OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
INHOUDSOPGAVE 1. 2.
AANLEIDING .............................................................................................................................. 3 DE CONTEXT PER DECENTRALISATIE ......................................................................................... 5 2.1. DE PARTICIPATIEWET ...................................................................................................... 5 2.2. WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING .................................................................. 5 2.3. JEUGDZORG ..................................................................................................................... 7 2.4. REGIONALE INBEDDING................................................................................................... 7 3. LOKALE KADERS ........................................................................................................................ 8 3.1. ROL & POSITIE GEMEENTE .............................................................................................. 8 3.2. TOEGANG TOT ONDERSTEUNING EN ZORG .................................................................... 8 3.3. FINANCIËLE KADERS ........................................................................................................ 9 3.4. PREVENTIE ..................................................................................................................... 10 3.5. VOORZIENINGENNIVEAU & ZORGARRANGEMENTEN................................................... 10 3.6. ZORG IN NATURA & PERSOONSGEBONDEN BUDGET ................................................... 12 3.7. BELEIDSADVISERING & INSPRAAK ................................................................................. 13 4. RISICOANALYSE ....................................................................................................................... 14 5. NAWOORD .............................................................................................................................. 16
GEMEENTE GENNEP
2
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
1.
AANLEIDING Begin 2013 is het programmaplan Ontmoeten Meedoen Ondersteunen (OMO) vastgesteld. Dit programmaplan biedt de visie op hoe de gemeente Gennep de transformatie vormgeeft om alle nieuwe uitdagingen die de samenleving boven het hoofd hangen op te kunnen pakken: We geven inwoners het vertrouwen om problemen of initiatieven zelf op te pakken. We gaan uit van Inwonerkracht; We stimuleren dat inwoners meedoen of dat ze buurtgenoten, familie of vrienden die dat niet of minder kunnen, helpen om dat te doen; We gaan met inwoners het collectief (wijk, buurt, vereniging) versterken zolang hier de vermogens om te ondersteunen nog aanwezig zijn; We stellen collectieve en/of individuele voorzieningen beschikbaar die inwoners ondersteunen om mee te doen aan de gemeenschap en het ontmoeten in die gemeenschap te bevorderen; We gaan er van uit dat inwoners eerst zelf hun mogelijkheden en netwerk hebben onderzocht en geactiveerd (Zorgkracht). Wanneer een situatie ontspoort of dreigt te ontsporen of inwoners(groepen) ondanks dit buiten de boot dreigen te vallen, pakken we onze verantwoordelijkheid en trekken de regie op casusniveau naar ons toe; We reageren op de vraag van inwoners. Wanneer een inwoner in het meedoen aan de samenleving belemmeringen ervaart, is er geen sprake meer van een verzekerd recht en zorgplicht, maar gaan we samen met de inwoner op zoek naar een maatwerkoplossing. De grootste van de hier boven genoemde uitdagingen zijn de 3 decentralisaties in het sociaal domein: de Jeugdwet, de Participatiewet en vernieuwing van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De transitie van deze wettelijke taken moet voor 01-01-2015 gereed zijn. De ambities voor de decentralisaties in het sociaal domein laten zich samenvatten als: meer maatwerk, zelfredzaamheid en betrokkenheid van burgers, minder hulpverleners rond één huishouden, meer mensen aan het werk krijgen, voorkomen van (escalatie van) problemen en efficiëntere en effectievere ondersteuning. Elk van de decentralisaties is op zich al een majeure operatie. We staan nu ongeveer driekwart jaar voor de invoering op 1 januari 2015. Het jaar 2014 is een belangrijk jaar. Niet alleen moet er nog veel werk worden verzet om klaar te zijn voor de transitie, maar we laten ook de fase van planvorming achter ons: we moeten nu concretiseren, ‘bouwen’, realiseren en borgen. Wat ons betreft is dit dan ook het goede moment om een aantal belangrijke uitgangspunten voor de implementatie van drie decentralisaties uit te werken. De uitgangspunten bouwen voort op de kaders die met OMO zijn bepaald en zijn voortaan leidend bij de implementatie van de 3D’s en de daartoe benodigde aanpassing van infrastructuur en organisatie. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk worden kort de decentralisaties nog even gepresenteerd. Wat betekenen ze inhoudelijk, binnen welke financiële context moeten we ze plaatsen welke aantallen zijn er mee gemoeid. De kern van deze notitie wordt gevormd door het tweede hoofdstuk waarin de uitgangspunten voor de implementatie worden beschreven. Deze uitgangspunten zijn in verschillende sessies verkend met het college van Burgemeester en Wethouders, de raadscommissie Samenleving & Milieu en de WMO-raad. GEMEENTE GENNEP
3
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
Nu de implementatie voor de deur staat, is het van belang ook bij die implementatie stil te staan bij de mogelijke risico’s die ten grondslag liggen aan dit proces. In het laatste hoofdstuk is een risicoanalyse met betrekking tot de 3 decentralisaties opgenomen. Deze analyse zal bij implementatie als leidraad dienen voor te maken keuzes. Op 1 januari 2015 moet de organisatie operationeel zijn. Dan zal zeker niet op alle onderdelen al de gewenste definitieve werkwijze gerealiseerd zijn. Juist de benodigde transformatie zal dan immers niet voltooid zijn. Dat betekent dat de inrichting per 1 januari 2015 nog tijdelijke constructies kan bevatten die later mogelijk worden vervangen door de definitieve inrichting.
GEMEENTE GENNEP
4
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
2.
DE CONTEXT PER DECENTRALISATIE In deze paragraaf wordt per decentralisatie kort de context geschetst. Tevens wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe één en ander wordt georganiseerd c.q. geïmplementeerd. De genoemde aantallen en bedragen in dit hoofdstuk zijn sterk indicatief. De uiteindelijke werkelijkheid kan afwijken.
2.1.
DE PARTICIPATIEWET Inhoud (bekend op 04-02-2014)
De Participatiewet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2015. Daarnaast gaat op deze datum de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) “op slot” en moeten gemeenten zelf vormen van beschut werk inrichten. Daarbij wordt de instroom in de Wajong alleen nog mogelijk voor arbeidsgehandicapte mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Mensen die per 01-01-2015 in de Wajong zitten blijven daar en komen niet onder de werking van de participatiewet.1 Veel zaken rond de uitvoering van de participatiewet worden regionaal opgepakt. Zo zijn gemeenten op het vlak van werkgeversdienstverlening verplicht om hierin op het niveau van de arbeidsmarktregio samen te werken. Daarnaast zoekt Gennep voor de toegang tot de Participatiewet, administratieve werkzaamheden hieromtrent en de arbeidsbemiddeling nauwe samenwerking met Venlo, Venray en Bergen. Voor de organisatie van de arbeidsmatige dagbesteding c.q. participatie is INTOS de aangewezen partner.
Financiën
Aantallen
2.2.
Daarnaast komen er landelijke richtlijnen voor de inrichting van de regionale werkbedrijven. Binnen deze werkbedrijven krijgen werkgevers positie. Dit is belangrijk voor het nakomen van de afspraken uit het Sociaal Akkoord over met name de werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking Het is nog niet helder hoe de financiering van de Participatiewet er per 01-012015 uit gaat zien. We gaan uit van de volgende budgetten: Inkomensdeel Participatiebudget Wsw-gelden (subsidie & gemeentelijke bijdrage) Bijstand 250 WSW 213 Jaarlijkse instroom 75 Jaarlijkse uitstroom 75
2013
2015
€ 3.000.000 € 350.000 € 5.750.000
€ 3.000.000 € 350.000 € 5.500.000
WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Inhoud (bekend op 04-02-2014)
Per 01-01-2015 wordt er een nieuwe WMO ingevoerd. Deze wet wordt op een aantal punten drastisch gewijzigd ten opzichte van de huidige: De nieuwe Wmo zal meer nadruk leggen op eigen inzet van burgers, het
1
Dit is de stand tijdens de parlementaire behandeling en de brief van de staatssecretaris aan de tweede Kamer van 3 februari 2014. GEMEENTE GENNEP
5
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
conceptwetsontwerp introduceert het begrip 'maatwerkvoorziening' in plaats van compensatieplicht. Vanaf 2015 worden gemeenten geheel verantwoordelijk voor de dagbesteding van mensen met een (tijdelijke) beperking die niet in een instelling verblijven. Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de dagelijkse begeleiding van mensen met een (tijdelijke) beperking die niet in een instelling verblijven. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor “Beschermd Wonen” en voor een klein deel van persoonlijke verzorging. Vanuit de sterkere insteek op eigen kracht van burgers wordt de functie Huishoudelijke Hulp sterk teruggebracht. Tegelijkertijd met deze decentralisatie, gaan persoonlijke verzorging, verpleging aan huis en de langdurige Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) over naar de zorgverzekeraar. In het licht van bovenstaande ontwikkeling moet de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars stevig worden geïntensiveerd. De inzet van professionals, zoals wijkverpleegkundigen en welzijnswerkers, maakt het mogelijk het medische en het sociale domein met elkaar te verbinden. Innovatieve werkwijzen zoals sociale wijkteams en het gebiedsgericht werken worden verder ontwikkeld en breder ingezet. De wet- en regelgeving (waaronder de bekostiging) wordt zodanig ingericht dat het de samenwerking tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten stimuleert. Dit wordt meegenomen in de uitwerking van de Wmo 2015.
Financiën
Aantallen
Dit onderdeel wordt vooral lokaal vormgegeven. Thema’s die het lokale niveau overstijgen worden in regionaal verband opgepakt. Veelal gebeurt dit in samenhang met de andere twee transities. Hierbij kan concreet gedacht worden aan: De afstemming en uitwerking van regionale samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en de zorgverzekeraar/zorgkantoor op basis van de lopende lokale convenanten tussen gemeenten en de zorgverzekeraar/zorgkantoor; De maatschappelijke opvang waarbij speciale aandacht voor de situatie van Gennep, omdat wij voor dit onderwerp aangewezen zijn op Nijmegen als centrumgemeente; Het regelen van een overeenkomst tussen gemeenten betreffende de burgers die in de ene gemeente hun collectieve dagbesteding ontvangen en in de andere gemeente wonen. Het is nog niet helder hoe groot de budgetten zullen zijn die we voor de uitvoering van de nieuwe taken in de WMO gaan krijgen. 2013
2015
Bestaande taken (HH, rolstoelen, regiotaxi, etc)
€ 2.000.000
€ 1.600.000
Nieuwe taken (begeleiding, dagbesteding, etc)
onbekend
€ 2.700.000
Huishoudelijke Hulp Vervoer Rolstoelen/Scootmobielen Dagbesteding Vervoer dagbesteding Begeleiding
375 815 280 130 104 168
GEMEENTE GENNEP
6
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
2.3.
JEUGDZORG Inhoud (bekend op 04-02-2014)
Met de decentralisatie van de jeugdzorg wordt de gemeente verantwoordelijk voor de volgende voorzieningen: toegang tot de jeugdzorg de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg de gesloten jeugdzorg de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking (jeugd-VB) de begeleiding van jeugdigen vervoer bij begeleiding van jeugdigen kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg) de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering. Dit wordt geregeld in de Jeugdwet die naar verwachting in werking treedt op 1 januari 2015. Het Rijk heeft regio’s opgedragen afspraken met zorgaanbieders te maken over continuering van zorg voor bestaande klanten. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Regionaal Transitie Arrangement dat in oktober 2013 door de colleges van Burgemeester en Wethouders is vastgesteld.
Financiën
Aantallen 2012
2.4.
In februari heeft de Gennepse gemeenteraad het regionale beleidskader Jeugd (2015-2018) vastgesteld. Hoewel de budgetten die we voor de invoering van de jeugdzorg krijgen nog niet definitief zijn, zijn er wel indicaties bekend Budgetten 2013 (geen werkelijke Indicatief budget 2015 kosten) € 3.000.000 € 2.900.000 Jeugdzorg AWBZ Jeugd GGZ Ambulant Verblijf Pleegzorg Meldpunt Kindermishandeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering
186 311 20 15 10 15 35 15
REGIONALE INBEDDING We werken regionaal samen met Beesel, Bergen, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray. Hierbij kent elke transitie een eigen regionale werkgroep, maar worden transitie overstijgende en overlappende onderdelen ook gezamenlijk en in onderlinge afstemming opgepakt. We organiseren de ondersteuning zoveel mogelijk dichtbij onze inwoners. Lokaal wat lokaal kan, regionaal als dat een duidelijke meerwaarde heeft of verplicht is. De regionale samenwerking moet juridisch worden geborgd. Daarbij heeft een lichte samenwerkingsvorm de voorkeur. In de regio wordt daartoe momenteel de mogelijkheid van een Gemeenschappelijke Modulaire Regeling onderzocht.
GEMEENTE GENNEP
7
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
3.
LOKALE KADERS Vanuit de transformatie die we vanuit OMO willen bewerkstelligen en de context die nu bekend is rond de transities van de 3 decentralisaties stellen we een aantal transitie-overstijgende uitgangspunten vast. Deze uitgangspunten zullen worden gehanteerd bij de implementatie van alle drie de decentralisaties.
3.1.
ROL & POSITIE GEMEENTE Als lokale overheid staan we minder zelf aan het roer. We laten burgers en gemeenschappen meer en meer de ruimte om zelf initiatieven te nemen. De gemeente heeft het vertrouwen dat de samenleving en de individuele burgers die deze samenleving maken zelf het best de oplossing voor de eigen uitdagingen kunnen formuleren en uitvoeren. Deze insteek heeft de consequentie dat wij als overheid een deel van de regie uit handen geven. Dit betekent veel voor onze positie als overheid: loslaten en accepteren dat het ook wel eens verkeerd kan gaan als de samenleving zelf initiatief neemt. Waarbij het goed is om op te merken dat het ook wel eens mis gaat als de overheid zelf voor iets aan de lat staat. Het betekent ook iets voor de wijze waarop wij de samenleving tegemoet treden: meer communicatief en als gelijkwaardig partners en met kaders die mogelijk maken in plaats van regels die van alles opleggen en in feite beperken. De overheid moet daarin het ‘risico’ durven te nemen om te kunnen vertrouwen. Hoe meer vertrouwen hoe minder richtlijnen er nodig zijn. Mensen moeten wel weten hoe te handelen als het mis gaat. Gennep kiest voor een sturingsmodel met een centrale rol voor de gemeente en afspraken met samenwerkingspartners (‘regie- en samenwerkingsmodel’). De gemeente kiest voor een regie- en samenwerkingsmodel waarin gemeente en zorgverzekeraar als gezamenlijke budgethouders (Wmo; Jeugdzorg; Werk; Wpg; Zvw; Awbz) de verantwoordelijkheid van regisseur hebben om het systeem van participatie, ondersteuning en zorg op hoofdlijnen vorm te geven, te financieren en te monitoren (doel van de samenwerking is bundeling/afstemming van financieringsstromen om maatwerk te kunnen leveren en efficiënte inzet van middelen/besparingen te realiseren). De gemeente heeft de regie met betrekking tot de uitvoering en de werkprocessen rond toegang tot zorg/ondersteuning en casusregie. De gemeente en de zorgverzekeraar gaan samenwerkingsverbanden aan met netwerken en organisaties van burgers en organisaties op het gebied van welzijn en zorg (soms in de vorm van opdrachtgever-opdrachtnemer relaties; soms in de vorm van partnerschap). De keuze voor het regie- en samenwerkingsmodel betekent dat modellen afvallen waarbij de gemeente alleen regie voert en alle taken en diensten maximaal mandateert naar aanbieders (‘uitbestedingsmodel’), of de gemeente alle taken en diensten zelf uitvoert (‘uitvoeringsmodel’).
3.2.
TOEGANG TOT ONDERSTEUNING EN ZORG Er is één toegang tot door de gemeente gefinancierde zorg en ondersteuning Er zijn verschillende plaatsen waar onze inwoners zich in de praktijk melden met vragen of zorgen (huisarts, gemeente, school, woningcorporatie etc.). Dat bepalen onze inwoners zelf. Als er vanuit die melding behoefte is aan door de gemeente geleverde zorg is er slechts één integrale toegang tot door de gemeente gefinancierde zorg en ondersteuning. Dat wil zeggen dat mensen weliswaar zelf een passende ingang kiezen, maar de toekenning en levering van zorg en GEMEENTE GENNEP
8
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
ondersteuning vindt plaats langs één weg (een systeem) die aansluit op de meldpunten. Er is dus niet één toegang voor Wmo en weer een andere toegang voor jeugdzorg. We verwijzen onze inwoners zo min mogelijk door. Hierbij kiezen we voor een structuur waarin alle gemeentelijke dienstverlening via één portaal wordt georganiseerd (het Klant Contact Centrum). Van daaruit wordt de burger met een zorg- en ondersteuningsvraag geholpen. De feitelijke locatie van dienstverlening is daarbij voor de gemeente van ondergeschikt belang. Vanuit de toegang zijn alle vormen van zorg en ondersteuning bereikbaar en wordt zo nodig casusregie gevoerd. Bij de toegang wordt brede vraagverheldering toegepast en wordt samen met de inwoner of het gezin een arrangement (leefzorgplan of gezinsplan) opgesteld. In dat plan zijn alle stappen opgenomen die op dat moment nodig zijn om de vraag van de inwoner op te lossen. Dat kan gaan om het inzetten van eigen kracht en collectieve voorzieningen, het inzetten van lichtere vormen van zorg en ook het inzetten van zware, specialistische (en dure) vormen van zorg of een combinatie van deze. Indien nodig worden bij het opstellen van het leefzorgplan specialisten uit de tweede lijn ingeschakeld voor de juiste diagnostiek. Toekenning vindt plaats onder regie van de gemeente. Vanuit de toegang wordt ook de regie voor uitvoering van het leefzorgplan geregeld (casusregie). De verbinding tussen vraagverheldering en casusregie is essentieel om door te kunnen pakken en te voorkomen dat de hulpvrager van het kastje naar de muur wordt gestuurd en meerdere intakes moet doen. Casusregie wordt in principe door de hulpvrager of zijn/haar mantelzorger gevoerd. Als dat niet mogelijk is neemt een professional de casusregie op zich, in nauw overleg met de hulpvrager. In uitzonderlijke gevallen waar zware regie nodig is of de hulpverlening rond de burger stagneert omdat betrokken partijen niet goed samenwerken wordt geëscaleerd naar de gemeentelijke zorgregisseur. Deze heeft doorzettingsmacht en kan rechtstreeks ingrijpen in lopende trajecten en overeenkomsten. Dit altijd met de intentie om uiteindelijk weer af te kunnen schalen naar de reguliere casusregie. 3.3.
FINANCIËLE KADERS Het budget voor de uitvoering van de taken binnen de WMO, Jeugdzorg en participatiewet in de periode 2015-2017 wordt gevormd door: 1. Alle middelen die hiervoor specifiek worden toegekend door het Rijk 2. De middelen die de gemeente binnen Programma 6 in de begroting 2014 heeft begroot Voor de uitvoering van de nieuwe taken krijgen gemeenten budget, het Deelfonds Sociaal Domein. De middelen die we hiervoor krijgen zijn minder dan de budgetten die nu voor deze taken worden ingezet. Daar komt bij dat een deel van de taken die onder de decentralisaties vallen voor gemeenten niet nieuw zijn. Zo is de participatiewet veel meer een herschikking van wettelijke taken die nu al tot verantwoordelijkheid van gemeenten behoren en waar de gemeenten dus nu al middelen voor krijgen, en waar nodig geld op bij leggen (denk aan het verstrekken van uitkering en de uitvoering van de WSW). Deze middelen zullen we zoveel als mogelijk ontschot inzetten om zo de nodige efficiëntieslagen en besparingen te realiseren. Dit gaat echter tijd kosten en het is niet realistisch te verwachten dat de huidige aanvullingen vanuit gemeentelijke middelen per 2015 al niet meer nodig zijn. Met dit uitgangspunt bepalen we dat er geen verdere bezuinigingen op de bewuste budgetten worden doorgevoerd, maar óók dat er geen sprake kan zijn van overschrijding van budget. GEMEENTE GENNEP
9
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
Tot en met 2017 blijven de budgetten die we voor de nieuwe taken krijgen behouden binnen programma 6, Sociale Voorzieningen en Maatschappelijke Dienstverlening ten behoeve van risico’s, preventie en innovatie. Om financiële risico’s op te kunnen vangen en om in te kunnen blijven zetten op preventie en innovatie tijdens de transformatie van het sociale domein, blijven de budgetten die we voor de nieuwe taken ontvangen, behouden binnen de begroting van het sociaal domein. Eventuele financiële voordelen worden dus niet toegevoegd aan de algemene reserve. 3.4.
PREVENTIE Voorkomen is beter dan genezen. We kiezen ervoor om, naast het curatieve handelen dat we moeten doen, te investeren in preventie. Het beleid en de uitvoering moet er gericht worden omstandigheden te creëren die ertoe bijdragen dat bepaalde problemen niet ontstaan of bij vroegtijdige signalering meteen opgepakt kunnen worden. We gaan uit van positieve gezondheid: het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Mensen zijn naast ziek ook gezond en dat daar juist aanspraak op gedaan kan worden en dat dit deel mensen veerkrachtig houdt. Dit betekent dat de gemeentelijke uitgaven zeker in het begin wat hoger liggen dan in een situatie waarin we ons zouden beperken tot sec curatief optreden. Het betekent ook dat wij meer moeten proberen om het maatschappelijk en financieel effect van preventie in kaart te gaan brengen. We moeten afspraken maken met partijen die een deel van het rendement van de investeringen die wij in preventie doen incasseren, zoals bijvoorbeeld de zorgverzekeraars.
3.5.
VOORZIENINGENNIVEAU & ZORGARRANGEMENTEN Binnen huidige systemen is er sprake van veel kennis en kunde. De transitie betreft ombouw van deze systemen om kennis en kunde beter en goedkoper te kunnen gebruiken. Het gaat niet om afbraak en nieuwbouw. Gennep kenmerkt zich door een goede zorgstructuur. In ‘Visie en Samenwerking’ van juni 2012 is door het gemeentebestuur Zorgkracht als één van de speerpunten van beleid genoemd. Door de jarenlange aanwezigheid en invloed van instellingen als Dichterbij, Pantein en INTOS heeft zorg een bijzondere positie in de gemeente gekregen. Er is een infrastructuur gecreëerd die inhoudelijk uitstekend geschikt is om de 3 decentralisaties in te laten landen. Probleem is dat deze infrastructuur door de huidige bekostigings- en verantwoordingsystematiek veel te duur is. Dus wel effectief maar niet efficiënt. Het is zaak om de goede aspecten van deze huidige structuur te behouden, waarbij de overtollige ballast wordt verwijderd. Dit kunnen we als gemeente niet afdwingen. Hier hebben we de hulp van betrokken organisaties hard bij nodig. Daarbij komt dat deze organisaties naast de invloed van de 3 decentralisaties ook te maken hebben met andere veranderingen in hun financieringssystematiek (zorgverzekeringswetgeving). Ook zij zullen dus de nodige wijzigingen door moeten voeren. Dit is niet alleen ingegeven door wat de gemeente van hen vraagt. We zullen met deze partijen dan ook samen optrekken in de organisatie van lichte zorg en ondersteuning. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de toegang tot zorg en ondersteuning, collectieve opvang, dagbestedingsvoorzieningen, arbeidsparticipatie en begeleiding.
GEMEENTE GENNEP
10
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
In eerste oriëntaties is gebleken dat deze partijen vanuit een zelfde visie gaan werken, daarmee wordt het dus mogelijk om gezamenlijk een aantal kwaliteitseisen aan de dienstverlening te stellen zoals wijkgericht, ondernemend, flexibel en integraal. Contractering van gespecialiseerde en zware zorg en ondersteuning geschiedt regionaal, invulling van de arrangementen wordt lokaal bepaald. De contractering (inkoop2) van gespecialiseerde en zware zorg en ondersteuning wordt regionaal vormgeven en de arrangementen worden lokaal ingevuld. Wij zien dit als volgt: Contractering De gemeente sluit met alle aanbieders raamcontracten voor het leveren van ondersteuning. Er worden afspraken gemaakt over prijzen en daarmee samenhangende kwaliteitseisen, maar niet over volume. Voor een product kunnen meerdere aanbieders een contract krijgen, dit om keuzevrijheid voor burgers mogelijk te maken. Of een aanbieder “voldoende” omzet krijgt, is afhankelijk of de burger kiest voor de betrokken aanbieder en daarmee van de kwaliteit van de aanbieder. Dit is een bedrijfsrisico3. De gemeente bepaalt tijdens het proces van opdracht geven samen met de aanbieders welke ondersteuning de aanbieders kunnen bieden, in de vorm van zogenoemde productdefinities. Daarbij kan ook nog gebruik worden gemaakt van de huidige productdefinities. Dit leidt tot het samenstellen van de zogenaamde menukaart waaruit bij het opstellen van het ondersteuningsplan kan worden gekozen. Nieuwe producten en aanbieders kunnen gemakkelijk worden toegevoegd, dit maakt het systeem flexibel. Arrangementen Zoals uiteen gezet, stelt de toegang indien noodzakelijk een leefzorgplan op met de betrokken inwoner. Dit plan bevat alleen noodzakelijke ondersteuning voor een gezin / inwoner. Het leefzorgplan staat centraal in de sturing van de kosten, oftewel de keuzes die worden gemaakt in dit plan voor de in te zetten ondersteuning bepalen de kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van het plan. Het opstellen van het plan is onafhankelijk van de aanbieders die vervolgens betrokken zijn bij de uitvoering van het plan. Dit om te voorkomen dat aanbieders in het plan vooral hun eigen producten opnemen. De burger kiest welke aanbieder de uitvoering van de ondersteuning gaat doen (of wie ondersteuning gaat bieden). Hiermee is de keuzevrijheid van de burger geborgd. Regionale contractering is van belang omdat: het leidt tot meer volume, meer invloed en daardoor mogelijk een lagere prijs. het minder belastend is voor gemeenten, door verdeling van werkzaamheden en uitwisseling van kennis. Het minder belastend is voor aanbieders door uniforme afspraken en verantwoordingseisen.
2
De term contractering is te prefereren boven het veelgebruikte “inkoop”, omdat veel vormen mogelijk zijn Van belang is om te realiseren dat er met ingang van 2015 een groot aantal bestaande gebruikers is, dat “gewoon” bij hun huidige zorgaanbieder blijft. Dit geeft voor diverse zorgaanbieders dus in het begin de nodige “omzetgarantie”. Juist vanwege die bestaande gebruikers zullen ook de huidige producten nog moeten worden opgenomen in de contracten. De bestaande gebruikers hebben namelijk een arrangement op basis van huidige producten. 3
GEMEENTE GENNEP
11
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
Inwoners uit andere gemeenten mogen kosteloos gebruik maken van collectieve voorzieningen in Gennep Een belangrijk deel van lichte zorg en ondersteuning zal plaatsvinden in algemeen toegankelijke collectieve voorzieningen zoals dorpshuizen en woonkamers. Hoewel deze mogelijk gesubsidieerd of op andere wijze gefinancierd worden door de gemeente, willen we, in samenspraak met de regio, niet de restrictie stellen dat deze voorzieningen alleen toegankelijk zijn voor mensen uit Gennep. Als bijvoorbeeld een ouder iemand uit Bergen graag in het dorpshuis in Heijen komt, moet dat kunnen zonder dat de gemeente Bergen daar kosten voor in rekening krijgt. Aanpalende kosten zoals vervoerskosten zijn uiteraard wel voor de burger of de gemeente van herkomst. Indien veel inwoners uit een andere gemeente verhoudingsgewijs veel gebruik maken van een voorziening in Gennep, zal bekeken worden of in een dergelijk specifiek geval afspraken met deze gemeente over gemaakt kunnen worden. 3.6.
ZORG IN NATURA & PERSOONSGEBONDEN BUDGET Dit is een thema dat een nadrukkelijk verband heeft met de OMO-gedachte (Inwonerkracht, zelfredzaamheid etc.). We verwachten van inwoners dat ze zelf verantwoordelijkheid tonen voor eigen welzijn en zorg. De vraag is hoe ver we daar in gaan. Moeten mensen volledig zelf hun zorg in kopen en ondersteunt de gemeente door een financiële bijdrage daar waar nodig? Of koopt de gemeente zorg in en verstrekt zij deze in natura (bijvoorbeeld huishoudelijke hulp of een traplift) De burger betaalt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. In principe wordt ook het vermogen betrokken bij vaststelling van de eigen bijdrage. Eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening zijn inkomensafhankelijk. Als voor een maatwerkvoorziening een eigen bijdrage is verschuldigd, geldt dat ook als de verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget gebeurt. De eigen bijdragen voor individuele voorzieningen (in de nieuwe Wmo maatwerkvoorzieningen), begeleiding en jeugdzorg worden gemaximaliseerd, dat wil zeggen dat de werkelijke kostprijs de basis vormt voor de inkomensafhankelijke bijdrage. Het eigen vermogen van cliënten wordt betrokken bij het vaststellen van de eigen bijdragen4 De gemeente biedt de mogelijkheid voor een pgb, wanneer de inwoner die keuze bewust maakt, in staat is de regie over het budget adequaat uit te oefenen en er geen passende maatwerkvoorziening5 voor handen is. De gemeente verstrekt in principe geen pgb aan personen uit het sociaal netwerk van de cliënt. Een inwoner die een maatwerkvoorziening krijgt toegekend, heeft, als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget. De voorwaarden zijn: De gemeente acht de aanvrager in staat de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Een vraagverhelderingsgesprek maakt duidelijk of Zorg in natura of een pgb een passende maatwerkoplossing biedt.
4
Bij het concept voor het vaststellen van de verordening zullen wij op dit punt met een voorstel komen. Onder maatwerkvoorziening wordt verstaan elke vorm van ondersteuning die de gemeente heeft gecontracteerd en waarvoor de gemeente moet betalen. 5
GEMEENTE GENNEP
12
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
De cliënt dient de wenselijkheid van een pgb in een persoonlijk budgetplan te onderbouwen. Zo nodig wordt daarbij ondersteuning geboden. Het moet duidelijk zijn dat er geen passend aanbod in natura is. De budgethouder krijgt zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert. De gemeente verstrekt in principe geen pgb aan personen uit het sociale netwerk van de cliënt. Er zijn uitzonderingen op dit laatste voorstelbaar. De voorwaarden waaronder een uitzondering mogelijk is, zullen we uitwerken in een gemeentelijke verordening. De gemeente kan de realisatie van het budgetplan toetsen op kwaliteit en resultaat. 3.7.
BELEIDSADVISERING & INSPRAAK De WMO-raad is voor de gemeente de formele adviespartner vanuit cliënten in het sociale domein. De decentralisaties binnen het sociaal domein en het proces van kantelen in de verhoudingen tussen burger, gemeente en aanbieders vragen een (pro)actieve en meedenkende rol vanuit het perspectief van de inwoners. Uitgaande van een horizontale verantwoording binnen de gemeente is het ook voor de gemeenteraad van belang dat binnen de gemeente de cliëntenparticipatie goed geborgd is. In het programmaplan OMO is al aangegeven dat de WMO-raad wordt aangewezen als het formele en wettelijke orgaan voor beleidsadvies en burgerinspraak voor het sociaal domein. Hier wordt dat uitgangspunt bevestigd. Uiteraard kunnen indien gewenst ook andere organen worden geraadpleegd zoals dorps- en wijkraden, ouderenbonden en gehandicaptenorganisaties.
GEMEENTE GENNEP
13
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
4.
RISICOANALYSE We hebben er vertrouwen in dat Gennep de decentralisaties op een goede manier kan implementeren. Zeker als we daarbij gebruik maken van de kracht van de gemeenschap, ketenpartners en regiogemeenten. Toch is het proces niet zonder risico’s. Ter voorbereiding op de implementatie is er derhalve een globale risico-inventarisatie gemaakt. Deze is niet compleet maar beschrijft wel de belangrijkste risico’s.
Risico’s PROCESMATIGE RISICO’S Het uitblijven van duidelijke (Wettelijke) kaders.
Onduidelijkheid over budgetten. Landelijk zijn de bezuinigingen feitelijk al ingeboekt, maar een vertaling naar wat dit betekent voor de individuele gemeente ontbreekt begin 2014 nog Het beschikbare, gekorte, budget voor 2015 is gebaseerd op historische gegevens. In de toekomst zal een objectief verdeelmodel moeten worden ingevoerd. Vraag is hoe zich dit nieuwe verdeelmodel zich gaat verhouden tot de historische gegevens. Aan de beleidsvrijheid van de individuele gemeente wordt inmiddels op een aantal punten afbreuk gedaan. Omvang speelveld en grote aantallen stakeholders. Het ontstaan van nieuwe schotten door de verdeling van taken tussen Rijk, gemeenten, zorgverzekeraar en provincie. De transformatie duurt langer en is minder grijpbaar dan de transitie. Dit levert met name financiële risico’s Gemeenteraadsverkiezingen 2014
Informatie/ICT-beheer nieuwe taken .
GEMEENTE GENNEP
Beheersmaatregelen Gezien de korte tijdspanne zullen we door moeten gaan met implementatie Flexibele houding om snel aanpassingen door te kunnen voeren Op basis van macrocijfers een goede inschatting maken voor onze gemeente Terughoudendheid betrachten met maken van financiële afspraken Zie bovenstaande Nadrukkelijk volgen van informatievoorziening
Gezamenlijk met regio stellingnemen tegen deze ontwikkeling Creatief omgaan met beleidskaders Goede en continue afstemming Verwachtingmanagement Level Playing Field Blijvend de samenwerking en afstemming opzoeken Heldere afspraken maken en vastleggen met betrokken partijen Kaderstellende transitieafspraken met ketenpartners Gemeenschap voortdurend blijven betrekken en draagvlak blijven zoeken Huidige raad nog goed meenemen en beslissingen goed vastleggen Nieuwe raad zo snel mogelijk na installatie informeren en meenemen in opgave Gezamenlijk optrekken met de regio Verwachtingen managen bij partners (privacy) Voldoende aandacht en formatie voor vrijmaken 14
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
INHOUDELIJKE RISICO’S Gennep heeft op 01-01-2015 geen aanbod voor 1 van de 3 D’s
Vertrouwen op burgers, gemeenschappen en beroepskrachten betekent ook ruimte geven aan hen.
Overvragen van burgers op inhoudelijke en beleidsparticipatie
Afhankelijkheid informatievoorziening ketenpartners
Gemeentelijke beleids-, kwaliteits- en handhavingsregels kunnen inwonersinitiatieven belemmeren Toenemende vergrijzing
De vermaatschappelijking van zorg kan leiden tot toenemende overlast. Verliezen van huidige kwaliteit en kennis bij onder druk staande zorginstellingen Frictiekosten bij organisaties die door decentralisaties en keuzes gemeenten onder druk komen te staan.
GEMEENTE GENNEP
Goede transitie-afspraken maken met huidige aanbieders Pilots verder vormgeven en waar mogelijk ombouwen naar staande infrastructuur Optrekken met regiogemeenten en ketenpartners Prioriteiten stellen Geen beleid op de uitzondering geen waslijsten met regels moeten opstellen niet direct in de reflex schieten om allerlei probleemgedreven regels op te stellen in de gevallen dat de samenleving eens – door de overheidsbril bezien – een steekje laat vallen Verwachtingen managen Heldere afspraken maken Ruimte geven voor reflectie Alert op signalen Blijven aandringen Regionaal optrekken Lobby richting provincie en rijk ter ondersteuning van deze vraag Niet blind staren op cijfers en informatie, gewoon beginnen Integrale analyse en opstellen van dit soort kaders Continue afstemming tussen verschillende gemeentelijke afdelingen Uitgangspunten OMO Jeugd en jongeren aansporen tot maatschappelijke betrokkenheid Preventief werken: vroegsignalering Waken voor te snelle handhaving en repressie Niet “koud” aanbesteden maar veel meer samen optrekken in nieuwe uitdagingen Zorgpartijen betrekken bij diverse pilots Druk op Rijk en provincie om dit te borgen Transitie-afspraken met betreffende partijen Regionale afspraken over zorgdeling
15
OMO IN HET SOCIAAL DOMEIN Het programma Ontmoeten Meedoen Ondersteunen vertaald naar uitgangspunten voor de 3 decentralisaties
5.
NAWOORD De opgave voor 2014 is enorm. Zoveel is duidelijk. Toch hebben we er vertrouwen in dat we per 01-01-2015 aan inwoners van Gennep die ondersteuning en zorg kunnen bieden die ze nodig hebben om te kunnen meedoen aan de samenleving. Dat er niet per 2015 een nieuwe samenleving staat geheel volgens het beeld geschetst in het programmaplan Ontmoeten Meedoen Ondersteunen spreekt voor zich. Deze transformatie zal meerdere jaren in beslag nemen. Met de 3 decentralisaties in het sociaal domein wordt echter een belangrijke stap gezet om deze transformatie verder vorm te geven. De feitelijke transitie zal in 2014 al onze aandacht vergen. Maar als inwoners, bestuurders, ambtenaren en hulpverleners en andere professionals de handen ineen slaan en voorlopig niet meer loslaten zal deze operatie zeker slagen.
GEMEENTE GENNEP
16