakelijkheid van de uitvoeringsorganisaties vastgelegd. Per kwartaal wordt de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden van de uitvoeringsorganisaties beoordeeld.
7.10
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Kosten van pensioenbeheer Dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden.
53
Alle kosten zijn onderdeel van het rendement en bestaan uit de volgende onderdelen: Directe vermogensbeheerkosten De directe vermogensbeheerkosten bestaan uit de volgende posten: • Dienstverlening integraal balansbeheerder: - Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. - Indien van toepassing: performancefee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark - Vergoeding advies, administratie en rapportage: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst. • Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. • Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur, waaronder kosten van toezicht. Indirecte vermogensbeheerkosten De indirecte vermogensbeheerkosten bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten: • Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door een manager. • Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd in euro’s en als percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. De volgende tabellen geven dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Kosten vermogensbeheer (in euro) Aandelen Totaal kosten vermogensbeheer
VRW
105.848
OG
81.953
Alternatieve Derivaten beleggingen
202.586
7.891
98.738
Algemeen * 530.037
Totaal
1.027.053
Kosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen) Aandelen Totaal kosten vermogensbeheer
VRW
0,03%
OG
0,02%
Alternatieve Derivaten beleggingen
0,05%
0,00%
0,03%
Algemeen * 0,14%
Totaal
0,27%
* Algemene vermogensbeheerkosten die niet zijn toe te wijzen aan een beleggingscategorie. Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. Deze specificatie is met de huidige gegevens niet nader te bepalen. Hier wordt momenteel door het pensioenfonds onderzoek naar gedaan zodat de transactiekosten mogelijk ook in de beleggingsfondsen kunnen worden gerapporteerd. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd in euro’s als een percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat. Transactiekosten vermogensbeheer (in euro): Aandelen Transactiekosten
101.673
VRW
OG 50.800
54
Alternatieve Derivaten Totaal Beleggingen 1.292 1.860 212.440 368.066
Transactiekosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen): Aandelen Transactiekosten
VRW
0,03%
OG 0,01%
Alternatieve Derivaten Totaal Beleggingen 0,00% 0,00% 0,06% 0,09%
Totale uitvoeringskosten Onderstaande tabel geeft de totale uitvoeringskosten weer: 2014 Pensioenbeheerkosten* (in euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
287
Vermogensbeheerkosten (in % van gemiddeld belegd vermogen)
0,27%
Transactiekosten (in % van gemiddeld belegd vermogen)
0,09%
* De pensioenbeheerkosten wijken op totaalniveau af van de pensioenbeheerskosten in de jaarrekening, omdat in de jaarrekening de algemene kosten (kosten bestuur en commissies, kosten externe adviseurs en kosten toezichthouders) niet worden verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Het herverdelen van de algemene kosten betreft een aanbeveling van de Pensioenfederatie van oktober 2013. Kosten Beschikbare Premie Regeling & Individueel Pensioensparen De deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd. De volgende tabel geeft hiervan een overzicht. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsdepot op basis van de samenstelling per eind 2014. Vrij beleggen
2014
Life Cycle
2014
Depot A
0,3%
Life Cycle I
0,3%
Depot B
0,2%
Life Cycle II
0,3%
Depot C
0,2%
Life Cycle III
0,2%
Depot D
0,1%
Life Cycle IV
0,2%
Depot E
0,4%
Life Cycle V
0,1%
Depot F
0,1%
7.11
Statutenwijziging
Bij de oprichting van het pensioenfonds zijn de statuten vastgesteld. Na deze vaststelling zijn de statuten aangepast, waarbij een wijziging is opgenomen met betrekking tot de benoeming van de Visitatiecommissie en de invulling van de geschillencommissie.
55
8.
Verwachte gang van zaken
De uitwerking van de nieuwe wet- en regelgeving waaronder het aangepast FTK en de voorgenomen fusie met Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT zijn onderwerpen die in 2015 in elk geval bijzondere aandacht zullen krijgen. Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat van toepassing was tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Ultimo 2014 is de beleidsdekkingsgraad bepaald op 108,9%. Het aangepast FTK leidt tot zwaardere buffereisen en daarom neemt de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 toe tot 112,9%. Dit betekent dat er sprake van een reservetekort blijft. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. Voor inhaalindexatie geldt dat dat iets sneller plaats mag vinden. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of - onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de ABTN, het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Splitsing Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT en overgang naar Stichting Pensioenfonds PostNL en Stichting Pensioenfonds TNT Express. Het bestuur van Ondernemingspensioenfonds TNT (hierna “OPF TNT) heeft onderzoek gedaan naar haar toekomst. Op dit moment zijn er nog circa 130 actieve deelnemers in OPF TNT. Het betreft een klein fonds, waar geen nieuwe deelnemers meer binnenkomen en mede hierdoor is er sprake van hoge kosten per deelnemer. Door de inwerkingtreding van het Witteveen II kader per 1 januari 2015 is de discussie omtrent de toekomst van het fonds in een stroomversnelling geraakt. Het target scenario van het onderzoek was om mogelijke aansluiting bij de pensioenfondsen PostNL en TNT Express gedetailleerd in kaart te brengen. De besluitvorming heeft gezamenlijk met de drie pensioenfondsen (OPF TNT, PF PostNL en PF TNT Express) en de twee sponsors PostNL en TNT Express plaatsgevonden.
56
Uit het onderzoek is het target scenario, het splitsen van OPF TNT en overgang naar PF PostNL en PF TNT Express, haalbaar gebleken. Dit komt tot uitdrukking in het feit dat de zittende deelnemers geen nadeel mogen ondervinden als er (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van OPF TNT worden ondergebracht bij een van de zusterfondsen. De overeenkomst tot splitsing, uitvoeringsovereenkomsten en vaststellingsovereenkomsten zijn voorbereid.] De overeenkomsten zijn besproken en akkoord bevonden in de bestuursvergaderingen van OPF TNT, PF PostNL en PF TNT Express. Daarnaast is door de uitvoeringsorganisaties de uitvoering van de Splitsing voorbereid, zoals de splitsing van de verplichtingen en de beleggingen. Deze verdeling is gebaseerd op de verdeling van de deelnemers naar de zusterfondsen. Deelnemers uit dienst voor 1 januari 1998 worden toebedeeld aan Stichting Pensioenfonds PostNL. Overige deelnemers worden toebedeeld op basis van de laatste werkgever. De Verantwoordingsorganen van de drie pensioenfondsen hebben positief advies uitgebracht over de voorgenomen splitsing en overgang van OPF TNT naar de zusterfondsen. Tevens zijn de deelnemers van OPF TNT middels de Algemene Vergadering van Deelnemers akkoord gegaan. Eind december is de Overeenkomst tot Splitsing door alle betrokkenen ondertekend. Op 1 januari 2015 is de economische splitsing uitgevoerd. De juridische splitsing wordt in de eerste helft van 2015 voorbereid en zal eind juni geëffectueerd worden. Blik naar de toekomst: nieuwe wet pensioencommunicatie Naar verwachting gaat medio 2015 de nieuwe wet pensioencommunicatie in. Deze wet stelt nieuwe eisen aan de pensioencommunicatie. Zodra de nieuwe wet pensioencommunicatie is aangenomen, zal het fonds het communicatieplan hierop aanpassen. Het pensioenfonds heeft al stappen gezet richting doelgroep gesegmenteerde communicatie. De mailingen worden per leeftijdscategorie ingedeeld. De inhoud, schrijfstijl en vormgeving (beeldgebruik) zijn hierop aangepast. Daarnaast geeft het pensioenfonds ook al informatie volgens het gedachtengoed van het pensioen 1-2-3. Wijzigingen pensioenregeling per 1 januari 2015 Per 1 januari 2015 is de pensioenregeling onder andere als gevolg van de gewijzigde fiscale pensioenwetgeving aangepast: • • • •
het opbouwpercentage is verlaagd van 2,15% naar 1.875%; de franchise is verlaagd van € 15.599,99 naar € 12.642,00; het pensioengevend salaris is gemaximeerd op € 100.000; de vrijwillige regeling Individueel Pensioensparen (IPS) is afgeschaft; voor de PAO-deelnemers is de beschikbare premieregeling afgeschaft.
Toeslagverlening 1 januari 2015 Het bestuur heeft kunnen besluiten om een toeslag te verlenen per 1 januari 2015. De toeslagverlening is als volgt:
voor iedereen die pensioen opbouwt, gaan de opgebouwde pensioenaanspraken met 0,32% omhoog; voor ex-deelnemers en pensioengerechtigden die dat zijn geworden vóór 1 januari 2006, gaan de pensioenen omhoog met 0,40%; voor ex-deelnemers en pensioengerechtigden die dat geworden zijn op of na 1 januari 2006 geldt een toeslag van 0,32%.
57
Hoofddorp, 23 april 2015 drs. H. Popping (voorzitter) drs. B.J. Haaksman RT mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs CPE R.H. Harmsen mw. A.J. Stevens-Moes CPE (secretaris) drs. G. Verheij
58
9.
Jaarrekening
59
9.1
Balans per 31 december 2014
(na resultaatbestemming)
31-12-2014
31-12-2013
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4)
TOTAAL ACTIVA
465.816 4.542 142 457
-
470.957
-
29.928 381.680 4.542 54.807
-
470.957
-
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
(5) (6) (7) (8)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 69.
60
9.2
Staat van baten en lasten
2014 €
2013 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
(9) (10) (11) (12) (13)
19.725 715 79.802 362 9
Totaal baten
-
100.613
-
Lasten Pensioenuitkeringen (14) Pensioenuitvoeringskosten (15) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (16) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op overige technische voorzieningen
4.391 737
-
13.848 1.214 1.126
-
-4.530 74.813
-
-182 3.123
-
1.809 -3
-
(17)
91.218 -624
-
(18) (19) (20) (21)
283 1.200 164 55
-
97.424
-
Saldo van baten en lasten
3.189
-
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
3.189
-
Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten Totaal lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 88.
61
9.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig
20.440 492 9
20.941
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-4.265 -656 -1.200 -805
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-
-6.926
-
14.015
-
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
4.237 66.881
71.118
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-73.809 -575
-
-74.384
-
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-3.266
-
Netto kasstroom
10.749
Koers-/omrekenverschillen
-
9
Mutatie liquide middelen
-
10.758
-
Samenstelling geldmiddelen
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
62
2014
2013
€
€ 10.758
-
9.806 952
-
9.4
Toelichting op de jaarrekening
Algemeen Activiteiten Stichting Pensioenfonds TNT Express (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Groningen. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 60789298. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds streeft er hierbij naar om de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te laten ontwikkelen conform de afgesproken toeslagambitie zoals opgenomen in de pensioenovereenkomst. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van TNT Express en aan deze vennootschap gelieerde ondernemingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 23 april 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. Grondslagen Oprichting van Stichting Pensioenfonds TNT Express In 2014 is Stichting Pensioenfonds TNT Express (hierna: het pensioenfonds) opgericht als afgesplitst pensioenfonds van Stichting Pensioenfonds PostNL; in economische zin per 1 januari 2014 en in juridische zin per 3 juni 2014. Het totaal aan activa bij oprichting betrof € 322.085 duizend en de voorziening pensioenverplichting betrof € 295.346 duizend. Het ingebrachte eigen vermogen betrof € 26.739 duizend. Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
63
Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPN CHF SEK
0,8264 1,2886 0,0069 0,8317 0,1056
Gemiddeld 2014 0,7542 1,2435 0,0071 0,8241 0,1100
31 december 2013
Gemiddeld 2013 -
-
Stelselwijziging Het pensioenfonds stelt in 2014 voor het eerst een jaarrekening op, er is derhalve geen sprake van een stelselwijziging. Schattingswijziging De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Op 9 september 2014 heeft het Actuarieel Genootschap de AG-prognosetafels 2014 gepubliceerd. Het bestuur heeft daarop besloten deze tafels te hanteren voor de waardering van de technische voorzieningen. Het effect van deze schattingswijziging op de dekkingsgraad bedraagt 0,2%-punt. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
64
Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Securities lending Het pensioenfonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een securities-lendingprogramma als zekerheid beleggingen zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen. Alle uit het securitieslendingprogramma voortvloeiende baten en lasten worden volgens het toerekenbeginsel over de looptijd van de desbetreffende transacties verantwoord en in de rentebaten of -lasten in de staat van baten en lasten.
65
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
De rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2014. Om rekening te houden met het gegeven dat de werkende populatie gezonder is dan de niet-werkende populatie is een leeftijdsafhankelijke afslag op de sterftekansen toegepast. Doordat rekening gehouden is met een leeftijdsafhankelijke afslag op de sterftekansen is voor zowel mannen als vrouwen geen leeftijdscorrectie meer toegepast. Er wordt uitgegaan van de veronderstelling dat iedereen is getrouwd. Het leeftijdsverschil wordt tussen man en vrouw wordt op drie jaar gesteld. Kostenopslag van 3,02% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
66
Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijkgesteld aan tweemaal de jaarpremie ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
67
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen De toeslagverlening is voorwaardelijk. Voor actieve deelnemers probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 80% van de prijsontwikkeling. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die verleend wordt afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds. De toeslagverlening wordt gefinancierd door premie en overrendement. Voor inactieve deelnemers die inactief zijn geworden voor 1 januari 2006 probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 100% van de prijsontwikkeling. Voor inactieve deelnemers die inactief zijn geworden op of na 1 januari 2006 probeert het pensioenfonds ieder jaar de opgebouwde pensioenen te verhogen met 80% van de prijsontwikkeling. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening die verleend wordt afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds. De toeslagverlening wordt gefinancierd door overrendement. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen pensioenfondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De liquide middelen in het kasstroomoverzicht zijn zowel de liquide middelen verantwoord onder 'Overige activa' als de liquide middelen verantwoord onder 'Beleggingen'. De kasstromen uit directe beleggingsopbrengsten onder beleggingsactiviteiten zijn inclusief de derivatentransacties.
68
9.5
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 31-12-2014
31-12-2013
€
€
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
25.283 65.431 246.511 119.242 9.349
-
465.816
-
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
24.223 646 -1.663 2.077
39.506 56.702 -36.431 5.654
204.852 28.972 -14.946 27.633
46.934 22.801 -30.401 33.156
2.412 -
317.927 109.121 -83.440 68.519
-
-
-
-
6.937
6.937
25.283
65.431
246.511
72.490
9.349
419.063
Afgesplitst deel beleggingen PF PostNL Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2014 Schuldpositie derivaten (credit)
46.752 465.816
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
25.283
-
25.283
-
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € CBRE Q-Park
69
2013 %
€
%
2.568 1.970
10,2 7,8
-
-
4.538
18,0
-
-
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
65.431
-
Ultimo boekjaar zijn er geen posities binnen de betreffende beleggingscategorie met een belang groter dan 5%. Het pensioenfonds heeft in totaal € 1,4 miljoen aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft het pensioenfonds belegd voor € 0,05 miljoen of 0,01% in de sponsor. Vastrentende waarden Obligaties Niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Deposito's en dergelijke
138.148
-
100.562 7.801
-
246.511
-
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2013
2014 %
€ Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Finse staatsobligaties Amerikaanse staatsobligaties Engelse staatsobligaties
€
%
40.139 14.857 43.732 19.048 28.953 27.102
16,3 6,0 17,7 7,7 11,8 11,0
-
-
173.832
70,5
-
-
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Derivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Swaptions
70
27.632 27.678 63.932
-
119.242
-
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2014:
2014 Type contract
Gemiddelde looptijd
Valutaderivaten > 07-09-2034 en < 07-12-2042 Aandelenderivaten >15-09-2017 en < 20-12-2019 Rentederivaten > 27-06-2021 en < 01-08-2063 Swaptions > 13-10-2036 en < 28-06-2049
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
€
€
€
€
35.585 228.286 168.615 228.700
-19.874 22.788 5.643 63.932
27.632 27.678 63.932
19.874 4.844 22.035 -
661.186
72.490
119.242
46.752
Op basis van het 'securities lending programma' waarin het pensioenfonds deelneemt, wordt een vergoeding voor het tijdelijk uitlenen van effecten ontvangen. Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met obligaties als onderpand. Alleen obligaties uitgegeven door OECD landen met een lange termijn rating van minimaal Standard & Poors AA+ en Moody's Aa1 zijn toegestaan als onderpand. Het onderpand wordt niet herbelegd. Daarnaast wordt het onderpand op dagbasis aangevuld indien de waarde van het onderpand lager is dan de vereiste 105% van de uitgeleende stukken. Ultimo 2014 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 1,4 miljoen. Hiervoor zijn zekerheden ontvangen van € 1,5 miljoen.
Onderpand Ultimo 2014 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van € 72 miljoen. Er zijn negatieve derivatenposities aanwezig maar deze zijn gesaldeerd met positieve derivatenposities met dezelfde tegenpartijen waardoor per saldo door het pensioenfonds geen zekerheden hoefden te worden gesteld. Er zijn verder ook geen vorderingen door derden ten aanzien van de beleggingen.
71
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Overige beleggingen Liquide middelen
6.937
-
6.937
-
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Genoteerde marktprijzen
Onafhankelijke taxaties
NCW berekening
Andere methode
Totaal
138.148 9.349
11.495 65.431 100.562 -
13.787 7.801 72.490 -
-
25.283 65.431 246.511 72.490 9.349
147.497
177.488
94.078
-
419.063
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
31-12-2014
31-12-2013
€
€
2. Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
2.084 1.506 952
-
4.542
-
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
Stand per 31 december 2013 Afgesplitst deel beleggingen PF PostNL Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
1.998 424 -540 202 -
1.425 360 -429 150 -
837 115
4.260 784 -968 352 115
Stand per 31 december 2014
2.084
1.506
952
4.543
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
72
2.084
-
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastrentende waarden Obligaties
1.506
-
952
-
952
-
142
-
457
-
Overige beleggingen Niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in liquide middelen
3. Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 4. Overige activa Liquide middelen
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
73
PASSIVA 5. Stichtingskapitaal en reserves 2014
2013
€
€
Algemene reserve Inbreng afgesplitste vermogen PF PostNL Bestemming saldo van baten en lasten
26.739 3.189
-
29.928
-
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: 2014
2013
€
€
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
29.928 15.832 49.290
-
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan Eind december 2014 bedraagt de dekkingsgraad 107,8%. Dit is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het vereist eigen vermogen, waardoor er sprake is van een reservetekort. Het pensioenfonds heeft in 2014 geen herstelplan ingediend, omdat 2014 in FTK termen een overgangsjaar betreft. Met de invoering van de aanpassingen op het FTK per 1 januari 2015 moet een nieuw herstelplan worden ingediend voor 1 juli 2015. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
6. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
74
381.615 65
-
381.680
-
2014
2013
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Ingebrachte voorziening bij oprichting van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op overige technische grondslagen
290.397 13.848 1.214 1.126 -4.530 74.813 -182 3.123 1.809 -3
-
-
381.615
-
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand met betrekking tot de toeslagverlening kan worden ingehaald. Het bestuur heeft besloten een toeslag per 1 januari 2015 te verlenen. De aanspraken van de actieve deelnemers als mede de opgebouwde aanspraken van inactief geworden deelnemers op 1 januari 2006 en later, worden verhoogd met 0,32% en voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden die dat zijn geworden voor 1 januari 2006 bedraagt de toeslag 0,40%. In 2014 zijn geen toeslagen verleend. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De ontwikkeling van de marktrente is als volgt: Rentepercentage per 31 december 2014
2,10
Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
75
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
394 -576
-
-182
-
Aanpassing sterftekansen In september 2014 is door het AG een actualisatie van de bestaande overlevingstafels gepubliceerd. Deze nieuwe AGtafel is per ultimo 2014 overgenomen voor de waardering van de pensioenverplichtingen, waarbij de bestaande fondsspecifieke correctiefactoren niet zijn gewijzigd. De toepassing van de nieuwe overlevingstafel heeft een lichte daling van de voorziening tot gevolg. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen
-1.197 -531 3.056 481
-
1.809
-
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2014 €
2013 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Overige
219.173 74.677 87.765
2.155 617 2.095
-
-
Voorziening voor pensioenverplichtingen
381.615
4.867
-
-
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Eveneens wordt een partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen opgebouwd. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend. Per 1 januari 2006 geldt een aangepaste pensioenregeling. Voor deelnemers die op dat moment al aan de pensioenregeling (2001) deelnamen gelden overgangsbepalingen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemers geboren voor 1 januari 1950. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling zich als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Het bestuur streeft er naar om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken aan te passen aan de CPI. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Het ambitieniveau bedraagt 80%, maar in goede tijden kan het bestuur besluiten om meer toeslag te verlenen (tot 100%). Het bestuur heeft in de vergadering van december 2014 besloten over toeslagverlening op de pensioenaanspraken per 1 januari 2015. Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Het pensioenfonds heeft een periode van vijf jaar om inhaaltoeslagen toe te kennen. In de volgende tabellen zijn de volledige toeslagverlening, de toegekende toeslagverlening, het verschil en de totale toeslagverleningsachterstanden weergegeven (waarbij de cumulatieve achterstand voor de TNT populatie is 'overgenomen' vanuit het Pensioenfonds PostNL). Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
76
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Actieven en pensioengerechtigden/gewezen deelnemers die inactief geworden zijn op en na 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 80%) 2015
0,51
0,32
0,19
5,86
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers die inactief geworden zijn voor 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 100%) 2015
0,64
0,40
0,24
7,36
Overige technische voorzieningen 2014
2013
€
€
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per 1 januari Ingebrachte voorziening bij oprichting van het pensioenfonds Onttrekking Stand per 31 december
689 -624 65
-
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen (arbeidsongeschiktheid). De voorziening is gelijk aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. 7. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling). De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 62,5-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het pensioenfonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Ingebrachte voorziening bij oprichting van het pensioenfonds Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
77
4.260 715 -796 363
-
4.542
-
31-12-2014
31-12-2013
€
€
8. Overige schulden en overlopende passiva Waardeoverdrachten (afkoop klein pensioen) Pensioenuitkeringen Derivaten Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
78
13 2 46.752 7.742 111 187
-
54.807
-
Risicobeheer Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het pensioenfonds. In 2014 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het pensioenfonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het pensioenfonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: -
Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) die in 2014 zijn uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings) risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014 % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichting Uitkeringen Kanssysteem Toeslagverlening Resultaat mutatie overige technische voorziening Overige oorzaken
109,2 0,4 22,9 4,0 -22,3 0,1 -0,2 -0,2 -0,8 -5,3
Dekkingsgraad per 31 december
107,8
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de pensioenfondsspecifieke restrisico’s (na afdekking).
79
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2014 % S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
2,3 10,4 0,8 1,7 5,0 0,6 -7,9
Totaal
12,9
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) Reservetekort
2014
2013
€
€
49.290 381.680 430.970 29.928
-
19.362
-
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het renterisico van de verplichtingen wordt afgedekt door middel van vastrentende beleggingen en renteswaps aangevuld met swaptions. Afhankelijk van de rentestand varieert de invulling (naast de vastrentende waarden) van volledige afdekking met behulp van swaptions en volledige afdekking met behulp van renteswaps. Bij de huidige rentestand is de afdekking volledig ingevuld met behulp van swaptions. Voor de berekening van de renteafdekking worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de marktrente en dus niet op basis van de driemaands gemiddelde UFR rentecurve.
80
De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2014 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2013
Duratie
148.791 213.700 381.548
€
8,1 17,6 21,8
Duratie -
-
-
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013 %
10.840 45.532 72.837 46.898 70.404
4,4 18,5 29,6 19,0 28,6
246.511
100,0
€
% -
-
-
-
-
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 31-12-2014 Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013
€
%
23.276 39.520 109.776 209.108
6,1 10,4 28,8 54,8
381.680
100,0
€
% -
-
-
-
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Valutarisico (S3) Voor alle beleggingscategorieën wordt een actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt in 2014 gemiddeld voor 78,3% afgedekt. Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt voor afdekking circa 61,6%. Het bedrag dat ultimo jaar in in euro's in belegd, bedraagt na afdekking 95,6%. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten nihil. Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.
81
Prijsrisico Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. In aanvulling hierop maakt het pensioenfonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Een belangrijk risico betreft het aandelenrisico. Het risico van een daling van de aandelenkoersen is voor een deel afgedekt. Naast fysieke beleggingen in aandelen, belegt het pensioenfonds in callopties op aandelen in combinatie met euro staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid. Door de belegging in staatsobligaties wordt een groot deel van de waarde van de belegging beschermd. Daarnaast kan van stijgende aandelenkoersen worden geprofiteerd via de call opties. Om de premie die met het beleggen in opties gepaard gaan, te beperken, worden call opties gekocht, maar ook call opties geschreven met een hogere uitoefenprijs. Hiervoor wordt een premie ontvangen die een deel van de te betalen premie voor de bescherming door middel van het kopen van call opties compenseert. Dit wordt een call spread genoemd. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Europa Noord-Amerika Zuid-Amerika Afrika Azië Overig
248.864 66.899 3.753 1.868 13.521 2.319
59,4 16,0 0,9 0,5 3,2 0,6
-
-
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
337.224 72.490 9.349
80,5 17,3 2,2
-
-
Totaal
419.063
100,0
-
-
82
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Energie Bouw- en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Vastgoed Overige
8.655 4.965 8.544 8.974 12.749 8.244 8.713 6.202 6.865 202.632 26.626 25.283 8.772
2,1 1,2 2,0 2,1 3,0 2,0 2,1 1,5 1,6 48,4 6,4 6,0 2,1
-
-
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
337.224 72.490 9.349
80,5 17,3 2,2
-
-
Totaal
419.063
100,0
-
-
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2014 %
€ Kantoren Winkels Woningen Industrieel Parkeren Hotels Gediversificeerd Overig Totaal
2013 €
%
2.557 7.432 3.165 936 2.486 627 7.891 189
10,1 29,4 12,5 3,7 9,8 2,5 31,2 0,8
-
-
25.283
100,0
-
-
Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten opgesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft op het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten ('securities lending'). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
83
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2014 €
2013 %
Europa Noord-Amerika Zuid-Amerika Afrika Azië Overige
197.958 37.843 3.184 1.604 4.993 929
Totaal
246.511
€
80,3 15,4 1,3 0,7 2,0 0,4 100,0
% -
-
-
-
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Overige
3.635 1.138 2.241 1.996 4.755 1.017 3.575 4.602 202.632 12.146 8.772
1,5 0,5 0,9 0,8 1,9 0,4 1,5 1,9 82,2 4,9 3,6
Totaal
246.511
100,0
€
% -
-
-
-
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2014 gepubliceerd door Standard & Poors is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
AAA AA A BBB BB B CCC Geen rating
107.686 87.994 16.377 26.636 4.078 2.105 900 734
43,7 35,7 6,6 10,8 1,7 0,9 0,4 0,3
-
-
Totaal
246.511
100,0
-
-
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
84
Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 71,8%. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2014 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2014 31-12-2013 €
%
€
%
Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Finse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties Amerikaanse staatsobligaties Engelse staatsobligaties totaal
85
40.139 14.857 43.732 19.048 11.441 28.953 27.103
8,5 3,2 9,3 4,0 2,4 6,2 5,8
-
-
185.274
39,3
-
-
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij TKPI. Met TKPI is een uitbestedingsovereenkomst en een Service Level Agreement (SLA) gesloten. De afhankelijkheid van deze partijen wordt beheerst doordat de bewaring van de stukken uit de portefeuille is ondergebracht bij een custodian. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een SLA gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van TKPI en TKP door middel van performancerapportages (TKPI), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het pensioenfonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. De beoogde tracking error van het pensioenfonds bedraagt eind december 0,6% op pensioenfondsniveau. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
86
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Asset swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten, waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom gedurende een afgesproken looptijd. Indien sprake is van verschillende valuta kan het uitwisselen van de hoofdsom aan het begin en aan het einde van het contract onderdeel zijn van de overeenkomst. Door middel van asset swaps kan het pensioenfonds bijvoorbeeld beleggen in niet-euro staatsobligaties en hierbij het rente- en valutarisico beheersen. Voor het selecteren van tegenpartijen worden strikte criteria gehanteerd. De bepaling van de marktwaarde vindt op dagbasis plaats. Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Callspread opties op aandelen: dit betreft niet-beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds een gedeeltelijk opwaartse exposure van de aandelenportefeuille verkrijgt. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Gelijktijdig wordt op een hoger niveau van de onderliggende waarde een tegengestelde positie ingenomen, waarbij premie wordt verkregen. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden criteria gehanteerd. De marktwaarde wordt dagelijks bepaald. Renteswaptions: een optie op een renteswap. Een swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen, waarbij een premie moet worden betaald. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden criteria gehanteerd. De marktwaarde wordt dagelijks bepaald.
9.6
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft in 2014 uitbestedingsovereenkomsten op marktconforme voorwaarden afgesloten met TKP Pensioen en TKP Investments voor de integrale dienstverlening op het gebied van pensioenbeheer, bestuursondersteuning en vermogensbeheer. De vaste vergoeding over 2014 voor TKP Pensioen en TKP Investments zijn opgenomen in de toelichting op de pensioenuitvoeringskosten en de vermogensbeheerkosten. De verwachte vaste vergoeding voor 2015 wijkt niet materiaal af van de vaste vergoeding over 2014. Het bestuur heeft besloten tot volledige herverzekering van het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. De herverzekeraar is Zwitserleven, het herverzekeringscontract geldt vanaf de oprichtingsdatum tot 31 december 2017. Investeringsverplichtingen In 2014 heeft het pensioenfonds besloten om 10,6% van het totale belegd vermogen in hypotheken te beleggen. Ultimo jaar is hier circa 1,9% van gerealiseerd. In 2015 zal de invulling van deze beslissing verder worden uitgewerkt. Realisatie hiervan is afhankelijk de liquiditeit in de hypotheekmarkt.
9.7
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
87
9.8
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
9. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2014
2013
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP Overig Koopsommen voorwaardelijk pensioen Afrekening premie voorgaand boekjaar
19.171 14 31 512 -3
-
-
19.725
-
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
17.387 18.721 12.454
-
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten Risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit Risicopremie voor ANW aanvulling BPR-premie
12.180 2.185 1.031 1.098 184 709
-
Totaal kostendekkende premie
17.387
-
De feitelijke premie is de premie voor de basisregeling, exclusief de koopsom voor verlengen van de duur van de ANWuitkering (€ 482 duizend), exclusief de koopsom voor toeslagverlening (€ 710 duizend), exclusief koopsommen voorwaardelijk pensioen (€ 512 duizend) en exclusief koopsommen FVP (€ 14 duizend), die onderdeel is van de reguliere premie. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling (toeslagpremie). Met betrekking tot de toeslagpremie kan worden opgemerkt dat er geen indexatiekoopsom voor actieven (indien er sprake is van toeslag voor actieven) in rekening gebracht is. Deze wordt deels vooraf gefinancierd door het verschil tussen de RTS-0,5% en RTS. Een eventuele inhaalindexatie voor actieven wordt bekostigd uit het overrendement van het fonds. Onder de opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen wordt eveneens begrepen, de solvabiliteitsopslag over spaarkapitalen die bij uit diensttreding of pensionering zijn omgezet in vaste aanspraken. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. In de CAO’s van de bij het fonds aangesloten ondernemingen is geregeld dat de werkgever een bijdrage van de pensioenpremie aan de deelnemer kan vragen. Voor alle aangesloten ondernemingen bij het fonds geldt dat een deel van de premie (voor de verzekering van de ANW-aanvulling, Prepensioensparen en Individueelsparen) wordt ingehouden door de werkgevers op het salaris van de werknemers.
88
2014
2013
€
€
10. Premiebijdragen risico deelnemers Premie IPS/BPR
715
-
De premiebijdrage voor risico deelnemers bestaat uit € 6 duizend IPS-premie en € 709 duizend BPR-premie. De BPRpremie wordt wel meegenomen in de kostendekkende premie. 11. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Overige kosten vermogensbeheer
2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Overige kosten vermogensbeheer
2.514 5.654 31.391 448 40.326 -530
-
79.802
-
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
Totaal
€
€
€
€
€
437 3.758 2 -898
2.281 5.861 27.765 455 41.536
-203 -106 -82 -8 -98
3.299
77.898
-1.027
-1 -102 -51 -2 -212
2.514 5.654 31.391 448 40.325
-368
79.802
-530
-530
Kostentransparantie In navolging op de aanbevelingen van de Pensioenfederatie zijn de kosten vermogensbeheer verdeeld over de beleggingscategorieën. Met ingang van 2014 worden de kosten vermogensbeheer en transactiekosten per beleggingscategorie weergegeven. Daarnaast is het deel van de algemene kosten dat toegerekend dient te worden aan de beleggingsopbrengsten meegenomen. Het gaat hierbij om een bedrag van € 57 duizend. De kosten van vermogensbeheer die rechtstreeks bij het pensioenfonds in rekening zijn gebracht, zitten in het totaalbedrag en bedragen in 2014 € 573 duizend. Deze kosten bestaan voor het grootste gedeelte uit de vergoeding TKPI (€ 473 duizend, inclusief custody fee), daarnaast uit kosten voor Cardano, die tot en met 1 september 2014 werkzaamheden voor het pensioenfonds heeft uitgevoerd. Daarna zijn deze werkzaamheden overgenomen door TKPI. 2014
2013
€
€
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Kosten vermogensbeheer
89
202 150 12 -2
-
362
-
2014
2013
€
€
13. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten
5 3 1
-
9
-
3.193 496 21 96 227 349 8
-
-
4.391
-
81 20 548 45 24 75 -57
-
14. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie
15. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Dwangsommen en boetes Overige Algemene kosten aan kosten vermogensbeheer toegewezen
737
-
-
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 36 duizend. Per 1 juli 2014 is de 'Wet Versterking Pensioenfondsen' in werking getreden. Als gevolg hiervan is een nieuw beloningenstructuur overeengekomen. Hierbij ontvangen bestuursleden die niet via de werkgever zijn benoemd een maandelijkse vergoeding. Daarnaast is het bedrag aan vacatiegelden afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2014 een vergoeding verstrekt van € 20 duizend. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening
45
Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen werknemers in dienst.
90
-
2014
2013
€
€
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op overige technische grondslagen
13.848 1.214 1.126 -4.530 74.813 -182 3.123 1.809 -3
-
91.218
-
-624
-
283
-
1.200
-
17. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen 18. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 19. Saldo herverzekering Premie herverzekering
Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds van PostNL werden alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden. Met de splitsing van TNT Express heeft het bestuur tot volledige herverzekering gekozen van het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. De herverzekeraar is Zwitserleven, het herverzekeringscontract geldt vanaf de oprichtingsdatum en tot 31 december 2017. Voor het pensioenfonds TNT Express geldt dat het individuele overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig is herverzekerd, waarbij de herverzekering een eigen behoud van € 0,- kent en waarbij een stop-loss herverzekering niet van toepassing was. Zowel het overlijdensrisicokapitaal als de maximaal verzekerde waarde in kader van arbeidsongeschiktheidsrisico per deelnemer kent een maximum van 4,0 miljoen. 20. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
-492 656
-
164
-
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. 21. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Eenmalige uitkeringen Interest premies Overig
8 24 10 13
-
55
-
De eenmalige uitkeringen van € 24 duizend hebben betrekking op eenmalige uitkering van ex-deelnemers over 2014.
91
Groningen, 23-04-2015 drs. H. Popping (voorzitter) drs. B.J. Haaksman RT mw. S.Y. Eijgermans-Jacobs CPE R.H. Harmsen mw. A.J. Stevens-Moes CPE (secretaris) drs. G. Verheij
92
10. Overige gegevens 10.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het positieve saldo van de staat van baten en lasten van € 3.189 duizend over 2014 is aan de algemene reserve toegevoegd.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet 'Aanpassing financieel toetsingskader' in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat van toepassing was tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Ultimo 2014 is de beleidsdekkingsgraad bepaald op 108,9%. Het aangepast FTK leidt tot zwaardere buffereisen en daarom neemt de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 toe tot 112,9%. Dit betekent dat sprake van een reservetekort blijft.
10.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
De vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers worden direct voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR). Eén vertegenwoordiger wordt rechtstreeks voorgedragen door de COR. Twee vertegenwoordigers worden vanuit de vakorganisaties die betrokken zijn bij het CAO-overleg van TNT Express N.V. aan de COR voorgedragen. Het voordragen van de bestuursleden namens de pensioengerechtigden vindt plaats na een verkiezing. Kandidaatstelling geschiedt door schriftelijke aanmelding bij het bestuur. Het bestuur heeft een ter aanvulling op de statuten een kiesreglement opgesteld ten behoeve van de verkiezingen. De vennootschap wijst de voorzitter en plaatsvervangend secretaris aan. Als secretaris treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden voorgedragen bestuurders. Als plaatsvervangend voorzitter treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden voorgedragen bestuurders.
93
10.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds TNT Express te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds TNT Express is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort.
94
Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was.
Apeldoorn, 23 april 2015 drs. W. Eikelboom AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
95
10.5
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds TNT Express Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds TNT Express te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en overige reserves van Stichting Pensioenfonds TNT Express per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
96
Groningen, 23 april 2015 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door drs. H.D.M. Plomp RA
97
Bijlagen
98
Bijlage 1 Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen* Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal:
Stand ultimo verslagjaar Bij
Af
2.320 1.916 571
82 203 61
247 23 16
2.155 2.096 616
330 132 90 19 4.807
50 3 8 0 346
5 8 3 286
375 127 98 16 4.867
* De aantallen arbeidsongeschiktheidspensioen zijn eveneens opgenomen onder deelnemers voortgezet als gevolg van hun (gedeeltelijke) premievrije opbouw.
99
Bijlage 2 Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten. AG-Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. Anw-aanvulling De regeling Anw-aanvulling compenseert grotendeels de financieel nadelige gevolgen van de Anw. De Anwaanvulling voorziet in een uitkering die in principe aanvult tot het volledige Anw-niveau. ANW-hiaat Van een Anw-hiaat is sprake als bij overlijden de partner op grond van de AWW wel en op grond van de Anw geen recht zou hebben op een uitkering. Er is ook sprake van een Anw-hiaat als de partner in deze vergelijking te maken krijgt met een lagere of geen uitkering als gevolg van de zogenoemde inkomenstoets. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index).
100
Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Call spread opties Een call spread houdt in dat callopties worden gekocht en tegelijkertijd callopties verkocht op een hoger marktniveau. Hierdoor is de mogelijke winst op opties beperkt tot een maximum. Het verschil tussen de uitoefenprijs van de gekochte en de geschreven calloptie is de call spread. Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een pensioenfonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde.
101
Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Afkorting voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico's bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico's die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen.
102
Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Indexatie Zie toeslagverlening. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Inkoopfactoren Inkoopfactoren zijn de gehanteerde actuariële omzettingsfactoren waarbij het spaarsaldo op pensioeningangsmoment wordt omgezet naar een jaarlijkse uitkering op basis van het dan geldende inkooptarief c.q. inkoopfactor. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Kritische dekkingsgraad De dekkingsgraad waarbij naar verwachting zonder aanvullende dotaties door de werkgevers of het korten van rechten binnen de resterende looptijd voor het kortetermijnherstelplan nog herstel optreedt tot de (minimaal) vereiste dekkingsgraad.
103
Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken (minimaal vereist vermogen). Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen.
104
Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenresultaat Het pensioenresultaat is gedefinieerd als het (cumulatieve) niveau van de (toekomstige) pensioenuitkeringen na een bepaalde periode, afgezet tegen de (cumulatieve) hoogte van de (toekomstige) pensioenuitkeringen indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van indexatie volgens de prijsinflatie. Het pensioenresultaat vergelijkt het nominale pensioen plus indexatie met het nominale pensioen plus prijsinflatie en geeft in feite de koopkracht van het pensioen weer. Pensioenresultaat = (1 + Cumulatieve indexatie) / (1 + Cumulatieve prijsinflatie) Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen, bedraagt het pensioenresultaat 1,25/1,50 = 83,33%. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Premieovereenkomst De premieovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel boven een bepaald bedrag, waarvoor een beschikbare-premieregeling (BPR) geldt en voor de Individueel Pensioenspaarregeling. Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties, als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige bezittingen en verplichtingen op het gebied van rentelooptijden en rentevoet, leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige kasstromen van de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd.
105
Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken (vereist vermogen) Risicomanagement Risicomanagement is een continu proces dat ten aanzien van de doelstelling van het fonds risico’s identificeert en beoordeelt. Hierin is begrepen het adequaat treffen van beheersmaatregelen om de risico’s te beheersen en het monitoren van de werking daarvan. Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. SBR Als een werknemer wordt ontslagen met toepassing van de ‘financiële regeling overcompleet 55 plus’ van de SBR-regeling, dan wordt de pensioenopbouw voor de helft voortgezet. Over de periode waarover de ontslagen werknemer ook in aanmerking komt voor een zogenoemde FVP-bijdrage vindt volledige opbouw plaats. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij het pensioenfonds is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen.
106
Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langstertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Een UPO is een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De Visitatiecommissie wordt aangesteld door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Voorwaardelijk pensioen Een extra voorwaardelijk pensioen over dienstjaren uit het verleden als gevolg van een lagere pensioenopbouw dan mogelijk is volgens de fiscale regelgeving. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
107
Colofon
Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds TNT Express Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Internet Emailadres
(050) 522 50 90 www.pensioentntexpress.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
108