H oofdkantoor Bezoekadres
Naritaweg 10 1043 BX Amsterdam
Postadres Postbus 8456, 1005 AL Amsterdam
Aan de Voorzitter en leden van de Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 AE Den Haag
Postadres
Postbus 8456 1005 AL Amsterdam
T 0900 330 0300 F 020 68 44 541 I www.fnv.nl Bank 63 50 33 178
Datum
Uw kenmerk
23 september 2014 Ons kenmerk
Telefoonnr.
GvD/LR/24
020 58 16 323
Onderwerp
E-mail
AO kinderopvang 24 september a.s.
[email protected]
Geachte dames en heren, Op 24 september 2014 heeft u een Algemeen Overleg met de minister over de kinderopvang. De FNV wil vraagt daarom uw aandacht voor een aantal onderwerpen die spelen in de kinderopvang. De FNV maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkelingen in de kinderopvang. Door gebrek aan consistent beleid van dit kabinet en vorige kabinetten, is de kinderopvang in zwaar weer terecht gekomen. Kinderopvangbedrijven verliezen veel klanten en moeten bezuinigen op personeel. Veel kinderopvangorganisaties zijn failliet gegaan of staan op de rand van de afgrond. Dat heeft grote gevolgen, niet alleen voor de werknemers in de kinderopvang, die in grote getalen op straat staan, maar ook voor de ouders en de kinderen. Zo zijn de gevolgen van het flitsfaillissement van Estro, één van de grootste kinderopvangorganisaties, groot. Dat geldt niet alleen voor de werknemers, die hun baan zijn kwijtgeraakt, voor ouders en de kinderen, maar de hele gang van zaken rond Estro heeft het aanzien van de kinderopvang geen goed gedaan. Ouders verliezen hierdoor het vertrouwen en gaan, in combinatie met de hoge kosten voor formele opvang, massaal op zoek naar informele vormen van kinderopvang. De voorstellen van de FNV: Een gereguleerde markt in de kinderopvang, waarbij 80 procent van de winst weer geherinvesteerd moet worden in de kinderopvang; -
De mogelijkheden voor een flitsfaillissement terugdringen en geen versoepeling van de Faillissementswet die misbruik van het faillissementsrecht en wangedrag, zoals bij Estro, mogelijk maakt.
-
Geen verslechtering van de kwaliteit door de aanpassing van de beroepskracht-kind ratio per 1 januari 2015.
Datum
23 september 2014 Ons kenmerk
GvD/LR/24 Pagina('s)
2 van 6
Marktwerking in de kinderopvang Alhoewel de marktwerking in het verleden op de groei van de kinderopvang en het verkorten van de wachtlijsten een positieve invloed heeft gehad, zetten we nu vraagtekens bij het feit of er in de kinderopvang wel sprake is van echte marktwerking. De FNV vindt het onlogisch dat er voor wordt gekozen om de opvang van onze kinderen over te laten aan een totaal ongereguleerde markt. Iedereen kan vrij gemakkelijk een kinderopvangbedrijf beginnen en de winst volledig laten wegvloeien naar aandeelhouders, een Hedge fund of de winst in eigen zak steken. Bij het faillissement van Estro is gebleken dat er te weinig zicht is op de kinderopvangbedrijven en de winst die zij maken, waardoor bestuurders en investeerders het voor zichzelf goed regelen en de werknemers en de kinderen de dupe zijn. Estro is op zeer incorrecte wijze afgekomen van hun personeel, langlopende huurcontracten en alle financiële verplichtingen. Bovendien hebben de directieleden zich kort voor het faillissement nog verrijkt met bonussen. Een kortdurende verhuizing van Amersfoort naar Amsterdam en weer terug naar Amersfoort heeft dit mogelijk kunnen maken. De FNV vraagt zich af waarom de overheid niet kiest voor gereguleerde marktwerking in de kinderopvang met strengere regels voor een sector die onze kinderen opvangt en bovendien voor 80% wordt gesubsidieerd door belastinggeld? Zeker nu het kabinet in haar belastingplannen heeft aangekondigd dat de kinderopvangtoeslag in de toekomst niet meer via de ouders wordt uitbetaald, om rondpompen van belastinggeld te voorkomen, maar direct aan de kinderdagverblijven. Dat lijkt de FNV hèt moment om de marktwerking in de kinderopvang ter discussie te stellen. Buiten het feit dat er bij kinderopvang geen sprake is van echte marktwerking omdat er weinig sprake is van concurrentie en ouders bovendien niet met kinderen gaan slepen naar de goedkoopste aanbieder, is er geen verplichting om de winst te herinvesteren in de kinderopvang. De FNV zou het logisch vinden als een groot deel van de winst zou moeten worden geherinvesteerd in de kinderopvang en de kwaliteit van de opvang. Hiermee zou het kaf van het koren worden gescheiden en komt de winst ten goede van de kwaliteit. De FNV stelt daarom voor om de minister te vragen onderzoek te laten doen naar de marktwerking in de kinderopvang en tevens te onderzoeken of een meer gereguleerde markt problemen, zoals met Estro, in de toekomst kan voorkomen. Kwaliteit Het harmoniseren van de kwaliteitsregels Kinderopvang-peuterspeelzalen op 1 januari 2015 heeft een negatief effect op de beroepskracht-kind ratio. Er mogen nu niet zeven 3-jarigen maar acht 3jarigen in een groep met 1 pedagogisch medewerker. Deze bezuiniging komt niet ten goede aan andere groepen, bijvoorbeeld de 0-jarigen. Dit is een gemiste kans en een verslechtering van de kwaliteit.
Datum
23 september 2014 Ons kenmerk
GvD/LR/24 Pagina('s)
3 van 6
Flitsfaillissement Momenteel ligt bij de Raad van State het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voortzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I). De FNV heeft bij brief van 15 januari 2014 zeer kritisch op het voorontwerp Wet continuïteit ondernemingen gereageerd. De kritiek van de FNV wordt gedeeld door de andere vakcentrales, maar bijvoorbeeld ook door de Adviescommissie Insolventierecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en door de Vakgroep Arbeidsrecht van de Universiteit van Amsterdam. De combinatie van dit wetsvoorstel van de minister van Justitie & Veiligheid, dat – tenzij het sterk afwijkt van het voorontwerp –in feite schijnfaillissement faciliteert, staat daarmee op gespannen voet met het sociaal akkoord dat tot de primaire verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoort. Kabinet en sociale partners zijn het eens dat schijnconstructies moeten worden aangepakt, omdat deze leiden tot oneerlijke concurrentie, onderbetaling, het gemakkelijk kunnen lozen van grote aantallen werknemers, zoals bij Estro is gebeurd en soms ook uitbuiting van werknemers. In het Sociaal Akkoord van 2013 (Stichting van de Arbeid,11 april 2013:“ perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020”), wordt voorgesteld om te bepalen dat bij (schijn)faillissement de werknemers, die het betreffende werk doen, het werk volgen met behoud van arbeidsvoorwaarden. Voor deskundigen op het gebied van faillissementsrecht, zowel arbeidsjuristen als curatoren en rechter-commissarissen, is duidelijk dat de in vergelijking tot onze buurlanden extreem grote bevrijding van personeelslasten, die in Nederland het gevolg is van faillissement, het aanvragen van faillissement met het oog op een goedkope, bevrijdende doorstart aantrekkelijk maakt. Schijnfaillissement kan alleen worden tegengegaan door het verschil in werknemersrechten voor en na faillissement zoveel mogelijk weg te nemen. De kerntaak van de curator is en blijft immers, zoveel mogelijk geld voor de boedel te behouden ten behoeve van de crediteuren. Nederland is het enige land waar de bepalingen met betrekking tot overgang van onderneming in een solventieprocedure volledig niet van toepassing zijn. Daardoor is het schijnfaillissement ook een typisch Nederlands verschijnsel. De FNV is bij faillissement voor volledige toepassing van de bepalingen met betrekking tot overgang van onderneming. Al sinds 2008 (toen naar aanleiding van het voorontwerp Insolventiewet) pleit de FNV voor invoering van het model, zoals dat in Duitsland geldt: in Duitsland is de volledige regeling van overgang van onderneming van toepassing op een overgang in een insolventieprocedure. Om te voorkomen dat potentiële kopers hierdoor van een overname worden weerhouden, worden opzeggingen die samenhangen met de overgang van de onderneming, maar waarvoor de overgang niet de voornaamste reden is, voor de opzegging toegestaan. Wanneer een onderneming verkoop klaar wordt gemaakt en daar een saneringsplan of bedrijfsconcept aan ten grondslag ligt, is de opzegging niet in strijd met het opzegverbod. Aan
Datum
23 september 2014 Ons kenmerk
GvD/LR/24 Pagina('s)
4 van 6 een dergelijke opzegging dient dan een saneringsplan van de onderneming ten grondslag te liggen. Wat betreft de visie van het kabinet in de brief “een betere basis voor peuters” over harmonisering peuterspeelzalen en kinderopvang verwijst de FNV naar haar inbreng voor het AO van 19 februari jl., daarin staat, kort samengevat, dat de FNV vindt: Dat de huidige kwaliteitseisen voor de kinderopvang uitgangspunt moeten zijn voor de harmonisering van de kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderopvang; Dat de werknemers moeten worden betrokken bij de gesprekken over versterking van de pedagogische kwaliteit; Dat er een financieringssystematiek moet komen voor alle vormen van formele kinderopvang, gebaseerd op het gezinsinkomen van de ouders; Dat het kabinet met een duidelijke visie moet komen over de toekomst van de kinderopvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar waarbij kwaliteit, doorlopende leerlijnen en samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang centraal staan; Dat het kabinet met een plan moet komen om alle belemmeringen, zowel juridisch als financieel weg te nemen zodat gemeentelijke initiatieven om te komen tot integrale kindcentra, brede scholen, e.d. zonder problemen kunnen worden gerealiseerd; Dat het kabinet moet erkennen dat kinderopvang niet alleen een arbeidsmarktinstrument is maar ook een pedagogisch instrument belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen; Dat er een systeem van kinderopvang moet komen voor alle kinderen in Nederland, ongeacht of ouders beiden werken en dat alle kinderen recht krijgen op een aantal dagdelen kinderopvang; Geen jojobeleid meer en perspectief voor de sector waarbij bezuinigingen niet meer aan de orde zullen zijn; Koopkracht en echte banen met zekerheid voor de toekomst voor werknemers in de Kinderopvang. Een volledige herziening van de kinderopvang in Nederland De FNV constateert dat de kinderopvang in Nederland aan een grondige herziening toe is. De Wet Kinderopvang heeft niet datgene gebracht wat men ervan verwacht had en heeft vooral geleid tot problemen en onzekerheid bij ouders. Dat wordt nog versterkt door het plak en knip werk en de houtje touwtje oplossingen door de verschillende kabinetten om die problemen op te lossen. De problemen begonnen in 2005 bij invoering van de WK met de onmogelijke administratieve rompslomp voor ouders. Daarna volgden de opa en oma subsidie die door allerlei snel uit de grond gestampte malafide gastouderbureautjes werd misbruikt om zowel gastouders als zichzelf te verrijken, het gejojo over de hoogte van de kinderopvangtoeslag, de mislukte marktwerking in de kinderopvang (de Estros) en dan nu weer de berichten over het moeten terugbetalen van de kinderopvangtoeslag door maar liefst één derde van de ouders omdat de aanvraag kennelijk te ingewikkeld is. Nu komt als laatste ook de tussenschoolse opvang in het nieuws omdat scholen honderdduizenden euro’s moeten betalen aan de belastingdienst vanwege een tussenschoolse opvang door vrijwillige overblijfmoeders die in Nederland nog uit de 70er jaren stamt. Geen wonder dat vrouwen in Nederland als ze kinderen krijgen in kleine deeltijdbanen blijven hangen.
Datum
23 september 2014 Ons kenmerk
GvD/LR/24 Pagina('s)
5 van 6 Het wordt tijd dat het kabinet nu eindelijk eens met een echte visie komt en ervoor zorg draagt dat vrouwen met kinderen in Nederland gelijke kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Er liggen voorbeelden genoeg: bijvoorbeeld in West-Europese landen; maar ook in Nederland liggen vele rapporten met voorstellen uit het kinderopvang- en onderwijsveld ter inspiratie: zoals het SER advies “Tijden van de Samenleving” en een voorstel van de Taskforce Kinderopvang/onderwijs voor integrale kindcentra. Maar ook anderen hebben een integraal systeem voor kinderopvang en onderwijs al grotendeels uitgewerkt. Tot slot De FNV is ervan overtuigd dat het gebrek aan kwalitatief goede, betaalbare en betrouwbare voorzieningen voor (alle) ouders met kinderen, van grote invloed is op de arbeidsparticipatie van vrouwen en dan vooral op het aantal uren dat vrouwen werken. Nederland is als het om arbeidsparticipatie van vrouwen gaat, het zorgenkindje van Europa. De arbeidsparticipatie onder Nederlandse vrouwen is weliswaar hoog, maar het aantal uren dat vrouwen werken blijft sterk achter bij de andere Westerse landen en blijft flink achter bij de verwachtingen. Een nieuwe generatie goed opgeleide vrouwen betreedt de arbeidsmarkt, terwijl de oude generatie van huisvrouwen en minder goed opgeleide vrouwen met kleine baantjes, langzaamaan de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Dat zou van grote invloed moeten zijn op het aantal uren dat vrouwen nu gemiddeld zouden werken, maar helaas is dat niet het geval. Uit de laatste cijfers van CBS, uit de brief van de minister, blijkt dat het gemiddeld aantal uren dat vrouwen werken de laatste twee jaar maar zeer minimaal is gestegen en jonge vrouwen (moeders) met jonge kinderen, met een baan van meer dan 12 uur per week, slechts gemiddeld 26,6 uur werken. Vreemd is dat de moeders met kleine baantjes buiten de berekening zijn gehouden, want daar ligt nu juist het probleem. Uit het rapport van het SCP blijkt bovendien dat moeders met minder formele opvang dan gewenst, minder uren werken dan gewenst en dat moeders met jonge kinderen zelfs het afgelopen jaar 1,6 uur minder zijn gaan werken. Men kan de lage arbeidsparticipatie in uren dus niet alleen aan de economische crisis toeschrijven. De FNV denkt dat het gebrek aan consistent beleid om de combinatie arbeid en zorg voor kinderen te faciliteren, de grootste reden is dat Nederlandse vrouwen met kinderen, maar niet meer uren gaan werken en in kleine deeltijdbanen blijven hangen. Ook de Europese Commissie heeft Nederland in 2013 nog op de vingers getikt dat de gemiddelde arbeidsparticipatie, rekening houdend met het aantal uren, van vrouwen in Nederland onder het gemiddelde in Europa ligt, namelijk 45,3% tegen het Europese gemiddelde van 50%. Dat heeft grote gevolgen voor de financiële positie van vrouwen, voor hun pensioen in de toekomst, maar heeft ook invloed op het lage percentage vrouwen in topfuncties. Terwijl landen om ons heen, zoals Duitsland, flink investeren in de kinderopvang en zo werkende ouders ondersteunen en vrouwen stimuleren werk en zorg voor kinderen te combineren, lijken Nederlandse gezinnen maar te blijven hangen in het anderhalfverdienersmodel waarbij de vrouw de zorg voor huishouden en kinderen combineert met een bijbaantje en de man fulltime de kost verdient. De FNV vindt dit een slechte ontwikkeling.
Datum
23 september 2014 Ons kenmerk
GvD/LR/24 Pagina('s)
6 van 6
Hiermee worden talenten van vrouwen niet benut en worden dure opleidingsgelden maar ten dele of geheel niet terugverdiend. De FNV verzoekt de Kamer dan ook om de Minister te vragen meer ambitie te tonen als het gaat om maatregelen en beleid ter verhoging van de arbeidsdeelname in uren voor vrouwen met kinderen.
Met vriendelijke groet,
Gijs van Dijk, Lid Dagelijks Bestuur FNV
Ilse van der Weiden, Bestuurder Kinderopvang Abvakabo FNV