J a a rv ers la g 2 0 14
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
6
1
Voorwoord
7
2
Algemene 2.1 2.2 2.3
informatie Juridische structuur Doelstelling Personalia
8 8 8 8
3
Financiële 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3
positie en beleid in 2014 Financiële opzet en positie Beleid en beleidskeuzes Toeslagbeleid Financieringsbeleid Beleggingsbeleid Risicobeheer
13 13 13 14 14 15 16
4
Beleggingen 4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Vastgoedbeleggingen 4.6 Overige beleggingen 4.6.1 Grondstoffen 4.6.2 Private Equity 4.6.3 Z-score 2014 en performancetoets 4.7 Vooruitzichten 4.8 Corporate Governance 4.9 Maatschappelijk verantwoord beleggen
20 20 22 23 23 24 24 24 24 24 25 26 26
5
Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Uitvoeringskosten 5.3 Pensioenregeling 5.4 Nieuwe wetgeving
27 27 28 29 30
6
Actuariële analyse
33
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Dagelijks Bestuur en bestuurscommissies 7.4 Geschillencommissie 7.5 Goed Pensioenfondsbestuur 7.5.1 Code Pensioenfondsen 7.5.2 Deelnemersraad 7.5.3 Opvolging aanbevelingen visitatiecommissie 7.6 Raad van toezicht 7.6.1 Inleiding 7.7 Verantwoordingsorgaan 7.7.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan
34 34 34 36 36 37 37 38 38 39 39 41 41
2
7.7.2 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 8.
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Gedragscode Organisatie en uitvoering Statutenwijziging
Verwachte gang van zaken
43 44 45 45 45 46 47
Jaarrekening
48
9.
Jaarrekening 9.1 Balans per 31 december 2014 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.2 Grondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2014 9.4.4 Niet in de balans opgenomen regelingen 9.4.5 Verbonden partijen 9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
49 49 50 51 52 52 52 59 76 76 77
10.
Overige gegevens 10.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Actuariële verklaring 10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
81
Bijlagen
81 81 81 83 85
Bijlage 1
Deelnemersbestand
86
Bijlage 2
Begrippenlijst
87
3
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers * Ingegane pensioenen *
2014
2013
2012
2011
2010
39.731
40.230
44.771
45.739
42.192
109.146
107.264
101.984
106.528
166.776
20.879
19.437
19.646
20.440
18.858
169.756
166.931
166.401
172.707
227.826
Kostendekkende premie
89.002
90.641
101.953
81.743
66.842
Gedempte premie
73.473
63.410
71.359
66.799
61.712
Feitelijke premie
88.466
82.944
87.261
73.495
77.313
Totaal aantal verzekerden Pensioenen
Uitvoeringskosten Uitkeringen
6.983
6.975
6.615
8.727
10.487
78.122
74.864
101.903
100.995
82.076
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
1,51%
2,16%
2,67%
0%
1,16%
2,12%
1,98%
0,95%
1,41%
116.914
191.472
-4.070
-140.509
122.462
148.045
122.263
119.427
112.737
96.649
Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Verleende inhaaltoeslagen (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Gemiste toeslagen Actieve deelnemers Gemiste toeslagen inactieven en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132)
465.980
478.652
453.488
440.928
361.292
3.361.734
2.737.277
2.653.930
2.505.275
2.180.131
103,5
107,0
99,8
94,4
105,6
Duration
20,2
19,0
19,2
19,8
18,8
Gemiddelde rente waarop de voorziening is bepaald
2,02
2,86
2,54
2,74
3,42
Technische voorzieningen ** Dekkingsgraad in % *
4
2014
2013
2012
2011
2010
3.464.559
2.719.625
2.633.225
2.352.349
2.288.810
559.731
91.676
312.771
103.739
225.974
Aandelen
1.161.792
1.004.297
868.740
702.307
774.522
Vastrentende waarden
1.961.216
1.568.734
1.531.054
1.498.503
1.370.263
74.228
62.937
62.253
58.354
59.880
Bedragen x € 1.000 Beleggingen Balanswaarde *** Beleggingsopbrengsten Economische samenstelling beleggingsportefeuille ***
Vastgoed Overige beleggingen (grondstoffen en hedgefondsen) Derivaten Beleggingsrendement Jaarrendement portefeuille ****
71.658
109.558
146.532
106.473
146.160
195.666
-25.900
-23.646
-13.288
-62.015
19,5%
3,5%
13,4%
4,7%
11,0%
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode. * ** ***
****
Ultimo 2013 heeft een collectieve waardeoverdracht vanuit PF Meneba plaatsgevonden. De bij 2013 genoemde aantallen zijn exclusief de populatie van Meneba. Met ingang van 2010 is de overige technische voorziening inbegrepen in de technische voorzieningen en in de berekening van de dekkingsgraad. De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat in dit overzicht de economische samenstelling wordt getoond, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. Met ingang van 2013 worden de beleggingen inclusief de beleggingsdebiteuren weergegeven. De vergelijkende cijfers zijn niet aangepast. Het beleggingsrendement op de gehele portefeuille kan worden gesplitst in het rendement op de matchingportefeuille en de returnportefeuille. Over 2014 bedroeg het rendement op de matchingportefeuille (swaps + AA staatsobligaties) 28,4% terwijl het rendement op de returnportefeuille uitkwam op 7,0%. Het beleggingsresultaat op de gehele beleggingsportefeuille bedroeg 19,5%.
5
Bestuursverslag
6
1
Voorwoord
De financiële positie van het Bakkers Pensioenfonds is in 2014 verslechterd. De dekkingsgraad is gedaald van 107,0% per 1 januari 2014 naar 103,5% aan het einde van het jaar. De belangrijkste reden voor deze daling is de voortgaande daling van de lange rente tot historische dieptepunten. Deze lage rente veroorzaakt een verlies op de pensioenverplichtingen van het fonds, dat niet goedgemaakt kon worden door het goede rendement op het vermogen van 19,5%. Het bestuur heeft begin 2015 een ALM analyse laten uitvoeren. Uit deze analyse blijkt dat de huidige pensioenregeling met de huidige lage rente niet meer betaalbaar is, ook niet als wordt uitgegaan van een langzaam herstel naar ‘normalere’ renteniveaus. Het bestuur zal daarom in 2015 met het Georganiseerd Overleg in gesprek gaan over oplossingen. Op 1 januari 2015 is het nieuwe Financieel Toetsingskader van kracht geworden. Dit toetsingskader stelt hogere buffers verplicht. Deze hogere buffers moeten in de toekomst voor meer stabiliteit in de pensioensector zorgen. Ook ons fonds zal de komende jaren buffers moet gaan opbouwen. Een belangrijke consequentie is dat er de komende jaren geen of nauwelijks ruimte zal zijn om de pensioenen te kunnen indexeren. Dit geldt zowel voor de actieven als voor de inactieven. Binnen deze sombere context voert het bestuur een beleid om de pensioenen zo snel mogelijk weer wél te kunnen indexeren. De belangrijkste punten van dit beleid zijn een verantwoord beleggingsbeleid en voortgaande kostenbeheersing. Het Bakkers Pensioenfonds moet volgens deze nieuwe wettelijke regels vóór 1 juli 2015 een herstelplan indienen bij De Nederlandsche Bank. Het bestuur zal op basis van de ALM analyse op korte termijn beslissingen nemen over het al dan niet aanpassen van het strategische beleggingsbeleid. Het fonds moet genoeg rendement behalen om het vereiste herstel te kunnen realiseren. Tegelijkertijd willen we de risico’s zodanig beperken dat de dekkingsgraad van het fonds bij ongunstige economische ontwikkelingen niet te ver wegzakt. Het bestuur zal in deze afweging tussen rendement en risico aansluiting zoeken bij het risicobereidsonderzoek van eind 2013. De uitkomst van dit proces zal getoetst worden bij het Verantwoordingsorgaan en bij de Raad van Toezicht. Kostenbeheersing blijft eveneens een speerpunt van het beleid. Elke euro besparing is een euro extra voor pensioen. Tegelijkertijd worden pensioenfondsen geconfronteerd met een opwaartse druk op de kosten, voortkomend uit de steeds hogere eisen vanuit de toezichthouders DNB en AFM. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een consolidatiegolf binnen de pensioensector. Het aantal pensioenfondsen daalt snel. In deze context voert het Bakkers Pensioenfonds gesprekken met andere pensioenfondsen. Het bestuur denkt dat schaalvergroting een bijdrage kan leveren aan verdere kostenbeheersing en continuïteit van het bestuur. De eis die het bestuur aan een mogelijke samenwerking met andere pensioenfondsen heeft gesteld is dat de deelnemer er op termijn beter van wordt. Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Door de geschetste ontwikkelingen staat pensioen echter ook onder druk. Naast de vele wijzigingen heeft de regering het initiatief genomen tot de Nationale Pensioendialoog. Het einde van de wijzigingen is dus nog niet in zicht! Daarom is het voor het bestuur belangrijk om goed met de deelnemers te blijven communiceren, waarbij we steeds meer zullen opschuiven naar digitale communicatiemiddelen. Wij willen eerlijk zijn over uw pensioen, verantwoording afleggen over ons beleid en proberen om pensioen begrijpelijk te houden. Op 1 juli 2014 is de nieuwe bestuursstructuur in werking getreden. Op die datum zijn de Raad van Toezicht en Verantwoordingsorgaan gestart als nieuwe bestuursorganen van het fonds en is het bestuur uitgebreid met een vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden. In hoofdstuk 7 treft u de nadere details aan. Per 1 januari 2015 zijn de fiscale regels voor pensioenen aangepast, het zogenaamde Witteveenkader. Daarom moest per 1 januari 2015 de pensioenregeling aangepast worden. Hierbij zijn de twee tranches gehandhaafd, maar is met name het opbouwpercentage van de eerste tranche fors verlaagd om aan de nieuwe regels te kunnen voldoen. De kans bestaat echter dat de regeling op korte termijn opnieuw aangepast zal worden. Zoals eerder vermeld is het bestuur met het Georganiseerd Overleg in gesprek over de houdbaarheid van de regeling met de huidige lage rente en het nieuwe financieel toetsingskader. Begin 2015 is de collectieve waardeoverdracht vanuit Pensioenfonds Meneba succesvol afgerond. Namens het bestuur van het pensioenfonds Groningen, 5 juni 2015 J.H.M. van de Vall Werkgeversvoorzitter
L.F.M. van Beekum Werknemersvoorzitter
7
2
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf (hierna: het pensioenfonds) is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, dat is opgericht op 1 januari 1953 en is statutair gevestigd in Groningen. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41149725. De laatste statutenwijziging vond plaats op 26 mei 2014. Het pensioenfonds is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
2.2
Doelstelling
Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het fonds probeert dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
2.3
Personalia
De samenstelling van de fondsorganen was in 2014 als volgt: Het bestuur Benoemd namens de werkgevers Functie in bestuur
Naam
Bestuurslid tot
Voorgedragen door
Leeftijd *** Man / Vrouw
J.H.M. van de Vall
Voorzitter
01-09-2018
NBOV
67 jaar M
M.H.A. JacobsTeunissen
Bestuurslid
01-09-2017
NBOV
45 jaar V
T.L. Volkeri *
(Plaatsvervangend) bestuurslid
01-08-2016
NBOV
65 jaar M
P.F.J. van der Heijden
Bestuurslid
17-02-2017
NVB
61 jaar M
A.C. Tromp
Bestuurslid
01-08-2016
NVB
56 jaar M
P. Mannaert **
Plaatsvervangend bestuurslid
01-07-2018
NVB
52 jaar M
* **
***
De heer T.L. Volkeri heeft tot 1 juli 2014 gefungeerd als bestuurslid en vanaf 1 juli 2014 treedt hij op als plaatsvervangend bestuurslid. De heer P. Mannaert is per 1 juli 2014 benoemd als plaatsvervangend bestuurslid.
Peildatum voor de leeftijd is 31 december 2014
Benoemd namens de deelnemers Naam Functie
in bestuur
Bestuurslid tot
Voorgedragen door
Leeftijd *** Man / Vrouw
L.F.M. van Beekum
Voorzitter
01-10-2017
FNV Bondgenoten *
53 jaar M
J.J.C. van der Kroft
Bestuurslid
01-03-2016
FNV Bondgenoten *
54 jaar V
A.A. van Hienen
Bestuurslid
01-06-2016
FNV Bondgenoten *
66 jaar M
J.J. van der Laan
Plaatsvervangend bestuurslid
01-03-2015
FNV Bondgenoten *
42 jaar V
8
M.W. van Straten
Bestuurslid
01-12-2016
CNV Vakmensen
41 jaar M
(Plaatsvervangend) 01-03-2016 CNV Vakmensen 60 jaar M bestuurslid Met ingang van 1 januari 2015 is FNV Bondgenoten opgehouden te bestaan als rechtspersoon. Sinds deze datum wordt gesproken over de rechtspersoon: de FNV. De heer R.A.J. Lahoye heeft tot 1 juli 2014 gefungeerd als bestuurslid en sinds 1 juli 2014 treedt hij op als plaatsvervangend bestuurslid. Peildatum voor de leeftijd is 31 december 2014
R.A.J. Lahoye ** * ** ***
Benoemd namens de pensioengerechtigden Naam Functie in bestuur
Bestuurslid
Voorgedragen door
tot S.J.H. Borghouts * * ***
Bestuurslid
01-07-2018
ANBO
Leeftijd *** Man / Vrouw
55 jaar M
De heer S.J.H. Borghouts is per 1 juli 2014 benoemd als bestuurslid. Peildatum voor de leeftijd is 31 december 2014
Dagelijks Bestuur De heer L.F.M. van Beekum (werknemersvoorzitter) De heer J.H.M. van de Vall (werkgeversvoorzitter) Geschillencommissie De heer M.W. van Straten De heer A.H.J. Teunissen * De heer T.L. Volkeri ** De heer P. Lelieveld * De heer A.H.J. Teunissen was lid van deze commissie tot 1 juli 2014. ** De heer T.L. Volkeri is vanaf 1 juli 2014 lid van deze commissie. Communicatiecommissie Mevrouw M.H.A. Jacobs-Teunissen De heer M.W. van Straten De heer A. van den Berg (toehoorder namens deelnemersraad) * De heer G. Verhaegh (toehoorder namens verantwoordingsorgaan) ** * De heer A. van den Berg was lid van deze commissie tot 26 mei 2014. ** De heer G. Verhaegh is vanaf 3 november 2014 vanuit het verantwoordingsorgaan toehoorder bij deze commissie. Service Level Agreement-commissie * Mevrouw J.J.C. van der Kroft De heer L.F.M. van Beekum De heer A.A. van Hienen De heer P.F.J. van der Heijden De heer A.C. Tromp * De SLA-commissie is per 1 juli 2014 opgehouden te bestaan. Deelnemersraad (tot 1 juli 2014) Naam Functie in deelnemersraad
Benoemd
Benoemd door Leeftijd ** Man / Vrouw
tot
W. Van der Linden
Voorzitter
01-07-2014
B. Wolbers
Lid
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
74 jaar M
A.A.M. Ravensbergen
Secretaris
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
70 jaar M
P.G.M. Lelieveld
Lid
01-07-2014
CNV Vakmensen
66 jaar M
S. Banga
Lid
01-07-2014
CNV Vakmensen
57 jaar M
H.K. Ketellapper
Lid
01-07-2014
CNV Vakmensen
46 jaar M
E.P.H. Maat
Lid
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
50 jaar M
9
FNV Bondgenoten *
66 jaar M
A. van den Berg
Lid
26-05-2014
FNV Bondgenoten *
58 jaar M
P. Arendshorst
Lid
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
59 jaar M
G. Verhaegh
Lid
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
65 jaar M
* **
Met ingang van 1 januari 2015 is FNV Bondgenoten opgehouden te bestaan als rechtspersoon. Sinds deze datum wordt gesproken over de rechtspersoon: de FNV. Peildatum voor de leeftijd is 1 juli 2014.
Verantwoordingsorgaan (tot 1 juli 2014) Naam Functie in orgaan
Benoemd
Benoemd door
Leeftijd ** Man / Vrouw
tot A. Molleman
Voorzitter
01-07-2014
Pensioengerechtigden
79 jaar M
W. van der Linden
Secretaris
01-07-2014
FNV Bondgenoten *
66 jaar M
A.J.D. Roodenrijs
Lid
01-07-2014
NBOV
51 jaar M
* **
Met ingang van 1 januari 2015 is FNV Bondgenoten opgehouden te bestaan als rechtspersoon. Sinds deze datum wordt gesproken over de rechtspersoon: de FNV. Peildatum voor de leeftijd is 1 juli 2014.
Verantwoordingsorgaan (vanaf 1 juli 2014) Naam Functie in deelnemersraad
Benoemd
Benoemd door Leeftijd ***** Man / Vrouw
tot
B. Wolbers
Voorzitter Lid namens deelnemers Plaatsvervangend voorzitter Lid namens werkgevers Secretaris Lid namens pensioengerechtigden Lid namens pensioengerechtigden
E.P.H. Maat
Lid namens deelnemers
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
50 jaar M
P. Arendshorst
Lid namens deelnemers
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
59 jaar M
G. Verhaegh
Lid namens deelnemers
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
65 jaar M
P.G.M. Lelieveld
Lid namens pensioengerechtigden
01-01-2016
CNV Vakmensen
66 jaar M
S. Banga
Lid namens deelnemers
01-01-2016
CNV Vakmensen
57 jaar M
H.K. Ketellapper
Lid namens deelnemers
01-01-2016
CNV Vakmensen
46 jaar M
W. Van der Linden A.J.D. Roodenrijs A.A.M. Ravensbergen
Vacature ***
Lid namens deelnemers
Vacature****
Lid namens gewezen deelnemers
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
66 jaar M
01-01-2016
NBOV en NVB **
52 jaar M
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
70 jaar M
01-01-2016
FNV Bondgenoten *
74 jaar M
*
Met ingang van 1 januari 2015 is FNV Bondgenoten opgehouden te bestaan als rechtspersoon. Sinds deze datum wordt gesproken over de rechtspersoon: de FNV. ** De NBOV en de NVB hebben samen (in onderling overleg) één lid benoemd, die namens beide werkgeversorganisaties zitting heeft in het verantwoordingsorgaan. *** Vanwege het feit dat het verantwoordingsorgaan per 1 januari 2016 uit 8 personen zal bestaan, is afgesproken dat een tussentijdse vacature in principe niet ingevuld wordt, tenzij dit tot gevolg heeft dat de zetelverdeling tussen pensioengerechtigden, (gewezen) deelnemers en werkgevers niet meer in de juiste verhouding is. **** Sinds 1 juli 2014 is er nog geen lid namens gewezen deelnemers toegetreden tot het verantwoordingsorgaan. ***** Peildatum voor de leeftijd is 31 december 2014. Raad van toezicht (vanaf 1 juli 2014) Naam Functie in raad van toezicht P.M. Siegman
Voorzitter
Benoemd tot 01-07-2018
10
Voorgedragen door
Leeftijd * Man / Vrouw
n.v.t.
45 jaar V
R. van Leeuwen
Lid
01-07-2017
n.v.t.
59 jaar M
M. Elema
Lid
01-07-2018
n.v.t.
60 jaar M
*
Peildatum voor de leeftijd is 31 december 2014.
Uitvoeringsorganisaties Het beheer van de pensioenadministratie en bestuursondersteuning is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. Het vermogensbeheer voor het pensioenfonds is uitbesteed aan Lombard Odier (Europe) S.A. Netherlands Branch Certificeerders De certificerend actuaris is de heer R. Kruijff verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. De controlerend accountant is de heer H.C. van der Rijst, verbonden aan PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Externe Oversight manager Mevrouw M. Koetsier (Ortec Finance) Adviserend Actuaris De heer R. Dijkstra (Sprenkels en Verschuren) Compliance officer De heer B.M. Peters (Nederlands Compliance Instituut)
11
Organogram Bedrijfspensioenfonds voor het bakkersbedrijf
12
3
Financiële positie en beleid in 2014
3.1
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. 2014 107,0% 0,1% 0,2% 0,0% -19,9% 16,3% 0,1% -0,3% 103,5%
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect toeslagverlening Effect wijziging rente Effect beleggingsresultaat Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2013 99,8% 0,1% 0,0% 0,0% 3,9% 3,0% 0,0% 0,2% 107,0%
Effect premies Het effect op premies wordt veroorzaakt doordat de feitelijke premie hoger was dan de actuarieel benodigde premie. Effect toeslagverlening In 2014 is door het bestuur besloten om geen toeslagen toe te kennen. Effect wijziging rente De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft een negatief effect gehad op de dekkingsgraad. De voorziening is hierdoor met circa 22,7% gestegen. De dekkingsgraad is door de dalende rente afgenomen met 19,9%, doordat de verplichtingen zijn toegenomen. Het rente-effect op de beleggingen is meegenomen onder ‘beleggingsresultaat minus interest’. Effect beleggingsresultaat minus interest Het netto rendement, inclusief het rendement door afdekking van de rente, bedroeg in 2014 19,5%. Dit rendement was (na aftrek van beleggingskosten) hoger dan het rendement benodigd om de aangroei van de voorziening te financieren (0,379%). De dekkingsgraad is hierdoor met 16,3% toegenomen. Effect aanpassing levensverwachting De overgang op de nieuwe grondslagen (prognosetafel AG 2014 inclusief ervaringssterfte) heeft een positieve impact op de dekkingsgraad van 0,1%-punt. Effect overige oorzaken De verhoging van de excassokostenopslag met 0,5% naar 2,5% van de voorziening pensioenverplichtingen heeft een negatieve impact op de dekkingsgraad van 0,3%-punt.
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de cao is vastgelegd.
13
Pensioenovereenkomst
Financiële positie
Beleggingsbeleid
3.2.1
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
Toeslagbeleid
Voor de actieve en arbeidsongeschikte deelnemers wordt bij de bepaling van het toeslagpercentage uitgegaan van de algemene loonsverhoging in de branche in het jaar voorafgaand aan de verhoging. Voor de ingegane pensioenen en uitgestelde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers wordt uitgegaan van de ontwikkeling van een prijsindexcijfer (CPI voor alle huishoudens, afgeleid) tussen 1 april van het voorafgaande jaar en 1 april van het jaar waarop de toeslag betrekking heeft. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Ter financiering van deze voorwaardelijke toeslagtoezeggingen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagenbeleid van het fonds te typeren is conform categorie D1 van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door DNB in de beleidsregel toeslagenmatrix van 26 februari 2007. Onderstaand wordt het toeslagenbeleid schematisch weergegeven. Voorwaarde DG in % Actuele DG > comfortgrens > 130%
Toeslagenbeleid Reglementaire toeslag en eventueel inhaaltoeslag, gevolgd door eventuele compensatie aan de pensioengerechtigden van niet genoten toeslagen*) Actuele DG > streefgrens > 125% Reglementaire toeslag Actuele DG < streefgrens < 125% Gedeeltelijke toeslag Actuele DG < ondergrens < 115% Geen toeslag *) De nabetaling van de gemiste toeslagen in de vorm van een eenmalige uitkering kan nooit betrekking hebben op een gemiste toeslag van meer dan vijf jaar voor de datum van uitvoering.
3.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssysteem en ABTN De wijze waarop de kostendekkende premie en de verschuldigde premie bij het fonds wordt vastgesteld wordt hierna nader toegelicht. Vaststelling van de kostendekkende premie De kostendekkende premie wordt jaarlijks bepaald als de som van: a. De jaarinkoop (gedisconteerd tegen een gestabiliseerde rentevoet) benodigd voor de in het boekjaar te verkrijgen aanspraken op (tijdelijk) ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen, vermeerderd met de risicopremies voor arbeidsongeschiktheid (premievrijstelling) en overlijden (nabestaandenpensioen en wezenpensioen) en vermeerderd met een opslag voor uitvoeringskosten. b. De solvabiliteitsopslag. Deze opslag is gelijk aan het, conform het standaardmodel van DNB voor vaststelling van het Vereist Vermogen, berekende percentage ultimo voorgaand boekjaar. c. De premie bevat geen marge voor het financieren van toeslagen. Met ingang van 1 januari 2009 wordt voor de berekening van de kostendekkende premie met het oog op demping (conform artikel 4 van het besluit FTK) niet uitgegaan van de actuele rentetermijnstructuur, maar van een gestabiliseerde rentevoet. De te hanteren rentevoet is door het bestuur voor 2014 vastgesteld op 3,9%. Voor het overige worden bij de kostendekkende premie de actuariële veronderstellingen gehanteerd, die ook bij de bepaling van de technische voorziening worden gebruikt. De opslag voor premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid bedraagt 3,0% van de doorsneepremie. De opslag voor dekking van de jaarlijkse administratiekosten bedraagt 1,1% van de som van het pensioengevend loon.
14
De verschuldigde premie Basis pensioenregelingen De bijdrage die het fonds met betrekking tot de regeling inzake ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen (inclusief premievrijstelling) ontvangt, bedraagt per deelnemer een percentage van het pensioengevend salaris. Het uitgangspunt is dat deze verschuldigde premie minimaal gelijk is aan de kostendekkende premie als hiervoor omschreven. Met ingang van 1 januari 2014 bedraagt dit percentage 14%. De werkgever is gerechtigd een gedeelte van deze premie te verhalen op de werknemer volgens de afspraken die daarover zijn gemaakt in de geldende CAO. Verloop pensioenpremie en overige premies De afgelopen vijf jaar hebben de premies zich als volgt ontwikkeld: 2014 2013 Pensioenpremie in % 14,0 13,0
2012 13,0
2011 12,1
2010 12,65*
* Per 1 juli 2009 is het premiepercentage verhoogd naar 12,1%. Deze verhoging is echter pas geëffectueerd per 1 januari 2010. Dit had een verhogend effect op de premie van 2010 van 0,55% waardoor de pensioenpremie 12,65% bedroeg. Excedentregeling De premie voor de aanvullende excedent-verzekeringen komt volledig ten laste van de werkgever. Met ingang van 1 januari 2014 wordt de premie voor de excedentregeling als volgt vastgesteld: Overlevingsgrondslagen : AG prognosetafel 2012 - 2062, zonder rekening te houden met ervaringssterfte. Per 1 januari 2014 wordt startjaar 2014 gebruikt. Het startjaar wordt jaarlijks één jaar doorgeschoven; Marktrente : rentetermijnstructuur van 30 september voorafgaand aan het jaar waarvoor de premie wordt vastgesteld; Excassokosten: : 2,0% van de nominale jaarinkoop; Administratiekosten : 1,1% van het pensioengevend (excedent)salaris; Arbeidsongeschiktheid : 4,6% van de nominale jaarinkoop; Solvabiliteitsopslag : 17,5% van de nominale jaarinkoop.
3.2.3
Beleggingsbeleid
Algemeen Doelstelling van het beleggingsbeleid is de ingelegde premies zo goed mogelijk te beleggen teneinde een optimaal rendement te behalen. Hierbij spelen risico, kwaliteit en diversificatie een belangrijke rol. Uitgangspunten bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille zijn de aard en omvang van de verplichtingen, het risicobudget en de eisen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. Asset Liability Management Om te komen tot een optimale samenstelling van de assetmix van de portefeuille op hoofdlijnen is gebruik gemaakt van de uitkomsten van de Asset Liability Management (ALM) studie die in 2012 is afgerond. In deze studie wordt rekening gehouden met het toeslagenbeleid, het premiebeleid en de pensioenverplichtingen. Zodoende worden het beleggingsbeleid, het financieringsbeleid en het pensioenbeleid op elkaar afgestemd. In 2015 zal een nieuwe ALM studie worden uitgevoerd. Matching- & returnportefeuilles De inrichting van de portefeuillestructuur is gebaseerd op de doelstellingen en risicokaders van het pensioenfonds. Deze structuur is daarom functioneel en eenvoudig. De normwegingen van de portefeuillestructuur bestaan uit: 25% matchingportefeuille en 75% returnportefeuille. Matchingportefeuille De matchingportefeuille is gericht op de uitvoering van (een deel van) de strategische renteafdekking. Naast renteswaps worden in deze portefeuille obligaties aangehouden om onder andere te kunnen voldoen aan de ‘collatoral’ (onderpand) verplichtingen van deze renteswaps. Met deze portefeuille wordt geen outperformance doelstelling nagestreefd. De benchmark voor de matchingportefeuille wordt opgesteld op basis van de jaarlijkse uitkeringsprognose. In samenwerking met de administrateur zal maandelijks een aanpassing worden verwerkt op basis van de geschatte technische voorziening, balans en dekkingsgraad van het pensioenfonds. De matchingportefeuille is opgebouwd met behulp van staatsobligaties met een minimale rating van AA (Nederland, Duitsland en Frankrijk) en euro renteswaps die alleen met solide tegenpartijen worden/zijn afgesloten. Er vindt een dagelijkse bewaking van het onderpand plaats die wordt uitgevoerd door specialisten. Tevens wordt rekening gehouden met het cashflow profiel van de benchmark voor de obligatiebeleggingen in de returnportefeuille. Returnportefeuille De returnportefeuille beoogt de indexatieambitie van het pensioenfonds te realiseren en is gespreid over diverse beleggingscategorieën en regio’s. Daarbij wordt aansluiting gezocht met de visie voor het betreffende jaar en het verwachte economische regime. De duration van de vastrentende producten uit de returnportefeuille wordt meegenomen bij de berekening van het afdekkingspercentage van het renterisico.
15
Strategische verdeling normportefeuille Hieronder is de strategische verdeling voor de periode van 1 januari 2014 tot 1 april 2014 weergegeven met de bijbehorende indices (de total return variant; inclusief netto dividend).
Normportefeuille Asset-categorie Obligaties
Liquiditeiten Aandelen
Onroerend Goed Commodities Private Equity Totaal
Gebied Obligaties staat Europa Obligaties credits Matching passief (swaps + min AA) Euro Eurogebied Europa ex VK Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan Emerging Markets
Norm Q1 2014 23,0% 10,0% 25,0% 2,0% 14,0% 4,0% 4,0% 4,0% 4,0% 4,0% 3,0% 3,0% 100,0%
Benchmark Barclays Euro-Aggregate Treasury Index Barclays Euro-Aggregate Corporates Index Rendement afgedekte nominale verplichtingen* 3- maands euribor MSCI Europe ex UK Large Cap MSCI UK Large Cap euro hedged MSCI US Large Cap euro hedged MSCI Japan Large Cap euro hedged MSCI Emerging Markets Large Cap 50% ROZ/IPD + 50% EPRA Eurozone JPMorgan Commodity Curve Index 5-jaars euroswap +200 bp
Voor de periode van 1 april tot en met 31 december gold de onderstaande strategische verdeling. Norm Deelportefeuille Asset-categorie Gebied Q2-Q4 2014 Benchmark Matching Swaps Vastrentende waarden Euro staatsobligaties minimaal AA Liquiditeiten Totaal matching 25,0% Rendement afgedekte nominale verplichtingen* Barclays Euro-Aggregate Treasury Index Return Obligaties staat Europa 23,0% Obligaties staat Europa Inflatie gerel. 0,0% Barclays Euro-Aggregate Treasury Index 6,0% Barclays Euro-Aggregate Corporates Index Obligaties Credits Vastrentende waarden Obligaties High Yield 2,0% BofA ML US High Yield Master II Index Obligaties Emerging Market Debt hc 2,0% JP Morgan EMBI Global Diversified Liquiditeiten 2,0% 3- maands euribor 14,0% Europa ex VK MSCI Europe ex UK Large Cap Verenigd Koninkrijk 4,0% MSCI UK Large Cap euro hedged Verenigde Staten 4,0% MSCI US Large Cap euro hedged Aandelen Japan 4,0% MSCI Japan Large Cap euro hedged MSCI Emerging Markets Large Cap Emerging Markets 4,0% 4,0% 50% ROZ/IPD + 50% EPRA Eurozone Onroerend Goed Commodities 3,0% Dow Jones-UBS Commodity Index ex Grains Alternatives Private Equity 3,0% 5-jaars euroswap +200 bp Totaal return 75,0% 100,0% Totaal * Is gelijk aan: Rendement van: cashflows nominale verplichtingen * gewenste renteafdekkingspercentage – cashflows van de vastrentende indices uit de normportefeuille. De kern van het beleggingsbeleid is gericht op investeringen in “large cap” kwaliteitsaandelen en op investeringen in obligaties van landen met een goede rating, zoals Duitsland, Nederland en Frankrijk. In hoofdstuk 4 ‘Beleggingen’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
3.3
Risicobeheer
In mei 2014 heeft het bestuur het risicobeleid vastgesteld. Het risicobeleid geeft aan hoe het beleid, de beheersing en de monitoring van financiële en niet-financiële risico’s is ingericht. Daarnaast geeft dit beleid de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de risicomanagement functie van Bpf Bakkers aan. Externe Oversight manager Ortec Finance adviseert het bestuur over risicomanagement en houdt toezicht op de uitbestede diensten. Hierbij gaat Ortec Finance na of de dienstverlening wordt uitgevoerd conform het beleid en conform de afspraken die gemaakt zijn in contracten en Service Level Agreements. Ortec Finance ondersteunt daarnaast het bestuur in besluitvorming door het opstellen van onafhankelijke oplegnotities bij voorstellen en adviezen die door Sprenkels & Verschuren, Lombard Odier en TKP aan het bestuur ter besluitvorming worden voorgelegd. Ten slotte stelt Ortec Finance maandelijks een Integraal Risico Dashboard op, op basis waarvan het bestuur zowel de financiële als niet-financiële risico’s monitort. Het bestuur is en blijft eindverantwoordelijk voor de door haar genomen beslissingen.
16
Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, kan het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en kan er geen of minder ruimte voor toeslagverlening zijn. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet korten. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Inflatierisico Het inflatierisico is het risico dat het pensioenfonds de pensioenen niet of onvoldoende kan indexeren als gevolg van een stijgende inflatie. Ee beleggingsportefeuille bevat ultimo 2014 circa 5% inflatie gerelateerde obligaties. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. • Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Het renterisico op de balans van het pensioenfonds wordt strategisch tussen 45% en 75% afgedekt. De hoogte van de afdekking wordt door het bestuur bepaald en wordt in iedere kwartaalvergadering beleggingen besproken en vastgesteld. De matchingportefeuille is gericht op het afdekken van het renterisico en wordt geheel in euro staatsobligaties belegd met een minimale rating van AA van een van de bekende ratingbureaus, aangevuld met renteswaps met een beperkt aantal solide tegenpartijen, waarbij dagelijks onderpand wordt gevraagd. Daarnaast wordt bij de renteafdekking rekening gehouden met het cashflow profiel van de benchmark voor de obligatiebeleggingen in de returnportefeuille. De bewaking van de renteafdekking vindt plaats op dagelijkse basis. Maandelijks worden de nominale uitkeringsprognoses bijgewerkt als uitgangspunt en benchmark voor de constructie van de matchingportefeuille. • Valutarisico De portefeuille is voor ca. 80% in Euro’s belegd. Over de overige 20% die niet in euro’s is belegd wordt in principe valutarisico gelopen. Omdat het de verwachting is dat op lange termijn er geen extra rendement wordt behaald op open valutaposities ten opzichte van de euro, wordt het valutarisico in de portefeuille, daar waar het efficiënt mogelijk is, afgedekt. Dit betreft voornamelijk het risico van de Amerikaanse Dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen. Het valutabeheer van de portefeuille wordt uitgevoerd door de fiduciair manager. • Prijs(Koers)risico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Het pensioenfonds neemt bewust marktrisico’s omdat hier een risicopremie tegenover staat en daarmee een hoger rendement wordt verwacht dan de risicovrije rentevoet. Het koersrisico van met name de return portefeuille (aandelen, obligaties, vastgoed, commodities ed.) wordt beheerst door diversificatie over verschillende beleggingscategorieën, volgens de overeengekomen beleggingsrichtlijnen. Bovendien wordt binnen elke beleggingscategorie een zorgvuldige spreiding over individuele effecten of andere beleggingsobjecten gewaarborgd, zodat de beleggingsportefeuille als geheel nooit bovenmatig wordt blootgesteld aan het koersrisico van één of enkele specifieke beleggingen. De monitoring van het koersrisico vindt plaats op dagelijkse basis door de fiduciair manager, waarbij niet alleen de actuele posities, maar ook diverse stress scenario’s in ogenschouw worden genomen met een schatting van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille en van de balans van het pensioenfonds. • Kredietrisico Het pensioenfonds neemt bewust kredietrisico door het kopen van obligaties van diverse overheden en bedrijven omdat hier een risicopremie tegenover staat en daarmee een hogere return dan de risico vrije rente wordt verwacht. Dit risico wordt onder controle gebracht door enerzijds een zorgvuldige selectie van individuele effecten, landen en ondernemingen op basis van kredietwaardigheid en verhandelbaarheid. De vastrentende waarden portefeuille is grotendeels belegd in ‘Investment grade’ effecten, met een minimale rating van BBB. Er is een beperkte allocatie opgenomen naar hoogrentende leningen. Er wordt voldoende spreiding in acht genomen bij de portefeuilleconstructie zodat nooit teveel schade kan worden opgelopen indien ondanks alles een uitgevende instelling toch in de problemen komt. Met het oog op de kredietbewaking van het renteswap programma voor de matchingportefeuille worden alleen solide tegenpartijen geselecteerd. Daarnaast wordt op dagbasis onderpand in bewaring gesteld, op basis van de marktwaarde van de renteswapcontracten, met staatsobligaties met een minimale rating van A. Concentratierisico Het concentratierisico wordt beheerst door voldoende spreiding te waarborgen in alle onderliggende beleggingsportefeuilles. Dit heeft vooral betrekking op de aandelenportefeuille, waar de meest risicovolle posities in terug te vinden zijn. Maar de spreiding wordt uiteraard ook toegepast voor de portefeuille obligaties en het onroerend goed. In totaal wordt de gehele beleggingsportefeuille over enkele honderden individuele effecten en beleggingsobjecten gespreid en zijn er limieten ten aanzien van maximale wegingen in individuele namen.
17
De matchingportefeuille wordt belegd in euro staatsobligaties met een minimale rating van AA. De matchingportefeuille is bovendien gespreid over de gehele looptijdstructuur van de verplichtingen van het pensioenfonds, zodat niet alleen bescherming wordt geboden tegen schommelingen van het renteniveau, maar ook van de rentetermijnstructuur. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. De beleggingsportefeuille is grotendeels belegd in effecten en institutionele beleggingsfondsen die op dagbasis verhandelbaar zijn. De structuur van de matchingportefeuille sluit aan bij de uitkeringsprognoses. Hierbij worden ook voldoende obligaties gereserveerd in de matchingportefeuille om mogelijk grote marktwaardebewegingen (door forse rentebewegingen) van de uitstaande swaps op te vangen. Een deel van de vastgoedportefeuille is minder goed te verhandelen, in principe wordt daarin deelgenomen voor de lange termijn. De beleggingen in de vastgoedportefeuille zijn zogenoemde gesloten beleggingsfondsen. Bij verkoop van (een gedeelte) van de participaties zal een koper gevonden moeten worden. Ook de beleggingen in Private Equity zijn minder liquide, maar dit betreft slechts een klein gedeelte van de totale portefeuille. Het liquiditeitsrisico ten aanzien van de maandelijkse onttrekkingen voor de pensioenuitkeringen is voor het fonds beperkt. De bedragen zijn in verhouding tot het fonds klein. Tegenpartijrisico Tegenpartijrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Derivaten Het pensioenfonds maakt gebruik van derivaten voor efficiënt en doelmatig risicobeheer. Aan het gebruik van derivaten is een aantal risico’s verbonden, zoals onderpandsbeheer en tegenpartijrisico. Het onderpand voor de renteswaps wordt op dagelijkse basis uitgewisseld en bestaat tenminste uit solide staatsobligaties. Het tegenpartij risico wordt beheerst door middel van een selectie van een beperkt aantal solide tegenpartijen die regelmatig gemonitoord en getoetst worden. Vanuit de EMIR (European Market Infrastructure Regulation) wetgeving voor derivaten additionele rapportages aan de toezichthouder geïmplementeerd inzake de derivatentransacties. Leverage In de matchingportefeuille is sprake van leverage doordat de verplichtingen deels door middel van swaps worden gehedged. Deze leverage is nodig om het renterisico af te kunnen dekken, zonder hiervoor alle middelen van het fonds te moeten aanwenden. Uit een risicoanalyse blijkt dat de onderliggende matchingportefeuille renteschokken van 300 basispunten ruim kan opvangen zonder dat hiervoor andere beleggingen vrij gemaakt zouden moeten worden. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch risico niet herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2014 is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel meegenomen bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen.
18
• Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het reputatierisico, het operationeel risico, het uitbestedingsrisico, het integriteitsrisico, het juridisch risico en het IT risico. • Reputatierisico Het reputatierisico is het risico dat de reputatie van het fonds negatief wordt beïnvloed door interne of externe ontwikkelingen. Het reputatierisico heeft in feite een overlap met alle overige risico’s omdat incidenten vanuit de overige risicogebieden tevens een impact op het reputatierisico kunnen hebben. De beheersmaatregelen die bij alle financiële en niet-financiële risico’s zijn benoemd dragen daarom tevens bij aan het beperken van het reputatierisico. Er is een communicatiebeleid vastgesteld. Het bestuur voert daarnaast zelf het woord richting pers en media. Het dagelijks bestuur is hierbij het eerste aanspreekpunt. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch-, fiscaal-, actuarieel- en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP), Lombard Odier en Sprenkels & Verschuren. • Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP en Lombard Odier over de uitgevoerde werkzaamheden. • Integriteitsrisico Het bestuur heeft het bevorderen van een goede reputatie, onder andere door een adequate beheersing van compliance risico’s hoog in het vaandel staan. Het bestuur heeft hiertoe een integriteitsbeleid en een gedragscode opgesteld. Daarnaast heeft het bestuur een Compliance Officer bij het NCI (Nederlands Compliance Instituut) aangesteld. • Juridisch risico Het juridisch risico is het risico dat samenhangt met (de naleving van ) wet- en regelgeving, het bedreigd worden van de rechtspositie met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele verplichtingen onvoldoende zijn vastgelegd en/ of onvoldoende kunnen worden afgedwongen. Onder juridisch risico valt tevens het risico dat het pensioenfonds zelf in de uitvoering van de pensioenregeling niet voldoet aan wet- en regelgeving. Het bestuur heeft contracten en Service Level Agreements afgesloten met de uitvoeringsorganisaties. Het bestuur kan of laat zich bij het afsluiten van complexe contracten bijstaan door een extern juridisch adviseur. De aanpassing van fondsdocumenten met een juridisch karakter wordt geëvalueerd door de juridisch adviseurs van het fonds. In bijzondere gevallen maakt het bestuur gebruik van externe juridische ondersteuning. • IT risico Het IT risico is het risico op schade als gevolg van systeemuitval, een gebrekkige beveiliging en/of continuïteit van systemen. Voor het pensioenfonds valt het IT-risico voor een substantieel deel onder het uitbestedingsrisico omdat de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer (waarbij in processen gebruik wordt gemaakt van IT) is uitbesteed. Het IT-risico heeft dan ook met name betrekking op het IT-risico dat voortvloeit uit het gebruik van IT-tools en applicaties door het bestuur zelf. Het bestuur maakt gebruik van beveiligde IT tools (zoals iPads, de bestuurdersportaal, laptops en mobiele telefoons). Daarnaast houdt het bestuur zich aan het gebruik van logins en passwords voor de bestuurdersportal. De jaarlijkse ISAE 3402 rapportages van beide uitvoeringsorganisaties (de Fiduciair Manager en beleggingsadministrateur en Pensioenbeheerder) geven inzicht in de beheersing van het IT risico. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening.
19
4
Beleggingen
Algemeen In dit hoofdstuk wordt een feitelijke uiteenzetting gegeven van de marktontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de beleggingen. Verder zal per deelcategorie en voor de portefeuille als geheel worden ingegaan op de resultaten van het gevoerde beleggingsbeleid. Vervolgens worden een aantal thema’s en trends benoemd die van invloed kunnen zijn op de toekomstige beleggingen. Ten slotte wordt de Corporate Governance uiteengezet.
4.1
Marktontwikkelingen
Het herstel van vertrouwen dat financiële markten in het voorgaande jaar lieten zien ten aanzien van perifere Europese landen werd in 2014 voortgezet. In Ierland en de Zuid-Europese landen zijn over het algemeen pijnlijke hervormingen doorgevoerd. Het toegenomen vertrouwen van beleggers komt tot uiting in de verdere daling van rentespreads (versus ankerland Duitsland). Ierland heeft na beëindiging van het steunprogramma alweer succesvol geld opgehaald op de internationale kapitaalmarkt. Portugal heeft in 2014 het Europees steunprogramma beëindigd en gaf aan dat het geen beroep meer hoeft te doen op noodfondsen. In Spanje kon een noodprogramma voor banken worden beëindigd. Kredietbeoordelaars beloonden diverse perifere landen met opwaartse herzieningen van de kredietwaardigheid. Cyprus en Griekenland zijn nog wel zorgenkindjes gebleven. Het positieve sentiment rondom de Europese periferie werd in de laatste maand van het jaar verstoord. Premier Samaras poogde een nieuwe president verkozen te krijgen, echter deze wist in drie stemronden geen meerderheid in het parlement achter zich te krijgen. Daardoor hebben vervroegde verkiezingen plaats gevonden die zijn gewonnen door de links radicale partij Syriza. Deze partij wil met de trojka (IMF, ECB, EU) heronderhandelen over de eerder overeengekomen bezuinigingen en begrotingen. Het voedt beleggers met nieuwe speculaties over een Grieks ‘exit’ uit de eurozone. De Griekse kapitaalmarktrente liep op, de lokale aandelenbeurs verloor fors maar besmetting naar de andere perifere landen bleef uit. In 2014 liet de inflatie in de eurozone een dalende trend zien (0,8% begin 2014 tot nabij 0,0% per eind 2014). Aangezien de Europese Centrale Bank een inflatie nastreeft van nabij 2% en de economische groei verre van uitbundig is, heeft dit de ECB ertoe gezet diverse maatregelen te nemen in 2014: twee renteverlagingen waarbij het refi tarief per eind 2014 0,05% bedraagt en het depositotarief -0,20% bedraagt (het kost dus geld om geld bij de ECB te stallen), een nieuwe ‘targeted LTRO’ 1 van € 400 miljard, verlenging van de termijn waarbinnen banken onbeperkt liquiditeit kunnen ophalen bij de ECB. Tevens zal met een pakket maatregelen ruim € 1000 miljard in de economie van de eurozone worden gepompt. Dit zal worden uitgevoerd d.m.v. een QE-programma 2 waarbij gebundelde bedrijfsobligaties, gedekte obligaties en staatsobligaties worden opgekocht. Met al deze maatregelen poogt de ECB een (langdurig) deflatie scenario te voorkomen. In een deflatoire omgeving bestaat namelijk het risico dat prijsdalingen en economische stagnatie elkaar versterken. Momenteel is het groeitempo van de eurozone laag, de werkloosheid hoog (11,5% en daalt amper) en het investeringsniveau laag. Er is wel verdere progressie geboekt met de vorming van de Europese bankenunie; per november zal de ECB het toezicht overnemen van de nationale toezichthouders (zie groene aanduiding in onderstaand schema).
Voorafgaand aan de centralisatie van toezicht werden 130 Europese banken onderworpen aan een stresstest om de vergelijkbaarheid te vergroten. De uitkomst was als volgt: per eind december 2013 hebben 25 banken te weinig financiële veerkracht tegen de mogelijke gevolgen van een negatief scenario. Van die groep hebben twaalf banken in 2014 maatregelen genomen, waardoor ze alsnog aan de criteria voldoen. Dertien banken, met name uit Italië, Cyprus en Griekenland, zullen hun buffers moeten versterken voor in totaal zo’n € 9,5 miljard. In mei vonden de Europese verkiezingen plaats. Nationalistische en euro-sceptische partijen in vooral Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk boekten stevige winsten en stelden de EU voor een politiek dilemma. De uiterst rechtse en linkse partijen verdubbelden hun zetels in het Europees parlement en verzetten zich met name tegen de verregaande 1 LTRO staat voor Long Term Refinancing Operations, programma waarbij de ECB tijdelijk lange termijn herfinancieringsoperaties beschikbaar stelt aan banken, voor bepaalde zekerheden (waardepapieren) vinden de liquiditeiten aan banken deels hun weg via leningen aan klanten 2 Quantitative Easing, programma waarbij de centrale bank (staats-)obligaties opkoopt met als doel de rente te drukken en de economie een impuls te geven
20
in ruil
bezuinigingen, de massawerkloosheid en de immigratie. Desondanks behouden de centrum-rechtse en centrum-linkse partijen de meerderheid in het Europese parlement. In de Verenigde Staten werd de trend van verbeterde macro-economische indicatoren in 2014 voortgezet. Dit leidde er toe dat het stelsel van centrale banken, de FED, besloot het huidige stimuleringsprogramma gedurende 2014 af te bouwen. Per begin 2014 kocht de FED maandelijks voor $ 85 miljard aan staats- en hypotheekobligaties op en dit werd in stapjes van $ 10 miljard geleidelijk afgebouwd. In totaal is er zes jaar lang sprake geweest van stimulering van de economie door verschillende opkoopprogramma’s (QE). Een logische vervolgstap van de QE-afbouw is een eerste verhoging van de beleidsrente van de FED, die al sinds eind 2008 op nagenoeg 0,0% staat. De FED stuurde de marktverwachtingen hieromtrent zeer zorgvuldig in elk van de reguliere FOMC vergaderingen. Eén van de belangrijkste indicatoren die de FED aanhoudt om de timing van een renteverhoging te bepalen is de banengroei en werkloosheidscijfers. Deze indicatoren ontwikkelden zich gunstig waardoor de FED in oktober aangaf dat het huidige beleidspad leidt naar een verhoging van de beleidsrente in 2015. Naast de werkloosheid, die daalde van zo’n 10% in 2009 tot 5,6% per eind 2014, ontwikkelden ook andere macro-economische indicatoren zich robuust. De BBP-groei op jaarbasis bedraagt meer dan 4% en de huizenmarkt is herstellende. Dit vertaalde zich ook naar de Amerikaanse aandelenbeurzen die eind 2014 all time highs noteerden. De tegenstellingen in de economische (en centrale bank) cycli tussen de VS en de eurozone zijn erg groot. In de VS zijn de economische data robuust en kijken financiële markten uit naar een renteverhoging terwijl de economische data in de eurozone tegenvallen en de ECB een grootscheeps opkoopbeleid uitrolt. Deze tegenstelling wordt weerspiegeld in de EUR/USD wisselkoers (zie grafiek). Over heel 2014 daalde de euro 12,3% in waarde tegenover de US dollar.
Ontwikkeling Euro / US dollar wisselkoers in 2014
Aandelenbeurzen en valuta’s van opkomende markten lieten in 2014 een sterk volatiel koersverloop zien en presteerden over het algemeen minder goed dan ontwikkelde markten. Een aantal ontwikkelingen lag hieraan ten grondslag: • Default Argentinië na onenigheid met obligatiehouders omtrent rentebetaling op leningen waarop een schuldkorting van toepassing was voor de meerderheid van de houders. Daarnaast daalde de koers van de peso fors nadat de valuta niet meer werd ondersteund wegens gebrek aan valutareserves. • De afbouw van QE in de VS zorgde voor een aanhoudende kapitaaluitstroom uit de zwakkere opkomende landen • Lagere economische groeivoet in China vanwege transformatieproces van investeringsgedreven economie (door overheid gestuurd) naar een economie gebaseerd op binnenlandse consumptie. Verder is de Chinese economie zeer kwetsbaar voor de sterk opgelopen vastgoedprijzen, de omvangrijke schaduwbanksector en de hoge schulden van zowel het bedrijfsleven als overheden • Politieke onrust in diverse opkomende landen, mede vanwege verkiezingen • Russische inmenging in Oekraïne, annexatie van de Krim, neerhalen vlucht MH17 en sancties van zowel het westen aan Rusland als vice versa • Olieprijsdaling sinds de zomer van 2014; grote olie-exporteurs zoals Rusland en Brazilië worden fors geraakt in hun begrotingen. De prijs van een vat Brent olie (in USD) halveerde bijna in 2014, met name in de tweede helft van het jaar raakte de olieprijs in een vrije val (zie grafiek). Zowel aanbodfactoren (schalie productie door de VS, geen productieverlaging door de OPEC) als vraagfactoren (lagere groei China en eurozone) lagen hieraan ten grondslag. In navolging hierop deprecieerde de koers van de Russische roebel in sterke mate (zie grafiek). De Russische economie is namelijk sterk afhankelijk van olie- en gasexport en lijdt daardoor sterk onder de olieprijsdaling. De centrale bank van Rusland probeerde de val van de roebel af te remmen door de beleidsrente fors te verhogen; in één stap van 10,5% naar 17,0% en het verkopen van valutareserves.
Ontwikkeling van Roebel en olieprijs gedurende 2014
21
De centrale bank van Japan heeft in oktober onverwacht de omvang van haar stimuleringsprogramma opgevoerd, om de inflatie te verhogen en de groei te stimuleren. Dit is onder meer ingegeven door de verwachting dat de inflatie niet aan de doelstelling van 2% zal voldoen. Daarnaast staat de economie onder druk door de hogere BTW die was ingevoerd. In november werd bekend dat de Japanse economie in recessie was beland en een maand later verlaagde kredietbeoordelaar Moody’s de kredietwaardigheid van Japanse staatsobligaties met één stap naar A1.
wijziging marktindicatoren in 2014
4.2
wijziging marktindicatoren in 2014
Eurostoxx50 (eur)
1.2%
Goud (usd/ounce)
-1.70%
S&P 500 (usd)
11.4%
Olie (usd/vat Brent)
-48.3%
Nikkei (jpy)
7.1%
Rente 10jr Duitsland
-139bp (0.54% )
MSCI EM (usd)
-4.6%
Rente 10jr VS
-86bp (2.17% )
EurUsd
-12.3%
Rente 30jr euro swap
-127bp (1.46% )
Resultaten beleggingsportefeuille
Rendement 2014 ten opzichte van de benchmark De portefeuille behaalde over 2014 een rendement van 19,5%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode 17,8%. De outperformance van de totale portefeuille kan grotendeels worden toegeschreven aan een positief selectieresultaat (0,9%) binnen de obligatieportefeuille door de positionering op de rentecurve, d.w.z. de onderweging van de renteafdekking in de langere looptijden versus een overweging in de kortere looptijden tot 20 jaar, zorgde voor een outperformance omdat de rentes in het kortere stuk sterker daalden dan in het langere segment. De onderweging van staatsobligatieportefeuille in de periferie in Europa heeft over het gehele jaar genomen daarentegen performance gekost. Ook binnen de aandelenportefeuille was er sprake van een positief selectieresultaat (0,2%), dat hoofdzakelijk terug te voeren is op de individuele aandelenselectie. Wel resulteerde de overweging van aandelen in een negatief allocatieresultaat van -/-0,4%, omdat het rendement op aandelen lager lag dan op obligaties door de sterk gedaalde rente. Per saldo presteerde de portefeuille van het fonds 1,4% beter dan de normportefeuille. In onderstaande tabel wordt de performanceattributie van de portefeuille op hoofdcategorieën weergegeven.
2014 Obligaties Aandelen Onroerend Goed Private Equity Commodities Liquiditeiten Totaal
PF Gewicht BM Gewicht 59,1% 58,6% 34,0% 29,5% 2,2% 4,0% 1,2% 3,0% 1,7% 2,9% 1,7% 2,0% 100,0% 100,0%
PF Perf. 29,2% 8,0% 9,8% 2,3% -15,1% 1,5% 19,5%
BM Perf. 27,2% 7,3% 12,8% 2,2% -11,8% 0,2% 17,8%
Allocatie 0,0% -0,4% 0,1% 0,2% 0,4% 0,0% 0,3%
Selectie 0,9% 0,2% -0,1% 0,0% -0,1% 0,0% 1,1%
Totaal 1,0% -0,2% 0,0% 0,2% 0,3% 0,1% 1,4%
De dekkingsgraad van het pensioenfonds is in het jaar gedaald van 107,0% naar 103,5%. De dekkingsgraad bevindt zich daarmee onder het minimum vereiste niveau van 104,4% en eveneens onder het pad van het herstelplan. Vanwege de historisch lage rente heeft De Nederlandsche Bank besloten om een correctie op de rentetermijnstructuur toe te passen. Sinds 30 september 2012 wordt een UFR curve gepubliceerd door de DNB waarbij de forward rente naar 4,2% loopt over 60 jaar en er wordt uitgegaan van de gemiddelde rente over de voorgaande drie maanden. Voor het pensioenfonds had dit in totaal een positief effect op de dekkingsgraad van circa 13,3%-punt ten opzichte van de dekkingsgraad op basis van marktwaarde. Inmiddels heeft de Tweede Kamer een advies van de "Commissie UFR" ten aanzien van de te gebruiken rentecurve, gedeeltelijk overgenomen. De 3-maands middeling wordt losgelaten maar de bestaande UFR methodiek blijft gehandhaafd. Deze UFR rekenmethode is ingegaan per 1/1/2015. Tevens is het begrip "Beleidsdekkingsgraad" geïntroduceerd. Dit is het
22
gemiddelde van de dekkingsgraden in de voorgaande 12 maanden. Hierop kan een pensioenfondsbestuur vanaf 2015 haar besluiten baseren. Grafiek dekkingsgraadontwikkeling
4.3
Aandelen
Samenstelling portefeuille De aandelenbeleggingen worden zowel middels directe beleggingen als door middel van fondsbeleggingen ingevuld. Beleid ten aanzien van directe beleggingen In Europa vinden de aandelenbeleggingen plaats door direct te investeren in large cap aandelen. De beleggingsstijl om de beoogde doelstellingen te bereiken wordt gekenmerkt door een focus op beleggingen in ondernemingen die op lange termijn een track record van winstgevendheid hebben, een stabiele cashflow genereren en lage schulden hebben. Gewoonlijk resulteert deze voorkeur in beleggingen in ondernemingen met relatief lage koers/winst en prijs/boekwaardeverhoudingen en aantrekkelijke dividendrendementen. Met deze beleggingsstijl wordt op lange termijn gestreefd naar een stabiele goede performance en lage omzet in de portefeuilles. Beleid ten aanzien van indirecte beleggingen/beleggingsfondsen Voor de selectie van managers wordt gebruik gemaakt van het manager selectie en monitoring team van de fiduciair manager. Voor de verschillende geografische delen van de portefeuille buiten Europa zijn randvoorwaarden geformuleerd die aan de respectievelijke managers worden gesteld. Rendement De aandelenportefeuille behaalde over 2014 een rendement van 8,0%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode 7,3%. Met name de aandelenselectie in Europa en de opkomende markten waren positief, terwijl de Amerikaanse aandelenportefeuille relatief achterbleef en de Japanse aandelenportefeuille per saldo een neutrale bijdrage kende.
4.4
Vastrentende waarden
Samenstelling portefeuille Binnen de vastrentende portefeuille wordt onderscheid gemaakt tussen een matchingportefeuille en een returnportefeuille. De matchingportefeuille is geheel gericht op de uitvoering van de gewenste afdekking van de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen (VPV). Er wordt geen outperformance doelstelling nagestreefd met de matching portefeuille. De returnportefeuille beoogt de indexatieambitie van het pensioenfonds te realiseren en is gespreid over diverse beleggingscategorieën en regio’s. Wel wordt de cashflow van de benchmark voor de vastrentende waarden in de returnportefeuille meegenomen bij de bepaling van de afdekking van het renterisico. De basis voor de directe vastrentende beleggingen in de returnportefeuille zijn euro-overheidsobligaties van goede debiteurenkwaliteit. Er wordt alleen buiten overheidsobligaties van eurolanden belegd, indien het verwachte rendement hoger is dan op overheidsobligaties van eurolanden bij een acceptabel risico. Hierbij kunnen op tactische basis in beperkte mate open valutaposities worden aangegaan. De voorkeur voor de eurobasis ligt verankerd in de verplichtingen van het pensioenfonds, die eveneens in euro luiden en sterk afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de Europese rentemarkten. Tevens wordt er in bedrijfsobligaties belegd met een minimum rating van BBB- of een vergelijkbare rating bij een van de drie rating agency bureaus. Rendement De vastrentende portefeuille behaalde over 2014 een rendement van 29,2%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode 27,2%.
23
Binnen de vastrentende portefeuille werd de betere performance voornamelijk veroorzaakt door de positionering op de rentecurve en door het feit dat staatsobligaties (Nederland, Duitsland en Frankrijk) een betere rendement kenden dat swaps.
4.5
Vastgoedbeleggingen
Samenstelling portefeuille Het streven is de vastgoedportefeuille voor 50% te beleggen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. Het voordeel van niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen is dat de koers (intrinsieke waarde) veel stabieler is en in mindere mate meedeint met de aandelenkoersen op de internationale aandelenbeurzen. De andere 50% zal worden belegd op de beurzen van Continentaal Europa genoteerde vastgoedfondsen, die over het algemeen goed verhandelbaar zijn. Bij de invulling wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding over de verschillende landen en sectoren. Rendement Het rendement op de onroerend goed portefeuille bedroeg 9,8%. Dit was minder dan dat van de corresponderende normportefeuille, die een rendement van 12,8% liet zien. De oorzaak hiervan is gelegen in de selectie van de individuele titels. Het rendementsverschil tussen beursgenoteerd vastgoed en niet-beursgenoteerd vastgoed was dit jaar relatief groot. Het eerste kende een rendement van meer dan 20%, terwijl de laatste op circa 2% bleef steken.
4.6
Overige beleggingen
4.6.1
Grondstoffen
Samenstelling portefeuille Een directe belegging in grondstoffen komt niet in aanmerking, al was het alleen maar vanwege de fysieke levering. Om voldoende spreiding op te bouwen over de diverse grondstoffen is in een indexproduct door middel van een structured note belegd. Rendement De grondstoffenportefeuille behaalde over 2014 een rendement van -/-16,6%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode -/-20,5%. Het positieve relatieve resultaat werd vooral behaald doordat de structured note een coupon van 2% uitbetaalde en doordat de dalende rente een positief effect had op de contante waarde van de te verwachten uitbetaling op einddatum. Het negatieve absolute resultaat werd grotendeels veroorzaakt door de forse daling van de olieprijs in 2014. De olieprijs halveerde bijna en daalde van ruim $98 eind 2013 naar iets boven de $50 ultimo 2014.
4.6.2
Private Equity
Samenstelling Naast fund of fund beleggingen, bestaat de private equity portefeuille uit directe investeringen in private equity. Voor de verdere invulling van het Private Equity programma is in 2011 een investeringsschema opgesteld dat rekening houdt met de gewenste exposure naarde beleggingsklasse en de te verwachten uitkeringen in de loop der tijd. De portefeuille wordt beheerd door een specialistisch team. De bestaande beleggingen zijn integraal meegenomen bij de verdere invulling. Inmiddels is de portefeuille met een twaalftal namen uitgebreid. Microkrediet In het kader van maatschappelijk verantwoord beleggen zijn in het verleden investeringen gedaan in enkele fondsen op het gebied van microkrediet. Gegeven de benodigde intensieve monitoringsvereisten en geringe impact op de gehele portefeuille is in 2012 besloten deze beleggingen niet verder uit te breiden en indien mogelijk af te bouwen. Rendement De private equity portefeuille behaalde over 2014 een rendement van 2,3%. Het rendement van de normportefeuille bedroeg over dezelfde periode 2,2%.
4.6.3
Z-score 2014 en performancetoets
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. Voor deze toetsing is een gestandaardiseerde norm, de z-score ontwikkeld. De z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het feitelijke rendement ten opzichte van het door het bedrijfspensioenfonds vastgestelde rendement (het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement). Als de performancetoets – die is gebaseerd op vijf opeenvolgende Z-scores – onder de nul uitkomt, staat het bedrijven vrij om een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds regeling. De formule voor de z-score is als volgt:
24
z-score = (Rf - kj) - (Rn - 0,15%) Ej Om de z-score te berekenen wordt het feitelijk rendement (Rf) gecorrigeerd voor de beleggingskosten (kj). Het beoogde of normrendement (Rn) wordt (nadat het is gecorrigeerd voor de genormeerde beleggingskosten van 0,15%), in mindering gebracht op het feitelijke rendement. Het verschil wordt gedeeld door de rendementsspreiding (Ej). De rendementsspreiding is gebaseerd op de beleggingsmix ofwel op de percentages vastrentende waarden en zakelijke waarden in de beleggingsportefeuille. De uitkomst van de statistische 5 jaars toets wordt verhoogd met 1,28, zodat een score <0 betekent dat het pensioenfonds gezakt is voor de performancetoets en een score >0 betekent dat het pensioenfonds geslaagd is voor de performancetoets. Voor de afgelopen 5-jaars periode bedraagt de gewogen score 2,82.
Periode: januari 10 - december 14 Bpf Bakkers Z-score
2010
2011
2012
2013
2014
R_fonds
10,99
4,70
13,39
3,54
19,51
K_fonds
0,115
0,156
0,174
0,178
0,180
R_bench
10,36
2,86
12,66
3,82
17,53
a_vastr
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
b_zakelijk
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
E
1,4
1,4
1,4
1,4
1,4
Z
0,47
1,31
0,50
-0,22
1,39
4.7
Vooruitzichten
Toets
2,82
Post Globalisering: Herstel van mondiaal evenwicht, maar lagere economische groei De OECD economieën leiden het wereldwijde groeiherstel. Waarbij vooral de Verenigde Staten economische groei laat zien, maar ook de opkomende markten vertonen tekenen van herstel na een significante terugval in 2012 en 2013. Daarnaast leidt de economische ‘rebalancing’ tussen de OECD economieën en opkomende markten tot een nieuw mondiaal evenwicht. Met dit nieuwe evenwicht komt echter ook een einde aan een wereldwijde acceleratie van de economische groei vanaf midden jaren negentig tot aan de kredietcrisis in 2008. Lagere potentiële economische groei zal het wereldbeeld gaan bepalen voor de lange termijn, als gevolg van vergrijzing, afnemende productiviteit en de nog jarenlang voortgaande schuldenafbouw (‘deleveraging’) van OECD economieën. Tevens ontstaat een nieuwe multipolaire monetaire structuur van min of meer onafhankelijke valutablokken (US dollar, Japanse yen, Britse pond, euro en Chinese yuan) en daarmee samenhangende de-synchronisatie van economische cycli tussen economische machtsblokken. In de Verenigde Staten zet het economisch herstel goed door en bereikt zelfs een zekere mate van verzadiging, wat leidt tot de eerste tekenen van spanning op de arbeidsmarkt. De FED zal na de afbouw van het opkoopprogramma in 2014 kunnen beginnen met het verhogen van de rente in 2015. Het herstel in Europa verloopt aanmerkelijk trager met nog steeds een zorgelijke lage inflatie en vrees voor een deflatiescenario met een mogelijk negatieve economische spiraal tot gevolg. Het pakket van ECB maatregelen vormt een belangrijke stap in de goede richting, maar alleen een QE (‘quantitative easing’) programma gericht op de private sector zal waarschijnlijk effectief blijken in het bestrijden van deflatie. De economische groei in Japan ondervindt momenteel nadeel van de BTW verhoging in april 2014. Pas in de loop van 2015 wordt een verlaging van de vennootschapsbelasting verwacht, als één van de aanvullende structurele hervormingen. Maar het succes van ‘Abenomics ‘ is allesbehalve een formaliteit en sterk afhankelijk van de “derde pijl”; structurele hervormingen van vooral de arbeidsmarkt. Tot die zijn doorgevoerd zal de centrale bank van Japan daarom haar monetaire expansie verder moeten uitbreiden. China toont zichtbare tekenen van herstel en de laatste aangekondigde groeidoelstellingen en hervormingen kunnen het ingezette herstel bevestigen en bekrachtigen. Consequenties voor rente en aandelen Het monetair beleid blijft wereldwijd in 2015 (zeer) accommoderend, alleen in de VS zal de expansie van centrale bank stoppen, maar zowel de Japanse BoJ als de Europese Centrale Bank zullen in 2015 hun balans verder ophogen. Een herstel van de economische groei en lage inflatie, in combinatie met een ‘laag risico regime’ vormt een gunstig klimaat voor aandelenbeleggingen. De (reële) kapitaalmarktrente blijft zeer laag in met name Europa en Japan. Deze regio’s hebben er alle belang bij om de reële kapitaalmarktrente laag te houden want de schuldenlast van Europa en Japan is enorm en zal langdurig een rem op de economische groei vormen. Een (zeer) lage reële kapitaalmarktrente is daarom wenselijk om schuldratio targets van 60% van het BNP realistisch en haalbaar te maken. In de Verenigde Staten zou er sprake kunnen zijn van een trendbreuk nu het ‘tapering’ programma is beëindigd. Vanwege de negatieve verwachte reële rendementen voor staatsobligaties en kas in de huidige laag rentende omgeving, worden beleggers wereldwijd in meer risicovolle beleggingen gedreven. In dit licht zijn de verwachte reële rendementen op aandelen nog steeds aantrekkelijk. Hierbij zijn Europese aandelen relatief aantrekkelijker geprijsd dan Amerikaanse aandelen.
25
Risicofactoren 1.Een te snel oplopende rente kan het economisch herstel in de kiem smoren, zowel in Europa als in de VS. Voor Japan zou dit catastrofaal kunnen zijn gezien de enorme overheidsschuld als percentage van het BNP. 2.Wederom verslechterende overheidsfinanciën in de VS en Europa en een hernieuwde vertrouwenscrisis op de financiële markten, of juist te zware bezuinigingen met recessie en deflatie als gevolg. 3.Protectionisme en haperende transitie van de wereldeconomie tussen opkomende landen (China) en OECD landen (VS). Dit kan leiden tot een vertrouwenscrisis, recessie, verdergaande devaluaties van lokale valuta en oplopende inflatie, oftewel ‘stagflatie‘.
4.8
Corporate Governance
Pensioenfondsen hebben de wettelijke verplichting hun pensioenvermogen solide te beleggen om in staat te zijn de toegezegde pensioenen uit te keren. Ten behoeve van de pensioengerechtigden worden omvangrijke bedragen in beursgenoteerde ondernemingen belegd waardoor huidige en toekomstige pensioengerechtigden in belangrijke mate indirect afhankelijk zijn van de waarde die deze ondernemingen op de lange termijn creëren. Het vermogensbeheer in Europese ondernemingen (aandelen en bedrijfsleningen) heeft het pensioenfonds uitbesteed aan Lombard Odier. Voor de overige beleggingscategorieën wordt het vermogensbeheer uitbesteed aan derden waarbij het manager selectie en monitoring team van Lombard Odier een belangrijke rol speelt. Mede bepalend voor de ontwikkeling van de waarde van bovengenoemde beleggingen is de kwaliteit van de corporate governance van de onderneming waarin wordt belegd. Lombard Odier belegt onder andere voor het pensioenfonds wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen. Bij een Algemene en Buitengewone vergadering van Aandeelhouders kan gebruik gemaakt worden van het stemrecht. Het bestuur heeft besloten om te onderzoeken hoe het stembeleid verder vorm gegeven kan worden.
4.9
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Maatschappelijk verantwoord beleggen vormt een onderdeel van de bepaling en uitvoering van het beleggingsbeleid Het pensioenfonds is zich bewust van haar langjarige maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij hecht daarom waarde aan maatschappelijk verantwoord beleggen en heeft hiervoor uitgangspunten geformuleerd. Zij is ervan overtuigd dat financieel en maatschappelijk rendement goed kunnen samengaan. Bij het beleggen wordt bewust rekening gehouden met de zogenaamde ESG-factoren: Environment (milieu), Social (mens en maatschappij) en Governance (goed bestuur van de onderneming). Het fonds wil voorkomen dat gelden terechtkomen bij ondernemingen die handelen in strijd met internationale wet- en regelgeving en principes die de Bpf Bakkers hanteert. Zij heeft de ambitie om de United Nations Principles for Responsible Investment (UNPRI) te onderschrijven en hier invulling aan te geven. De uitgangspunten van Global Compact Principles van de Verenigde Naties vormen een leidraad bij de te maken keuzes in het kader van het beleggingsbeleid. Naast deze uitgangspunten worden ook nationale en internationale beginselen en codes bij de beslissingen betrokken.
26
5
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van communicatie en administratie die in 2014 hebben plaatsgevonden. Een belangrijke ontwikkeling in de pensioencommunicatie is dat niet langer het product pensioen, maar de deelnemer centraal komt te staan. Dit is ook het uitgangspunt van de Wet Pensioencommunicatie die naar verwachting in de loop van 2015 wordt ingevoerd. Het Bakkers Pensioenfonds vindt dat de deelnemers zelf medeverantwoordelijk zijn voor zijn/haar financiële situatie op de pensioendatum, maar dat het pensioenfonds de deelnemers moet motiveren en activeren om die situatie in kaart te brengen. Met relevante informatie op relevante momenten en met de juiste tools. In 2014 heeft het pensioenfonds belangrijke stappen gezet om in de pensioencommunicatie de deelnemer centraal te stellen. Communicatieonderzoek In maart 2014 voerde het pensioenfonds het jaarlijkse communicatieonderzoek uit onder actieve deelnemers en gepensioneerden. Het Bakkers Pensioenfonds krijgt een 7,0 als overall cijfer. Het cijfer voor pensioencommunicatie is een 6,9. Op vertrouwen scoort het pensioenfonds een 6,3. Vanuit deze meting is voor de actieve deelnemer een crossing gemaakt op het gebruik van communicatiemiddelen: brieven, website, UPO, planner, brochures, digitale nieuwsbrief en mailingen. Ook zijn de kernwaarden van het pensioenfonds uitgevraagd in het onderzoek. Op basis van het gebruik van deze middelen heeft de respondent een waarde
toegekend gekregen: een lichte gebruiker, een gemiddelde gebruiker en een zware gebruiker. De lichte gebruiker staat het minst open voor informatie. Een zware gebruiker het meest. Uit de cijfers tussen de lichte en zware gebruikers komen grote verschillen naar voren. De scores onder de lichte gebruikers zijn lager dan de cijfers onder de zware gebruikers. Bij de lichte gebruikers is veel winst te behalen. Uit het onderzoek blijkt dat het bereik onder de deelnemers omhoog moet. Alleen dan kan pensioencommunicatie effect hebben. Dat gaat het pensioenfonds doen door in alles te focussen op de deelnemer en zijn/haar persoonlijke situatie. Dit is in 2014 al ingezet en moet in 2015 nog meer vorm gaan krijgen. Bovendien sluit dit goed aan op de nieuwe wet pensioencommunicatie. Daarnaast blijkt dat er onvoldoende actie is van de deelnemer naar aanleiding van een bericht van het pensioenfonds. Om dat te bereiken moet de pensioencommunicatie richting de actieve deelnemer meer een call-to-action krijgen. Hiermee geeft het pensioenfonds de deelnemer de regie over zijn/haar financiële toekomst. Het digitale pensioenfonds dat het pensioenfonds eind 2014 heeft opgezet speelt hierin de belangrijkste rol. Bovendien biedt het digitale pensioenfonds ook aanvullende mogelijkheden die aansluiten bij de nieuwe Wet Pensioencommunicatie. Digitaal pensioenfonds live In november 2014 ging het digitaal pensioenfonds live voor het Bakkers Pensioenfonds. De buitenkant van de website heeft een fikse opknapbeurt gekregen. Ook is de inrichting van de website veranderd, zodat bezoekers makkelijker de informatie kunnen vinden. Achter de inlog ‘Mijn Pensioen’ vinden (gewezen) deelnemers en gepensioneerden alle persoonlijke informatie over hun pensioen bij het Bakkers pensioenfonds. Aansluiting bij DigiD heeft ervoor gezorgd dat inloggen een stuk laagdrempeliger is geworden. Voor iedereen is er de pensioenpost beschikbaar. Deelnemers hebben daarnaast de beschikking over het pensioendashboard. Met dit pensioendashboard krijgen deelnemers inzicht in hun (pensioen)inkomen bij onder meer het Bakkers pensioenfonds en uitgaven op de pensioendatum en kunnen ze zien of ze op de pensioendatum te weinig of juist voldoende inkomen hebben. Door andere (pensioen)keuzes te maken kunnen deelnemers dit inkomensplaatje aanpassen. Het pensioendashboard is voor het Bakkers Pensioenfonds een belangrijke tool om deelnemers te helpen de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen oudedagsinkomen.
27
Brochures voor deelnemers en werkgevers In 2014 heeft het pensioenfonds de deelnemers en werkgevers ook weer gefaciliteerd met diverse brochures. Voor werkgevers is dit de brochure ‘Broodnodige informatie over pensioen’. Voor deelnemers zijn dit de volgende brochures: - Uw pensioen, wij houden het warm (maakt deel uit van startbrief) - Pensioen en keuzemogelijkheden (digitaal beschikbaar op de website) - Pensioen en scheiden (digitaal beschikbaar op de website) Januari mailing Ieder jaar in januari ontvangen pensioengerechtigden een specificatie van hun pensioen. Los daarvan ontvangen ze een brief met een toelichting op de pensioenuitkering. Hierin vinden ze ook informatie over de toeslagverlening. In 2014 is er voor het eerst voor gekozen om in plaats van een brief met een toelichting, dit in de vorm van een brochure te doen. Digitale nieuwsbrieven In 2014 zijn er zes digitale nieuwsbrieven verstuurd, drie naar deelnemers en drie naar werkgevers. Het aantal abonnees onder deelnemers is gestegen van 1.870 in 2013 naar 2.150 personen in 2014. Voor de nieuwsbrief voor werkgevers geldt dat deze naar bijna 1.900 werkgevers wordt verstuurd. Doelgroepgerichte mailingen In 2014 zijn er diverse doelgroepgerichte mailingen verstuurd naar de verschillende doelgroepen binnen het Bakkers Pensioenfonds: -
Mailing nieuwe pensioenregeling, deze is verstuurd naar actieve deelnemers. Door middel van de mailing wordt aandacht gevraagd voor de aanpassingen in de pensioenregeling in 2013. Aan de hand van praktijksituaties en rekenvoorbeelden laat het pensioenfonds de deelnemer zien welke mogelijkheden de aangepaste regeling biedt.
-
Mailing life-events, deze is verstuurd naar actieve deelnemers. De mailing gaat in op de volgende life-events: trouwen & samenwonen, kinderen, meer of minder werken. In de mailing vinden de lezers de gevolgen van deze life-events met betrekking tot hun pensioen.
-
Mailing beleggen, deze is verstuurd naar actieve deelnemers. In deze mailing gaat het pensioenfonds nader in op beleggen. Er worden zaken toegelicht als beleggingsbeleid, risico’s van beleggen en zaken waarin het pensioenfonds belegt. Tevens is er, met het lanceren van de mailing, ook een speciaal gedeelte op de website ingericht over beleggen. Op die manier kunnen deelnemers ook informatie over beleggen vinden op de website.
-
Mailing gepensioneerden, deze is verstuurd naar gepensioneerden. In deze mailing kwamen de volgende thema’s aan bod: wat laat u achter wanneer u overlijdt, wanneer ontvangt u uw pensioen, nieuwe samenstelling bestuur.
Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is verstuurd in juni 2014. Enkele dagen voordat het pensioenoverzicht op de mat viel, hebben de deelnemers een aankondiging hiervan gehad in de vorm van een mailing. In de mailing vraagt het pensioenfonds aandacht voor het pensioenoverzicht. Pensioengerechtigden ontvangen in plaats van een UPO jaarlijks een overzicht van hun pensioenuitkering. Digitale nota voor werkgevers In juli 2014 hebben de werkgevers een brief ontvangen van het pensioenfonds waarin staat hoe zij kunnen kiezen voor de digitale nota. Op die manier wordt de papierwinkel voor werkgevers aanzienlijk kleiner. Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden ontvingen in het najaar van 2014 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen.
5.2
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer en vermogensbeheer In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de ‘aanbevelingen uitvoeringskosten’ gepubliceerd, waarna zij in maart 2012 en oktober 2013 met een nadere uitwerking daarvan is gekomen. Pensioenfonds Bakkers neemt de kosten van pensioen- en vermogensbeheer zoveel mogelijk op in het jaarverslag conform deze aanbevelingen. Samengevat komen de aanbevelingen van de Pensioenfederatie op het volgende neer: • rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. Het aantal deelnemers is de som van het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden; • rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen; • rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
28
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: 2014
2013
€ 115
€ 117
€ 41
€ 42
Directe kosten vermogensbeheer
0,17%
0,17%
Indirecte kosten vermogensbeheer (beleggingsfondsen)(schatting)
0,17%
0,19%
Transactiekosten (schatting)
0,03%
0,04%
Totaal
0,37%
0,40%
Pensioenuitvoeringskosten in euro per deelnemer Pensioenuitvoeringskosten in euro per deelnemer inclusief slapers Vermogensbeheer als % van het gemiddeld belegd vermogen
In bovenstaande tabel worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie: De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro per deelnemer waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden; Tevens worden de pensioenuitvoeringskosten per deelnemer gerapporteerd waarbij ook de groep slapers aan het bovenstaande totaal is toegevoegd; De directe kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als % van het gemiddeld belegd vermogen op kwartaalbasis; De indirecte kosten vermogensbeheer worden weergegeven als percentage van het gemiddeld belegd vermogen op kwartaalbasis; De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als % van het gemiddeld belegd vermogen op kwartaalbasis. Indien werkelijke cijfers niet beschikbaar waren wat betreft de transactiekosten voor beleggingen in aandelenfondsen, is gewerkt volgens de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. De kosten per deelnemer zijn met € 2,- gedaald ten opzichte van 2013. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het hogere aantal gepensioneerden ten opzichte van 2013. De uitvoeringskosten bleven in 2014 nagenoeg gelijk met de kosten van 2013.
5.3
Pensioenregeling
Pensioenregeling De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen cao-partijen. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioenregeling 2014 Pensioensysteem
Uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld verdiend is tijdens de deelnemingsperiode.
Pensioenleeftijd
Pensioenleeftijd 67 jaar.
Toetredingsleeftijd
Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt.
Pensioengevend salaris
Het voor de werknemer geldende loon in de zin van de Wet financiering Sociale verzekeringen in het boekjaar.
Opbouwpercentage middelloon
Voor de berekening van de aanspraken op jaarlijks ouderdomspensioen geldt per jaar van deelneming een percentage van het pensioengevend salaris gesplitst in twee tranches; Tranche 1 is het pensioensalaris tot maximaal het grensbedrag van € 33.735,-; de opbouw is 1,0 % per jaar; Tranche 2 is het deel van het pensioensalaris tussen het grensbedrag en het grenssalaris van € 51.900,-; de opbouw is 2,0 % per jaar.
Nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het te behalen ouderdomspensioen.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het te behalen ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar. Wanneer een wees na de 18de verjaardag recht heeft op kinderbijslag of recht heeft op studiefinanciering kan er een recht bestaan op een wezenpensioen tot 27 jaar. Als beide ouders overlijden wordt het wezenpensioen verdubbeld tot 28% van het jaarlijkse ouderdomspensioen.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Bij arbeidsongeschiktheid volgens de WIA- of WAO wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van
29
arbeidsongeschiktheid. De financiering van de voortzetting van pensioenopbouw komt voor rekening van het pensioenfonds. Toeslagverlening
Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen, de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers aanpassen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen.
Financiering
De deelnemersbijdrage in de pensioenregeling is in de cao voor het Bakkersbedrijf opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds.
Flexibele elementen
De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Flexibele ingangsdatum 55-67 jaar; Flexibele aanwendingmogelijkheden, hoog-laag constructie; Uitruilen ouderdomspensioen in partnerpensioen en omgekeerd; Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringsfactoren periodiek aan te passen op advies van de actuaris.
Overgangsregeling
Voor een bepaalde groep deelnemers die geboren is tussen 1950 tot en met 1973 en die met een onafgebroken dienstverband deelnemer zijn in een pensioenregeling van het fonds geldt een overgangsregeling.
Aanpassing pensioenreglement Voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 is de pensioenregeling gewijzigd per 1 januari 2015. Deze pensioenregeling is van kracht vanaf 1 januari 2006. Het grensbedrag, het maximum salaris en de opbouwpercentages van de tranches zijn aangepast ten gevolge van de wijzigingen per 1 januari 2015 van het fiscale kader: Aanpassing 2015 Gewijzigd opbouwpercentage middelloon
Voor de berekening van de aanspraken op jaarlijks ouderdomspensioen geldt per jaar van deelneming een percentage van het pensioengevend salaris gesplitst in twee tranches; Tranche 1 is het pensioensalaris tot maximaal het grensbedrag van € 15.000,- ; de opbouw is 0,3 % per jaar; Tranche 2 is het deel van het pensioensalaris tussen het grensbedrag en het grenssalaris van € 53.000,-; de opbouw is 1,8 % per jaar. Het maximum salaris is € 100.000,-.
Excedent regeling Het fonds kent een excedent regeling die tegen actuariële premie wordt gefinancierd. De te hanteren grondslagen ter vaststelling van de voorziening zijn gelijk aan de grondslagen van de basisregeling. De vastgestelde actuariële premie wordt verhoogd met een solvabiliteitsopslag. Vrijwillige aansluiting Deze regeling is van toepassing op bedrijven die niet direct onder de werkingssfeer van het fonds vallen, maar qua karakter van het bedrijf en de aard van de werkzaamheden wel “branchespecifiek” genoemd kunnen worden. Op grond van deze regeling worden pensioenaanspraken verzekerd conform de basisregeling van het fonds. Voor de benodigde premie worden de fondsgrondslagen toegepast, de verschuldigde premie is gelijk aan de doorsneepremie van de basisregeling. Enkele bijzondere aspecten Het fonds kent een regeling voor vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw na beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of ingang ouderdomspensioen.
5.4
Nieuwe wetgeving
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen De pensioensector heeft te maken met een groot aantal wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. In de volgende alinea’s is een korte toelichting op een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. Inperking fiscaal kader Door de overheid is een aantal maatregelen getroffen waardoor deelnemers beperkt worden in de nieuwe opbouw van pensioenrechten. Per 1 januari 2015 geldt voor middelloonregelingen een maximaal percentage van 1,875% per jaar met
30
een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Opbouwpercentages en maximale premies zijn ook aangepast voor eindloonregelingen en premieregelingen. Daarnaast zijn de grenzen van het nabestaandenpensioen verlaagd. Alleen de grenzen voor wat betreft het arbeidsongeschiktheidspensioen blijven onveranderd maar mogen niet uitgaan boven ‘hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk is’. Verder kan binnen het fiscaal kader alleen pensioen opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het is wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen via een vrijstelling in box III van de inkomstenbelasting (nettolijfrente). Een dergelijke vrijwillige netto-regeling kan ook door pensioenfondsen worden uitgevoerd (in dat geval nettopensioen genoemd). In het verlengde van het nieuwe fiscale kader zijn zogenoemde premiewaarborgen ingevoerd. Zo moeten pensioenfondsen in hun jaarrekening aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen en heeft het verantwoordingsorgaan een adviesrecht ten aanzien van de hoogte en samenstelling van de premie. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. De fiscale beperkingen kunnen ook gevolgen hebben voor individueel pensioensparen, omdat de fiscale ruimte om fiscaal vriendelijk ‘bij te sparen’ door de maatregelen is beperkt. Het wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 1 januari 2015 in werking getreden. Een aantal samenhangende onderwerpen – onder meer het nettopensioen en de premiewaarborgen – is in separate wetgeving vastgelegd. Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat gold tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. Voor inhaalindexatie geldt dat die iets sneller plaats mag vinden. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de abtn, het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Wetsvoorstel pensioencommunicatie Het wetsvoorstel leidt tot aanpassing van informatievoorschriften in de Pensioenwet. Doel is de huidige bezwaren (onvoldoende begrijpelijk, sluit niet aan bij perspectief deelnemer) te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2015. Algemeen pensioenfonds (APF) Met name kleine pensioenfondsen beraden zich over hun toekomst, mede in het licht van de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds is er veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF, waarbij de betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Er is een vergunning nodig om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat (vooralsnog) niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen.
31
Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Het wetsvoorstel is op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. Nationale Pensioendialoog Mede door demografische, economische, arbeidsmarkt-gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen leven er fundamentele vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en zijn maatschappelijke houdbaarheid op langere termijn. Het is volgens het kabinet van belang dat het gesprek hierover breed wordt gevoerd. Eventuele fundamentele wijzigingen van het pensioenstelsel treffen iedereen. Parallel aan de regelgeving voor de korte en middellange termijn is het kabinet daarom gestart met een brede dialoog over de fundamenten van het pensioenstelsel: de Nationale Pensioendialoog. Wat in die dialoog wordt opgehaald, kan als basis dienen voor politieke besluitvorming. De eerste twee fases van de Nationale Pensioendialoog, de oriëntatie en de dialoog, zijn inmiddels afgerond. In de oriëntatiefase heeft het kabinet knelpunten geïnventariseerd en een aantal onderzoeken en interviews georganiseerd. Op 19 januari 2015 heeft staatssecretaris Klijnsma ter afronding van de dialoogfase een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de Nationale Pensioendialoog heeft het kabinet vijf ‘rode draden’ gedestilleerd: (1) Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden gemaakt. (2) De veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden om het aanvullend pensioenstelsel te veranderen. (3) Er is een roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes. (4) Solidariteit wordt als positief ervaren, maar er is verschil van mening hoe deze moet worden vormgegeven. (5) Er is verschil van mening wie voor welk pensioenthema verantwoordelijk is: het individu, sociale partners of de overheid. De Sociaal Economische Raad (SER) zal in het kader van de Nationale Pensioendialoog binnenkort advies uitbrengen. Vervolgens zal het kabinet in een hoofdlijnennotitie een aantal mogelijke beleidsvarianten schetsen om het aanvullende pensioenstelsel aan te passen. De hoofdlijnennotitie wordt naar verwachting in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.
32
6
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf is naar mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: 2014
2013
Resultaat wijziging rentetermijnstructuur Resultaat beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat toeslagverlening Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat wijziging sterftegrondslagen Resultaat andere oorzaken
-617.486 543.743 7.406 -1.380 1.366 -1.156
100.247 77.629 1.046 18.672 1.223 -82
6.555 0
930 -260
4.460 -19.345 1.279
-6.100 0 2.237
Totaal resultaat
-74.558
195.542
Bedragen x € 1.000
Het vereist eigen vermogen eind 2014 is 113,9% en is gebaseerd op de werkelijke portefeuille per 31 december 2014. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille ultimo 2014, dan zou het vereist eigen vermogen iets lager zijn uitgekomen maar nog steeds 113,8% zijn. Het negatieve resultaat van 2014 wordt vrijwel volledig verklaard door het negatieve resultaat op de wijziging van de rentetermijnstructuur als gevolg van gedaalde marktrentes. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt: Bedragen x € 1.000
Zuiver
gedempt
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw Actuarieel benodigde koopsom voor risicodekking Opslag voor vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
64.612 5.354 12.245 6.791
51.847 4.903 9.932 6.791
89.002
73.473
Totaal resultaat
De feitelijke premie voor het jaar 2014 bedraagt € 88,5 miljoen. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
33
7
Besturing en naleving wet- en regelgeving
7.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen cao-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
In het kader van goed pensioenfondsbestuur is statutair bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. Om automatische herbenoemingen te voorkomen vindt voor het periodiek aftreden van het bestuurslid, een evaluatie van het functioneren plaats door het bestuur. In 2014 is in de samenstelling van het bestuur een aantal wijzigingen doorgevoerd. Mevrouw J.J. van der Laan is per 1 januari 2014 op een bestuurszetel van FNV Bondgenoten aangetreden als plaatsvervangend bestuurslid. Daarnaast is de heer P. Mannaert per 1 juli 2014 op een bestuurszetel van de NVB aangetreden als plaatsvervangend bestuurslid. Na verkiezing is de heer S.J.H. Borghouts per 1 juli 2014 benoemd als bestuurslid namens pensioengerechtigden. Per 1 september 2014 is de heer J.H.M. van de Vall herbenoemd als bestuurslid/werkgeversvoorzitter op een bestuurszetel van de NBOV. Inzake de nieuwe governance per 1 juli 2014 heeft het bestuur besloten om de omvang van het bestuur terug te brengen naar negen bestuursleden, bestaande uit vier vertegenwoordigers namens werkgevers, vier vertegenwoordigers namens (gewezen) deelnemers en één vertegenwoordiger namens pensioengerechtigden. Het bestuur is onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat de belangen van alle belanghebbenden op een evenwichtige wijze afgewogen worden. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren, evalueert het bestuur periodiek of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende kennis hebben van alle deskundigheidsgebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. In oktober en november 2013 heeft het bestuur een bestuurlijke zelfevaluatie uitgevoerd onder begeleiding van een daarin gespecialiseerde externe partij. In het laatste kwartaal van 2014 heeft het bestuur aangegeven dat een nieuwe bestuurlijke zelfevaluatie ingepland dient te worden. Hiertoe zijn meerdere offertes bij externe partijen opgevraagd en is uiteindelijk één partij geselecteerd. De bestuurlijke zelfevaluatie is in het voorjaar van 2015 afgerond. De deelnemersraad bestaat per 1 juli 2014 in de nieuwe governance niet meer. In de nieuwe governance zijn deels de oude taken en bevoegdheden van de deelnemersraad neergelegd in het nieuwe verantwoordingsorgaan. Dit verantwoordingsorgaan zal tot 1 januari 2016 een omvang hebben van 12 leden, bestaande uit zeven vertegenwoordigers van deelnemers, drie vertegenwoordigers van pensioengerechtigden, één vertegenwoordiger namens de slapers en één vertegenwoordiger namens de werkgevers. Vanaf 1 januari 2016 zal de omvang neerkomen op acht leden, bestaande uit vier vertegenwoordigers van deelnemers, twee vertegenwoordigers van pensioengerechtigden en één vertegenwoordiger namens de slapers en één vertegenwoordiger namens de werkgevers. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan na 1 juli 2014 lijken sterk op de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan van voor 1 juli 2014. Door het bestuur is besloten om, naast de wettelijke adviesrechten die het verantwoordingsorgaan heeft, vier bovenwettelijke adviesrechten toe te kennen. Dit betreft adviesrechten ten aanzien van: - korte- en langetermijn herstelplan; - vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten op basis van artikel 134 van de Pensioenwet; - het vaststellen en het wijzigen van het toeslagbeleid; - het terugstorten van premie of geven van premiekorting. Naast deze bovenwettelijke adviesrechten, heeft het bestuur op 8 december 2014 advies gevraagd aan het verantwoordingsorgaan over het vaststellen van de pensioenpremie 2015. Met ingang van 1 januari 2015 is dit namelijk een wettelijk adviesrecht geworden voor het verantwoordingsorgaan. Met ingang van 1 juli 2014 kent dit pensioenfonds een raad van toezicht. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het bestuur en in het jaarverslag. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van het bestuur tot vaststelling van: - het jaarverslag en de jaarrekening; - de profielschets voor bestuurders; - het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
34
-
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
In het verslagjaar heeft het bestuur tien reguliere bestuursvergaderingen belegd, waarbij het onderwerp ‘beleggingen’ iedere vergadering uitgebreid aan de orde kwam. Het bestuur heeft in het eerste kwartaal de gewijzigde fondsdocumenten ten aanzien van de Governance-wijzigingen per 1 juli 2014 vastgesteld. De deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hebben hierover positief geadviseerd. Er is onder meer besloten om de omvang van het bestuur per 1 juli 2014 vast te stellen op negen leden. Ten behoeve van een vertegenwoordiger in het bestuur namens pensioengerechtigden (in de nieuwe governance per 1 juli 2014), heeft er voor het eerst een verkiezing plaatsgevonden. Drie kandidaten hadden zich hiervoor beschikbaar gesteld. Er zijn ruim 20.000 stembiljetten verstuurd naar stemgerechtigden. Daarvan zijn ruim 7.000 stembiljetten retour ontvangen. Dit hoge percentage (35%) van uitgebrachte stemmen heeft het bestuur verheugd. De gekozen kandidaat, de heer S.J.H. Borghouts, maakt sinds 1 juli 2014 deel uit van het bestuur. De aansluiting van Pensioenfonds Meneba per 31 december 2013 bij dit pensioenfonds (met betrekking tot opgebouwde pensioenaanspraken), is door het bestuur goedgekeurd in februari 2014. Toezichthouder DNB heeft in januari 2014 laten weten akkoord te zijn met deze collectieve waardeoverdracht. Het bestuur heeft het Jaarplan 2014 vastgesteld. De evaluatie van het herstelplan heeft plaatsgevonden en de uitkomst was dat er geen kortingsmaatregel hoefde te worden doorgevoerd. Het beleggingsplan 2014 is door het bestuur vastgesteld, de SLA 2014 met TKP is ondertekend en het bestuur heeft een strategische rolkalender ingevoerd. Het bestuur voert verkennende gesprekken met andere pensioenfondsen over mogelijkheden tot samenwerking. Tijdens een opleidingsdag maart 2014 is onder meer aandacht besteed aan: Risk Management, Portfolio en Balancesheet bij Risk management, het proces van Manager Selection en Monitoring bij LODH, Private Equity en ESG-beleid. Voorts is nader ingegaan op Fixed Income Managers (m.b.t. High Yield US Search). De dienstverlening van LODH is door het bestuur geëvalueerd en het bestuur is in gesprek gegaan met LODH om mogelijkheden voor verlenging van het contract per 1 april 2015 te onderzoeken. Daarnaast heeft het bestuur besloten dat een nieuwe custodian per 1 januari 2015 wordt aangesteld. Het selectieproces naar een nieuwe custodian is begeleid door een daarin gespecialiseerde externe partij. Inzake het nieuwe pensioencontract heeft het bestuur een risicobereidheidsonderzoek laten uitvoeren onder deelnemers en pensioengerechtigden. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in het eerste kwartaal van 2014 besproken. In het tweede kwartaal heeft het bestuur de leden van de raad van toezicht, onder voorbehoud van goedkeuring door DNB, geselecteerd. Per 1 juli 2014 is de raad van toezicht formeel ingesteld. Begin juni 2014 heeft het bestuur het jaarwerk 2013 behandeld. Vaststelling van het jaarwerk heeft op dat moment nog niet kunnen plaatsvinden, aangezien het gedeelte dat betrekking heeft op de inkomende collectieve waardeoverdracht van Pensioenfonds Meneba, nog niet kon worden vastgesteld. Uiteindelijk heeft het bestuur vóór juli 2014 het jaarwerk 2013 definitief vastgesteld. Het bestuur heeft besloten om DCI (communicatie: op weg naar het Digitale Pensioenfonds) te gaan implementeren. In het najaar van 2014 is dit geïmplementeerd. In het tweede kwartaal was de communicatiecommissie namens het bestuur bezig met de interpretatie en uitwerking van het Risicobereidheidsonderzoek ten behoeve van communicatie aan deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur heeft het Handboek Administratieve Organisatie en Uitbesteding vastgesteld, alsmede het Risicobeleid. Daarnaast is besloten dat een Handboek Bestuur wordt opgesteld, waarin alle bestuurlijke processen worden beschreven. Dit handboek is in het eerste kwartaal van 2015 opgeleverd. De gedragscodeverklaringen zijn door de aan het pensioenfonds verbonden personen ingevuld en ondertekend. Daarnaast heeft de compliance officer in het bestuur een toelichting gegeven op zijn rapportage en de compliance chart. In de bestuursvergadering van juli 2014 heeft het bestuur State Street geselecteerd als nieuwe custodian met ingang van 1 januari 2015. De onderhandeling met deze partij is daarna opgestart. Voorts is het transitieproces van de huidige custodian naar State Street opgezet. Deze nieuwe custodian voert inmiddels vanaf 1 januari 2015 de custody-werkzaamheden uit voor het pensioenfonds. Er is besloten tot uitvraag van offertes bij partijen voor de uitvoering van accountantscontrole en actuariële certificering van het jaarwerk 2014 (en volgende jaren). Het bestuur heeft PwC aangesteld als controlerend accountant en Towers Watson als certificerend actuaris. Vanaf 1 januari 2015 bestaat de geschillencommissie uit externe deskundigen en hiertoe heeft het bestuur in het vierde kwartaal gesprekken gevoerd met geselecteerde kandidaten. In december 2014 zijn de leden van deze commissie formeel benoemd door het bestuur. Vanuit het verantwoordingsorgaan is de heer Verhaegh toegevoegd (als toehoorder) aan de communicatiecommissie. De tekst van het Communicatie Jaarplan 2015 is tekstueel door het bestuur vastgesteld en op 12 januari 2015 zijn de begroting en middelen daarbij, vastgesteld. De Service level Agreement 2015 met TKP is door het bestuur vastgesteld.
35
In december 2014 heeft het bestuur het beleggingsplan 2015 vastgesteld. Het bestuur heeft, nadat het verantwoordingsorgaan hierover positief heeft geadviseerd, het besluit genomen om de hoogte van de pensioenpremie voor 2015 vast te stellen op 14%. Inzake de parameters 2015 heeft het bestuur het maximum salaris op € 53.000 vastgesteld en de eerste en de tweede tranche op respectievelijk 0,3% en 1,8% vastgesteld. Het grensbedrag tussen beide tranches is door het bestuur vastgesteld op € 15.000. De excedentregeling is gemaximeerd op € 100.000. Het bestuur heeft besloten dat het opbouwpercentage in de excedentregeling wordt vastgesteld op het fiscaal maximale percentage van 1,875. Inzake toeslagverlening heeft het bestuur vastgesteld dat gelet op de stand van de dekkingsgraad geen financiële ruimte aanwezig is om hiertoe over te kunnen gaan. Het bestuur heeft besloten om de afkoopgrens vast te stellen op 50% van de wettelijke afkoopgrens. Voorts heeft het bestuur de afkoopfactoren en de flexibiliseringsfactoren vastgesteld. Diverse fondsdocumenten zijn voor 2015 gewijzigd. Het bestuur heeft de vacatie- en reiskosten vergoedingen voor 2015 vastgesteld. Gesprekken met LODH (over de contractverlenging per 1 april 2015) hebben in het vierde kwartaal plaatsgevonden en zijn in het eerste kwartaal 2015 afgerond.
7.3
Dagelijks Bestuur en bestuurscommissies
Het bestuur heeft besloten om de in 2012 opgerichte bestuurscommissie die zich bezighield met onder meer uitbestedingsbeleid, (dienstverlenings)overeenkomsten met externe partijen en periodieke rapportages aan het bestuur, per 1 juli 2014 te ontbinden. Gelet op het feit dat de externe oversight manager sinds 1 juli 2013 op onder meer deze punten uitvoerig controles en reviews uitvoert en hierover rapporteert aan het bestuur, is geconcludeerd dat het laten voortbestaan van deze commissie niet meer nodig was. Voorts heeft het bestuur besloten om vanaf 2014 minder met vaste commissies te werken en meer gebruik te maken van ad hoc samen te stellen werkgroepen. Dit is onder meer ingegeven doordat vanaf 1 juli 2014 sprake is van een bestuur met kleinere omvang, waardoor van ieder bestuurslid meer participatie verwacht wordt bij de diverse te behandelen onderwerpen. Al naar gelang de ter besluitvorming voor te bereiden onderwerpen, zullen de werkgroepen worden samengesteld met specifiek op die onderwerpen deskundige bestuursleden. De taken en mandaten van alle commissies en het dagelijks bestuur zijn beschreven en vastgesteld. De Communicatiecommissie was sinds 2013 uitgebreid met een deelnemersraadslid die als toehoorder deelnam aan de commissievergaderingen. Sinds 3 november 2014 is vanuit het verantwoordingsorgaan een toehoorder afgevaardigd in deze commissie. In formele zin maakt deze persoon geen onderdeel uit van deze commissie, aangezien het een bestuurscommissie betreft, maar deze toehoorder kan wel een inhoudelijke bijdrage leveren.
7.4
Geschillencommissie
De wijze waarop het fonds omgaat met klachten en geschillen is vastgelegd in de een klachten- en geschillenregeling. Deze regeling is opgenomen in de pensioenregeling en is beschikbaar op de website van het fonds en derhalve voor alle belanghebbenden toegankelijk. Het pensioenfonds heeft een geschillencommissie ingericht. Belanghebbenden kunnen zich tot deze commissie wenden indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de toepassing van het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. In 2014 is één geschil aanhangig gemaakt waarin de geschillencommissie uitspraak heeft gedaan. Dit geschil had betrekking op het feit dat belanghebbende in 2014 aan het fonds verzocht om de uitkering van het pensioen per juni 2010 te herzien zodanig dat dit vanaf de 65-jarige leeftijd tot uitkering komt. Honorering van dit verzoek betekent dat het thans op de reguliere ingangsdatum van 61 jaar ingegane pensioen alsnog tot de 65-jarige leeftijd wordt uitgesteld welk pensioen als gevolg van de latere ingangsdatum dan vanaf dat moment actuarieel verhoogd tot uitkering komt. Het pensioenreglement Flex 55+ bood onder voorwaarden de mogelijkheid van uitstel. De commissie heeft zich gerealiseerd dat de door belanghebbende gemaakte keus voor zowel de hoogte van het pensioen als – naar recent was gebleken - voor wat betreft de AOW-partnertoeslag verstrekkende gevolgen had. De commissie nam daarbij aan dat belanghebbende voor uitstel had gekozen indien de belanghebbende zich van de mogelijkheid van uitstel en de geschetste gevolgen bewust was geweest. De commissie heeft opgemerkt dat zij dit laatste bij haar oordeel niet heeft laten meewegen en zij dat ook niet mogelijk achtte, omdat daarmee een werkbare uitvoering van de pensioenregeling op losse schroeven zou komen te staan. Het uitgangspunt is daarbij dat het fonds moet kunnen vertrouwen op verklaringen van een deelnemer. Dat is alleen anders wanneer die verklaringen zouden zijn gebaseerd op onjuiste informatie van het fonds waarvan de deelnemer uit mocht gaan dat die correct was dan wel een deelnemer vanwege bijzonder hardheid niet aan zijn verklaring kan worden gehouden. Volgens de commissie was van onjuiste informatie of advisering door het fonds aan belanghebbende geen sprake. Vervolgens is de commissie nog nagegaan of er aanleiding was vanwege bijzondere hardheid aan het verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Dat was naar oordeel van de commissie niet het geval. Nu volgens de commissie belanghebbende op basis van de aan belanghebbende verstrekte informatie had kunnen weten dat belanghebbende pensioen had kunnen uitstellen, zou voor toepassing van de hardheidsclausule naar mening van de commissie alleen aanleiding kunnen zijn indien belanghebbende specifieke omstandigheden zou hebben gesteld die verklaren dat belanghebbende bij het bereiken van de pensioendatum
36
niet heeft gekozen voor uitstel. Die omstandigheden heeft belanghebbende niet genoemd. De commissie heeft daarbij - ten overvloede – opgemerkt dat in het geval van belanghebbende niet tot toepassing van bijzondere hardheid kan worden besloten, daar belanghebbende in de periode tussen de ingang van het pensioen op juni 2010 en het verzoek tot uitstel zoals verwoord in de brief van belanghebbende van februari 2014, geen contact met het fonds heeft opgenomen.
7.5
Goed Pensioenfondsbestuur
Geschikt pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. De principes van geschikt pensioenfondsbestuur zijn verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Voor de inrichting van het Intern toezicht heeft het bestuur sinds 1 juli 2014 een raad van toezicht ingesteld. Met de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht is, met in achtneming van hun specifieke taak, in het verslagjaar constructief overleg gevoerd.
7.5.1
Code Pensioenfondsen
Ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, is een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal onderwerpen met betrekking tot onder meer benoeming, deskundigheid, geschiktheid en diversiteit nader is uitgewerkt. De Code Pensioenfondsen is geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen beter te laten functioneren. Ook moet de Code Pensioenfondsen zorgen voor meer vertrouwen van de belanghebbenden, in het bijzonder en van de maatschappij in het algemeen. Deskundigheid, betrokkenheid en goede samenwerking vormen de basis voor goed bestuur van een pensioenfonds. Goed pensioenfondsbestuur heeft overigens niet alleen betrekking op besturen, maar ziet op alle organen van het pensioenfonds. De Code Pensioenfondsen is wettelijk verankerd. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn een aanvulling op wet- en regelgeving. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn weliswaar leidend, maar de Code Pensioenfondsen laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen mogen de Code Pensioenfondsen daarom naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Afwijken van de norm is dus mogelijk, als daar een goede reden voor is. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf wil echter zoveel als mogelijk de Code volgen. Hieronder zijn de aanbevelingen opgenomen waaraan niet (volledig) wordt voldaan en de eventuele acties die het bestuur heeft genomen: • In norm 45 staat dat een lid van de raad van toezicht dient te worden benoemd door het bestuur na een bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan en dient te worden ontslagen door het bestuur na een bindend advies van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft bepaald dat een lid van de raad van toezicht wordt benoemd door het bestuur na een niet-bindende advies van het verantwoordingsorgaan en wordt ontslagen door het bestuur na een niet-bindend advies van het verantwoordingsorgaan. Hiertoe heeft het bestuur weloverwogen besloten, omdat het bestuur de inrichting, samenstelling en het functioneren van het intern toezicht als expliciete verantwoordelijkheid ziet van het bestuur. Het bestuur is van mening dat het verantwoordingsorgaan in voldoende mate invloed heeft op de benoeming van een lid van de raad van toezicht, door een niet-bindend advies te doen. Daarnaast geldt dat indien het bestuur de niet-bindend advies niet opvolgt, dit door het bestuur expliciet onderbouwd dient te worden. • In norm 51 staat dat het eigen functioneren van het bestuur een continu aandachtspunt is. Het bestuur evalueert daartoe in elk geval jaarlijks het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. In het najaar van 2013 heeft het bestuur de bestuurlijke zelfevaluatie onder begeleiding van een derde partij uitgevoerd. In het najaar van 2014 heeft het bestuur wederom een derde partij de opdracht gegeven om de bestuurlijke zelfevaluatie te begeleiden. Deze zelfevaluatie is in het eerste kwartaal van 2015 afgerond. • In norm 54 is beschreven dat de raad van toezicht voor iedere toezichthouder een specifieke profielschets opstelt. Daarin staan de vereiste geschiktheid en het geschatte tijdsbeslag. Doordat de raad van toezicht sinds 1 juli 2014 bestaat binnen dit pensioenfonds, heeft de raad in 2014 deze profielschetsen nog niet opgesteld. Er is uitgegaan van de profielschets die door het bestuur was opgesteld in de aanloop naar het instellen van de raad van toezicht per 1 juli 2014. De raad van toezicht zal het profiel periodiek gaan evalueren. Het verantwoordingsorgaan zal bij een wijziging van het profiel om een niet-bindend advies gevraagd worden. • In norm 60 staat dat de zittingsduur van een bestuurslid maximaal vier jaar mag bedragen, waarbij een bestuurslid maximaal twee keer kan worden herbenoemd. Overeenkomstig deze aanbeveling is de mogelijkheid voor herbenoeming in de statuten teruggebracht naar twee keer in plaats van drie keer. Echter, gezien continuïteit en de borging van deskundigheid binnen het bestuur kunnen er zwaarwegende redenen zijn om een bestuurslid voor een vierde periode te herbenoemen. Diversiteitsbeleid In de Code Pensioenfondsen staat aangegeven dat het bestuur de diversiteit in de samenstelling krachtig dient na te streven. Het bestuur onderstreept dit belang, omdat als vertegenwoordigers van diverse groepen betrokken zijn bij het proces, er een meervoudig perspectief ontstaat, hetgeen de besluitvorming ten goede komt. Daarnaast heeft het bestuur om optimaal te kunnen functioneren een verscheidenheid aan vaardigheden, culturen en zienswijzen nodig. Hieraan draagt
37
een mix van mannen en vrouwen, jongeren en ouderen die zitting hebben in het bestuur en de fondsorganen positief bij. Aan de andere kant is het belangrijk dat bij de samenstelling rekening wordt gehouden met de opbouw van het deelnemersbestand. Het bestuur vindt het belangrijk dat deelnemers en pensioengerechtigden zich vertegenwoordigd (kunnen) voelen door het bestuur en andere fondsorganen. Daarvoor is het van belang dat zij zich in deze organen herkennen. Om de herkenbaarheid te vergroten streeft het bestuur er naar de samenstelling van de verschillende fondsorganen een weerspiegeling te laten zijn van de samenstelling van de deelnemers en pensioengerechtigden. In elk geval is de doelstelling om minimaal één man en één vrouw in het bestuur te hebben en minimaal één lid onder de 40 jaar en één lid boven de 40 jaar. Hoewel het bestuur niet geheel voldoet aan deze doelstelling wordt, voor zo ver mogelijk, hiermee rekening gehouden met de invulling van (toekomstige) vacante zetels. Dit is opgenomen in het geschiktheidsbeleid van het pensioenfonds, onder andere wordt hiermee rekening gehouden bij het opstellen van een profielschets voor toekomstige bestuurders. Hoewel door de benoemende partijen in het verantwoordingsorgaan in het voorjaar van 2014 is opgeroepen dat zowel mannen én vrouwen, jongeren én ouderen zich kandidaat zouden stellen, heeft het verantwoordingsorgaan geen lid van onder de 40 jaar en is er geen vrouw benoemd. Wel houdt de competentievisie van het verantwoordingsorgaan hier rekening mee. Het bestuur evalueert het diversiteitsbeleid periodiek, waarbij ook wordt besproken hoe de diversiteit nog beter kan worden bevorderd. De eerstkomende evaluatie staat gepland voor 2015.
7.5.2
Deelnemersraad
De deelnemersraad is tot 1 juli 2014 intensief betrokken geweest bij de besluitvorming en advisering over een groot aantal onderwerpen. Zo heeft de raad positief advies afgegeven over de inkomende collectieve waardeoverdracht van Pensioenfonds Meneba. Daarnaast heeft de raad positief geadviseerd over de wijzigingen van fondsdocumenten met betrekking tot de nieuwe governance van het pensioenfonds per 1 juli 2014. Tot slot heeft de raad positief advies gegeven over de vaststelling van het jaarwerk 2013. De voorzitters van het bestuur en een afvaardiging van de uitvoeringsorganisatie zijn bij alle vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen toe te lichten en te rapporteren over de uitvoering van de pensioenregeling. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen waarover de deelnemersraad het bestuur heeft geadviseerd. De deelnemersraad heeft op 14 februari, 17 maart, 7 april en 26 mei vergaderd. Aansluitend aan die vergaderingen heeft de raad vergaderd met een delegatie van het bestuur. De deelnemersraad heeft onder meer de volgende onderwerpen behandeld: Evaluatie herstelplan; Alle wijzigingen in reglementen en statuten; Het jaarverslag 2013; Het bestuursmodel per 1 juli 2014; De inkomende collectieve waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken van Pensioenfonds Meneba; Risicobereidheidsonderzoek; Ontwikkelingen in de samenwerking in de branche. De deelnemersraad heeft met betrekking tot deze onderwerpen adviezen uitgebracht aan het bestuur. Sinds 1 juli 2014 bestaat de deelnemersraad niet meer in de nieuwe governance van het pensioenfonds.
7.5.3
Opvolging aanbevelingen visitatiecommissie
In 2013 heeft een visitatie plaatsgevonden bij het pensioenfonds. In het jaarverslag over 2013 is door het bestuur reeds ingegaan op diverse aanbevelingen van de visitatiecommissie. In deze paragraaf van het jaarverslag over 2014 wordt ingegaan op verdere opvolging van aanbevelingen van de visitatiecommissie. Het bestuur geeft ten aanzien van de eerste aanbeveling “Vermeld in de vergaderstukken (“voorleggers”) consequent alternatieven, voor- en nadelen, financiële gevolgen en communicatieaspecten.“ aan dat dit voor het bestuur geen issue is en dat de voorleggers het bestuur in voldoende mate voorzien van informatie, zodat op basis daarvan besluiten genomen kunnen worden. Ten aanzien van de aanbeveling “In het kader van de besluitvorming over twee belangrijke transities, t.w. het overstappen naar een andere vermogensbeheerder en een andere pensioenbeheerder adviseerde Ernst & Young om aan de hand van de ISAE 3402 type II rapportage vast te stellen in hoeverre door het bestuur onderkende risico’s worden afgedekt door de door deze partijen getroffen beheersmaatregelen. Die rapportage bevat bovendien de beheersmaatregelen die ten minste in het pensioenfonds aanwezig moeten zijn.” geeft het bestuur aan dat dit betrekking heeft op een periode die in het verleden ligt. Daarbij komt dat het bestuur sinds 2012 veel aandacht besteedt aan risicomanagement. In dit kader is een externe oversight manager aangetrokken. Het bestuur is derhalve van mening dat deze aanbeveling niet meer relevant is. De visitatiecommissie adviseerde: “Herijk op korte termijn de governance structuur rondom de beleggingen. Aspecten die hierbij met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht zijn: - de invulling van de countervailing power; - de scheiding tussen de functies fiduciair beheer, vermogensbeheer en bewaarneming/administratie; - de complexiteit van de beleggingsportefeuille en de mate van actief en tactisch beleid; - de risicomanagement functie.” Het bestuur geeft hierop aan dat in 2014 uitgebreide evaluatie heeft plaatsgevonden van de dienstverlening van LODH in het kader van de vraag of verlenging van de overeenkomsten aan de orde is of niet. Het bestuur heeft onder meer naar aanleiding van deze evaluatie in 2014 een nieuwe custodian aangesteld en er is toegewerkt naar nieuwe overeenkomsten
38
met de fiduciair manager en vermogensbeheerder per 1 april 2015. Daarnaast heeft het bestuur het beleggingsbeleid in 2014 opnieuw beoordeeld en voor 2015 opnieuw vastgesteld. Inzake de aanbeveling “Zorg voor continuïteit en onafhankelijkheid in de vastlegging van de notulen van de beleggingsvergaderingen. Leg besluiten goed vast.” geeft het bestuur aan dat TKP de notulen aangaande beleggingen met ingang van 2014 naar tevredenheid opstelt. Voor wat betreft de aanbeveling “Neem meer informatie op over de vastgoedbeleggingen in de rapportages.” kan aangegeven worden dat vanaf het derde kwartaal 2013 in de rapportages van LODH, er voor ieder vastgoedfonds een verslag wordt opgenomen in deze kwartaalrapportages.
7.6
Raad van toezicht
7.6.1
Inleiding
Per 1 juli 2014 is een raad van toezicht ingesteld. In dit deel van het jaarverslag komt het verslag van de raad van toezicht aan de orde. Hierin worden een samenvatting weergegeven van de bevindingen en aanbevelingen van de raad van toezicht. Verantwoording en werkwijze De raad van toezicht richt zich op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Hierbij ziet de raad van toezicht in ieder geval toe op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Tevens vormt de raad van toezicht zich een oordeel over het functioneren van het bestuur. De raad van toezicht heeft in 2014 het toezicht uitgeoefend middels een 3-pijler plan: 1. Het leren kennen van het fonds; 2. Het uitoefenen van intern toezicht aan de hand van de kernelementen zoals opgenomen in de Code van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector (VITP); 3. Uitoefenen van advies en goedkeuringstaken. De raad is ter uitoefening van het intern toezicht over de maanden juli t/m december van 2014 drie maal in 2014 bijeengekomen en vier maal in de eerste helft van 2015. Leren kennen van het fonds De raad van toezicht heeft het fonds leren kennen door het voeren van gesprekken, het bijwonen van bijeenkomsten en het bestuderen van fondsdocumenten. De voorzitter van de raad van toezicht heeft na iedere vergadering van de raad een telefonisch dan wel persoonlijk overleg gehad met de voorzitters van het bestuur met een terugkoppeling van de behandelde onderwerpen en de bevindingen van de raad. Sinds december 2014 wordt na iedere vergadering van de raad van toezicht een brief opgesteld met vragen en opmerkingen van de raad aan het bestuur. Besluiten waarvoor goedkeuring vereist van de Raad van Toezicht De raad van toezicht heeft geen reden gezien de aan haar voorgelegde benoeming van de heren Mannaert en Borghouts in het bestuur van het pensioenfonds te beletten. Het jaarverslag en de jaarrekening zijn goedgekeurd door de raad van toezicht. Verantwoording afleggen De raad van toezicht heeft verantwoording afgelegd over de uitvoering van de taken en bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Bevindingen en aandachtspunten van de Raad van Toezicht Opvolging eerdere aanbevelingen van intern toezicht. Op basis van het rapport van de visitatiecommissie over 2013 met de aanbevelingen en status van de opvolging van de aanbevelingen heeft de raad vastgesteld dat het een uitgebreid visitatierapport betreft. De raad constateert dat veel zaken zijn opgepakt, maar nog niet alle. Governance. De raad heeft geoordeeld dat het bestuur naar behoren functioneert. De samenwerking tussen raad en bestuur functioneert naar behoren, er vindt op permanente basis toezicht plaats door middel van contact en brieven. De statuten en fondsdocumenten zijn veelal op orde, een enkel geval kan worden geüpdatet. Sommige documenten moeten nog worden opgesteld (beloningsbeleid, incidentenregeling). Een aandachtspunt is dat de tijdige verwerking van actualiteiten in de fondsdocumenten dan wel opstellen hiervan voor een enkel document verbeterd kan worden. Functioneren bestuur en algemene gang van zaken in het fonds De raad is van mening dat het bestuur goed functioneert en zij beoordeelt de algemene gang van zaken als positief. Het bestuur pakt nieuwe ontwikkelingen voortvarend op, veelal met hulp van adviseurs, en vormt zich er een beeld van. De voor- en nadelen worden goed afgewogen. Het zorgen dat nieuwe wetgeving in beleid en/of aangepaste documenten wordt verwerkt, vindt veelal tijdig plaats. Er vindt een goede en uitgebreide voorbereiding plaats, al dan niet in commissies, van te
39
behandelen zaken in de bestuursvergaderingen. De bestuursleden participeren in de vergadering en de actielijst wordt in afdoende mate afgewerkt. Door de afwezigheid van een eigen bestuursbureau ligt er een zware taak bij de bestuursleden, dat blijkt uit de contractsonderhandelingen met o.a. de custodian. Vanuit de optiek van de beheerste bedrijfsvoering kan dit spanning opleveren. De raad vraagt aandacht voor de vraag of een meer permanente ondersteuning en focus door een eigen bestuursbureau noodzakelijk en/of wenselijk is. De afhankelijkheid van het fonds van externe adviseurs, met name de afhankelijkheid van de externe oversight manager, nu er geen eigen bestuursbureau is, ziet de raad eveneens als aandachtspunt. Evenwichtige belangenafweging Het bestuur onderkent het belang van evenwichtige belangenafweging. De raad van toezicht heeft het bestuur verzocht bij beleidsstukken twee aparte paragrafen op te nemen. Eén om expliciet het commentaar op de evenwichtige belangenbehartiging op te nemen en één om expliciet de aanwezige risico’s te benoemen. Daarmee wordt duidelijker hoe de besluitvorming heeft plaatsgevonden en explicieter besef van de gevolgen. Dit heeft nog niet plaatsgevonden. Overall view is dat het bestuur aan degelijke besluitvorming doet waarbij de belangen van alle partijen voldoende worden onderkend. Transparante en begrijpelijke communicatie Het bestuur besteedt veel aandacht aan communicatie en de communicatieactiviteiten richten zich op alle betrokken geledingen. Afhankelijk van de doelstelling en doelgroep worden op maat gemaakte communicatiemiddelen ingezet. De raad oordeelt dat dit gebeurt op een structurele en planmatige wijze waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de nieuwe vereisten uit de Wet Pensioencommunicatie. Volgens de SLA verstrekt TKP uiterlijk in de laatste bestuursvergadering van het kalenderjaar een evaluatie van het Meerjarenbeleidsplan. De raad van toezicht heeft deze evaluatie niet ontvangen. De raad oordeelt dat het bestuur daardoor een vast moment mist om de effectiviteit van de communicatie te beoordelen. De raad concludeert dat het bestuur zijn verantwoordelijkheid op een gedegen manier invult met betrekking tot de communicatie. Cultuur en gedrag Het bestuur vergadert in een goede sfeer. De bestuursleden participeren volop, er is geen schroom om vragen te stellen en men komt duidelijk voor zijn/haar standpunt uit. Er is veel ruimte voor discussie, zeker bij belangrijke onderwerpen. De voorzitters spelen een duidelijke rol, maar zijn niet te dominant. Soms is het voor de voorzitters zoeken naar een balans tussen voldoende ruimte voor de discussie laten en efficiënt vergaderen. Er bestaat naast formeel leiderschap ook informeel leiderschap door bestuursleden met duidelijke rol of taak. De raad vraagt zich echter af of de aanwezigheid van vele adviseurs gedurende de (gehele) bestuursvergadering wel functioneel is. Beleid van het bestuur In de statuten en de ABTN zijn een doelstelling en algemene beleidsuitgangspunten opgenomen. Een missie is niet als zodanig geformuleerd in deze documenten. De missie en visie zijn terug te vinden in het meerjaren communicatiebeleidsplan. Een eenduidige missie voor wat betreft een keuze tussen nominale zekerheid en de kans op indexatie ontbreekt hierin. Het nFTK vereist een duidelijkere afweging voor het fonds, het fonds heeft hiervoor een planning opgesteld. Risicobeheersing Risicomanagement staat duidelijk op de agenda van het fonds en er vindt periodiek rapportage plaats. Het was één van de thema’s tijdens de opleidingsdag van het bestuur. LODH is de fiduciair manager van het fonds, er wordt tevens belegd in fondsen van LODH. Er kan sprake zijn van mogelijke belangenverstrengeling, hetgeen de raad als aandachtspunt meegeeft aan het bestuur. Aanbevelingen door de Raad van Toezicht De raad beveelt de volgende zaken aan: 1. Om de genoemde aanbevelingen op korte termijn op te pakken. Het zou prettig zijn de voortgang terug te koppelen aan de RvT; 2. Om voldoende aandacht te blijven geven aan het bijhouden en verder ontwikkelen van kennis en kunde van de bestuurders om op deze wijze voldoende countervailing power te behouden en te waarborgen tegenover de externe adviseurs en uitbestedingspartners; 3. Om meer inzicht te krijgen in de totstandkoming van de bestuursbesluiten raadt de RvT aan om in de notulen vast te leggen op basis van welke documenten een besluit genomen is. Dit vergemakkelijkt ook de toets op evenwichtige belangenafweging; 4. Om helder en nadrukkelijk in de notulen vast te leggen wie van de bestuursleden participeren in discussies tijdens bestuursvergaderingen. Dit om helder de rol van het bestuur versus die van adviseurs en derden aan te geven; 5. Om naast aanbeveling 3 ook aandacht te besteden in de notulen dat de belangen van de ‘stakeholders’ evenwichtig zijn afgewogen bij genomen bestuursbesluiten. In het verlengde hiervan vraagt de RvT ook aandacht voor het vastleggen van de risico’s die mogelijk gelopen worden bij een genomen besluit; 6. Om ruim aandacht te blijven besteden aan op doelgroepen gerichte communicatie; 7. Om het monitoren van de effectiviteit te vergemakkelijken is het aan te bevelen om in de bestuursvergaderingen de diensten van derde partijen te bespreken. Zoals bijvoorbeeld het meerjarenbeleidsplan ten aanzien van de communicatie; 8. Om de nieuwe communicatiewetgeving voortvarend op te pakken en toe te passen; 9. Om met name tijdens de bestuursvergaderingen voldoende aandacht te geven aan bestuursleden die een afwijkende mening hebben ten opzichte van de meerderheid van de bestuursleden; 10. Om binnen de huidige missie/visie van het fonds ook aandacht te geven aan de ambitie van het fonds. Vervolgens deze wijzigingen ook opnemen in de ABTN;
40
11. 12.
In contact treden met sociale partners en hun ondersteunen in het opstellen van een risicohouding ten behoeve van het opstellen van een beleid voor het fonds, hetgeen later door middel van de haalbaarheidstoets zal worden beoordeeld op consistentie; Om indien portefeuillehouders over hun aandachtsgebied rapporteren er ook aandacht gegeven wordt hoe binnen hun portefeuille omgegaan wordt met de diverse risico’s. In het kader van het nFTK zal hier ook nog nader invulling aan gegeven dienen te worden.
7.7
Verantwoordingsorgaan
7.7.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes van geschikt pensioenbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht (een niet-bindend) advies uit te brengen over: a. het beleid inzake beloningen; b. de vorm en inrichting van het intern toezicht, waarbij; bij benoeming van leden van de raad van toezicht door het bestuur, het verantwoordingsorgaan een niet-bindend advies afgeeft; bij schorsing of ontslag van leden van de raad van toezicht door het bestuur, het verantwoordingsorgaan een nietbindend advies afgeeft. c. Het functieprofiel voor de leden van de raad van toezicht; d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; g. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; j. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten; k. korte- en langetermijn herstelplan; l. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten op basis van artikel 134 van de Pensioenwet; m. het vaststellen en het wijzigen van het toeslagbeleid; n. het terugstorten van premie of geven van premiekorting. Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan (in de oude governance van het pensioenfonds tot 1 juli 2014) heeft vergaderd op: • 14 april 2014; • 2 juni 2014; Het verantwoordingsorgaan (in de nieuwe governance van het pensioenfonds vanaf 1 juli 2014) heeft vergaderd op: • 29 september 2014; • 8 december 2014; Het verantwoordingsorgaan heeft tijdens die vergaderingen vragen gesteld aan het dagelijks bestuur over het gevoerde beleid; deze zijn ook beantwoord. Het verantwoordingsorgaan kan beschikken over voldoende informatie zoals onder meer: • Fondsdocumenten; • (Beleids)notities; • Notulen van het bestuur; • Correspondentie tussen de toezichthouders en het bestuur. Opvolging aanbevelingen Het verantwoordingsorgaan heeft vorig jaar geadviseerd het gehanteerde beleid te continueren en had aanbevelingen op de volgende punten: • de leden van het verantwoordingsorgaan hebben positief geadviseerd over de vacatie-, reiskosten- en lumpsumvergoedingen vanaf 2015; • de leden van het verantwoordingsorgaan hebben positief geadviseerd over de inkomende collectieve waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken van Pensioenfonds Meneba; • de leden van het verantwoordingsorgaan hebben positief geadviseerd over het gekozen paritaire bestuursmodel per 1 juli 2014; • De leden van het verantwoordingsorgaan hebben positief geadviseerd over de benoemingen van de leden van de raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan is verheugd over het feit dat de aanbevelingen door het bestuur zijn opgepakt en uitgevoerd.
41
Bevindingen en aandachtspunten Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de uitkomsten van de jaarlijkse evaluatie van het herstelplan. Het verantwoordingsorgaan heeft daarnaast kennisgenomen van de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan Risicomanagement. Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de wijze waarop het bestuur dit invult. Het verantwoordingsorgaan (in de nieuwe governance vanaf 1 juli 2015) heeft op 10 november 2014 een opleidingsdag gevolgd. Hierbij zijn onder meer onderstaande onderwerpen behandeld: -
De rol (en de invulling daarvan) van het nieuwe verantwoordingsorgaan vanaf 1 juli 2014; De samenwerking met het bestuur en de raad van toezicht; De verdeling van aandachtsgebieden binnen het verantwoordingsorgaan.
Verslag Het VO maakt middels dit verslag gebruik van haar bevoegdheid om een oordeel uit te spreken over het gevoerde beleid van het bestuur, de wijze waarop het is uitgevoerd en de keuzes voor de toekomst. De bevindingen van de Raad van Toezicht spelen een belangrijke rol bij ons oordeel. Opdrachtaanvaarding Het bestuur van het fonds streeft er naar dat de vertegenwoordigers en de organen zo veel mogelijk duidelijkheid verkrijgen over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, van de pensioenregeling die sociale partners als opdracht in uitvoering aan het fonds geven. Bevindingen We hebben geconstateerd dat sociale partners nog geen duidelijke opdracht hebben gegeven aan het fonds en dat het bestuur dit proces nog niet heeft gefaciliteerd. De PW bepaalt in Art.102a lid 1, 2 en 3 met betrekking tot welke onderwerpen de betrokkenheid van de organen gewenst is. Het verantwoordingsorgaan is in dit kader nog niet betrokken geweest. Dit nieuwe artikel staat per 1 juli 2014 in de Pensioenwet. Oordeel Het VO is van oordeel dat er niet is voldaan is aan Art. 102 a lid 1, 2 en 3 van de Pensioenwet. Wij betreuren dat maar kunnen er begrip voor opbrengen vermits het VO in 2015 tijdig wordt betrokken bij het proces van de opdrachtaanvaarding overeenkomstig de Pensioenwet. Communicatie Wordt het communicatiebeleid uitgevoerd volgens plan en wordt het VO hierbij voldoende betrokken? Wordt de website goed onderhouden en is deze actueel? Wordt de deelnemer actief betrokken bij belangrijke onderwerpen? Het fonds tracht de communicatie in begrijpelijke taal voor de deelnemers te houden. Bevindingen Een vertegenwoordiger uit het VO is toehoorder bij de communicatiecommissie. Het VO heeft geconstateerd dat het bestuur al enkele belangrijke stappen heeft gezet betreffende het wettelijke communicatiebeleid welke per 1 juli 2015 van kracht wordt. Via een gehouden communicatieonderzoek in 2014 en vanuit een enquête onder de deelnemers is een inventarisatie gemaakt over het gebruik van de beschikbare communicatiemiddelen. Desondanks blijkt dat deelnemers nog steeds onvoldoende actie ondernemen. Eind 2014 ging het digitaal pensioenfonds live voor het fonds. De website is aangepast zodat bezoekers makkelijker de informatie kunnen vinden. De deelnemers hebben daarnaast de beschikking over het pensioendashboard. Oordeel Het VO is van mening dat de communicatie tussen het pensioenfonds en alle deelnemers en werkgevers redelijk te noemen is en een stijgende lijn laat zien. Toekomst Het pensioenfonds heeft een heldere en realistische visie op de toekomst van het fonds en van de bakkerijsector, waarbij de (on)zekerheden van alle deelnemers een belangrijke rol spelen. Dit om een goede indruk te krijgen van de toekomstbestendigheid. Bevindingen Het VO heeft geconstateerd dat geruime tijd gesprekken plaatsvinden met andere pensioenfondsen om te komen tot nadere samenwerking. Dat zou eventueel uiteindelijk kunnen uitmonden in een fusie of bijvoorbeeld een inkomende collectieve waardeoverdracht. Wij hebben ook geconstateerd dat een van de andere VO’s meer op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken met betrekking tot nadere samenwerking. Het VO constateert dat er tot op heden geen onderbouwing is ontvangen waarom deze gesprekken zouden moeten plaatsvinden en of het van belang van onze deelnemers hiermee is gediend. Oordeel Het VO is verbaasd dat het niet in voldoende mate schriftelijk op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot een samenwerking met andere pensioenfondsen en betreurt dit zeer. Gelet onze rechten in PW Art. 115 zijn
42
wij van oordeel dat we tijdig in voldoende mate schriftelijk op de hoogte moeten worden gehouden. Verder zijn we van oordeel dat in onze reguliere overleggen met het bestuur zeker een agendapunt moet zijn. Bestuurlijke principes/Governance Het bestuur en de RvT leggen regelmatig verantwoording af over het gevoerde beleid en resp. het toezicht. Het bestuur heeft een transparante werkwijze en informeert het VO tijdig over relevante onderwerpen. Wet- en regelgeving worden consequent toegepast en het VO heeft voldoende invloed op het goed uitvoeren van haar verantwoordelijkheden. Het bestuur communiceert helder met de belanghebbende. De rol van het VO wordt gerespecteerd. Bevindingen • Uit de uitkomsten van een intern overleg binnen het VO blijkt dat het toepassen van bestuurlijke en toezichthoudende principes onvoldoende tot voldoende scoort. • De informatievoorziening is niet altijd tijdig en transparant waardoor het VO zich op achterstand gezet voelt. Een goede invulling geven aan de rol wordt daardoor belemmerd. • De informatie aan het VO moet komen van het bestuur en niet van buiten het fonds. • Het VO vindt dat het niet altijd tijdig wordt geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen het fonds. Oordeel Het VO is van oordeel dat de bestuurlijke principes beter moeten worden toegepast. Een eerste stap die in dit kader is gezet, is dat een periodiek overleg tussen de voorzitters van het bestuur en het VO is afgesproken. Financieel beleid en uitvoering De premies voor de regeling zijn kostendekkend en stabiel. De risico’s en rendementen moeten leiden tot een welvaartsvast pensioen voor de deelnemers op korte en lange termijn en tegen zo laag mogelijke kosten. Het financieel beleid moet worden gedragen door de sociale partners. Met maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt aan het beleggingsbeleid vorm en inhoud gegeven. Bevindingen • De premie is kostendekkend en draagt bij aan het herstel van het fonds. De verschillen worden uitsluitend veroorzaakt door wetgeving en de lage stand van de rente. • Het toeslagbeleid is weinig ambitieus en er is al een aantal jaren geen toeslag verleend en de achterstanden zijn behoorlijk opgelopen. De verwachting is dat op basis van de huidige cijfers op korte termijn geen toeslag verleend kan worden. • De rendementen zijn zeer goed geweest in 2014, maar de onevenwichtigheid in het verlenen van toeslag wordt steeds groter naarmate deze toeslag langer achterwege blijft. Oordeel We zijn van oordeel dat het premiebeleid van het fonds een positieve bijdrage levert aan het herstel. Verder zijn we van oordeel dat het gevoerde beleggingsbeleid het fonds goede resultaten heeft gebracht. Ondanks bovenstaande oordelen heeft dit nog niet geleid tot een zodanige vermogenspositie dat toeslag verleend kan worden. Wij begrijpen dat de lage rentestand hier mede debet aan is maar we vinden het toch teleurstellend. Aanbeveling Het VO heeft een positief kritische houding over de bovenstaande oordelen en ziet in de toekomst tal van verbeterpunten die we (bestuur, RvT en VO) middels een dialoog trachten op te lossen. Waarbij wij aanbevelen dat het bestuur en de RvT zich op korte termijn inzicht verschaffen in de rol en positie van het VO om tot een betere samenwerking te komen. Het Verantwoordingsorgaan, W. van der Linden (voorzitter) A.A.M. Ravensbergen (secretaris)
7.7.2
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Allereerst dankt het bestuur het verantwoordingsorgaan voor de positieve bevindingen ten aanzien van de uitvoering van het communicatiebeleid. Daarnaast is het bestuur verheugd om te zien dat het verantwoordingsorgaan tevreden is over de wijze waarop het risicomanagement wordt ingevuld en over het feit dat het bestuur de aanbevelingen van vorig jaar heeft opgevolgd.
43
Ten aanzien van de bevinding dat het bestuur het proces van opdracht vanuit sociale partners nog niet heeft gefaciliteerd, merkt het bestuur op dat het verantwoordingsorgaan in dit kader steeds in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken is en zal worden betrokken in de toekomst. Met betrekking tot de bevinding dat het bestuur het verantwoordingsorgaan in onvoldoende mate informeert over samenwerking met andere pensioenfondsen is het bestuur van mening dat – rekening houdend met de fase waarin deze gesprekken verkeren - het verantwoordingsorgaan alle relevante informatie en onderbouwing heeft verkregen vanuit het bestuur. Voor wat betreft de verwachting dat wellicht meer informatie schriftelijk zou kunnen worden gedeeld, geeft het bestuur aan dat hiermee zo veel mogelijk rekening zal worden gehouden. Het bestuur herkent zich niet in de bevinding van het verantwoordingsorgaan dat sprake is van het toepassen van onvoldoende bestuurlijke principes. Informatieverstrekking aan het verantwoordingsorgaan over ontwikkelingen binnen het fonds is zo veel als mogelijk tijdig en volledig. Het kan soms voorkomen dat bepaalde onderwerpen (vanwege bijvoorbeeld nieuwe wet- en regelgeving) helaas pas in een laat stadium in volle omvang helder worden. Dit heeft tot gevolg dat het bestuur zich dan pas in een laat stadium definitief over bepaalde onderwerpen kan buigen en uitspreken. Dientengevolge kan het verantwoordingsorgaan dan ook in dat late stadium volledig worden betrokken bij dat onderwerp. Voor wat betreft informatieverstrekking merkt het bestuur op dat het alleen verantwoordelijk kan zijn voor informatieverstrekking vanuit het pensioenfonds en niet voor informatie die het verantwoordingsorgaan van buiten het fonds bereikt. Daarbij kan het bestuur niet verantwoordelijk gehouden worden voor de (on)juistheid van die informatieverstrekking. Evenals het verantwoordingsorgaan betreurt het bestuur dat in de afgelopen jaren geen toeslag is verleend en naar verwachting in de komende jaren ook niet zal kunnen worden verleend. Vanwege nieuwe wettelijke vereisten dient het pensioenfonds voldoende financiële buffers aan te houden, alvorens kan worden overgegaan tot toeslagverlening. In de huidige tijd waarin de rente heel laag staat, lijkt toeslagverlening voorlopig nog niet tot de mogelijkheden te behoren. Ten einde de samenwerking met het verantwoordingsorgaan te verbeteren, is afgesproken om in de zomer van 2015 de samenwerking te gaan evalueren en hieruit lering te trekken. Vooruitlopend hierop is reeds besloten tot het instellen van een periodiek overleg tussen de voorzitter van het verantwoordingsorgaan en de voorzitters van het bestuur. De aanbeveling van het verantwoordingsorgaan om tot betere samenwerking te komen, neemt het bestuur dan ook ter harte. Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor haar inzet en bijdrage en kijkt uit naar een constructieve samenwerking in 2015.
7.8
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2014 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht houden op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Toezichthouder DNB heeft in het 2013 nadere vragen gesteld ten aanzien van investeringen in een zogenaamd bepaald financieel product. Hierbij werd verzocht om inzicht in de werking en risico’s van dit financiële product en de wijze waarop het bestuur tot het besluit tot investering is gekomen. Het bestuur heeft de toezichthouder hierin inzage gegeven. De toezichthouder heeft in dit kader in maart 2014 aan het bestuur als advies meegegeven dat het bestuur zich met betrekking tot het beleggen in complexe financiële producten, zich ervan vergewist dat zij voldoende inzicht heeft in alle risico’s die dit met zich meebrengt. Het bestuur neemt dit advies ter harte. Naar aanleiding van een uitnodiging van toezichthouder DNB voor het bestuur in november 2013 voor een seminar over een aantal kleine en middelgrote pensioenfondsen en de toekomstbestendigheid van het bedrijfsmodel, zijn twee bestuursleden aanwezig geweest bij een door DNB in dit kader georganiseerde seminar in januari 2014. Hierbij heeft het bestuur de toezichthouder ervan weten te overtuigen dat dit pensioenfonds niet tot de groep pensioenfondsen behoort met mogelijk een kwetsbaar bedrijfsmodel. In april 2014 heeft toezichthouder DNB uitvraag gedaan inzake een pensioenfondsen-breed onderzoek naar belangenverstrengeling. Het doel is om de beheersing van risico’s op het gebied van belangenverstrengeling in kaart te brengen. Het bestuur heeft hiertoe een self assessment ingevuld en ingediend bij de toezichthouder. In januari 2015 heeft DNB de uitkomsten van dit onderzoek kenbaar gemaakt en is aangekondigd dat in dit kader een vervolgonderzoek zal
44
worden uitgevoerd. De uiterlijke termijn waarbinnen het bestuur in dit kader zaken moet hebben opgepakt, uitgevoerd teruggekoppeld aan DNB, is 1 augustus 2015. In augustus 2014 heeft toezichthouder DNB in een brief kenbaar gemaakt dat bij het besluit tot vaststelling van de pensioenpremie 2015, sprake dient te zijn van evenwichtige belangenafweging. Vooruitlopend op het adviesrecht dat het verantwoordingsorgaan met ingang van 1 januari 2015 heeft in dit kader, achtte DNB het passend dat het verantwoordingsorgaan reeds bij het besluit tot vaststelling van de pensioenpremie 2015 in de gelegenheid werd gesteld om een advies uit te brengen. Dit advies heeft het bestuur ter harte genomen. Op verzoek van DNB heeft het bestuur een vragenlijst ingevuld en ingediend via e-Line. Alleen indien de toezichthouder van mening is dat sprake is van onzorgvuldigheid, onvoldoende motivering en/of onevenwichtige uitkomsten, zal het bestuur hierop worden aangesproken. Het bestuur heeft hierop geen bericht ontvangen van de toezichthouder. Toezichthouder AFM heeft in december 2014 gewezen op de uitkomsten van het onderzoek ‘Rapport Uitkeringsinformatie’. Dit betrof een markt-breed onderzoek bij pensioenfondsen naar het verstrekken van informatie aan deelnemers rondom pensioeningang. De toezichthouder vertrouwt erop dat het bestuur de informatie rondom pensioeningang aan de hand van de minimumvereisten en aanbevelingen in het rapport zal beoordelen en waar nodig zal verbeteren. De AFM is voornemens om in 2016 in een vervolgonderzoek na te gaan op welke wijze de sector met de conclusies en aanbevelingen aan de slag is gegaan.
7.9
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
Op 29 december 2010 is de “Beleidsregel Deskundigheid 2011” van DNB en de AFM gepubliceerd in de Staatscourant. Deze beleidsregel is per 1 januari 2011 in werking getreden. De AFM en DNB verduidelijken in deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht staande ondernemingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. Deskundigheid omvat volgens hen kennis, vaardigheden en professioneel gedrag en kan in elk geval worden aangetoond met opleiding, ervaring en competenties van de beleidsbepalers. De Pensioenfederatie heeft medio 2011 de “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” gepubliceerd. DNB vindt deze aanbevelingen een nuttig hulpmiddel en beveelt toepassing hiervan aan. De “Beleidsregel geschiktheid 2012” is op 3 juli 2012 uitgevaardigd door DNB en AFM. De voornaamste wijziging ten opzichte van de eerdere “Beleidsregel Deskundigheid 2011” is dat een bestuurslid geschikt (in plaats van deskundig en competent) moet zijn, hetgeen in ieder geval blijkt uit opleiding, werkervaring en competenties en de doorlopende toepassing hiervan. In het beleidsdocument ‘Geschikt Pensioenfondsbestuur’ is de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Aan de hand van een geactualiseerd deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde opleidingen is gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook als individuele bestuursleden, voldoen aan de te stellen eisen aan een geschikt pensioenfondsbestuurder. Het bestuur is zich er van bewust dat op dit punt sprake is van permanente educatie. Dit document is in 2014 aangepast aan de nieuwe governance en de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur).
7.10
Gedragscode
Sinds 2010 is het Nederlands Compliance Instituut (NCI) als externe compliance officer bij het pensioenfonds betrokken. In de bestuursvergadering van 12 mei 2014 heeft de compliance officer zijn rapportage over 2013 gepresenteerd. Door het bestuur is deze rapportage vastgesteld. In de bestuursvergadering van 13 april 2015 heeft de compliance officer de rapportage over 2014 gepresenteerd. De gedragscodeverklaringen over 2014 zijn door alle verbonden personen ondertekend.
7.11
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen BV (onderdeel van Aegon Nederland NV) en Lombard Odier (Europe) SA Netherlands Branch. De uitvoering omvat het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Sprenkels en Verschuren is adviserend actuaris van het pensioenfonds. Het bestuur heeft in 2013 tevens Ortec Finance als extern oversight manager benoemd. Ortec Finance ondersteunt het bestuur in het risicomanagement en het toezicht op de uitbestede werkzaamheden. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door Lombard Odier (Europe) SA Netherlands Branch. Het bestuur monitort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoeringsorganisatie over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type IIrapport van de uitvoeringsorganisaties, die door een externe accountant zijn gecertificeerd en van TKP wordt een ‘In Control Statement’ ontvangen. Reguliere rapportages en voorstellen van Sprenkels & Verschuren, Lombard Odier en TKP worden tevens beoordeeld door de extern oversight manager.
45
7.12
Statutenwijziging
In 2014 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden. De aanleiding hiervoor was dat per 1 juli 2014 sprake is van een nieuwe governance van het pensioenfonds. Het bestuur heeft besloten tot een paritair bestuursmodel per 1 juli 2014. De omvang van het bestuur is sinds deze datum naar beneden bijgesteld van 12 naar 9 bestuursleden, waarbinnen tevens sprake is van het toevoegen van een bestuurszetel namens de pensioengerechtigden. De deelnemersraad is per 1 juli 2014 opgehouden te bestaan en voor wat betreft intern toezicht is sinds 1 juli 2014 sprake van een raad van toezicht bij dit pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan is wat omvang betreft toegenomen van 3 naar 12 leden. In de statuten is tevens vastgelegd dat deze omvang per 1 januari 2016 zal worden teruggebracht naar 8 leden. Daarnaast is in de statuten opgenomen welke taken en bevoegdheden het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht hebben sinds de invoering van het nieuwe bestuursmodel.
46
8.
Verwachte gang van zaken
Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat van toepassing was tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de dekkingsgraden over 12 maanden. Er is sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Ultimo 2014 is de beleidsdekkingsgraad bepaald op 106,8%. Het aangepast FTK leidt tot zwaardere buffereisen en daarom neemt de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 toe tot 117,2% (op basis van de strategische beleggingsmix). Dit betekent dat sprake van een reservetekort is. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. Voor inhaalindexatie geldt dat dat iets sneller plaats mag vinden. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of - onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de abtn, het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Groningen, 5 juni 2015
J.H.M. van de Vall L.F.M. van Beekum P.F.J. van der Heijden A.A. van Hienen M.H.A. Jacobs-Teunissen J.J.C. van der Kroft M.W. van Straten A.C. Tromp S.J.H. Borghouts R.A.J. Lahoye T.L. Volkeri P. Mannaert
47
Jaarrekening
48
9.
Jaarrekening
9.1
Balans per 31 december 2014
(na resultaatbestemming) bedragen X € 1.000
31-12-2014
31-12-2013
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3)
TOTAAL ACTIVA
3.668.311 14.211 3.845
2.816.716 209.515 3.209
3.686.367
3.029.440
116.914
191.472
116.914
191.472
3.361.734 207.719
2.737.277 100.691
3.686.367
3.029.440
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve
(4)
Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
(5) (6)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 59.
49
9.2
Staat van baten en lasten
2014 €
2013 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten
(7) (8) (9)
Totaal baten
84.163 554.012 1.652
79.444 86.937 2.273
639.827
168.654
78.122 6.983
74.864 6.975
Lasten Pensioenuitkeringen (10) Pensioenuitvoeringskosten (11) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (12) - Pensioenopbouw - Korting van aanspraak en rechten - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
64.612 10.269
66.684 260 9.308
-78.524 617.486 19.345
-76.183 -100.247 6.773
-3.070
173.438
-5.661
3.314 624.457 4.450 373
83.347 -192.110 36
Totaal lasten
714.385
-26.888
Saldo van baten en lasten
-74.558
195.542
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
-74.558
195.542
Saldo overdracht van derden Overige lasten
(13) (14)
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 77.
50
9.3
Kasstroomoverzicht 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig
88.078 83.224 1.543
83.174 3.279 128 172.845
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-71.418 -4.773 -7.522
86.581 -75.047 -4.528 -7.670
-83.713
-87.245
89.132
-664
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
83.083 624.751
85.999 306.947 707.834
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-822.939 -5.719
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
392.946 -408.957 -4.124
-828.658
-413.081
120.824
-20.135
Netto kasstroom
-31.692
-20.799
Mutatie liquide middelen
-31.692
-20.799
Samenstelling geldmiddelen 2014
2013
€
€
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
69.572 37.880
90.371 69.572
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
37.880 -
69.572 -
51
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd aan Europaweg 27 te Groningen. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41149725. Doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het pensioenfonds probeert dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom en overlijden. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 1 juni 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2
Grondslagen
9.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, tenzij anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
52
Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPY CHF SEK NOK DDK
1,2101 0,7761 145,0794 1,2024 9,4726 9,0725 7,4464
Gemiddeld 2014 1,3214 0,8023 140,5130 1,2125 9,1223 8,3970 7,4544
31 december 2013
Gemiddeld 2013
1,3778 0,8320 144,9294 1,2255 8,8500 8,3622 7,4607
1,3302 0,8496 130,3350 1,2287 8,6673 7,8672 7,4579
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Vergelijking met vorig boekjaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingswijziging In 2014 heeft het actuarieel genootschap de nieuwe prognosetafel AG2014 inclusief ervaringssterfte gepubliceerd. De technische voorziening is ultimo boekjaar vastgesteld op basis van deze prognosetafel (AG2014) en de (nieuw) vastgestelde ervaringssterfte. Deze schattingswijziging heeft een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,1% en staat gelijk aan € 2.946 duizend. Daarnaast is in 2014 besloten om ultimo boekjaar de excasso-opslag in de voorziening met een half procent te verhogen tot 2,5%. Deze schattingswijziging heeft een negatief effect op de dekkingsgraad van 0,5% en staat gelijk aan € 16.399 duizend. Ook heeft er een schattingswijziging plaatsgevonden inzake de niet opgevraagde pensioenen. Deze schattingswijziging heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 0, 02% en staat gelijk aan € 517 duizend. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
53
9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers, gecorrigeerd voor de kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiele gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
54
Securities lending Het fonds neemt deel aan een securities-lendingprogramma, waarbij bepaalde effecten voor een korte periode worden uitgeleend aan andere marktpartijen. Beleggingen die in het kader van een securities-lendingcontract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. Als onderpand ontvangen geldmiddelen worden opgenomen onder beleggingen. Indien als onderpand ontvangen geldmiddelen zijn herbelegd, worden deze beleggingen opgenomen onder de desbetreffende beleggingencategorie. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Indien uit hoofde van een securities-lendingprogramma als zekerheid beleggingen zijn ontvangen worden deze beleggingen en de daarmee samenhangende verplichtingen niet in de balans van het pensioenfonds opgenomen. Alle uit het securities-lendingprogramma voortvloeiende baten en lasten worden volgens het toerekenbeginsel over de looptijd van de desbetreffende transacties verantwoord en in de rentebaten of -lasten in de staat van baten en lasten. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
55
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, l rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 20,2 jaar (2013: 19,0 jaar). DNB stelt de RTS vast met de Ultimate Forward Rate. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting de 4, 2%. Overlevingstafels, te weten de prognosetafels AG2014 met ervaringssterfte op basis van fondsspecifieke l correctiefactoren (On)bepaald partnersysteem. l Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2,5% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met l toekomstige administratie- en excassokosten. Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen: 5% van de voorziening van uitgesteld partnerpensioen bij l uitgesteld ouderdomspensioen. Voorziening voor toekomstige pensioenopbouw arbeidsongeschikten: De contante waarde van de l vrijgestelde (toekomstige) pensioenopbouw is voor 100% in de technische voorziening opgenomen. Ten behoeve van het inlooprisico (wachttijd voor WIA uitkering 2 jaar) wordt een opslag ter grootte van 3,0% van de doorsneepremie van het boekjaar en 3,0% van de doorsneepremie van het voorgaande boekjaar opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. Voorziening in verband met niet opgevraagde pensioenen: De berekende voorziening vermenigvuldigd l met de kans dat het bedrag als nog wordt opgevraagd. Deze kans is voor leeftijden tot 65 jaar 100%, voor leeftijd 65 t/m 67 jaar 50% en vervolgens per jaar met 10% aflopend naar 0% op leeftijd 72 jaar (en ouder). Overige voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd op de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. De overige voorzieningen worden opgenomen tegen nominale waarde. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. De ambtshalve opgelegde premies zijn uit het resultaat geëlimineerd. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Eventuele opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
56
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe binnen een periode van 10 jaar worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), op basis van de éénjaarsrente van de DNBcurve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren.
57
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
9.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De liquide middelen in het kasstroomoverzicht zijn zowel de liquide middelen verantwoord onder Overige activa als de liquide middelen verantwoord onder Beleggingen. De kasstromen uit directe beleggingsopbrengsten onder beleggingsactiviteiten zijn inclusief de derivatentransacties.
58
9.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 31-12-2014
31-12-2013
€
€
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
74.228 1.161.792 1.961.216 399.417 71.658
62.937 1.004.297 1.568.734 71.190 109.558
3.668.311
2.816.716
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2014
62.937 9.388 -1.348 3.111
1.004.297 154.365 -85.993 87.727
1.568.734 640.834 -537.410 190.744
-25.900 205.393
109.558 -9.650
140
1.396
98.314
16.173
-28.250
74.228
1.161.792
1.961.216
195.666
71.658
Schuldpositie derivaten (credit)
2.719.625 804.587 -624.751 477.324 87.773
3.464.559
203.752 3.668.311
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
63.123 2.731 -3.162 115
867.028 222.303 -213.895 127.148
1.498.909 286.375 -172.405 -86.265
23.646 44.928 -72.948 -22.356
180.519 266.199 -293.894 -5.254
2.633.225 822.536 -756.304 13.388
130
1.713
42.120
830
-38.012
6.780
62.937
1.004.297
1.568.734
-25.900
109.558
2.719.625
Schuldpositie derivaten (credit)
97.091 2.816.716
59
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed Vorderingen
74.013 215
62.864 73
74.228
62.937
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € ING Dutch Residential Fund IV Unibail-Rodamco ING Real Estate Eurosiris Fund ING Dutch Retail Fund II Klepierre
2013 %
€
%
17.756 36.397 8.338 5.058 6.431
23,9 49,0 11,2 6,8 8,7
18.138 24.673 10.420 5.354 4.247
28,8 39,2 16,6 8,5 6,8
73.980
99,7
62.832
99,8
31-12-2014
31-12-2013
€
€
770.508 41.202
691.774 36.224
346.956 3.126
274.591 1.708
1.161.792
1.004.297
Aandelen Beursgenoteerde aandelen Private equity Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen Vorderingen
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € US Premium Equities/USD Shares
157.060
2013 %
€
13,5
%
123.442
12,3
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastrentende waarden Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Inflation linked bonds Liquide middelen
1.504.697 134.786 156.770 158.672 6.291
1.033.249 210.857 154.089 160.217 10.322
1.961.216
1.568.734
Het pensioenfonds heeft in totaal geen (2013: € 839.914) aandelen en obligaties uitgeleend. Hierbij zijn door de tegenpartij derhalve ook geen zekerheden gesteld ter dekking van het risico van niet-teruglevering (2013: € 868.839). Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie:
60
2014
2013
€ Duitsland staatsobligaties Nederland staatsobligaties Frankrijk staatsobligaties Lombard Odier Intitutional Asset Management
%
€
%
815.026 580.121 184.170 -
41,6 29,6 9,4 -
509.434 312.865 280.814 135.788
32,5 19,9 17,9 8,7
1.579.317
80,5
1.238.901
79,0
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten
399.417
8.503 62.688
399.417
71.191
Voor rentederivaten met een positieve waard per 31 december 2014 zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 209,7 miljoen (2013: 0,0 miljoen).
Overige beleggingen Commodity's (grondstoffen, edele metalen) Liquide middelen
43.914 27.744
53.517 56.040
71.658
109.557
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014
2013
€ JP Morgan Securities Ltd A
%
43.914
€
61,3
% 53.517
48,9
Securities lending Het fonds heeft een deel van de aandelen- en obligatieleningen beschikbaar gesteld voor het in bruikleen geven van effecten (securities lending). Het fonds behield economisch eigendom. Per balansdatum is een bedrag van € 0 (2013: € 52.322) aan aandelen en een bedrag van € 0 aan obligaties (2013: € 787.592) uitgeleend. Voor het risico van niet teruglevering zijn zekerheden in stukken en in geld ontvangen, hetgeen als volgt kan worden samengevat: 31-12-2014 €
31-12-2013 €
€
€
Aandelenbeleggingen: In stukken
-
20.522
Obligatieleningen: In stukken
-
848.317
In verband met de overgang naar custodian State Street per 1 januari 2015 is het securities lending programma (tijdelijk) beëindigd.
61
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe marktnotering
Afgeleide marktnote ring
Waarderings modellen
Totaal
43.043 1.120.591 1.960.017 71.658
399.417 -
31.185 41.201 1.199 -
74.228 1.161.792 1.961.216 399.417 71.658
3.195.309
399.417
73.585
3.668.311
Directe marktnotering
Afgeleide marktnote ring
Waarderings modellen
Totaal
28.993 761.734 1.407.355 109.557
208.015 160.217 71.191 -
33.944 34.548 1.162 -
62.937 1.004.297 1.568.734 71.191 109.557
2.307.639
439.423
69.654
2.816.716
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
31-12-2014
31-12-2013
€
€
2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds Vorderingen uit hoofde van waardeoverdrachten Overige vorderingen en overlopende activa
12.878 68 1.265
16.088 9 193.418 -
14.211
209.515
De per 31 december 2013 opgenomen vordering hangt samen met de waardeoverdracht van Pensioenfonds Meneba. Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan een jaar. De reële waarde benadert de boekwaarde. Vordering op de werkgever(s) Vorderingen op werkgever(s) Voorzieningen dubieuze debiteuren
62
13.439 -561
17.706 -1.618
12.878
16.088
2014
2013
€
€
Verloop van de voorziening dubieuze debiteuren Stand per 1 januari Nagekomen baten/afgeschreven vorderingen Vrijval/dotatie ten laste van de rekening van baten en lasten Stand per 31 december
1.618 -1.357 300
6.900 -3.137 -2.145
561
1.618
De overige vorderingen en overlopende activa bestaan uit de administratiekosten TKP inzake het eerste kwartaal van 2015 welke zijn vooruitbetaald. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
3. Overige activa Liquide middelen
3.845
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
63
3.209
PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten
-4.070 195.542
Stand per 1 januari 2014 Bestemming van saldo baten en lasten
191.472 -74.558
Stand per 31 december 2014
116.914
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds bedraagt per 31 december 103,5% (31 december 2013: 107,0%). De dekkingsgraad wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Met de introductie van het aangepaste FTK per 1 januari 2015 zal ook de Beleidsdekkingsgraad worden geïntroduceerd. Deze Beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de over de afgelopen 12 maanden gepubliceerde dekkingsgraden, gebaseerd op de door DNB gepubliceerde RTS met UFR-methodiek. Per 31 december komt de beleidsdekkingsgraad uit op 106,8%. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder de paragraaf risicobeheer. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: € 148.045
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2014
2013
€
€
116.914 148.045 466.101
191.472 122.263 478.652
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Herstelplan Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 21 augustus 2009 bij DNB ingediend en door DNB op en bij brief van 2 september 2009 goedgekeurd. Op grond van het oorspronkelijke herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2014 106,8% zijn. De dekkingsgraad ultimo 2014 is met 103,5% lager dan dit percentage en daarmee verkeert het fonds per genoemde datum in onderdekking. In verband met de invoering van het nieuw FTK vervallen alle lopende herstelplannen per 1 januari 2015. Het pensioenfonds dient 1 juli 2015 een herstelplan in te dienen conform de gestelde eisen zoals beschreven in het nieuw FTK. Op grond van het herstelplan zou het eigen vermogen per 31 december 2014 € 148,0 miljoen moeten bedragen. Het aanwezige eigen vermogen per deze datum is lager, namelijk € 116,9 miljoen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort.
64
5. Technische voorzieningen 2014
2013
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2.737.277 64.612 10.269 -78.524 617.486 19.345 -3.070 -5.661
2.653.930 66.684 260 9.308 -76.183 -100.247 6.773 173.438 3.314
3.361.734
2.737.277
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De gemiddelde rente voor 2013 en 2014 waarop de voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd zijn als volgt: Rentepercentage per 31 december 2013 2014
2,86 2,02
65
Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
1.245 -4.315
178.407 -4.969
-3.070
173.438
De toevoeging aan de technische voorziening is inclusief de mutatie op basis van het definitieve deelnemersbestand van de door pensioenfonds Meneba overgedragen pensioenen. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties
-4.084 2.883 -4.460
-864 4.851 -673
-5.661
3.314
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2014 €
2013 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Excassokostenopslag
1.103.200 992.682 1.200.075 65.777
39.644 20.601 104.771 -
873.825 929.584 880.321 53.547
40.230 19.437 107.264 -
Voorziening voor pensioenverplichtingen
3.361.734
165.016
2.737.277
166.931
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloon-regeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd over de in dat jaar geldende pensioengevend salaris. Het pensioengevend salaris is gelijk aan het SV-loon in het betreffende boekjaar verdeeld over de verschillende verloningsperioden. Over dit pensioensalaris wordt in twee tranches een ouderdomspensioen opgebouwd. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is vanaf de leeftijd van 20 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling, voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950, is van kracht vanaf 1 januari 2006 en gewijzigd per 1 januari 2013. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn:
66
Pensioensysteem: Uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld verdiend is tijdens de deelnemingsperiode. Pensioenleeftijd: Pensioenrichtleeftijd 67 jaar. Toetredingsleeftijd: Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt. Pensioengevend salaris: Het voor de werknemer geldende loon in de zin van de Wet financiering Sociale verzekeringen in het boekjaar. Opbouwpercentage middelloon: Voor de berekening van de aanspraken op jaarlijks ouderdomspensioen geldt per jaar van deelneming een percentage van het pensioengevend salaris gesplitst in twee tranches; - Tranche 1 is het pensioensalaris tot maximaal het grensbedrag van 65% van het grenssalaris van € 51.900,- groot € 33.735,-; de opbouw is 1% per jaar; - Tranche 2 is deel van het pensioensalaris tussen het grensbedrag en het grenssalaris; de opbouw is 2% per jaar. Partnerpensioen: Het partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het te behalen ouderdomspensioen. Wezenpensioen: Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het te behalen ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar. Wanneer een wees na de 18-de verjaardag recht heeft op kinderbijslag of recht heeft op studiefinanciering kan er een recht bestaan op een wezenpensioen tot 27 jaar. Als beide ouders overlijden wordt het wezenpensioen verdubbeld tot 28% van het jaarlijkse ouderdomspensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: Bij arbeidsongeschiktheid volgens de WIA- of WAO wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De financiering van de voortzetting van pensioenopbouw komt voor rekening van het pensioenfonds. Extra ouderdomspensioen: De deelnemer die op 1 januari 2005 nog geen 55 jaar was heeft onder voorwaarden recht op extra ouderdomspensioen. De deelnemer heeft over ieder deelnemingsjaar dat is gelegen tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2021 aanspraak op 1/10 gedeelte - dan wel een naar rato vastgesteld gedeelte bij een niet volledig deelnemingsjaar - van het totale extra ouderdomspensioen. De voorwaardelijke aanspraak op extra ouderdomspensioen is op 1 januari 2006 vastgesteld. Toeslagverlening: Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen, de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers aanpassen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen. Financiering: De deelnemersbijdrage in de pensioenregeling is in de cao voor het Bakkersbedrijf opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds. Flexibele elementen: De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: - Flexibele ingangsdatum 55-67 jaar - Flexibele aanwendingmogelijkheden, hoog-laag constructie. - Uitruilen ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en omgekeerd. Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringsfactoren periodiek aan te passen op advies van de actuaris. Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het fonds. Dit heeft plaatsgevonden in december 2014. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. Bij de vaststelling van het toeslagpercentage voor actieve en arbeidsongeschikte deelnemers wordt uitgegaan van de algemene loonsverhoging in het jaar voorafgaand aan 1 januari van het jaar waarin de aanpassingen plaats hebben. In 2014 zijn de lonen met 2% verhoogd. De toeslag voor gepensioneerde en premievrije deelnemers wordt afgeleid van de stijging van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid) tussen 1 april van het voorafgaande jaar en 1 april in het jaar waarop de toeslag betrekking heeft. De stijging bedroeg tussen 1 april 2013 en 1 april 2014 0,85%. De pensioenrechten en pensioenaanspraken zijn dit jaar met 0% (2013: 0%) geïndexeerd. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element. Bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen is met dit besluit rekening gehouden. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
67
Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Specificatie toeslagverlening premievrije deelnemers en gepensioneerden: Verleend over het boekjaar en geeffectueerd per 1 januari van het volgend boekjaar. 2010 2011 2012 2013 2014
0,95 1,98 2,12 1,16 0,85
-
0,95 1,98 2,12 1,16 0,85
4,28 6,34 8,60 9,86 10,79
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Specificatie toeslagverlening actieven: Verleend over het boekjaar en geeffectueerd per 1 januari van het volgend boekjaar. 2010 2011 2012 2013 2014
2,67 2,16 1,51 2,00
-
2,67 2,16 1,51 2,00
6,80 9,10 10,75 10,75 12,79
31-12-2014
31-12-2013
€
€
6. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Pensioenuitkeringen Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
64 203.752 1.491 2.412
293 21 97.091 1.600 1.686
207.719
100.691
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De reële waarde benadert de boekwaarde.
9.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief vermogensbeheer.
68
Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (inclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken
107,0 0,1 0,2 16,3 -19,9 -0,2
Dekkingsgraad per 31 december
103,5
99,8 0,1 3,0 3,9 0,2 107,0
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). Ultimo 2014 is aan de hand van het standaardmodel van de toezichthouder per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 113,9% (2013: 117,5%). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2014 2013 %
%
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
4,4 10,3 2,7 0,4 0,6 3,6 0,6 0,8 -9,5
6,8 12,1 3,1 1,1 0,4 3,6 2,7 -12,3
Totaal
13,9
17,5
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S8²+S10²
Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) Tekort
69
2014
2013
€
€
466.101 3.361.734 3.827.835 116.914
478.652 2.737.277 3.215.929 191.472
349.187
287.180
Het vereist eigen vermogen is bepaald op basis van het standaardmodel inclusief uitbreiding voor de S8 en S10 en gebaseerd op de werkelijke portefeuille per 31-12-2014. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch', dat wil zeggen het looptijdverschil tussen de beleggingen en de pensioenverplichtingen te verkleinen. Hierdoor neemt het renterisico dat het pensioenfonds loopt af. Het beleid van het pensioenfonds is om het renterisico voor 47% af te dekken (2013: 45%). Hierbij wordt een bandbreedte van 45%-75% gehanteerd. Het pensioenfonds realiseert dit bijvoorbeeld door meer langlopende obligaties te kopen in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duratie van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2014 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2013
Duratie
1.961.216 3.361.734
€
10,4 20,2
Duratie
1.568.734 2.737.277
8,4 19,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2013 %
€
%
195.129 266.022 325.639 377.564 796.862
10,0 13,6 16,6 19,3 40,6
130.283 322.523 272.644 253.463 589.821
8,3 20,6 17,4 16,2 37,6
1.961.216
100,0
1.568.734
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 31-12-2014 € Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
70
31-12-2013 %
€
%
368.303 435.157 947.620 1.610.654
11,0 12,9 28,2 47,9
353.617 386.830 776.519 1.220.311
12,9 14,1 28,4 44,6
3.361.734
100,0
2.737.277
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Valutarisico (S3) Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is 0% (tot maximaal 20%) valutarisico voor vastrentende waarden. In de aandelenportefeuille wordt het valutarisico dat wordt gelopen op de posities in Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen afgedekt. Het percentage dat niet in euro's wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 19,1% (2013: 21,6%) van de beleggingsportefeuille en is voor 55,6% (2013: 56,6%) afgedekt naar de euro. Onafgedekt is derhalve 8,5% (2013: 9,3%). Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € -5,1 miljoen (2013: € 7,7 miljoen). Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen onder andere Noorse Kronen. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. De valutapositie van de beleggingen per 31 december 2014 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2014
EUR GBP JPY USD Overige CHF
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
2.807.629
362.706
3.170.335
95.251 102.381 251.728 90.989 121.719
-91.480 -97.876 -178.488 -
3.771 4.505 73.240 90.989 121.719
3.469.697
-5.138
3.464.559
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013
EUR GBP JPY USD Overige CHF
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
2.127.150
338.824
2.465.974
99.180 84.624 209.098 90.668 101.224
-98.617 -84.575 -147.951 -
563 49 61.147 90.668 101.224
2.711.944
7.681
2.719.625
Wijzigingen in de valutakoersen zijn van invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad voor zover deze niet zijn afgedekt. Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.
71
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van periodieke rapportages die door de vermogensbeheerder worden verstrekt. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Japan Overig Derivaten Overige beleggingen
2.352.677 180.350 256.212 140.138 267.859 399.417 71.658
64,1 4,9 7,0 3,8 7,3 10,9 2,0
2.021.388 174.224 121.398 171.647 218.501 109.558
71,7 6,2 4,3 6,1 7,8 3,9
Totaal
3.668.311
100,0
2.816.716
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiele instellingen Handel en industriele bedrijven Nutsbedrijven Overige/Geen sector
580.121 1.083.247 346.056 601.525 33.492 552.796
15,8 29,5 9,4 16,4 0,9 15,1
298.215 889.123 393.842 543.671 29.657 334.149
10,6 31,6 14,0 19,3 1,1 11,9
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
3.197.237 399.417 71.658
87,2 10,9 2,0
2.488.657 218.501 109.558
88,4 7,8 3,9
Totaal
3.668.312
100,0
2.816.716
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Participaties in vastgoedmaatschappijen Overige
74.013 215
99,7 0,3
62.864 73
99,9 0,1
Totaal
74.228
100,0
62.937
100,0
Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Een nadere detaillering van de segmentatie van de grondstofbeleggingen naar de aard van de grondstoffen is als volgt: 2014 € JP Morgan Securities Ltd A
43.914
72
2013 % 100,0
€
% 53.517
100,0
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2014 €
2013 %
€
%
Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Overige
1.731.854 50.004 86.459 92.899
88,3 2,6 4,4 4,7
1.455.283 65.155 23.867 24.429
92,7 4,2 1,5 1,6
Totaal
1.961.216
100,0
1.568.734
100,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2014 €
2013 %
€
%
Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel en industriële bedrijven Nutsbedrijven Overige/Geen sector
580.121 1.083.247 116.663 4.673 13.449 163.063
29,6 55,2 6,0 0,2 0,7 8,3
298.215 889.123 189.991 8.190 12.677 170.538
19,0 56,7 12,1 0,5 0,8 10,9
Totaal
1.961.216
100,0
1.568.734
100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2014 gepubliceerd door Standard & Poors is als volgt: 2014 € AAA AA A BBB Geen rating Totaal
2013 %
€
%
814.629 743.063 65.291 34.297 303.936
41,5 37,9 3,3 1,8 15,5
581.969 608.503 43.999 81.159 253.104
37,1 38,8 2,8 5,2 16,1
1.961.216
100,0
1.568.734
100,0
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
73
Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Het fonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2014. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt of welke meer dan 5% van de beleggingscategorie waartoe de belegging behoort uitmaakt. Ultimo 2014 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
74
31-12-2014 €
31-12-2013 %
€
%
Aandelen US Premium Equities/USD Shares
157.060
4,3
123.442
4,1
815.026 580.121 184.170 -
22,1 15,7 5,0 -
509.434 312.865 280.814 135.788
16,8 10,3 9,3 4,5
-
-
53.517
1,8
1.736.377
47,1
1.415.860
46,7
Vastrentende waarden Duitsland Nederland Frankrijk Lombard Odier Institutional Asset Management Overige beleggingen JP Morgan Securities Ltd A totaal
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij Vermogensbeheerder Lombard Odier Cie & Hentch. Met deze partij zijn overeenkomsten en service level overeenkomsten gesloten. De afhankelijkheid van deze partijen wordt beheerst doordat de bewaring van de stukken uit de portefeuille met ingang van 1 januari 2015 is ondergebracht bij Custodian State Street. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP Pensioen BV. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomsten (SLA) gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van performancerapportages (alleen vermogensbeheerders), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
75
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden l gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting l wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan l tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Het pensioenfonds maakte gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit werd gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betrof het securities lending programma Lombard Odier Cie & Hentsch.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen regelingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 januari 2011 voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van een jaar. De vergoeding voor 2015 bedraagt € 6,9 miljoen inclusief BTW (2014: € 5,5 mijoen exclusief BTW). Er is een overeenkomst afgesloten met de vermogensbeheerder Lombard Odier welke per 1 april 2015 afloopt. Vervolgens is een nieuwe overeenkomst met de vermogensbeheerder Lombard Odier voor onbepaalde tijd afgesloten waarbij een opzegtermijn geldt van 3 maanden. Met ingang van 1 januari 2015 is een overeenkomst afgesloten met de custodian State Street Bank voor onbepaalde tijd welke jaarlijks kan worden opgezegd. Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings-en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Deze verplichtingen zullen naar verwachting in het volgende boekjaar nagenoeg geheel worden afgewikkeld.
Private equity
31-12-2014
31-12-2013
€
€ 36.582
19.033
Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
9.4.5
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Behoudens premiefacturatie vinden er geen andere transacties tussen de aangesloten partijen plaats. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders.
76
9.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2014
2013
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Pensioenpremie voorgaand jaar Koopsommen FVP
82.726 785 652
81.874 -2.764 334
84.163
79.444
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, worden deze niet afzonderlijk weergegeven. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 14,0% (2013: 13,0%) van de loonsom. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
89.002 88.466 73.473
90.641 82.944 63.410
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Actuarieel benodigd voor risicodekking
64.612 12.245 6.791 5.354
66.684 12.243 6.797 4.917
Totaal kostendekkende premie
89.002
90.641
Gedempte premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Actuarieel benodigd voor risicodekking
51.847 9.932 6.791 4.903
44.038 8.267 6.797 4.308
Totaal gedempte premie
73.473
63.410
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de gedempte premie wordt veroorzaakt doordat de actuarieel benodigde koopsom van de kostendekkende premie vastgesteld is op basis van de rentetermijnstructuur per 31 december 2013 en die van de gedempte premie op basis van een rekenrente van 3,9%. Bij de bepaling van de aan het boekjaar toe te rekenen premie is rekening gehouden met verleende premiekortingen en/of premieopslagen. In het boekjaar is geen korting verstrekt of opslag in rekening gebracht. De opgelegde premie in 2014 bedraagt 88.512. Van deze premie heeft 46 betrekking op ambtshalve facturatie zonder bijbehorende pensioenopbouw. De premie die betrekking heeft op de pensioenopbouw in 2014 is derhalve 88.466 (88.512 minus 46). Deze premie is hoger dan de gedempte premie en lager dan de zuiver kostendekkende premie. De totale feitelijke premie in 2014 zoals verantwoord in de resultatenrekening bedraagt 84.163. Het verschil tussen dit bedrag en de totale opgelegde premie van 88.512 bedraagt 4.349 en is gelijk aan de “premiecorrectie ambtshalve nota’s”in 2014. In In Q4-2014 zijn alle openstaande bedragen met betrekking tot ambtshalve nota’s gecorrigeerd ten laste van het resultaat en in mindering gebracht op de premievorderingen.
77
8. Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds
2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten
2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten
Directe beleggingsopbrengst €
Indirecte beleggingsopbrengst €
Kosten vermogensbeheer €
Totaal €
2.271 27.214 47.802 1.086 4.710
3.109 87.758 190.040 -9.651 205.392
-116 -2.209 -3.213 4 -185
5.264 112.763 234.629 -8.561 209.917
83.083
476.648
-5.719
554.012
Directe beleggingsopbrengst €
Indirecte beleggingsopbrengst €
2.231 30.334 47.269 1.560 -3.106
115 127.148 -86.265 -5.254 -22.356
78.288
13.388
Kosten vermogensbeheer € -98 -1.992 -2.557 -88 -4 -4.739
Totaal € 2.249 155.490 -41.553 -3.782 -25.467 86.937
2014
2013
€
€
9. Overige baten Interest waardeoverdrachten Vrijval voorziening dubieuze debiteuren Interest overig Andere baten
1.610 24 18
15 2.145 113
1.652
2.273
56.316 16.065 229 3 5.509 -
52.205 15.239 226 7.195 -1
78.122
74.864
10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Overige uitkeringen
De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 januari 2015 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0% (per 1 januari 2014: 0%). De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 458,06 (2013: € 451,22) per jaar (de wettelijke afkoopgrens). Het pensioenfonds hanteert een eigen afkoopgrens van € 100,00. Beneden dit bedrag wordt afgekocht. Bij een bedrag tussen de in 2014 eigen gehanteerde afkoopgrens en de wettelijke afkoopgrens wordt de deelnemer de keuze geboden tot afkoop ineens of tot een periodieke uitkering (of afkoop) bij pensioenleeftijd.
78
2014
2013
€
€
11. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
430 55 5.486 79 61 177 28 283 384
338 25 5.762 61 60 146 35 337 211
6.983
6.975
357 20 31 24
188 6 59
432
253
Governancekosten Vergoeding Vergoeding Vergoeding Vergoeding
bestuur raad van toezicht verantwoordingsorgaan deelnemersraad
Een verklaring voor de stijging van de kosten van het bestuur ligt voornamelijk in het feit dat met ingang van 2014 lumpsumvergoedingen zijn verstrekt aan bestuursleden. Voor plaatsvervangende bestuursleden is vacatievergoeding aan de orde per bijgewoonde vergadering. De stijging is daarnaast te verklaren door het feit dat de frequentie van vergaderingen is verhoogd. Doordat de ontwikkelingen binnen de pensioensector vragen om een hogere vergaderfrequentie, vallen de lumpsum vergoedingen in vergelijking met het voorgaande jaar ook hoger uit. De RvT bestaat sinds 1 juli 2014. Het VO bestond in de situatie tot 1 juli 2014 uit drie leden, die jaarlijks drie maal bijeenkwamen in vergadering. Vanaf 1 juli 2014 bestaat het nieuwe VO uit 10 leden. De vergaderfrequentie ligt hoger dan in de situatie van voor 1 juli 2014. De deelnemersraad bestaat in de nieuwe governance van het pensioenfonds sinds 1 juli 2014 niet meer. Bestuursleden ontvangen een vaste vergoeding (inclusief reiskostenvergoeding) van € 25.000 per jaar per persoon. De voorzitters van het bestuur ontvangen per jaar een vaste vergoeding (inclusief reiskostenvergoeding) van € 50.000. Plaatsvervangende bestuursleden ontvangen een vacatievergoeding en reiskostenvergoeding per bijgewoonde vergadering. Afhankelijk van de duur van een vergadering kan dit neerkomen op: - 500 euro voor vergaderingen met een duur tot 4 uur - 750 euro voor vergaderingen met een duur tussen de 4 en 6 uur - 1000 euro voor vergaderingen langer dan 6 uur - De reiskostenvergoeding is vastgesteld op 0,28 euro per kilometer Eventuele omzetbelasting komt voor rekening van het fonds mits de betreffende bestuurder is aangetreden vóór 3 juni 2013. De leden van de Raad van Toezicht ontvangen op jaarbasis een vaste vergoeding (inclusief reiskostenvergoeding) van € 10.000 per jaar. De voorzitter ontvangt per jaar een vaste vergoeding (inclusief reiskostenvergoeding) van € 12.500. Eventuele omzetbelasting komt voor rekening van het fonds. Vanaf 1 juli 2014 is de raad van toezicht ingesteld en derhalve ontvangen de leden van deze raad vanaf die datum de vergoedingen. Leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen een vacatievergoeding en reiskostenvergoeding per bijgewoonde vergadering. Afhankelijk van de duur van een vergadering is dit: - 500 euro voor vergaderingen met een duur tot 4 uur - 750 euro voor vergaderingen met een duur tussen de 4 en 6 uur - 1000 euro voor vergaderingen langer dan 6 uur. - De reiskostenvergoeding is vastgesteld op 0,28 euro per kilometer Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening
51
79
51
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst (2013: 0). 2014
2013
€
€
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
64.612 10.269 -78.524 617.486 19.345 -3.070 -5.661
66.684 260 9.308 -76.183 -100.247 6.773 173.438 3.314
624.457
83.347
-323 4.773
-196.679 4.569
4.450
-192.110
13. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Ultimo 2013 heeft de collectieve waardeovername van pensioenfonds Meneba plaatsgevonden. De waarde van deze overdracht bedroeg € 193,4 miljoen. 14. Overige lasten Interest Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Overig
Groningen, 5 juni 2015
J.H.M. van de Vall L.F.M. van Beekum P.F.J. van der Heijden A.A. van Hienen M.H.A. Jacobs-Teunissen J.J.C. van der Kroft M.W. van Straten A.C. Tromp S.H.J. Borghouts R.A.J. Lahoye T.L. Volkeri P. Mannaert
80
54 300 19
26 10
373
36
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het negatieve saldo van de staat van baten en lasten van € 74.558 duizend over 2014 is in mindering gebracht op de algemene reserve.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Vanaf 1 januari is het nieuw FTK (nFTK) aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel is eind december 2014 door de Eerste Kamer gekomen en is daarmee van kracht geworden per 1 januari 2015. Onder het nFTK zijn er enkele wijzigingen die een impact hebben op de vermogenspositie, naast de introductie van de grootheid "beleidsdekkingsgraad". Onder het nFTK stijgen de technische voorzieningen per 1 januari 2015 met € 166.540 duizend ten opzichte van 31 december 2014 doordat de driemaand middeling komt te vervallen. Daarnaast stijgt het vereist eigen vermogen met 3,4%-punt naar 17,2%. Met het nFTK is de beleidsdekkingsgraad als nieuw begrip voor de beoordeling van de financiële positie geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de over de afgelopen 12 maanden bij DNB ingediende dekkingsgraden en zou per eind 2014 106,8% bedragen. In 2014 is de collectieve waardeoverdracht van pensioenfonds Meneba naar BPF Bakkers afgerond. Het liquidatiesaldo van pf Meneba is in februari 2015 op 1,5 mln euro vastgesteld. Dit bedrag is aan pf Bakkers overgemaakt die dit conform afspraak heeft aangewend voor een indexatie van de aanspraken die voortgekomen zijn uit de collectieve waardeoverdracht. Deze indexatie bedraagt 0.7168% en is per 1 maart 2015 toegekend.
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was.
81
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 en 132 omdat er sprake is van een dekkingstekort en een reservetekort. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader zou zijn gewijzigd in “onvoldoende, vanwege een reservetekort”. Apeldoorn, 5 juni 2015
R. Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
82
10.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en overige reserves van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
83
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 5 juni 2015
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door drs. H.C. van der Rijst RA
84
Bijlagen
85
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Actieven Slapers Pensioengerechtigden waarvan: ouderdomspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
Stand ultimo vorig verslagjaar 40.230 107.264 19.437
Bij 10.258 9.757 2.314
Af 10.757 7.875 872
Stand ultimo verslagjaar 39.731 109.146 20.879
13.952 5.271 214 166.931
1.563 675 76 22.329
530 292 50 19.504
14.985 5.654 240 169.756
86
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. AFM Autoriteit Financiële Markten. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's.
Attributie-analyse In een attributie-analyse wordt weergegeven hoe de performance van de portefeuille het heeft gedaan ten opzichte van de performance van de normportefeuille. In een attributie-analyse geeft het allocatie-
effect aan wat de invloed is van een ander gewicht in de werkelijke portefeuille dan de weging in de normportefeuille . Het selectie-effect laat zien of al dan niet de goede aandelen of obligaties in portefeuille zijn opgenomen. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtssituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij
87
de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van financiële bezittingen. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen:
88
Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Fed De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is en per 1 januari 2015 is aangepast. FIRM Afkorting voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico's bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico's die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen.
89
Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Indexatie Zie toeslagverlening. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Large/Small Cap aandelen Aandelen met hoger/lager dan gemiddelde marktkapitalisatie. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matchingportefeuille/ Returnportefeuille De matchingportefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De returnportefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
90
Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Een sterftetafel is een statistische beschrijving van het afstervingsproces van een bevolking. Sterftetafels zijn gebaseerd op waarnemingen van sterftecijfers over een bepaalde (trend)periode. Men spreekt over Periodetafels indien de waarnemingen rechtstreeks worden gebruikt voor de bepaling van de sterftekansen in de sterftetabel. In Prognosetafel wordt tevens rekening gehouden met de stijgende levensverwachting. De meest recente publicatie van de Nederlandse sterftetafel betreft de AG Prognosetafel 2014. Deze is vastgesteld door het Actuarieel Genootschap en maakt onderscheid in de Prognose Nederlandse Mannen en de Prognose Nederlandse Vrouwen. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Raad van Toezicht Voor het intern toezichthoudend orgaan is gekozen voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat.
91
(Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. SPO-kennisreflector Een toets die het mogelijk maakt objectief vast te stellen op welke gebieden leemten in kennis en deskundigheid bestaan voor bestuurders van pensioenfondsen. Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische normportefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij.
92
Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij Bedrijfspensioenfonds voor de Bakkers is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Uitkeringsovereenkomst Bij de uitkeringsovereenkomst weet de deelnemer precies hoe hoog zijn uitkering op termijn is. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Z-score De Z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het werkelijk behaalde rendement ten opzichte van het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement.
93
Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
(050) 582 19 90 (050) 313 82 01 www.bakkerspensioen.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
94
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf Postbus 11158 9700 CJ Groningen www.bakkerspensioen.nl