De Vos, J. (2011)
Psychologisering in tijden van globalisering Leuven: Acco
Luc Van den Berge
Jan De Vos is psycholoog en psychoanalyticus. Hij promoveerde tot doctor in de filosofie in 2011 met een proefschrift over psychologisering in tijden van globalisering, en is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Kritische Filosofie aan de Universiteit van Gent. De Vos problematiseert de geglobaliseerde en alomtegenwoordige psychologisering. Hij wil niet alleen constateren hoe de psychologie overvloeit naar andere domeinen zoals wetenschap, cultuur en politiek (p. 51), maar zoekt naar een verklaring. Hij vindt die in de filosofische traditie en ontwikkelt zijn standpunt in discussie met filosofen zoals Descartes, De la Mettrie, Husserl, Agamben, Foucault en Zizek. Psychologisering is het fenomeen waarbij de kennis van de psychologie het centrale referentiekader wordt van hoe we bij onszelf, de ander en de wereld aanwezig zijn (p. 25). De Vos geeft veel voorbeelden van psychologisering. Sommige zijn op het eerste gezicht onschuldiger dan andere. Beleidsmakers veronderstellen bijvoorbeeld dat ouders voortdurend de nood ervaren aan houvast op het vlak van opvoeden en ouderschap. Op deze vermeende nood reageert de academische wereld vooral met het aanbieden van psychologische theorie, vaak op een erg infantiliserende wijze. Kinderen leren al heel vroeg op school het abc van het emotionele leven. * personalia boeken / JG31 / 2013 / SB2
De opvatting dat er slechts vier basisemoties zouden bestaan, ontlokt De Vos overigens de vraag of psychologen dan naar analogie met de standaardmeter ook de emoties voor eens en altijd gestandaardiseerd hebben. Maar er zijn gruwelijker voorbeelden. Folterprogramma’s die gebruikt worden in illegale Amerikaanse gevangenkampen zouden niet mogelijk zijn geweest als psychologen als Milgram en Zimbardo er niet de scripts voor hadden geschreven. De huidige nadruk op neurologie kan volgens De Vos verkeerdelijk de indruk wekken dat de psychologie ondertussen een stille dood gestorven is. Niets is minder waar. In Gent is bijvoorbeeld de psychologiefaculteit de tweede grootste van de universiteit. Bovendien begint en eindigt neurologisch onderzoek onvermijdelijk bij de psychologie, die eerst de onderzoeksvragen aanlevert en van betekenis voorziet, en vervolgens de resultaten van het neurologisch onderzoek interpreteert. De omschrijving van psychologisering die De Vos hanteert is niet toevallig. Ze verwijst naar het historische gegeven dat vanaf de moderniteit de omgang van de mens met zichzelf, de ander en de wereld niet langer bemiddeld werd door God. In het denken van de invloedrijke filosoof Descartes werd de mens een ‘subject’ dat zich tegenover de ‘objecten’ bevindt. Later, bij De La Mettrie, verdween de bemiddelende rol van God. Vanaf dan verhoudt het moderne cartesiaanse subject zich tot de wereld via een wetenschappelijke blik (p. 40). De Vos knoopt hier aan bij Husserls befaamde boek De crisis van de Europese wetenschappen en transcendentale fenomenologie (1936). Omdat wetenschap objectief wil zijn, kan ze zich volgens Husserl geen rekenschap geven van de subjectiviteit. De psychologie moest hier soelaas bieden, maar omdat de psychologie een wetenschap wilde zijn als alle andere, kon ze niet anders dan op haar beurt falen. (p. 42). De Vos concludeert hieruit dat de moderne subjectiviteit onlosmakelijk verbonden is met de komst van de moderne wetenschappen (p. 42). De objectiverende en volledigheid nastrevende wetenschap laat op het eerste gezicht geen ruimte voor subjectiviteit. In de woorden van De Vos: ‘De wetenschap is de ont-tovering van alle menselijke en sociale realiteiten; meetbaar en traceerbaar geworden, verliezen ze elke grond.’ (p. 43) Hier zet De Vos een belangrijke stap. In die desubjectivering ziet hij precies de geboorte van het moderne subject, als drager van de academische blik. Enerzijds is het een geleegd subject, dat vanuit een niet-plaats naar de wereld en zichzelf kijkt.
JG31 / 2013 / SB2 / boeken
Anderzijds is er sprake van een ‘rest’ omdat het subject dat naar zichzelf kijkt, door middel van de wetenschappelijke blik, met deze wetenschappelijke blik niet samenvalt. ‘Oh ja, echt, ben ik dat?’ (p. 43) Hoe verder dan de objectivering (desubjectivering) gaat, des te meer kans op subjectiviteit. Het is precies omwille van deze ‘rest’, omwille van deze enigmatische subjectiviteit, dat er nood blijft bestaan aan ‘een’ psychologie. De psychologie biedt het moderne subject dus een uitkijkpunt vanwaar het zichzelf, de ander en de wereld kan bekijken. Vreemd genoeg verbindt de psychologie het subject niet met zichzelf, maar met zijn dubbel, de psychologische homunculus (p. 44). ‘Psychologie neemt de psychologische doppelgänger voor het ware subject en loochent het feit dat ze een ander subject heeft gecreëerd, diegene die kijkt, het gepsychologiseerde subject, het spookachtige nabeeld van de psychologisering.’ (p. 51) Daardoor is psychologie structureel gelijk aan psychologisering en is psychologisering de dubbelganger van de psychologie. En dat is de centrale stelling van De Vos. Hij ziet dit geïllustreerd bij Supernanny die ouders uitnodigt om naar opnames van de kinderen en zichzelf te kijken zoals psychologen dat doen. Hoe werkt die verdubbeling? Supernanny nodigt een ouder uit om naar zichzelf te kijken door een psychologische bril, als aspirant psycholoog. Maar zij krijgt niet zomaar zichzelf te zien, ze ziet zichzelf gevat in een psychologisch kader, haar psychologische dubbelganger. Supernanny gaat ervan uit dat deze moeder op het scherm het echte subject is, waar zij greep probeert op te krijgen. In dit gebeuren creëert ze een moeder die op een wetenschappelijke manier naar zichzelf kijkt. Diegene die kijkt wordt zo gereduceerd tot een ‘spookachtig nabeeld’ van zichzelf. Dit mechanisme maakt voor De Vos de kern uit van het koppel psychologie/psychologisering. Psychologie is dan algemener de discipline die het moderne subject zowel probeert vorm te geven (de ouder die leert naar zichzelf en haar kinderen te kijken door een psychologische bril, door middel van psychoeducatie) als te bemeesteren (hoe kunnen we begrijpen wat de gefilmde ouders en kinderen doen?) (p. 53). Ontstaan in de moderniteit, als kind van de Verlichting, probeert de psychologie – steeds volgens De Vos – zichzelf opnieuw uit te vinden na het debacle van de tweede wereldoorlog en opnieuw als sluitsteen te dienen
boeken / JG31 / 2013 / SB2
voor de bres die de objectiverende wetenschappen geslagen hebben in de subjectiviteit. Bovendien wil ze zo het project van de Verlichting opnieuw op de sporen zetten. Genadeloos analyseert De Vos de beruchte sociaalpsychologische experimenten van Milgram (gehoorzaamheidsexperiment) en Zimbardo (gevangenisexperiment). Zij probeerden te begrijpen hoe de nazimisdaden mogelijk waren geweest, maar vergaloppeerden zich tijdens hun onderzoek en schreven mee aan de scripts voor psychologische foltering én voor een fundamentele psychologisering van het subject. Tijdens het gehoorzaamheidsexperiment wordt een proefpersoon onder druk gezet om een andere, ditmaal vermeende, proefpersoon die in het complot zit, elektrische schokken toe te dienen. Milgram vraagt op het einde van het experiment, als de ware toedracht bekend is gemaakt, aan de proefpersoon wat er door hem heen gaat. Het subject wordt gevraagd om zichzelf via de psychologische blik te bekijken. De Vos: ‘De kern van het experiment is dus psycho-educatie. Milgrams experiment is gebaseerd op een loop [een lus, lvdb]: de psychologie, reeds binnengebracht in het begin van het experiment (de proefpersoon krijgt een introductieles in de leerpsychologie), is ook het script dat de slotscène structureert. Psychologisering is voor De Vos het paradigma van hoe de psychologie zichzelf in een enscenering als een wetenschap affirmeert’ (p. 59). Het schema dat De Vos zag in het voorbeeld van Supernanny wordt hier dus herhaald. De proefpersoon wordt ingeleid in de psychologie en krijgt op het einde van de test de vraag om over zichzelf na te denken als leerling-psycholoog. De onderzoeksopzet zelf heeft de originele proefpersoon dus definitief uit beeld verwijderd. Milgram en Zimbardo hebben volgens De Vos niet alleen duidelijk gemaakt hoe psychologie en psychologisering onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ze illustreren ook hoe de psychologie, in haar ambitie zichzelf als een wetenschap te affirmeren, toont dat haar hoofdparadigma dat van de psychologisering is. Verder leren die naoorlogse experimenten dat de psychologie, in haar poging de sluitsteen te zijn van de moderne wetenschappen en het project van de moderniteit, in het tegendeel terechtkomt van wat ze beoogt: in plaats van de subjectiviteit te behoeden en de wetenschappen een menselijk gelaat te geven, dreigt ze zelf onmenselijk te worden (p. 100). De Vos bekijkt de psychologisering niet enkel in het licht van de verhouding van de psychologie tot de wetenschappen, maar ook in haar rol die ze
JG31 / 2013 / SB2 / boeken
speelt in onze laatmoderne beeldcultuur, van Big Brother tot de nieuwste beeldvormingstechnieken in de neurobiologie. Volgens De Vos beweren zowel onze beeldcultuur als de psy-wetenschappen dat ze de dingen tonen zoals ze echt zijn; ze tonen de naakte mens. Een kritiek van de psychologisering van de cultuur kan er dan ook niet op gericht zijn om de echte mens en het echte leven te redden van de psychologisering, want dit streven naar echtheid is juist symptomatisch voor hoe onze moderne subjectiviteit in de greep is van objectivering. In het hoofdstuk over psychologisering en politiek (p. 141) ‘ontmaskert’ De Vos grootschalige fundraising events als Het Glazen Huis als een voorbeeld van wat Hardt en Negri (2000) productieprocessen in het laatkapitalisme noemen. Productie in een geglobaliseerde economie omvat uiteraard tastbare producten, maar ze is vooral gericht op de directe en non-materiële productie van subjectiviteit en sociale relaties (p. 140). Het Glazen Huis beoogt niet alleen het inzamelen van grote sommen geld, maar creëert ook echte emotionaliteit, subjectiviteit op zijn volst, tijdens de slotshow, waarbij niet alleen de presentatoren, maar vele toeschouwers de emoties de vrije loop laten. Ook het actieterrein van de politiek lijkt herleid tot psy-zaken. De economische beslissingen worden overgelaten aan internationale bedrijven en structuren en politici richten zich meer en meer op het terrein van de human interests, zoals gezondheid, welzijn op het werk, gelijke kansen, suïcidepreventie enzovoort. Psychologisering wordt zo een onderdeel van het politieke beleid. Tezelfdertijd heeft deze psychologisering uiteraard een depolitiserend effect. Na al dit filosofische geweld is de vraag aan de orde of er dan nood is aan een depsychologisering. Niet volgens De Vos. Hij roept eerder op tot een besef van de onvermijdelijkheid van de psychologisering. Volgens De Vos hoeft zijn kritiek niet praktisch bruikbaar te zijn. Ergens in zijn boek schrijft hij dat het niet fout is om een metaperspectief in te nemen. Hij neemt de lezer zelf voortdurend mee in een metaperspectief, maar stelt wel dat het wel fout is om te geloven dat je nadien terug kan keren naar het oorspronkelijke perspectief. Dit blijkt de voornaamste bedoeling te zijn van dit boek, namelijk vermijden dat de lezer ooit nog op dezelfde manier naar de Siamese tweeling psychologie/psychologisering zou kun-
boeken / JG31 / 2013 / SB2
nen kijken. De Vos’ boek is een staaltje van bewuste metapsychologisering. Mission accomplished, wat mij betreft. Alleen al om die reden is dit boek aanbevolen lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in psychologie. Toch roept dit boek ook heel wat vragen op. Bijvoorbeeld waarom het zich laat lezen als een apologie van de psychoanalyse. De redenering gaat als volgt. Omdat er geen ontkomen is aan psychologisering, wenden we ons best tot de psychoanalyse, volgens De Vos de moeder van alle psychologisering, want zij probeert niet krampachtig het gat te dichten tussen een psychologisch weten wie we zijn en de restervaring dat we dan vol vragen staren naar dit beeld van onszelf. De psychoanalyse wil de ontologische kloof tussen weten en zijn niet dichten. Toch biedt volgens mij niet alleen de psychoanalyse een kader waarbinnen we zinvol kunnen nadenken over de afgrondelijkheid van het mens-zijn. De filosoof Heidegger, om maar iemand te noemen, heeft op dat vlak baanbrekend werk verricht. Hij slaagde er bovendien in als fenomenoloog van het dagelijkse leven, in zijn hoofdwerk Zijn en Tijd, aan te tonen dat als we de mens opvatten als een zichzelf en zijn leven interpreterend wezen, het subject/objectschema dat Descartes introduceerde in de westerse filosofie schromelijk tekort schiet als interpretatiekader. Er valt dus te ontkomen aan het modernistische subject/objectschema. Omdat filosofen als De Vos trouw blijven aan dit onderscheid kunnen ze de duizelingwekkende redeneringen maken die ze maken. De eerste stilzwijgende premisse in alle redeneringen is dat er een subject bestaat dat zich onderscheidt van en verhoudt tot objecten. Ik ben ervan overtuigd dat er alternatieve wegen zijn om over de vraag ‘wat het betekent om een mens te zijn’ na te denken buiten het filosofische subject-objectschema en zo toch te ontsnappen aan het idee dat we onvermijdelijk altijd weer moeten psychologiseren. Voor De Vos lijkt elke verwoording van wat iemand in haar leven kan meemaken en ook elke menswetenschappelijke interpretatie al bij voorbaat op psychologisering neer te komen. Met deze twijfelachtige claim sluit hij elke uitweg af voor wie de mogelijkheid van een interpretatieve of hermeneutische psychologie ernstig neemt. Verder is het nog de vraag of het wel klopt dat er geen weg terug is, zoals De Vos beweert, als mensen, bijvoorbeeld ouders, kennis gemaakt hebben met een ontwikkelingspsychologische visie op opvoeding (‘als het zaadje
van de psychologisering eenmaal geplant is’). Wie er het Vlaamse gratis tijdschrift Klasse voor Ouders op naleest, zal zien hoezeer de overheid zich moeite getroost om ouders mee te krijgen in een psychologisch discours. Blijkbaar vergt het toch heel wat inspanning ouders te bekeren. En algemener, klopt het wel dat er geen ontkomen is aan psychologisering? Bij de Vos gaat het om metafysica: dat we onszelf bekijken door een psychologische bril maakt voor hem precies onze laatmoderne subjectiviteit uit. De lezer krijgt de indruk dat hij niet zozeer een conclusie trekt uit wat hij observeert, maar dat hij de fenomenen juist toepast in zijn thesis. Daar is op zich niets mis mee; hij tracht als filosoof de lezer te overtuigen. Maar, wie zich laat overtuigen, lijkt gedoemd te zijn om deze geglobaliseerde psychologiseringtendensen te ondergaan, en kan er zich in het beste geval bewust van worden (met dank aan De Vos!) waardoor zij er niet meer op dezelfde manier naar kan kijken. Wat in de analyses van De Vos helemaal verloren lijkt te gaan is de gedachte van ‘moral agency’ of actorschap, en dus van vrijheid en verantwoordelijkheid. Hoewel zijn betoog doordrongen is van een afkeer van de immorele aspecten die kleven aan vele door de psychologie mee ontworpen praktijken, vat hij het ‘subject’ niet op als een volwaardig morele actor. We hoeven – zie bijvoorbeeld Heidegger – niet over mensen na te denken in termen van subjecten en objecten. Mij zou het wel benieuwen of er ouders zijn die immuun zijn voor of zich verzetten tegen pogingen tot psychologisering en dus de facto De Vos tegenspreken. En er moeten toch psychologen bestaan die, anders dan de karikaturen die hij ervan op het toneel brengt, in staat zijn om hierover op een zinnige manier onderzoek te doen? Vanzelfsprekend ben ik het met De Vos roerend eens dat een objectiverende psychologie op zich geen enkele garantie biedt voor een beter begrip van wat het is een mens te zijn, en ik denk dat ze geen interne beveiligingen kent tegen onethische praktijken. Ik ben er minder van overtuigd dat er geen hermeneutische of interpretatieve psychologie mogelijk is (vergelijk Taylor, 1985), naast de psychoanalyse, die ons iets kan leren, desnoods over wat de mens niet is. Een kritische analyse zoals die van De Vos vraagt om even kritische lezers, die in dit boek een uitdaging zien om zelf over de dominante plaats en betekenis van psychologie na te denken, in bijvoorbeeld de wereld van opvoedingsondersteuning en psychotherapie.
boeken / JG31 / 2013 / SB2
Referenties De Vos, J. (2011). Psychologisering in tijden van globalisering. Een kritische analyse van psychologie en psychologisering. Leuven/Den Haag: Acco. Hardt, M., & Negri, A. (2000). Empire. Cambridge MA: Harvard University Press. Husserl, E. (1970) [1936]. The crisis of European Sciences and Transcendental Phenomenology: an introduction to phenomenological philosophy. Vertaald door D. Carr. Evanston: Northwestern University Press. Taylor, C. (1985). Peaceful coexistence in psychology. In C. Taylor (Ed.), Human agency and language. Philosophical Papers Volume I. (pp. 117-138). Cambridge: Cambridge University Press.
JG31 / 2013 / SB2 / boeken
personalia
flament ida
Systeemtherapeut. Werkt als Inhoudelijk verantwoordelijke in DBC Open luchtopvoeding VZW. E-mail:
[email protected] fondelli thomas
Klinisch psycholoog, zelfstandig systeemtheoretisch psychotherapeut en medewerker bij het Zeepreventorium. E-mail:
[email protected] hillewaere bruno
Psycholoog-systeemtherapeut binnen het jeugdcircuit van PTC De Viersprong te Halsteren, Nederland. Freelance opleider voor ondermeer Rapunzel en de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] marres philip
Systeemtherapeut gezinstrainingsprogramma bij Stek Jeugdhulp te Gouda. E-mail:
[email protected] poels veerle
Klinisch psycholoog-psychotherapeut, Department of Corrections Psychological Service, Rotorua, Nieuw-Zeeland. E-mail:
[email protected] van den berge luc
Sociaal verpleegkundige, master in de wijsbegeerte en systeemtheoretisch psychotherapeut. Werkzaam in een centrum voor geestelijke gezondheidszorg en verbonden aan een groepspraktijk voor psychotherapie, coaching en filosofisch consult. Als onderzoeker verbonden aan het Labo voor
begin artikel
personalia / JG31 / 2013 / SB2
Educatie en Samenleving (KUL). Geassocieerde trainer bij de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] van hennik robert
Systeemtherapeut en supervisor bij de Viersprong in Halsteren en in een eigen praktijk Ordiver. E-mail:
[email protected];
[email protected] vermeire sabine
Psychotherapeut, orthopedagoog en opleider; staflid van de InteractieAcademie. E-mail:
[email protected] wouters els
Interne regisseur op cliëntniveau bij MFC Damerveld - Jeugdzorg Emmaüs Mechelen. Psycholoog en systeemtherapeut bij Therapie- en vormingscentrum Agora. E-mail:
[email protected] of
[email protected]
JG31 / 2013 / SB2 / personalia
begin artikel