Toespraak Uitgesproken door Zoni Weisz op 27 januari 2011 in de Bundestag in Berlijn
Geachte heer Bundestagpräsident, Exellencies, dames en heren. Dat ik U vandaag, op de Tag des Gedenkens an die Opfer des Nationalsozialismus, hier in de Bundestag mag toespreken is een bijzonder voorrecht en een grote eer voor mij. Om samen met U de verschrikkingen uit de nazi periode op deze plaats te herdenken is een bijzondere ervaring voor mij persoonlijk, maar ook voor de gehele Sinti en Roma gemeenschap. Vandaag hier te mogen staan voel ik als een erkenning van het ons aangedane leed tijdens de nazi periode. Vandaag herdenken wij de nationaal-‐socialistische genocide op 500.000 Sinti en Roma We herdenken de Shoa, de moord op zes miljoen Joden, en we herdenken al die andere slachtoffers van het nazi regime. Een zinloze, industriële moord was het, op weerloze, onschuldige mensen, bedacht door fanatieke nazi’s, misdadigers, die hiervoor een legitimatie vonden in hun rassenwetten. Sinti en Roma werden na de invoering van de Neurenbergse rassenwetten in 1935, net als de Joden, op raciale gronden vervolgd. Joden en zigeuners werden als “fremdrassig” gedefinieerd en van al hun rechten beroofd. Ze werden uitgesloten van het openbare leven. Hieraan lag een bijzondere strategie ten grondslag. Een strategie die ik zou willen definiëren als “salami tactiek”. Steeds een stap verder, uiteindelijk resulterend in een serie van maatregelen. identificeren, registreren, isoleren, beroven, exploiteren, deporteren, en uiteindelijk vermoorden. Al direct na de machtsovername door Hitler in 1933 werd de democratische rechtsstaat in snel tempo afgebroken. Politieke tegenstanders werden opgesloten, en ook Sinti en Roma werden toen al naar de eerste concentratiekampen weggevoerd. Het antsemitisme en het antiziganisme kan in het nazi-‐Duitsland toch niemand zijn ontgaan, evenmin als de politiek om dit in concrete anti-‐Joodse en anti-‐ zigeuner maatregelen en vervolging te realiseren. De nazi’s waren duidelijk; 1
weg met “zigeuners”, weg met Joden, die zij beiden als een gevaar beschouwden. Dat het slecht met de Sinti, de Roma en de Joden zou aflopen was duidelijk. Voor de Olympische Spelen van 1936 moest Berlijn “zigeunervrij” worden gemaakt. Sinti en Roma werden opgepakt en naar een interneringskamp hier in de Berlijnse voorstad Marzahn weggevoerd, waar ze onder mensonterende omstandigheden moesten leven. In de daaropvolgende jaren werden er steeds meer Sinti en Roma families geïnterneerd, tot in de loop van het jaar 1943, op bevel van Himmler, bijna alle gevangenen naar Auschwitz-‐Birkenau werden gedeporteerd. In 1936 werd, hier in Berlijn, de Rassenhygienische Forschungsstelle, onder leiding van Dr. Robert Ritter in het leven geroepen. Mensen werden hier gefotografeerd, hun gezichten en schedels opgemeten en allerlei “bijzonderheden” vastgelegd. Reichsführer-‐SS Heinrich Himmler droeg in 1938 de Forschungsstelle op om alle in het Duitse Rijk verblijvende Sinti en Roma te registreren. 24.000 rasattesten zijn door Dr.Ritter en zijn medewerkers opgesteld, dit alles ter voorbereiding van de volkenmoord op Sinti en Roma. In het tijdschrift van het Nationaalsocialistische Artsenverbond schrijft Dr. Karl Hanneman in 1938, en ik citeer; “Ratten, luizen en vliegen zijn ook natuurverschijnselen, net als Joden en zigeuners. Al het leven is strijd, daarom moeten we al dit ongedierte geleidelijk uitroeien”. Dit behoeft naar mijn mening geen nadere toelichting, dames en heren. Dit is de waanzin ten top. Dit soort uitlatingen creëerde mede de sfeer en verschaften de nazi’s de legitimatie waardoor het mogelijk was om deze, naar hun mening zogenoemde “Üntermenschen”, uiteindelijk op grote schaal te vermoorden. Xenofobie, angst voor het vreemde en vreemdelingen, is van alle tijden. Voor Sinti en Roma was vervolging en uitsluiting niets nieuws. Reed eeuwen werden wij vervolgd en buitengesloten. Pogroms kwamen regelmatig voor. Hierdoor werd ons vaak de kans ontnomen om een normaal leven op te bouwen, om onderwijs te genieten en een normale baan te krijgen.Velen van ons werden hierdoor naar de periferie van de maatschappij verwezen. In tegenstelling tot de Joden, die vaak direct na aankomst en selectie werden vergast, werden Sinti en Roma in Auschwitz-‐Birkenau in familieverband in het
2
zogenaamde “Zigeunerlager” geïnterneerd. Na de opstand van mei 1944 in het zigeunerlager werden bijna alle mannen uit het zigeunerlager verwijderd en naar andere concentratiekampen weggevoerd. Mijn vader, mijn oom en andere familieleden zijn naar Mittelbau-‐Dora weggevoerd waar ze in de ondergrondse wapenindustrie, onder erbarmelijke omstandigheden, moesten werken. Ze zijn daar overleden. “Vernichtung durch Arbeit” De omstandigheden in het “Zigeunerlager”waren onvoorstelbaar. Honger, koude, en besmettelijke ziektes eisten iedere dag hun tol. Ik moet vaak denken aan al die moeders, ook mijn moeder, die de zorg hadden voor hun kinderen, eten uit hun eigen mond spaarden om hun kinderen in leven te houden. Ze moesten soms ondergaan dat er de meest verschrikkelijke medische experimenten op hun kinderen werden uitgevoerd. We kunnen ons vandaag moeilijk een voorstelling maken van het onvoorstelbare lijden dat deze mensen hebben doorgemaakt. In de nacht van 2 op 3 augustus werden de resterende 2900 vrouwen kinderen en ouderen uit het “zigeunerlager” vergast, waaronder ook mijn moeder, mijn zusjes en mijn broertje. Dames en heren, de volkenmoord op Sinti en Roma is nog steeds een, wat ik noem, “vergeten Holocaust”. Een vergeten Holocaust omdat er in de media nog altijd zo weinig aandacht aan wordt besteed. Ik vraag me af waarom dat zo is. Zijn aantallen slachtoffers bepalend voor de aandacht die het krijgt, of is het leed van één enkel mens belangrijk? Ik heb in de afgelopen jaren tientallen herdenkingstoespraken gehoord waarbij op geen enkele manier door de sprekers aan het lot van Sinti en Roma werd gememoreerd. Een half miljoen Sinti en Roma, mannen-‐vrouwen en kinderen, zijn tijdens de Holocaust vermoord. Niets, bijna niets, heeft de maatschappij hiervan geleerd anders zouden ze op een meer verantwoorde manier met ons omgaan. Daarom moeten we verder gaan en over de Holocaust blijven spreken. Ik adviseer de Nederlandse Sinti en Roma organisatie en ben bestuurslid van het Nederlandse en het Internationale Auschwitz comité. Ik houdt spreekbeurten op scholen en voel het als mijn plicht tegenover mijn vermoorde familie ervoor te zorgen dat het nooit vergeten wordt.
Sinti en Roma waren na de oorlog niet georganiseerd en hadden dus ook geen stem.We werden daarom ook niet gehoord. Het duurde tot de zeventiger jaren voor er zelforganisaties ontstonden en we onze stem lieten horen. Een grote uitzondering hierop was het protest tijdens de Paasdagen van 1980. 3
In het voormalige concentratiekamp Dachau werd toen door een groep Sinti een hongerstaking gehouden als protest tegen de racistische registratiemethoden van Sinti en Roma door justitie en politie. Het is ongelofelijk, maar deze registratie was gebaseerd op dossiers uit het nazi tijdperk en gedeeltelijk zelfs uitgevoerd door voormalig SS-‐personeel. Deze hongerstaking heeft destijds, zeker in Duitsland, maar ook daarbuiten, veel aandacht in de media gekregen en bijgedragen aan meer begrip voor de verschrikkingen die ons volk tijdens het nazi bewind zijn aangedaan. Dames en heren, 17 maart 1982 is een historische dag voor de Sinti en Roma gemeenschap. Op die datum ontving de toenmalige Bondskanselier Helmut Schmidt een delegatie van de Zentralrat Deutscher Sinti en Roma onder leiding van de voorzitter Romani Rose. Bij die gelegenheid zette de Bondskanselier volkenrechtelijk een zeer belangrijke stap, n.l. het erkennen van de tegen de Sinti en Roma begane nationaal-‐socialistische misdaad als volkenmoord op basis van “ras”. Deze uitspraak werd door zijn opvolger Helmut Kohl, in november 1985 nogmaals bevestigd. Bij de opening in 1997, van de permanente tentoonstelling over de Holocaust van Sinti en Roma in Heidelberg door de toenmalige bondspresident Roman Herzog, verklaarde ook hij dat de genocide op Sinti en Roma vanuit dezelfde raciale motieven werd uitgevoerd als de genocide op de Joden. Met ongeveer 12 miljoen mensen zijn Sinti en Roma waarschijnlijk de grootste minderheid in Europa. Onze wortels liggen ver terug in het oude India. Onze taal, het Romanes, is verwant aan het oude Sanskriet. Reeds in het begin van de 15 e eeuw werden Sinti en Roma waargenomen in grote delen van Europa. Velen van ons maakten deel uit van de maatschappij van het land waarin zij verbleven, en droegen op een positieve manier bij aan de maatschappij en de cultuur van het betreffende land. Er is mij gevraagd u mijn persoonlijk verhaal, en daarmee dus ook het verhaal van al die andere door het nazi regiem vervolgde en vermoorde Sinti en Roma te vertellen. Dames en Heren, we waren een gelukkig gezin. Mijn vader was musicus en repareerde en handelde in muziekinstrumenten. We woonden in een woonwagen en daar waar het familieorkest een engagement had reisden we naar toe. In 1943, toen de nazi’s al op grote schaal Joden naar Auschwitz en de andere kampen vanuit Nederland hadden gedeporteerd, besloot mijn vader dat het
4
veiliger was om in een huis te wonen en huurde een winkelpand in de stad Zutphen waar hij muziekinstrumenten repareerde en verkocht. We waren een gewaardeerde en gerespecteerde familie. Tijdens de bezetting van Nederland voerden de nazi’s allerlei maatregelen in om, zoals ook in de andere bezette Europese landen, de beroepsmogelijkheden van Sinti en Roma te beperken. Deze beperkende maatregelen waren het begin van de vervolging en deportatie van Sinti en Roma in Nederland. In Duitsland en andere door de nazi’s bezette gebieden waren deportaties van Sinti en Roma toen al in volle gang. 16 mei 1944, dames en heren, is de zwartste dag uit de geschiedenis van Nederlandse Sinti en Roma. De nazi’s hadden bevolen dat in één grote razzia in heel Nederland alle “zigeuners” moesten worden gearresteerd en naar het durchgangslager Westerbork moesten worden afgevoerd, dit in afwachting van hun deportatie naar Auschwitz. Ze werden daarbij geassisteerd door de Nederlandse politie. Na aankomst in Westerbork werden zij meteen in de strafbarak geïnterneerd en kaalgeschoren. Op de ochtend van de razzia was ik niet thuis. Ik logeerde bij mijn tante die zich met haar gezin in een klein dorpje had verscholen. Het gevoel dat door je heen gaat wanneer je hoort dat je vader, moeder, je zusjes en broertje door de nazi’s zijn opgepakt is onbeschrijfelijk. Angst, wanhoop, paniek maakt zich van je meester. We moesten zo snel als mogelijk onderduiken. We verzamelde wat kleding en het beetje voedsel dat we nog hadden en doken onder in de bossen en verschuilden ons bij boeren. Een groepje van negen mensen. Onbeschrijfelijk onze angst en onzekerheid. Na drie bange dagen en nachten werden ook wij gearresteerd en gingen op transport naar Durchgangslager Westerbork, waar we bij onze familie gevoegd zouden worden. De 19e mei was de dag van het zogenaamde “Zigeunertransport” vanuit Westerbork. Dames en heren, het toeval wil dat dit het enige transport uit Westerbork is waar filmbeelden van zijn gemaakt. U kent waarschijnlijk het beeld van het meisje tussen de wagondeuren. Het meisje droeg een hoofddoekje, waarschijnlijk omdat ze zich schaamde voor haar kaalgeschoren hoofd.
5
Dit beeld is vele jaren het beeld van de Jodenvervolging geweest, tot een Nederlandse journalist, Ad Wagenaar, ontdekte dat het meisje niet Joods was maar een Sintezza, een Sinti meisje, Settela Steinbach. Dit “zigeunertransport” was inmiddels vertrokken uit Westerbork. Het was onmogelijk ons nog op tijd op dit transport te krijgen. Men bracht ons naar een station dertig kilometer verderop, om ons daar bij het transport te voegen en ons zo samen met de andere Sinti, Roma en Joden te deporteren naar Auschwitz. Van dat station kan ik me nog ieder detail herinneren. We stonden te wachten op dat perron, daar kwam de trein. Soldaten en politie liepen rond, stampten en schreeuwden, schnell,schnell, einsteigen. Ik zag onmiddellijk waar ons gezin was. Mijn vader had het blauwe jasje van mijn zusje voor de tralies van de veewagon gehangen, ik herkende het onmiddellijk. Het was een jasje van zachte blauwe stof. Als ik mijn ogen sluit kan ik nu nog voelen hoe heerlijk zacht mijn zusjes jasje aanvoelde. Ook wij moesten bij dat transport naar Auschwitz gevoegd worden. De werkelijkheid is soms meer bijzonder dan fictie, dames en heren. Met behulp van een “goede “ politieagent, waarschijnlijk lid van de ondergrondse, wisten we te ontsnappen aan deportatie. De politieagent had ons verteld; ik geef jullie een teken en dan moeten jullie rennen voor je leven. Daar stond de trein naar Auschwitz. De beestenwagons, met mijn hele familie er in. Aan de andere kant van het perron stond een gewone personentrein. Toen de politieagent als teken zijn pet afnam zijn we gaan rennen en in de al rijdende personentrein gesprongen. Op dat moment zag ik de trein naar Auschwitz vertrekken. Mijn vader schreeuwde wanhopig vanuit de beestenwagon naar mijn tante, “ Moezla zorg goed voor mijn jongen”. Dat is het laatste wat ik van mijn geliefden zag. Dit beeld zal voor altijd op mijn netvlies gebrand staan. Ik was alleen. Als kind van zeven jaar oud ben je dan alles kwijt en val je in een onpeilbaar diep gat. Na deze wonderbaarlijke ontsnapping volgde een tijd van ontberingen en angst in de onderduik. Iedere dag bang om opgepakt te worden. Verstopt in bossen, bij boeren, in oude fabrieken en uiteindelijk bij mijn grootouders, tot het moment van de bevrijding door de geallieerden, voorjaar 1945. Na de bevrijding kwam de onzekerheid. Misschien was dat nog erger dan de angst in de oorlog. Leefde mijn familie nog? Zouden ze terugkomen?
6
Ze zijn allemaal in nazi concentratiekampen vermoord. Mijn vader, moeder, mijn zusjes en broertje en 21 familieleden. Na de bevrijding waren er geen instanties die zich het lot van de Sinti en Roma aantrokken of hulp boden. Overheden deden niets. Zoals de Nederlandse regering het later omschreef, en ik citeer; “De opvang, zo die er al was, was kil en afstandelijk”. De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog zijn binnen onze gemeenschap nog duidelijk aanwezig. Onze tweede en zelfs derde generatie is nog belast met dit verleden. Wij werden aan ons lot overgelaten. De geschiedenis van eeuwen van stigmatisering, afwijzing en uitsluiting herhaalde zich. Na de oorlog moesten Sinti en Roma proberen hun leven weer op te bouwen. Velen waren beroofd van al hun bezittingen. Hulp was er sporadisch. Diegenen die de nazikampen hadden overleefd werden binnen hun eigen gemeenschap opgevangen. Langzamerhand kwam het leven weer op gang. Konden er muziekinstrumenten worden gekocht en handel gedreven. Dames en heren, al heel jong begreep ik dat alleen onderwijs en ontwikkeling de weg naar een betere toekomst is. Na de lagere school, studeerde ik tuinbouw, bloemsierkunst, tuin en landschapsarchitectuur en kunstgeschiedenis. Alles via avondscholen en speciale cursussen. In 1962 startte ik mijn eigen bloemenzaak in Amsterdam en kort daarna begon ik een tentoonstelling en evenementen bedrijf. Alles met de grote steun van mijn vrouw, die me ook nog twee prachtige kinderen schonk. Voor vier generaties van ons koningshuis heb ik mogen werken. Ondermeer bij de inauguratie van koningin Beatrix en het huwelijk van onze kroonprins Willem Alexander heb ik de bloemversieringen gemaakt. In de loop der jaren heb ik veel grote tentoonstellingen ontworpen en uitgevoerd, en heb ik in de Verenigde Staten, Canada en de meeste Europese landen Nederlandse bloemen en planten gepromoot. Als erkenning en waardering voor mijn werk voor de Nederlandse bloemenindustrie en mijn inzet voor de Sinti en Roma in Nederland en daarbuiten, heeft koningin Beatrix mij in 2002 vereerd met een hoge koninklijke onderscheiding: Officier in de Orde van Oranje Nassau. Vandaag herdenken we de verschrikkingen van het nazi-‐tijdperk, maar staat u mij toe te spreken over de positie van Sinti en Roma, mijn volk, in het Europa van nu. In veel landen zijn wij de oudste minderheidsgroep. Het is toch
7
mensonterend hoe Sinti en Roma, met name in vele Oost – Europese landen zoals bijvoorbeeld Roemenië en Bulgarije, behandeld worden. Het overgrote deel is kansloos, heeft geen werk, geen scholing, en is verstoken van fatsoenlijke medische hulp. Hun levensverwachting is aanmerkelijk lager dan van de “gewone” burger aldaar. Discriminatie, stigmatisering en uitsluiting zijn aan de orde van de dag. In Hongarije lopen rechts extremisten weer in zwarte pakken en treiteren en molesteren Joden, Sinti en Roma. Er zijn Roma door neo-‐nazi’s vermoord, waaronder een 5 jarig jongetje. Er zijn weer cafés en restaurants met borden “verboden voor zigeuners”. De geschiedenis herhaalt zich. Deze landen zijn kortelings toegetreden tot de Europese gemeenschap, noemen zichzelf beschaafd. Het is geen wonder dat sinds enige jaren, met name Roma, naar West Europa komen op zoek naar een beter leven, een toekomst voor hun kinderen. In sommige landen in West-‐ Europa zoals Italië en Frankrijk wordt men dan weer gediscrimineerd, uitgesloten en leeft men in getto’s onder mensonterende omstandigheden. Men wordt weer uitgezet naar het land van herkomst. Deze mensen zijn echter inwoners van landen die tot de Europese gemeenschap behoren. De Europese commissie heeft, bij monde van haar voorzitter Viviane Reding, krachtig stelling genomen tegen deze niet te tolereren situatie. Ik hoop dat men de betreffende regeringen hierop blijft aanspreken. Wij zijn toch Europeanen en behoren dezelfde rechten te hebben als ieder andere inwoner, met gelijke kansen, zoals die voor iedere Europeaan gelden. Het kan en mag niet zo zijn dat een volk dat eeuwenlang gediscrimineerd en vervolgd is, nu, in de eenentwintigste eeuw, nog steeds wordt uitgesloten en beroofd van een eerlijke kans op een betere toekomst. Dames en heren, ik wil eindigen met de hoop uit te spreken dat onze geliefden niet voor niets gestorven zijn. We moeten ze blijven herdenken, we moeten de boodschap van verdraagzaamheid blijven uitdragen en we moeten blijven bouwen aan een betere wereld zodat onze kinderen in vrede en veiligheid kunnen leven. Dank U. Foto ©Rogier Fokke.
8