Internationale Solidariteit Globalisering van onderen uit
1. De mondialisering en globalisering van de economie is een realiteit. Globalisering moet begrepen worden als de overgang naar een nieuwe mondiale productieve orde. De gevolgen voor de werknemers, voor de arbeidsomstandigheden, voor de ontwikkelingslanden,… zijn enorm. In verhouding vindt de globalisering momenteel voornamelijk plaats op de kapitaalmarkten en in beperktere mate op de markten van goederen en diensten. Er wordt wereldwijd in eerste instantie niet zozeer met banen geschoven, maar wel met investeringen, aandelen, deviezen. In het Westen worden jobs nog steeds vooral opgeheven in het kader van afslankingsprocedures, terwijl de banengroei door de automatisering achterblijft bij de economische groei. De concurrentie is verworden tot enige norm van maatschappelijke ontwikkeling. Ze is van middel omgevormd tot ideologie en tot agressief doel van overleving en hegemonie. De toenemende liberalisering, deregulering, privatisering, flexibilisering en internationalisering die kenmerkend zijn voor het proces van economische globalisering leidt niet tot het naar elkaar toe groeien van de zeer uiteenlopende ontwikkelingsniveaus waarop de landen in de wereld zich bevinden, maar juist tot een toename van de sociale verschillen tussen landen én binnen landen. 2. De globalisering van de wereldmarkt is een realiteit. Iedereen is elkaars concurrent geworden. Aanvankelijk was de globalisering een goudmijn voor het kapitaal. Globalisering was het antwoord van het kapitalisme op het feit dat de winst per investering sinds de jaren zestig geleidelijk afnam. Men investeerde immers steeds meer in machines en minder in mensen. Aangezien meerwaarde onder het kapitalisme voornamelijk moet komen van het personeel en niet van kapitaalinvesteringen mensen kun je uitbuiten, machines enkel afschreven - werden de investeringen minder winstgevend. De expansie van de wereldmarkt verruimde de afzetmarkt, de concurrentie met technologisch zwakkere broertjes leverde meer winst op, de toegang tot arbeidskrachten in de lageloonlanden en daardoor ontstane druk op de lonen elders verhoogde de meerwaarde en dus de winst. Maar gaandeweg bereikte de globalisering zijn limiet. Overcapaciteit teisterde meer en meer sectoren en in 1996 barstte de zeepbel voor het eerst in Zuid-Oost Azië. 3. Aardschokken teisteren het internationale kapitaalverkeer. Steeds meer valt ook op dat landen die hun kapitaalmarkten nooit volledig geliberaliseerd hebben (zoals China en India) het minste last hebben van de turbulentie op de financiële markten. De ernst van de financiële implosie die in Oost Azië heeft plaatsgevonden heeft marktdeelnemers ertoe gebracht om vraagtekens te plaatsen bij de stabiliteit van het huidige geglobaliseerde financiële systeem. Meer en meer stemmen
pleiten voor het reguleren van de korte termijn kapitaalstromen. Als gevolg van het speculatieve korte termijn denken functioneren financiële markten niet efficiënt. Bovendien gaat het op zoek gaan naar het grootst mogelijke rendement ten koste van economische groei, volledige werkgelegenheid en technologische ontwikkeling op langere termijn. Financiële markten offeren lange termijn investeringen immers op voor korte termijn meevallers. Globaliseerders dreigen zo het slachtoffer te worden van hun eigen succes. 4. De pleitbezorgers van de globalisering willen de markt dereguleren. Elk dereguleringsoffensief is echter tezelfdertijd een reguleringsoffensief. Onder het mom van het scheppen van ‘vrije’ markten creëert het neoliberalisme in realiteit een onvrije arbeidsmarkt en een wereldmarkt met slecht enkele aanbieders. De conservatieve revolutie schept niet minder staat. Integendeel ze maakt op een systematische manier gebruik van de staat om de vakbonden aan banden te leggen, om de arbeidsmarkt te hervormen,… De conservatieve, patronale krachten hebben net een sterke staat nodig. Alleen heeft de staat die zij voor ogen hebben een andere functie en een ander doel dan de staat die wij voor ogen hebben. 5. Wil een tegenbeweging op mondiaal vlak succes boeken dan moet ze recht doen aan de opstanden tegen de neoliberale orde. De grootste bedreiging voor een geglobaliseerd handelsstelsel is immers het gebrek aan publieke steun op mondiaal vlak. Want we moeten vooral niet uit het oog verliezen dat de neoliberale globalisering behalve veel verliezers ook grote winnaars kent: de topinkomens, de winsten en de nieuwe renteniers. Dit blijkt uit de nooit eerder vertoonde concentratie van vermogen in steeds minder handen, zoals geregistreerd door het 'United Nations Development Programm' (UNDP). Schattingen tonen aan dat de tweehondervijfentwintig rijkste mensen ter wereld een gezamenlijk bezit hebben van één triljoen dollar, gelijk aan het jaarinkomen van de armste zevenenveertig procent van de wereldbevolking (tweeëneenhalf biljoen). Geschat wordt dat de extra kosten, nodig om op wereldschaal alle mensen toegang te verschaffen tot het basisonderwijs, basisgezondheidszorg, gezond voedsel, schoon water en sanitair, neerkomen op ongeveer veertig biljoen dollar per jaar. Dat is minder dan vier procent van het totale bezit van die tweehonderdvijfentwintig rijksten. De discrepantie tussen wat sociaal en economisch objectief mogelijk is en hoe de wereld er werkelijk uitziet, is vandaag groter dan ooit in de geschiedenis van de mensheid. Bovendien sterven er elk jaar nog steeds meer kinderen sterven van de honger dan alle slachtoffers van de Tweede oorlog bij elkaar. Zulke feiten maken dat de economische globalisering haar menselijke limieten kent en dus ook haar publieke steun. Daarom moet er internationaal nagedacht worden of er naast de juridische notie ‘misdaden tegen de mensheid’ er ook niet gesproken moet worden over ‘economische misdaden tegen de mensheid’.
Het proces van economische globalisering verscherpt het verschil van ontwikkeling tussen continenten en tussen landen van deze wereld. Het veroorzaakt een sterke toename van de sociale verschillen tussen die landen en binnen die landen. Als een deel van de wereldbevolking in zijn bestaan wordt getroffen door de gevolgen van de globalisering van de economie, dan geldt dat zeker voor de vrouwelijke bevolking. Onder de 1,2 miljard mensen die vandaag minder dan 1 dollar per dag verdienen, zijn er 70 % vrouwen. Als de sociale ongelijkheden toenemen, dan versterkt dat ook de sociale ongelijkheid tussen de geslachten, dus deze tussen mannen en vrouwen. In een aantal landen, denk aan het Taliban regime in Afghanistan, zijn vrouwen het slachtoffer van religieus fundamentalisme, discriminerende wetten en seksuele verminking. Daarnaast leven vele vrouwen in landen, die minder in de internationale media komen, maar waarin zij eveneens verstoken blijven van onderwijs, werk en andere basisvoorzieningen. Het globaliseringproces zou moeten zorgen voor meer sociale gelijkheid tussen continenten en tussen landen en voor meer sociale gelijkheid tussen de geslachten. 6. We mogen niet de fout maken om het proces en de resultaten of de gevolgen op gelijke voet te plaatsen. Niet de globalisering of de internationalisering is het probleem. Het probleem is het protectionisme van de rijke landen en de multinationale ondernemingen en de dictatuur van de financiële markten. De problemen die we moeten oplossen zijn wereldomspannend en uiterst dringend en vragen om integrale oplossingen en mondiale strategieën. 7. De Internationale Arbeidsorganisatie is een organisatie waarin drie partijen (werkgevers, werknemers, overheid) tot eensgezindheid proberen te komen inzake sociale regelgeving. De conventies die gesloten worden in de IAO moeten naderhand geratificeerd worden in de verschillende nationale parlementen. Binnen de IAO is er een consensus omtrent de basisrechten die overal en door iedereen moeten gerespecteerd worden: • • • • •
Afschaffing van dwangarbeid (conventies 29 en 105); Vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling (conventies 87 en 89); Gelijkheid van bezoldiging (conventie 100); Minimumleeftijd voor toegang tot werk en uitroeiing van de ergste vormen van kinderarbeid (conventies 138 en 182); Verwerping van discriminaties (conventie 111).
We pleiten er voor dat binnen de schoot van de Internationale Arbeidsorganisatie, naast de bestaande sociale clausule, werk zou gemaakt worden van een algemene norm inzake loons- en arbeidsvoorwaarden. Het grote probleem is echter de toepassing van deze regels. Heel wat landen hebben deze conventies nog niet geratificeerd. In heel wat
andere landen zijn ze moeilijk afdwingbaar vermits ze niet gekoppeld zijn aan sancties. De basisrechten moeten op korte termijn gekoppeld worden aan een effectieve sancties, zonder dat de toepassing mag leiden tot een protectionisme van de eigen thuismarkten. De IAO moet daarom over de nodige middelen beschikken om de controles uit te oefenen en over eigen sanctiemechanismen om bestraffend op te treden. Deze sociale clausules moeten opgenomen worden in de internationale handelsakkoorden en meer bepaald in deze die door de Wereld Handelsorganisatie afgesloten zullen worden. Verder moet de rol van de IAO versterkt en niet verzwakt worden (zoals sommige regeringen en werkgevers willen). Om de vrees voor protectionisme vanwege de rijke landen bij de ontwikkelingslanden weg te nemen , moet er gebruikt gemaakt worden van instrumenten die hen doen inzien dat ze op termijn baat hebben bij het respecteren van fundamentele arbeidsnormen. Om de fundamentele arbeidsnormen op een coherente manier te betrekken bij de internationale handel moeten alle internationale instellingen (de Wereldhandelsorganisatie, de OESO, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank,…) de fundamentele arbeidsnormen ter sprake brengen bij hun activiteiten. 8. Wij willen Eerlijke Handel en niet enkel Vrije handel (Fair Trade, not Free Trade). Dit betekent dat overal ter wereld een aantal elementaire rechten van werknemers moeten gerespecteerd worden. We pleiten voor de invoering van sociale clausules en invoertaksen die worden opgelegd aan landen die de basisnormen niet respecteren. Deze taksen moeten terug in de betrokken landen geïnvesteerd worden ter verbetering van de arbeidsomstandigheden aldaar. De Belgische wetgeving moet het ook mogelijk maken om schendingen van sociale basisrechten extraterritoriaal strafbaar te stellen. Hiertoe steunen wij het wetsvoorstel van SP-Volksvertegenwoordiger Van Der Maelen. 9. In de vijf jaar van haar bestaan heeft de Wereld Handelsorganisatie bijgedragen aan de verdieping van de kloof tussen arm en rijk, aan de toename van de armoede met name in de derde wereld landen en aan de verbreiding van niet duurzame productie en consumptiepatronen. De WHO en GATT akkoorden hebben nieuwe markten geopend voor transnationale ondernemingen ten koste van locale economieën, werknemers,… Er is nu nood aan een beleid dat internationaal erkende arbeids-, economische, sociale en culturele rechten veiligstelt. Daarom: •
Is het onaanvaardbaar dat de WHO-regels de elementaire sociale rechten ondermijnen. Essentiële levensvoorwaarden zoals drinkwater, voedsel, veiligheid en gezondheid,… moeten buiten de WHO verdragen gehouden worden;
•
•
•
• •
•
•
Mag de WHO geen uitbreiding krijgen naar nieuwe terreinen zoals investeringen, mededingingspolitiek, openbare aanbestedingen, biotechnologie,…; Moet elementaire openbare dienstverlening, zoals gezondheidszorg, onderwijs en energievoorziening buiten het stelsel van de internationale vrijhandelsregels gehouden worden; Mag de WHO het thema van de internationale handel niet isoleren van deze van de fundamentele arbeidsnormen. De WHO moet de fundamentele arbeidsnormen in al haar regels en werkzaamheden ter sprake brengen; Moet er voorrang gegeven worden aan internationale sociale en milieuverdragen; Moeten we de geschillenbeslechtigings procedure binnen de WHO blijven betwisten. Door dit mechanisme is zij als enig internationaal instituut in staat om economische sancties (bv in de vorm van tariefheffingen) aan een land op te leggen. Het is herhaaldelijk bekritiseerd omdat het alleen kijkt naar handelsverdragen zonder oog te hebben voor milieu of sociale aspecten aan een conflict. De laatste vijf jaar zijn alle geschillen uitgevallen in het belang van de industrie ten koste van ontwikkelingslanden, mensenrechten, milieu en gezondheidsbeleid; Moeten we ons blijven verzetten tegen het feit dat men het Multilateraal Investeringsakkoord (MIA), waar sociale en ecologische belangen moeten wijken voor de macht van het kapitaal en de soevereiniteit van de staten ondergeschikt wordt gemaakt aan de macht van de internationale bedrijfswereld, terug op de agenda van de WHO komt.
10. De Structurele Aanpassingsprogramma’s (SAP) van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank hebben de armoede in de wereld alleen maar vergroot. Om in aanmerking te komen voor lidmaatschap van het IMF of de Wereldbank moeten landen aan bepaalde voorwaarden voldoen o.a. terugdringen van de overheidsuitgaven, privatisering,… In de regio’s die het meest te maken hebben gehad met deze SAP’s (Latijns-Amerika en Afrika) stagneerde of kelderde het inkomen per hoofd van de bevolking. Veel arme landen spelen een groot deel van hun begroting bovendien kwijt aan buitenlandse schuldeisers. De plannen voor schuldverlichting zoals voorzien door het IMF en de Wereldbank zijn amper een verbetering voor de betrokken landen. Een van de voorwaarden is immers de structurele aanpassingen doorgevoerd hebben. Daarom oordelen wij dat de totale schuldenkwijtschelding (of herstructurering) voor de arme landen door het IMF, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken noodzakelijk is (eventueel gekoppeld aan het respecteren van de basisrechten van de IAO). Dit zal de economische groei in de landen stimuleren en deze landen toelaten om een institutioneel kader voor ontwikkeling uit te bouwen. De Belgische regering moet op dit terrein een voortrekkersrol spelen. Bovendien moet er een einde komen aan
het gebruik van structurele aanpassingsprogramma’s handelsliberalisering in de arme landen af te dwingen.
om
de
11. We eisen de oprichting van een Internationale Commissie om de Financiële Markten te Reguleren. Dit moet er toe leiden dat staten het recht hebben om de kapitaalstromen op korte termijn te controleren en zo economische stabiliteit te verzekeren. Financiële markten moeten zo geherstructureerd worden dat ze in eerste instantie zorgen voor welvaart en welzijn en échte rijkdom scheppen in plaats van deflatie, armoede en instabiliteit. Zonder zulke hervorming kan elke economische verbetering weggevaagd worden door een volgende (al dan niet irrationale) golf van speculaties. De korte termijn speculatie moet afgeremd en afgeleid worden naar lange termijn investeringen. Daarom pleiten wij voor de Tobin (Spahn) taks. De Amerikaanse econoom Tobin stelde in 1972 voor om een taks van 0,1% te heffen op financiële speculaties. De Duitse econoom verbeterde het voorstel van Tobin en kwam in de jaren negentig met een dubbel voorstel (het is deze dubbele taks die nu gekend is als de Tobin taks): • •
een minimale taks van 0,01% bij een normale evolutie van de markt; een zeer zware taks (50 tot 100%) bij een muntcrisis.
De minimale taks zorgt voor een constante bron van inkomsten die bruikbaar is voor het aanpakken van internationale problemen (0,01% zorgt voor een jaarlijkse opbrengst van 581 miljard Belgische frank) en heeft weinig tot geen invloed op de wereldhandel. Bovendien treft deze taks net zoals de Tobin taks de speculanten meer dan de investeerders op lange termijn. Speculanten proberen immers kapitaal meerdere keren om te zetten. De zware taks zorgt er voor dat wanneer een munt sterk begint te dalen de handel in deze munt quasi stilgelegd wordt. Onderzoek heeft aangetoond dat de invoering van zulk een taks zeer goed mogelijk is. Dankzij de technologische veranderingen is er immers een wereldwijde centralisatie gebeurd van alle transacties van deviezen tussen de banken. 12. De socialistische syndicale beweging is bij uitstek een internationale beweging. Vanaf ons ontstaan hebben we zeer actief meegewerkt aan de uitbouw van internationale vakbondsstructuren. Internationale sociale vooruitgang kan er alleen maar komen als er overal sterke en democratische vakbonden actief zijn. Zoals op elk niveau (van het bedrijf tot de overheid) een tegenmacht opgebouwd hebben zo moet dit ook gebeuren op Europees en Wereldvlak. Ten einde te komen tot een sterke internationale vakbond is het van essentieel belang prioritair wereldwijd de vakbondsrechten en de bescherming van de syndicale afgevaardigden (of in het algemeen de bescherming van de vertegenwoordigers van de arbeiders) volledig te vrijwaren.
Globalisering is niet enkel een gevaar, ze zorgt ook voor mogelijkheden. Als vakbonden moeten we er zorg voor dragen dat het globaliseringproces voor sociale gelijkheid zorgt en voor een grotere onafhankelijkheid voor de zwakkere economieën in onze wereld. Hiervoor onderschrijven wij de principes van de Internationale Metaalbond (IMB) en de Internationale Vereniging voor Vrije Vakbonden (IVVV). Internationale Metaalbewerkersbond bepaalde op haar Congres van 1997 dat de globale uitdaging een globaal antwoord verdiende gebaseerd op de volgende principes: •
• •
•
Versterking van de internationale samenwerking op economisch en monetair vlak door de coördinatie van 1. een industriële politiek die gericht is op versterken van productieve investeringen en het scheppen van banen; 2. de regulering en stabilisering van de financiële markten; 3. fiscale politiek die belet dat de sociale zekerheidssystemen ontmanteld worden en die er voor zorgt voor duurzame economische groei; Promotie van eerlijke handel en respect voor de fundamentele arbeidsnormen en milieustandaarden tussen de landen; Verbod op sociale dumping: de politiek van sommige landen om de lonen en sociale uitgaven laag te houden om competitief te blijven op de wereldmarkt; Integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie.
De prioriteiten van het IVVV, zoals vastgelegd op hun congres in • • • • •
.
Verdediging van de vakbondsrechten; Campagne voeren voor de volledige werkgelegenheid, de internationale arbeidsnormen en de sociale bescherming; De gelijkheid en de pariteit tussen mannen en vrouwen bevorderen; De uitdaging van de multinationale ondernemingen opnemen; De niet georganiseerde werknemers syndikeren.
Om een daadwerkelijke syndicale tegenmacht uit te bouwen op wereldvlak is het nodig dat er een blauwdruk komt van hoe zo’n internationale vakbond er moet uitzien, wat ze moet doen in een veranderende geglobaliseerde wereld. Dit is geen gemakkelijk, maar we een noodzakelijk proces. In deze moeten we gebruik maken van de nieuwe communicatiemogelijkheden die er vandaag zijn. Nog sneller dan kapitaal beweegt zich informatie. E-mail en internet geven een nieuwe impuls aan de internationalisering van de vakbonden. Via deze weg kan er rechtstreeks informatie uitgewisseld worden tussen syndicalisten van over de hele wereld. Syndicalisten uit moeder- en dochterbedrijven kunnen met elkaar contact opnemen waar ze zich ook bevinden. Syndicale problemen kunnen gesignaleerd worden en op zeer korte termijn kan er ‘actie’ gevoerd worden, kan een politieksyndicale druk opgezet worden naar het moederbedrijf, naar
regeringen,… De CMB moet het initiatief nemen om een databank op te zetten met de EMB en de IMB die toelaat dat om informatie over de bedrijven te verzamelen op internationale schaal. De sociale dialoog moet op alle niveaus versterkt worden. -
-
-
In uitvoering van de richtlijn inzake de Europese Ondernemingsraden moet deze vanaf 22 september 1999 geëvalueerd en eventueel herzien worden. Wij zijn vragende partij voor een versterking van het recht op voorlichting en raadpleging van de werknemers; het verlagen van de oprichtingsdrempel; voor meer financiële middelen om structuren te scheppen die de communicatie tussen de EOR leden kan verbeteren en voor de erkenning van de Europese syndicale federaties (minstens als onderhandelaars in de bijzondere onderhandelingsgroep). Deze gewaarborgde rechten moeten hand in hand gaan met nieuwe rechten bij beïnvloeding van beslissingen over investeringen en vestigingen. Er moet dringend werk gemaakt worden van Europese Syndicale Delegaties, als eisende organen die de werknemers vertegenwoordigen. Daarom steunen wij ook het pilootproject binnen Philips van de Europese Metaalbond om naast de Europese Ondernemingsraden ook een syndicaal onderhandelingsorgaan te creëren (analoog aan onze syndicale delegatie). Met de Europese werkgevers van de metaalindustrie moeten op sectoraal en subsectoraal niveau dialoog gevoerd worden. De ervaring van de Europese Ondernemingsraden moet gebruikt worden om daar waar nodig is en daar waar mogelijk is Wereldondernemingsraden op te richten.
13. Vakbondsrechten (vrijheid van vereniging in een vakbond, collectieve onderhandeling, veilige arbeidsomstandigheden,minimumlonen, beperking van de arbeidstijd, stakingsrecht) zijn mensenrechten en de eerbiediging op de werkplek van de vakbondsrechten is de essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van het internationaal syndicalisme. Deze rechten moeten gewaarborgd worden door Internationale organismen en nationale regeringen. Maar de eerste verantwoordelijkheid ligt bij de vakbonden zelf: de vakbonden in de betrokken landen en de vakbonden hier. De middelen waarover deze vakbonden, zoals ook onze Europese en Internationale structuren, beschikken zijn dikwijls onvoldoende om een werking op te zetten en met succes uit te voeren. Het is aan ons om deze vakbonden te ondersteunen. De CMB zal de syndicale ondersteuning die we in het verleden gegeven hebben aan landen in Oost-Europa en Latijns Amerika (zowel onder de vorm van financiële, als materiële steun, als vorming van hun kaders in hun eigen land en hier) verder zetten en waar nodig uitbreiden. De CMB zal binnen haar mogelijkheden wereldwijd de oprichting en uitbouw van vrije, democratische en representatieve vakbonden steunen.
Om tot een gestructureerde ondersteuning te komen voert de CMB campagne om in de CAO een clausule te voorzien die 0,1% van de loonmassa vrijmaakt voor projecten van internationale solidariteit. Indien er projecten worden gesteund in het kader van de internationale solidariteit, dan vragen wij om één project te steunen dat streeft naar een verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden van vrouwen. De CMB zal voor zijn internationale projecten, indien mogelijk, zijn samenwerking met niet gouvernementele organisaties, zoals bv. het Fonds Voor Ontwikkelings Samenwerking, versterken. De CMB zal haar internationale werking versterken en maximaliseren door samen te werken met vakbonden over de hele wereld. Door campagnes te voeren over internationale thema’s (internationale vakbondsrechten, kinderarbeid, sociaal en verantwoord ondernemen,…). Door in haar werking en via haar informatiekanalen regelmatig aandacht te besteden aan thema’s omtrent Internationale Solidariteit. Een grotere bewustwording omtrent dit thema is noodzakelijk. Bewustwording veronderstelt vorming. We vragen derhalve dat aan dit thema op een permanente basis aandacht wordt besteed binnen de vorming van de Centrale. Om het proces van bewustmaking, ondersteuning, en het succesvol verder zetten van onze Internationale hulpprogramma’s te stimuleren is het aangewezen de betrokkenheid van de militanten te verbeteren via informatie- en sensibiliseringscampagnes op brede schaal. Binnen de CMB moet een werkgroep “Internationale Solidariteit” opgericht worden om een algemene campagne te coördineren, die het thema van de “Eerlijke Handel” tot in de bedrijven brengt. De eerste doelstelling van deze werkgroep is om een scenario uit te werken om, gesteund door ruime informatie, het het principe op de agenda van het bedrijfsoverleg te plaatsen. De CMB moet haar verzet tegen de globalisering ook concretiseren in het eigen handelen. We pleiten er voor om in het beheer van de eigen financiële middelen (zowel van de Centrale als van het ABVV), alsook van de financiële middelen van fondsen waarbij wij in het beheer betrokken zijn, meer aandacht te besteden aan het ethisch beleggen. Binnen het kapitalistisch bestel moeten we gebruik maken van de mogelijkheden die we hebben en dat zijn onder andere de gelden die we mede-beheren. Ook als consument hebben we de mogelijkheid en de macht van de keuze. Ook hier moet de CMB en het ABVV een voorbeeldfunctie vervullen. We vragen dat de CMB en het ABVV via een bewust aankoopbeleid aandacht zou hebben voor het principe van “Eerlijke Handel, Geen Vrije Handel”. We roepen onze leden op om een bewuster consumentengedrag in deze ten toon ten spreiden. 14. We zijn gewoon om te onderhandelen in een bipartite (vakbonden en patroons) dan wel tripartite (met regering) kader. Op heel wat terreinen die op mondiaal vlak onze bezorgdheid wegdragen zijn echter ook niet
gouvernementele organisaties actief (kinderarbeid, eerlijke handel, discriminatie,…). Naar aanleiding van de WHO-top in Seattle in 1999 vormde de internationale syndicale beweging voor het eerst een bondgenootschap met de NGO’s. Natuurlijk leunen hun standpunten niet altijd aan bij deze van de syndicale beweging en dikwijls is hun representativiteit moeilijk te meten. Nochtans is het belangrijk om zowel op nationaal vlak, maar ook op internationaal vlak rond concrete punten naar (al dan niet tijdelijke) samenwerkingsverbanden met deze NGO’s te zoeken, teneinde een gemeenschappelijk optreden op bepaalde terreinen mogelijk te maken. (Sommige) NGO’s zijn in bepaalde gevallen een belangrijke speler geworden op mondiaal vlak. Het zou een onvergeeflijke fout zijn indien de (internationale) vakbeweging deze boot zou missen. Want indien wij het niet doen , dan zullen de patroons het wel cfr. het opmerkelijk samenwerkingsverband tussen een aantal NGO’s en de top van de Belgische ondernemingen (o.a. Bekaert, Sidmar, Siemens, UnionMinière). De vzw Corporate Funding Programme, onder voorzitterschap van de voormalige gouverneur van de Nationale Bank Fons Verplaetse, wil financiële middelen van de bedrijven naar duurzame ontwikkelingsinitiatieven in het Zuiden sluizen. Omdat veel problemen op de werkvloer hun oorzaak vinden in dezelfde globale krachten, is het zinvol om te zoeken naar globale manieren om ze op te lossen. Hoe groter het bewustzijn van het verband dat er bestaat tussen ontwikkelingen op nationaal vlak en ontwikkelingen op mondiaal vlak, hoe groter ook de wil van nationale syndicale structuren om zich te engageren op internationaal vlak. Globale solidariteit zal dan niet meer beschouwd worden als irrelevant voor de nationale strijd, maar als een wezenlijk onderdeel er van. Daarom moet de globale dimensie aanwezig zijn in alle syndicale activiteiten, zoals collectieve onderhandeling, vorming, onze publicaties,… Zo zal het bewustzijn binnen onze syndicale structuren en bij onze leden groeien dat Internationale Solidariteit meer dan ooit nodig is. De manier waarop de vakbeweging nog al te dikwijls kiest om binnen nationale kaders te opereren is dodelijk op lange termijn. Het kapitaal is immers al internationaal georganiseerd. Het wordt hoog tijd dat de vakbeweging kiest voor een globalisering van onder uit.