Inhoudsopgave Samenstelling Bestuur en (advies)organen Pensioenfonds ......................................................... 2 Kerncijfers .................................................................................................................................................................... 3 Bestuursverslag ........................................................................................................................................................ 4 Personalia ............................................................................................................................................................... 4 Bestuursthema’s op de vergaderingen ........................................................................................................... 5 Algemeen verslag ontwikkelingen op pensioengebied.............................................................................. 9 Verzekerden ........................................................................................................................................................... 16 Uitkeringen............................................................................................................................................................. 18 Overlevingstafels .................................................................................................................................................. 19
Jaarrekening .............................................................................................................................................................. 20 Balans .................................................................................................................................................................... 20 Staat van baten en lasten................................................................................................................................... 21 Kasstroomoverzicht ............................................................................................................................................. 22 Toelichting algemeen ......................................................................................................................................... 23 Toelichting op de balans..................................................................................................................................... 27 Toelichting op de staat van baten en lasten ................................................................................................. 34 Toelichting op het kasstroomoverzicht .......................................................................................................... 38
Overige gegevens.................................................................................................................................................... 39 Verslag van de Beleggingsadviescommissie........................................................................................................... 39 Actuariële verklaring ..................................................................................................................................................... 42 Accountantsverklaring ................................................................................................................................................. 44
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
1
Samenstelling Bestuur en (advies)organen Pensioenfonds In de samenstelling van het Bestuur en (advies)organen vonden geen wijzigingen plaats. De heer M.F. de Korte heeft zich herkiesbaar gesteld voor een nieuwe bestuursperiode. Er hebben zich geen tegenkandidaten gemeld waardoor de heer de Korte automatisch is herkozen voor een periode van vier jaar. Bestuur van het Pensioenfonds De heer mr. G.H.N.L. van Woerkom, voorzitter De heer drs. R.A.L. Verstraeten, plv. voorzitter De heer ir. S. Venema, secretaris De heer drs. W.J. Botman, lid De heer M.F. de Korte, lid
benoemd door de hoofddirectie van de ANWB benoemd door de hoofddirectie van de ANWB aftredend in 2010 aftredend in 2010 aftredend in 2009
Raad van deelnemers Mevrouw mr. I.R.M. Edzes-Eijsackers De heer C. M. van Hoogdalem De heer P.M.R.E. Hoogmoet De heer E.P.H. de Jonge De heer C.M. de Regt De heer N.G. Versteeg De heer G.J. Vogel De heer L. Vos Mevrouw P.G. Wijering De heer P. Wilschut
aftredend in 2010 aftredend in 2010 aftredend in 2006 aftredend in 2010 aftredend in 2010 aftredend in 2006 aftredend in 2010 aftredend in 2006 aftredend in 2006 aftredend in 2006
Adviesraad Leden Raad van deelnemers Mevrouw mr. M. Philippus De heer L. Schouten
aftredend volgens bovenstaand schema aftredend in 2007 aftredend in 2006
Beleggingsadviescommissie De heer drs. R.A.L. Verstraeten De heer F. van Dorst De heer J.P.A.D. Hopmans RBA De heer J. de Wever
benoemd door het Bestuur Pensioenfonds benoemd door het Bestuur Pensioenfonds benoemd door de hoofddirectie van de ANWB benoemd door de Raad van deelnemers
Uitvoeringsorganisatie Mevrouw W. Reerink, manager (overleden 13-12-2005) Mevrouw L.M. Hemmes, secretaresse De heer J. Groen, directeur De heer drs. G.J. Nollen, financieel manager De heer mr. R.W.C. van der Burg, coördinator pensioenadministratie Administratie Freeland Corporate Advisors N.V. Verzekeringsinstelling Het pensioenfonds is verzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekeringsmaatschappij N.V. Daartoe zijn verzekeringsovereenkomsten gesloten op basis van een kapitaalcontract ingaande 1 januari 2000 voor de duur van vijf jaren. Deze overeenkomsten zijn in 2004 voor de duur van één jaar verlengd. Bij deze maatschappij heeft het pensioenfonds tevens een stop-lossverzekering ten aanzien van het technisch resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid afgesloten. Per 1 januari 2006 is een nieuwe overeenkomst met NN gesloten met een looptijd van vijf jaar welke desgewenst door het pensioenfonds na twee jaar kan worden teruggebracht tot een looptijd van drie jaar.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
2
Kerncijfers
(bedragen x € 1.000,-) 2005
2004
2003
4.739 2.194 1.249
4.811 1.979 1.215
4.725 1.863 901
31.387 13.142
32.720 12.544
34.936 10.080
267.118 320.871 4.090 527 592.606
207.378 280.783 4.489 4.384 497.034
189.313 234.241 4.754 3.324 (14.040) 417.592
3.113 66.509 838 -
10.764 25.217 676 -
12.799 21.140 694 (1.690)
490.414
445.731
398.083
80.007 20.708 337
35.249 20.708 324
19.823 8.094 -
485.558
430.240
389.455
Rekenrente
3,73%
4,0%
4,0%
Dekkingsgraad
120,6
114,6
108,3
_______
_______
_______
Aantal rechthebbenden • • •
Deelnemers gewezen deelnemers pensioentrekkenden *
Premies en uitkeringen Premies (inclusief koopsommen) Uitkeringen Beleggingen Aandelen Obligaties ** Leningen op schuldbekentenis Overige financiële beleggingen Aandeel derden Totaal beleggingen Opbrengst beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten** Beheerkosten beleggingen Beleggingsopbrengsten derden Technische voorzieningen Reserves Reserve koersverschillen Algemene reserve** Reserve toeslagen Voorziening pensioenverplichtingen
* **
met ingang van 2004 ook uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen de vergelijkende cijfers 2003 zijn aangepast in verband met de in 2004 doorgevoerde stelselwijziging.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
3
Personalia Overleden In 2005 ontvielen ons de volgende (gewezen)deelnemers, gepensioneerden en nabestaanden: Deelnemers: De heer W.J. Bitter Mevrouw F.C. de Graaf Mevrouw W.P. Hage Mevrouw J.C.M. Mol Mevrouw W. Reerink De heer J.W. van Servellen De heer P. Zecevic De heer P.A. van Zeeland De heer G. Blom De heer K.A. de Haan Mevrouw B.M. Nanning De heer W.J.M. Overgoor De heer W.J. Peschke Mevrouw E. Smits De heer F.T.E. Hopman Gewezen deelnemers: De heer J.W. Mestrum De heer M.J. van de Velde (overleden 2004) Gepensioneerden: De heer H.A. Kluis De heer J.T. Scheffer De heer P.J.C. Uijens Mevrouw A.J.W.C. van der Aa Mevrouw J.E.M. van den Akker Mevrouw E. Bakker De heer J.P. Bosman De heer W.H. Ebeling De heer J.A. Jager De heer G.W. Jansen De heer P. van Loon Mevrouw J.C. Mollen-Hengeveld De heer L.G.M. van Oorschot De heer L. Saathof De heer A.A.M. Seebregts De heer G. Sprenger Mevrouw J.J. Valk Nabestaanden: Mevrouw A.J. Hennus-Drenth (overleden 2004) Mevrouw A.M.J. Hiddink-Otten (overleden 2004) Mevrouw D. Hofkamp-de Jonge Mevrouw J.M.G. Koken-van Wandelen Mevrouw F. Ludemann-Groote Mevrouw Y.A. Mosheuvel-Ulrich (overleden 2001) Mevrouw H.L. Riemsdijk-Diemer Kool Mevrouw M.F. Verstallen-Span
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
4
Bestuursthema’s op de vergaderingen In het verslagjaar kwam het Bestuur negenmaal, de Raad van deelnemers driemaal en de Adviesraad driemaal bijeen. In de vergaderingen kwamen onder andere de volgende thema’s aan de orde: Financiële ontwikkeling Pensioenfonds Het bestuur heeft in 2003 conform de richtlijnen van DNB een Plan van Aanpak opgesteld dat tot doel heeft het vermogen van het fonds in 2010 op het niveau van 120% van de voorziening pensioenverplichtingen te brengen. Met de streefgrens van 120% in 2010 als uitgangspunt hebben de ANWB B.V. en vakorganisaties in augustus 2003 een akkoord bereikt over een totaalpakket aan benodigde maatregelen dat voorziet in een evenwichtige bijdrage van alle belanghebbenden (werkgever, werknemer en uitkeringsgerechtigden). Het Plan van Aanpak heeft de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad over de periode 2002 – 2010 (op basis van een rekenrente van 4%) als volgt geprognosticeerd.
Dekkingsgraad
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
103,2
106,6
108,6
110,8
112,9
114,6
116,6
118,5
120,2
2009
2010
De realisatie van het Plan van Aanpak verloopt op basis van een rekenrente van 4% als volgt.
Dekkingsgraad
2002
2003
2004
2005
103,2
108,3
114,6
125,9
2006
2007
2008
Op basis van de voorziening pensioenverplichtingen, berekend op gemiddelde marktrente (3,73%), is de dekkingsgraad als volgt. 2002 Dekkingsgraad
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
120,6
Beleggingen In het Plan van Aanpak zijn voor de herstelperiode de volgende rendementen verondersteld (gebaseerd op de strategische beleggingsmix 42,5% zakelijke waarden en 57,5% vastrentende waarden): • •
4,7% rendement over vastrentende beleggingen 7,9% rendement over zakelijke waarden
Het gemiddelde rendement hiervan bedraagt 6,1%. Over 2005 is een rendement gerealiseerd van 14,03%, waardoor evenals in 2004 een beter resultaat werd geboekt dan in het Plan van Aanpak werd geprognosticeerd. Vermogensbeheer Het beheer van de vastrentende waarden is ondergebracht bij Robeco en het beheer van de zakelijke waarden bij ING Asset Management, De Vermogensgroep en Theodoor Gilissen Bankiers. De afdekking van de valutarisico’s is ondergebracht bij Fortisbank.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
5
Jaarverslag 2004 Het jaarverslag over 2004 is in de vergadering van 28 juni 2005 door de Raad van deelnemers goedgekeurd. Op basis van artikel 16 lid 3 van de statuten is het bestuur hiermee decharge verleend. Toeslag pensioenen en aanpassing franchises Per 1 januari 2006 is, evenals per 1 januari 2005, bij de vaststelling van het indexeringspercentage van de ingegane en de premievrije pensioenen alsmede de pensioengrondslagen van arbeidsongeschikten met premievrije voortzetting van de pensioenopbouw voor de pensioenregelingen A, B en MAA rekening gehouden met het herstelplan c.q. plan van aanpak voor de periode 2003 – 2010. Onderdeel van dit plan van aanpak is de beperking van de indexering tot 80% van hetgeen zou volgen uit de ontwikkeling van de afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens. Op grond hiervan bedraagt de verhoging per 1 januari 2006 (80% van 1,376%) zijnde 1,1%. Het bestuur heeft de gepensioneerden geïnformeerd over de achtergrond van de beperking van de indexering. Indexatie blijft afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. In de regeling van Unigarant NV gelden voor in-actieve deelnemers drie verschillende indexatieregelingen, afhankelijk van de periode waarin de deelnemer slaper geworden is en/of pensioen is ingegaan. De verschillende perioden zijn: • Van 1991 tot 2000, waarbij indexatie geschiedt per 1 juli o.b.v. CAO-lonen met als referentiemaand januari. Hierbij geldt een maximum percentage van 3. De verhoging bedraagt per 1 juli 2005 0,5 %. Per 1 juli 2006 bedraagt de indexatie 1,50%. • Van 2000 tot 2004, waarbij indexatie geschiedt per 1 januari o.b.v. CAO-lonen, echter niet gemaximeerd. De referentieperiode hierbij is oktober versus oktober. De verhoging bedraagt per 1 januari 2005 1,1 %. Per 1 januari 2006 bedraagt de indexatie 0,8%. • Voor de periode vanaf 2004 geldt een indexatie per 1 januari o.b.v. de afgeleide CPI alle huishoudens. De referentieperiode is hierbij eveneens oktober versus oktober. Het maximum percentage is in dit geval 4. De verhoging bedraagt per 1 januari 2006 1,45%. De franchise (dat deel van het salaris dat voor de pensioenopbouw buiten beschouwing blijft vanwege de AOW) is in pensioenregeling A gekoppeld aan de ontwikkeling van de AOW. Per 1 januari 2005 is de franchise ongewijzigd en bedraagt € 20.025,- en per 1 januari 2006 is deze verhoogd tot € 20.525,-. De franchise in pensioenregeling B en MAA is per 1 januari 2005 gesteld op € 12.769,-. Per 1 januari 2006 bedraagt de franchise € 12.897,- . De franchise in de pensioenregeling Unigarant is per 1 januari 2005 gesteld op € 12.390,87. Per 1 januari 2005 heeft een verhoging plaatsgevonden naar € 12.639,-. Per 1 januari 2006 zijn twee nieuwe pensioenregelingen voor medewerkers van ANWB, MAA en Unigarant van kracht geworden die een AOW gerelateerde franchise kennen van € 11.566,-. Organisatie Pensioenfonds Na een langdurig ziekbed is tot leedwezen van het Bestuur, Raad van Deelnemers, Adviesraad en directe collega’s mevrouw W. Reerink op 13 december 2005 overleden. In de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds hebben zich geen andere wijzigingen voorgedaan. Actieplan 2004-2006 Het genoemde Actieplan 2004-2006 kent een negental transitietrajecten dat in deze periode gerealiseerd dient te worden in het kader van een verdere professionalisering van het fonds. In 2005 zijn de volgende trajecten opgepakt/uitgevoerd:
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
6
Juridische structuur pensioenfonds Eind 2005 is een principe overeenkomst bereikt tussen Bestuur en Raad van Deelnemers/Adviesraad over de omvorming van vereniging naar stichting en de daarbij behorende medezeggenschap. In 2006 zal een stappenplan worden opgesteld en uitgevoerd met als doelstelling dat de stichting op 1 januari 2007 een feit is geworden. De maatschappelijk brede aandacht voor Pension Fund Governance en de nieuwe Pensioen Wet welke op 1 januari 2007 zal ingaan worden daarin meegenomen. Businessplan pensioenfonds ANWB 2004-2006 In het najaar van 2004 is een eerste blauwdruk van het businessplan opgesteld dat volgens plan in 2005 verder zou worden uitgewerkt. In 2005 werd door het bestuur vastgesteld dat door de snel veranderende omgeving als gevolg van interne- en externe ontwikkelingen de verder uitwerking beter met een jaar kan worden uitgesteld. Managen van financiële ontwikkelingen Nieuwe financiële regelgeving vanuit De Nederlandsche Bank en de Raad voor de Jaarverslaglegging (RJ) heeft een grote invloed op de verslaggeving van pensioenfondsen en werkgevers. Het financiële management van het pensioenfonds heeft in 2005 evenals in 2004 veel energie moeten aanwenden ten behoeve van de sponsor inzake RJ 271. Ten behoeve van DNB is een evaluatie van het herstelpan aangeleverd. In 2006 zal de implementatie van het nieuw Financieel ToetsingsKader (nFTK) voor het pensioenfonds worden voorbereid. Toepassing hiervan zal geschieden met ingang van 1 januari 2007. Pensioenadministratie Met gezamenlijke inspanning van de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds, HRM en de salarisadministratie van de sponsor ANWB alsmede Nationale-Nederlanden is veel energie gestoken in het verbeteren van de pensioenadministratie waarvan de actualiteit en betrouwbaarheid in 2005 op het gewenste niveau zijn gekomen. Per 1 oktober 2005 is de gegevensuitwisseling van Unigarant met de verzekeraar door de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds overgenomen. Aanbesteding pensioen-verzekeraar/administratie De vijfjarige overeenkomst met Nationale-Nederlanden die in november 2004 met een jaar is verlengd liep ultimo 2005 af. Vooruitlopende op een te houden aanbestedingsronde voor de (nieuwe) pensioenverzekeraar/administratie is Nationale-Nederlanden verzocht een nieuw voorstel te doen. Na enige onderhandelingen over dat voorstel is besloten een nieuwe overeenkomst voor vijf jaar met NationaleNederlanden aan te gaan. Deze overeenkomst kan zonder opgave van reden na twee jaar door het bestuur worden omgezet in een driejarige overeenkomst. Hiervoor moet dan wel met terugwerkende kracht een hogere stoplosspremie worden betaald. Communicatieplan Overeenkomstig het communicatieplan is er in 2005 veel aandacht aan de communicatie besteed. In november 2004 is gestart met een vaste rubriek “Jouw pensioen” in het personeelsmagazine “Inzicht”. Het vernieuwde persoonlijk pensioenoverzicht is begin mei als jaaropgave 2004 verstuurd. In september is de website www.pensioenfondsanwb.nl live gegaan. Via deze website wordt veel actuele informatie aan de deelnemers en gepensioneerden verstrekt. In oktober is de pensioenportal/planner via het internet voor werknemers van de ANWB beschikbaar gekomen. Via een persoonlijke inlogcode kan inzicht in de actuele pensioenopbouw worden verkregen. Medewerkers van Unigarant hebben in december een persoonlijk pensioenoverzicht over 2005 ontvangen. In maart 2006 krijgen deze medewerkers eveneens toegang tot de pensioenportal. Inrichting managementrapportages De voorgestelde periodieke managementrapportages bestaande uit Financiële rapportages, Pensioenmanagement rapportages en Overige rapportages, zijn in 2005 nog niet uitgebracht en zijn gepland voor het tweede kwartaal 2006. Arbeidsongeschiktheidsverzekering Het pensioenfonds is middels een driepartijenovereenkomst (ANWB BV, Nationale-Nederlanden NV en Pensioenfonds ANWB) betrokken bij de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van de sponsor ANWB. Op 8 april 2005 is door het Bestuur en de RvD het besluit genomen om de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van de sponsor over te nemen met terugwerkende kracht tot 1 Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
7
januari 2004. De deelnemers zijn over deze wijziging geïnformeerd. In de jaarrekeningen 2004 en 2005 is de overname als zodanig verwerkt. Uitbesteding aan 3e partijen Volgens richtlijnen van DNB moeten pensioenfondsen per 1 februari 2005 beleidsregels bij uitbesteding hebben opgesteld. In de bestuursvergadering van 10 september 2004 zijn de beleidsregels voor het pensioenfonds ANWB vastgesteld. Vervolgens is met de daarvoor gerede partijen het traject opgestart om met elk van hen een overeenkomst van uitbesteding op te stellen, dan wel deze aan te passen. Dit traject was ultimo 2005 nog niet geheel gerealiseerd. Begin 2006 zal dit, voor de laatste vermogensbeheerders, worden afgerond. Pension Fund Governance De principes voor goed pensioenfondsbestuur zijn na consultatie van belangenorganisaties (STAR, CSO, Opf, VB en Verbond van Verzekeraars) in 2005, in een rapport vastgesteld op 16 december 2005. Dit rapport is door de Minister van SZW op 24 januari 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden. De principes richten zich op: • Zorgvuldig bestuur • Intern toezicht • Verantwoording • Deskundigheid • Openheid • Communicatie Het betreft geen verplichte structuren. Pensioenfondsen hebben een inrichtingsvrijheid binnen de hoofddoelstellingen. De Principes zijn vanaf 1 januari 2006 van toepassing en er is twee jaar voor omzetting in concrete maatregelen. Na 1 januari 2008 vindt evaluatie plaats. De implementatie van de Principes binnen het pensioenfonds zal in 2006 plaatsvinden. Gedragscode Pensioenfondsen moeten voldoen aan de bepalingen van de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 en/of de Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen 2004. Aangezien het fonds het vermogensbeheer heeft uitbesteed was AFM toezicht voor het fonds in 2005 niet vereist. De gedragscode die voor het pensioenfonds ANWB is opgesteld is effectief geworden per augustus 2004. Belanghebbenden hebben voor de per april 2005 geactualiseerde gedragscode een verklaring tot naleving ondertekend. Compliance officer is prof. dr. ir. J.M.L. van Engelen, lid van de hoofddirectie van de ANWB BV. Vut, prepensioen en levensloopregeling (VPL) De nieuwe wetgeving rondom het VPL-dossier is een regelmatig terugkerend onderwerp in de bestuursvergaderingen geweest. Op basis van de CAO afspraken die met de ANWB en de afspraken die met de OR van Unigarant zijn gemaakt zijn nieuwe pensioenregelingen ontworpen die voor 31 december 2005 op hoofdlijnen gereed zijn gekomen. De nieuwe pensioenregelingen voor werknemers van ANWB, MAA en Unigarant zijn in de basis gelijk. Het betreft een volledige middelloonregeling met een opbouwpercentage van 2,25% per jaar en de daarvoor geldende fiscale minimum franchise van € 11.566,-. De pensioenleeftijd is op 65 jaar gebracht. Deze pensioenregelingen zijn van toepassing op werknemers die vanaf 1 januari 2006 in dienst komen en voor deelnemers aan de voorgaande regelingen en die geboren zijn na 31 december 1949. Voor laatstgenoemden geldt een overgangsregeling waarvoor binnen de fiscale kaders extra pensioen wordt ingekocht over voorgaande deelnemersjaren. De implementatie van de nieuwe pensioenregelingen en de overgangsregeling zal ook in 2006 nog de nodige aandacht en afstemming met de bestuursorganen en Nationale-Nederlanden vergen. Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) De nieuwe arbeidsongeschiktheidswet heeft invloed op de arbeidsongeschiktheidspensioenen welke in de bestaande en nieuwe pensioenreglementen per 1 januari 2006 worden opgenomen.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
8
Algemeen verslag ontwikkelingen op pensioengebied Ontwikkeling dekkingsgraad Nederlandse pensioenfondsen In een brief van 28 januari 2005 heeft DNB aan de Minister De Geus gerapporteerd over de ontwikkeling van de dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen. Op basis van de traditionele marktrente constateert DNB, dat de negatieve trend die zich vanaf 2000 liet aanzien, in het boekjaar 2003 is doorbroken. Uit de gegevens van de 75 grootste pensioenfondsen die op kwartaalbasis de dekkingsgraad rapporteren blijkt, dat in 2004 het herstel verder heeft doorgezet. Wanneer de waardering van de pensioenverplichtingen plaatsvindt op basis van marktrente (zie ook hierna onder 'Financieel Toetsingskader), is het beeld echter minder optimistisch. Op basis van de waardering op marktwaarde is de financiële positie van pensioenfondsen ondanks de positieve beleggingsresultaten enigszins verslechterd. Ook in 2005 hebben rentedalingen een zware wissel getrokken op de ontwikkeling van de dekkingsgraad van pensioenfondsen. VUT en prepensioen Op 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling Vut/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) in werking getreden. Hierdoor is de fiscale begunstiging voor Vutregelingen en alle pensioenregelingen die eerder dan op 65-jarige leeftijd met pensioen gaan mogelijk maken, vervallen. Voor op 31 december 2004 bestaande VUT- en prepensioenregelingen geldt echter een overgangstermijn van 1 jaar. Binnen deze laatste groep moet daarnaast een onderscheid worden gemaakt tussen werknemers die op 31 december 2004 55 jaar en ouder zijn én werknemers die op dat moment jonger dan 55 jaar zijn. Als gevolg van de nieuwe fiscale regels zullen veel werkgevers en pensioenfondsen noodgedwongen moeten overgaan tot wijzigingen in de bestaande pensioenregeling. Voor werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren, blijft de op 31 december 2004 geldende wetgeving van toepassing. Voor werknemers die op of na 1 januari 1950 geboren zijn, wordt het onmogelijk om fiscaal gefacilieerd eerder met pensioen te gaan. Hiertoe wordt de mogelijkheid om na 31 december 2005 nog prepensioen of overbruggingspensioen op te bouwen, afgeschaft. De mogelijkheid om fiscaal gefacilieerd eerder het levenslange oudedagspensioen in te laten gaan wordt beperkt maar niet afgeschaft. Hierdoor blijft voor 55-minners de optie bestaan om tóch eerder dan op leeftijd 65 jaar met pensioen te gaan. De belastingdienst heeft hiertoe zogenaamde herrekenstaffels gepubliceerd. Door aanvullend overgangsrecht is het mogelijk om de implementatie van de Wet VPL voor bestaande regelingen uit te stellen tot uiterlijk 31 december 2006. Voorwaarde hierbij is dat de werkgever over het bovenmatige deel van de verschuldigde pensioenpremie een strafheffing van 52% voldoet. Het bovenmatige deel van de pensioenpremie kan worden berekend met behulp van de rekenhulp 'Berekenen eindheffing pensioenen 2006' van de belastingdienst. Levensloopregeling Op 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd. Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om periodes van onbetaald verlof te financieren. Werkgevers zijn verplicht de levensloopregeling aan werknemers ter beschikking te stellen. Werknemers mogen maximaal 12% van het brutoloon per jaar in de levensloopregeling sparen tot in totaal 210% van het laatstverdiende loon. Pensioenbedragen die vrijvallen als gevolg van beëindiging van een prepensioen- of vroegpensioenregeling, mogen worden gestort in de levensloopregeling.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
9
Inkoop pensioentekort In het kader van het Sociaal Akkoord wordt de mogelijkheid geboden om een pensioentekort dat in het verleden is ontstaan, gerelateerd aan de huidige pensioenregeling, in maximaal 15 jaren in te halen. In een Uitvoeringsbesluit van 16 juli 2005 wordt in dit verband de werking van artikel 7a en 9a PSW ten aanzien van reparatie van het pensioentekort over het verleden buiten werking gesteld. Voorwaarde is wel dat de reparatie van het pensioentekort moet zijn toegezegd vóór 1 januari 2008. Verder geldt als voorwaarde dat een door de wetgever voorgeschreven disclaimertekst aan de betrokken deelnemer wordt verstrekt. WIA Op 29 december 2005 is de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. De WIA bestaat uit twee regelingen, te weten: De IVA (inkomensvoorziening volledige arbeidsongeschikten): de IVA geldt voor werknemers die voor meer dan 80% arbeidsongeschikt zijn en die geen of slechts een geringe kans op herstel hebben. Een IVAgerechtigde ontvangt een loongerelateerde uitkering van 70% van het eigen dagloon (met als bovengrens het maximum dagloon). De WGA (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten): de WGA kent 2 uitkeringsperiodes: In de eerste periode ontvangt de arbeidsongeschikte een loongerelateerde uitkering. Deze uitkering vult de inkomensachteruitgang in verband met arbeidsongeschiktheid tot 70% van het gemaximeerde dagloon aan. De duur van deze eerste periode is afhankelijk van de leeftijd die de betrokkene heeft op de dag dat de uitkering ingaat en duurt maximaal 5 jaar (de overheid is van plan om deze duur te verkorten tot 3 jaar en 2 maanden). Daarnaast geldt een toegangseis die gerelateerd is aan het arbeidsverleden. In de 39 weken voorafgaand aan de ziekte moet ten minste 26 weken zijn gewerkt. Wie niet aan deze eis voldoet, valt direct in de tweede uitkeringsperiode. In de tweede periode bestaat recht op een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering. Wie tenminste 50% van de resterende verdiencapaciteit benut, heeft recht op een loonaanvullingsuitkering van 70% van het verschil tussen het oude salaris (tot het maximum dagloon) en het verdiende salaris. Degene die minder dan 50% benut, heeft alleen recht op een vervolguitkering (70% van het wettelijk minimumloon, vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage). De inwerkingtreding van de WIA heeft gevolgen voor WAO-gerelateerde pensioentoezeggingen. Zo hebben werknemers, die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden geen WAO-gat meer. Voor werknemers die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden, blijft de WAO gelden. Zij zijn al of worden binnen enkele jaren geconfronteerd met het WAO-gat. Verder zal voor werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden de premiestelling voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen (indien deze voorziening WIA-volgend is) wijzigen, omdat minder mensen voor deze voorziening in aanmerking zullen komen. Hetzelfde geldt voor de premiestelling voor vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid. Pensioenopbouw vanaf 2e ziektejaar en bij arbeidsongeschiktheid Met Minister De Geus van SZW heeft discussie plaatsgevonden over de opvatting van het kabinet met betrekking tot voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Het kabinet is van mening, dat voor de voortzetting van de pensioenopbouw moet worden uitgegaan van het laatstverdiende loon. Dit betekent, dat vanaf het 2e ziektejaar bij een loonsverlaging tot 70% van het oorspronkelijke loon een lagere pensioenopbouw plaatsvindt. Naast een lagere opbouw van het oudedagspensioen ontstaat een extra negatief effect voor de dekking van het nabestaandenpensioen. Bij de behandeling van de 'Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen' is echter een amendement van de kamerleden Depla en Koomen aangenomen, dat het mogelijk maakt om bij AmvB nadere regels te stellen voor de situatie dat het loon wordt verlaagd in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Het kabinet heeft aangegeven dat de AmvB zal worden vormgegeven conform de doelstelling van het amendement. Er zal dus worden bepaald, dat bij een verlaging van het loon wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw kan worden uitgegaan van het loon dat voorafgaand aan de ziekte of arbeidsongeschiktheid werd genoten. Een ander discussiepunt betreft de verplichte aanpassing aan de VPL wetgeving van de pensioenregeling van arbeidsongeschikte gewezen werknemers, die op 1 januari 2005 jonger zijn dan 55 jaar en voor wie voortgezette pensioenopbouw plaatsvindt uit hoofde van vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid. Vanuit het pensioenveld is erop aangedrongen om deze groep van de VPL wetgeving Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
10
uit te zonderen. Onder druk van het parlement heeft het kabinet toegezegd een maatregel te publiceren, waardoor deze groep onder de VPL wetgeving alsnog ongemoeid zal worden gelaten. Pensionfund Governance Nadat de modernisering in het bestuur van ondernemingen enige tijd volop in de belangstelling stond, richt de aandacht de laatste jaren zich mede op modernisering van het bestuur van pensioenfondsen. In 2004 publiceerden de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (Opf) en de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) vrijwel gelijktijdig een set van aanbevelingen respectievelijk een conceptgedragscode over dit onderwerp. In opdracht van het Ministerie van SZW werd, eveneens in 2004, een groot onderzoek gedaan door de onderzoeksbureaus Allen & Overy en Boer & Croon. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft Minister De Geus aan de STAR gevraagd om in samenspraak met het pensioenveld te komen tot zelfregulering. Op 16 december 2005 heeft de STAR de rapportage 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' aan de Minister De Geus aangeboden. De ministerraad heeft de rapportage vervolgens toegezonden aan de Tweede Kamer. Het is de bedoeling dat de uitgangspunten voor goed pensioenfondsbestuur zullen worden verankerd in de Pensioenwet. De 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' bevatten regels met betrekking tot het bestuur van een pensioenfonds, de door het bestuur af te leggen verantwoording aan een verantwoordingsorgaan en het intern toezicht op het bestuur. Eén van de uitgangspunten van de principes is, dat het pensioenfonds zich richt op zijn kerntaken. Hiermee wordt bedoeld: het verstrekken van uitkeringen en het verrichten van werkzaamheden die daarmee rechtstreeks verband houden. Andere activiteiten dient het pensioenfonds onder te brengen in een aparte rechtspersoon, die juridisch gescheiden is van het pensioenfonds. Het pensioenfonds dient in dit verband ook terughoudend te zijn met personele unies. Er moet voldoende afstand worden bewaard tot de ondernemingen waarin in meer of mindere mate wordt deelgenomen. De maatregelen, die het bestuur neemt om dit te bewerkstelligen worden vastgelegd in de 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen'. Met betrekking tot het intern toezicht kan het bestuur kiezen uit een aantal mogelijkheden, te weten (a) visitatie (minimaal eens in de drie jaar) of (b) het instellen van een afzonderlijk orgaan voor intern toezicht. De 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' kunnen vanaf 1 januari 2006 worden toegepast. Het is de bedoeling dat pensioenfondsen de principes binnen twee jaar in concrete maatregelen hebben omgezet. Begin 2008 zal door middel van een evaluatie worden vastgesteld of dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Medezeggenschap bij pensioenfondsen In de 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' wordt (nog) geen specifieke invulling gegeven aan de medezeggenschap van gepensioneerden (en actieve deelnemers) bij pensioenfondsen. De regeling hiervan zal nog twee jaar worden beheerst door het in 2003 gesloten medezeggenschapsconvenant. Het tijdstip van evaluatie van dit convenant is verschoven naar het tijdstip dat ook de 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' geëvalueerd zullen worden (begin 2008). Verlenging van de looptijd van het convenant maakt het mogelijk de beide evaluaties met elkaar te verbinden. Naar aanleiding van de evaluatie(s) zullen de STAR en het CSO in overleg met Opf en VB bezien op welke wijze de medezeggenschap bij pensioenfondsen in de 'Principes voor goed pensioenfondsbestuur' worden opgenomen. De tussentijdse evaluatie op 1 juli 2005 van het medezeggenschapsconvenant wijst overigens uit dat de in het convenant (tussentijds) beoogde doelen niet zijn gehaald. De STAR en het CSO zijn hierover zeer teleurgesteld en hebben aangekondigd in de toekomst niet langer uitsluitend te willen inzetten op zelfregulering van de pensioensector. Zonodig zal worden aangedrongen op het wettelijk verplicht stellen van de afspraken en aanbevelingen uit het convenant. Pensioenwet (PW) De voorgenomen inwerkingtreding van de Pensioenwet (PW) per 1 januari 2006 is uitgesteld. Naar verwachting is de nieuwe datum van inwerkingtreding 1 januari 2007. Na verkregen advies van de Raad van State is het wetsvoorstel op 20 december 2005 bij de Tweede Kamer ingediend. In de PW wordt vastgelegd op welke wijze de verhouding tussen de werkgever, de werknemer (deelnemer) en de pensioenuitvoerder dient te worden geregeld. De PW gaat hierbij uit van een driehoeksverhouding, waarin de verantwoordelijkheden duidelijk worden gescheiden. De relatie tussen werkgever en werknemer (deelnemer) zal moeten worden vastgelegd in een 'pensioenovereenkomst'. In de relatie werkgever en Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
11
pensioenuitvoerder staat de 'uitvoeringsovereenkomst' centraal. De relatie pensioenuitvoerder en werknemer wordt beheerst door het pensioenreglement. Bij herverzekerde pensioenfondsen wordt in de PW altijd het fonds aangemerkt als pensioenuitvoerder. Onder de PSW was het mogelijk dat de herverzekeraar rechtstreeks verantwoordelijk werd naar de (gewezen) deelnemers. In de PW zal veel nadruk liggen op communicatieverplichtingen van de werkgever en de pensioenuitvoerder naar de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Naast de hiervoor genoemde aspecten zullen de uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader in de PW worden opgenomen en worden in de PW regels opgenomen inzake de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars. Verder is in de PW een maximum toetredingsleeftijd (21 jaar) voor deelneming opgenomen. Voorts is bepaald, dat in eindloonregelingen opgebouwde pensioenaanspraken niet mogen worden verminderd ten gevolge van pensioengrondslagverlagingen. Pensioencommunicatie: toezicht door AFM Het nakomen van de communicatieverplichtingen, die voortvloeien uit de PW, zullen onder het gedragstoezicht van de AFM komen te vallen. Vanuit het pensioenveld zijn hiertegen bezwaren ingebracht. De verdeling van het toezicht over AFM en DNB wordt als nadeel gezien, mede omdat overlappingen bestaan op de verschillende toezichtsterreinen. Financieel toetsingskader (FTK) De invoering van de nieuwe methodiek voor toetsing van de financiële opzet van pensioenfondsen, het Financieel toetsingskader (FTK), is door DNB met één jaar uitgesteld naar 1 januari 2007. Naar verwachting zal het FTK worden verankerd in de PW. Bij de beoordeling van de financiële positie van een pensioenfonds onder het FTK zal de marktwaarde van zowel de voorziening voor de pensioenverplichtingen als de beleggingen het uitgangspunt zijn. Het uitstel van de invoering van het FTK betekent niet dat pensioenfondsen in 2006 achterover kunnen leunen. In de eerste plaats zullen pensioenfondsen door DNB worden gevraagd om ultimo 2005 een inschatting te geven van een aantal FTK kengetallen. Daarnaast zullen pensioenfondsen in 2006 inspanningen moeten verrichten om vanaf 1 januari 2007 te voldoen aan het FTK. Over de minimaal te verrichten inspanningen om FTK-proof te worden, zullen de pensioenfondsen in het voorjaar van 2006 door DNB worden geïnformeerd. Tijdens een op 30 september 2005 georganiseerde themamiddag over het FTK heeft DNB een aantal uitgangspunten met betrekking tot het FTK toegelicht. Voor een pensioenfonds met een kapitaalcontract bij een verzekeraar is het FTK volledig van toepassing. Ook pensioenfondsen met garantiecontracten vallen in principe onder het FTK. De solvabiliteitstoets moet worden uitgevoerd. Er moet echter nog worden vastgesteld welke risico's wel of niet in de solvabiliteitstoets moeten worden opgenomen. DNB is hier nog niet helemaal uit, maar kondigde aan vóór 1 februari 2006 in een uitwerkingsnota meer duidelijkheid te verschaffen. Naast de in de vorige alinea door DNB door pensioenfondsen te leveren 'best guess' FTK kengetallen per ultimo 2005 kondigde DNB aan dat pensioenfondsen met een APP-tekort gedurende 2006 een plan van aanpak op FTK-basis moeten indienen. Indexatiematrix Op 13 april 2005 is door Minister De Geus een indexatiematrix gepubliceerd. Deze bevat de gezamenlijk vastgestelde uitkomsten van het overleg tussen het Ministerie van SZW, DNB en de Werkgroep pensioenen van de STAR. De indexatiematrix geeft regels over het indexatiebeleid van pensioenfondsen. De indexatiematrix omschrijft verschillende indexatie-categorieën en geeft per categorie aan hoe het ambitieniveau luidt, hoe de indexatie moet worden gefinancierd, hoe de inhoud van het pensioenreglement moet luiden en hoe over de inhoud van de pensioenregeling en de toegekende indexatie moet worden gecommuniceerd met (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Bij de publicatie van de indexatiematrix schreef Minister De Geus dat de matrix vanaf 13 april 2005 door DNB in haar toezicht op pensioenfondsen zou kunnen worden toegepast. Tijdens een themamiddag op 30 september 2005 heeft DNB echter aangegeven dat de indexatiematrix nog geen wettelijke basis heeft, zodat het gebruik ervan niet kan worden afgedwongen. Wel zullen de besturen van pensioenfondsen in het kader van het toezicht 2006 worden geadviseerd tijdig beleid te ontwikkelen met inachtneming van de indexatiematrix. Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
12
Nieuw besluit over indexatie van pensioenen In een Besluit van 21 januari 2005 van het Ministerie van Financiën zijn nadere fiscale regels uitgevaardigd met betrekking tot indexatie van pensioenen. Het is fiscaal toegestaan te indexeren op basis van een loonof prijsindex of op basis van een vooraf overeengekomen vast percentage. Indexatie op basis van een vast percentage mag tot ten hoogste 3 procent per jaar. Het besluit is ook van toepassing op 'voorindexatie'. Reken- en procedureregels wettelijk recht op waardeoverdracht Op 30 maart 2005 is een nieuw 'Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht' in werking getreden. In het nieuwe besluit zijn de begrippen 'reguliere' en 'niet-reguliere' pensioenregeling anders ingevuld dan voorheen. Vooralsnog ontbreken echter rekenvoorschriften voor de aan de categorie 'regulier' toegevoegde pensioenen (aanspraken waarvoor een kapitaal in euro's verzekerd is). Verder is de verplichting vervallen om een fictieve overdrachtswaarde vast te stellen voor het nabestaandenpensioen in geval de partner niet instemt met overdracht of als een bijzonder nabestaandenpensioen is vastgesteld na echtscheiding. In de nieuwe regeling zijn een aantal wettelijke termijnen in de procedure van waardeoverdracht aangepast. Voor de overdracht van de FVP bijdrage zijn enkele bijzondere regels vastgesteld. Pensioenfondsen en het nieuwe zorgstelsel Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet in werking getreden. Onder deze wet worden pensioenfondsen verplicht op alle uit te betalen pensioenen tot een wettelijk vastgesteld maximum een inkomensafhankelijke bijdrage in te houden en af te dragen aan de belastingdienst. Collectieve DC naar aanleiding van IFRS/Richtlijn 271 Onder druk van de nieuwe accountingregels stond in 2005 het 'Collectieve Defined Contribution model' (Collectieve DC) volop in de belangstelling. Alhoewel dit model in verschillende varianten kan voorkomen, wordt in de meest voorkomende variant uitgegaan van de volgende combinatie: de pensioenopbouw wordt gebaseerd op een middelloonregeling, terwijl gelijktijdig de bijdrage van de werkgever aan het pensioenfonds wordt vastgesteld op een vast bedrag. Een dekkingstekort van het pensioenfonds leidt tot vermindering van toekomstig op te bouwen pensioenen. De werkgever zal niet voor een dekkingstekort kunnen worden aangesproken. Het beleggingsrisico van het pensioenfonds wordt als het ware collectief door de deelnemers gedragen. Alle uitgangspunten van het model moeten transparant aan de deelnemers worden gecommuniceerd. Over Collectieve DC vindt nog veel discussie plaats. De totstandkoming van een Collectieve DC regeling vraagt intensief overleg tussen sociale partners. Uiteraard is ook afstemming met DNB en de belastingdienst een vereiste. Gelijke behandeling (1): leeftijdsdiscriminatie De wetgeving tegen leeftijdsdiscriminatie die per 1 mei 2004 in werking is getreden, moest voor wat betreft de pensioenopbouw geïmplementeerd worden per de eerstvolgende jaarlijkse aanpassingsdatum voor de pensioenen, 1 januari 2005. De impact van deze wetgeving op Nederlandse pensioenregelingen is waarschijnlijk niet onderkend toen de desbetreffende Europese richtlijn is vastgesteld. Vrijwel alle beschikbare premieregelingen moesten aangepast en de veel voorkomende gematigd eindloonregelingen eveneens. De nieuwe wetgeving is in de praktijk niet rechttoe-rechtaan toepasbaar gebleken. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) heeft nog nooit zoveel oordelen omtrent eigen handelen moeten geven. Dit zijn oordelen over situaties die voorgelegd werden door verzekeraars, adviseurs en werkgevers zonder dat er sprake was van een klacht van een werknemer. Bij beschikbare-premieregelingen is er bovendien nog een twistpunt gebleken tussen Minister De Geus en de CGB, die verschillend denken over de mogelijkheid om een deelnemersbijdrage af te leiden van de beschikbare-premiestaffel. Een actuele toepassing van de regels over leeftijdsdiscriminatie is CGB-oordeel 2005-219. Voorgelegd is dat men voor ambtenaren in verband met de VPL-wet verschillende groepen wil onderscheiden in overgangsrecht, met name geboren voor of na 1950 en al dan niet deelnemer bij overgang van VUT naar FPU. De CGB oordeelt dat eventueel leeftijdsonderscheid gerechtvaardigd is omdat sprake is van evenwichtig overgangsrecht en alternatieven ontbreken. Dit oordeel kan breder toegepast worden als bij wijzigingen in pensioenregelingen met het oog op de VPLwetgeving een knip gemaakt wordt naar deelnemers geboren voor 1950 en jongeren. Van groot belang daarbij zijn de detailkeuzes in het totale pakket van pensioen, VUT en levensloop. Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
13
Gelijke behandeling (2): keuzerecht Met de wetgeving waarmee per 2002 het keuzerecht is ingevoerd, zijn ook aanpassingen geregeld die pas per 1 januari 2005 geïmplementeerd moesten worden: Beschikbare-premieregelingen moeten gegarandeerd of theoretisch gelijke pensioenen opleveren voor mannen en vrouwen; verzekeraars hebben sekseneutrale tarieven geïntroduceerd om de garantiemethode te kunnen ondersteunen. In beschikbare-premieregelingen en zogeheten streefregelingen moeten individuele keuzemogelijkheden sekseneutraal worden uitgevoerd, en daarvoor moeten de ruilfactoren in reglementen vastgelegd worden. Dit betreft niet alleen ruil van NP naar OP, maar ook bijvoorbeeld pensioenvervroeging. Afkoop van kleine pensioenen bij ingang (of emigratie) zal sekseneutraal moeten plaatsvinden. Gelijke behandeling (3): korting groot leeftijdsverschil Met belangstelling wordt de jurisprudentie gevolgd over het al dan niet discriminerend karakter van het korten van het nabestaandenpensioen in geval van groot leeftijdsverschil tussen de partners. Al vaker had de CGB gesteld dat hiermee indirect onderscheid naar geslacht plaats vindt, maar rechters hadden tegengesteld geoordeeld. Op 8 november 2005 heeft het Gerechtshof Den Bosch in hoger beroep over de kortingsregel bij het ABP geoordeeld. Het Hof is van mening dat het ABP onvoldoende heeft aangedragen ter rechtvaardiging van de indirecte discriminatie, nu het gekozen middel te grofmazig is voor het bereiken van het gestelde doel. Dit arrest geeft een nieuwe impuls om bepalingen over het korten van nabestaandenpensioen bij groot leeftijdsverschil te heroverwegen. Gelijke behandeling (4): kostwinnersfranchise Eveneens belangwekkend is de strijd om de zogeheten kostwinnersfranchises. De CGB heeft in ondermeer oordeel 2004-34 gesteld dat franchises die afgeleid zijn van de AOW voor een echtpaar indirect discriminerend zijn voor vrouwen. Voor de ABP-regeling heeft vervolgens de kantonrechter in Heerlen in juli 2005 de argumentatie van de CGB van tafel geveegd. Daarna is de zaak opnieuw voor de CGB gebracht, waarbij de CGB met oordeel 2005-212 laat weten bij het oude standpunt te blijven. Overigens is voor de CGB ook de 'alleenstaandenfranchise' taboe. Gezien het grote financiële belang zal hierover het laatste woord nog niet gesproken zijn. Walvis en Wfsv (Wet financiering sociale verzekering) Op grond van de Wet Walvis en de Wfsv worden de loonbegrippen, zoals deze gehanteerd worden voor belastingwetgeving, volksverzekeringen en werknemersverzekeringen geharmoniseerd. De achtergrond hiervan is dat werkgevers vanaf 1 januari 2006 een gecombineerde aangifte gaan doen voor loonbelasting, premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen. Voor pensioenfondsen die (blijven) werken met een eigen eenvoudige definitie van het pensioengevend loon heeft de uniformering van het loonbegrip geen gevolgen voor de hoogte van de pensioenaanspraken, omdat simpelweg niet wordt gewerkt met het uniform loonbegrip. Pensioenfondsen die wel werken met het uniform loonbegrip, kunnen overwegen de eventuele negatieve effecten van de uniformering te repareren. Nieuw uitvoeringsmodel voor pensioenfondsen? Op 18 maart 2005 reageerde de STAR op het door Minister De Geus gevraagde advies over de notitie 'Een nieuw uitvoeringsmodel voor pensioenfondsen?'. In deze notitie wordt een uitvoeringsmodel verkend voor pensioenfondsen tegen de achtergrond van een te verwachten toenemende druk vanuit Europa om de Nederlandse pensioeninstellingen vrij op de markt te laten opereren. Het uitvoeringsmodel gaat uit van een verplichte scheiding tussen bestuur en uitvoeringsorganisatie van pensioenfondsen. Het pensioenfondsbestuur wordt dan verplicht om alle uitvoerende taken uit te besteden. De uitbesteding van de uitvoerende taken geschiedt op de vrije markt. De primaire beleidsverantwoordelijkheden zouden echter niet mogen worden uitbesteed. Een ander uitgangspunt van het uitvoeringsmodel is, dat de toetredingsmogelijkheden tot bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen worden verruimd. In haar reactie op het uitvoeringsmodel geeft de STAR echter aan niet achter de analyse van het kabinet te staan. Volgens de STAR zijn er op dit moment voldoende waarborgen in de Europese jurisprudentie en de Europese regelgeving voor het onbelemmerd functioneren van het huidige Nederlandse stelsel. Bovendien verwacht de STAR dat deze situatie op de langere termijn niet zal wijzigen. De STAR adviseert het kabinet dan ook om geen vervolg te geven aan de verkenning en het uitvoeringsmodel geen plaats te geven in de Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
14
Pensioenwet als enig toegestaan model. Volgens de STAR is het beter om de huidige regeling inzake taakafbakening van pensioenfondsen te handhaven. Bestuurderstoets voor pensioenfondsbesturen In antwoord op door Minister De Geus gestelde vragen heeft DNB aangegeven te inventariseren of de inhoud en uitvoering van de deskundigheidstoets voor pensioenfondsbesturen voldoende adequaat is. DNB sluit niet uit dat de uitkomst van de inventarisatie zal leiden tot een verscherping van de huidige deskundigheidstoets. Uniform pensioenoverzicht Op 26 oktober 2005 hebben de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, het Verbond van Verzekeraars en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen een convenant getekend, waarin is afgesproken dat deze organisaties zich serieus zullen inspannen om hun leden het Uniform Pensioenoverzicht te laten invoeren. Het Uniform Pensioenoverzicht is bedoeld om pensioenoverzichten van verzekeraars en pensioenfondsen inzichtelijker en onderling vergelijkbaar en optelbaar te maken. Voor de implementatie van het Uniform Pensioenoverzicht is een handleiding beschikbaar. De beoogde datum van implementatie is 1 januari 2007. Doorwerken na leeftijd 65 Het kabinet is van mening dat belemmeringen, die doorwerken na leeftijd 65 bemoeilijken, moeten worden weggenomen. Om dit onderwerp goed in kaart te kunnen brengen is advies gevraagd aan de STAR en een aantal andere organisaties. Het advies van de STAR is op 14 november 2005 aan de Staatssecretaris van SZW gestuurd. De STAR is van oordeel dat een hogere arbeidsdeelname van ouderen, ook van 65-plussers, op grond van sociale en economische overwegingen wenselijk en noodzakelijk is, maar acht het tevens gewenst dat het ontslagbeding (zoals opgenomen in veel CAO's) bij het bereiken van leeftijd 65 blijft toegestaan. Het is aan de werkgever en de werknemer om in onderling overleg te bepalen of op grond van een nieuwe arbeidsovereenkomst kan worden doorgewerkt. Gezien dit gegeven is de STAR van mening dat ondanks het in CAO's opgenomen ontslagbeding geen sprake is van belemmeringen voor het doorwerken na leeftijd 65. Wel constateert de STAR een fiscale belemmering, namelijk het verplicht ingaan van het oudedagspensioen na actuariële herrekening bij pensioenuitstel na leeftijd 65. Een kleinere belemmering is het gegeven dat de meeste pensioenregelingen niet uitgaan van actieve voortgezette pensioenopbouw na leeftijd 65.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
15
Verzekerden Algemeen Per 31 december 2005 bedraagt het aantal actieve deelnemers in het Pensioenfonds 4739, te weten 2569 mannen en 2170 vrouwen. In vergelijking tot het vorig jaar een afname van 72. De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers per 31 december 2005 is 54:46 (2004: 54:46). Netto aanwas De netto aanwas is de afgelopen vijf jaar als volgt: 2005
2004
2003
2002
2001
-47 -25
12 74 ____
- 20 23 ____
182 135 ____
134 228 ____
-72 ____
86 ____
3 ____
317 ____
362 ____
Mannen Vrouwen Totaal
Specificatie mutaties deelnemers
Stand per 1 januari Vermeerdering door: • Indiensttreding • Herintreding
Vermindering door: • Pensionering • Overlijden • Uitdiensttreding • Andere oorzaken
mannen 2004 2005
vrouwen 2004 2005
totaal 2004 2005
2.616
2.604
2.195
2.121
4.811
4.725
188 2
424 2 _____
357 5
228 11 _____
545 7
652 13 _____
2.806
3.030
2.557
2.360
5.363
5.390
37 12 103 85
39 6 75 294 _____
11 4 175 197
8 1 136 20 _____
48 16 278 282
47 7 211 314 _____
2.569 ____
2.616 _____
2.170 ____
2.195 _____
4.739 ____
4.811 _____
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
16
Gewezen deelnemers
Stand per 1 januari Vermeerdering door: • Uitdiensttreding • Andere oorzaken
Vermindering door: • Ingegaan ouderdomspensioen • Overlijden • Herintreding • Reserveoverdracht • Andere oorzaken Stand per 31 december
2005
2004
1.979
1.863
278 0 _____
211 0 _____
2.257
2.074
8 2 7 44 2 _____
19 4 13 56 3 _____
2.194 _____
1.979 _____
Inkomende en uitgaande reserveoverdrachten In 2005 zijn er 71 reservewaarden van pensioenverzekeringen (€ 593.644,64) overgedragen aan andere pensioenfondsen, terwijl er 80 reserveoverdrachten (€ 1.782.514,23) naar het Pensioenfonds ANWB hebben plaatsgevonden. In 2004 was het aantal waardeoverdrachten respectievelijk 96 en 182. De daarmee gepaard gaande waarden bedroegen € 803.905,42 respectievelijk € 2.434.232,46.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
17
Uitkeringen Pensioenuitkeringen Ultimo het verslagjaar bedroeg volgens opgave van Nationale-Nederlanden Pensioenverzekering N.V. het aantal pensioentrekkenden 1249 en de totale pensioenuitkeringen € 13.070.063,29. Aantallen Ouderdoms- Nabestaandenpensioen pensioen 2004 2005 2004 2005 Stand per 1 januari Vermeerdering door: • Pensionering • Andere oorzaken
Vermindering door: • Overlijden • Afloop • Andere oorzaken
Stand per 31 december
631 57 0 _____ 688 17 0 0 _____ 671
595
280
267
66 26 24 0 0 0 _____ _____ _____ 661
306
291
24 8 4 0 0 0 6 0 7 _____ _____ _____ 631
298
280
WezenPensioen 2005 2004 39
265
281
4 2 5 21 0 0 0 0 ____ _____ _____ _____ _ 43
41
270
302
0 0 5 2 3 2 25 35 0 0 0 0 ____ _____ _____ _____ _ 40
Pensioenbedragen op jaarbasis De pensioenbedragen per jaar (in euro’s) bedragen per 31 december: Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
39
Arbeidsong. Pensioen 2005 2004
39
240
265
2005
2004
8.621.015 2.953.719 116.638 1.378.691 __________
7.983.437 2.859.037 114.997 1.437.478 __________
13.070.063 __________
12.394.949 __________
Wettelijke pensioenvoorzieningen Uitkeringsbedragen AOW (in euro’s) in de laatste drie jaar 1 januari 2003 2004 2005
AOW voor twee met elkaar gehuwde rechthebbenden van 65 jaar en ouder 15.699 15.884 16.016
AOW voor ongehuwden 11.409 11.566 11.671
In de genoemde jaarbedragen is de vakantie-uitkering opgenomen.
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
18
Wettelijke pensioenvoorzieningen (vervolg) Met ingang van 1 januari 2003 2004 2005
Anw voor nabestaande maximum Anw zonder Anw halfwezenuitkering met kind(eren) < 18 jaar kinderen (geboren voor 1en die vóór 1- 7-1996 een 1-1950 of AWW-uitkering ontving overgangsregeling) 12.300 2.837 12.486 2.857 12.535 2.865 -
Overlevingstafels Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de overlevingstafels GBM/V 1990- 1995 met inachtneming van de volgende leeftijdcorrecties: Mannen Voor (gewezen) deelnemers geldt een leeftijdsterugstelling van één jaar tot de pensioendatum en twee jaar na de pensioendatum. Voor medeverzekerde mannen wordt de leeftijd met twee jaar teruggesteld. Vrouwen Voor (gewezen) deelnemers geldt een leeftijdsterugstelling van één jaar tot de pensioendatum en drie jaar na de pensioendatum. Voor medeverzekerde vrouwen wordt de leeftijd met drie jaar teruggesteld. Rekenrente De rekenrente bedraagt 3,73 % op jaarbasis (2004: 4 %).
Den Haag, 21 juni 2006
Het bestuur van de vereniging “Het pensioenfonds voor het personeel van de ANWB”
mr. G.H.N.L. van Woerkom voorzitter
Jaarverslag 2005 Vereniging ‘Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB.’ Juni 2006
ir. S. Venema secretaris
19