Reflectie op de Chinese cultuur in tijden van globalisering Ph. Verbeeck Geachte dames, juffrouwen, heren Ongetwijfeld participeert China heden ten dage actief aan de groeiende globalisering, in het bijzonder op economisch vlak. Door de toetreding tot de Wereldgezondheidsorganisatie in 2001 onderschrijft het land het belang van de competitie, van de vooruitgang en van de liberalisering van de handel. Dit zijn allemaal beginselen die eigen zijn aan het zogenaamde “westers model”. De vraag dient dan ook gesteld te worden of China hiermee niet verzaakt aan zijn eigen rijke traditie, zodat globalisering gelijk staat aan uniformisering en verschraling. Met deze lezing hoop ik te kunnen aangeven dat dit niet het geval is. Wanneer de westerling een klassieke Chinese tuin bezoekt, ontdekt hij soms een klein vijvertje dat verbonden is met een paviljoen. Tot zijn verbazing ziet hij vaak dat de brug die de oever van het vijvertje met het paviljoen verbindt, niet rechtdoor maar in zigzag gebouwd is, terwijl hiervoor geen enkele architecturale vereiste bestaat. Wanneer de westerse bezoeker naar de reden hiervoor vraagt, zal de Chinese gids steevast antwoorden dat alleen de boze geesten zich in rechte lijn verplaatsen. Door de brug in zigzag te bouwen, wordt het paviljoen bijgevolg beschermd. De westerling stelt zich meestal tevreden met dit antwoord, omdat dit aansluit bij het stereotype beeld dat hij heeft van de bijgelovige Chinees. Zo is 4 een ongunstig getal, 8 een gunstig. Men tekent geen contract op de 4de dag van de 4de maand, maar liefst de 8ste van de maand; de jing mao,het hoogste torengebouw in China, gelegen in Shangai, telt 88 verdiepingen en werd feestelijk geopend op 08/08/98. Achter deze brug in zigzag schuilt echter een fundamentele werkelijkheidsvisie. De Chinese tuin is een gereduceerde, symbolische voorstelling van de wereld. Men moet er de ganse diversiteit van kunnen zien. Indien de brug rechtdoor zou lopen zou die slechts één standpunt bieden, terwijl de brug in zigzag meerdere standpunten ten aanzien van de werkelijkheid mogelijk maakt. Hiermee kom ik tot een eerste kenmerkende werkelijkheidsbenadering waarin de Chinese cultuur van de onze verschilt, met name het holisme. Daar waar het westerse denken de realiteit analyseert, opdeelt in duidelijk onderscheiden categorieën, zal het Chinese denken de realiteit als één geheel benaderen. Alles is met alles verbonden. Het universum is een geïntegreerd organisme. Alle dingen worden gezien als onderling afhankelijke en onscheidbare delen van het kosmisch geheel en als verschillende manifestaties van dezelfde realiteit. Elk element wordt inclusief en relationeel gedacht. Wanneer het westerse denken het woord “ding” of “object” gebruikt, dient dit vooreerst om iets te kunnen onderscheiden van al het andere. In het Chinees wordt ons begrip “ding” dong-‐xi genoemd, dat letterlijk “oost-‐west” betekent, waarmee meteen duidelijk wordt dat hier het relationele, de onderlinge verbondenheid centraal staat. Het holisme manifesteert zich tot in de alledaagse gebruiken. Een briefomslag vermeldt eerst het land, vervolgens de stad, dan de familienaam en tenslotte de voornaam. Voor een maaltijd worden alle gerechten simultaan op tafel gezet, terwijl in het Westen de gerechten afzonderlijk, in een welbepaalde volgorde worden gepresenteerd.
Tegenover de analytische methode van het Westen staat de holistische benadering van de Chinees die vertrekt van de globaliteit. Vandaar de Chinese zegswijze : “Wanneer je het geheel zal begrepen hebben, zal je elk afzonderlijk deel begrijpen”. Dit holisme is onlosmakelijk verbonden met een tweede kenmerkende werkelijkheidsbenadering van de Chinese cultuur, met name de dynamische opvatting van de realiteit. De ganse werkelijkheid is in constante verandering. Deze verandering geschiedt niet willekeurig, maar volgens het patroon van de polaire schommeling van yin en yang. Deze cyclische werkelijkheidsbeleving vindt haar oorsprong in het feit dat China vooreerst en heden ten dage grotendeels nog een landbouwersvolk is, meelevend met het ritme van de natuur, de afwisseling van de seizoenen, de alternatie van dag en nacht, de opeenvolging van groei en verval. De Chinese combinatie van holisme en dynamisme heeft twee implicaties, waarbij meteen duidelijk wordt hoe deze werkelijkheidsvisie verschilt van de Westerse realiteitsbenadering. Een eerste implicatie heeft te maken met de houding tegenover de verandering. Doorheen de verandering is de westerling op zoek naar stabiliteit. Hij tracht onveranderlijke principes en wetmatigheden te ontdekken, hij wenst absolute waarheden te achterhalen. De Chinees kent deze fixatie op absolute waarheden en principes niet, en dit precies omwille van zijn holistisch-‐dynamische opvatting. Indien alles onderhevig is aan verandering, is het niet evident dat er zoiets bestaat als onveranderlijke, absolute, onwrikbare waarheden; zo de benadering van de werkelijkheid heel wat standpunten inhoudt, is het niet vanzelfsprekend dar er éénduidige waarheden bestaan. In het verlengde van zijn zoektocht naar onveranderlijke waarheden, zal de westerling de werkelijkheid opdelen in tegenstrijdige en bijgevolg elkaar uitsluitende categorieën : goed versus kwaad, mooi versus lelijk, geluk versus ongeluk, en dergelijke. Hierbij wordt geopteerd voor één pool ten nadele van de andere. Dit is een dualistische en exclusieve houding. Hiertegenover neemt de Chinees een bipolaire en inclusieve houding aan. Yin en yang wisselen elkaar af en zijn complementair. Geen yin zonder yang en omgekeerd : geen geluk zonder ongeluk, geen kwaad zonder goed – vroeg of laat kantelt de ene in de andere over. Ter illustratie van deze stelling verwijs ik naar een anekdote uit een klassiek taoïstisch geschrift uit de 2° eeuw v.Chr., de Huainanzi. Het verhaal gaat als volgt : Op een dag ging het paard van een oude man lopen. Zijn buren kwamen hem troosten, waarop de oude man zei : “hoe weten jullie dat dit ongeluk is?” Na een paar maanden kwam het paard vanzelf terug, gevolgd door enkele andere wilde paarden. De buren kwamen de oude man feliciteren. Hierop zei de oude man : “hoe weten jullie dat dit geluk is?” Kort daarop bereed de zoon van de oude man het paard, viel en brak hierbij zijn been. Op de troostende woorden van de buren repliceerde de oude man : “hoe weten jullie dat dit ongeluk is?” Enkele dagen later vielen barbaren het dorp aan waar de oude man woonde. Alle jonge mannen moesten het dorp verdedigen. Hierbij sneuvelden negen tienden onder hen. Maar omdat de zoon van de oude man kreupel was, diende hij niet te vechten en bleef daarmee ongedeerd. De tekst eindigt met een citaat uit het taoïstisch basiswerk, de Dao De Jing : “Zodoende verandert geluk in ongeluk en ongeluk verandert in geluk. Wie weet waar het ene in het andere omslaat?” Omdat de Chinees ervaart dat niets blijvend is, neemt hij een gematigde houding aan tegenover zowel heil als onheil. Wellicht heeft dit in de loop van de geschiedenis geholpen om in tijden van ellende, chaos en gevaar nooit de hoop op beterschap te verliezen, maar evenzeer om nooit euforisch te worden in tijden van voorspoed.
Het verschil tussen de statische westerse houding en de dynamische Chinese houding kan ook als volgt weergegeven worden : de westerling is een waarheidszoeker, de Chinees een wegzoeker. Met dit laatste bedoel ik dat de Chinees niet zozeer gericht is op absolute waarheden, maar zich de vraag stelt welke levenshouding hij dient aan te wenden binnen de veelzijdige, veranderlijke werkelijkheid. Aangezien hij vaststelt dat de werkelijkheid, in het bijzonder de natuur rondom hem, spontaan gericht is op harmonie, zal hij zich als deelnemer aan deze realiteit trachten in te passen in deze harmonie of, indien nodig, bijdragen tot het herstellen van deze harmonie vanuit het besef dat de mens het enige wezen is dat de natuurlijke harmonie kan verstoren. Vandaar het belang van vrede, orde, evenwicht, het zoeken van het juiste midden (zhong). Een tweede implicatie van de combinatie holisme en dynamisme is de zogenaamde wu wei-‐houding van de Chinees, dit is het “niet-‐handelen”. Wat hiermee bedoeld wordt zal duidelijker worden door eerst te wijzen op de westerse houding. De westerling kan omschreven worden als de man van de daad, de man van de actie. Hij gaat ervan uit dat hij de wereld kan wijzigen, dat hij kan ingrijpen in de werkelijkheid, dat hij de tijd en omstandigheden naar zijn hand kan zetten. Het Westen huldigt een prometheïsche benadering, met een wil tot absoluut meesterschap over de natuur en het gebeuren. Om dit te bereiken zal hij eerst gedachtelijk een plan, een model ontwerpen, welke hij vervolgens toepast in de realiteit. Wat hij niet beseft, is dat hij hiermee vaak de werkelijkheid geweld aandoet ofwel moet vaststellen dat de dingen niet noodzakelijk verlopen zoals hij dit wenst. In China staat het wu wei , het “niet-‐handelen” centraal. Hiermee wordt geen passiviteit, verzaking of niets ondernemen bedoeld, maar wel : niet-‐intentioneel handelen of handelen zonder het spontaan verloop der dingen te willen forceren. Het resultaat van deze houding omschrijven de Chinezen als wu wei er wu bu wei, “niet-‐handelen zodoende dat er niets ongedaan blijft”. Hoe dient deze paradoxale uitspraak begrepen te worden? Vertrekkende van de concrete situatie waarin men zich bevindt, tracht men de gunstige factoren binnen die situatie te ontwaren, waarna men deze gunstige factoren laat groeien teneinde er voordeel uit te halen. In plaats van zich zoals de westerling in te sluiten in vooraf opgestelde plannen of doeleinden die snel achterhaald zijn omwille van hun rigiditeit, laat de Chinees zich dragen door het potentieel van de situatie. Deze wu wei-‐ houding is onder meer typisch voor het Chinese strategisch denken zoals we dit reeds terugvinden in de klassieke werken over oorlogsvoering, maar dat even goed van toepassing is in economie, politiek of sociale relaties. In een historisch document daterend van de 2° eeuw n.Chr. lezen we het volgende : Het leger van Cao Cao had op de noordelijke oever van de Yang-‐Tse rivier post gevat en bereidde zich voor om de slecht bewapende zuidelijke staat in te palmen. De troepen van de zuidelijke staat hadden een nijpend tekort aan pijlen. Maar hun generaal Zhuge Liang verbond zich ertoe binnen de drie dagen honderdduizend pijlen te leveren, hetgeen een onmogelijke taak leek. De volgende twee dagen bracht de generaal door met drinken en het schrijven van gedichten. Hij had enkel opdracht gegeven om talloze strooien poppen te vervaardigen. De laatste dag bedekte een dik misttapijt de Yang-‐Tse rivier. Hierop liet de generaal twintig boten op het ritme van trommels in de richting van het vijandige leger varen, met de strooien poppen op het dek. Wanneer de vijandige legeraanvoerder de vloot zag naderen, aanzag hij deze strooien poppen voor krijgers, waarop hij zijn boogschutters het bevel gaf naar believen pijlen af te schieten. Een pijlenregen stortte neer op de poppen. Wanneer de boten de aftocht bliezen, beschikte het zuidelijk leger over een aantal pijlen dat de honderdduizend ver overtrof. Dit verhaal illustreert goed de wu wei-‐houding. De generaal handelt niet op basis van een vooraf
opgezet plan, noch tracht hij de bestaande situatie te forceren. Hij weet alleen maar dat dit seizoen gekenmerkt wordt door het regelmatig opduiken van mistbanken. Binnen dit spontaan gebeuren tracht hij de gunstige factor, m.n. de dichte mist, in zijn voordeel te laten spelen. De wu wei-‐houding is nauw verbonden met een andere notie die een centrale plaats inneemt in de Chinese werkelijkheidsvisie, met name de stilzwijgende transformatie (wang fuzhi). De werkelijkheid transformeert zich vanzelf. Eenmaal het proces in gang is, heeft het de tendens om zich vanzelf te ontplooien. Deze transformatie geschiedt stilzwijgend omdat ze geleidelijk en continu verloopt en betrekking heeft op de ganse context. Door haar progressief en globaal karakter is de transformatie zo goed als onzichtbaar. We zien enkel het resultaat van een al lang aan de gang zijnde proces. Zo ziet men zichzelf niet ouder worden, het is een geleidelijk en continu proces dat de ganse persoon aangaat. Van tijd tot tijd krijgen we kleine indicaties van dit proces, zoals de eerste grijze haartjes. Maar het is wel degelijk het ganse lichaam dat transformatie ondergaat. Wat heeft deze stilzwijgende transformatie nu te maken met de wu wei-‐houding? Het zal erop aankomen te participeren aan deze transformatie indien het proces voordeel kan bieden. Deze participatie kan enkel discreet en indirect geschieden. Om dit te verduidelijken verwijs ik naar een anekdote uit het werk van de beroemde confucianist Mencius : Een landbouwer van Song die zich bezorgd maakte dat zijn scheuten niet groeiden, trok ze omhoog. Totaal uitgeput keerde hij terug naar huis en zei tot zijn huisgenoten : “vandaag ben ik doodmoe! Ik heb scheuten helpen groeien!” Zijn zonen haastten zich om ernaar te gaan kijken, maar de scheuten waren reeds verdord. (Mencius, 2AII) Door de groei van de scheuten te willen forceren, door rechtstreeks op hen te ageren, gaat de landbouwer in tegen het aan de gang zijnde proces. Hiermee werkt hij de spontane transformatie tegen. De wu wei-‐houding participeert discreet en indirect aan de transformatie : na het ontwaren van het potentieel van de situatie, met name het spontane groei-‐ en rijpingsproces, komt het erop aan deze gunstige voorwaarden bij te staan, namelijk door het wieden. Door de grond los te maken, door hem te verluchten, bevordert men de groei zonder het spontane groeiproces te verstoren. Voor de Chinees is gans de realiteit in feite niets anders dan een opeenvolging van transformaties, en deze geschieden in stilte. Westerlingen leggen veel meer de nadruk op de “gebeurtenissen”, die zijn opvallend, zichtbaar. Hierbij wordt vergeten dat elke gebeurtenis het resultaat is van een proces dat reeds lang “ondergronds” werkzaam is. De westerling gelooft dat menselijke acties de wereld plots een andere wending doet nemen, dat de mens een plotse breuk kan veroorzaken in het continue tijdsverloop. Zo zou “11 september” een gebeurtenis zijn waardoor de wereld er plots anders uitziet dan voorheen. In werkelijkheid is “11 september” slechts het resultaat van een al lang aan de gang zijnde proces van anti-‐amerikaanse gevoelens. Dames en heren, dat de traditionele Chinese holistische en dynamische denkwijze heden ten dage nog steeds werkzaam is, ondanks de globalisering op economisch vlak, moge eveneens blijken uit de wijze waarop in China zakelijke onderhandelingen met buitenlanders gevoerd worden, met het oog op het sluiten van een overeenkomst. Vanaf de eerste ontmoeting streeft de westerling duidelijkheid met betrekking tot de haalbaarheid van een overeenkomst na. Hij wenst directe taal, heeft een duidelijk doel, wilt zoveel mogelijk informatie inwinnen en garanties bekomen. Voor de Chinese gesprekspartner dient de eerste ontmoeting om kennis te maken. Hij bindt geen gesprek aan over ernstige, zakelijke
aangelegenheden. Hij wil weten met wie hij te maken heeft en zal daarom tijd besteden aan het spreken over het klimaat, hij zal zijn buitenlandse gast vragen of de reis is meegevallen en dergelijke meer. Dit roept bij de westerling enkel ongeduld op en de vraag waarom de Chinese gastheer zoveel omwegen gebruikt. Deze Chinese houding dient gekaderd te worden binnen de holistische en dynamische benadering van de realiteit. Alvorens een contract af te sluiten, wenst de Chinees rekening te houden met álle elementen van de onderhandelingssituatie, dus ook met de actoren die deelnemen aan de gesprekken. Het komt erop aan de relatie te personaliseren. De potentiële zakenpartner moet eerst ervaren worden als een zogenaamde “vriend” en dit is enkel mogelijk wanneer hij betrouwbaar overkomt. “Betrouwbaarheid”, hsin in het Chinees, betekent dat iemand zich houdt aan wat hij zegt. Het gegeven woord, een wezenlijke waarde die haar grondslag vindt in het confucianisme, bevestigt de (wederzijdse) betrouwbaarheid en maakt het geschreven contract zelfs overbodig. Deze vertrouwensband is echter het resultaat van een proces. Gaandeweg transformeert de vreemdeling zich stilzwijgend tot een vriend. Het zakendiner vormt de ideale aangelegenheid om de persoonlijkheid van de andere te leren kennen. Tijdens dit diner wordt niet gediscussieerd over het contract, maar worden goede banden aangehaald. Vanuit zijn zin voor harmonie (he xie), een andere sleutelwaarde in de Chinese cultuur, neemt de gastheer een welwillende houding aan. Zoals Mencius schreef, en ik citeer : “De welwillendheid van de hemel is minder waard dan een vruchtbare grond, een vruchtbare grond is minder waard dan de harmonie tussen de mensen.” De Chinese persoon mijdt openlijk conflict en zorgt ervoor niet aan de basis te liggen van een evenwichtsbreuk binnen een gegeven situatie. Daarom dienen de emoties onder controle gehouden te worden, want deze ontsnappen aan de sociale wellevendheidscodes. Het zakendiner dient een aangename activiteit in een feestelijk kader te zijn. Het gesprek gehoorzaamt aan welbepaalde voorschriften en verboden : niet tegenspreken, geen choquerende opinies uiten, op niets of niemand kritiek geven, gemeenplaatsen verkondigen, aanwezigen vleien in het bijzijn van anderen, complimenten geven met betrekking tot de overvloed en de kwaliteit van de gerechten. Eenmaal gepeild naar de betrouwbaarheid van de potentiële zakenpartner, volgen de echte onderhandelingen. Ook hier zal de zorg om harmonie het halen op het verlangen uitdrukking te geven aan wat men echt wenst, denkt of weet. Dit zal leiden tot een indirect, suggestief en alluderend taalgebruik. De gereserveerdheid staat borg voor de handhaving van de harmonie. Tijdens de onderhandelingen lopen de Chinese en westerse posities uiteen wat het aanpakken van de problemen betreft. De westerling classificeert de problemen op basis van hun belangrijkheid en hij heeft de gewoonte om eerst te onderhandelen over de grootste punten van onenigheid. Hiervoor heeft hij een perfect logische reden : indien men op deze belangrijke punten geen overeenkomst vindt, is het nutteloos verder te onderhandelen omdat er geen finaal akkoord zal kunnen bereikt worden. De Chinees doet net het omgekeerde : hij begint met het onderhandelen over secundaire punten teneinde een gunstige context te creëren. Dit bevordert de verstandhouding en opent de weg voor het vinden van compromissen, zodat vervolgens kan overgegaan worden tot moeilijkere punten. Indien men zou beginnen met de moeilijkste punten, zonder een gunstige context, is de kans op slagen minimaal. Deze Chinese houding is duidelijk pragmatisch. Tenslotte komt het moment van het ondertekenen van het contract. De Chinese partij zal hieraan minder waarde hechten dan de westerling, en wel om drie redenen :
1°) De wezenlijke waarde die toegekend wordt aan het mondeling gegeven woord. Het vertrouwen dat hierop steunt weegt zwaarder door dan het geschreven contract. Terecht stelt de Franse sinoloog Faure dat het geschreven contract eigenlijk het tastbaar bewijs is van het mislukken van de overeenkomst : enerzijds getuigt de noodzaak van het geschreven contract van wantrouwen tussen de partners, anderzijds wordt de essentiële waarde van het gegeven woord miskend. 2°) Het geschreven contract drukt enkel de intentie die op dat ogenblik aanwezig is uit, maar deze intentie staat niet in steen gegrift. Door de plaatsing van een handtekening wordt de gang van zaken niet plotseling stilgelegd. De Chinees blijft openstaan voor mogelijke evoluties van de context, ongeacht of het nu gaat om de economische, organisatorische, politieke of sociale context. Niets is blijvend, en een veranderende situatie kan aanleiding geven tot afwijkingen ten aanzien van de strikte clausules van het getekend contract. Dit is geen bewijs van kwade trouw. In de dynamische opvatting van de Chinees komt het erop aan het potentieel van elke situatie te benutten, en dit in het voordeel van beide zakenpartners. 3°) De westerling heeft het daar moeilijk mee, omdat hij het strikt respecteren van het getekend contract een kwestie van principe vindt. Maar hierbij vergeet hij dat de Chinees wantrouwig staat tegenover elk principe an sich. Het principe op zich maakt aanspraak op universaliteit en onveranderlijkheid, hetgeen niet te rijmen valt met het Chinese werkelijkheidsbeeld dat gekenmerkt wordt door de diversiteit aan standpunten en de veranderlijkheid. Vanuit zijn pragmatische houding is enkel de relatie tussen het principe en de toepassing ervan belangrijk voor de Chinees. Hij weet immers hoe gemakkelijk principes misbruikt worden. Hoe vaak vallen westerse landen andere landen niet aan “in naam van de mensenrechten” of “in naam van de democratie”? Dames en heren, ondanks de introductie van het westers model, blijft China tegelijkertijd trouw aan zijn eigen werkelijkheidsvisie, in het bijzonder aan zijn holistische en dynamische benadering van de realiteit. Zelfs op het vlak van de economie waar het westers model het sterkst doorgedrongen is in de Chinese mentaliteit, weet de Chinees eigen klemtonen te leggen, zoals blijkt uit de wijze waarop hij over zakelijke contracten met westerlingen onderhandelt. Geraadpleegde literatuur BERAUD, Ph. e.a. (red.) Négociation internationale et pratique des affaires en Chine, Paris, 2007. CHENG, A. La pensée de la Chine aujourd’hui, Paris, 2007. CHIENG, A. La pratique de la Chine, Paris, 2006. JULLIEN, F. Conférence sur l’efficacité, Paris, 2005. JULLIEN, F. Les transformations silencieuses, Paris, 2009. MATHIEU, R. Lao tseu. Le Daode Jing, Paris, 2008. MOELLER, H.G. The Philosophy of the Daodejing, New York, 2006. TAI,NG, P. Chinese Culture, Western Culture. Why we must learn from each other?, New York/Shangai, 2007. VAN DER LEEUW, K. Mencius, Budel, 2008.