MOMENTUM VOOR ANDERE GLOBALISERING Monika Sie Dhian Ho, voorzitter van het bestuur van The Broker De Brokerdag op 14 April 2014
Diepe economische crises zijn momenten van politieke waarheid. De geschiedenis leert dat de twee grote crises van de afgelopen honderd jaar werden gevolgd door ingrijpende institutionele veranderingen, internationaal en nationaal. Door een nieuwe economische en maatschappelijke orde. Op de Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw volgde
de
vorming
van
het
Bretton
Woods
systeem,
en
de
opbouw
van
verzorgingsstaten in verschillende OESO-landen. Op de crisis van eind jaren zeventig / begin jaren tachtig van de vorige eeuw volgde een periode van groot vertrouwen in liberalisering en globalisering van de markt, deregulering van de financiële sector, en flexibilisering van de arbeidsmarkt.
We moeten ons realiseren dat we nu – na de bankencrisis van 2008 - weer in zo’n politiek uur U leven. In een tijd van politieke waarheid. De oproepen van Frans Bieckmann en Danielle Hirsch passen daarin. De oplopende werkloosheid en zeer belastende gevolgen van ons productiesysteem voor milieu en natuur, brengen velen al jaren tot de conclusie dat het anders moet. Maar de afgelopen maanden lijkt er een nieuw momentum voor verandering te ontstaan, en dat momentum wordt gecreeerd door nieuwe inzichten in de omvang van de inkomensongelijkheid binnen landen, en nieuw onderzoek naar de negatieve gevolgen van een grote inkomensongelijkheid voor veel dingen die we van waarde achten. De toenemende ongelijkheid was al het thema van de vorige Brokerdag, maar ik wil er omwille van dat momentum vandaag nog kort bij stilstaan.
Toenemende inkomensongelijkheid Hoewel het niveau van de inkomensongelijkheid zeer uiteen loopt tussen landen, is er een duidelijke gemeenschappelijke trend van toenemende ongelijkheid zichtbaar sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. In de OESO-landen begon de ongelijkheid eerst toe
te nemen aan het eind van de jaren zeventig en begin jaren tachtig, vooral in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, na de verkiezing van Reagan en Thatcher. Dit patroon werd meer wijdverspreid gedurende de verdere jaren tachtig. In de laatste tien jaren zijn zelfs landen met een traditioneel lage ongelijkheid zoals Duitsland, Denemarken en Zweden deze trend gaan volgen. Bovendien laten Aziatische landen (China en India), de transitie-economieen uit Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie en verschillende Sub-Sahara Afrikaanse landen (mn Nigeria en Ghana) ook een enorme toename van de interne ongelijkheid zien. Dat het ook anders kan, laat een aantal Latijns-Amerikaanse landen zien, waar beleid dat expliciet gericht is geweest op vermindering van ongelijkheid, de van oudsher zeer hoge ongelijkheid enigszins heeft teruggebracht.
Winner-take-all Als we kijken naar de delen van het totale inkomen die naar de verschillende decielen van de bevolking gaan, dan zien we een tweede tamelijk schokkend gemeenschappelijk patroon in de midden- en hoge-inkomenslanden sins de jaren tachtig van de vorige eeuw. Dit onderzoek is voor het eerst door Jose Gabriel Palma gedaan. Hij toonde aan dat het verschil tussen landen met een hoge ongelijkheid en een lage ongelijkheid vooral zit in wat er gebeurt met de top tien procent en de onderste veertig procent van de inkomensverdeling. Het aandeel in het totale inkomen van de vijftig procent van de bevolking tussen deze twee extreme groepen blijkt relatief constant te zijn gebleven voor alle midden- en hoge inkomenslanden. Maar in landen met een hoge ongelijkheid, is de top tien procent gelanceerd in inkomensniveau, terwijl de onderste veertig procent door de bodem is gezakt. Terwijl in landen met een lage ongelijkheid, de ratio tussen de top tien procent en de onderste veertig procent veel lager is gebleven. Nu blijkt dat de rijken steeds rijker worden in de landen met een hoge ongelijkheid, terwijl de vijftig procent in het midden nauwelijks beter af is dan dertig jaar geleden, moeten we concluderen dat een ‘trickle-down’ van de rijkdom niet plaatsvindt.
Oorzaken en gevolgen van ongelijkheid Recent empirisch onderzoek naar de oorzaken van ongelijkheid maakt duidelijk dat er een aantal gemeenschappelijke factoren ten grondslag ligt aan de wijdverspreide toename van ongelijkheid in een groot deel van de wereld. Traditionele en landenspecifieke oorzaken, zoals verschillen in landeigendom, opleiding en verschillen tussen stad en platteland, blijken niet verantwoordelijk voor de verslechtering van de
situatie. Cruciaal zijn nieuwe oorzaken, die een verband houden met de deregulering en globalisering van financiele markten, de flexibilisering van arbeidsmarkten, en de aard van economische hervormingsbeleid. Het idee dat decennia-lang dominant is geweest, dat het nu eenmaal is hoe markten werken, dat de ongelijkheid eerst moet toenemen voordat het allemaal goed komt met een land, maakt nu in tal van wetenschappelijke publicaties plaats voor de bevinding dat de toenemende ongelijkheid een gevolg is van keuzes in beleid. ‘It’s politics stupid.’ Het zijn de door politici gemaakte regulering en het beleid die de mate van ongelijkheid bepalen. Deze bevinding wordt bevestigd door het feit dat de ongelijkheid significant is verminderd in een aantal Latijns-Amerikaanse landen, waar een andere beleidskoers is ingezet.
Momentum voor verandering Een
generatie
lang
hebben
politici
weinig
belangstelling
getoond
in
inkomensongelijkheid. Er lijkt nu een momentum voor verandering. Hier spelen twee zaken een belangrijke rol:
Ten eerste zien we een ingrijpende kentering in het academische denken over ongelijkheid. Wetenschappers als Cornia, Milanovic, Palma en Piketty, hebben lange datareeksen over ongelijkheid verzameld voor een grote groep landen, en ook de OESO heeft dat gedaan. De economie verandert daarmee van een modellenwetenschap naar een empirische wetenschap, en dat is een goede zaak. Uit het beschikbare trendonderzoek blijkt dat een aantal fundamentele verwachtingen uit de neo-klassieke economie, waar het beleid op gestoeld was, niet uitkomen. Het onderzoek laat zien dat de ongelijkheid niet zal afnemen bij ongewijzigd beleid, maar steeds verder zal toenemen.
Ten tweede blijkt uit recent onderzoek dat een hoge mate van ongelijkheid slecht is voor economische groei en financiele stabiliteit, en op z’n minst correleert met een lange reeks van maatschappelijke en politieke verschijnselen die ongewenst zijn. Waar oproepen tot matiging van inkomensongelijkheid voorheen vooral gestoeld werden op morele overwegingen, komen daar heden krachtige overwegingen van eigenbelang bij. En waar eigenbelang en algemeen belang samenvallen, ontstaat een momentum voor verandering. Ook het feit dat er gemeenschappelijke drivers zijn van ongelijkheid over de hele wereld, draagt bij aan dit momentum.
In het bij elkaar brengen en ontsluiten van dit nieuwe empirische onderzoek speelt de Broker een belangrijke rol, en de Broker zal dat ook moeten doen waar het gaat om de discussie over beleidsconclusies uit dit nieuwe onderzoek.
Voorbij mondiale vrije markten en compenserende herverdeling Decennialang hebben rechts noch links in de politiek veel aandacht besteed aan een analyse en kritiek van de dynamiek van het kapitalisme, aan de relatie tussen globalisering en democratie, en aan ideevorming over de gewenste economische orde. Across the board is er gestreefd naar maximale groei door ‘vrije, mondiale markten’ en hebben progressieve en linkse partijen zich louter onderscheiden door een groter aandeel van die groei te spenderen aan sociale doelen, via compenserende herverdeling.
Maar deze beleidsstrategie wordt in toenemende mate probleamtisch. Ten eerste blijken die ‘vrije, mondiale markten’ noch stabiel, noch efficient, noch duurzaam te zijn. In feite bestaat er helemaal niet zoiets als de ‘vrije mondiale markt’. Markten worden altijd gevormd door de politiek. En we moeten concluderen dat de huidige koers van globalisering en economische groei, die de resultante is van de regimes die we de laatste dertig jaar hebben ingevoerd (voor de financiele sector, voor de arbeidsmarkt, voor de corporate governance) inefficient is, crisisgevoelig is, vooral de top tien procent van de inkomensverdeling bevoordeelt, en milieubeperkingen negeert. Ten tweede zal het in toenemende mate problematisch blijken om primair op belasting en compenserende maatregelen te vertrouwen waar het gaat om het bereiken van sociale doelen. De massieve druk in de richting van meer ongelijkheid, meer economische onzekerheid en uitsluiting, en de schade hierdoor aan de sociale cohesie en democratie, liggen ver voorbij de reikwijdte van compenserende herverdeling. Bovendien zal de inzet van de overheid als grootschalige herverdeler steeds moeilijker zijn, in een tijd van budgettaire krapte, wantrouwen ten opzichte van de overheid, meer diverse samenlevingen, afnemende steun voor nivelleringspolitiek en ruimhartige sociale zekerheid, en Europese integratie van markten zonder de solidariteit tussen volken die nodig is om een soort verzorgingsstaat op Europees niveau op te bouwen.
Andere globalisering en nieuwe vormen van tegenwicht We leven in een moment van politieke waarheid. De problemen als gevolg van de toenemende ongelijkheid, werkloosheid, en belasting van het milieu, vragen om fundamentele beleidsconclusies. Uit het werk van een scala aan gezaghebbende
wetenschappers zoals Dani Rodrik, Roberto Unger, Jacob Hacker en Paul Pierson, Joseph Stiglitz en Thomas Piketty, valt een alternatief beleidsprogramma samen te stellen waarin het streven naar een gelijkmatiger inkomensverdeling ook leidt tot een meer stabiele en robuuste economische groei.
Dat alternatief vergt een andere mind-set van beleidsmakers op alle terreinen: streven naar volledig werkgelegenheid, naar goed onderwijs en gelijke kansen voor iedereen via een sociale investeringsagenda, substantiele investering in onderzoek waarbij we ons meer richten op innovatie om milieukosten te besparen dan op innovatie om op arbeidskosten en daarmee op werkgelegenheid te besparen. Verder kan de overheid excessen aan de top beperken door aanpassing van corporate governance regels en belastingen, best internationaal gecoordineerd, en door hogere standaarden op de arbeidsmarkt in te voeren en te handhaven, zoals minister Asscher al aan het doen is. Ik hoop en verwacht dat de Broker als internationaal academisch en beleidsplatform voorbij het bijeenbrengen van analyses ook kan bijdragen aan het uitwisselen van kennis en ervaringen voor zo’n beleidsalternatief.