vno-ncw
Postbus 93002, 2509 aa Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 Ledennummer 070 349 03 66 (telefonische vraagbaak voor leden) Internet http://www.vno-ncw.nl (dienstverlening / Bilderbergconferentie)
Duurzame globalisering Discussienota Bilderbergconferentie 2008
Duurzame globalisering Over het kwetsbare evenwicht van Profit, Prosperity, People en Planet
Duurzame globalisering
vno-ncw
INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1. Inleiding en vraagstelling 2.
Wat globalisering inhoudt: eerste oriëntatie Globalisering is eeuwenoud, maar raakt in stroomversnelling Fricties en tegenbewegingen De plaats van Europa in de wereld
7 11
3. Het Nederlandse bedrijfsleven globaliseert snel Internationalisering besturen en aandelenbezit Een meer Angelsaksische stijl van ondernemen en corporate governance Profileren op innovatie
19
4.
31
Profit, voorwaarde voor Prosperity en Planet Winst en welvaart De betekenis van de internationale handelspolitiek De internationale welvaartsverdeling Effectieve ontwikkelingssamenwerking
5. People: de demografische explosie, migratie, culturele en religieuze diaspora 43 Wereldbevolking groeit explosief Migratiedruk en kennismigranten Respect voor mensenrechten en arbeidsnormen Culturele en religieuze diaspora 6.
Planet: zorgen om klimaat, voedsel, grondstoffen en energie Klimaatveranderingen Dé levensvoorwaarden: landbouwgrond en zoet water De strijd om energiebronnen en grondstoffen Klimaat- en energiebeleid
51
7. Perspectieven op de toekomst De Shell-toekomstscenario’s: balanceren tussen markt, sociale rechtvaardigheid en veiligheid De inrichting van de internationale publieke ruimte MVO: Maatschappelijk Vernieuwend Ondernemen
63
Duurzame globalisering
8.
vno-ncw
Over vooruitgang, bewustzijn, moraal en de vierde P Wat is vooruitgang? Naar een globaal en ecologisch bewustzijn Moraal en levensstijl De ultieme uitdaging van globalisering en de ‘vierde P’
71
9. Kernpunten en discussiepunten, tevens samenvatting
83
Overzicht publicaties en standpunten van vno-ncw
87
Voorwoord Juist Nederland heeft door zijn open economie zijn welvaart te danken aan handel en export. Globalisering heeft daarom veel voordelen voor ons. Maar dat is niet voor ieder evident. Heel wat burgers maken zich ongerust over hun baan, de nieuwe concurrentie, hun zekerheden, en realiseren zich onvoldoende hoeveel zij te danken hebben aan globalisering. Protectionistische geluiden steken regelmatig de kop op in de (internationale) politiek. Ik hecht daarom groot belang aan een open discussie over globalisering. Maatschappelijke vraagstukken krijgen steeds meer een internationale dimensie. Heel duidelijk wordt dat bij klimaatverandering, energiezekerheid, migratie en culturele diversiteit. Cruciale vraag is hoe deze uitdagingen adequaat kunnen worden aangepakt in een globaliserende wereld; hoe verbinden we globalisering met duurzame ontwikkeling? In het verleden heeft vno-ncw regelmatig aandacht gegeven aan globalisering: in de concrete belangenbehartiging, in publicaties en op conferenties[1]. Die aandacht is dus allerminst nieuw, maar het debat wint nu aan intensiteit. De discussie wordt in dit najaar ook bij de SER gevoerd, naar aanleiding van de adviesaanvraag van het kabinet over globalisering van april. vno-ncw heeft met het kabinet een duurzaamheidsakkoord afgesloten met vergaande afspraken over energiebesparing, duurzame energie en co2-reductie. Met deze discussienota wil vno-ncw bijdragen aan de discussie over de grote vragen waarmee wij te maken hebben: hoe om te gaan met globalisering en duurzaamheid. Ik hoop dat deze discussienota leden van vno-ncw, met name ook leden van onze regionale verenigingen en Jong Management, uitnodigt tot reflectie en discussie. De nota is een aanloop voor de Bilderbergconferentie die zal plaatsvinden op vrijdag 1 en zaterdag 2 februari 2008. Voor deze conferentie ontvangt u in december een uitnodiging (meer informatie over de conferentie kunt u vinden op www.vno-ncw.nl, onder dienstverlening/Bilderbergconferentie). Bernard Wientjes voorzitter Vereniging vno-ncw
Reacties op de inhoud van de nota zijn welkom bij de opstellers Jan Willem van den Braak en Huib Klamer, hoofd respectievelijk secretaris van de stafgroep Levensbeschouwing en Ondernemen van vno-ncw (
[email protected], telefoon 070 3490468).
oktober 2007
[1] Voorbeelden: de ncwsymposia De ziel van Europa (1999), Duurzaam ondernemen in een wereldeconomie (2000) en Waar ligt het Noorden in de globale economie? ( 2001); Bilderbergconferenties Ondernemen in het Europa van morgen (2007), Zakenwereldwereldzaken (1990) en Hoe schoon is de toekomst? (1989).
Duurzame globalisering
vno-ncw
1. Inleiding en vraagstelling
De mensheid raakt tegelijk meer verenigd en meer verbrokkeld. Zbigniew Brzezinski, vroegere adviseur van Carter[2] Wij zien duurzaamheid als een kans om het leven van mensen te verbeteren en om waarde te creëren voor de enkeling, de samenleving en de onderneming. Onze inspanningen richten zich daarbij op twee mondiale uitdagingen die iedereen aangaan: energie en gezondheidszorg. Wij willen de onderneming zijn die de oplossingen voor deze complexe zaken vereenvoudigt. Gerard Kleisterlee, ceo Philips[3]
De ramp met Paaseiland Op de paaszondag van 1722 treft de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen enkele duizenden ontredderde mensen aan op het Paaseiland, in de Stille Oceaan voor de kust van Chili (het eiland is bekend vanwege de enorme stenen beelden). Volgens later onderzoek moet de bevolking eerder uit 10.000 tot 15.000 mensen hebben bestaan. De beschaving van Paaseiland kwam in een neerwaartse spiraal terecht gedurende de eeuw voorafgaande aan de komst van de Nederlanders. Dit als gevolg van overbevolking, ontbossing en uitputting van de beperkt aanwezige natuurlijke grondstoffen. Het voorbeeld illustreert dat duurzame ontwikkeling allerminst vanzelfsprekend is. Verstand vraagt een visie op de langere termijn.
[2] Gelezen in Volzin van 10 augustus 2007. [3] Persbericht Philips 19 februari 2007 naar aanleiding van Philips ‘Sustainability Report 2006’.
Duurzame globalisering
vno-ncw
Duurzame ontwikkeling is met globalisering dé grote uitdaging voor deze wereld en voor deze tijd. Het is de gemeenschappelijke dimensie in de grote vraagstukken waarmee we kampen: klimaatverandering, energiezekerheid, voedselvoorziening, armoede, migratie, diversiteit, ontwikkelingssamenwerking en veiligheid. Het bepaalt onze toekomst en die van de generaties na ons. De vn-commissie-Brundtland omschrijft in zijn rapport Our common future in 1987 duurzame ontwikkeling als “development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs”. In de visie van Brundtland moet duurzame, houdbare[4] ontwikkeling zijn geïntegreerd met sociale en economische ontwikkeling. De waarden van Planet en People komen alleen tot hun recht bij een krachtig bedrijfsleven dat winst (Profit) maakt en zorgt voor welvaart (Prosperity). Deze visie wordt later door John Elkington voor ondernemingen uitgewerkt in het concept van de triple bottom line van People, Planet en Profit, dat nu als de grondslag wordt beschouwd van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel van deze discussienota is om inzicht te krijgen in de (on)mogelijkheid van duurzame globalisering en in onze verantwoordelijkheden als ondernemer, maatschappelijke organisaties, politiek, consumenten en burgers. Een eerste oriëntatie op globalisering en de betekenis daarvan voor ondernemingen (nieuwe kansen, bedrijfsvoering, de meer Angelsaksische stijl van ondernemen) komt aan de orde in hoofdstuk 2 respectievelijk 3. De drie P’s van Profit/Prosperity, People en Planet, zoals in hun samenhang weergegeven in het navolgende model, worden verder uitgewerkt in hoofdstukken 4, 5 en 6. [4] Wil Derkse wijst op de betekenis van het Engelse woord sustainability die niet geheel doorklinkt in het Nederlandse duurzaamheid. In het werkwoord to sustain zit bestendigheid, maar gekoppeld met de grond of de gronden van deze bestendigheid. Het gaat om bestendigheid die gedragen wordt of gedragen moet kunnen worden. Wil Derkse: Duurzame ontwikkeling? Inaugurele rede Technische Universiteit Eindhoven 1995.
Hoofdstuk 7 bespreekt de perspectieven. Daarbij wordt ingegaan op de drie Shell-scenario’s voor 2025, de internationale publieke ruimte, de verantwoordelijkheden van bedrijven (waarbij mvo wordt opgevat als maatschappelijk vernieuwend ondernemen). Hoofdstuk 8 onderzoekt de mogelijkheden van een ‘globaal bewustzijn’ en gaat in op de ‘geest’ die het proces van globalisering bezielt (de ‘vierde P’ van het Griekse woord Pneuma, dat geest, adem betekent).
Leidvragen bij lezing Ondernemers zouden zich bij lezing steeds de vraag kunnen stellen: Wat betekent globalisering voor mijn bedrijf? • Wat zijn de nieuwe internationale markten en concurrenten? • Welke kansen en bedreigingen doen zich voor? • Hoe internationaal zijn uitbesteden van werk, inkoop van grondstoffen, halffabrikaten en aanschaf van investeringsgoederen • Zijn (kennis)migranten in de toekomst nodig? Welke mogelijkheden heeft mijn bedrijf om duurzaamheid te bevorderen? • Denk aan eco-ëfficiëntie van eigen producten. • Zuiniger productieprocessen (‘cleantech’); denk aan gebruik van nieuwe, lichtere en duurzame materialen; beperking van afvalstoffen en co2; zuinig verbruik van grondstoffen, water en energie; vervoer en transport. • Welke marktkansen liggen er voor innovatieve duurzame technologieën?
Model: de drie P’s van duurzame globalisering Profit/Prosperity • winst en welvaart • de internationale welvaartsverdeling • ontwikkelingssamenwerking
People • demografische groei • migratie • mensenrechten en arbeidsnormen • diaspora van culturen en religies
Planet • klimaatveranderingen • dé levensvoorwaarden: landbouwgronden, zoet water • beschikbaarheid energie en grondstoffen
Duurzame globalisering
vno-ncw
2. Wat globalisering inhoudt: eerste oriëntatie
Globalisering is eeuwenoud, maar raakt in stroomversnelling Voormalig premier Lubbers definieert globalisering als volgt: “Globalisation is a process in which geographic distance becomes a factor of diminishing importance in the establishment and maintenance of cross-border economic, political and socio-cultural relations. This process reaches such intensity that relations change fundamentally, and people become aware of that change. The potential internationalisation of relations and dependencies creates opportunities, but also causes fear, resistance, actions and reactions”.[5] Globalisering is niet nieuw. Alexander de Grote vestigt in de 4e eeuw voor Christus in een kort tijdsbestek een wereldrijk dat zich uitstrekt van Macedonië tot aan de Indus. Later veroveren de Romeinen de gebieden rond de Middellandse Zee en in Noord-Europa. Dat imperium gaat vervolgens ten onder in de grootschalige volksverhuizingen vanuit het Oosten (migratie is allerminst een nieuw verschijnsel). In de moderne tijd geven de ontdekkingsreizen - te beginnen met Columbus’ onverwachte ontdekking van Amerika in 1492 - de impuls tot wereldwijde handel en de vestiging van overzeese koloniën, wat leidt tot intensievere onderlinge betrekkingen. Economieën en staten raken meer op elkaar georiënteerd.
10
[5] In Derkse e.a.: In quest of humanity in a globalising world, Budel: Damon, 2000.
11
Duurzame globalisering
vno-ncw
Juist in de laatste decennia is het internationale verkeer sterk geïntensiveerd. Dan gaat het om handelsgoederen, diensten, kapitaal en mensen, maar ook om informatie en tv-beelden. In de globale netwerkmaatschappij[6] zijn plekken op de wereld steeds vaker met elkaar verbonden, verknoopt en op elkaar georiënteerd. Daarmee heeft iedereen te maken: ondernemers, politici, journalisten, werknemers en consumenten. De oorzaken zijn allereerst technologisch, maar ook politiek en economisch: - Technologisch. Door media, satellietverbindingen, internet (het wereldwijde web) zijn informatie, nieuws en beelden wereldwijd direct beschikbaar. Door snellere transportmiddelen zijn fysieke afstanden steeds gemakkelijker en sneller te overbruggen. - Politiek. De Europese politieke samenwerking resulteert in de Europese Unie en de interne markt; het communisme in Midden- en Oost Europa stort in; internationale afspraken worden gemaakt over afbouw van handelsbeperkingen in het kader van de wto (World Trade Organisation). - Economisch. Het marktmodel is breed omarmd als best mogelijke systeem voor economische coördinatie, in Midden- en Oost-Europa, China en India. Deze liberalisering leidt vanaf de jaren negentig tot het ontstaan van grotere, wereldwijde markten voor consumptiegoederen, grondstoffen en kapitaal. De wereldhandel neemt fors toe en daarin profileren zich nadrukkelijk nieuwe landen. Ook de financiële markten groeien sterk (met name de handel in effecten, valuta’s, ‘swaps’, opties, derivaten, schuldpapier, hypotheken, leningen). De Nederlandse economie raakt steeds meer geïnternationaliseerd, zoals blijkt uit onderstaande tabel. De omvang van onze export is sinds 1975 fors gestegen, zoals ook die van andere landen. Daarbij is ons aandeel in de wereldhandel ongeveer gelijk gebleven en gaat driekwart van onze export naar de EU-landen. Ook de omvang en waarde van de Nederlandse investeringen in het buitenland zijn zeer fors toegenomen (van minder dan 100 miljard euro in 1990 naar 533 miljard euro eind 2005), zoals ook de buitenlandse investeringen in Nederland (379 miljard euro eind 2005). Het aandeel van buitenlandse ondernemingen in de binnenlandse productie is sterk gestegen, met name in de industrie (van 28 procent in 1996 tot 40 procent in 2005; onder meer door de overnames van daf en Hoogovens). [7] [6] Het begrip is afkomstig van de Spaanse socioloog Castells. [7] Persbericht CBS van 25 juli 2007.
12
Tabel: ontwikkeling Nederlandse export en aandeel in wereldhandel tussen 1975 en 2005
1975 1990 2005 199 331 460 bbp per hoofd (€) 15.244 22.168 28.372 omvang uitvoer (mrd €) 19 109 282 omvang uitvoer (% BBP) 10 33 61 aandeel in werelduitvoer (%) 4,2 3,8 3,9 bbp (mrd €)
Bron: Rabobank: Nederland in een grenzeloze wereld, globalisering in perspectief
Ook de cultureel-religieuze dimensie is sterk aanwezig. Globalisering gaat steeds gepaard met verspreiding van waarden. Alexander de Grote verspreidt de hellenistische cultuur onder de onderworpen volkeren. In het kielzog van Columbus bekeren missionarissen de primitieve Indianen. In onze tijd dringen westerse consumptiewaarden zich wereldwijd op, terwijl omgekeerd grote migrantengroepen en hun nazaten leven in een diaspora van culturen en religies. Vreemde culturen komen steeds dichterbij, wat regelmatig leidt tot schrikachtige, afwerende reacties. De mensengemeenschap is een global village geworden, waarin ieder met ieder te maken heeft en waarin het probleem van de ene bewoner al snel het probleem van de ander wordt. De bewoners van het dorp kunnen er niet mee volstaan hun eigen tuintje in te richten en te onderhouden, maar moeten over hun schutting heenkijken. Ze komen elkaar steeds vaker tegen. Globalisering leidt tot een groeiende vervlechting en interdependentie van naties, economieën en culturen. Vraagstukken van duurzaamheid, energie, veiligheid en migratie krijgen een grensoverstijgend karakter en kunnen niet meer door afzonderlijke, autonome naties worden aangepakt. Dat vraagt om nieuwe manieren van coördinatie die verschillende vormen kunnen aannemen: spontane samenwerking en/of nieuwe (internationale) regelgeving en/of vrije marktwerking.
Fricties en tegenbewegingen Globalisering creëert tal van kansen, maar veroorzaakt ook schokken, fricties en tegenbewegingen. Ook dat is niet nieuw. Nadat in vorige eeuwen koloniën als wingewest waren onderworpen aan westerse heerschappij, ontstaan als reactie daarop in de vorige eeuw onafhankelijkheidsbewegingen in Zuid-Amerika, Afrika en Azië, die gericht zijn op erkenning en zelf13
Duurzame globalisering
vno-ncw
standigheid (dit streven naar erkenning is volgens de Amerikaanse politiek filosoof Francis Fukuyama de drijvende kracht in de geschiedenis.[8]) De politieke onafhankelijkheid is gerealiseerd, maar de economische en sociale emancipatie van veel voormalige koloniën staat nog in de kinderschoenen. Ook het Westen kent zijn fricties in deze tijd. Multinationals realloceren hun productie en sluiten regelmatig vestigingen. China lijkt in de wereld de productiewerkplaats bij uitstek te worden. Die nieuwe dynamiek geeft onvermijdelijk onrust en onzekerheid. Dat blijft binnen de perken als de economie in andere sectoren nieuwe perspectieven biedt en mensen flexibel genoeg zijn om elders emplooi te vinden. Een groep burgers ziet in globalisering voordelen, kansen en uitdagingen, weet zich aan te passen, is zelfredzaam en ‘employable’. Maar een andere groep voelt zich onzeker, zoekt bevestiging van de eigen identiteit, maakt zich zorgen over zijn toekomst, heeft moeite met het nieuwe arbeidsethos dat hamert op flexibiliteit, aanpassing en harder werken, en hecht aan de bestaande zekerheden (de regeringscoalitie koos in zijn akkoord voor het treffende motto ‘dynamiek en zekerheid’). Deze onzekerheid verklaart de stembusuitslag bij de laatste verkiezingen (de Socialistische Partij en de Partij voor de Vrijheid leggen veel nadruk op het behoud van sociale zekerheden respectievelijk de nationale identiteit).
[8] Francis Fukuyama, Het einde van de geschiedenis en de laatste mens (vert.), Amsterdam: Contact, 1992. Dit streven naar erkenning berust op een interpretatie van de geschiedfilosofie van de Duitse filosoof Hegel.
14
Protectionistische en nationalistische tegenkrachten zijn sterk. Niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten. Kyotoverdrag (1997) is door grote industriële naties als de Verenigde Staten, Australië, India en China niet ondertekend (ook al is op de G-8 top begin juni 2007 vooruitgang geboekt). De laatste wto-ronde voor verdere liberalisering van de handel (de zogenoemde Doharonde), begonnen in 2001, is eind 2006 vastgelopen en een doorbraak is de eerstkomende jaren onwaarschijnlijk. De Verenigde Staten treden steeds vaker unilateraal op en leggen de facto hun wil op aan andere landen (in internationale politieke kwesties, maar ook bij corporate governance en accountancy standards). Energieleverende landen als Rusland, Bolivia en Venezuela treden zelfbewuster op en schromen niet om eenzijdige maatregelen te treffen (dichtdraaien van de gaskraan, nationalisatie van bezittingen van buitenlandse ondernemingen en herziening van eerder gemaakte afspraken). Er is een krachtige tegenbeweging van antiglobalisten en andersglobalisten. Zij wijzen op de omvangrijke armoede en de grote inkomensverschillen die wereldwijd eerder zouden toenemen dan afnemen, en de grote milieudruk.
Meer fundamenteel zijn de tegenbewegingen in de islamitische wereld, die de westerse waarden en leefstijl (materialisme, individualisme, secularisme) afwijzen als een bedreiging van de eigen religie en cultuur, en zich verzetten tegen moderne verworvenheden als de gelijke rechten van mannen en vrouwen en de scheiding tussen kerk en staat. Dat verzet leidt tot nationalisme en in het uiterste geval zelfs terrorisme. Er is wel gesproken van een clash of civilizations [9] (MacWorld versus Jihad), maar deze visie miskent dat de overgrote meerderheid van de bevolking in islamitische landen gematigd is en allereerst verlangt naar een redelijk bestaansniveau. Maar er is wel een clash of values.
De plaats van Europa in de wereld [10] Europa is een mooi voorbeeld hoe naties die eeuwen lang met elkaar oorlog hebben gevoerd, hun conflicten beslechten en tot vruchtbare samenwerking weten te komen. Ondanks alle scepsis, kritiek en de regelmatig optredende politieke stagnaties, is het project Europa een groot succes. Sinds de vorming van de Europese Gemeenschap in 1957 (en de voorloper daarvan, de EGKS in 1951) is er geen oorlog meer gevoerd tussen EG-landen en zijn de handel tussen lidstaten en de welvaart van burgers fors toegenomen. Het ontstaan van de Europese en Monetaire Unie in 1992 en de versterking van de interne markt leiden in de jaren negentig zelfs tot een zekere euforie over Europa (‘euroforie’). Vanaf dat moment gaan bedrijven grensoverstijgende samenwerkingsverbanden en fusies aan. In het nieuwe millennium is Europa meer verdeeld geraakt. Het voorstel voor een Europese grondwet werd door de Nederlandse en Franse bevolking in 2005 afgewezen. vno-ncw heeft in maart 2007 een positieve en pragmatische visie op de toekomst van de eu uiteengezet in de nota Een Europa dat werkt![11] Daarin kiest de organisatie voor een economisch sterk, duurzaam, sociaal en veilig Europa, dat zijn kracht vindt in de diversiteit van de lidstaten op politiek, cultureel, sociaal en religieus terrein. Het unieke, dynamische karakter van de Europese Unie (zonder vooraf vastgelegd einddoel) past daar zeer goed bij. Het bedrijfsleven heeft alleen maar te winnen bij verdere integratie van de Europese economie. Een goede toekomst voor Nederland, met zijn strategische ligging binnen Europa, ligt zonder de geringste twijfel binnen de eu. De wereldwijde concurrentie wordt steeds heviger, nu ook vanuit nieuwe landen als China, India en Brazilië. En tegelijk kampt Europa met een steeds forser vergrijzingsprobleem. De politieke en de economische concurrentiepositie van Europa in de wereld moet blijvend versterkt worden. De eu heeft
[9] Samuel Huntington, The clash of Civilisations and the Remaking of World Order, New York: Schuster, 1996. [10] Zie over Europa de Bilderbergdiscussienota Ondernemen in het Europa van morgen, uitgave vnoncw 2006. [11] De brochure is in een Engelse versie verschenen onder de titel A Europe that works! Zie ook de vno-ncwbrochure The European Union back in business? (augustus 2007) alsmede Rondje Europa; actuele onderwerpen in het kader van het Portugese voorzitterschap 1 juli 2007-1 januari 2008 (uitgave vnoncw, september 2007).
15
Duurzame globalisering
vno-ncw
in dat licht een zeer duidelijke meerwaarde ten aanzien van grensoverschrijdende vraagstukken als: – Vervolmaking van de interne markt. – Energiezekerheid en een gezond milieu (klimaatproblematiek). – Veiligheid en internationale criminaliteitsbestrijding. – Bescherming van de buitengrenzen en immigratiebeleid. – Kennisontwikkeling en -verspreiding (innovatie). De handelspolitiek kan daarbij gezien worden als een integraal onderdeel van de Lissabonstrategie inzake de concurrentiepositie van de eu. Andere vraagstukken kunnen volgens de vno-ncw-nota juist beter door de lidstaten of door zelfregulering van maatschappelijke instellingen tot een oplossing gebracht worden. Subsidiariteit betekent dat zaken nationaal moeten worden aangepakt als dat kan, maar Europees als dat nodig is. Bij nationale zaken gaat het in ieder geval om de sociale zekerheid en de directe belastingen. Om de Europese agenda goed te kunnen uitvoeren, zullen de lidstaten hun eigen nationale sociaal-economische huis goed op orde moeten hebben. Het gaat hierbij met name om het voldoen aan de financieel-economische criteria van het Groei- en Stabiliteitspact (begrotingstekort, staatsschuld en inflatie), maar ook om de herijking van de verzorgingsstaatarrangementen in de richting van meer flexibiliteit en eigen verantwoordelijkheid. Voor veel lidstaten valt hier nog veel te doen; Nederland heeft hier al veel bereikt. Eind juni 2007 bereikten de regeringsleiders van de eu-lidstaten in Berlijn een akkoord over een pragmatische Verdragsaanpassing in plaats van een fundamentele Grondwet. Dit akkoord past heel goed bij bovengenoemde visie, omdat het ten aanzien van de betreffende grensoverschrijdende vraagstukken tot institutionele aanpassingen en efficiëntere besluitvormingsprocedures komt en anderzijds waar mogelijk ook bevoegdheden bij de lidstaten laat. Hopelijk zullen de lidstaten het akkoord in de loop van 2008 ratificeren en kan de EU zich daarmee ontworstelen aan de impasse waarin het sinds 2005 terechtkwam.
Frans-Spaanse staalbedrijf Arcelor door Mittal Staal. De voorbeelden van de Indiase bedrijven Mittal en Tata - dat Corus/Hoogovens overnam - laten zien dat globalisering een tweerichtingskarakter krijgt en westerse landen niet vanzelfsprekend de leidende rol hebben. Op termijn zullen zeker ook de landen van ex-Joegoslavië nog lid worden van de EU (Kroatië en Macedonië zijn al kandidaat-lid). Maar volgens velen heeft de EU daarmee wel zijn uiterste omvang bereikt. De discussie gaat nu vooral over Turkije en heeft ook een geopolitieke betekenis. Turkije kan met zijn veelbelovende economie en zijn strategische ligging een brugfunctie vervullen tussen Europa en de Islamitische wereld. Turkije heeft grote vooruitgang geboekt in de naleving van mensenrechten en de versterking van zijn democratie, en vormt met zijn seculiere staatsvorm en zijn economisch succes voor gematigde moslims een aantrekkelijk alternatief voor de meeste moslimstaten die geen scheiding kennen tussen staat en godsdienst en economisch slecht presteren.
Beleidsprioriteiten Europese werkgeversorganisatie businesseurope businesseurope is de Europese koepelorganisatie van het bedrijfsleven, waar alle cen-
trale werkgeversorganisaties van de EU-landen en nog enkele andere landen zijn aangesloten, dus ook vno-ncw. Recent werden de prioriteiten 2007-2009 vastgesteld, die alle in directe of indirecte relatie staan met de globalisering: 1. Implement the reform for growth and jobs. 2. Integrate the European market. 3. Shape globalisation and fight all kinds of protectionism. 4. Promote a secure, competetive and climate-friendly energysystem. 5. Reform European social systems to respond to global challenges.
Ook in de eu komen nationale belangen sterker op de voorgrond te staan. eu-lidstaten springen vaak moeilijk over de schaduw van hun nationale belangen heen. Op economisch gebied blijkt dat bij de discussie over afbouw van landbouwsubsidies (ook in het wto-overleg hét grote struikelblok) en het maatschappelijk verzet tegen de Europese dienstenrichtlijn (het schrikbeeld van de Poolse loodgieter dat veel emotie oproept). Maar ook bij de nationale sentimenten over de fusies van banken (onze eigen abn amro), de overnames van energiebedrijven en de overname van het Luxemburgs16
17
Duurzame globalisering
vno-ncw
3. Het Nederlandse bedrijfsleven globaliseert snel
Internationalisering van besturen en aandelenbezit Hoe Nederlands zijn onze multinationals nog? Het merendeel van hun omzet en hun personeel zit in het buitenland. De aandelen van de 25 aex-fondsen zijn inmiddels voor het overgrote deel in buitenlandse handen. De afgelopen jaren kwam een aantal grote vooraanstaande Nederlandse bedrijven in buitenlandse handen (daf, Hoogovens, Vendex, vnu, abn Amro; er zijn biedingen gedaan op de aandelen van Numico en Stork). Bij dertien van de 25 aex-fondsen is inmiddels een buitenlander ceo; in 2000 waren dat er nog vijf.[12] Het Financieele Dagblad berekende dat 20 procent van de aandelen eigendom is van Nederlanders en dat de rest buitenlands bezit is. In tien jaar tijd liep het aandelenbezit van de grote Nederlandse institutionele beleggers (pensioenfondsen, verzekeraars) in aex-fondsen terug van 33 procent naar 14 procent.[13] Er vond als het ware een uitruil plaats tussen Nederlandse institutionele beleggers en buitenlandse.[14] Ook financiële fondsen uit het Verre Oosten - vaak gevoed uit grote handelsoverschotten, met name van China - worden actiever. De internationalisering heeft geleid tot een forse stijging van de topinkomens, want multinationale ondernemingen richten zich op beloningen die op de internationale arbeidsmarkt gebruikelijk zijn, waar de egalitaire normen van de Nederlandse arbeidsmarkt niet gelden. Dat leidt voortdurend tot grote ophef in de Nederlandse media, politiek en samenleving. De 18
[12] De Pers, bericht 25 mei 2007. [13] Gelezen op www.pwc. com (PriceWaterhouseCoopers). Overigens is de Amsterdamse effectenbeurs aanmerkelijk sterker gepenetreerd door buitenlandse beleggers dan beurzen in Zwitserland, België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, aldus het esb-dossier Globaliseren in Nederland van juli 2007, p. 45. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de sterke aanwezigheid van grote multinationals in Nederland. [14] Interview met Morris Tabaksblat in nrc Handelsblad van 19 mei 2007.
19
Duurzame globalisering
vno-ncw
vakbeweging spreekt van een graaicultuur. Het kabinet wil de Nederlandse ondernemingsraden een recht van advies geven over de inkomens van de (internationale) topbestuurders. Maar het lijkt een onrealistische wens dat Nederlandse normen moeten gelden voor ondernemingen en hun bestuurders die wereldwijd opereren. Multinationals doen hun naam van multinational eer aan en kunnen steeds minder als nationaal bezit worden beschouwd, waar nationale normen gelden. Er ontstaat meestal een mengeling van ondernemingsculturen met meer of minder Nederlandse, Belgische, Duitse, Engelse, Amerikaanse, Franse en Zweedse elementen. Dat ervaren sommigen als een verlies, maar anderen zien dit als onafwendbaar of - veel positiever - als een verrijking. Regelmatig wordt gewaarschuwd voor een uitverkoop van Nederlandse bedrijven (zie bijvoorbeeld het kader), maar niet moet worden vergeten dat Nederlandse bedrijven ook overnames doen in het buitenland.[15] Maar liefst 50.000 Nederlandse bedrijven hebben buitenlandse dochters en vestigingen.
[15] Cijfers 2006. De waarde van overnames door Nederlandse bedrijven in het buitenland bedroeg 76 miljard euro, tegenover 48,2 miljard voor overnames van Nederlandse door buitenlandse bedrijven. esb-dossier Globaliseren in Nederland juli 2007, p. 45. [16] esb-dossier Globaliseren in Nederland, juli 2007, p. 58. [17] nrc Handelsblad van 1 juli 2006.
20
Globalisering verandert de bedrijfsvoering. Ondernemingen nemen hun investeringsbeslissingen vanuit een wereldwijd perspectief en staan voor de keuze of zij bedrijfsfuncties - productie, research, administratie - of onderdelen daarvan hier houden of verplaatsen. Zij wegen daarbij marktkansen, arbeidskosten en beschikbaarheid van personeel af tegen extra kosten voor transport en management, kwaliteitsgaranties en langere levertijden. Bedrijven krijgen het karakter van globale netwerken waarbinnen de onderdelen intensief informatie, kennis, diensten en onderdelen uitwisselen. Ook mkb-ondernemers, die zich altijd meer oriënteren op de binnenlandse markt, overwegen veel vaker om delen van hun maakwerk - zeker het standaardwerk - te outsourcen en kopen hun materialen, halffabrikaten en onderdelen gemakkelijker in bij buitenlandse leveranciers. Dat heeft veel economische voordelen en biedt bedrijven de gelegenheid om zich te concentreren op ontwikkeling, ontwerp, klantrelaties en regiewerk. Overigens lijken mkb-ondernemingen minder te investeren in het buitenland dan collega-ondernemers in andere Europese landen (Denemarken, Zwitserland, Ierland, Noorwegen). [16]
Ex-ing-topman Aad Jacobs vreest nationale uitverkoop[17] Ook ondernemers zijn niet altijd gelukkig met de opkomst van de Angelsaksische stijl van ondernemen. “Dit is mijn wereld niet meer.” Oud-ing-topman Aad Jacobs, commissaris bij bedrijven als VNU en Shell, spreekt van de razernij van financiële opkopers (private equity) en speculatieve beleggingsfondsen (hedge funds). “Niemand is meer veilig. Kortetermijndenken is de norm geworden.” Hij vreest dat over tien tot
vijftien jaar geen Nederlands bedrijf meer te vinden is in de aex-index. “Kijk naar de strijd om de macht bij de effectenbeurzen. Chirac komt op voor het Franse belang, Merkel voor het Duitse, maar heeft u Balkenende of Zalm iets horen zeggen over het Nederlandse belang? Niemand komt op voor het landsbelang. Wij zijn vol van handelsgeest en Europese level playing fields, maar andere landen niet. Ik heb het gevoel dat we zo Europees zijn en zo voor globalisering, dat we vergeten dat het niet slecht is om aan je zelf te denken en aan het belang van het land. Maar kijk je naar het voetbal, dan zijn we opeens wel nationalistisch.”
Een meer Angelsaksische stijl van ondernemen en corporate governance Als je alleen kijkt naar het scorebord en niet naar de bal, dan win je de wedstrijd niet. Tony DeNunzio, ceo Maxeda [18] We doen in Nederland nog altijd of we Rijnlands zijn en we het stakeholdersmodel aanhangen. Maar het spel dat wordt gespeeld, is Angelsaksisch en richt zich exclusief op shareholder value. De strategie van een bedrijf wordt steeds vaker in puur financiële, in aandeelhouderstermen gedefinieerd. Bij private equity zie je dat ook. Als het rendement hoog is, is de strategie goed, want de strategie is het halen van een hoog rendement. Het gaat om de knikkers. Binnen dat model past het om bestuurders een paar knikkers te geven als een goede deal veel knikkers oplevert. Jeroen Kirch, adviseur van Hay [19] In het beursgenoteerde bedrijfsleven waait een sterke westenwind. Met de internationalisering wordt de Amerikaanse stijl van ondernemen steeds meer de norm: meer nadruk op winstgroei, kortetermijnresultaten, meer zeggenschap voor aandeelhouders over te volgen strategie en Amerikaanse standaarden voor corporate governance en accountancy. Er komt een nieuw type aandeelhouder. De aandeelhouders van vroeger waren tevreden met een mooi rendement per aandeel en een koersstijging was hooguit mooi meegenomen. Tegenwoordig verwachten aandeelhouders een stevige jaarlijkse winstgroei per aandeel en ook nog een koersstijging. Besturen zijn voortdurend op zoek naar middelen om die ambitieuze doelstellingen te halen, bijvoorbeeld door inkoop van eigen aandelen, verkoop van bedrijfsonderdelen of nieuwe overnames. Er is veel discussie over de rol van hedge funds en private equity fondsen die enorme hoeveelheden kapitaal van beleggers weten aan te trekken; op dit moment wereldwijd tenminste 1.400 miljard dollar voor hedge funds en
[18] fem Business, april 2007. [19] Interview fem Business van 21 april 2007.
21
Duurzame globalisering
vno-ncw
350 miljard dollar voor private equity fondsen. [20] Door bankleningen tegen de huidige lage rente bedragen de kapitalen die beschikbaar zijn voor overnames zelfs een veelvoud hiervan (de zogenoemde hefboomwerking). De publieke opinie is vaak eenzijdig negatief over deze fondsen. Ten onrechte. Want private equity vervult een belangrijke rol bij bedrijven die willen uitbreiden of herstructureren, en bij starters (venture capital); dit kapitaal blijft meestal gedurende een aantal jaren aan de onderneming verbonden. Een probleem ontstaat als de rentabiliteit en continuïteit op de lange termijn worden geschaad door het streven naar winst op korte termijn. Daarbij moet vooral worden gedacht aan hedge fondsen die hun beleggers hoge en snelle rendementen beloven, aandringen op maatregelen die op korte termijn de winst verhogen (door strategieverandering, opsplitsing) en hun aandelen zo snel mogelijk weer met winst doorverkopen. Soms moet het overgenomen bedrijf via financieringsconstructies en leningen de overname grotendeels zelf financieren (bijvoorbeeld pcm uitgevers).
[20] nrc Handelsblad van 24 februari 2007. [21] esb-dossier Globaliseren in Nederland, juli 2007, p.43. Ter aanvulling: de kortere duur van de relatie aandeelhouder-onderneming hangt ongetwijfeld ook samen met een algemene tendens dat relaties korter van duur zijn en minder stabiel zijn (meer echtscheidingen, minder trouwe en meer zwevende kiezers, korter durende dienstverbanden van werknemers).
22
De markteconomie krijgt met de internationalisering van de aandelenmarkten een nieuw gezicht. Aandeelhouders worden aandeelhandelaren. Aandelen wisselen steeds sneller van eigenaar, niet alleen bij hedge funds maar ook bij stabiele aandeelhouders; hielden pensioenfondsen begin jaren negentig hun aandelen nog gemiddeld drie jaar vast, inmiddels is dat gedaald tot zeven maanden.[21] Aandeelhouders zijn veel zelfbewuster en laten veel nadrukkelijker hun stem horen. Bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen moeten scherp aan de wind zeilen: door een duidelijke strategie, hoge prestatiedoelen, mooie kwartaalcijfers en creatie van aandeelhouderswaarde. Als zij daarin slagen, krijgen zij forse bonussen, maar zij staan ook onder hoge prestatiedruk; dat geldt trouwens ook voor de echelons onder de top. De druk op bestuurders leidde enkele malen tot ophefmakende integriteit inbreuken (Enron, Ahold, Parmalat). Het was de aanleiding voor de code-Tabaksblat voor corporate governance (december 2003) en nieuwe, uitgebreide accountancystandaarden. De nieuwe regels voor corporate governance zorgen voor meer checks and balances tussen bestuur, commissarissen en aandeelhouders (en veel extra interne regelgeving, want vertrouwen alléén volstaat niet meer), beperkt integriteitinbreuken en leidt tot meer transparantie (bijvoorbeeld over beloningen van bestuurders en commissarissen). Corporate governance heeft de invloed van de aandeelhouders versterkt. De vraag is hoe duurzaam het nieuwe aandeelhouderskapitalisme is. Sommige deskundigen vrezen dat een rentestijging grote gevolgen heeft voor de vele, met vreemd geld gefinancierde overnames (ook al kan dat renterisico
in principe worden afgedekt). Het management zou te veel zijn gericht op winst op de korte termijn in plaats van op innovatie en strategie op de langere termijn, wat vraagt om een voorzichtige financiële strategie. Is er voldoende ruimte en aandacht voor duurzaamheid? Hierover is nu veel discussie. Ook in het bedrijfsleven. Mkb-ondernemers, meest familiebedrijven (met Nederlandse aandeelhouders en Nederlandse directeuren), zijn gewend continuïteit te stellen boven winst op korte termijn. Ook bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen zijn niet altijd blij met deze ontwikkelingen, maar passen zich aan. Opvallend was het voorstel van DSM om aandeelhouders die hun aandelen langere tijd vasthouden een extra loyaliteitsdividend uit te keren, maar dat kon volgens de rechter niet door de beugel. De verschillende ondernemingsculturen zijn in het vennootschapsrecht terug te vinden. In het Angelsaksische recht zijn aandeelhouders het hoogste orgaan in de onderneming, terwijl in het Nederlandse recht de raad van bestuur zelfstandige eigen bevoegdheden bezit en de raad van commissarissen in de structuurvennootschappen zich volgens de wet hoort te richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming, dus op de belangen van alle stakeholders. In het Nederlands-Rijnlandse model passen ook beschermingsconstructies tegen ongewenste overnames. (vno-ncw heeft bepleit dat ondernemingen met het oog op de continuïteit beschermingsconstructies kunnen blijven maken en houden) De botsing tussen deze twee ondernemingsculturen leidde tot intensieve discussies bij Stork over de te volgen strategie: investeerders-aandeelhouders eisten opsplitsing, verkoop van twee van de drie divisies, een meer gefocuste strategie, terwijl de raad van bestuur van Stork, met steun van ondernemingsraad en vakbonden, vasthield aan een diversificatiestrategie. Ook bij abn Amro ontstond een juridisch gevecht wie, bestuur of aandeelhouders, de uiteindelijke zeggenschap had over de verkoop van de Amerikaanse tak La Salle. De traditionele harmonie tussen stakeholders in de onderneming is minder vanzelfsprekend geworden en er is veel vaker sprake van openlijke belangenconflicten, die in Angelsaksische stijl juridisch worden beslecht. De discussie die is begonnen met het boek Kapitalisme contre kapitalisme van de Franse ondernemer Michel Albert (1992), is nog geenszins beslecht [22] en gaat over de volgende vragen: - Op welke belangen moeten ondernemingen zich richten: primair op het belang van aandeelhouders, op de belangen van alle stakeholders, of op beide?
[22] Zoals voormalig ceo van dsm Peter Elverding in de Frank Sweenslezing op 15 mei 2007.
23
Duurzame globalisering
vno-ncw
- Moet de onderneming zich richten op winst op korte termijn dan wel op de lange termijn doelstellingen, of op beide? - Gaat het streven naar winstgroei op korte termijn ten koste van ‘duurzame winst’, duurzaamheid en innovatievermogen, of is de tegenstelling schijn? - Moet en kan deze ontwikkeling in goede banen worden geleid? Of zal de praktijk moeten leren waar het evenwicht komt te liggen?
[23] Interview nrc Handelsblad van 19 mei 2007. Inleiding Eumedion symposium 18 oktober 2006. [24] Interview ad van 26 mei 2007. [25] Het Financieele Dagblad van 5 september 2007. [26] Adviesaanvraag minister Donner aan de ser, brief van 19 juni 2007.
24
De meningen hierover zijn verdeeld. Voormalige topbestuurders als Morris Tabaksblat [23] en Onno Ruding [24], die veel ervaring hebben in Angelsaksische ondernemingen, zien geen reden voor zorg; de aandeelhouders hadden in het verleden te weinig invloed. Corporate governance heeft dat evenwicht hersteld; bestuurders en commissarissen zijn veel scherper geworden. Activistische aandeelhouders doen niet anders dan gebruik maken van hun rechten. Anderen - bijvoorbeeld ser-voorzitter Alexander Rinnooy Kan - zien wel reden voor bezinning. Die bezinning vond snel plaats. De commissie-Frijns heeft in zijn evaluatie van de code-Tabaksblat (mei 2007) een aantal aanvullende maatregelen en good practices voorgesteld voor een betere omgang met activistische beleggers. Beleggers moeten zich eerder melden (bij een belang van 3 procent, dat was 5 procent); een aandeelhouder met 5 procent belang moet zijn intenties kenbaar maken. Voor het recht om een agendapunt te agenderen op de algemene vergadering van aandeelhouders is een belang nodig van 3 procent (was 1 procent). En bij een patstelling kunnen bestuurders een adempauze van 180 dagen inlassen. Tegelijk blijft de commissie-Frijns het uitgangspunt van het stakeholdersmodel onderschrijven: het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming is richtsnoer voor het handelen van bestuur en raad van commissarissen. De vennootschap is volgens de commissie-Frijns “een samenwerkingsverband voor de lange termijn van diverse bij de vennootschap betrokken partijen, waaronder werknemers, aandeelhouders en overige kapitaalverschaffers, klanten en leveranciers. Daarbij streeft de vennootschap naar het creëren van aandeelhouderswaarde op de lange termijn”. vno-ncw-voorzitter Bernard Wientjes pleit voor aandeelhouderschap op naam, zodat bedrijven tenminste weten wie hun aandeelhouders zijn en gemakkelijk met hen kunnen communiceren. [25] De grote uitdaging is om dit Nederlands-continentale uitgangspunt overeind te houden in een internationaliserend bedrijfsleven. Het kabinet heeft de SER advies gevraagd over een mogelijke versterking van de positie van werknemers in de onderneming.[26] In de open geformuleerde adviesaanvraag spreekt minister Donner over een mogelijke grotere betrokkenheid bij overnames en fusies en bij het ontslag van bestuurders en commissarissen.
Profileren op innovatie Wij verlangen in dit land een voc-mentaliteit. Als je in Amerika iets nieuws begint, proberen ze je aan alle kanten te helpen. Hier zeggen ze vooral waarom iets niet kan. Dirk Scheringa, directeur-eigenaar van financieel dienstverlener dsb en voorzitter van voetbalclub az naar aanleiding van de vele moeilijkheden rond de bouw van het nieuwe az-stadion in Alkmaar [27]
De opwinding over China en India In elk gesprek over globalisering vallen binnen enkele minuten de woorden China en India. Enorme landen met gezamenlijk 2,3 miljard inwoners, oftewel 38 procent van de gehele wereldbevolking. Economen wijzen op de hoge groeicijfers, de overschotten op de handelsbalans en de grote financiële reserves van China (groter dan in welk ander land ook). Bezoekers aan China zijn zonder uitzondering diep onder de indruk van de koortsachtige bouwactiviteiten in de Chinese steden en de enorme drive naar vooruitgang. Een denktank van Vlaamse werkgevers relativeert deze opwinding.[28] China kent inderdaad een imponerende groei in de bouwsector en grote infrastructuurprojecten (aanleg van wegen, dammen). Onderwijs en gezondheidszorg zijn er goed ontwikkeld. Maar de massa van zeer armen - die leeft van minder dan 2 dollar per dag - is nog steeds zeer groot en vormt het overgrote deel van de bevolking. De economie is eenzijdig en leunt sterk op de export van producten van buitenlandse bedrijven. De eigen industrie is zwakker en de kennis om eigen producten af te zetten op de wereldmarkt is gebrekkig. Dat laatste probeert China vooral op de (kleine) Afrikaanse markten. China heeft een enorm milieuvraagstuk, dat het overigens wel onderkent. Er zijn grote tekorten aan schoon water (bijna een kwart van de bevolking drinkt vervuild water), de luchtvervuiling in de vele miljoenensteden hoort tot de hoogste ter wereld, het snel groeiende aantal kolengestookte centrales zorgt voor veel co2-uitstoot en het land kampt met grote stofstormen die tot ver in Azië merkbaar zijn. In zekere zin is het hoopvol dat de Chinese leiders door hun autoritaire optreden in staat zijn gebleken snel veranderingen door te voeren. Maar er sluimeren ook sociale conflicten. Protesten van de bevolking tegen infrastructurele projecten worden gemakkelijk terzijde geschoven (onteigening, gedwongen verplaatsing), de vakbonden zijn zwak (waardoor de lonen laag zijn en de arbeidsomstandigheden soms erbarmelijk) en minderheden worden niet erkend (bijvoorbeeld de Tibetanen). India wordt vaak in één adem met China genoemd, maar er zijn grote verschillen. India is een democratie, kan daarom veranderingen minder snel doorvoeren, maar is wél in staat gebleken de binnenlandse conflicten te hanteren die inherent zijn aan zijn zeer heterogene bevolking. India kent een zwakke infrastructuur, veel analfabetisme, veel regels (ook voor arbeid) en bureaucratie, maar ook veel on-
[27] De Telegraaf van 7 juni 2007. [28] vkw Metena, China, reus op lemen voeten, cahier mei 2007, uitgave vkw, Antwerpen.
25
Duurzame globalisering
vno-ncw
dernemerschap, een aantal sterke, winstgevende ondernemingen, een gezondere financiële structuur en een meer ontwikkeld rechtssysteem dan China. De kennis van de Engelse taal is uitstekend. De Indiase groei vindt vooral plaats op eigen kracht en wordt minder gestuurd door buitenlandse investeringen (zoals in China). India trekt veel ict-activiteiten aan van Westerse bedrijven, maar - ter relativering - de ict-sector bedraagt maar een kwart procent van de totale Indiase werkgelegenheid.
Globalisering is gunstig voor een kleine, open economie als de Nederlandse, waarin handel, transport en financiële dienstverlening leidende sectoren zijn. Het vormde de basis van ons succes in de Gouden Eeuw. Dat vraagt wél dat Nederland alert is, kansen benut en concurrerend is. Bij globalisering wordt snel gedacht aan bedreigingen, maar het geeft vooral kansen. Alleen al omdat in Europa de bevolkingsgroei tot stilstand is gekomen en veel markten zijn verzadigd. De opkomende economieën vormen belangrijke groeimarkten, vanwege hun hoge groeicijfers en hun omvangrijke bevolking. Ook de aandacht voor duurzaamheid - energiebesparing, waterbeheer, voedselvoorziening - biedt tal van innovatiekansen. Zelfs de opkomst van China heeft per saldo een positief effect; het leidt tot lagere inflatie, levert banen op in de doorvoer van producten en de effecten van economische herstructureringen blijven beperkt. [29]
[29] Persbericht Centraal Planbureau van 13 september 2006.
26
Dé huidige succesfactor voor het Nederlandse bedrijfsleven is innovatie, ook al blijven andere succesfactoren - efficiëntie, kwaliteit en flexibiliteit - belangrijk. Iedereen in Nederland onderschrijft met de lippen het grote belang van innovatie, maar hoe innovatief is Nederland in vergelijking met andere landen? De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling als percentrage van het Bruto Binnenlands Product (bbp) zijn in ons land aanmerkelijk lager dan in de Verenigde Staten, Japan en de Scandinavische landen en liggen onder het Europees gemiddelde. Strategische vraag voor Nederland is waarin het zich internationaal kan onderscheiden en het verschil kan maken. Dan moet niet alleen worden gedacht aan sectoren waarin alle landen investeren zoals ict en biotechnologie. Het vorige kabinet heeft een nationaal innovatieplatform ingesteld onder leiding van de minister-president. Het kabinet heeft een aantal sleutelgebieden geïdentificeerd: flowers & food (groenten, fruitteelt, voeding), high tech (nanotechnologie, medische technologie), water (waterbeheer, waterzuivering, waterbouw) en de creatieve industrie (nieuwe media, spellen). Nederland is ook sterk in transport en logistiek, handel, financiële dienstverlening, chemie en energie (heeft veel ervaring met exploratie, exploitatie en distributie van gas). Uitdaging is om de juiste stimulansen te geven aan bestaande initiatieven, bijvoorbeeld door speciale projecten en het
creëren van informele broedplaatsen en broeinesten van nieuwe kennis, naar het voorbeeld van Silicon Valley - partnerschappen van bedrijfsleven en universiteiten, van bedrijven onderling, zoals de high tech campus Eindhoven en de concentraties rondom universiteiten zoals in Wageningen en Twente. Om als vestigingsplaats aantrekkelijk te blijven, moet Nederland kunnen concurreren en in de pas lopen met andere landen (bijvoorbeeld als het gaat om een cruciale vestigingsfactor als de vennootschapsbelasting). Sterke punten voor ondernemers in Nederland zijn de geografische ligging (mainport voor Europa), de internationale oriëntatie, de harmonieuze arbeidsverhoudingen, het hoge opleidingsniveau, de kwaliteit van leven (hoewel de gastvrijheid van Nederland volgens buitenlandse waarnemers de laatste jaren beslist achteruit is gegaan), de deelnemingsvrijstelling in het kader van de vennootschapsbelasting en het milde fiscale regiem voor buitenlandse expats in Nederland (30 procent van hun inkomen is vrijgesteld van inkomstenbelasting). Zwakke punten zijn de grote regeldruk die ondernemerschap ontmoedigt, de hoge arbeidskosten, het geringe aantal arbeidsuren per werkende, de kraptes op de arbeidsmarkt - bijvoorbeeld in de technische beroepen - en de files.
Open, offensief en ondernemend Een nieuwe beleidsagenda voor internationaal ondernemen (zoals voorgesteld door vno-ncw en mkb-Nederland[30]) 1. Prioriteit voor internationaal ondernemen bij ez en andere ministeries Versterk de regie en slagkracht van ez op het terrein van internationaal ondernemen • Veranker internationaal ondernemen in het hart van het economische beleid • Vergroot de factor economie in een samenhangend buitenlandbeleid • Creëer een echte business class aanpak voor de afgifte van visa aan zakelijke reizigers 2. Een onverminderd belang van open grenzen en een gelijk speelveld Blijf inzetten op een akkoord in de Doharonde en versterking van het wto-stelsel • Bepaal snel de prioriteiten voor bilaterale handelsakkoorden van de Europese Unie • Maak handelsembargo’s, exportcontroleregimes en douaneregels minimaal belastend. • Houd bedrijven sturend bij mvo en versterk de dialoog met de niet-oeso-landen
[30] Aangebonden aan de staatssecretaris van Economische Zaken Heemskerk op 2 april 2007.
27
Duurzame globalisering
vno-ncw
3. Een sterke Europese thuismarkt als basis voor onze concurrentiepositie Voltooi de interne markt en voer uit wat Europees is afgesproken • Versterk de kwaliteit van eu-besluitvorming en concentreer op grensoverschrijdende problemen • Betrek de burger meer bij Europa en vergroot het draagvlak voor Europese samenwerking • Zet het uitbreidingsproces van de Europese Unie voort, maar respecteer de voorwaarden 4. Naar een succesvolle publiek-private samenwerking Stimuleer de positionering van ketens en clusters van bedrijven in kansrijke sectoren • Versterk de aanjaagfunctie van de Dutch Trade Board op internationaal ondernemen • Professionaliseer het postennetwerk, hét front office voor Nederland in het buitenland • Versterk de afstemming en inzet van bedrijfslevenmissies; creëer een strategische reisagenda 5. Een concurrerend financieel buitenlandinstrumentarium • Reserveer een adequaat budget voor matching en benchmark periodiek het instrumentarium • Verhoog het ambitieniveau en de strategische inzet van de exportkredietverzekering • Leg bij de toepassing nadruk op het bredere Nederlands belang (van ‘made in’ naar ‘made by’) • Versterk toegang van het mkb tot financiering voor de ontwikkeling van nieuwe markten 6. Het Nederlandse bedrijfsleven als partner in ontwikkeling • Maak voor private sector ontwikkeling en economische samenwerking tot leidende beleidsthema’s • Houd Nederlandse operationele kennis voor uitvoering van projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking op peil • Stimuleer duurzame publiek/private samenwerking en private geldstromen naar os-landen • Bouw de middelen voor het bedrijfsleveninstrumentarium (inclusief oret) verder uit
28
29
Duurzame globalisering
vno-ncw
4. Profit, voorwaarde voor Prosperity en Planet
In de triple P kan de P van Profit niet worden gemist. Ondernemingen bestaan bij de gratie van winst. Zonder winst kan geen bedrijf bestaan. Streven naar Profit is het uitgangspunt van elke onderneming. Winst is nodig om aandeelhouders te kunnen belonen, om continuïteit te waarborgen en om te innoveren. Winst is een graadmeter om prestaties te beoordelen. Winst geeft ook ruimte om te investeren in duurzaamheid. Als een bedrijf niet of marginaal verdient, zal het geen middelen vrijmaken voor milieubeleid. Dan ligt de prioriteit bij het overleven en het besparen van kosten. Winst is dus een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. Daarbij moet het streven naar kortetermijnwinst niet ten koste gaan van de winstgroei op de langere termijn. Winst is niet alleen op micro-niveau voor bedrijven van belang. Profit vormt de basis voor nationale welvaart, Prosperity. Juist ook de arme landen hebben dringend behoefte aan een vitale private sector en een zich sterk ontwikkelend bedrijfsleven. De politiek heeft er dus alle belang bij om de condities te scheppen voor ondernemerschap en een winstgevend bedrijfsleven. Een grote internationale uitdaging is het om duurzaamheid te integreren in de vrije markt. Dat geldt niet alleen voor de westerse landen, maar ook heel nadrukkelijk voor bijvoorbeeld China, waar een enorme milieuproblematiek zichtbaar wordt. Volgens het rapport Brundtland is duurzame groei 30
31
Duurzame globalisering
vno-ncw
mogelijk, maar niet vanzelfsprekend bij een vrije markt. Daarvoor is naast initiatieven van bedrijven (zelfregulering) en inzet van burgers optreden van de overheid onmisbaar, als regelgever en marktmeester. Een voorbeeld van zelfregulering is het duurzaamheidsakkoord dat het bedrijfsleven in oktober met het kabinet heeft gesloten. In dat akkoord worden vergaande taakstellingen afgesproken voor energiebesparing en co2-reductie. Maar ook regels zijn nodig. Vrije marktprijzen kunnen zodanig worden gecorrigeerd dat milieukosten en duurzaamheidseffecten worden doorberekend in prijzen. Een natuurlijke of in ecologisch opzicht rechtvaardige prijs is een prijs die duurzame consumptie bevordert. Om duurzaam gedrag te bevorderen kan de overheid, zo mogelijk tijdelijk, subsidies geven voor energiebesparing, zuinige auto’s en toepassing van nieuwe technologieën. Welke maatregelen ook overwogen worden, Nederland zal zich daarbij steeds moeten realiseren dat het geen eiland is, maar opereert in een internationaal speelveld. Dat betekent enerzijds dat internationale verdragen en afspraken (bijvoorbeeld in het kader van de Wereldhandelsorganisatie wto) de beleidsruimte van Nederland inperken (je kunt bijvoorbeeld niet zomaar een co2-heffing aan de grens opleggen). Anderzijds betekent het dat de effectiviteit van nationale maatregelen soms heel beperkt is en in het ergste geval zelfs de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven schaadt, zonder dat het veel invloed heeft op het beoogde probleem. Anderzijds zijn steeds meer landen overtuigd dat maatregelen noodzakelijk zijn. Zoals bleek op de bijeenkomst van G-8-leiders begin juni 2007. De Verenigde Staten lopen zeker niet voorop, maar lijken zich nu ook te committeren aan een reductie van de co2-uitstoot; bepaalde staten gaan al verder dan de federale overheid (bijvoorbeeld Californië). Ook het Amerikaanse bedrijfsleven neemt soms ingrijpende initiatieven. Zo heeft de winkelketengigant Walmart twee jaar geleden een omvangrijke milieustrategie aangekondigd en standaarden vastgesteld die verder gaan dan die van de overheid en waaraan de 50.000 toeleveranciers nu moeten voldoen. Idealiter moeten overheidsmaatregelen op internationaal niveau worden genomen.
Het welvaartsbegrip Welvaart wordt altijd gedefinieerd in termen van de hoeveelheid goederen en diensten. Economische groei is sinds de jaren vijftig de hoeksteen van economisch beleid van elk kabinet. De gebruikelijke economische groei-indicator BBP geeft weinig inzicht in de vraag in welke mate die groei duurzaam is, of de groei de aanwezige natuurlijke bronnen (water, energie, vruchtbare grond) in stand houdt, vernieuwt en geen schade toebrengt. In Amerika spot men soms dat het BBP alles meet, behalve datgene wat telt.
32
In de loop van de tijd zijn diverse aanvullende dan wel alternatieve indicatoren voorgesteld, die refereren aan een bredere dan de materiële levenskwaliteit.[31] Voorbeelden van aanvullende indicatoren zijn de Ecologische Voetafdruk van het World Wildlife Fund, de Human Development Index (hdi) van het undp en de Leefsituatie Index (lsi) van het scp. Deze zijn bedoeld als aanvulling op de indicator bbp. Correctieve indicatoren brengen via verschillende wegen correcties aan op het bbp. Daaronder het Duurzaam Nationaal Inkomen (dni) van Roefie Hueting; en de Index of Sustainable Economic Welfare (isew) van onder meer Friends of the Earth. In dergelijke benaderingen wordt het traditionele onderscheid tussen economie enerzijds, en milieu respectievelijk menselijk welzijn anderzijds, geïntegreerd.
De betekenis van de internationale handelspolitiek Globalisering kan sterk bijdragen aan welvaart. De klassieke economen Smith en Ricardo meenden al dat een vrijere internationale handel leidt tot een arbeidsverdeling tussen landen die in het voordeel is van ieder. Elk land kan zich toeleggen op die producten waarvoor dit het best is geëquipeerd. Dan kan een situatie ontstaan waarin elk land uiteindelijk beter af is. Dit is niet louter theorie, want het Centraal Planbureau (cpb) voorziet in zijn langetermijnscenario’s voor 2040 een aanzienlijk hogere economische groei in het scenario van geïntegreerde wereldmarkten dan in het protectionistische scenario (2,1 versus 0,7 procent groei per jaar).[32] Ten onrechte worden de voordelen van globalisering vaak over het hoofd gezien. De reden is dat globalisering vaak is gebruikt als argument om tal van aanpassingen door te voeren, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid en bij reorganisaties van bedrijven. Vaak wordt gewezen op het gevaar van China, maar zelfs de opkomst van China levert per gezin een koopkrachtwinst op van 300 euro. Ook handelsliberalisatie leidt volgens het cpb tot extra groei, juist in een open economie als die van Nederland. Daarom is het ook belangrijk dat de Europese Unie met de rest van de wereld een akkoord bereikt in de Doha ronde van de wto. Daarbij gaat het om drie doelen: markttoegang voor euproducten tot markten buiten de eu, eerlijke concurrentievoorwaarden voor Europese bedrijven op de wereldmarkt en een open eu-markt voor producten uit derde landen. De kernpunten van de Europese strategie, genaamd Global Europe: Competing in the World, zijn: − De succesvolle afsluiting van de Doharonde. − Meer bilaterale vrijhandelsakkoorden tussen de eu en geselecteerde landen en regio’s. Deze akkoorden moeten dieper en breder zijn dan de wtoagenda (bijvoorbeeld ook investerings- en mededingingsregels). De eu
[31] De voorbeelden van de indicatoren zijn verkregen via George Molenkamp, directeur kpmg. [32] ESB-dossier Globaliseren in Nederland van juli 2007, met name de bijdragen van staatssecretaris Frank Heemskerk en Peter van Bergeijk.
33
Duurzame globalisering
vno-ncw
wil zich vooral richten op landen met een groot marktpotentieel en (nu nog) een hoog beschermingsniveau. Momenteel lopen er reeds onderhandelingen met de Gulf Co-operation Council, Mercosur (het economische samenwerkingsverband van Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruquay), de groep Zuidoost-Aziatische landen verenigd in de asean, India, Korea, Centraal Amerika en de Andeslanden van het Andean-pact. − Het aanpakken van marktbelemmeringen (vooral ook marktbelemmeringen die achter de grens spelen, zoals mededinging en technische voorschriften) in de transatlantische economische relatie, omdat deze nog steeds het hart van de wereldeconomie vormt. − Meer focus op China om belemmeringen voor markttoegang en investeringen weg te nemen en intellectuele eigendomsrechten te beschermen. − Een brede campagne om inbreuken op intellectuele eigendomsrechten door handelspartners uit te bannen; niet alleen ter bescherming van individuele commerciële belangen, maar vooral ter bescherming van het comparatieve voordeel van de eu bij uitstek, namelijk de kenniseconomie. − Een herziening van de zogenoemde markttoegangstrategie, het samenwerkingsmodel van eu, lidstaten en bedrijven om handelsbelemmeringen van partnerlanden aan de kaak te stellen. − Een versterking van het level playing field voor Europese bedrijven op de markten van overheidsaanbestedingen in derde landen, door het afsluiten van substantiële overeenkomsten met die landen. − Een herziening van het handelspolitieke instrumentarium (onder andere antidumping) van de eu. Na de commotie rond de vrijwaringsmaatregelen tegen de import van Chinese textiel en schoenen in de afgelopen anderhalf jaar wil de Commissie de regels voor de toepassing van beschermingsmaatregelen herzien. − Een scherpere controle door de Commissie zodat interne regelgeving van de EU niet de internationale concurrentiekracht van de EU ondermijnt.
De internationale welvaartsverdeling Kritiek op de globalisering is dat de wereldwijde inkomensverschillen eerder zijn toegenomen dan afgenomen. Wat is daarvan waar? Er zijn twee visies. Allereerst is er het succesverhaal van de Oost-Aziatische landen. Als eerste weet Japan na de Tweede Wereldoorlog op te klimmen tot eenzelfde welvaartsniveau als het Westen. Later volgen de zogenoemde Aziatische tijgers (Singapore, Zuid-Korea, Taiwan, in mindere mate Maleisië en Thailand) en recent India, China en Vietnam. India en China kennen inmiddels een omvangrijke middenklasse, terwijl de grote massa van de allerarmsten lang34
zaam omhoog klautert (het gedeelte zeer armen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag, is na 1990 fors gedaald[33]). China was eerder in de 14e en 15e eeuw een rijk land en toen de grootste zeevarende natie ter wereld[34] en hoort - met India – weer tot de grootste economieën ter wereld. Er is ook een somber verhaal. Na de Tweede Wereldoorlog lopen de ontwikkelingslanden qua groeitempo behoorlijk in de pas met het westen (de verschillen worden niet groter), maar vanaf 1973 (het jaar van de eerste oliecrisis) en vervolgens in de jaren tachtig en negentig raken zij verder achterop.[35] Dat geldt voor landen in Afrika (niet alle; Zuid-Afrika groeit fors) en het Midden-Oosten, maar ook voor Latijns-Amerika en Oost-Europa (na de implosie van het communistische systeem). De gemiddelde Ethiopiër verdiende in 1950 gemiddeld 16 maal minder dan een Amerikaan of WestEuropeaan. In 2005 is het verschil toegenomen tot een factor 35. Maar de laatste jaren geven ook de cijfers van landen in Afrika, Latijns-Amerika, Midden- en Oost-Europa een positief beeld,[36] ook al daalt de werkloosheid nauwelijks[37], tengevolge van de enorme bevolkingsgroei in juist de armste landen. De antiglobalisten hebben gelijk als zij er op wijzen dat een groot deel van de wereld nog steeds leeft in armoede en in sommige delen van de wereld welvaartsverschillen zijn toegenomen. Maar juist heel grote landen - met name in Azië - boeken forse vooruitgang, tonen hoge groeicijfers, kennen een grote middenklasse en een langzaam afnemende groep van allerarmsten. Belangrijk is de constatering dat dit ook landen zijn die hun economieën hebben geliberaliseerd. Het achterblijven van de landen in Afrika en het Midden-Oosten lijkt daarom niet te wijten aan het vermaledijde neoliberalisme, maar is eerder een gevolg van een gebrek aan marktwerking en bad governance. De armen worden minder arm, ook al groeien de inkomens van de rijkeren sneller, waardoor de inkomensverschillen toenemen. Econoom en ethicus Johan Graafland concludeert uit empirisch onderzoek dat handelsliberalisering op lange termijn leidt tot een daling van armoede en tot een lichte stijging van de inkomensongelijkheid in arme landen. “Of marktwerking de gelijkheid bevordert, hangt af van de instituties op de kapitaalmarkt, arbeidsmarkt en productmarkt in arme landen.”[38] Graafland’s collega-econoom Lans Bovenberg is stelliger: “De empirie toont overduidelijk aan dat er geen alternatief is voor een gedecentraliseerde markteconomie als het om het genereren van welvaart gaat. Zonder markt vaart niemand wel.”[39]
[33] United Nations, Millennium Development Goals Report 2006, 2007. [34] Gelezen bij Jaap van Duijn, De groei voorbij, over de toekomst van Nederland na de booming nineties, Amsterdam: De Bezige Bij, 2007, p. 104. [35] United Nations, World Economic and Social Survey 2006 Diverging Growth and Development, 2006). [36] United Nations, World Economic Situation and Prospects 2007, 2007. [37] ilo, Global Employment Trends, Brief january 2007. [38] Johan Graafland, Het oog van de naald. Over de markt, geluk en solidariteit, Kampen: Ten Have, 2007, p. 274. [39] Lans Bovenberg in zijn inleiding op het vno-ncwsymposium op 4 september 2007 Welvaart, solidariteit en geluk.
35
Duurzame globalisering
vno-ncw
Cijfers zijn meer of minder gunstig [40] Cijfers zijn cijfers. Maar over cijfers is discussie mogelijk. Veel rapporten van internationale organisaties, met name van vn-organisaties, getuigen van groot pessimisme. De vn-rapporten benadrukken de toenemende verschillen. Andere economen menen dat de verschillen juist afnemen. Die verschillen in inzicht hangen onder meer samen met de rekenmethodes. De Amerikaanse topeconoom Sala-i-Martin meent dat de vn in berekeningen landen met elkaar vergelijkt, rekent in dollars en gebruik maakt van enquêtes (in plaats van nationale rekeningen). Het beeld van Sala-i-Martin is veel positiever, doordat hij kijkt naar de bevolkingsomvang van landen, nationale rekeningen (in plaats van enquêtes) en koopkrachtpariteiten (een dollar in de vs is minder waard dan een dollar in Kenia). Volgens Sala-i-Martin daalde het aantal zeer armen (dat leeft van minder dan 1 dollar per dag) van 17 procent in 1970 naar 7 procent in 1998 en het aantal armen dat het moet doen met minder dan 2 dollar per dag van 41 procent naar 19 procent. De daling van het aantal armen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag, wordt overigens ook genoemd in de vn-rapporten over de voortgang van de millenniumdoelen (zij het niet in die omvang).
Effectieve ontwikkelingssamenwerking Een hongerige kun je een vis geven, maar je kunt hem beter leren vissen. Chinees spreekwoord
[40] More or less equal? Artikel in The economist van 11 maart 2004.
36
De vraag dringt zich op hoe ontwikkelingslanden een minimaal welvaartsniveau kunnen bereiken. Dat is voor henzelf belangrijk, maar ook voor duurzame globalisering, want mensen die bezig zijn om te overleven, kunnen moeilijk zorg hebben voor hun milieu. Hoe kan de ergste armoede worden opgelost en zijn er perspectieven op een betere toekomst? Belangrijke aandachtspunten voor ontwikkeling zijn: – Good governance, dat is het tegenovergestelde van corruptie, nepotisme, kapitaalvlucht. Zonder good governance verdwijnt ontwikkelingshulp gemakkelijk in de zakken van incompetente bestuurders en houdt hen in het zadel. Good governance hoeft niet persé democratisch te zijn (dat kan wél, zo laat India - de grootste democratie ter wereld - zien; een fors aantal Afrikaanse landen kent inmiddels democratische verkiezingen). Een verlicht autoritair bestuur is beter dan een slecht bestuur, zo toont een aantal succesvolle Aziatische landen. – Beheersing van binnenlandse conflicten en zonodig verzoening tussen rivaliserende bevolkingsgroepen (een mooi voorbeeld van verzoening vormde de Zuid-Afrikaanse Truth and Reconciliation Commission, onder leiding van bisschop Tutu, die na de afschaffing van de apartheid werd opge-
richt in 1995. Andere Afrikaanse landen hebben soortgelijke commissies ingesteld). – Basisvoorzieningen voor onderwijs en gezondheidszorg, alsmede een infrastructuur voor watervoorziening, elektriciteit en wegen. – Het besef dat ontwikkelingshulp maar een klein deel van de problematiek kan oplossen. Internationale particuliere investeringsstromen zijn tegenwoordig een veelvoud van de ontwikkelingshulp. Essentieel voor ontwikkeling is de particuliere economische sector. Aansluiting bij de wereldeconomie is cruciaal. Daarom moet het ondernemingsklimaat in alle aspecten bevorderd worden. vno-ncw levert daaraan een bijdrage met het pum-programma (Project Uitzending Managers) en met het Dutch Employers Co-operation Programme (decp). – Erkenning van eigendomsrechten en een voor ieder (niet alleen voor de elite) toegankelijke financiële sector, zodat (kleine) ondernemers gemakkelijker leningen kunnen aangaan en de informele economie een formeler karakter krijgt. – Schuldverlichting. Veel ontwikkelingslanden gaan gebukt onder een hoge schuldenlast en drukkende rentelasten. De leningen in het verleden hebben niet geleid tot extra groei, waaruit de aflossingen en rente konden worden betaald. Op dit gebied is veel vooruitgang geboekt. – Bevordering van handel (volgens het devies trade, not aid). Nog steeds hebben ontwikkelingslanden te maken met handelsbarrières voor hun landbouwproducten (vlees, katoen, suiker, textiel). Tegelijk is het vaak moeilijk om de aanwezige kansen te benutten (dat vraagt ontwikkelingssamenwerking in de vorm van aid for trade). De uitdaging voor ontwikkelingslanden is om hun ruim aanwezige menselijk potentieel te activeren, doordat jongeren naar school gaan, mensen in zichzelf geloven, kansen zien en ondernemend worden. Een mooi instrument is het microkrediet, dat met geringe middelen initiatieven stimuleert van kleine (vaak vrouwelijke) ondernemers. Een dergelijk krediet kan effectiever zijn dan een gift, omdat het aanzet tot eigen activiteit, voorkomt dat een afhankelijkheidsrelatie ontstaat en daarmee mensen sterkt in hun eigen waardigheid. De dringende vraag rijst hoe effectief onze ontwikkelingshulp is geweest in de afgelopen decennia. Congo kreeg na de onafhankelijkheid in de jaren zestig vele miljarden aan hulp van België, maar kwam ondanks zijn natuurlijke rijkdommen nauwelijks vooruit. Nigeria heeft sinds 1970 400 miljard dollar aan olierevenuen ontvangen, een veelvoud van de totale hulp aan Afrikaanse landen. Maar de inkomenssituatie van de meeste Nigerianen is 37
Duurzame globalisering
vno-ncw
nog erbarmelijk. Ontwikkelingshulp kan averechts werken als het leidt tot passiviteit en corruptie. Solidariteit moet gericht zijn op versterking van zelfwerkzaamheid en zelfredzaamheid en mag niet leiden tot meer afhankelijkheid. Solidariteit moet verbonden zijn met subsidiariteit (subsidium is het latijnse woord voor hulp); hulp moet de hulpontvanger in zijn kracht brengen en eigen talenten laten ontplooien (en mag de ontvanger, met alle goede bedoelingen, nooit zwakker maken). In 2000 committeerden 189 regeringsleiders in de Verenigde Naties zich aan acht millenniumdoelen die de ergste ontwikkelingsproblemen in 2015 moeten hebben opgelost (zie kader). Halverwege de rit kan worden geconstateerd dat er op een aantal terreinen vooruitgang is, maar dat die vooruitgang per regio sterk verschilt.
[41] Over de voortgang van de millenniumdoelen is gerapporteerd in: United Nations, The Millennium Development Goals Report 2006, 2007 en The Millennium Development Goals Report 2006, juni 2007. Ook het Nederlandse bedrijfsleven levert op tal van wijzen bijdragen aan het behalen van de Millenium Development Goals. Een overzicht daarvan geeft het mdg-8 Voortgangsrapportage Nederland 2006 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
38
De millenniumdoelen en hun voortgang (zie voor de geboekte vooruitgang de cursieve tekst)[41] 1. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft moet in 2015 zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. • Het halveren van het aantal mensen dat rond moet komen van minder dan een dollar per dag. Stand van zaken 2004: het aandeel zeer armen is gedaald van 31,6 procent in 1990 naar 19,2 procent in 2004. Maar er zijn grote verschillen. Zeer sterk is de daling in China (van 33 procent naar 9 procent) en Zuid-Azië. De landen bezuiden de Sahara daarentegen toonden weinig vooruitgang, maar ook daar treedt de laatste jaren een lichte verbetering op. De armen worden een beetje minder arm. Tegelijk zijn de inkomensverschillen in deze landen toegenomen. • Het halveren van het aantal mensen dat lijdt aan honger. Stand van zaken 2005: het aantal kinderen dat honger lijdt, vermindert licht, maar niet genoeg om het gestelde doel te halen. 2. In 2015 moeten alle kinderen op de wereld basisonderwijs volgen. • Zorg dragen dat jongens en meisjes een volledige basisopleiding krijgen. Stand van zaken 2005: de onderwijsparticipatie van jongeren is aanzienlijk gestegen, met name in Zuid-Azië en in de landen bezuiden de Sahara. 3. Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Gelijke kansen in 2005 voor jongens en meisjes in basisonderwijs en middelbaar onderwijs. • Het uitbannen van geslachtsdiscriminatie in primair en secundair onderwijs. Bij voorkeur voor 2005 en op alle niveaus voor 2015. Daarnaast moeten de
leden gelijke rechten voor mannen en vrouwen in het algemeen bevorderen. Stand van zaken 2005: bij de kinderen die niet naar school gaan, zijn meisjes oververtegenwoordigd. Het slechtst is de situatie in Zuid- en West Azië. De deelname van vrouwen in betaald werk blijft laag in Noord-Afrika, West- en Zuid-Azië. Positief is dat het aantal vrouwen in politieke functies aanzienlijk steeg. 4. Kindersterfte tegengaan. • Het sterftecijfer van kinderen jonger dan vijf jaar met tweederde terugdringen. Stand van zaken 2005: er trad een forse daling op (met name in Zuid-Azië en Noord-Afrika), maar in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara blijft de kindersterfte zeer hoog. De daling is niet genoeg om het gestelde doel te halen. 5. Het tegengaan van moedersterfte. • Een reductie van het aantal gevallen van moedersterfte met driekwart. 6. Voor 2015 wordt een halt toegeroepen aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere ziekten. • Het stoppen en terugdringen van de verspreiding van HIV/AIDS. Stand van zaken: het aantal AIDS-doden steeg naar 2,9 miljoen, van wie het overgrote deel in landen bezuiden de Sahara (2,1 miljoen). Het aantal HIVgeïnfecteerden in de Afrikaanse landen bedraagt maar liefst 6 procent van de volwassenen tot 49 jaar. • Het stoppen en terugdringen van gevallen van malaria en andere ziekten. Stand van zaken: vorderingen worden gemaakt in het terugdringen van tuberculose en malaria. 7. Bescherming van het milieu, iedereen schoon drinkwater en minder mensen in sloppenwijken. • De principes van duurzame ontwikkeling integreren in overheidsbeleid en -programma’s; het verlies van natuurlijke bronnen tegengaan. Stand van zaken: de ontbossing ten behoeve van landbouwgrond gaat gestaag verder. De CO2-uitstoot verdubbelde bijna tussen 1990 en 2004. • Het deel van de bevolking zonder duurzame toegang tot veilig drinkwater verkleinen. Stand van zaken 2004: het aantal mensen in ontwikkelingslanden dat toegang heeft tot schoon drinkwater is fors gestegen, van 35 procent in 1990 naar 50 procent in 2004. De voortgang op deze doelstelling ligt behoorlijk op schema, zeker in de steden (de situatie op het platteland is slechter). • Het bereiken van een significante verbetering in het leven van minstens 100 miljoen mensen in sloppenwijken, voor 2020.
39
Duurzame globalisering
vno-ncw
Stand van zaken: steeds meer mensen trekken naar de steden en wonen in slums. 8. Het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling en een eerlijk handelssysteem. • Verdere ontwikkeling van een open handelssysteem en financieel systeem, gebaseerd op regelgeving, voorspelbaar en niet-discriminerend. Plus toewijding aan goed bestuur, ontwikkeling en armoedebestrijding op nationaal en internationaal niveau. • Tegemoetkomen aan de noden van de minst ontwikkelde landen. Inclusief toeslag- en quotumvrije toegang voor hun exportproducten, lastenverlichting voor arme landen met een extreme staatsschuld, kwijtschelding van officiële bilaterale schulden en een guller ontwikkelingsbeleid ten aanzien van armoedereductie. • Tegemoetkomen aan de speciale noden van onontsloten zich ontwikkelende eilandstaatjes. • Begripvol omgaan met de schuldenlast van ontwikkelingslanden door middel van nationale en internationale maatregelingen om tot een op de lange termijn beheersbare schuld te komen. • Het in samenwerking met zich ontwikkelende landen ontwikkelen van goed en productief werk voor jongeren. • Het in samenwerking met de farmaceutische industrie toegang verschaffen tot betaalbare en noodzakelijke medicatie in de zich ontwikkelende landen. • Het in samenwerking met de private sector beschikbaar maken van nieuwe technologieën, hoofdzakelijk van informatie- en communicatietechnologie. Stand van zaken: Veel landbouwproducten en textiel zijn nog steeds belast. De schuldpositie van ontwikkelingslanden is sterk verbeterd. Het aantal jeugdige werklozen is gestegen (en bedraagt in Noord-Afrika en West-Azië maar liefst 30 procent respectievelijk 23 procent).
40
41
Duurzame globalisering
vno-ncw
5. People: de demografische explosie, migratie, culturele en religieuze diaspora
De mensen hebben elk voor zich en allen tezamen de plicht, die wereld rijker en voller te maken. Antoine de Saint-Exupéry[42]
Wereldbevolking groeit explosief De wereldbevolking verviervoudigde in de 20e eeuw. In 2007 telt de aarde 6,7 miljard bewoners, en in 2050 naar verwachting 9,2 miljard (uitgaande van de huidige lichte daling van het vruchtbaarheidscijfer).[43] Die groei vindt geheel plaats in de ontwikkelingslanden: die groeien van 5,4 miljard mensen nu, naar 7,9 miljard in 2050 (de sterkst groeiende landen zijn India, Nigeria, Pakistan, Congo, Ethiopië, Bangladesh en China). De groei van nu tot 2050 is in omvang zo groot als de totale wereldbevolking bedroeg in 1950. In de periode van 1950 tot 2050 verviervoudigt de wereldbevolking. In de ontwikkelde landen blijft het bevolkingsaantal constant op ca 1,2 miljard (zonder immigratie zou het aantal bewoners zelfs afnemen). Alleen de bevolking in de Verenigde Staten groeit verder. Europa wordt wel het bejaardenoord en museum van de wereld genoemd. In 2007 woont meer dan de helft van de wereldbevolking in de steden. Er ontstaan gigantische metropolen met grote problemen op het gebied van huisvesting, watervoorziening en sanitair. De nieuwkomers komen vooral terecht in sloppenwijken. 42
[42] Antoine de SaintExupery, Oorlogsvlieger, Rotterdam: Donker, 1959, p. 192. Oorspronkelijke titel Pilote de guerre, 1942 [43] Projectie Verenigde Naties, World Populations Prospects. The 2006 revision, 2007.
43
Duurzame globalisering
vno-ncw
De groei van de wereldbevolking zit voor de helft in de vergrijzing (mensen die ouder worden dan 60 jaar), doordat de levensverwachting verder blijft toenemen (ook als rekening wordt gehouden met de effecten van aids/hiv). Aan de groei van de wereldbevolking in de eerstkomende decennia valt niet te ontkomen; ook niet bij de actieve bevolkingspolitiek die steeds meer ontwikkelingslanden voeren. Pas in de tweede helft van deze eeuw zal de wereldbevolking gaan afnemen. De demografische explosie wordt wel de moeder van alle vraagstukken genoemd (milieubelasting, migratie, armoede). Maar er ontstaat ook een nieuwe economische dynamiek in landen met een groeiende ambitieuze bevolking (de Aziatische landen, Brazilië). Daar bevinden zich de groeimarkten, niet alleen vanwege een groeiende koopkrachtige middenklasse, maar ook vanwege mogelijkheden bij de omvangrijke arme onderkant (zie het kader). De demografische verschuiving van de wereldbevolking van het noorden naar het zuiden van de wereld (Azië en Afrika) kan ook geopolitieke consequenties hebben; de bevolkingsrijke, meer welvarende landen zullen meer politieke macht opeisen op het internationale speelveld, bijvoorbeeld in de internationale instellingen.
Multinationals die rijk worden met de armen [44] Innovatie en concurrentie op verzadigde concurrenten kosten een vermogen. Er zijn 800 miljoen rijke mensen, maar miljarden armen die van 2 tot 5 dollar per dag moeten rondkomen. Daar liggen grote kansen. De kosten moeten dan wel met een factor 10 omlaag. Unilever werkt mee aan het World Food Program van de Verenigde Naties, helpt met het verstrekken van gezonde maaltijden op scholen, het uitdelen van zeep tegen diarree en het stimuleren van tandenpoetsen. Het vraagt een totaal andere manier van zakendoen en distributie, waarbij vooral lokale netwerken een grote rol spelen. Philips heeft een houtoven ontwikkeld die zes maal minder hout nodig heeft voor het bereiden van een maaltijd en heeft in India bussen die afgelopen dorpen kunnen bereiken uitgerust met hoogwaardige medische apparatuur. Die afgelegen dorpen kunnen bereiken. Ook lokale bedrijven en Amerikaanse bedrijven zijn actief in deze nieuwe markt met producten als goedkope mobieltjes en laptops.
[44] Forum van 29 juni 2006. De managementgoeroe Prahalad ziet in het ondernemen voor the ‘bottom of the pyramide’ (bop) de oplossing voor het ontwikkelingsvraagstuk.
44
Migratiedruk en kennismigranten De verschuivingen in de bevolkingsgroei, de scheve welvaartsverdeling tussen landen, binnenlandse conflicten en wellicht ook klimaatveranderingen leiden onvermijdelijk tot een toenemende migratiedruk. Dat is in Europa en Nederland al begonnen in de jaren zestig van de vorige eeuw met de recrutering van gastarbeiders.
Aan de buitengrenzen staat Europa bloot aan een toestroom van Afrikanen die proberen illegaal Europa binnen te komen en asielzoekers die hier hun geluk zoeken. Het aantal jonge werklozen in Noord Afrika bedraagt maar liefst 30 procent.[45] Het gebeurt ook elders. Mexicanen proberen illegaal de grens naar de Verenigde Staten over te komen. Opvallend is het verschil tussen immigranten in Europa en de Verenigde Staten. Van de immigranten in Nederland behoort een klein deel tot de actieve beroepsbevolking, terwijl zij in de Verenigde Staten juist tot de meest actieve groep behoren.[46] De immigratie in het westen valt overigens in het niet bij de grote vluchtelingenstromen in Midden-Afrika, als gevolg van binnenlandse conflicten. Ook binnen Europa vinden aanzienlijke verplaatsingen plaats. Polen en Letten beproeven hun geluk in West-Europa, want de lonen hier liggen vele malen hoger. Zoals vroeger Italianen en Spanjaarden; de immigratiestroom uit die landen is opgedroogd door de geringere welvaartsverschillen. De Oost-Europeanen voorzien hier in tekorten op de arbeidsmarkt, maar hun vertrek veroorzaakt in hun geboortelanden tekorten aan vaklieden. Zoals in Engeland meer Nigeriaanse artsen werken dan in Nigeria zelf. Nederland staat voor de vraag hoe de tekorten op de arbeidsmarkt kunnen worden opgevangen. Belangrijk is dat de participatiegraad stijgt, door hogere deelname van vrouwen en ouderen. Maar die stijging is aan een plafond gebonden (volgens een schatting circa 3,5 procent[47]). Selectieve arbeidsimmigratie lijkt dé oplossing. Met name technisch opgeleiden, vaklieden en verpleegkundigen zijn welkom. Nederland zou positiever moeten denken over immigratie als een wenselijk verschijnsel, want migranten worden onmisbaar. Het is een uitdaging om migratie beheersbaar te laten verlopen, te voorkomen dat er nieuwe kansarme groepen ontstaan, en dat landen in ontwikkeling een ‘braindrain’ krijgen (daarom is wel gepleit voor migratie als een circulair proces). De ser heeft uitgesproken dat het immigratiebeleid voor hoog opgeleide kennismigranten veel uitnodigender moet worden (‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’) en toelatingsprocedures dienen te worden versimpeld (één loket voor migrant en bedrijf).[48] Het kabinet heeft inmiddels het ser-advies overgenomen (begin juni 2007). Maar ook bijvoorbeeld de Nederlandse universiteiten zijn van plan zich veel sterker te richten op buitenlandse studenten.
[45] Cijfers United Nations (2007), The Millennium Development Goals Report 2007, 2007. [46] Jaap van Duijn, De groei voorbij, over de toekomst van Nederland na de booming nineties, Amsterdam: De Bezige Bij, 2007, p. 248, 249. [47] Wim Derks, Bevolkingsafname vereist ander beleid, in Economisch Statistische Berichten van 7 april 2006. [48] ser-advies 07/02 Arbeidsmigratiebeleid, 16 maart 2007.
45
Duurzame globalisering
vno-ncw
Respect voor mensenrechten en arbeidsnormen Mensenrechten verwoorden de elementaire voorwaarden voor een menswaardig bestaan en beschermen mensen tegen machtsmisbruik (positieve respectievelijk negatieve mensenrechten). Het handhaven van mensenrechten is primair een taak van nationale overheden. De internationale verdragen waarin de mensenrechten zijn vastgelegd, richten zich dan ook tot staten en de relatie tussen burger en staat. In de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (tot stand gekomen in 1948) wordt gesteld dat deze tevens is gericht tot ieder individu en ieder orgaan van de samenleving; daaronder valt ook het bedrijfsleven. Mensenrechten die direct de onderneming raken, zijn de fundamentele arbeidsnormen.[49] Arbeidsnormen zijn geformuleerd door de ilo[50] in een groot aantal verdragen. De ilo heeft de volgende arbeidsnormen als fundamenteel aangemerkt: - Het recht om zich in vrijheid aan te sluiten bij een vakbond naar keuze. - Het recht op collectieve onderhandelingen. - Het verbod op dwangarbeid - Het verbod op discriminatie in beroep en beroepsuitoefening. - Het verbod op kinderarbeid. Die fundamentele arbeidsnormen zijn belangrijke standaarden voor ondernemingen. De fundamentele arbeidsnormen maken ook onderdeel uit van het zogenoemde Global Compact, een vrijwillige code voor ondernemingen waarbij veel grote Nederlandse ondernemingen zich hebben aangesloten (p. 66/67).
[49] Brochure vno-ncw Ondernemen en de rechten van de mens, 2000. De fundamentele arbeidsnormen zijn verwoord in de ilo Verklaring inzake Fundamentele Beginselen en Rechten op het Werk van 18 juni 1998. [50] ilo: Internationale Labour Organisation; de ilo is tripartiet samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties.
46
Ondernemingen zijn door overnames, uitbesteding en toelevering in toenemende mate actief in landen waar respect voor mensenrechten niet vanzelfsprekend is en vaak lagere arbeidsnormen gelden dan in het Westen. Sommige rechten – gelijke rechten van vrouwen, vakbondsrechten – zijn in veel landen allerminst vanzelfsprekend, zodat tal van dilemmasituaties kunnen ontstaan (in sommige landen is het bijvoorbeeld de norm om vrouwen en mannen juist wél verschillend te behandelen). In de praktijk vervullen westerse ondernemingen vaak een voorbeeldfunctie in ontwikkelingslanden, maar er zijn ook voorbeelden van mensonwaardige arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld bij de productie van spijkerbroeken in Chinese fabrieken (waarover de spraakmakende documentaire ‘China blue’ werd gemaakt). Multinationale ondernemingen worden steeds vaker aangesproken op de naleving van mensenrechten en arbeidsnormen. Niet alleen in het eigen bedrijf, maar ook in de keten van hun toeleveraars. Voorbeelden zijn de pro-
ductie van textiel (vanwege arbeidsomstandigheden en kinderarbeid) en de financiering door banken van projecten die negatieve effecten hebben op milieu en mensen (mijnbouw en waterdammen). Steeds meer bedrijven proberen daarom normen te stellen aan de partijen in de keten (ketenverantwoordelijkheid), waarborgen te creëren en oefenen daarop ook toezicht uit (soms met hulp van onafhankelijke auditors). Politiek speelt de vraag of en hoe globalisering kan bijdragen tot werkgelegenheid en verbetering van leef- en werkomstandigheden. Andersglobalisten - maar soms ook politici - pleiten voor een rechtstreekse koppeling van handelsliberalisatie met sociale (en ecologische) normen. Maar daarmee krijgen landen een vrijbrief voor protectionistische maatregelen. De arbeidsorganisatie ilo en de wereldhandelsorganisatie wto zijn het gesprek begonnen hoe zij meer samenhang tot stand kunnen brengen tussen handelspolitiek en sociaal beleid, bijvoorbeeld door toepassing van arbeidsnormen, aandacht voor reallocaties en opleiding.
International Labour Organisation (ilo) De ilo is opgericht in 1919 als uitvloeisel van de vredesonderhandelingen na de Eerste Wereldoorlog. De ilo was eerst een agentschap van de Volkenbond, later van de Verenigde Naties. Het huidige handvest is vastgesteld in 1944 in de Verklaring van Philadelphia. De ilo werd opgericht vanuit het idee dat een duurzame vrede niet mogelijk is zonder sociale rechtvaardigheid. Om dat te bereiken heeft de organisatie vier hoofddoelstellingen geformuleerd: het bevorderen van het recht op werk, het verbeteren van de kans om werk te krijgen en te behouden voor mannen en voor vrouwen, het invoeren en uitbouwen van sociale zekerheid én het bevorderen van sociale dialoog tussen werkgevers, werknemers en overheid. Bijzonder is dat de ilo tripartiet is samengesteld uit regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten, én voor ieder land een lid namens de nationale werkgeversorganisaties en een lid namens de werknemersorganisaties. De ilo neemt conventies en aanbevelingen aan om deze doelstellingen in meer concrete normen vast te leggen. Daarover wordt tripartiet onderhandeld tijdens de jaarlijkse internationale conferentie in Genève in juni. Voordat conventies en aanbevelingen van de ilo bindend kunnen worden, moeten deze wel door de lidstaten worden geratificeerd (in de praktijk vindt ratificatie soms slechts in een beperkt aantal landen plaats). Ter ondersteuning van de werkgeversvertegenwoordigers en met het oog op de onderlinge afstemming hebben werkgevers in 1920 de ioe (International Organisation of Employers) opgericht. vno-ncw is lid van de ioe. Mede onder druk van de ioe vindt nu een geleidelijke verschuiving plaats van het jaarlijks vaststellen van telkens nieuwe conventies naar het moderniseren en vereenvoudigen van bestaande conventies respectievelijk opinievorming over relevante
47
Duurzame globalisering
vno-ncw
trends in de wereld van de arbeid. Daarbij worden ook steeds nadrukkelijker de (wereldwijde) economische ontwikkelingen betrokken.
Culturele en religieuze diaspora In mijn beschaving wordt een man door een andere, die van hem verschilt, niet gekwetst maar verrijkt. Boven hen beiden vormt zich hun eenheid in de mens. Wanneer wij ’s avonds in Groep 2/33 met elkaar debatteren, wordt de kameraadschap door de discussies niet geschaad, maar ondersteund omdat geen mens zijn eigen echo verlangt te horen of in de spiegel wil staan kijken. Antoine de Saint-Exupéry [51]
juist ook na de terroristische aanslagen in New York op 11 september 2001. Diversiteit en pluraliteit scheppen waarde, of het nu gaat om sekse, markten, culturen of biodiversiteit; ieder mens heeft iets dat de ander mist. Zoals ook de natuur bloeit elke samenleving door diversiteit.[53] De kunst en kunde is om die onderlinge verschillen tot hun recht te laten komen en een aantal gemeenschappelijke spelregels te formuleren. Een voorbeeld zijn internationale ondernemingen. Die houden rekening met verschillen in nationaliteiten en hanteren tegelijk overkoepelende gemeenschappelijke doelstellingen en principes. Multinationale ondernemingen zijn ook multiculturele (of transculturele) organisaties.
Veel migranten uit minderheidsgroepen in Europa en Nederland vinden de aansluiting met de omringende cultuur, assimileren, worden bicultureel of nemen een hybride identiteit aan - een mix van brokken uit verschillende culturen. Integratie betekent zelden assimilatie, volledig opgaan in de andere cultuur, maar meestal integratie: leven in de andere cultuur met behoud van de eigen identiteit. Zoals Joden sinds eeuwen in de diaspora leven en hun eigen cultuur hebben behouden (ondanks veelvuldige pogroms en antisemitisme). En zoals Chinezen leven in hun Chinatowns. In New York heeft elke etnische groep zijn eigen wijken. De Verenigde Staten zijn steeds minder een blank land; de Amerikanen met de traditionele protestantschristelijke waarden vormen steeds meer een minderheid (die overigens nog steeds dominant aanwezig is).
[51] Antoine de SaintExupery, Oorlogsvlieger, Rotterdam:Donker, 1959, p. 182. Oorspronkelijke titel Pilote de guerre, 1942 [52]H.R. van Gunsteren, Eigentijds burgerschap, studie wrr, 1992.
48
Minderheidsgroepen kunnen zich ook afsluiten en leven in apartheid, in een eigen buurt, waar ze hun eigen voorzieningen hebben, hun eigen ‘zwarte scholen’ en hun eigen taal spreken. Velen zijn werkloos, voelen zich achtergesteld, zijn passief of uiten hun frustraties in baldadigheid, criminaliteit, gewelddadigheid (zoals bij de rellen in 2005 in de grote Franse steden) of in godsdienstig radicalisme. Zij houden via familierelaties, satelliet en internet contacten met geestverwanten in andere landen en vormen zo wereldwijde netwerken. Die dragen bij tot nieuwe economische activiteiten, maar ook tot verspreiding van fundamentalistische ideeën. Vaak wordt culturele diversiteit gezien als probleem. Maar er is ook een ander positief paradigma dat verschillen waardeert als ‘mooi’ en bron van creativiteit en innovatie. Eigentijds burgerschap[52] betekent dat burgers en ondernemers - kunnen omgaan met zulke verschillen en zich niet laten leiden door vooroordelen. Wederzijds respect voor verschillen is hét kenmerk van menselijke waardigheid en een voorwaarde voor vooruitgang en vrede,
De grotere rol van religies Er wordt wel gesproken van een ‘resurgence of religion’.[54] Daarbij valt de groei op van de orthodoxe richtingen (ook al door het relatief grote kindertal in deze groepen). Niet alleen in de islam, maar ook in het protestantisme; opvallend is de kracht van de evangelische kerken in de Verenigde Staten en de pinksterkerken in LatijnsAmerika (juist onder de allerarmsten), maar ook in Afrika, China en in Nederland. Vrijzinnige stromingen zijn aan de verliezende hand. Religies kunnen vooruitgang belemmeren als zij leiden tot onderlinge conflicten, zich uitsluitend richten op het hiernamaals of onverdraagzaam zijn naar andersdenkenden. De meeste islamitische landen kenmerken zich door stagnatie (Turkije is een uitzondering). In sommige landen zijn de verhoudingen tussen de verschillende religieuze bevolkingsgroepen explosief (denk aan Nigeria, Indonesië, India en Soedan). Maar religies kunnen ook vooruitgang bevorderen. De doorbraak van het Calvinistische arbeidsethos in de 16e eeuw heeft het ontstaan van het kapitalisme sterk bevorderd. En religies inspireren het merendeel van de wereldbevolking (West-Europa vormt in de wereld een uitzondering). Kerken zijn in sommige landen het enige goed functionerende instituut, vormen eilanden van hoop en geven een thuis aan migranten. [53] Jonathan Sacks, The dignity of difference, how to avoid the clash of civilizations, Londen: Continuum, 2002. Sacks is Engels opperrabbijn, geleerde en actief betrokken in de interreligieuze dialoog in Engeland. [54] Aldus Scott Thomas, hoogleraar University of Bath, Verenigd Koninkrijk, in zijn lezing voor Socires in Den Haag op 29 maart 2007
49
Duurzame globalisering
vno-ncw
6. Planet: zorgen om klimaat, voedsel, grondstoffen en energie
Klimaatveranderingen Misschien zullen kinderen van toekomstige generaties de vraag stellen: wat bezielde onze voorouders? Slotvraag Al Gore in An inconvenient truth IJskappen smelten, gletsjers verdwijnen, temperaturen stijgen, het weer wordt extremer (meer stormen, overstromingen, regen, droogte, hitte). De klimaatveranderingen zijn voor iedereen zichtbaar en worden ook door niemand ontkend. De discussie gaat over het aandeel van menselijke activiteit. Al Gore kreeg een Oscar voor zijn indrukwekkende documentaire An inconvenient truth (uit 2006) en vervolgens de Nobelprijs. Klimaatveranderingen zijn er volgens Gore altijd geweest, maar niet in het huidige tempo. Gore - en met hem de meeste deskundigen - schrijven de snelle klimaatveranderingen toe aan menselijke activiteit, concreet de uitstoot van co2 als gevolg van industriële activiteit, verkeer en verbranding. Een minderheid van de deskundigen, die minder aan het woord komt, spreekt van bangmakerij.[55] Zij ontkennen de klimaatveranderingen niet, maar menen dat het aandeel van menselijke activiteit gering is. Effecten van zonneactiviteit, ruimtestraling, co2-uitstoot door oceanen en vulkanen zijn veel belangijker. Het is volgens 50
[55] Zoals in de bbc documentaire The great global warming swindle, uitgezonden door de kro op 12 juli 2007.
51
Duurzame globalisering
[56] Kronenberg is professor aan de Technische Universiteit Delft en schreef De menselijke maat, de aarde over tienduizend jaar, uitg. Atlas. [57] Aldus ook Sybe Schaap, voorzitter Unie van Waterschappen, in De Pers van 7 juni 2007. [58] Aldus prof. Vellinga, hoogleraar klimaatverandering in Wageningen en Amsterdam, in Het goede leven van 18 mei 2007. [59] Schatting uit de Shellscenario’s van 2005.
52
vno-ncw
hen een illusie te denken dat de mens veel invloed heeft op de klimaatveranderingen die er altijd zijn geweest en altijd zullen blijven. De Nederlandse geoloog Salomon Kronenberg[56] wijst erop dat de aarde zich nu tussen twee ijstijden bevindt. Over duizenden jaren zullen de zeeën zich weer terugtrekken. Volgens hem kunnen de kapitalen die nodig zijn voor reducties van emissies beter anders worden besteed, bijvoorbeeld voor de versterking van dijken in Bangladesh (en in ons eigen land) [57]. Kronenberg adviseert: “Fight poverty, not climate.”
vragen India en China ruimte om zich te kunnen ontwikkelen zoals de westerse landen eerder deden.
Het broeikaseffect leidt (zonder de maatregelen die volgens nagenoeg alle beleidmakers nodig zijn) tot een temperatuursstijging van 3 tot 4 graden. Met als gevolg: smelting van de ijskap, stijging van de zeespiegel, meer stormen (als gevolg van het warmere zeewater), overstromingen van rivieren, verdroging in Afrika en Zuid-Europa, grotere tegenstellingen tussen droge en natte periodes. Dat vraagt van Nederland maatregelen (versterking en ophoging van dijken en duinen), maar is desastreus voor arme landen met laag gelegen delta’s zoals Bangladesh. De klimaatveranderingen kunnen tot nieuwe migratiestromen leiden (denk aan de droger wordende gebieden in Noord-Afrika, waar de bevolkingsgroei hoog is). Nederland gaat misschien uiteindelijk de kant op van een Bordeaux- of Provence-klimaat en dat heeft voor de landbouw directe gevolgen. Boeren moeten misschien op andere gewassen overstappen en het groeiseizoen wordt langer.[58]
Landbouwgrond en zoet water zijn noodzakelijke bronnen voor ons leven. Een beleid dat gericht is op duurzaamheid, moet zich inspannen om deze vitale bronnen in stand te houden. In de welvarende landen, waar meestal een gematigd klimaat heerst, zijn voedsel en water nauwelijks thema’s. Schaarste bestaat niet, er is eerder sprake van overvloed. Wereldwijd kan het totale landbouwareaal in de toekomst afnemen door ontbossing, erosie, overbevissing en verwoestijning. Ook al omdat landbouwgrond moet wijken voor andere bestemmingen: nieuwe woongebieden voor de groeiende bevolking en de verbouw van biobrandstoffen (bijvoorbeeld suikerriet en mais voor de productie van ethanol).
Klimaatverandering is een grensoverstijgend, globaal vraagstuk. De aanpak ervan doet ook een groot appél op landen in ontwikkeling die nog in de beginfase van hun economische ontwikkeling staan en nu niet de hoogste prioriteit geven aan milieuvraagstukken. 150 tot 180 miljoen Chinezen rijden over 20 jaar in een auto (tegenover 20 miljoen in 2005).[59] Met alle mogelijke gevolgen voor de co2-uitstoot. Het probleem wordt verergerd door houtkap en ontbossing (door verbranding) voor ontginning van landbouwgronden (bijvoorbeeld in Congo, Brazilië en Indonesië. Bomen binden co2 en geven zuurstof af). Ironisch genoeg is een groeiend deel van deze nieuwe landbouwgronden bestemd voor de productie van bio-energie (uit palmolie en suikerriet). Het voorbeeld van Bangladesh, dat kwetsbaar is voor overstromingen, roept ook een ethische vraag op: een arm land dat nauwelijks verantwoordelijk is voor de wereldwijde co2-uitstoot, ondervindt wel de nadelige gevolgen van de klimaatverandering. Men kan niet voorbij gaan aan de rechtvaardigheidsvragen: wie is verantwoordelijk voor de emissies, wie ondervinden daarvan de nadelige gevolgen het sterkst, wie is verantwoordelijk voor verbeteringen, hoe worden emissierechten verdeeld? In de klimaatdiscussie
Dé levensvoorwaarden: landbouwgrond en zoet water Er zijn drie aardbollen nodig als 6,5 miljard mensen op ons huidige niveau consumeren. Wout Dekker, ceo Nutreco [60]
Pessimisme over de voedselproductie is niet nieuw. Al in de 19e eeuw voorspelt Malthus (1766-1834) dat de bevolkingsgroei - die juist in het begin van de 19e eeuw sterk toeneemt - onvermijdelijk leidt tot catastrofale voedseltekorten. Achteraf heeft Malthus de grote productiviteitsstijgingen in de landbouw over het hoofd gezien. De discussie herhaalt zich. Er zijn deskundigen die een doemscenario aanhangen. Maar ook nu bestaan er mogelijkheden voor nieuwe technologieën (nieuwe zaden, ziekte- en droogteresistente granen, biotechnologie, pesticiden, meststoffen, systemen voor efficiëntere irrigatie, klimaatbeheersing) en ontginning van nieuwe landbouwgronden in Latijns Amerika en Afrika onder de Sahara, zij het dat ontginning ten koste zal gaan van natuurgebieden. Want de ontwikkeling van nieuwe landbouwgronden gaat onvermijdelijk ten koste van de natuur (bijvoorbeeld van regenwouden). Ook dat is niet nieuw in de geschiedenis. Nadat de mens de fase van het jagen en verzamelen is gepasseerd, wordt hij landbouwer en veehouder, en begint dieren te temmen, de grond te bewerken, in cultuur te brengen (het woord cultuur is afgeleid van het Latijnse werkwoord colere dat landbouwen betekent). Daarbij wordt de natuur onvermijdelijk aangetast door houtkap en landontginning. [60] Interview Trouw 16 februari 2007.
53
Duurzame globalisering
vno-ncw
Voorwaarden voor duurzame agrarische ontwikkeling zijn: politieke stabiliteit, aantrekkelijke prijzen voor boeren voor hun voedselproducten (politici willen graag de prijzen laag houden) en efficiënt waterbeheer. Ook de verdere afbouw van handelsbarrières voor landbouwproducten zou een positieve impuls geven. Het ontbreken van voldoende zoet water is misschien een groter probleem dan geschikte landbouwgrond. Reeds nu ontstaan tekorten aan schoon zoet drinkwater. Maar ook water voor landbouw is niet altijd voorradig. Schrikbarend zijn de beelden van het drooggevallen Oeralmeer (waarvan het waterpeil zich overigens enigszins herstelt), de gedaalde waterstand in het meer van Galilea (beide als gevolg van intensieve katoenteelt) en wanhopige boeren in Nieuw Zuid Wales (Australië) waar het al jaren niet heeft geregend. Ook het grondwaterpeil daalt in veel steden, het sterkst in de grote metropolen in de ontwikkelingslanden (Mexicostad, Bangkok, Shanghai, Madras, waar soms slechts enkele uren per dag water beschikbaar is), maar ook in veel Europese steden, zelfs in een nat land als Nederland. Zeker in de drogere regio’s kunnen watertekorten gemakkelijk leiden tot spanningen, zoals rond de Nijl, Eufraat en de Jordaan. Goed waterbeheer is daarom noodzaak. In veel landen is water gratis of heel goedkoop, wat niet bevorderlijk is voor een zuinig waterverbruik en voor investeringen in de water-infrastructuur (die noodzakelijk zijn om verspilling door lekkages tegen te gaan). [61] Ook hier moet veel worden verwacht van nieuwe technologie. Met name technieken voor ontzilting van zeewater (zo mogelijk met behulp van schone zonne-energie) zijn veelbelovend.
[61] Aldus kroonprins Willem Alexander in een tvinterview op 27 april 2007. [62] Aldus het lei (Landbouw Economisch Instituut), bericht nrc Handelsblad van 27 juni 2007. [63] Interview nrc Handelsblad van 4 juli 2007, naar aanleiding van het fao-rapport Agricultural Outlook 2007-2016. [64] nrc Handelsblad van 11 september 2007.
54
De behoefte aan landbouwgrond groeit verder door de veranderende consumptie, de stijgende welvaart in ontwikkelingslanden en de behoefte aan bio-brandstoffen (maïs, suikerriet, palmolie). In 2006 stegen de landbouwprijzen op de wereldmarkt met 10 procent.[62] Wereldwijd gaan mensen meer vlees eten, wat een groter beslag legt op landbouwgrond (graan is nodig als grondstof voor veevoer) en zal volgens Wout Dekker van levensmiddelenconcern Nutreco en ex-minister van Landbouw Cees Veerman[63] leiden tot fors hogere vleesprijzen. De prijzen voor granen en melkproducten in Europa zijn de laatste tijd sterk gestegen, zodat de traditionele Europese boterberg en melkplas snel verdampen. In China is het vlees fors duurder geworden door de hogere koopkracht en de veranderende consumptiepatronen.[64] En dan staat ons nog een grote bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden te wachten.
Unilever: duurzaam beheer visstand Vis is belangrijk voedsel in de wereld, zeker in arme landen. Kleinschalige visserij is bovendien een belangrijk middel van bestaan. Veel kleine vissers worden in hun bestaan bedreigd. Van sommige vissoorten, zoals tonijn, kabeljauw en makreel, neemt de populatie snel af. Veel vissoorten worden meegevangen door de grootschalige vistechnieken. De eu heeft vangstquotering ingevoerd voor een aantal vissoorten, maar er zijn ook particuliere initiatieven elders in de wereld. Unilever hoorde tot de grootste visinkopers ter wereld en sprak in 1995 als ambitie uit om in 2005 alleen nog vis in te kopen van duurzame bronnen. Daartoe richtte Unilever met het wwf (World Wildlife Fund) in 1996 de Marine Stewardship Council (msc) op, die standaarden geformuleerd heeft voor duurzame visserij. Principe 1 luidt: “A fishery must be conducted in a manner that does not lead to overfishing or depletion of the exploited populations and for the populations that are depleted, the fishery must be conducted in a manner that demonstrably leads to their recovery.” Gestreefd wordt naar duurzame relaties met vissers die aan de gestelde normen voldoen. Zij kunnen daarvoor een certificaat krijgen. In 2006 verkocht Unilever het merendeel van zijn visbedrijven, maar het bedrijf blijft betrokken bij het MSC. Het aanvankelijke doel is niet geheel bereikt, maar steeds meer consumenten letten op duurzaamheid. Grote retailers als Tesco, Wall-Mart en Sainsbury’s doen zaken met MSC-gecertificeerde visbedrijven.
Duurzame bosbouw Illegale en grootschalige houtkap is een grote bedreiging voor bos en oerwouden. Jaarlijks verdwijnt 13 miljoen hectare (bijna vier keer de oppervlakte van Nederland). Juist de vraag naar biobrandstof betekent een aanslag op het oerwoud. Voor duurzame bosbouw bestaat een certificaat van de FSC (Forest Stewardship Council). Het markaandeel van FSC-hout ligt op 15 procent in 2006. Lastig is dat er inmiddels meer richtlijnen en keurmerken zijn. [65] De overheid zal als consument van hout het goede voorbeeld geven: in 2010 moet al het hout dat de overheid inkoopt afkomstig zijn uit bossen die beheerd worden volgens de afgesproken duurzaamheidprincipes. Inkopers zullen zich vergewissen dat het hout van legale afkomst is; daarvoor wordt een aantal hulpmiddelen ontwikkeld, bijvoorbeeld specificaties en contractvoorwaarden. Minister Verburg pleit voor een Europees verbod op de import van illegaal hout. [66]
[65] Bericht nrc Handelsblad van 27 juni 2007. [66] Bericht nrc Handelsblad van 28 juni 2007.
55
Duurzame globalisering
vno-ncw
De strijd om energiebronnen en grondstoffen Brandstofverbruik staat op gespannen voet met duurzaamheid, want de meeste energiebronnen zijn niet hernieuwbaar. Winning van energie put natuurlijke voorraden van steenkool, olie en gas uit. In vorige eeuwen verwoestten eerst houtkap en later mijnbouw complete landschappen. Gebruik van het nog ruim voorradige steenkool - dat wereldwijd voorlopig een belangrijke energiebron zal blijven - zal zorgen voor meer co2-uitstoot. Zelfs schone energie heeft milieunadelen. De moderne windmolens verstoren natuurlijke vergezichten. Tegenstanders van schone kernenergie blijven zich verzetten tegen de opslag van kernafval. Toch zullen wind- en kernenergie een grotere rol moeten gaan spelen in onze toekomstige energievoorziening, domweg omdat we niet zonder kunnen.
[67] Aldus Jeroen van der Veer, ceo Shell, tijdens de aandeelhoudersvergadering op 16 mei 2006.
56
Hout was eeuwenlang de belangrijkste brandstof. Na grote ontbossingen maakt hout plaats voor turf en steenkool, weer later voor olie, gas en kernenergie. Maar deze voorraden zijn eindig. Alternatieve energiebronnen zijn windenergie, waterkracht, gebruik van biomassa (verbranding huisvuil, afval, oud hout) en winning van brandstoffen uit landbouwgewassen (bijvoorbeeld ethanol uit suikerriet en maïs). Maar de biolandbouw heeft zelf ook nadelen: het vermindert het landbouwareaal, vernietigt oerwoud en leidt tot nieuwe uitstoot van broeikasgassen (met name van nox en co2; Braziliaanse suikerboeren verbranden op grote schaal suikerriet) en de arbeidsomstandigheden op de suikerplantages laten vaak veel te wensen over. De grootste belofte is ongetwijfeld de brede toepassing van zonne-energie, een bijna onuitputtelijke energiebron, en wellicht ooit kernfusie (maar de daarvoor benodigde temperaturen zijn voorlopig nog te hoog; Europa heeft hier een ambitieus project van gemaakt). Zonne-energie en gebruik van wind en waterkracht zijn sterk plaatsgebonden (afhankelijk van de aanwezigheid van wind en zon). De prijs van deze energie zal geleidelijk meer concurrerend worden met die van fossiele brandstoffen. De traditionele energiebronnen - gas, olie, steenkool - zijn voorlopig voldoende aanwezig, maar de gemakkelijk toegankelijke olievelden raken uitgeput en de exploratie van nieuwe velden wordt veel kostbaarder.[67] Veel olievelden bevinden zich bovendien in politiek instabiele landen (Iran, Irak, Nigeria, Latijns Amerika). Steenkool is er nog voldoende, maar levert co2-uitstoot en de technologie voor afvang en opslag van co2 is pas omstreeks 2020 beschikbaar. vno-ncw heeft daarom bij herhaling gepleit voor de optie van kernenergie. Kernenergie is onmisbaar in de energiemix, levert geen co2-uitstoot op, is goedkoop en het afvalprobleem is goed beheersbaar met de beschikbare technologie. Daarbij is het is een illusie om te
denken dat energiebesparing – hoe belangrijk ook – voldoende is om in de komende jaren aan de energievraag te voldoen. [68] Volgens topeconoom Jaap van Duijn, jarenlang verbonden aan Robeco, wordt te luchthartig gesproken over de beschikbare olie- en gasreserves.[69] Hij wijst erop dat er al vele jaren jaarlijks meer olie wordt verbruikt dan er nieuwe voorraden worden ontdekt. De Verenigde Staten zijn al lang niet meer zelfvoorzienend en zijn sterk afhankelijk geworden van import. China legt een toenemend beslag op de aanwezige grondstoffen in de wereld. De Chinese industrie is weinig energie-efficiënt (zeven maal minder efficiënt dan Japan). China neemt een derde deel van de stijging van het wereldenergieverbruik vanaf 2000 voor zijn rekening en dat aandeel zal verder toenemen. Daarmee is het land verantwoordelijk voor de verdrievoudiging van de olieprijs sinds 2001. De bewezen olievoorraden in de wereld zijn volgens Van Duijn beperkt en genoeg voor 35 tot 40 jaar. De Verenigde Staten hebben in het huidige tempo hun binnenlandse voorraden over 12 jaar verbruikt. Er komt een moment dat de winning van olie meer energie kost dan het opbrengt. Steenkool is nog overvloedig aanwezig en kan als grondstof dienen voor energiecentrales, maar kan olie niet vervangen als transportbrandstof. Een vliegtuig kan nu eenmaal niet voortbewegen op steenkool. Volgens Van Duijn leidt het opraken van de oliereserves tot minder groei, want de hele industriële ontwikkeling is nauw verbonden met olie (de oliewinning begon aan het einde van de 19e eeuw in de Verenigde Staten en kreeg nieuwe impulsen in de jaren vijftig en negentig van de vorige eeuw). Meer optimistisch is Willem de Ridder, directeur van de Stichting Maatschappij en Onderneming, die een snelle opkomst voorziet van een waterstofeconomie.[70] Daarin wordt waterstof, door elektrodialyse gewonnen uit water, de nieuwe energiedrager. Autofabrikanten experimenteren met de brandstofcel met waterstof, maar de vraag is wanneer de brandstofcelauto op grote schaal zal zijn geïntroduceerd. De eerste voertuigen zijn inmiddels in gebruik, maar grootschalige toepassing kan nog lang duren. Daarvoor is bijvoorbeeld de aanleg nodig van een netwerk van waterstoftankstations. De vraag is of het verbruik van de nu beschikbare energievoorraden gelijke tred houdt met de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen. Voorlopig bestaat in ieder geval een grote nervositeit op de energiemarkten. De nieuwe opkomende landen hebben grote behoefte aan energie en grondstoffen. China zal de komende jaren jaarlijks een tweecijferige groei kennen in het verbruik van olie, staal, ijzererts, nikkel, koper en aluminium. [71] Opvallend zijn de activiteiten van China in Afrika en het Midden-Oosten,
[68] Artikel Bernard Wientjes in de Volkskrant van 7 augustus 2007. [69] Jaap van Duijn, De groei voorbij, over de toekomst van Nederland na de booming nineties, Amsterdam: De Bezige Bij, 2007, p. 109, 110, 190, 198. [70] Stichting Maatschappij en Onderneming, Koers 2020, nieuwe toekomst, nieuwe leiders, 2005, p. 60. [71] VKW Metena, China, reus op lemen voeten, Antwerpen, 2007.
57
Duurzame globalisering
vno-ncw
voor de voedselvoorziening elders. Gebruik van meer windenergie vraagt tijd en zal
die sterk zijn gericht op zekerstelling van de eigen behoeftes aan energie en grondstoffen. Het streven van landen naar energiezekerheid leidt tot nieuwe geopolitieke verhoudingen. Wereldwijd spannen naties zich in om hun energievoorziening veilig te stellen. In Europa vervult Rusland een sleutelrol en bedrijft met zijn energievoorraden machtspolitiek. De energieproducerende landen tonen een toenemend zelfbewustzijn (bijvoorbeeld Venezuela, Bolivia) en schromen niet voor eenzijdige maatregelen als nationalisaties.
[72] Volgens het Milieu- en Natuurplanbureau zal de binnenlanddoelstelling voor co2-reductie niet worden gehaald door de onverwachte toename van de co2-uitstoot per kilometer. Motoren worden energiezuiniger, maar dit effect wordt tenietgedaan door de zwaardere auto’s. Gelezen in nrc Handelsblad van 23 mei 2006.
Hoe staat Nederland er voor? Het Nederlandse bedrijfsleven loopt voorop als het gaat om energie-efficiëntie. Nederland is al lang overgeschakeld op het milieuvriendelijke gas, maar dat raakt ook op. Het energieverbruik kan nog fors omlaag. vno-ncw heeft in een duurzaamheidsakkoord met de overheid concrete afspraken gemaakt over co2-reductie, energiebesparing en duurzame energie in een groot aantal sectoren (zie kader hierna). De Nederlandse consument heeft twee gezichten. Als het op daden aankomt, handelt hij vooral milieubewust als het hem weinig moeite, tijd en geld kost. Hij brengt oud papier en glas naar de daarvoor bestemde bakken en isoleert zijn huis. Maar hij neemt regelmatig een goedkope verre vliegvakantie, pakt gemakkelijk de auto die bovendien steeds zwaarder wordt en dus meer brandstof verbruikt [72] en schaft elektrische apparaten aan die zijn gemak dienen, zoals een afwasmachine, wasdroger en magnetron (ook al worden die apparaten steeds energiezuiniger [73]). Misschien wordt het milieubewustzijn sterker als de prijzen van energie en water fors stijgen, of zich ernstige milieu-incidenten voordoen.
40 procent van het energieverbruik vindt plaats in gebouwen (67 procent in huizen, 33 procent in bedrijfspanden[74]). Daar is nog veel besparing mogelijk, door betere isolatie, zuinige lichtinstallaties en andere verwarmingssystemen zoals aardwarmtepompen. Tuinders zijn in staat de warmte die zij opwekken in de zomer, onderaards op te slaan en in de winter weer te benutten. De CO2-uitstoot van vrachtwagens kan worden beperkt door roetfilters en schonere motoren. Auto’s met hybride motoren zijn inmiddels op de markt en worden binnenkort gevolgd door trucks met hybride motoren. Biobrandstoffen en ethanol zullen gewoner worden, maar de echte revolutie zal plaatsvinden met het gebruik van waterstof als brandstof.
[73] Sociaal Cultureel Planbureau , 1999, Verspilde energie? [74] Cijfers van de wbcsd, World Business Council for Sustainable Development. [75] Interview nrc Handelsblad van 31 mei 2007.
58
Voorbeelden energiebesparing
Hoe reëel is de belofte van duurzame elektriciteit? Richard de Lange, voorzitter van Energiened, de vereniging van Nederlandse energiebedrijven, zet vraagtekens bij de mogelijkheden van duurzame energie.[75] Biomassa kan in Nederland slechts op beperkte schaal worden geproduceerd en heeft gevolgen
vooral op zee moeten gebeuren. Zonne-energie is vooral geschikt voor warme landen en zal in 2020 slechts voor 1 procent van de elektriciteit kunnen zorgen. Voorlopig zal steenkool belangrijk blijven. De co2 kan worden afgevangen en onderaards worden opgeslagen in de lege gasvelden. Maar de belangrijkste oplossing ligt in de toepassing van kernenergie. [77] Inmiddels is een discussie ontstaan over het plan om vijf nieuwe kolencentrales te bouwen.[76] Greenpeace vindt dit bizar, want de uitstoot komt overeen met die van 9 miljoen auto’s. Volgens de energiebedrijven kan met de moderne technologie co2 worden afgevangen en ondergronds opgeslagen in de lege gasvelden. Steenkool is nodig vanwege de onzekerheid over de gasreserves en de prijs van het gas. Volgens anderen is er nog voldoende aardgas in de komende 20 tot 25 jaar.
Philips’ inspanningen voor grotere energie-efficiëntie [78] De verkopen van groene producten van Philips zijn in 2006 naar meer dan 4 miljard euro gestegen, 15 procent van onze totale omzet. Dit is te danken aan de inspanningen die de fabrikant in de afgelopen tien jaar heeft gedaan op het gebied van ecodesign en aan het bedrag van ruim 400 miljoen euro dat de laatste vijf jaar in milieuvriendelijke verlichtingstechnologie is geïnvesteerd. Met Philips’ nieuwste verlichtingstechnologieën is een gemiddelde energiebesparing van minstens 30 procent mogelijk. Door de langere levensduur van deze verlichtingsproducten en de recyclingmogelijkheden daarvan, kan zowel de hoeveelheid afval als het gebruik van natuurlijke hulpbronnen fors worden teruggebracht. Door consumenten aan te moedigen hun gloeilampen in huis te vervangen door energiebesparende alternatieven zouden huishoudens in Europa tot 80 procent op de elektriciteitskosten voor verlichting kunnen besparen. Een nieuw product van Philips is de halogeenlamp ‘Edore’. Een energiezuinige lamp voor in huis, die helder, sprankelend licht geeft en 50 procent minder stroom verbruikt dan een gewone gloeilamp. De Edore is vanaf de tweede helft van 2007 verkrijgbaar en past in een normale fitting. Philips ontwikkelt ook betaalbare, energiezuinige kwaliteitsverlichting in opkomende economieën. Zo wordt in vier staten van India een commercieel proefproject uitgevoerd met een oplaadbare, draagbare lamp en een LED-zaklantaarn die met de hand kan worden aangedreven. Een ander gebied waar Philips zich op richt, is het verborgen energieverbruik van tv’s die stand by staan. Philips wil dit verborgen energieverbruik van zijn tv’s voor de modellenreeks 2008 terugbrengen tot minder dan 0,2 watt. Ook het stroomverbruik van televisies die aan staan, wordt aangepakt. Dit betreft met name lcd-tv’s met lichtsensoren die de achtergrondverlichting automatisch dimmen om het energieverbruik te verminderen als men ‘s avonds televisie kijkt.
[76] nrc Handelsblad van 7 juni 2007. [77] Aldus Paul van Riel, directeur van ingenieursbureau Fugra, in nrc Handelsblad van 3 juli 2007. [78] Persbericht Philips 19 februari 2007 naar aanleiding van Philips’ ‘Sustainability Report 2006’.
59
Duurzame globalisering
vno-ncw
Klimaat- en energiebeleid Een temperatuurstijging van 2 graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk wordt acceptabel geacht. Dat vraagt volgens de meeste deskundigen om ingrijpende maatregelen. Volgens het Kyotoverdrag (1997) moet Europa zijn co2-emissies in 2012 met 8 procent terugbrengen ten opzichte van 1990. Nederland - dat al relatief schoon produceert - moet een reductie realiseren van 6 procent. De Europese Raad van Ministers heeft in maart 2007 nieuwe ambitieuze doelstellingen geformuleerd voor 2020 (drie maal 20 procent: 20 procent minder co2, 20 procent energiebesparing, 20 procent meer schone energie). Het probleem is dat grote industriële landen, zoals de Verenigde Staten, Canada, India en China het Kyotoverdrag niet hebben ondertekend. Maar de Duitse bondskanselier Angela Merkel wist in juni 2007 met de G-8 leiders, dus ook de Verenigde Staten en Canada, principeafspraken te maken over co2-reductie. De Verenigde Staten zijn wereldwijd verantwoordelijk voor de meeste co2-uitstoot, maar worden als grootste vervuiler binnenkort gepasseerd door China, dat in hoog tempo kolengestookte energiecentrales bouwt. Indonesië is derde als gevolg van de grote bosverbrandingen. De co2-reductie van Europa met 20 procent leidt wereldwijd tot een afname van slechts 1,5 procent en sorteert dus weinig effect.[79] Niettemin heeft het Nederlandse kabinet de eu-doelstelling verder aangescherpt door in het coalitieakkoord (februari 2007) de ambitie te formuleren om de emissie in 2020 verder terug te brengen tot 30 procent, liefst in Europees verband. Om dit concreet in te vullen heeft het bedrijfsleven een duurzaamheidsakkoord gesloten met de overheid. Kernenergie blijft volgens vno-ncw onmisbaar in de totaaloplossing.
[79] Aldus de Finse denktank etla, anp-bericht van 9 mei 2007. [80] wrr, Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme, 2006.
60
Belangrijk is dat Nederland zijn eigen bedrijfsleven niet uit de markt prijst (toeziet op een level playing field). Want de mogelijkheden voor een kosteneffectief klimaatbeleid alléén in Nederland (en Europa) zijn beperkt, zo stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) in zijn advies van 2006.[80] Op een realistische manier schetst de wrr een aantal beleidsopties: – Aanpassing. Voor Nederland zijn de hogere zeespiegel en het nattere klimaat belangrijke aandachtspunten, met name de overstromingsveiligheid (de temperatuur gaat sowieso stijgen, ook bij een succesvol co2-beleid). Dijken moeten worden versterkt, laag gelegen polders kunnen beter niet worden bestemd voor woningbouw. – Reductie van emissies. Moderne hernieuwbare energie (zon, wind, waterkracht, biomassa) biedt tot 2030 onvoldoende soelaas om de emissiereductiedoelstelling te realiseren. Fossiele energie - en met name de relatief goedkope
steenkool - zal tot 2050 de energievoorziening domineren. Emissiedoelstellingen moeten daarom onvermijdelijk op kolen worden toegespitst. Reducties zijn volgens de wrr denkbaar langs vier wegen: grotere energie-efficiëntie; een andere energiemix (meer biomassa en biobrandstof, in combinatie met co2-afvang en -opslag); fotosynthese (binding van co2 door bosaanplant - en tegengaan van ontbossing) en reductie van overige broeikasgassen (met name methaan en nox). In de ontwikkeling van de daarvoor benodigde nieuwe technologie ligt een grote uitdaging en kans voor het bedrijfsleven. – Internationale beleidscoördinatie. Europa heeft zich sterk gemaakt voor een forse reductie van de co2-emissie en vervult met zijn emissiehandelssysteem een voorloperrol in de wereld. Binnen Europa hoort Nederland tot de koplopers. Maar de meeste milieuwinst moet buiten Nederland (en Europa) worden bereikt. Zeker in ontwikkelingslanden zijn grote reducties van emissies te realiseren. Coalities zijn denkbaar tussen landen en bedrijven. Naast multilaterale afspraken zijn bilaterale afspraken mogelijk. Klimaat kan een sterker aandachtspunt worden in de ontwikkelingssamenwerking. De wrr pleit verder voor het instellen van een wco, een World Climate Organisation.
Duurzaamheidsakkoord vno-ncw met kabinet [81] vno-ncw heeft samen met mkb-Nederland en lto Nederland in mei 2007 het kabinet een concreet voorstel gedaan voor een duurzaamheidsakkoord. Dat heeft in oktober geleid tot concrete afspraken. Met tal van bedrijfstakken - industrie, raffinage, papier, energieopwekking, land- en tuinbouw, vervoer, luchtvaart - zijn concrete taakstellingen geformuleerd voor de energiebesparing en co2-reductie die in 2020 behaald moeten zijn. Innovatie en technologie zullen hierbij een sleutelrol vervullen. Het akkoord kan ook een externe dimensie krijgen, doordat ondernemingen de nieuwe technieken ook elders in de wereld snel ingang kunnen laten vinden.
[81] vno-ncw, mkb-Nederland en lto Nederland ontvouwden hun plan voor een duurzaamheidakkoord tijdens een bijeenkomst met vrom-minister Cramer, op 22 mei in Den Haag
61
Duurzame globalisering
vno-ncw
7. Perspectieven op de toekomst
De Shell-toekomstscenario’s: balanceren tussen markt, sociale rechtvaardigheid en veiligheid De toekomst blijft ongewis, want naast trends zijn er tegenbewegingen, verrassingen en trendbreuken. Een Franse statisticus voorspelde aan het begin van de vorige eeuw dat Parijs zou ondergaan in de mest door het toenemende aantal koetsen met paarden in de stad. De uitvinding van de auto brak volledig met deze trend. Om grip te krijgen op de alternatieve toekomstmogelijkheden heeft Shell drie scenario’s ontwikkeld voor 2025, waarin drie drijvende krachten centraal staan: marktprikkels (met efficiency als doel), gemeenschapskrachten (gericht op sociale cohesie en rechtvaardigheid) en drang naar regulering (gericht op beheersing van veiligheidsrisico’s).[82] Met als actoren markt, maatschappij en staat. Het liefst zou iedereen natuurlijk de drie doelen van efficiency, rechtvaardigheid en veiligheid tegelijk realiseren, maar volgens Shell sluiten deze elkaar juist vaak uit. Keuze voor één of twee van deze drie doelstellingen heeft daarom het karakter van een trilemma. Opvallend in het Shell-scenario is de zorg voor veiligheid die velerlei vormen kan aannemen: bestrijding van armoede, ziektes, beschikbaarheid van hulpbronnen (water, energie), zorg voor werkgelegenheid, maatregelen tegen terrorisme, bescherming tegen misdaad en integriteitinbreuken, per62
[82] Shell Global Scenarios to 2025, uitg. Shell Londen, 2005, zie voor de samenvatting www.shell.com/scenarios.
63
Duurzame globalisering
vno-ncw
soonlijke veiligheid, bestrijden van computervirussen en piraterij. Daarbij is een rol weggelegd voor een sterke overheid die dwingend optreedt, regels stelt en toezicht houdt. De wisselwerking tussen deze drie drijvende krachten leiden tot de volgende drie scenario’s voor 2025: – Het low trust globalisation scenario, dat marktprikkels combineert met regelgeving gericht op veiligheid. Met daarin een belangrijke rol voor de staat, die marktwerking respecteert, maar tegelijk regels stelt. In dit scenario bestaan veel, soms conflicterende regels, veel publiek toezicht, veel checks and balances, veel maatregelen voor compliance, veel juridische procedures, ngo’s die aandringen op regelgeving en veel internationale standaarden. De openbare voorzieningen blijven in dit scenario beperkt, een progressief belastingstelsel gericht op herverdeling van inkomen ontbreekt en voor sociale cohesie bestaat weinig aandacht. – Het scenario open doors laat een pragmatische wereld zien waarin sociale cohesie samengaat met efficiency. Burgers, bedrijven, cso ‘s (Civil Society Organisations) en politici nemen initiatieven om veiligheid en vertrouwen te versterken. Ze hebben veel vertrouwen in codes, good practices, certificatie, goede relaties tussen stakeholders en een sterke civil society. Competitie gaat hand in hand met samenwerkingsvormen tussen bedrijven, overheden en ngo’s, ook internationaal. – Het scenario flags toont een dogmatische, verdeelde wereld, waarin veiligheid en sociale cohesie belangrijker zijn dan efficiency. Kenmerken zijn: fragmentatie, veel nationale regelgeving, ‘gated communities’, veel conflicten over waarden en religies, protectionisme en nationaal denkende ngo’s. De nadruk ligt op de binnenlandse politiek, belangen van de verschillende groepen en bescherming tegen externe bedreigingen. Vertrouwen is beperkt tot de eigen groep of natie, buitenstaanders worden gewantrouwd.De wereld is meer internationaal dan globaal. De opstellers van de Shell-scenario’s doen geen uitspraken over de gewenste en meest waarschijnlijke ontwikkelingen. Het scenario open doors lijkt het meest aantrekkelijk: het is positief over globalisering, hecht betekenis aan rechtvaardigheid en diversiteit, doet een beroep op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven; het leidt tot een hogere economische groei en lijkt het beste te passen bij een Europa dat wel vaart bij goed overleg en onderling vertrouwen. Maar het scenario open doors is allerminst vanzelfsprekend. Protectionisme en een clash of cultures passen meer in het scenario flags, terwijl het Amerikaanse streven naar veiligheid en regelgeving eerder leidt tot low trust globalisation. 64
De inrichting van de internationale publieke ruimte Voor tal van vraagstukken is internationale politieke coördinatie wenselijk. Hoe moeilijk dat is, blijkt bijvoorbeeld bij de discussies rond de herziening van de wto, de Doharonde, het Kyotoverdrag, en het Europese Verdrag. Er is grote behoefte aan goed functionerende internationale instituties (denk aan de Verenigde Naties, G-8, imf, wto, ilo (International Labour Organisation, het Internationaal strafhof in Den Haag. Als het aan de Nederlandse wrr ligt, komt er ook een International Climate Organisation). De meeste instituties zijn platforms voor ontmoeting en overleg, maar komen vaak moeilijk tot besluiten (wat bij burgers gemakkelijk een houding van scepsis in de hand werkt). Soms is er een succes, bijvoorbeeld in 2000 toen 189 regeringsleiders zich committeerden aan acht millenniumdoelen die de ergste armoedeproblemen in 2015 moeten hebben opgelost (zie kader p. 38-40) en in juni 2007 toen de G-8-leiders zich committeerden aan co2doelstellingen. De internationale publieke ruimte bestaat uit internationale instituties, maar ook uit afzonderlijke naties, blokken (bijvoorbeeld de eu), de internationale media, ngo’s, ondernemingen en burgers. Daarin treedt de eu vaak als een gemeenschappelijk blok naar buiten. Grote landen als de Verenigde Staten, Rusland en China stellen zich vaak unilateraal op. Maar ook kleinere landen, bijvoorbeeld de zelfbewuste, links-populistische oliestaten in Latijns-Amerika (Venezuela, Bolivia), worden onafhankelijker en verzetten zich tegen de internationale instellingen. Zoals het imf, dat in ruil voor krediet in hun ogen vaak veel te ingrijpende beleidsaanpassingen eist. Het totale beeld is: verdeeldheid en eenzijdig optreden. Pleidooien voor meer invloed van de internationale instituties oogsten vaak spontane bijval, maar hebben weinig effect. Misschien zijn voor versterkte internationale samenwerking meer gevoel van urgentie en nieuw leiderschap nodig (zoals dat gevoeld werd na de Tweede Wereldoorlog en leidde tot de oprichting van de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap). Wellicht moet voor de aanpak van de globale vraagstukken meer worden verwacht van de markt, met name van een actief, maatschappelijk betrokken bedrijfsleven, en van de civil society (initiatieven van maatschappelijke organisaties), dan van de gevestigde instituties. Bedrijven krijgen te maken met tal van nieuwe internationale regels: de Verenigde Staten leggen eenzijdig regels op voor corporate governance en accounting die nu de wereldwijde standaard zijn voor beursgenoteerde ondernemingen. Ook multilateraal komen nieuwe regels tot stand. De eu 65
Duurzame globalisering
vno-ncw
sluiten. Honderden - vooral grote - bedrijven hebben de tien geformuleerde principes
heeft talrijke regels geformuleerd die bedrijven binden, hetzij direct, hetzij via richtlijnen die zijn vertaald in nationale wetgeving. Verder zijn er internationale normen die bedrijven vrijwillig navolgen. Zo geeft de Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 een standaard voor mensenrechten en heeft de ilo in verdragen normen geformuleerd voor menswaardige arbeid. Deze standaarden binden bedrijven niet altijd rechtstreeks (de verdragen hebben de rechtskracht van soft law), maar worden vaak vrijwillig nagevolgd, zeker als het gaat om fundamentele arbeidsnormen (zie hoofdstuk 5). Binnen internationale organisaties zijn inmiddels tal van vrijwillige internationale codes tot stand gekomen, zoals de oeso-codes, de codes van de ICC (International Chamber of Commerce) en het Global Compact uit 1999, een initiatief van Kofi Annan, de voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, dat tien principes formuleert waaraan ondernemingen zich vrijwillig kunnen committeren (zie kader hierna).
inmiddels onderschreven. In Nederland ABN Amro, Shell, TNT en Unilever. Herman Mulder, tot vorig jaar directeur-generaal van ABN Amro, trekker van het Nederlandse ‘chapter’ van het Global Compact, zei hierover: “De filosofie hierachter is dat met na me het internationale bedrijfsleven vanuit zijn core-strategie een belangrijke bijdrage kan leveren aan het tot stand brengen van een betere, welvarende wereld, waarvan datzelfde bedrijfsleven direct zal kunnen profiteren. Voorts speelt hierbij een rol de erkenning dat samenwerking met collegabedrijven en andere belanghebbenden essentieel is: overheid, universiteiten, maatschappelijke organisaties.”[83] De 10 principes van het Global Compact zijn: Human Rights 1. Businesses should support and respect the protection of internationally proclaimed human rights. 2. Make sure that they are not complicit in human rights abuses. Labour Standards 3. Businesses should uphold the freedom of association and the effective recognition of the right to collective bargaining. 4. The elimination of all forms of forced and compulsory labour. 5. The effective abolition of child labour. 6. The elimination of discrimination in respect of employment and occupation. Environment 7. Businesses should support a precautionary approach to environmental challenges. 8. Undertake initiatives to promote greater environmental responsibility. 9. Encourage the development and diffusion of environmentally friendly technologies. Anti-Corruption 10. Businesses should work against all forms of corruption, including extortion and bribery.
In de internationale publieke ruimte zijn naast de internationale instituties de media en ngo’s een grote invloedsfactor geworden. ngo’s hebben ontdekt dat bedrijven vaak beter aanspreekbaar zijn dan regeringen. Want juist bedrijven zijn kwetsbaar voor de publieke opinie en de effecten daarvan op het consumentengedrag, willen zich maatschappelijk verantwoord gedragen, gaan de dialoog aan met betrokken partijen en proberen reële, praktische oplossingen te vinden. Daarnaast zijn er vele particuliere initiatieven die ten doel hebben om globalisering in goede banen te leiden, zoals het Earth Charter (Handvest van de aarde, zie kader hierna), opgericht na de vn-milieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992, met prominente leden als Michael Gorbatjsov en Ruud Lubbers; het jaarlijkse World Economic Forum in Davos voor leiders in politiek en bedrijfsleven en het alternatieve World Social Forum. Ook zijn er initiatieven van kerken, zoals de Europese bisschoppen (die hebben gepleit voor een vorm van wereldregering), de uiterst kritische verklaring van de reformatorische kerken, de zogenoemde warc-verklaring en de interreligieuze dialoog (zoals het project Weltethos van de theoloog Hans Kung).
Global Compact: een code voor ondernemingen Secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties riep in 1999 op het World Economic Forum in Davos bedrijven op om VN-organisaties te helpen bij het verbeteren van mensenrechten, de positie van werknemers, het milieu en corruptie. Daarvoor is een Global Compact opgesteld, waarbij bedrijven zich vrijwillig kunnen aan-
66
Earth Charter (Handvest van de aarde) In 1987 heeft de vn-commissie-Brundtland opgeroepen om te komen tot een nieuw handvest dat fundamentele principes voor duurzame ontwikkeling bevat. Tijdens de Aardetop in Rio de Janeiro 1992 is er aan een ontwerp voor het handvest gewerkt. In 1994 is met steun van de Nederlandse regering verder gewerkt aan een uiteindelijke versie. Dit Handvest van de Aarde doet een sterk moreel appel op verantwoordelijkheden van mensen en landen naar elkaar, toekomstige generaties en de natuur. Het formuleert een aantal principes: respect en zorg voor alle levensvormen, ecologische integriteit, sociale en economische rechtvaardigheid, democratie, geweldloosheid en vrede. Deze principes worden vervolgens uitgewerkt. Eén van de dragers van het initiatief, de Nederlandse ex-premier Ruud Lubbers, vergelijkt het Handvest van de Aarde met de Universele verklaring van de rechten van de mens, die internationaal een belangrijke morele status heeft gekregen.
[83] icc Nieuwsbrief van juni 2006.
67
Duurzame globalisering
vno-ncw
MVO: Maatschappelijk Vernieuwend Ondernemen We are going to solve tough customer and global problems and make money doing it. Jeff Immelt, ceo General Electric [84] Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen begint met goed burgerschap. Ondernemers moeten zich als goed burger houden aan de nationaal en internationaal geldende regels, een goede werkgever zijn voor hun werknemers (in welk land dan ook), geen schade toebrengen aan het milieu en rekening houden met opvattingen van stakeholders. In arme landen omvat dat vaak ook community care, gezondheidszorg en onderwijs, wanneer elementaire voorzieningen van staatswege ontbreken. Verantwoord ondernemen vraagt aandacht voor transparantie, ketenbeheer en arbeidsnormen: - Door transparantie maakt de onderneming duidelijk wat zij doet en welke maatschappelijk resultaten zij boekt; grote ondernemingen brengen daarom vaak een maatschappelijk of duurzaamheidverslag uit. - Ketenbeheer betekent dat de onderneming ook het proces van toelevering beheerst en controleert op criteria van duurzaamheid en arbeidsnormen. Bijvoorbeeld door af te spreken met (onder)aannemers om geen kinderarbeid te gebruiken, en door daar vervolgens op te controleren. Daarvoor zijn vormen van certificatie en toezicht ontwikkeld. Ketenbeheer zal in Nederland een stimulans krijgen doordat de rijksoverheid heeft uitgesproken om in 2010 voor 100 procent duurzaam te zullen inkopen, de overige overheden voor 50 procent. Een stap verder dan verantwoord ondernemen gaat de ondernemer die zich de vraag stelt: hoe kan mijn onderneming met haar eigen producten, technologie, know how en competenties bijdragen aan de aanpak van maatschappelijke vraagstukken? Dan gaat het om de eigen missie van de onderneming: waartoe is zij op aarde, voor de belangen van aandeelhouders, of breder, voor de belangen van stakeholders, voor het eigenbelang of voor het common good en vooruitgang van allen? Juist in nieuwe producten en technologie zoals vooral bedrijven die kunnen ontwikkelen en toepassen, liggen de oplossingen voor duurzame globalisering. Het bedrijfsleven is daarin een onmisbare partner. [84] Gelezen op www. ge.com onder project ecomigination.
68
Voorbeelden zijn Shell die zijn onderzoek richt op duurzame energie en Toyota dat enorm heeft geïnvesteerd in het ontwikkelen van een hybride motor. Philips heeft een spaarlamp ontwikkeld die forse energiebesparin-
gen oplevert. Unilever maakt speciale wasmiddelen voor de armen aan ‘the bottom of the pyramide’ (zie hiervoor het kader op p. 44). tnt Post zet zijn logistieke kennis in om mee te helpen aan het wereldvoedselvraagstuk door de distributie te verbeteren. Dergelijke maatschappelijk uiterst belangrijke innovaties sluiten aan bij de eigen kernactiviteiten en kerncompetenties van ondernemingen; juist daarin kunnen zij het verschil maken. Zulke innovaties zijn ook essentieel bij voedseltechnologie en waterbeheer. De uitdaging voor elk bedrijf is om zijn unieke maatschappelijke bijdrage te vinden en praktisch vorm te geven. Door zich opnieuw de vraag te stellen: waartoe bestaat dit bedrijf eigenlijk? In welke behoeftes kan het voorzien? Wat is zijn missie, ook in maatschappelijke zin? Die maatschappelijke betrokkenheid van de onderneming is natuurlijk niet grenzeloos; er moet ook winst worden gemaakt. En ook de politiek moet zijn verantwoordelijkheid nemen. John Browne, voormalig ceo van British Petroleum, maakte zich sterk voor duurzaamheid, maar zei ook: “Business is about business, it’s not a surrogate for governance or public service”. [85]
Siemens: winst verhogen door aanpak wereldproblemen Voormalig ceo Klaus Kleinfeld van Siemens zei: “In de uitdagingen voor de wereld liggen voor ons de groeikansen.” Daar ligt voortaan het motto dat de veelsoortige activiteiten van Siemens samenbindt. De twee megatrends zijn volgens hem de groeiende wereldbevolking, waarvan de gemiddelde leeftijd, zeker in het westen, steeds hoger komt te liggen, en de verstedelijking. Samen leiden die tot problemen als een schaarste aan energie en dus oplopende prijzen, toenemende milieuvervuiling, extreem stijgende kosten voor gezondheidszorg, vastlopend verkeer en meer criminaliteit. Voor al die problemen ontplooit Siemens activiteiten: energiecentrales die minder fossiele brandstoffen gebruiken, waterzuiveringsinstallaties, infrastructurele netwerken met snel openbaar vervoer en verkeersmanagementsystemen om de files terug te dringen en diagnostische apparatuur en computersystemen om de kosten in de gezondheidszorg te verminderen. Daarvoor is een researchbudget beschikbaar van 5,2 miljard euro per jaar. [86] Om dezelfde redenen gaat ook het Amerikaanse General Electric zich grootschalig toeleggen op ecotechnologie (in zijn project ‘Ecomagination’). GE wil geld verdienen met windenergie, technieken voor schoner verbranden van kolen, kerncentrales, ontwikkeling van energiearme motoren, de waterstof-brandstofcel en afvalwaterzuivering. Multinationale bedrijven ontdekken ook dat de gigantische markten van de armen in de wereld veel kansen bieden voor producten die zijn aangepast aan hun koopkracht.
[85] Geciteerd in The Economist van 10 december 2005. [86] nrc Handelsblad van 1 juli 2006.
69
Duurzame globalisering
vno-ncw
8. Over vooruitgang, bewustzijn, moraal en de vierde P
Vraag je niet af wat de wereld voor jou kan betekenen, maar wat jij voor de wereld kan betekenen. vrij naar John F. Kennedy In plaats van consu-meren moeten we consum-anderen; consu-minderen is geen alternatief. kroonprins Willem Alexander [87] Mensen die worden geregeerd door hun verstand, wensen niets voor zichzelf dat zij niet ook wensen voor de gehele mensheid. Baruch Spinoza [88]
Wat is vooruitgang? Het moderne vooruitgangsdenken, dat is ontstaan met de Verlichting in de 18e eeuw, heeft veel ‘goods’ gebracht: materiële welvaart voor velen, minder sterfte, langere levensduur, alsook immateriële, morele ‘goods’, zoals de scheiding van staat en godsdienst, de vrije markt, de erkenning van individuele mensenrechten, emancipatie van vrouwen en het algemeen kiesrecht. De individuele mensenrechten worden voor het eerst aan het einde van de 18e eeuw vastgelegd in de grondwetten van de Verenigde Staten en Frankrijk en later in 1948 in de Verklaring van de universele rechten van de 70
[87] Aldus kroonprins Willem Alexander in een tvinterview op 27 april 2007. [88] David en Esther Gross, De wereld is in handen van dwazen, Rijswijk: Elmar, 1995, p. 77.
71
Duurzame globalisering
vno-ncw
mens. Een sleuteljaar is 1776: in dat jaar breekt de Amerikaanse Declaration of independence met de Europese staatsinrichting, schrijft Adam Smith An inquiry into the wealth of nations, en demonstreert James Watt in Birmingham zijn stoommachine.[89]
[89] Ontleend aan VKW denktank Metena, 1776, “annus mirabilis”, november 2006. [90] Het begrip is van de Belg Etienne Vermeersch, in De ogen van de panda. Een milieufilosofisch essay, Brugge 1988; Vermeersch sprak op de Bilderbergconferentie in 1989 van het ‘WTK-complex’, waarbij K staat voor Kapitaal. [91] Zie daarover hoofdstuk 4. [92] Zie de uitspraak van Mihaly Csikszentmihaly hierna. [93] Zie daarover het kader op p. 32/33. [94] Jaap van Duijn, De groei voorbij, over de toekomst van Nederland na de booming nineties, Amsterdam: De Bezige Bij, 2007. De protestantse econoom Bob Goudswaard pleit al langer voor een economie van het genoeg, waarin duurzaamheid en menselijke basisbehoeftes centraal staan.
72
Het vooruitgangsstreven drijft het politieke handelen en daarin hebben economische groeicijfers onbetwist topprioriteit. Tegelijk komen de grenzen van de vooruitgang in discussie. Het wte-complex - de spiraalvormige wisselwerking tussen wetenschap, technologie en economie - leidt tot een enorme groeidynamiek die tegelijk vraagstukken creëert van duurzaamheid.[90] Internet versterkt de wereldwijde communicatie, maar is ook een middel voor de verspreiding van terroristische propaganda en porno. Met informatiesystemen, mobiele telefonie, satellieten en camera’s zijn mensen overal traceerbaar en bereikbaar, maar wordt ook hun privacy bedreigd. Niet iedereen deelt het vooruitgangsoptimisme en het vertrouwen in het WTE-complex. Sommigen wijzen op de ongelijke verdeling van de welvaart.[91] De postmodernisten vragen zich af wat echte vooruitgang en welvaart betekenen. Onderzoek naar geluk van mensen laat zien dat mensen boven een bepaald inkomensminimum nauwelijks gelukkiger worden.[92] De extra inkomensgroei gaat op aan meer vakanties en duurdere auto’s, want de noodzakelijke goederen heeft iedereen al (de mensen aan de onderkant uitgezonderd). Als daarbij wordt gekeken naar de stress, drukte, milieuvervuiling, criminaliteit en het verminderen van de sociale cohesie, roept dat de vraag op in hoeverre de welvaart gestegen is in de laatste decennia. Sommige economen hebben voorstellen gedaan om welvaart anders te definiëren en te meten[93] of menen dat de grenzen van de groei zijn bereikt.[94] Hetzelfde wte-complex zal echter ook moeten zorgen voor de oplossingen, want de romantische weg terug naar de natuur lijkt niet begaanbaar. In het wte-complex zal duurzaamheid moeten worden geïntegreerd. Dat vraagt om structurele maatregelen (waarvoor in eerdere hoofdstukken suggesties zijn gedaan), gebaseerd op een toenemend globaal en ecologisch bewustzijn.
Naar een globaal en ecologisch bewustzijn Er is slechts een zwak verband tussen rijkdom en geluk. Steenrijke Amerikanen zijn maar een beetje gelukkiger dan de mensen met een modaal inkomen. En hoewel de inkomens in de Verenigde Staten in dertig jaar meer dan verdubbeld zijn, is het aantal mensen dat zegt gelukkig te zijn, niet gestegen. Wanneer men boven de ar-
moedegrens leeft, wordt men niet automatisch gelukkiger wanneer men over meer geld beschikt. Mihaly Csikszentmihaly[95] Is duurzame globalisering een utopie of een realistisch ideaal? Voor oplossingen wordt meestal allereerst gedacht aan wetenschap, nieuwe technologie, vrije marktwerking, hervorming van instituties, politieke daadkracht, scheiding kerk-staat en de erkenning van mensenrechten. Geheel in lijn met de moderniteit en Verlichting (16e respectievelijk 18e eeuw). Al deze middelen voor verandering blijven ook in de toekomst uiterst belangrijk (zeker voor landen die nog in een pre-modern stadium verkeren, zoals veel islamitische landen). Maar zijn ze voldoende? De harde instrumenten, die verreweg de meeste aandacht krijgen, zijn alle gericht op verandering van context en uiterlijke omstandigheden. Hoe belangrijk ook, daarnaast moet gedacht worden aan verandering van waarden en persoonlijke omvorming, met andere woorden aan innerlijke voorwaarden voor verandering. Daarmee komen we op het gebied van bewustzijn, levensbeschouwing en moraal.[96] Van oudsher is de mens het meest vertrouwd met wat dichtbij is, met zijn familie, clan, volk, godsdienst.[97] Het eigene geldt als het waardevolle en betere. Het vreemde is lelijk, ja zelfs minderwaardig (de Grieken spraken van barbaren, christenen van heidenen, moslims van christenhonden en dergelijke). Na de ontdekking van Amerika in 1492 rees de serieuze vraag of Indianen wel echte mensen zijn; de Spaanse veroveraars zagen de uitroeiing van de Indianen veelal als een ‘Gode welgevallige daad’. Die houding staat bekend als etno- of reli-centrisme. Maar al in de klassieke oudheid ontstaat het eerste kosmopolitisme, wanneer de Grieken en Romeinen de wereld veroveren (eerst Alexander de Grote, later de caesars van Rome) en de heersende elites geen bevrediging meer putten uit het traditionele veelgodendom (zie kader). Menselijkheid (‘humanitas’) is volgens de filosofie van de Stoa niet langer gereserveerd voor het eigen volk, maar hoort evenzeer toe aan wie eerder barbaren heetten. Er zijn slechte Grieken zoals er beschaafde barbaren zijn. Het ene volk staat niet tegenover het andere, maar er is sprake van één mensheid. Zonder een dergelijke kosmopolitische houding blijft ieder gevangen in het web van eigen-, groeps- en nationale belangen. Bij een globaliserende wereld hoort een globaal bewustzijn. Zo’n globaal bewustzijn miskent niet het persoonlijke ego, het eigenbelang, eigen lokale en nationale normen, maar transcendeert deze tegelijk. Doordat het de
[95] Mihaly Csikszentmihaly, De weg naar flow, Amsterdam: Boom Amsterdam, 1999, p. 31. [96] Deze paragraaf is vooral geïnspireerd op Ken Wilber, A brief history of everything, Boston: Shambala, 2007, 1e druk 1996. [97] Ontleend aan Michael Landman, Filosofische antropologie, Utrecht: Aula, 1966, p. 21 e.v.
73
Duurzame globalisering
vno-ncw
belangen van andere groepen en naties erkent als gelijkwaardig, beseft het onderdeel te zijn van een veel groter verband en integreert het verschillende belangen en gezichtspunten. Dat impliceert ook een ecologisch bewustzijn, dat het dualisme tussen mens en natuur verlaat waarin de mens de natuur als object benadert om het te kennen en vervolgens te beheersen (zoals Bacon en Descartes in de 17e eeuw als ideaal ontwikkelden). Het besef dringt nu door dat het eigen bestaan onlosmakelijk is verbonden met het ecosysteem van de aarde en de scheiding tussen de mens en de aarde als twee afzonderlijke substanties niet te handhaven is. Een dergelijke wereldbeschouwing combineert individualiteit met solidariteit, particulariteit met universaliteit, consumptie met rentmeesterschap. Het synthetiseert besef van eigen rechten met verantwoordelijkheid voor het geheel van de kosmopolis. Tussen etnocentrisme en kosmopolitisme bestaat altijd spanning. Burgers spreken een eigen taal, lezen hun nationale krant, hebben nationale symbolen, eigen gewoonten, eigen religies en kunnen zich bedreigd voelen door vreemden. Tegelijk zijn er groepen burgers die kosmopoliet zijn, met name in kunst, muziek, sport, media, bedrijfsleven en politiek. Sterker, iedereen wordt in deze tijd min of meer wereldburger. Het is onontkoombaar. Ieder ziet en leest wat er elders in de wereld gebeurt, velen gaan op vakantie naar het buitenland en consumenten kopen tal van buitenlandse producten. Meer dan ooit in de geschiedenis is ieders leven afhankelijk geworden van het gedrag van anderen verder weg en van de zorg voor het gemeenschappelijke ecosysteem aarde dat hij met anderen bewoont. Een globaal bewustzijn kan ook consequenties hebben voor eigen houding en levensstijl.
[98] Hans Joachim Störig, Geschiedenis van de filosofie deel 1, Utrecht:Spectrum, 1969, p. 187 e.v.
74
Het eerste kosmopolitisme in filosofie en godsdienst De filosofie van de Stoa (met als representanten in Rome de advocaat en senator Cicero, Seneca, de voormalige slaaf Epictetus en de keizer-filosoof Marcus Aurelius) doorbreekt de grens van de Griekse en Romeinse polis als rechtsgemeenschap waarin alleen de vrije burgers rechten bezitten, en beschouwt de mensheid als een alomvattende gemeenschap waarin ieder - dus ook slaven en barbaren - gelijk is, gelijke rechten en vrijheden bezit. Immers, ieder mens is met rede begiftigd.[98] Marcus Aurelius ziet de kosmos als een levend geheel, waarin alle dingen met elkaar zijn verbonden en de mensheid één gemeenschap vormt. De wijze brengt de eigen levenswijze in overeenstemming met het grote geheel waarin hij zijn plaats heeft en waaraan hij zijn verplichtingen heeft. De eisen van rechtvaardigheid en mensenliefde strekken zich uit tot slaven en barbaren, een tot dan revolutionaire gedachte. De Griekse filosoof Zeno stelt als eerste een wereldstaat voor, een kosmopolis. De wijsgeren van de Stoa leggen de grondslag voor de gedachte van de universele
menselijke waardigheid en leggen mede de basis voor de christelijke ethiek die een algemene, alle grenzen van volken en standen overstijgende liefde vordert. Ook het Jodendom is een universele ethiek niet geheel vreemd, bijvoorbeeld in het Verbond met Noach (die geen Jood is), de wetten voor vreemdelingen en slaven (gedenk dat gij zelf slaaf was in Egypte), de uitspraken van profeten over de Messias die niet alleen Israël, maar alle volken heil zal brengen.[99] Het idee van de universele menselijke waardigheid is de basis voor de Universele Verklaring van de rechten van de mens die de Verenigde Naties eind jaren veertig van de vorige eeuw tot stand brengt.
Ulrich Beck: kosmopolitisch bewustzijn onvermijdelijk Volgens de Duitse socioloog Ulrich Beck is de werkelijkheid kosmopolitisch geworden, of we nu willen of niet.[100] De Nederlander is niet meer een herkenbaar type. Hij kan moslim zijn, Chinese trekken hebben, het grootse deel van het jaar in het buitenland verblijven, gehuwd zijn met een partner met een andere nationaliteit. De identiteit van mensen lijkt steeds meer op een schilderij van Picasso: samengesteld uit een hoop scherven van wat ooit heldere identiteiten waren. Het of-of-denken, dat zo lang dienst heeft gedaan om groepen, naties, volkeren, religies en sociale klassen af te bakenen (je hoorde ergens bij of niet), biedt geen houvast meer. Je bent niet óf Nederlander óf Europeaan. Nu is eerder een kosmopolitische houding nodig, waarin identiteit veelsoortig is en zich kan ontwikkelen. Ook Europa bestaat eigenlijk niet, er bestaat alleen Europeanisering. Het is een proces van uitbreiding van grenzen en betrekkingen tussen landen. Als je die openheid opgeeft, geef je eigenlijk het hele idee van Europa op.
Moraal en levensstijl Als werkzaam wezen komt hij (de mens) in een geestelijke verhouding tot de wereld doordat hij zijn leven niet voor zichzelf leidt, maar zich één weet met alle leven, dat binnen zijn bereik komt, de lotgevallen van dat leven in zichzelf meebeleeft en het hulp geeft zoveel als hij maar kan en deze door hem volbrachte bevordering en redding van het leven ervaart als het diepste geluk waarvan hij deelgenoot kan worden. Albert Schweitzer [101] De centrale vraag waar het nu om gaat is hoe de vrijheid die de emancipatie heeft opgeleverd, omgezet kan worden in betrokkenheid. Individuen moeten zich verantwoordelijk gaan voelen voor het geheel. Herman Wijffels, oud-SER-voorzitter en nu bestuurder van de Wereldbank.[102]
[99] Erich Fromm, You shall be as Gods, a radical interpretation of the Old Testament and its tradition, Greenwich: Fawcett, 1966. [100] Interview Het Maandblad van nrc Handelsblad van september 2006. [101] Albert Schweitzer, Aus meinem Leben und Denken, Hamburg: Fischer, 1980, p.171. [102] ser-bulletin van april 2006.
75
Duurzame globalisering
vno-ncw
Hoe moeten we handelen? Dat is de basisvraag van elke ethiek. Volgens alle religies, inclusief het humanisme, dient het menselijk handelen altijd te worden ingebed in een waardenkader dat verder reikt dan het persoonlijk eigenbelang. Maar sinds Adam Smith (1723-1790), de grondlegger van de filosofie van de markt, geldt het eigenbelang als dé drijfveer voor economisch handelen. Daarbij wordt vaak vergeten dat volgens Smith het eigenbelang moet zijn ingebed in morele waarden. Smith spreekt van ‘moral sentiments’; met name ‘sympathy’, dat gericht is op anderen en een noodzakelijke aanvulling is op het sentiment van het op zichzelf gerichte eigenbelang.[103] Opmerkelijk is ook dat de econoom Smith zichzelf allereerst beschouwt als moraalfilosoof). Bij een globaal en ecologisch bewustzijn hoort een moraal die zich niet beperkt tot de directe naaste, maar verder reikt in ruimte en tijd en ook betrekking heeft op de natuur. De filosoof Hans Jonas gebruikt het Duitse woord Fernverantwortung. Hij formuleert het volgende handelingsprincipe: “Handel zo dat de effecten van je handelen in harmonie zijn met de duurzaamheid van het menselijk leven op aarde, of – negatief uitgedrukt – handel zo dat de effecten van je handelen toekomstige mogelijkheden van zulk leven niet vernietigen, of eenvoudig: breng niet de voorwaarden in gevaar voor het oneindig voortbestaan van de mensheid op aarde.” [104] Jonas vergelijkt deze nieuwe verantwoordelijkheid met het oerbeeld van alle verantwoordelijkheid: de eenzijdige, natuurlijke verantwoordelijkheid die ouders hebben jegens hun kinderen, in al hun kwetsbaarheid. Een onvoorwaardelijke zorgplicht die zowel subjectief als objectief is. Evenzo heeft de mensheid een verantwoordelijkheid voor de kwetsbare schepping jegens de na haar komende generaties. [103] Johan Graafland, Het oog van de naald. Over de markt, geluk en solidariteit, Kampen: Ten Have, 2007. [104] Hans Jonas, Das Princip Verantwortung, Versuch einer Ethik für die technologische Ziviliasation, Frankfurt: Suhrkamp Insel, 1984, p. 36. Het principe van Jonas is een herformulering van de categorische imperatief van de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant.
76
Brundtland omschrijft ‘sustainable development’ in 1987 als “development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” Dat vraagt om een denken over generaties heen en wereldwijd. Streven naar duurzaamheid begint met een houding of mentaliteit die wel is omschreven als rentmeesterschap. De rentmeester ziet zijn bezit niet als zijn persoonlijk eigendom waarover hij naar believen kan beschikken, maar als een kapitaal dat hij in stand moet houden, omdat het toebehoort aan een ander (men zou ook kunnen zeggen omdat het een waarde in zichzelf vertegenwoordigt). Andere metaforen zijn: de hovenier (die de aarde bewerkt, maar tegelijk respecteert in al zijn schoonheid en diversiteit) en de huismeester (de woorden eco-nomie en eco-logie zijn beide afgeleid van het
Griekse oikos dat huis betekent; de aarde kan gezien worden als een huis dat mensen bewonen en onderhouden). In de katholiek-sociale traditie spreken meerdere pauselijke encyclieken uit dat privé eigendom een natuurlijk recht is, maar tegelijk ondergeschikt is aan de universele bestemming van alle goederen. De mens is dus niet volstrekt autonoom en vrij in zijn beslissingen. De kerkvader Ambrosius (circa 340 tot 397) spreekt de volgende provocerende woorden: [105] “Het zijn niet jouw bezittingen waarmee je je grootmoedig toont tegenover de arme. Je geeft slechts terug wat hem toebehoort. Want jij hebt je toegeëigend wat bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik. De aarde is voor allen, niet alleen voor de rijken.” Deze opvatting is ook terug te vinden bij bijvoorbeeld een klassiek-humanististische filosoof uit de traditie van de Stoa, de voormalige slaaf Epictetus: “Je moet voor goederen zorgen alsof zij aan een ander toebehoren, zoals gasten dat doen in een hotelkamer.” [106]
De ultieme uitdaging van globalisering en de ‘vierde P’ Peace Het Brundtlandrapport, dat verscheen in de nadagen van de Koude Oorlog (in 1987), gaat ook uitvoerig in op vrede (de P van Peace) als voorwaarde voor duurzame ontwikkeling; een waarde die sinds ‘9-11’ een nieuwe betekenis heeft gekregen, toen definitief duidelijk werd dat die vierde P ook na de Koude Oorlog niet vanzelf spreekt. Bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit zijn sindsdien overduidelijk taken van de internationale gemeenschap (en dus ook van de EU) geworden. Geen enkel deel van de wereld kan zich afsluiten van de rest van de wereld en zich daardoor veilig wanen. Identiteit Dit raakt ook aan het identiteitsvraagstuk. Ontegenzeggelijk heeft een te sterke identificatie met een bepaalde groepsidentiteit in de vorm van klasse, ras of nationaliteit, in de historie elke keer weer geleid tot oorlog en verderf. Vanaf de jaren zestig tot in de jaren negentig van de vorige eeuw werd in Europa veelal het ideaal van de multiculturele samenleving gekoesterd, zeker door de maatschappelijke elites, waarbij eigen identiteit geassocieerd werd met ongewenst nationalisme. Hetzelfde gold voor bijvoorbeeld te opzichtige militaire parades of het dagelijks bij de nationale vlag zingen van het
[105] Geciteerde in de encycliek Populorum Progressio (1967), nr 23 van paus Paulus VI. [106] Epictetus, Zakboekje, Nijmegen: sun.
77
Duurzame globalisering
vno-ncw
volkslied, zoals in de Verenigde Staten gebeurt. Uit de jaren zeventig stammen ook de discussies of de christelijke bede aan het slot van de Troonrede gehandhaafd zou moeten worden (sindsdien is deze enige malen aangepast). Maar sinds 2001 wordt hierover de discussie volop gevoerd. Landen en bevolkingsgroepen vragen zich af wat hun fundamentele wortels zijn, nu sprake is van toenemende migratie en daardoor vermenging van religies en culturen. Iemand als Fortuyn legde in zijn geschriften sterk de nadruk op de joodschristelijke én de humanistische wortels (Verlichting) van Europa. De daaruit voortvloeiende waarden, zoals democratie, vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling, verdienden volgens hem onvoorwaardelijke steun en zouden daarom door nieuwkomers even onvoorwaardelijk onderschreven moeten worden. [107] In het kader van de ontwerp-Grondwet voor de eu was in 2003 aan de orde of daarin al dan niet een verwijzing moest komen naar deze wortels van de Europese beschaving. Inmiddels zijn inburgeringscursussen in ons land wettelijk voorgeschreven. Er wordt ook gewerkt aan een nationale canon om de kennis van onze vaderlandse geschiedenis te verbeteren. Tegelijk zei minister Vogelaar dat zij zich een joods-christelijke-islamitische Europese beschaving kon voorstellen, althans over enkele eeuwen.[108] Zo gaat de discussie voort over wat eigenlijk de identiteit, de ziel van Europa is.[109] Zoeken naar de Europese ziel betekent: een selectief-normatief zoeken naar het beste dat Europa heeft voortgebracht, zoals mensenrechten, tolerantie, solidariteit en democratie.
[107] Zie bijvoorbeeld Fortuyn, Zielloos Europa; tegen een Europa van technocraten, bureaucratie, subsidies en onvermijdelijke fraude, Bruna, 1997. [108] Interview Trouw van 14 juli 2007. [109] De Vereniging ncw organiseerde hierover al in 1999 een symposium onder de titel De ziel van Europa (verslag gepubliceerd).
78
De aanname van een Europese ziel betekent overigens logischerwijze dat er ook sprake moet zijn van bijvoorbeeld een Amerikaanse ziel, een Aziatische ziel of wellicht een specifiek Chinese ziel en dergelijke. En natuurlijk is dat in zekere zin zo. Ook deze continenten en hun deelgebieden hebben hun eigen kenmerken en cultureel-religieus-historische wortels. Deze diversiteit is uiteindelijk het basiskenmerk van de wereld; zij bestaat uit verschillen, zij is dualiteit. Zonder dat zou zelfs geen evolutie, geen leven mogelijk zijn. Dus het onderkennen van deze verschillen levert op zichzelf geen enkel probleem op. Zij vormen een spiegel voor ieders identiteit, die ook als aansporing kan dienen om zich te verbeteren, het beste naar boven te halen, in concurrentie of juist samenwerking (zie ook de slotparagraaf van hoofdstuk 2, waarin dit als het basiskenmerk van de eu wordt beschreven). Uit de eigen identiteit kunnen we dus inspiratie, bezieling putten om ons
werk te doen, in de politiek of in het bedrijfsleven, om bij te dragen aan het goede voor allen, het bonum commune. De vierde P van Pneuma Dit brengt ons opnieuw op de vierde P. Deze kan ook afgeleid worden van het Griekse woord Pneuma of Psyche (=geest, adem, bezieling). De bij ons weten eerste die op deze wijze sprak over de vierde P was bisschop Van Luyn. In een redevoering op een ncw-symposium in 2001 over de gevolgen van globalisering zei hij: “Zou het niet goed zijn de trits People, Planet, Profit met een vierde P aan te vullen om de geestelijke dimensie uit te drukken die voor authentieke humaniteit onmisbaar is, ook in het bedrijfsleven? In het Engels heb ik niet direct een P-woord gevonden, maar vanuit het Grieks zou pneuma of psyche geschikt zijn.” [110] Zonder bezieling blijft iedere arbeid dor en doods, zo weten we uit ervaring. We willen inspiratie voelen, geïnspireerd (letterlijk: ingeademd) worden door iets dat groter is dan wijzelf. Zo is het ook met duurzaam of maatschappelijk ondernemen: dat blijft een technische exercitie, zolang dit niet wordt gevoed door het werkelijke besef dat het ondernemen op langere termijn afhankelijk is van een duurzame omgeving, oftewel: dat het onderdeel is van een groter geheel waar wij allen slechts de voorbijgaande deelnemers aan zijn. [111] En dat roept dan weer de vraag op wat dat grotere geheel, wat dat ‘Ene’ is. Daarmee zijn we ook op filosoof-religieus terrein. De christelijke ‘P’: de P van Persoon In de christelijke geloofsleer is de mens geen afgescheiden, losstaand ‘individu’ maar een persoon. [112] Het woord ‘persoon’ is afgeleid van een Etruskisch-Grieks-Latijns woord dat gelaat betekent, de uiterlijke verschijning als expressie van een innerlijk wezen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. God gaf de mens als persoon de keuze tot zelfgenoegzaam streven naar autonomie of tot het in relatie staan met God en de mensen (naasten). Ook het christelijk Godsbeeld is er een van een persoonlijke God, schepper en verlosser. In Christus is het menselijk gelaat van God verschenen. Zo wordt zijn Gelaat door ons ervaren en roept Hij ons op tot navolging. De universele P De ontwikkeling naar een globaal wereldbewustzijn (zie vorige paragraaf) kan het besef brengen dat de mens niet slechts rentmeester van de schepping maar partner of participant in de schepping is. Bij de rentmeester staat
[110] De markt en het algemeen welzijn, inleiding op het ncw-symposium Waar is het Noorden in de globale economie? d.d. 3 december 2001 (Ook opgenomen in mgr. A.H. van Luyn s.d.b., Geroepen en verantwoordelijk; luisteren in de Randstad, Kampen:Kok, 2003). In april 2000 was er al het NCW-symposium Duurzaam ondernemen in een wereldeconomie (van beide symposia verscheen een verslag). [111] De christelijke werkgeversorganisatie Uniapac (waarvan vno-ncw lid is) zal haar driejaarlijkse wereldcongres in 2009 wijden aan het thema ‘Corporate Social Responsability and the fourth P’. [112] Zie hiervoor mgr. A.H. van Luyn s.d.b., Geroepen en verantwoordelijk (opgenomen in de gelijknamige in de voorvorige voetnoot genoemde bundel, blz. 117120). Zie ook: Globalisation and human dignity; sources and challenges in catholic social thought, Budel:Damon, 2005.
79
Duurzame globalisering
[113] Teilhard de Chardin, Het verschijnsel mens, Utrecht:Aula, 1960. Oorspronkelijk: Le phenomène humain (1959). Vanaf de jaren tachtig heeft deze visie steeds meer aanhangers gekregen, die wel geclassificeerd worden als de New Age-beweging. Deze gaat ervan uit dat in deze tijd een overgang plaatsvindt naar het Watermantijdperk, waarin een paradigmaverandering zal plaatsvinden van het technocratische, monocausale denken naar een meer holistische benadering van de werkelijkheid. Aan de basis van deze beweging stond indertijd het boek De Aquariussamenzwering van Marilyn Ferguson (Deventer: Ankh-Hermes, 1982). Inmiddels is sprake van een vloedgolf aan literatuur op dit terrein. [114] Dit denken van Teilhard is ook sterk verwant met stromingen in de Oosterse (bewustzijns)filosofie, die uitgaat van de realisatie van de Goddelijke Eenheid in al het bestaande. Zie ook Allerd Stikker, Tao, Teilhard en Westers denken, Bres, 1986.
80
vno-ncw
nog steeds de mens centraal, terwijl de partner beseft dat hij deel is van een levende, een bezielde werkelijkheid. Zo bezien is nu sprake van een bewustzijnsrevolutie, waarin het globaliseringsproces zich weerspiegelt. Hierover werd al in de jaren vijftig indringend geschreven door de Franse jezuïet Teilhard de Chardin met zijn visie op de evolutie van het heelal. De kosmos, aarde en mensheid nemen deel aan een dynamisch proces, waarbij groeiende complexiteit leidt tot groeiend bewustzijn. Dit bewustwordingsproces zal uiteindelijk culmineren in een omegapunt, alwaar een wezenlijke transformatie van menselijk naar mensheidsbewustzijn zal plaatsvinden. Of anders gezegd: waar de evoluerende geest tot zijn eigen herkenning komt. [113] We zitten nu midden in een revolutionair globaliseringsproces , waarvan het einde (als dat er al is) en de consequenties niet te voorspellen zijn. Wat wel duidelijk is, is dat dit proces toenemend complex is, met alle moeilijkheden en risico’s voor de beheersbaarheid daarvan (technologisch, cultureel en dergelijke). Daarmee wordt ook het appél op ieder mens - en uiteindelijk op de mensheid - steeds urgenter om verantwoordelijkheid voor het geheel te nemen. De eu is inmiddels veel meer dan een interne markt alleen. De lidstaten werken meer en meer samen op terreinen als buitenlands beleid, justitie, migratie, veiligheid, energie en milieu (zie hoofdstuk 2). En de ene open wereldmarkt zal (hopelijk) langzaam maar zeker steeds dichterbij komen, zoals die ten aanzien van de eu in het tijdsbestek van vijftig jaar grotendeels gerealiseerd is. Het gaat hier stuk voor stuk om in feite wereldwijde uitdagingen. Daarmee convergeren de agenda’s van de naties, van de eu en van de ‘verenigde naties’ meer en meer. De wereld wordt een global village, waarbij we ‘allemaal in dezelfde boot zitten’. Maar dat is eigenlijk nog sterk instrumenteel gedacht, uitgaande van de afzonderlijkheid van individuen en groepen. Op een dieper niveau gaat het om een groeiend bewustwordingsproces van de geestelijke (spirituele) eenheid achter de wereldwijde ontwikkelingen, eigenlijk zoals Teilhard al sprak over de ontwikkeling van de kosmos.[114] En deze realisatie zal dan een globale verantwoordelijkheid kunnen genereren, die letterlijk van-zelf-sprekend is, in die zin dat zij ‘spreekt van het Zelf’. Tot slot: Dag Hammerskjöld (1905-1961) Hammerskjöld was secretaris-generaal van de Verenigde Naties sinds 1953. In 1961 kwam hij om het leven toen zijn vliegtuig neerstortte in de oerwouden van Kongo, waar hij een politieke crisis trachtte op te lossen.
Wat hem ten diepste bezielde, kwam aan het licht toen men na zijn dood in zijn flat in New York een dagboek vond onder de titel Merkstenen.[115] Daaruit bleek dat hij intens zocht naar de zin van zijn werk in de wereld, naar de zin van de wereld met al zijn kleine en hele grote conflicten, naar de geestelijke bron van dit alles, God, de Naaste. Zijn laatste ‘merksteen’ luidde als volgt: De seizoenen wisselen en het licht en het weer en het uur. Maar dit is hetzelfde land en ik begin de kaart te kennen en de windstreken.
[115]] Dag Hammerskjöld, Markings, Ballantine 1993. Zie ook Jurjen Beumer, De langste reis is de reis naar binnen; het politiek-mystieke leven van Dag Hammerskjöld, Kampen:Ten Have, 1997.
81
Duurzame globalisering
vno-ncw
9. Kernpunten en discussiepunten, tevens samenvatting
(de nummering sluit aan bij de hoofdstukken)
Leidvragen bij lezing Ondernemers zouden zich bij lezing steeds de vraag kunnen stellen Wat betekent globalisering voor mijn bedrijf? – Wat zijn de nieuwe internationale markten en concurrenten? – Welke kansen en bedreigingen doen zich voor? – Hoe internationaal zijn uitbesteden van werk, inkoop van grondstoffen, halffabrikaten en aanschaf van investeringsgoederen? – Zijn in de toekomst (kennis)migranten nodig? Welke mogelijkheden heeft mijn bedrijf om duurzaamheid te bevorderen? – Denk aan eco-efficiëntie van eigen producten – Zuiniger productieprocessen (‘cleantech’); denk aan gebruik van nieuwe, lichtere en duurzame materialen; beperking van afvalstoffen en co2; zuinig verbruik van grondstoffen, water en energie; vervoer en transport. – Welke marktkansen liggen er voor innovatieve duurzame technologieën?
82
83
Duurzame globalisering
vno-ncw
1.1 De discussie bij globalisering draait steeds om het vinden van het evenwicht tussen de waarden van Profit, Prosperity, People en Planet. 2.1 G lobalisering wordt allereerst door technologie gedreven, maar ook door vrije marktwerking en politieke besluitvorming. Burgers vergeten vaak de grote voordelen van globalisering en zien te vaak alleen de nadelen en bedreigingen (aantasting van eigen zekerheden, culturele verworvenheden, materialisme en consumentisme). Daarom ontstaan er fricties en tegenbewegingen. 3.1 H et Nederlandse bedrijfsleven internationaliseert snel. Vooral grote ondernemingen kunnen steeds minder als ‘nationaal bezit’ worden beschouwd. De Amerikaanse stijl van ondernemen krijgt meer invloed in Nederland, Europa en wereldwijd. De vraag is of de nadruk op winstgroei, kortetermijnresultaten en aandeelhouderswaarde een bedreiging vormen voor meer innovatie en duurzaamheid. 3.2 Globalisering leidt tot een internationale herschikking tussen sectoren. Dat leidt tot de strategische vragen, zowel in bedrijven als in de nationale politiek: wat doen we wél en wat níet in Nederland? Op welke activiteiten moeten we ons concentreren? Essentieel voor de politiek is om voor bedrijven de randvoorwaarden te creëren om op de internationale markten een sterke rol te kunnen spelen. 4.1 Winst (Profit) is noodzakelijk voor duurzame ontwikkeling (Planet) en welvaart (Prosperity). Zonder winst is er geen aandacht voor duurzaamheid. 4.2 Globalisering leidt in het algemeen tot meer welvaart, zeker in een open economie als de Nederlandse. 4.3 In de Oost-Aziatische landen zijn de welvaartsverschillen de afgelopen decennia afgenomen, onder meer door de groei van een grote middenklasse. Veel landen in Afrika en het Midden-Oosten raakten sinds de jaren zeventig verder achterop, maar de groeicijfers in de laatste jaren geven over het geheel een positiever beeld te zien. 4.4 Good governance is de belangrijkste factor die verschillen in ontwikkeling verklaart en die de effectiviteit van ontwikkelingshulp bepaalt. Ten onrechte schuiven andersglobalisten de achterblijvende welvaart toe aan het neo-liberalisme. 4.5 De omvangrijke ontwikkelingssamenwerking die in de afgelopen decennia is gegeven, heeft de welvaartsverschillen niet kunnen verkleinen. De vraag is of ontwikkelingssamenwerking moet worden herijkt.
84
5.1 D e demografische groei is de moeder van veel vraagstukken: armoede, honger, migratie, gevecht om grond, water en grondstoffen, milieudruk, verstedelijking. 5.2 Migratiestromen leiden tot een diaspora van culturen en religies. Grote uitdaging is om culturele verschillen te gebruiken als kans en niet te beschouwen als een probleem, zowel nationaal als internationaal. Een eis van goed burgerschap en verstandig ondernemerschap is dat we de vaardigheden bezitten of krijgen om met dergelijke verschillen om te gaan. Nederland heeft behoefte aan kennismigranten en zal zich naar hen meer gastvrij moeten opstellen. 6.1 De meeste deskundigen menen dat klimaatverandering vooral is toe te schrijven aan menselijke activiteit. De temperatuur zal hoe dan ook stijgen in deze eeuw. Nederland zal zich moeten instellen op hogere temperaturen. 6.2 Klimaatbeleid vraagt een internationale aanpak. Europa en Nederland kunnen zich niet eenzijdig vergaande beperkingen opleggen. 6.3 De grootste effecten van investeringen in klimaat- en energiebeleid zijn te verwachten in de nieuwe industriële landen. 6.4 Energieverbruik wereldwijd en voedselconsumptie op het nu gangbare westerse niveau lijken niet houdbaar. De vraag dringt zich op hoe patronen in consumptie en energiegebruik kunnen worden aangepast. 6.5 Uitdaging voor iedereen, burgers én industrie, is om te zoeken naar grotere eco- en energieefficiëntie. Het energieverbruik in kantoren en huizen bijvoorbeeld kan nog aanmerkelijk lager. 6.6 vno-ncw heeft met het kabinet een duurzaamheidsakkoord gesloten, met afspraken over energiebesparing, duurzame energie en reductie van co2-emissies. Sleutelwoorden zijn innovatie en technologie. Juist in de duurzaamheidvragen liggen grote kansen voor het bedrijfsleven om te innoveren. 6.7 De ontwikkeling van zonne-energie is de oplossing voor de lange termijn. Voorlopig blijft steenkool onmisbaar als energiebron (maar levert ook co2-uitstoot op en de technologie voor afvang en opvang van co2 is niet op korte termijn beschikbaar). In de energiemix zullen windenergie, biomassa en biobrandstof belangrijker worden. 6.8 De optie kernenergie wordt steeds urgenter voor Nederland. 6.9 Behoud van landbouwgronden, vooral door waterbeheer en voedseltechnologie, zijn essentieel voor behoud van de wereldvoedselproductie. Dat geldt met name voor ontwikkelingslanden waar de bevolking nog sterk blijft groeien. Nederland heeft ook hier veel know how en kan 85
Duurzame globalisering
vno-ncw
hier een grote rol spelen. 7.1 D uurzame ontwikkeling vraagt om visie op langere termijn. Dat staat op gespannen voet met de vaak korte beleidshorizon in politiek, bedrijfsleven en media. Politici laten zich gemakkelijk opjagen door de waan van de dag, bedrijven willen goede kwartaalcijfers laten zien en media profileren zich door oneliners. 7.2 Politiek en maatschappelijk ontstaat de behoefte aan meer internationale coördinatie. Tegelijk zijn belangrijke landen geneigd tot unilateraal optreden (wat zich ook uit in bijvoorbeeld protectionisme). Hervorming van internationale instituties is moeilijk, maar blijft uitermate belangrijk (zoals blijkt in de discussie over herziening van het Europees Verdrag). 7.3 Bedrijven krijgen steeds meer te maken met internationale spelregels en ngo’s op gebieden als duurzaamheid, mensenrechten en arbeidsnormen. 7.4 Ondernemingen moeten zich maatschappelijk verantwoord gedragen, door zich te houden aan internationaal geldende normen, verantwoording af te leggen over hun activiteiten (transparantie) en daarop hun interne en externe processen (met name toelevering) in te richten en te controleren (het zogenoemde ketenbeheer). 7.5 Ondernemingen spelen een sleutelrol bij de oplossing van duurzaamheidsvraagstukken door innovaties op maatschappelijke thema’s als energie, voedsel en water. mvo betekent daarom steeds meer: Maatschappelijk Vernieuwend Ondernemen. 8.1 H et vooruitgangsdenken dat verbetering verwacht van technologie en ondernemerschap is allerminst achterhaald, maar moet de dimensie duurzaamheid in zich integreren. 8.2 Duurzame globalisering vraagt om een vorm van inclusief denken dat grenzen van eigenbelang, volk en land overstijgt. Nodig is een moraal die verder reikt dan de directe naaste en het huidige moment. Een levensstijl die zich kenmerkt door respectvolle aandacht en rentmeesterschap.
Overzicht publicaties en standpunten van vno-ncw (en van organisaties waaraan vno-ncw deelneemt) Vereniging ncw: - Discussienota en Verslag Bilderbergconferentie Hoe schoon is de toekomst (1989). - Idem Bilderbergconferentie Zakenwereld-wereldzaken (1990). - Verslag symposium Ondernemen in een bezield Europa (1999). - Verslag symposium Duurzaam ondernemen in een wereldeconomie (2000). - Verslag symposium Waar ligt het noorden in de globale economie? (2002). - Handleiding Maatschappelijk verantwoord ondernemen (2002). vno-ncw:
– Brochure Ondernemen en de rechten van de mens (2000). – Brochure Onwards with profit, people and planet. A Dutch approach to sustainable enterprise (2003). – Discussienota en verslag Bilderbergconferentie Ondernemen in het Europa van morgen (2006/2007). – Beleidsnota Internationaal ondernemen (2007). – Rondje Europa: Uit de impasse?Actuele onderwerpen tijdens het Portugese voorzitterschap 1 juli 2007-1 januari 2008 (2007). – The European Union: back in business? (2007). vno-ncw/mkb-Nederland: – Nederland kán winnen; 93 adviezen van ondernemend Nederland voor 2007-2011 (2006). – Een Europa dat werkt!; visie bij het 50-jarig bestaan van de Europese Unie (2007) (ook uitgebracht in Engelse versie onder de titel A Europe that Works!). vno-ncw/mkb-Nederland/lto-Nederland:
– Nota Nederland Gidsland? Als het maar slim gebeurt! Voorstel voor het realiseren van de energie- en klimaatdoelstellingen (2007). businesseurope: – Business vision of Europe: growth, jobs and prosperity; priorities 2004-2009 (2004). – Declaration on the fiftiest anniversary of the European Union (2006). – European Reform Barometer (2007). – Declaration ‘Business call for a boost to Europe; priorities 2007-2009’ (2007).
86
87
Duurzame globalisering
vno-ncw
ser: - Advies De winst van waarden (2000) (Engelse vertaling: Corporate Social Responsability). - csed-rapport Met Europa meer groei (2004). - Advies Naar een kansrijk en duurzaam energiebeleid (2006). - Advies Welvaartsgroei voor en door iedereen (2006). - Advies Arbeidsmigratiebeleid (2007). - Verklaring 50 jaar Verdrag van Rome (2007). - (Concept-)Advies Globalisering (vaststelling voorjaar 2008).
Europees Economisch en Sociaal Comité (eesc): - Advies Globalisering: uitdagingen en kansen (2007) International Organisation of Employers (ioe): – Information Paper Trade & Labour Standards (2006). International labour Organisation (ilo): – Declaration of Priciples concerning multinationals and social policy (1977). – Declaration on Fundamental Principles and Rights at work (1998). – Multilateral Framework on labour migration (2004). – Rapport The promotion of sustainable enterprises (2007). ilo/World Trade Organisation: – Report of the Working Party on the social dimension of globalisation (2007). oecd:
– Guidelines for multinational enterprises (1976/2000) (formeel afkomstig van de oecd-landen, maar onderschreven door het bedrijfsleven).
88