ULRICH MAES
DIALECTOLOGIE IN TIJDEN VAN OORLOG: HET BERLIJNSE LAUTARCHIV VAN WILHELM DOEGEN Abstract1 From the end of 1915 until just after the armistice, Wilhelm Doegen made gramophone recordings of the nearly 250 languages or dialects of the soldiers interned in the German prisoner of war camps. After the war, the 1650 shellac discs resulting from this impressive undertaking made up the foundation of his Sound Department at the Prussian State Library. After Doegen’s dismissal in 1933, the department was attached to the University of Berlin. Eventually, it wholly lost its autonomy and its sound files were neglected. Recently, however, they have been rediscovered, inventoried, digitized and integrated in a multimedia database at the Humboldt University. Doegen’s recordings of the respective dialects of six Dutch-speaking places in Belgium date back to the First World War. In 1927, he recorded an extensive series of samples of Frisian dialects in the Netherlands. Nevertheless, Dutch dialectology has hitherto paid scarcely any attention to his extraordinary project.
1 Inleiding Het in de titel gesuggereerde verband tussen politiek-militaire conflicten en dialectologie lijkt wellicht wat vergezocht. Nochtans hebben we twee van de oudste taalenquêtes te danken aan de Franse revolutie: om de dialecten in Frankrijk en de niet-Franse talen in de veroverde gebieden uit te kunnen roeien (of minstens het gebruik ervan te kunnen beheersen) moesten de revolutionairen uiteraard eerst weten wat waar gesproken 1
Contactgegevens auteur: Ulrich Maes, Hoogstraat 38, B-3840 Borgloon (België). E-mail:
[email protected] 258
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
HET BERLIJNSE LAUTARCHIV VAN WILHELM DOEGEN
werd. Na een eerste onderzoek binnen Frankrijk door Grégoire in 1790’92 volgde tussen 1806 en 1812 een grootschaligere bevraging door Coquebert de Montbret. Dit laatste onderzoek was meteen ook de eerste dialectenquête die (o.m.) een deel van het grondgebied van het huidige België en Nederland bestreek: een feit dat tot voor enkele jaren amper bekend was2. Ook de wereldbrand van een eeuw later gaf gelegenheid tot een opmerkelijk taalonderzoek dat tot dusver in de Nederlandse dialectologie onderbelicht gebleven is3.
2 De geschiedenis van het Lautarchiv Wilhelm Doegen (1877-1967), een Berlijnse leraar Engels, ontdekte in het begin van de twintigste eeuw het potentieel van de moderne grammofoontechniek voor het taalonderwijs. Hij gaf vanaf 1909 een succesvolle reeks cursussen Frans en Engels met opnames van moedertaalsprekers uit. Al gauw rijpte bij hem ook het ambitieuze plan van een Stimmenmuseum voor alle talen en gezangen ter wereld. In februari 1914 diende hij bij de Pruisische overheid een voorstel tot stichting van een zogeheten fonetisch instituut in. Toen enkele maanden later de Eerste Wereldoorlog uitbrak raakten zijn plannen in een stroomversnelling: van het einde van 1915 tot even na de wapenstilstand kon Doegen onder auspiciën van de kersverse Koninklijke Pruisische Fonografische Commissie4 in meer dan zeventig Duitse krijgsgevangenenkampen grammofoonopnames maken van de zowat 250 talen of dialecten van de geïnterneerde soldaten. De gevangenen moesten be-
2
Maes 2005, Bakker en Kruijsen 2007 Op een alinea in van Ginneken (1943: 41-42) na. van Ginneken was niet alleen een tijds- maar ook een geestesgenoot van de initiatiefnemer: taalverschijnselen zag hij voornamelijk als het resultaat van fysiologische processen. 4 Wegens zijn gebrek aan universitaire kwalificaties werd Doegen belast met het veldwerk en zetelden in de commissie meer dan dertig filologen, musicologen, etnologen en antropologen. 3
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
259
ULRICH MAES
paalde woorden, getallen of hele teksten5 voordragen; er werden echter ook vrije vertellingen geregistreerd. Ook nam men hun traditionele liederen op. Per opname stelden de vorsers een begeleidend dossier samen met persoonlijke inlichtingen over de zegsman (naam, foto, leeftijd, antropometrische data6, herkomst, sociale klasse, scholing, talenkennis,…), een weergave van de gedeclameerde tekst in de spelling van de overkoepelende standaardtaal, een transcriptie in fonetische tekens en een Duitse vertaling7. De 1650 schellakplaten die het resultaat van deze indrukwekkende onderneming vormen lagen in 1920 aan de basis van de Lautabteilung die aan de Pruisische Staatsbibliotheek in Berlijn opgericht werd. Doegen werd er directeur. Van 1922 tot 1925 verlegde hij zijn aandacht naar het registreren van de Duitse dialecten: in samenwerking met de Marburgse germanist Ferdinand Wrede ontstond aan de hand van de bekende veertig zinnen van Wenker een serie opnames voor de Deutscher Sprachatlas. Maar bij gelegenheid, vaak op uitnodiging van buitenlandse overheden of wetenschappers, werden ook nog vreemde talen en dialecten fonografisch vastgelegd: zo ondernam Doegen studiereizen naar o.m. Letland, Zwitserland en Ierland8. Jarenlange machinaties in het kader van de nazificering van het ambtenarenkorps leidden in 1933 uiteindelijk tot Doegens ontslag. Zijn Lautabteilung werd een jaar later omgevormd tot het Institut für Lautforschung en toegevoegd aan de universiteit van Berlijn. Ook tijdens de Tweede 5
Vooral Franse en Engelse soldaten liet men de parabel van de verloren zoon in hun dialect vertalen. Meer dan honderd jaar voordien had Coquebert dezelfde bijbeltekst al gebruikt voor zijn enquête. 6 Bij sommige sprekers werden zelfs afdrukken van de huig en röntgenfoto's van het strottenhoofd genomen. 7 In de praktijk werd eerst de tekst opgesteld en vertaald, waarna de opname op plaat volgde. Allicht wilde de Duitse ambtenarij de inhoud ervan zelf bepalen en zo nodig censureren. Was de spreker tijdens het opnemen van “zijn” tekst afgeweken, dan moest men na het persen van de plaat de transcripties aanpassen. 8 De Ierse dialectopnames uit 1928-’31 kunnen geraadpleegd worden op de website van The Doegen Records Web Project (http://dho.ie/doegen/). 260
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
HET BERLIJNSE LAUTARCHIV VAN WILHELM DOEGEN
Wereldoorlog werden er nog spraak- en muziekopnames onder krijgsgevangenen uitgevoerd, maar niet meer in dezelfde mate als tijdens WO I. De matrijzen van de fonoplaten zijn in die tijd volledig verloren gegaan. Na 1945 is het instituut onder diverse namen en vormen werkzaam gebleven, tot het in 1969 zijn zelfstandigheid volledig verloor en een onderdeel van de afdeling communicatiewetenschappen van de universiteit werd. Zijn geluidsbestanden werden verwaarloosd. Vandaag maakt het herontdekte Lautarchiv van Doegen en zijn opvolgers deel uit van de afdeling musicologie (Musikwissenschaftliches Seminar). Het bestaat uit circa 7500 schellakplaten9 uit de periode tussen 1909 en 1944. Meer dan twee derde van de platen bevat gesproken opnames, de rest muziek. Doegens verzameling uit de oorlogstijd maakt nog steeds de hoofdmoot uit, gevolgd door de proeven van Duitse dialecten uit de jaren twintig. In 1997 werd het archief mee opgenomen in een project dat de vele ongelijksoortige collecties van de Humboldt-universiteit moet ontsluiten en bewaren. Intussen zijn al de grammofoonplaten geïnventariseerd en de opnames gedigitaliseerd en in een multimediale databank ondergebracht. Op termijn zal een aantal voorbeelden van deze opnames online beluisterbaar gemaakt worden. Geïnteresseerde wetenschappers kunnen via het emailadres
[email protected] een aanvraag indienen om tot alle bestanden toegang te krijgen.
3 Dialectopnames uit het Nederlandse taalgebied Naast enkele eveneens Vlämisch genoemde maar niet nader gelokaliseerde, waarschijnlijk standaardtalige opnames bevinden zich in het Lautarchiv proeven van het dialect van soldaten uit Antwerpen, Brussel, Bug-
9
± 4500 originelen en 3000 duplicaten.
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
261
ULRICH MAES
genhout, Geraardsbergen, Leuven en Zonhoven10. Hoewel Doegen bijzondere aandacht had voor de regionale taalvariatie in Frankrijk bevatten de bestanden geen opnames van dialectsprekers uit het historisch Nederlandstalige deel van Frans-Vlaanderen. Die had hij nochtans probleemloos kunnen maken. In de lente van 1917 werd immers de in Marburg gevormde dialectoloog Theodor Frings door de Koninklijke Pruisische Academie der Wetenschappen verzocht om in de kampen van Münster en Göttingen de (Zuid-)Nederlandse11 dialecten op te tekenen12. Door een gelukkig toeval kon hij hiervoor rekenen op de hulp van de krijgsgevangen genomen filoloog Jozef Vandenheuvel13. Samen transcribeerden ze voor 56 plaatsen vertalingen van de Wenkerzinnen en daarnaast voor de helft van deze plaatsen vrije teksten in fonetisch schrift14. Na de oorlog heeft Frings de transcripties van een inleiding voorzien en uitgegeven. Op die van het Brussels15 na zijn ook de hierboven vermelde dialectplaten opgenomen tijdens Frings’ eerste registreersessie in Münster in maart 191716.
10
Katalog der wissenschaftlichen Sammlungen, zoekwoord “Flämisch”. Frings’ onderzoeksopdracht is een vroeg voorbeeld van de Westforschung, de wetenschappelijke studie van de geschiedenis en cultuur van het noordoosten van Frankrijk, Zwitserland, Nederland, België, Luxemburg en de aangrenzende gebieden van Duitsland. 12 Frings en Vandenheuvel 1921: VII 13 Frings en Vandenheuvel 1921: XXIV 14 Frings en Vandenheuvel 1921: VI 15 Deze monoloog over Nen tournée op de Vischmarkt werd al in mei 1916 opgenomen in Wünsdorf. 16 Frings en Vandenheuvel 1921: XXV 11
262
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
HET BERLIJNSE LAUTARCHIV VAN WILHELM DOEGEN
Referentie Lautarchiv17
Transcriptie Frings
vertelling
V.19.a
PK 785
Wenkerzinnen
19
Brussel
PK 203
vertelling
/
Buggenhout
PK 754/1 + 754/2
vertelling
X.32
Geraardsbergen
PK 755
vertelling
IX.29
Leuven
PK 745/2 + 745/3
gedicht
/
PK 784/1 + 784/2
Wenkerzinnen
14
PK 756 + 783
Wenkerzinnen
6
Antwerpen
Zonhoven
PK 745/1
Inhoud opname
Onder de schriftelijke dialectregistraties bevinden er zich ook vijf uit Frans-Vlaanderen. Frings heeft er destijds bij de projectleiding, dus bij Doegen en/of de Fonografische Commissie, meermaals maar tevergeefs op aangedrongen om ook tijdens zijn onderzoek in het kamp van Göttingen geluidsopnames van zijn zegslieden te maken18. De afwezigheid van geluidsregistraties van Nederlandse krijgsgevangenen is vanzelfsprekend te wijten aan de toenmalige neutraliteitspolitiek van Nederland. Toch bevat het Lautarchiv ook opnames uit Nederland. In april 1927 was Doegen immers te gast in Leeuwarden, in de provinciale bibliotheek van Friesland, voor het maken van een uitgebreide reeks19 opnames van de Friese dialecten (standaardzinnen van Wenker en van Siebs20, verhalen, versjes, liederen, gesprekken, getallen,…)21. De Tresoar, het Fries Historisch en Letterkundig Centrum dat het archief van de 17
PK = Phonographische Kommission. Frings en Vandenheuvel 1921: XXV 19 Ref. LA (= Lautabteilung) 851 tot en met 889. 20 Theodor Siebs, Duits mediëvist en frisist, leider van het opnameproject in Friesland. 21 Katalog der wissenschaftlichen Sammlungen, zoekwoord “Westfriesisch”. 18
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
263
ULRICH MAES
bibliotheek heeft overgenomen, beschikt momenteel22 over duplicaten van de opnames uit de Dokkumer Wouden, de Dongeradeelen, Ferwerderadeel, Gaasterland, Hindeloopen, de Klaaihoeke, Schiermonnikoog en Terschelling23. In 1935 zijn op een of andere manier nog twee sprekers van het Overyzelsch24 voor de geluidstrechter beland: de ene vertelt over de reden van zijn reis naar Berlijn, de andere over een varkensmarkt25. Het aantal geregistreerde dialecten uit het Nederlandse taalgebied is al bij al gering, hun geografische spreiding gebrekkig. Toch kunnen de opnames in combinatie met andere gegevens misschien nog van nut zijn voor monografieën. De huidige belangstelling vanwege de linguïstiek – zelfs de Duitse26 – voor het eenmalige, globaal beschouwd welvoorziene en digitaal toegankelijk gemaakte Lautarchiv is ondanks dit alles bescheiden te noemen. Debet hieraan zijn denkelijk de beladen tijdsgeest van het interbellum en de voorbijgestreefde, sterk door de fysiologie gekleurde invalshoek van Doegens onderzoek. Het ligt bovendien niet voor de hand
22
Het valt op dat de oorspronkelijke referentienummers van de Lautabteilung, die in de Tresoar-catalogus als “noot” aangegeven worden, ver uit elkaar liggen (LA 852, 871, 886 e.d.). Dit doet vermoeden dat men in Leeuwarden niet meer over alle opnames beschikt. Het is echter niet duidelijk of en waarom dit eventueel zo is (vriendelijke mededeling dhr. Tsjisse Hettema, medewerker Informatiebewerking Tresoar). 23 Tresoar, zoekwoord “Siebs”, verfijnen tot “geluid”. 24 Waarschijnlijk uit de streek van Hardenberg, af te leiden uit hun FN Schottert en Iemhoff (Nederlandse Familienamenbank, www.meertens.knaw.nl/nfb). 25 Katalog der wissenschaftlichen Sammlungen, zoekwoord “Niederländisch”. 26 De lauwe interesse voor het Lautarchiv is zelfs geen recent fenomeen. In een terugblik op het dertigjarige bestaan van zijn eveneens als geluidsarchief opgerichte Deutsches Spracharchiv geeft Zwirner (1962: 8) eerst een evolutieschets van het linguïstisch-theoretische kader en de opnametechnieken, waarna hij de geschiedenis van de Duitse dialectopnames in 1932 met zijn eigen werk laat beginnen. Hij negeert daarmee manifest het vergelijkbare project van Doegen. 264
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
HET BERLIJNSE LAUTARCHIV VAN WILHELM DOEGEN
dat men Nederlandse dialectregistraties in een Duits archief gaat zoeken27. Wel is het instituut al herhaaldelijk als curiosum opgevoerd en/of werd zijn materiaal als illustratie gebruikt in historische en etnologische studiën28 en documentaires29 over de Eerste Wereldoorlog.
Bibliografie BAKKER, F. EN KRUIJSEN, J. (2007), Het Limburgs onder Napoleon: achttien Limburgse en Rijnlandse dialectvertalingen van "De verloren zoon" uit 1806-1807. Utrecht. Berliner Lautarchiv (http://publicus.culture.hu-berlin.de/lautarchiv/) EVANS, A.D. (2002), Capturing race – Anthropology and photography in German and Austrian prisoner-of-war camps during World War I. In: Hight, E.M. en Sampson, G.D. (red.), Colonialist photography: imag(in)ing race and place, blz. 226-256. London. FRINGS, TH. EN VANDENHEUVEL, J. (1921), Die südniederländischen Mundarten: Texte, Untersuchungen, Karten, deel 1. Marburg. Katalog der wissenschaftlichen Sammlungen der Humboldt-Universität zu Berlin (http://www.sammlungen.hu-berlin.de/sammlungen/78/)
27
Om dezelfde reden werd tot voor kort geen aandacht besteed aan Coqueberts “Franse” dialectenquête op Nederlandstalige bodem. 28 B.v. Evans (2002: 226-227 + 253, noot 2). 29 “The Halfmoon Files” is een documentaire uit 2007 waarin aan de hand van het wedervaren van een toenmalige zegsman van Doegen ethische vraagtekens worden geplaatst bij wetenschappelijk werk dat de mens tot een onderzoeksobject reduceert (www.halfmoonfiles.de). Zelf ben ik het bestaan van zijn archief te weten gekomen door de documentaire “Vreemd volk aan het front”, uitgezonden op 4-11-2008 op Canvas, het tweede net van de Vlaamse Radio en Televisie. Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2
265
ULRICH MAES
MAES, U. (2005), De dialectenquête van Coquebert de Montbret in Limburg: vergeten pionierswerk voor de Nederlandse dialectologie. In: Taal en Tongval, jaargang 57, nummer 2, blz. 202-219. MAHRENHOLZ, J.-K. (2003), Zum Lautarchiv und seiner wissenschaftlichen Erschließung durch die Datenbank IMAGO. In: BRÖCKER, M. (red.), Berichte aus dem ICTM-Nationalkomitee Deutschland, Band XII, blz. 131-152. Bamberg. Tresoar, Fries Historisch en Letterkundig Centrum (http://zoek.tresoar.nl/) VAN GINNEKEN, JAC.
(1943), De studie der Nederlandsche streektalen. Amsterdam. ZWIRNER, E. (1962), Deutsches Spracharchiv: 1932-1962, Geschichte, Aufgaben und Gliederung, Bibliographie. Münster.
Contactgegevens Lautarchiv der Humboldt-Universität zu Berlin Musikwissenschaftliches Seminar Postadres: Unter den Linden 6, D-10099 Berlin Zetel: Am Kupfergraben 5, D-10117 Berlin Telefoon: +49-30-2093 2563 E-mail:
[email protected]
266
Taal en Tongval, jaargang 62, 2010-2