Jaarverslag 2013
Inhoud Profiel
.............................................................................................................................2
Kerncijfers............................................................................................................................4 Samenstelling bestuur en commissies................................................................................7 Jaarverslag 2013..................................................................................................................8 Verslag bestuur........................................................................................................................9
1. Structuur, bestuur en functionarissen............................................................................9
2. Commissies.................................................................................................................9
3. Pensioenbureau.........................................................................................................10
4. Pensioenen................................................................................................................11
5. Financieel toetsingskader (FTK)..................................................................................13
6. Risicobeleid...............................................................................................................13
7. Beleggingen...............................................................................................................18
8. Actuariële resultaten..................................................................................................26
9. Herstelplan................................................................................................................27
10. Wet- en regelgeving.................................................................................................29
11. Toekomstverwachting...............................................................................................32 Verslag verantwoordingsorgaan...............................................................................................33 Verslag intern toezicht............................................................................................................34 Jaarrekening.......................................................................................................................35
Balans per 31 december 2013........................................................................................36
Staat van baten en lasten over 2013...............................................................................37
Kasstroomoverzicht over 2013........................................................................................38
Toelichting op de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht..............40
Overige gegevens..........................................................................................................58
Actuariële verklaring...............................................................................................................59 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant................................................................61
Profiel Stichting-Telegraafpensioenfonds is één van de financiële dienstverleners voor Telegraaf Media Groep N.V. en haar (ex)medewerkers op het gebied van pensioenen in Nederland.
Er zijn keuzemogelijkheden in de regeling ingebracht zoals de uitruilmogelijkheden van ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen, mogelijkheden om de pensioeningangsdatum te vervroegen, hoog-laag variëring etc.
Het fonds voert collectieve regelingen tijdig en betrouwbaar uit. Het fonds geeft zijn deelnemers onafhankelijk, klant- en persoonsgerichte adviezen op pensioengebied voor wat betreft de uitgevoerde regelingen.
Het fonds heeft een gedegen communicatiebeleid. Nieuwe deelnemers ontvangen van de werkgever een USB-stick met de meest recente documenten van het fonds waaronder statuten en reglement met bijlagen, spaarmodulereglement alsmede de brochure ´Hoe zit het met mijn pensioen´. Er is een internetsite (www.telegraafpensioenfonds.nl) en bij het pensioenbureau kan iedere deelnemer terecht voor nadere informatie.
Het personeelsbestand van het fonds bestaat uit acht medewerkers, waarvan een deel parttime werkt. Het fonds kent geen toetredingsleeftijd. Eind 2013 zijn er in totaal 6.756 deelnemers onder te verdelen naar 2.070 actieve deelnemers, 3.392 gewezen deelnemers en 1.294 gepensioneerden en/of nabestaanden.
Tevens ontvangen de deelnemers een aantal nieuwsbrieven per jaar. Actieve deelnemers ontvangen jaarlijks actuele informatie over hun pensioensituatie. Gewezen deelnemers ontvangen iedere vijf jaar een opgave van de actuele pensioensituatie.
Het fonds beheert een vermogen van ruim € 0,8 miljard. Naast een goed pensioen, ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen op spaarbasis, biedt het fonds aanvullende zekerheden zoals op het gebied van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA).
NIEUWSBRIEF
NIEUWSBRIEF SBRIEF Toekomstverwachting Besluit tot indexatie over 2012 Het pensioenfonds streeft ernaar de door u opgebouwde pensioenaanspraken onder bepaalde voorwaarden aan te passen aan de prijsontwikkeling. Deze aanpassing wordt indexatie of toeslag genoemd.
Voor deze voorwaardelijke toeslag-toezegging is geen bestemmingsreserve gevormd en er wordt geen premie voor betaald. Het consumentenprijsindexcijfer over de periode van oktober 2011 – oktober 2012 bedroeg 2,91%.
De indexatie van uw pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden.
Het bestuur heeft besloten om de pensioenaanspraken per 1 januari 2013 niet te verhogen met de berekende prijsinflatie van 2,9%
Evaluatie huidige herstelplan 2013
het herstelplan voor 2013 is een dekkingsgraad van 104,1% eind 2013 realiseerbaar. Het fonds behoeft hierdoor op dit moment geen aanvullende maatregelen aan te kondigen.
Wanneer de dekkingsgraad van het Telegraafpensioenfonds op 31 december 2013 onder de grens van 104,1% ligt, zullen de pensioenaanspraken en pensioenrechten gekort moeten worden. Om de minimaal vereiste dekkingsgraad 104,1% te bereiken heeft het fonds zoals bekend begin 2009 een herstelplan opgesteld. Eén van de herstelmaatregelen die we daarin vastlegden, is inmiddels ingevoerd, een indexatiestop. In januari 2013 is dit herstelplan geëvalueerd. In bovenstaande grafiek kunt u zien dat de dekkingsgraad vanaf begin 2009 een grillig verloop heeft gehad. Vooral de sterk dalende rente maar ook de toegenomen levensverwachting hebben de dekkingsgraad negatief beïnvloed. Volgens het huidige herstelplan heeft het fonds tot eind 2013 de tijd om op de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% te komen. Uitgaande van de stand van de dekkingsgraad van 100,1% per 31 december 2012 en de prognoses in
Omdat in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat de komende vijf jaar een premie verschuldigd is van maximaal 25,5% is het niet mogelijk om een aanvullende premie aan de werkgever te vragen. Desondanks heeft het bestuur van het pensioenfonds aan de werkgever gevraagd of zij naast de 25,5% premie, een extra premie wil bijstorten. De werkgever heeft hier negatief op gereageerd. Het pensioenfonds is hierdoor genoodzaakt tot het nemen van een ingrijpende maatregel als ”korten” (naast de reeds genomen maatregelen) als de 104,1% per eind 2013 niet gehaald gaat worden. De opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers en ook de ingegane uitkeringen zullen op dit moment nog niet gekort worden. Gelet op de dynamiek van de financiële markten kunnen tegenvallers niet worden uitgesloten. Dan zou er alsnog gekort moeten worden. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.
Jaarverslag 2013 l pagina 2
Dekkingsgraad De financiële positie van het fonds per 31 december 2012 is onvoldoende met een dekkingraad van 100,1% (2011: 97,4%) op basis van de uFR-rekenrente van 2,44%. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2012 bedroeg 116,3% (2011: 117,5%). Er is bij het fonds sprake van een dekkingstekort (€ 34 miljoen) en een reservetekort (€ 137 miljoen). Dekkingsgraad Voor pensioenfondsen is de hoogte van de dekkingsgraad een maatstaf voor de financiële positie van het fonds. De dekkingsgraad is een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen het aanwezige vermogen van het pensioenfonds enerzijds, en de contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken anderzijds. Bij een dekkingsgraad van 100% is er exact genoeg om de opgebouwde pensioenverplichtingen na te komen. De beschikbare financiële middelen bestaan uit (beursgenoteerde) aandelen en obligaties. De verplichtingen moeten worden herrekend met een door de De Nederlandsche Bank (DNB) verplicht voorgeschreven rekenrente. Dekkingstekort Een dekkingstekort houdt in dat ons fonds een dekkingsgraad heeft die lager is dan 104,1%. Reservetekort Pensioenfondsen moeten extra vermogen aanhouden om bepaalde risico’s op te vangen. Te denken valt aan het risico van waardedaling van de aandelen en andere beleggingen of een daling van de rente. Ook loopt een pensioenfonds het risico dat mensen langer leven dan verwacht. Voor al deze risico’s heeft DNB minimale eisen gesteld aan het extra aan te houden vermogen. Dit wordt ook wel de benodigde dekkingsgraad genoemd. In ons geval moet dit thans 116,3% zijn. In geval van een dekkings- of reservetekort moet een pensioenfonds een herstelplan bij DNB indienen. Dit herstelplan dient door DNB goedgekeurd te worden. Rekenrente Pensioenfondsen moeten de rekenrente van DNB gebruiken voor het vaststellen van hun dekkingsgraad. Door de crisis is de rente die op de kapitaalmarkten wordt gehanteerd flink gedaald. Het gevolg is dat ook de rekenrente veel lager is, waardoor het vermogen
wwww.telegraafpensioenfonds.nl
wwww.telegraafpensioenfonds.nl
NIEUWSBRIEF
juli 2013
MAART 2013
oktober 2013
van de fondsen langzamer groeit dan voorheen. De dekkingsgraad neemt daardoor af, wat in het ergste geval kan leiden tot verlaging van de pensioenaanspraken en -rechten. Herstelplan Het bestuur heeft op 5 februari 2013 de evaluatie van het herstelplan bij DNB ingediend. Hieruit blijkt dat het fonds binnen de gestelde termijn kan herstellen uit de dekkingstekort situatie. Op 28 maart 2013 heeft DNB ingestemd met het ingediende evaluatieplan. Bij de opstelling van de evaluatie zijn een aantal aannames voor de toekomst gedaan. Als deze aannames niet uitkomen dan kan het zijn dat het herstelplan niet gehaald wordt. De dekkingsgraad herstelt zich op dit moment niet op de manier die het bestuur voor ogen had. Dit betekent dat we nu achterlopen op het ingediende herstelplan. De dekkingsgraad fluctueert van dag tot dag. Maandelijks melden we de actuele dekkingsgraad op onze internetsite. Op 31 december 2013 moet de dekkingsgraad van het fonds op minimaal 104,1% staan. Bij een stand lager dan 104,1% zal het bestuur moeten besluiten om de pensioenen alsnog te korten. In een aparte nieuwsbrief komen wij in oktober 2013 terug op een eventuele te nemen kortingsmaatregel.
Jaarrekening 2012 Met behulp van enige kerncijfers zullen we de jaarrekening voor u samenvatten. Mocht u naar aanleiding van deze cijfers nog meer willen weten neem dan contact met ons op zodat wij uw vragen kunnen beantwoorden. Samenstelling van het deelnemersbestand: Aantal deelnemers Aantal vertrokken deelnemers
31-12-2012 2.328 3.060
35,5% 46,6%
31-12-2011 2.463 2.883
38,4% 44,9%
Aantal gepensioneerden
1.176
17,9%
1.072
16,7%
Totaal
6.564
100,0%
6.418
100,0%
>> www.telegraafpensioenfonds.nl
Gaat uw pensioenfonds korten of toch niet? Voor alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden van Stichting telegraafpensioenfonds (tpf) is 31 december 2013 van groot belang. op basis van de gegevens die dan bekend zijn – de dekkingsgraad - moet beslist worden of en met welk percentage uw pensioenaanspraak of –uitkering gekort wordt per 1 april 2014. Bepalend voor dat besluit is of er op dat ogenblik minimaal € 104,10 beschikbaar is voor elke € 100,00 die bij ons pensioenfonds als verplichting is opgebouwd. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn dan verplicht De Nederlandsche Bank (DNB) ons over te gaan tot een zodanige verlaging van alle rechten en uitkeringen dat dit minimumbedrag wel wordt bereikt. Huidige stand van zaken Op 31 augustus 2013 is de stand berekend op € 101,70. Dit is dus nog fors onder het streefbedrag van € 104,10. De vooruitzichten zijn derhalve op dit moment niet erg hoopgevend. Nu is deze stand een momentopname en als u de maandelijkse cijfers op onze website (www.telegraafpensioenfonds.nl) volgt, zult u hebben gezien dat de dekkingsgraad van maand tot maand grote verschillen vertoont. Dit is het
Dekkingsgraad: een percentage dat de verhouding uitdrukt tussen het aanwezige vermogen van het pensioenfonds enerzijds en de waarde op hetzelfde moment van alle pensioenaanspraken en -uitkeringen.
gevolg van diverse factoren, waarvan de rentestand een heel belangrijke is. De minder rooskleurige situatie waarin we als fonds verkeren is niet uniek. Op de televisie en in de kranten wordt geregeld bericht over pensioenfondsen die onvoldoende dekking hebben. Op 1 april van dit jaar hebben tientallen fondsen er toe moeten besluiten om tot korting van pensioenaanspraken en -uitkeringen over te gaan. Het merendeel heeft door de financiële crisis vanaf 2008 de vaak forse buffers waarover werd beschikt als sneeuw voor de zon zien verdwijnen.
Daarnaast speelt ook een rol dat we gemiddeld genomen steeds ouder worden. Dit betekent dat het pensioenfonds ook langer pensioen moet uitbetalen. Om te kunnen bepalen hoeveel er gereserveerd moet worden om het toegezegde pensioen uit te betalen wordt gebruik gemaakt van zogenoemde overlevingstabellen. Eind 2010 zijn de verplichtingen al aangepast aan de hogere levensverwachting die toen voorzien werd en eind 2012 heeft deze aanpassing nogmaals plaatsgevonden.
overlevingstafels: geeft aan wat de levens- en sterftekansen van mannen en vrouwen zijn afhankelijk van de bereikte leeftijd. De overlevingstafels worden gebruikt bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en de pensioenpremies.
In totaal is de dekkingsgraad van Tpf als gevolg van de hogere levensverwachtingen tussen 2009 en 2013 met 10% verlaagd. We keren terug naar 31 december 2013. Waarom is juist die datum bepalend? Daarvoor moeten we terug naar 2008. Omdat veel pensioenfondsen in dat jaar een deel van hun buffers verloren door slechte beleggingsresultaten, moesten zij een herstelplan indienen om de buffers weer op peil te brengen. Daarvoor was een aantal maatregelen beschikbaar. Zoals het verhogen van de premie, het achterwege laten van de indexatie met het gestegen prijspeil en als ‘laatste redmiddel’ het verlagen van zowel ingegane pensioenen als toekomstige rechten op uitkeringen. Dat laatste om de pijn zo eerlijk mogelijk over alle deelnemers te verdelen. Ook Tpf heeft op 26 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB en dit is op 14 juli 2009 goedgekeurd. De termijn van het herstelplan loopt af per 31 december 2013. Begin 2009 stond de gemiddelde marktrente op 3,56%. In de daarop volgende jaren >>>
Kerncijfers Aantal actieve deelnemers Aantal gewezen deelnemers Aantal gepensioneerden / nabestaanden Totaal
2013 2012 2011 2010 2009 2.070 2.328 2.463 2.607 2.732 3.392 3.060 2.883 2.633 2.394 1.294 1.176 1.072 976 902 6.756 6.564 6.418 6.216 6.028
Verhouding actieven : totaal
30,6%
Bijdragen werkgevers / werknemers (€ 000)1 Gemiddeld per actieve deelnemer (€)
18.265 20.199 20.733 18.015 21.8344 8.824 8.677 8.418 6.910 6.9845
Pensioenuitkeringen (€ 000) Gemiddeld per pensioengerechtigde (€)
22.409 17.318
Toeslag van pensioenaanspraken: Berekende toeslag Toegekende toeslag Toegekend in procenten Vastgoedbeleggingen (€ 000) Aandelen (€ 000) Vastrentende waarden (€ 000) Liquide middelen en kortlopende deposito’s6 (€ 000) Overige7 (€ 000) Totale beleggingen (€ 000) Totaal rendement Rentetermijnstructuur
35,5%
20.656 17.565
38,4%
18.749 17.490
41,9%
17.634 18.068
45,3%
16.033 17.775
1,6% 2,9% 2,6% 1,6% 0,7% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 57,1% 48.912 47.802 38.836 45.038 28.550 293.732 262.574 233.662 245.774 223.774 514.840 524.675 460.278 399.162 401.287 17.163 6.057 8.064 14.897 435 11.701 12.304 11.352 10.508 2.847 886.348 853.412 752.192 715.379 656.893 4,02% 13,13% 4,99% 8,67% 13,36% 2,77% 2,44% 2,74% 3,46% 3,88%
Pensioenvermogen8 (€ 000) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds (€ 000)
872.385 841.509 743.074 702.973 646.423
Nominale dekkingsgraad
107,4% 100,1% 97,4% 106,9% 112,1%
1 2 3 4 5 6 7 8
812.566
840.955
763.137
657.791
576.654
Vanaf het boekjaar 2006 wordt op basis van de financieringsovereenkomst een kostendekkende premie betaald. Bijdrage is inclusief eenmalige bijdrage ad € 1,78 miljoen inzake premievrijstelling WAO werkgeversgedeelte. Gecorrigeerd voor de eenmalige bijdrage inzake premievrijstelling WAO werkgeversgedeelte. Bijdrage is inclusief eenmalige aflossing HDC Media ad € 2,75 miljoen. Gecorrigeerd voor de eenmalige bijdrage HDC Media. Deposito’s korter dan een maand en saldi op beleggingsrekeningen, inclusief liquide middelen uit hoofde van ontvangen collateral. Lopende interest, te vorderen dividenden, terug te betalen onderpand, en passiva en activa inzake derivaten. Jaren 2004 t/m 2009 op licht afwijkende grondslag. Pensioenvermogen: het eigen vermogen, technische voorzieningen en overige voorzieningen.
Jaarverslag 2013 l pagina 4
Kerncijfers Aantal actieve deelnemers Aantal gewezen deelnemers Aantal gepensioneerden / nabestaanden Totaal
2008 2007 2006 2005 2004 2.867 2.937 2.984 3.140 3.225 2.084 1.794 1.469 1.222 1.080 838 780 722 669 623 5.789 5.511 5.175 5.031 4.928
Verhouding actieven : totaal
49,5%
53,3%
57,7%
62,4%
65,4%
Bijdragen werkgevers / werknemers (€ 000)1 21.8712 19.709 20.005 18.046 16.684 Gemiddeld per actieve deelnemer (€) 7.0083 6.710 6.704 5.747 5.173 Pensioenuitkeringen (€ 000) Gemiddeld per pensioengerechtigde (€)
14.692 17.532
Toeslag van pensioenaanspraken: Berekende toeslag Toegekende toeslag Toegekend in procenten
13.118 16.818
12.050 16.690
10.586 15.824
9.417 15.116
2,8% 1,6% 0,9% 1,6% 1,4% 0,0% 1,6% 0,9% 1,0% 1,0% 0,0% 100,0% 100,0% 62,5% 71,4%
Vastgoedbeleggingen (€ 000) Aandelen (€ 000) Vastrentende waarden (€ 000) Liquide middelen en kortlopende deposito’s6 (€ 000) Overige7 (€ 000) Totale beleggingen (€ 000)
20.743 161.688 375.288 11.919 3.534 573.172
Totaal rendement Rentetermijnstructuur
-11,62% 0,80% 8,00% 11,70% 8,10% 3,56% 4,85% 4,25% 4,00% 4,00%
Pensioenvermogen8 (€ 000) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds (€ 000)
564.032 628.596 617.478 563.427 494.613 554.249
Nominale dekkingsgraad
101,8% 145,5% 136,4% 125,8% 122,7%
25.261 249.151 353.481 8.311 898 637.102
432.092
33.413 250.244 323.677 16.000 664 623.998
452.701
28.133 239.694 285.101 8.900 1.599 563.427
447.724
23.190 178.134 281.385 13.000 -1.096 494.613
403.268
Jaarverslag 2013 l pagina 5
Totale beleggingen t.o.v. verplichtingen
x € 1.000 900.000 800.000 700.000 600.000 500.000
Beleggingen
400.000
Verplichtingen
300.000 200.000 100.000 2003
2004
Jaarverslag 2013 l pagina 6
2005
2006
2007
2008 Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
Samenstelling bestuur en commissies per 22 mei 2014: Bestuur Naam
Functie
mr. G.H.J. van Arkel Voorzitter Vacature1 A.J. Reekers MA Drs. M. Visser-Moos H.W. Schaap Secretaris A. van Leeuwen J. van den Hoff AA N.O. Neumann
Vertegenwoordiging
Sinds
Einde zittingsduur
Werkgever Werkgever Werkgever Werkgever Deelnemers Pensioengerechtigden Deelnemers Deelnemers
01-05-2009
01-06-2014
15-05-2007 22-09-2011 01-06-1984 01-06-2012 07-09-2010 22-09-2011
01-06-2016 01-06-2017 01-06-2014 01-06-2016 01-06-2017 01-06-2015
Dagelijks bestuur
Communicatiecommissie
Naam Functie mr. G.H.J. van Arkel B Voorzitter H.W. Schaap B Secretaris
Naam Functie drs. M. Visser-Moos B Voorzitter A. van Leeuwen B Vice voorzitter M. Krijnen I C. Besjes- van Gelder E H. Niesten RA P C. den Heijer-Philippo P
Vermogens- en risicobeheercommissie Naam Functie mr. G.H.J. van Arkel B Voorzitter A.J. Reekers MA B Vice voorzitter J. van den Hoff AA B N.O. Neumann B drs. R.W.J. Heerkens E Pensioencommissie Naam Functie mr. G.H.J. van Arkel B Voorzitter H.W. Schaap B Vice voorzitter N.O. Neumann B Vacature1 B C. Besjes-van Gelder I H. Niesten RA P
Risicomanagementcommissie Naam Functie N.O. Neumann B Voorzitter Vacature1 B R. van Tilborg I H. Niesten RA P Geschillen- en klachtencommissie Naam Functie mr. E.N. Hoving-Mobron E Voorzitter A.J. Reekers MA B A. van Leeuwen B
1 Deze vacatures zijn ontstaan door de beëindiging van het bestuurslidmaatschap van de heer drs. F.Th.J. Arp per 1 januari 2014 jl.
B = Bestuurslid E = Extern deskundige
I = Intern deskundige P = Pensioenbureau
Jaarverslag 2013 l pagina 7
Jaarverslag 2013 l
Verslag bestuur
l
Verslag verantwoordingsorgaan
l
Verslag intern toezicht
l Jaarrekening l
Jaarverslag 2013 l pagina 8
Overige gegevens
Verslag bestuur 1. Structuur, bestuur De juridische structuur van het pensioenfonds is een stichting. Het fonds draagt de naam StichtingTelegraafpensioenfonds 1959 en is gevestigd te Amsterdam. De oprichtingsdatum is 21 december 1959. Zoals vastgelegd in de statuten kan het doel van het fonds kernachtig worden omschreven als “het verlenen van pensioen aan de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nabestaanden”. Het bestuur van het fonds hanteert een zogenoemd paritair model en bestaat uit een even aantal leden (thans acht) met een minimum van zes. De helft van de bestuursleden wordt door het bestuur benoemd op voordracht van de werkgever. De andere helft van de bestuursleden wordt door het bestuur benoemd: (i) op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad van Telegraaf Media Groep in overleg met vergelijkbare werknemers vertegenwoordigende organen bij de door Telegraaf Media Groep N.V. aangewezen werkgever; en (ii) na verkiezing door en uit de pensioen gerechtigden. De verdeling van de zetels van bestuursleden namens de deelnemers benoemd op de voordracht bedoeld onder (i) hierboven en leden namens de pensioengerechtigden benoemd na de verkiezing bedoeld onder (ii) hierboven vindt plaats op basis van onderlinge getalsverhoudingen, met dien verstande dat de leden namens de pensioengerechtigden ten hoogste de helft van het aantal zetels voor beide groepen in het bestuur kunnen bezetten, doch nooit meer dan vijfentwintig procent (25%) van het totaal aantal zetels binnen het bestuur. De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door de voorzitter. Het bestuur is in het verslagjaar vijf keer in vergadering bijeengekomen en heeft in een separate bijeenkomst voorlichting gehad over het governance model en de TMG arbeidsvoorwaarden. Het bestuur heeft in de opleidingsdag aandacht besteed aan het onderwerp herziening pensioenstelsel ’Op weg naar een nieuw pensioencontract’. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter (werkgeverslid) en secretaris (werknemerslid). Het dagelijks bestuur is in 2013 18
keer in vergadering bijeengekomen. Het bestuur wordt ondersteund door het pensioenbureau. Afscheid bestuurslid de heer drs. F.Th.J. Arp De heer Arp heeft zijn bestuursfunctie bij het fonds per 1 januari 2014 beëindigd. Hij maakte sinds 1997 deel uit van het bestuur. Het bestuur is de heer Arp zeer erkentelijk voor zijn belangrijke en waardevolle bijdragen aan het fonds en dankt hem voor de plezierige en constructieve samenwerking in de afgelopen jaren. 2. Commissies Vermogens- en risicobeheercommissie De vermogens- en risicobeheercommissie is in het verslagjaar vijf keer bijeengekomen. De commissie toetst het gevoerde beleid aan de beleggingsdoelstellingen en aan het overeengekomen risicoprofiel. Het pensioenbureau rapporteert daarnaast maandelijks en schriftelijk aan de commissie inzake de beleggingsresultaten en portefeuillewijzigingen. Het pensioenbureau is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van de portefeuille en wordt daarbij geadviseerd door de beleggingsadviseurs van Bank Insinger de Beaufort. In december 2013 is het beleggingsbeleid vastgesteld voor 2014. Geschillen- en klachtencommissie Per 25 maart 2010 is een geschillen- en klachtenregeling door het bestuur goedgekeurd en van kracht geworden. De commissie neemt besluiten over schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen de wijze waarop de statuten en reglementen van het fonds zijn of zullen worden toegepast, waarbij de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat hij in zijn rechten jegens het fonds is of zal worden geschaad. In het jaar 2013 zijn twee klachten behandeld door de directie. Deze klachten konden worden afgehandeld zonder dat er klachten werden voorgelegd aan de commissie. Er zijn geen klachten door de commissie behandeld in het verslagjaar. Communicatiecommissie De commissie bereidt onder meer, ter behandeling in het bestuur, voorstellen voor, uitmondend in een
Jaarverslag 2013 l pagina 9
Verslag bestuur advies, ter zake het communicatiebeleid. In het verslagjaar is de commissie twee keer in vergadering bijeengekomen. Onderwerpen van gesprek waren onder meer het communicatie-uitvoeringsplan 2013 en de bespreking van het reglement van de communicatiecommissie. Tevens is aandacht besteed aan de inhoud van de nieuwsbrieven en de informatieverstrekking aan de deelnemers. In september 2013 zijn door de directie van het fonds zogenoemde zeepkist sessies voor de deelnemers gehouden. De sessies zijn gehouden op het hoofdkantoor van TMG en bij de dochterondernemingen HDC, Keesing en Sky radio. De opkomst bij de zeepkistsessies was gering (61 actieve deelnemers). In het verslagjaar werd met name door vertrekkende TMG-medewerkers gebruik gemaakt van het pensioenspreekuur. Het merendeel van de vragen betrof de pensioengevolgen bij het beëindigen van een dienstverband. In 2013 is onderzoek gedaan naar de bekendheid, de duidelijkheid, de waardering en mogelijke verbeterpunten van de verschillende communicatiemiddelen van het fonds. Daarnaast was het onderzoek bedoeld om inzicht te krijgen in de mate waarin de actieve deelnemers op de hoogte zijn van zaken met betrekking tot hun persoonlijke situatie. Het onderzoek resulteerde in de volgende conclusies: • Over het algemeen is de herinnering van communicatie van het Telegraafpensioenfonds en de leesintensiteit van de communicatiemiddelen laag. De oorzaak is niet bekend. • De nieuwsbrief en het Uniform Pensioenoverzicht worden het beste herinnerd en door de meeste deelnemers bekeken. • Iets meer dan de helft begrijpt de toegezonden informatie. Uit de open antwoorden blijkt dat men de informatie wel ingewikkeld vindt. In het algemeen zijn de deelnemers echter tevreden over de communicatie. • Ruim de helft van de respondenten is goed op de hoogte van de eigen pensioeninformatie. • De bekendheid van het spreekuur en de internetsite kan nog beter. Ongeveer de helft is hiermee bekend. Risicomanagementcommissie De risicomanagementcommissie is vier keer in vergadering bijeengekomen in 2013. De commissie heeft toezichthoudende bevoegdheden op het pensioen-
Jaarverslag 2013 l pagina 10
bureau ten aanzien van het risicomanagement met uitzondering van de risico’s voortvloeiend uit het vermogensbeheer. Onderwerpen op de agenda van de vergaderingen waren onder meer de voortgang van het risicomanagement, IRM monitor per kwartaal en het continuïteitsplan uitvoering pensioenregeling. Pensioencommissie De commissie bereidt onder meer, ter behandeling in het bestuur, voorstellen voor, uitmondend in een advies, ter zake het pensioenbeleid. De pensioencommissie heeft in het verslagjaar onder meer haar reglement besproken en onder begeleiding van een externe adviseur zijn het nieuwe pensioencontract en het pensioenakkoord behandeld. 3. Pensioenbureau Het pensioenbureau is belast met de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden van het fonds en bestaat per 22 mei 2014 uit de volgende personen. • de heer H. Niesten RA*, directeur • de heer drs. R.J.F. Huitema, Chief Investment Officer • mevrouw C. den Heijer-Philippo, actuarieel analist • de heer mr. E.P. Lonhard, administratief pensioen- specialist • mevrouw M. Renkien, financieel administratief medewerkster • mevrouw J.A.M. Snel-de Graaf, administratief mede werkster • mevrouw A.M. Vink-de Baaij, management assistent • de heer M. van de Vooren, administratief pensioen specialist Het fonds wordt bij actuariële en juridische zaken terzijde gestaan door een adviserend actuaris c.q. jurist van Towers Watson B.V. Deloitte Accountants B.V. verricht de controle van de jaarrekening en de jaarstaten van DNB. Towers Watson B.V. verricht de certificerende functie ten aanzien van het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet. Bank Insinger de Beaufort (dochter van BNP Paribas) is de beleggingsadviseur.
Verslag bestuur KasBank is de custodian van het fonds. * Mevrouw drs. M. Visser-Moos (bestuurslid) heeft in de periode november 2013 tot maart 2014 de heer Niesten vervangen in verband met zijn afwezigheid door ziekte. Vanaf 1 maart 2014 wordt de directeur tijdelijk vervangen door mevrouw mr. H.M.A van MeursBergsma. 4. Pensioenen 1 Uitvoeringsovereenkomst In december 2010 heeft het fonds met Telegraaf Media Groep N.V. een nieuwe uitvoeringsovereenkomst afgesloten voor de duur van vijf jaar. In deze overeenkomst is het volgende afgesproken: 1a de werkgever betaalt een kostendekkende premie conform het Financiële Toetsingskader (FTK); 1b de totale premie is in de periode 2011-2015 25,5% van de pensioengrondslag waarvan de werkgever 17% en de werknemer 8,5% betaalt; 1c met de betaling van de premie heeft de werkgever aan zijn verplichtingen voldaan, ook wel Collectief Defined Contribution genaamd; 1d de eindloonaanvulling (Koopsom II) is met ingang van 1 januari 2006 voor nieuwe toetreders niet meer van toepassing; 1e de eindloonaanvullingen worden door de werkgever gefinancierd; 2 Pensioenregeling 2a uit de premie wordt een middelloonopbouw van 1,75% per jaar gefinancierd; 2b Indien de premie in enig jaar niet voldoende is dan kan het zo zijn dat de opbouw in dat jaar lager wordt vastgesteld; 2c in de totale premie is geen indexatie ambitie opge- nomen. De toekomstige indexaties zullen uit over rendementen of overige reserves gefinancierd moeten worden; 2d In de premie is een opslag verwerkt ter dekking van de kosten van premievrijstelling bij arbeidsonge schiktheid; 2e het fonds draagt volledig zijn pensioenuitvoerings en administratiekosten. Hiervoor is een opslag in de premie verwerkt.
De benodigde pensioenpremie wordt jaarlijks door de actuariële medewerker van het fonds vastgesteld en vervolgens geaccodeerd door Towers Watson. Uitgangspunt is een doorsneepremie-systematiek, waarbij onder meer rekening gehouden wordt met toekomstige grondslagstijgingen en de vrije middelen in het fonds. In de zogenoemde eindloontoets regeling is het salaris van betrokkenen per 31 december 2012 bevroren. Deze wijziging is per 31 december 2012 aangepast in de overeenkomst. Pensioenpremie De werknemersbijdrage over 2013 bedroeg 8,5%. De totale pensioenpremie bestaat voor een deel uit een bijdrage van de werknemer en voor een deel uit een bijdrage van de werkgever. In 2013 betaalde de werkgever 17% pensioenpremie, de totale pensioenpremie was 25,5%. De verhouding werkgevers-/werknemersbijdrage bedroeg voor 2013 200/100. In het boekjaar 2009 is bij toetreding van een nieuw bedrijf bij het fonds een gedifferentieerde premiestelling afgesproken met Telegraaf Media Groep N.V.. De totale pensioenpremie voor dit bedrijf is vastgesteld op 22,5% tot 31 december 2015. De zuivere kostendekkende premie voor 2013 bedraagt € 18,2 miljoen. De gedempte premie voor 2013 bedraagt € 15,0 miljoen. De ontvangen premie bedroeg € 17,9 miljoen. Uitgaande van de laatstgenoemde premie kan geconcludeerd worden dat de in het boekjaar feitelijk ontvangen premie groter was dan de te ontvangen gedempte kostendekkende premie van € 15,0 miljoen. Franchise De franchise is ontkoppeld van de AOW-uitkering. De franchise bedroeg voor het jaar 2013 € 12.336,-. De franchise wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het CBS loonindexcijfer ´CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector Particuliere bedrijven, referentieperiode oktober-oktober´. De franchise per 1 januari 2014 bedraagt € 12.444,per jaar.
Jaarverslag 2013 l pagina 11
Verslag bestuur
2013
2012 2011 2010 2009
Toeslag van pensioenaanspraken: Berekende toeslag 1,6% 2,9% 2,6% 1,6% 0,7% Toegekende toeslag 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% Toegekend in procenten 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 57,1% Pensioenverbetering Het fonds streeft ernaar de door de gepensioneerde opgebouwde pensioenaanspraken onder bepaalde voorwaarden aan te passen aan de prijsontwikkeling. Het bestuur heeft besloten om de pensioenaanspraken per 1 januari 2014 niet te verhogen met de prijsinflatie. Het consumentenprijsindexcijfer over de periode oktober 2012 - oktober 2013 bedroeg 1,6%. Indexatie zou betekenen dat de toegezegde pensioenaanspraken en –uitkeringen hoger worden waardoor de dekkingsgraad verder omlaag gaat. De pensioenverbetering (toeslag) is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. Extra uitkering gepensioneerden Besloten werd over het jaar 2013 geen extra uitkering te verstrekken. Spaarmodule In het jaar 2006 is de spaarmodule ontwikkeld. Dit was mede ingegeven door de CAO-afspraken waarbij vrijvallende bedragen in het kader van VUT en prepensioen aangewend dienden te worden ten behoeve van pensioenverbetering. In het jaar 2006 was de spaarmodule enkel beschikbaar voor de vrijgevallen bedragen uit hoofde van VUT en prepensioen. De deelnemers zijn geïnformeerd door middel van een specifieke uitleg over de spaarmodule alsmede door toezending van het spaarmodule reglement. Vanaf het boekjaar 2007 is ook het vrijwillig sparen voor extra pensioen in de spaarmodule mogelijk.
Jaarverslag 2013 l pagina 12
Met ingang van 1 januari 2014 is het spaarmodule reglement gewijzigd. Elk jaar worden de factoren aangepast en per 1 januari 2014 is de fiscale bijspaarruimte gewijzigd. Statuten- en reglementswijzigingen Op 13 januari 2014 zijn de statuten van het fonds gewijzigd. Het pensioenreglement en de bijlagen zijn gewijzigd met ingang van 1 januari 2014. De bijlagen worden elk jaar aangepast vanwege een gewijzigde rente-termijnstructuur ten opzichte van het voorgaande jaar en eventueel aangepaste overlevingstafels. De statutenwijzigingen hebben betrekking op de benoemingsprocedure van bestuursleden. De bestuursleden van werkgeverszijde worden niet meer benoemd door de Raad van Commissarissen van TMG N.V. maar door het bestuur op voordracht van de werkgever. De reglementswijzigingen hebben voornamelijk betrekking op de verschuiving van de pensioendatum, naar de AOW-leeftijd. De werkgever TMG heeft besloten de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te laten samenvallen met de AOW-leeftijd. Het ouderdomspensioen wordt vanaf 1 januari 2014 uitgekeerd op de dag waarop de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Verslag bestuur 5. Financieel Toetsingskader (FTK) Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Het is opgebouwd rond de principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie: 1. Marktwaardering Alle posten op de balans dienen op marktwaarde te worden vastgesteld. 2. Solvabiliteitstoets Per risicocategorie wordt een kapitaalvereiste afge leid die voldoende is om het risico over de periode van één jaar af te dekken. 3. Continuïteitsanalyse Door middel van een aantal prognoses dient aange toond te worden dat de beleidsinstrumenten vol doende krachtig zijn om de financiële dekking van het fonds te kunnen handhaven en eventueel te herstellen. Er ligt een wetsvoorstel voor tot wijziging van het FTK. Gestreefd wordt naar een behandeling in de Tweede Kamer voor het zomerreces 2014 waarna de beoogde invoering op 1 januari 2015 zal zijn. Continuïteitsanalyse (CA) De continuïteitsanalyse • is onderdeel van het Financieel Toetsingskader; • richt zich met name op de langetermijnscenario´s (15 jaar); • biedt ondersteuning bij het interne risicobeheer; • helpt bij het opstellen van een financieel crisisplan; • dient ten minste één keer per drie jaar uitgevoerd te worden. De conclusies uit de analyse waren: • dat het fonds over voldoende herstelkracht be schikt; • mede door de iets verbeterde dekkingsgraad ultimo 2012 is de kans op een dekkingstekort aanzienlijk kleiner geworden namelijk 22% ten opzichte van 58% ultimo 2011 in de komende 15 jaar; • de verwachte toeslagverlening is iets verbeterd. Zo wel de actieve als de niet-actieve deelnemers ont vangen naar verwachting een gering deel van de cumulatieve toeslag 35% (in voorgaande CA 18%).
•
het fonds dient op het gebied van de financiering van de pensioenregeling de vinger aan de pols te houden. De feitelijke premie is op korte termijn naar verwachting hoger dan de door DNB voorgeschreven kostendekkende premie.
De genoemde conclusies zijn gebaseerd op een prognosemodel voor de komende 15 jaar. Dit prognose model gaat uit van diverse veronderstellingen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en jaarlijks wordt de hoogte van de toeslag beoordeeld in samenhang met de dan aanwezige dekkingsgraad en marktomstandigheden. Zoals vorig jaar gemeld heeft het bestuur in maart 2013 de uitgevoerde continuïteitsanalyse per 31 december 2012 besproken. Deze analyse is door het bestuur in nauwe samenwerking met Towers Watson uitgevoerd. In 2013 is geen continuïteitsanalyse uitgevoerd. 6. Risicobeleid Telegraafpensioenfonds streeft naar een integrale beheersing van risico’s. Het risicobeleid van het fonds kenmerkt zich in het prudent omgaan met de ter beschikking gestelde gelden van deelnemers. Immers dit is het bestaansrecht van een pensioenfonds. Het lange termijn beleid is daarbij van doorslaggevende betekenis en is gericht op het beschermen van deelnemers en hun gezinnen tegen de financiële gevolgen van ouderdom en overlijden. Daarbij probeert het fonds de nominale pensioenverplichtingen uit te keren met de ambitie om toeslagen (indexaties) toe te kennen. De financiële positie, de financiële risico’s en overige risico’s De financiële positie van het fonds wordt gereflecteerd door de dekkingsgraad. Ultimo 2013 bedroeg deze 107,4% (2012: 100,1%). De toekomstige dekkingsgraad hangt mede af van de beleggingsresultaten, de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur en de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen. Hieraan zijn de volgende financiële risico’s verbonden: - het pensioenrisico; - het durationrisico en - het beleggingsrisico.
Jaarverslag 2013 l pagina 13
Verslag bestuur Het pensioenrisico De belangrijkste pensioenrisico’s zijn het sterfterisico en het toeslagrisico. Het sterfterisico wordt beheerst door bij de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen rekening te houden met de meest actuele inzichten in de sterftetrend. Afwijkingen tussen de verwachte en actuele ontwikkelingen worden jaarlijks geanalyseerd en waar nodig leidt dit tot aanpassingen in beleid of grondslagen. Het vooroverlijdensrisico van actieve deelnemers is behoudens een eigen behoud herverzekerd. Hiermee worden de risico’s uit vooroverlijden gemitigeerd. Het toeslagrisico is het risico dat de inflatie op een hoger niveau ligt dan verwacht. Dit kan leiden tot hogere toeslaglasten op de pensioenen dan verwacht bij volledige compensatie. De toeslag van de pensioenen is echter voorwaardelijk. In de geheven pensioenpremie is geen opslag begrepen ter dekking van de toeslagen. Indien de dekkingsgraad onder een vooraf bepaald niveau komt, kan het bestuur besluiten om de toeslag geheel of gedeeltelijk achterwege te laten. Het durationrisico De marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen en de vastrentende waarden portefeuille is sterk afhankelijk van de marktrente. De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de term duration. Voor de pensioenverplichtingen was dit op basis van de DNB-rentetermijnstructuur met UFR en 3-maands middeling 14,7 jaar (2012: 15,2 jaar) en op basis van de nominale rentetermijnstructuur 16,9 jaar (2012: 17,8 jaar). De duration van de vastrentende waarden was 13,6 jaar (2012: 12,3 jaar). Het durationrisico ontstaat door de mismatch tussen beide durations. Dit wordt versterkt doordat de omvang van de vastrentende waardeportefeuille kleiner is dan de pensioenverplichtingen. De rentegevoeligheid van de dekkingsgraad is derhalve groot. Eéntiende procent rentedaling, op het huidige renteniveau, veroorzaakt een daling van ruim 0,8 procentpunten in de dekkingsgraad eind 2013 (eind 2012 was dit 0,8 procentpunten). Uit de ALM-studie kwam naar voren dat verlenging van de duration van de vastrentende waardeportefeuille de financiële risico’s verlaagt. Daarom is de duration van
Jaarverslag 2013 l pagina 14
de obligatieportefeuille sinds 2007 stapsgewijs verhoogd van 6 jaar tot 13,6 jaar eind 2013. In het boekjaar 2012 is het duration risico verder verlaagd door het inrichten van een zogenaamde matching portefeuille. Dit is een afgescheiden deel van de beleggingsportefeuille (in 2013: 42 - 46%) waarvan het primaire doel is om de waardeverandering in de verplichtingen als gevolg van rentebewegingen zo goed mogelijk te matchen. Binnen de matching portfeuille wordt enkel in (lang-) lopende obligaties met een laag risicoprofiel belegd. Hierdoor wordt meer gestuurd op de risico’s binnen de verschillende looptijden van de verplichtingen versus de vastrentende waarden portefeuille. Sinds 2013 hanteert het fonds een expliciet looptijdenbeleid in de afdekking van het renterisico. Gemiddeld wordt binnen dat looptijdenbeleid circa 50% van het renterisico (ten opzichte van de nominale rentetermijnstructuur) afgedekt. Voor looptijden onder de 12 jaar en voor looptijden boven 30 jaar is de afdekking lager, terwijl de afdekking tussen 10 – 30 jaar hoger is dan 50%. De hoogste afdekking ligt tussen 20 - 25 jaar looptijd (65% afdekking). In de matching portefeuille wordt naast langlopende obligaties gebruik gemaakt van LDI-fondsen die beleggen in nominale renteswaps. Deze fondsen leveren door deze swaps een hogere duration bijdrage dan met staatsobligaties realiseerbaar is. De LDI-fondsen droegen op balansdatum 3,4 jaar bij aan de totale portefeuilleduration van 13,6 jaar. Het beleggingsrisico De doelstelling van het beleggingsbeleid is het op de lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische assetallocatie bij een geaccepteerd risico. Het geaccepteerd risico wordt door het fonds bepaald volgens de berekeningsmethode van de solvabiliteitstoets. Deze wordt door DNB gehanteerd in het toezicht op pensioenfondsen. In de solvabiliteitstoets wordt het Vereist Eigen Vermogen (VEV) van het fonds volgens een vaste formule berekend, als percentage van de pensioenverplichtingen. Dat VEV-percentage bedraagt minimaal 100% en is hoger naarmate de beleggingsportefeuille sterker blootstaat aan marktrisico’s. Het geaccepteerd risico bedroeg voor 2013 14% van de verplichtingen, wat bij een dekkingsgraad van 100% overeen komt met een VEV van 114%. Bij een
Verslag bestuur dekkingsgraad hoger dan 100% stijgt dit geaccepteerd risico pro rata mee, en vice versa. Een onafhankelijke partij toetst elk kwartaal of de beleggingsportefeuille binnen dit geaccepteerde risico blijft. Tabel vereiste solvabiliteitsbuffers op basis van feitelijke portefeuille: Vereiste solvabiliteitsbuffers
(in % van verplichtingen)
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Rente
S1
5,3
5,9
Zakelijke waarden
S2
10,5
9,3
Valuta
S3
2,9
3,4
Grondstoffen
S4
0,0
0,0
Krediet
S5
1,2
1,0
Verzekeringstechnisch
S6
3,1
3,1
Liquiditeits & actief beheer
S7
0,0
0,0
Concentratie
S8
0,0
0,0
Diversificatie-effect
-8,3
-8,6
Totaal
14,7
14,1
In het verslagjaar zijn de vereiste solvabiliteitsbuffers conform DNB-berekeningen gestegen van 14,1% tot 14,7%. Het daarvan afgeleide geaccepteerde risico is dekkingsgraadgewogen en bedroeg ultimo 2013 15,0% (2012: 14,0%). In 2013 is het risico zakelijke waarden (aandelenrisico)
gestegen doordat in 2013 een groter deel van de beleggingsportefeuille in aandelen is belegd, vergeleken met 2012. Ook is meer belegd in aandelen emerging markets, waarvoor een relatief hogere solvabiliteitsbuffer dient te worden aangehouden dan voor aandelen in ontwikkelde markten zoals West-Europa en NoordAmerika. Het kredietrisico is gestegen doordat de relatieve kredietwaardigheid van Nederlandse staatsleningen verminderd is. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats via diversificatie, het stellen van tegenpartijlimieten die afhankelijk zijn van de kredietwaardigheid, en het hanteren van kredietwaardigheidslimieten op (deel)portefeuilleniveau. Het fonds belegt niet meer dan 5% van een deelportefeuille in één tegenpartij (op look-through basis). Staatsobligaties met een rating van AA- of hoger zijn van deze regel uitgezonderd, evenals de deelportefeuille beursgenoteerd vastgoed. Verder belegt het fonds enkel in derivaten bij partijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities adequaat door onderpand worden afgedekt. Bij beleggingen in fondsen die in rentederivaten beleggen is de inrichting en kwaliteit van het onderpandmanagement een belangrijk criterium. Het renterisico is gedaald doordat een durationverlenging van de obligatieportefeuille resulteerde in een kleinere mismatch met de pensioenverplichtingen. Naast duration is de omvang van de deelportefeuille die als rentehedge fungeert, een determinant van het renterisico. Deze deelportefeuille kan zowel obligaties als (langlopende) renteswaps omvatten. Het fonds maakt van beiden gebruik, maar van renteswaps enkel via specialistische beleggingsfondsen die op hun beurt in renteswaps beleggen.
Valutarisico en afdekking Marktwaarde in € 000 2013
in % beleggings portefeuille 2013
Afgedekte risico’s 2013
Marktwaarde in € na afdekking 2013
in % beleggings portefeuille 2013
Marktwaarde in € 000 (geen afdekking) 2012
in % beleggings portefeuille 2012
USD
68.082
7,7%
- 63.453
4.629
0,5%
45.571
5,3%
CHF
34.682
3,9%
-
34.682
3,9%
30.402
3,6%
GBP
38.860
4,4%
- 19.041
19.819
2,2%
39.044
4,6%
141.624
16,0%
- 82.494
59.130
6,7%
115.017
13,5%
Totaal:
Jaarverslag 2013 l pagina 15
Verslag bestuur Het valutarisico is gedaald doordat het fonds sinds de tweede helft van 2013 het valutarisico deels afdekt met valutatermijncontracten. Dit betreft het grootste deel van het valutarisico op beleggingen in USD en circa de helft van het valutarisico op beleggingen in GBP. De resterende risico’s, waaronder die op beleggingen genoteerd in CHF, worden aanvaardbaar geacht en niet gehedged. Door de afdekking is de blootstelling aan valutarisico’s gereduceerd van € 141,6 miljoen tot € 59,1 miljoen (-58%). Het aangaan en beheren van valutatermijncontracten heeft het fonds uitbesteed aan een gespecialiseerde partij. Het verzekeringstechnisch risico is gelijk gebleven. Dit betreffen de actuariële risico’s van lang leven, kort leven en arbeidsongeschiktheid. Door toepassing van de meest recente prognosetafel 2012 – 2062 van het Actuarieel Genootschap is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het risico op kort leven heeft betrekking op uit te keren nabestaandenpensioen bij overlijden van deelnemers voor de pensioengerechtigde leeftijd. Het kortlevenrisico is herverzekerd met een eigen behoud. Het risico op arbeidsongeschiktheid draagt het fonds zelf. Het fonds houdt geen solvabiliteitsbuffers aan voor liquiditeitsrisico, concentratierisico en operationeel risico. Het fonds heeft veel liquide beleggingen die relatief snel, en zonder noodzakelijk waardeverlies, te gelde kunnen worden gemaakt om een eventuele grote uitstroom van geldmiddelen te kunnen financieren. Het concentratierisico wordt beheerst door de beleggingen te spreiden over verschillende categorieën, landen, sectoren en debiteuren. Concentratierisico’s op staatsobligaties uitgegeven door de kernlanden van de Eurozone wordt bewust geaccepteerd. Telegraafpensioenfonds tracht operationele risico’s beperkt te houden door hoge eisen te stellen aan de uitvoering van de fondstaken. In het kader van een integrale benadering van de beleggingen (assets) en de verplichtingen (liabilities) wordt voor het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid gebruikgemaakt van Asset Liability Management (ALM-studies). De ALM-studie is richtinggevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie
Jaarverslag 2013 l pagina 16
met een consistent premie-, financierings- en toeslagbeleid. Deze studie wordt in beginsel eens in de drie jaren uitgevoerd, voor het laatst in het najaar van 2011. De beleggingsstrategie is vastgelegd in de beleidsnota beleggingsbeleid en de daarbij behorende richtlijnen. Hierin is tevens vastgelegd hoe de beleggingsrisico’s moeten worden beheerst. De beleidsnota is goedgekeurd door het bestuur. Zie ook hoofdstuk 7 beleggingen. Voor het bereiken van de beleggingsdoelstelling is een gedegen risicobeleid en evaluatie van de behaalde resultaten van evident belang. Onderstaand worden de onderdelen behandeld die een solide risicobeheersing en resultatenanalyse waarborgen. Organisatie De interne controle in de processen voor de dagelijkse uitvoering van het beleid garandeert de correcte verwerking van alle transacties. Zo is er onder andere functiescheiding tussen het aangaan van transacties en de afwikkeling en registratie hiervan. Op de juiste uitvoering wordt toegezien door de directeur van het fonds alsmede door het dagelijks bestuur. Voor wat betreft de ICT omgeving is een SLA afgesloten met daarin concrete afspraken om de risico’s te beheersen. Performancemeting Maandelijks wordt door een externe partij het resultaat van de portefeuille gerapporteerd aan het pensioenbureau. Beleggingsresultaten worden hierin op totaal-, op regio- en op portefeuilleniveau weergegeven en afgezet tegen een vooraf door het bestuur vastgestelde benchmark. Deze benchmark fungeert als graadmeter voor het gevoerde beleid. Aan de hand van deze rapportage kan een goed beeld gevormd worden over de herkomst van het rendement en de genomen risico’s. Het concentratierisico, het kredietrisico alsmede het liquiditeitsrisico zijn vanzelfsprekend onderdeel van de monitoring van de portefeuille. De beleggingsresultaten worden op maandbasis geëvalueerd door het pensioenbureau en de vermogensen risicobeheercommissie. Tegelijkertijd ontvangt het bestuur van het fonds maandelijks een rapportage over de samenstelling en waardering van de portefeuille, de beleggingsresultaten en de evaluatie hiervan.
Verslag bestuur Dekkingsgraad Naast de beleggingsresultaten wordt het bestuur maandelijks geïnformeerd over de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad. Overige risico’s Overige risico’s zijn gedefinieerd als risico’s die van invloed kunnen zijn op de strategie en het beleid van het fonds. De volgende risico’s zijn daarbij van toepassing. Reputatierisico Onder reputatierisico wordt het risico verstaan dat het fonds door het handelen reputatieschade lijdt bij stakeholders. Dit risico wordt beheerst door het continu bewaken en eventueel bijstellen van het beleid, het meten van het effect van onze maatregelen en het voeren van een actief public relations beleid. In het bijzonder bestaat er een reputatierisico ten aanzien van het mogelijk moeten korten van de opgebouwde pensioenaanspraken. Hierover is in het verslagjaar uitgebreid gecommuniceerd met de deelnemers. Het fonds is zich bewust van de directe relatie met sponsor Telegraaf Media Groep N.V. (beursgenoteerde onderneming). COMPLIANCERISICO Het compliancerisico omvat het risico dat niet tijdig de consequenties van (veranderende) wet- en regelgeving worden onderkend én het risico dat interne regelgeving, zoals de gedragscode en beleggingsrichtlijnen, niet wordt nageleefd. Beheersing hiervan vindt plaats door enerzijds het monitoren van veranderingen in wet- en regelgeving, en anderzijds door het maken van de afspraken in de SLA met de uitvoeringsorganisatie over de inrichting en naleving van compliance aldaar. Het compliancebeleid van het fonds maakt onderdeel uit van de gedragscode van het fonds. Een externe compliance officer is benoemd die toetst of de gedragscode van het fonds is nageleefd in het boekjaar 2013. Over het boekjaar 2013 heeft de externe compliance officer gerapporteerd aan het bestuur dat de gedragscode adequaat is nageleefd. De compliance officer heeft tevens een aantal aanbevelingen gedaan in verband met de invoering van de Code pensioenfondsen per 1 januari 2014.
Operationele risico’s De operationele risico’s waren ook in het jaar 2013 voornamelijk geconcentreerd op het verder optimaliseren van het gebruik van het rechtenpakket. Het scannen van correspondentie met de deelnemers is daarbij een continu proces en dit dient met grote accuratesse gedaan te worden. Het bestuur heeft in 2013 een continuïteitsplan pensioenuitvoering vastgesteld waarin scenario’s zoals uitval van belangrijke functionarissen is uitgeschreven. Financiële verslaggevingrisico’s Het financiële verslaggevingrisico is het risico dat de financiële verslaggeving niet voldoet aan wet- en regelgeving en/of niet tijdig, niet juist, niet volledig wordt opgeleverd en/of issues te laat worden gesignaleerd. Door de complexiteit van de pensioen- en financiële producten is het risico relatief hoog. Als gevolg van de financiële crisis is een aantal specifieke issues ontstaan m.b.t. de waardering van illiquide beleggingen. In verband hiermee is besloten om extra aandacht aan de waardering te besteden. De belangrijkste onderwerpen en categorieën zijn de waardering van illiquide assets (waaronder de beleggingen in niet-beursgenoteerd vastgoed). Eveneens was de ontwikkeling van de levensverwachtingen een specifiek issue. Nadere studie naar dit issue heeft geleid tot zwaardere overlevingstafels in het boekjaar 2012. In 2013 zijn op dit punt geen wijzigingen doorgevoerd. Uitbestedings risico In het kader van de beleidsregel uitbesteding van De Nederlandsche Bank dienen pensioenfondsen te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan het uitbesteden aan derden van bedrijfsprocessen. De belangrijkste uitbestede processen zijn de uitkeringenadministratie, het rechtenadministratie pakket en de beleggingsadministratie. Deze zijn vastgelegd in SLA’s met de betrokken partijen. In deze SLA’s zijn afspraken gemaakt om hiermee de risico’s van uitbesteden te mitigeren. In december 2013 is het uitbestedingsbeleid geëvalueerd en heeft het bestuur besloten het beleid ongewijzigd voort te zetten.
Jaarverslag 2013 l pagina 17
Verslag bestuur 7. Beleggingen LICHT ECONOMISCH HERSTEL, RISICOBEREIDHEID NEEMT TOE Het jaar 2013 stond in het teken van verwacht economisch herstel en het uit recessie klimmen van de grote economische blokken. Het aanhoudend ruime monetaire beleid van de grote centrale banken was een stimulans om te investeren in risicodragend kapitaal, waardoor de koersen van aandelen en in mindere mate bedrijfsobligaties sterk opliepen. De lange rente, die in 2012 een historisch dieptepunt bereikte, liep in 2013 iets op. Algemeen beeld De schuldencrisis in Europa domineerde het beeld van 2012, maar leek in 2013 weg te ebben. Hoewel de Italiaanse en Spaanse economieën broos bleven en geen economische groei van betekenis lieten zien, smolt de vrees voor wanbetalingen weg als sneeuw onder de zon. Dat uitte zich in fors krimpende risico-opslagen ten opzichte van de meest veilige (Duitse) staatsobligaties, en daarmee hoge rendementen op langlopende Italiaanse en Spaanse staatsobligaties. Ook risico-opslagen op bedrijfsobligaties (zowel investment grade als high yield) werden kleiner. In de Verenigde Staten was het economisch herstel beter merkbaar en daar loopt de werkloosheid ook daadwerkelijk terug. Dat economisch herstel bood ruimte aan de Amerikaanse centrale bank om de geldkraan een beetje dichter te draaien. De Amerikaanse kapitaalmarktrente is in 2013 met 1,27 procentpunt opgelopen. Japan heeft in 2013 de geldkraan juist verder opengezet, terwijl Europa de monetaire stimulering, alle deflatoire tendensen ten spijt, behoorlijk heeft verminderd. De lange rente in de Eurozone is met +0,58% veel minder hard gestegen dan de Amerikaanse. De neerwaartse druk op de lange rente heeft in combinatie met de gewijzigde risicoperceptie ten aanzien van de perifere Europese economieën veel van de hervormingsurgentie weggenomen. In Nederland was het draagvlak voor economische hervormingen ook klein, waardoor het terugdringen van het begrotingstekort moeizaam verliep. In reactie daarop is heeft kredietbeoordelaar S&P in november 2013 de Nederlandse kredietwaardigheid verlaagd van AAA naar AA+. Groot-Brittannië en Oostenrijk was een-
Jaarverslag 2013 l pagina 18
zelfde lot beschoren. Al met al was er een duidelijke convergentie zichtbaar tussen de vooruitzichten voor de “kern” van Europa en die van de “periferie” (Mediterraan Europa en Ierland). Opkomende economieën hadden in 2013 een moeilijk jaar. Landen met tekorten op de lopende rekening (meer importen dan exporten) werden door beleggers de rug toegekeerd. China, dat een krimpend maar nog steeds een zeer substantieel handelsoverschot heeft, had daarvan geen last, maar had wel steeds meer kredietverlening nodig om de economische groei op gang te houden. Beleggingsportefeuille Het fonds heeft in 2013 de beleggingen in staatsobligaties teruggebracht van 48,7% tot 44,9% van de beleggingsportefeuille en de beleggingen in high yield obligaties en aandelen uitgebreid. Eind 2013 werd ook een grotere cashpositie aangehouden. De interest en valuta overlay zijn gealloceerd op basis van de wijze waarop hun collateral-pools worden belegd: interest overlays deels aan staatsobligaties en deels aan bedrijfsobligaties, valuta overlay aan cash. Tabel verdeling beleggingsportefeuille Portefeuille
dec-2013
Norm 2013
Portefeuille
dec-2012
Vastrentende waarden Staatsobligaties
44,9%
44,0%
48,7%
Bedrijfsobligaties
11,4%
12,0%
12,3%
High Yield Obligaties
3,0%
4,0%
1,8%
59,3%
60,0%
62,8%
33,2%
32,0%
30,7%
Alternatieve beleggingen
0,0%
0,0%
0,1%
Vastgoed beursgenoteerd
2,6%
5,0%
2,6%
Zakelijke waarden Aandelen
Vastgoed niet-beursgenoteerd
Liquiditeiten Totaal
2,9%
2,0%
3,0%
38,7%
39,0%
36,4%
2,0%
1,0%
0,8%
100,0%
100,0%
100,0%
Verslag bestuur Het rendement op de beleggingen bedroeg in 2013 4,0%. Dit rendement ligt lager dan het benchmarkrendement van 7,6%. De oorzaak van dit achterblijvende rendement is grotendeels gelegen in de staatsobligatieportefeuille. De tabel hieronder laat het rendement per beleggingscategorie zien, afgezet tegen de respectievelijke benchmark die het fonds hanteert. Hierin zijn alle directe vermogensbeheerkosten verdisconteerd. Tabel Beleggingsrendementen 2013 Rendement Portefeuille
Rendement benchmark
Vastrentende waarden Staatsobligaties
- 5,5%
1,6%
Bedrijfsobligaties
3,3%
2,2%
High Yield Obligaties
6,7%
10,0%
- 3,7%
1,9%
Zakelijke waarden Aandelen
18,9%
17,6%
Alternatieve beleggingen
- 62,3%
3,4%
Vastgoed beursgenoteerd
11,3%
10,4%
3,7%
2,7%
18,8%
17,2%
0,4%
0,1%
Vastgoed niet-beursgenoteerd
Liquiditeiten
tefeuille doordat ze het renterisico van het fonds dempen. Bij een lager renterisico fluctueert de dekkingsgraad minder bij renteschommelingen. Daarnaast is de duration van de portefeuille in 2013 verhoogd van 12,3 tot 13,6 jaar teneinde het renterisico te dempen. Koersen van langlopende obligaties reageren wel heftiger op stijgingen of dalingen van de lange rente. De stijging van de lange rente in de Eurozone zorgde voor negatieve rendementen op staatsobligaties. Het fonds belegt voornamelijk in de zogenaamde kernlanden van de Eurozone (Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, België en Nederland). Perifere Europese landen daarentegen zagen hun kredietwaardigheid verbeteren en dat zorgde voor koerswinst, die het effect van de rentestijging meer dan compenseerde. Het fonds heeft in die landen bewust maar weinig belegd en profiteerde daar dan ook weinig van. Deze onderweging in perifere landen is veruit de belangrijkste verklaring voor de grote afwijking van het benchmarkrendement. In de benchmark hebben de perifere landen een hoog gewicht. De benchmarkstructuur van het fonds is voor 2014 gewijzigd. Gezien de bewuste keuze voor beleggen in de meest veilige landen van de Eurozone, is de benchmark voor staatsobligaties voor 2014 gewijzigd in de dage1,1% lijkse nominale 2,4%rentetermijnstructuur. 2,7%
Landenverdeling staatsobligatieportefeuille 3,8%
2,7%
9,1%
2,4%
1,2%
Nederland
3,8%
Duitsland
9,1%
Totaal beleggingsportefeuille
11,7%
4,0%
56,0%
7,6%
Het rendement van -62,3% op alternatieve beleggingen is ontstaan doordat de resterende portefeuille moeilijk liquideerbare alternatieve beleggingen (0,1% van de portefeuille) in 2013 naar nihil is afgewaardeerd. Vastrentende beleggingen Het fonds belegt in drie typen vastrentende beleggingen: staatsobligaties, investment grade bedrijfsobligaties, en high yield bedrijfsobligaties. Staatsobligaties vervullen een belangrijke rol binnen de beleggingspor-
11,7%
13,1%
13,1%
56,0%
Nederland Frankrijk Duitsland België Frankrijk oostenrijk België Italië oostenrijk Spanje Italië Overig Spanje Overig
De gemiddelde rating van de staatsobligatieportefeuille was per 31 december 2013 AA+, hetgeen lager was
Jaarverslag 2013 l pagina 19
Verslag bestuur geweest indien het fonds evenveel in perifere staatsobligaties had belegd als de benchmark. Investment grade bedrijfsobligaties behaalden een positief rendement, dat hoger was dan dat van de benchmark. De beleggingen in deze categorie werden in 2013 iets verlaagd van 12,3 tot 11,4% van de portefeuille als gevolg van gedaalde rendementsverwachtingen. Het belang in high yield bedrijfsobligaties werd verhoogd van 1,8% tot 3,0%. Deze riskantere beleggingscategorie rendeerde met 6,7% hoger, maar wel beneden het benchmarkrendement van 10,0%. Binnen high yield hebben de meest riskante obligaties in 2013 het best gerendeerd, en daarin is het fonds onderwogen belegd. De ratingverdeling (volgens Standard’s & Poors) van de totale vastrentende portefeuille was per 31 december als volgt: 2,2% 3,2% 12,0% 10,5%
AAA AA
6,2%
Het fonds heeft een relatief defensieve aandelenportefeuille met vooral hele grote bedrijven, en met een nadruk op consumptiegoederen en gezondheidszorg. Deze twee sectoren presteerden in het eerste halfjaar goed maar verloren in de tweede helft van 2013 terrein aan meer cyclische bedrijven in de IT en industrie. In banken en verzekeraars is de portefeuille in verhouding tot de benchmark het sterkst onderwogen. De aandeleninvestering in de sponsor (Telegraaf Media Groep N.V.) bleef in 2013 ongewijzigd en de waarde bedroeg op balansdatum € 1,3 miljoen. De allocatie naar aandelen is in de loop van 2013 verhoogd van 30,7% tot 33,2%. Binnen aandelen is de geografische spreiding vergroot. De allocatie naar Europese aandelen is licht verlaagd, en die naar NoordAmerika, Azië (uitgezonderd Japan) en emerging markets verhoogd. In dat kader heeft het fonds ook de benchmarkstructuur aangepast. Vanaf 2013 hebben de portefeuilles Europese, Noord-Amerikaanse, Aziatische en emerging markets aandelen ieder hun eigen specifieke benchmark. Het fonds heeft in 2013 niet in Japanse aandelen belegd.
Geografische verdeling
A BBB
3,3%
BB 65,9%
B en lager
Aandelen Aandelen zijn aanmerkelijk risicovoller dan vastrentende beleggingen. Aandelen hebben een hoger verwacht rendement waarmee ze bijdragen aan het betaalbaar houden van de pensioenregeling. Daar staat een grotere kans op negatieve rendementen tegenover. 2013 was een zeer goed aandelenjaar: de MSCI NoordAmerika index rendeerde 24,0% en de MSCI Europa 19,8%. Door lage rentes en toenemende bereidheid bij beleggers om risico’s te nemen was de vraag naar aandelen groot. Het aanbod van aandelen kromp juist doordat bedrijven niet investeerden maar hun kasstromen gebruikten om aandelen in te kopen. Die combinatie dreef de beurskoersen sterk op, terwijl bedrijfswinsten nauwelijks verbeterden.
Jaarverslag 2013 l pagina 20
Europa
6,3%
Noord-Amerika 19,8%
70,6%
Azië en Australië (ontwikkeld) Emerging Markets
De verhoogde allocatie naar Noord-Amerika heeft licht positief uitgewerkt, en die naar emerging markets heeft negatief uitgewerkt op het portefeuillerendement. Dat laatste komt doordat emerging markets aandelen in verhouding tot Europese aandelen zwak presteerden. De portefeuille versloeg de emerging markets benchmark wel ruim. Dat gold niet voor Aziatische aandelen. Zowel Aziatische als emerging markets aandelen worden enkel via gespecialiseerde beleggingsfondsen belegd en ze overlappen elkaar gedeeltelijk.
Verslag bestuur
Aandelenportefeuille
Rendement Portefeuille
Rendement benchmark
Europa
21,8%
19,8%
Noord-Amerika
19,5%
24,0%
Azië (excl. Japan) en Australië
-3,4%
-1,1%
Emerging Markets
-0,2%
-6,8%
Vastgoed In 2013 was de allocatie naar vastgoed met 5,5% van de beleggingsportefeuille nagenoeg onveranderd ten opzichte van 2012 (5,6%). Het rendement bleef met 7,2% achter bij de eigen benchmark maar ook bij de algemene aandelenmarkt. De gestegen kapitaalmarktrente (en de vrees voor verdere stijging bij beleggers) heeft op vastgoed meer waardedrukkende invloed dan op aandelen. Beursgenoteerd vastgoed rendeerde beter dan niet-beursgenoteerd vastgoed. De vastgoedportefeuille bestaat voor 85,4% uit beursgenoteerd vastgoed en niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen die onderliggend enkel in beursgenoteerde vastgoedbedrijven beleggen. Het restant, 14,6%, bestaat uit niet-beursgenoteerde fondsen. Het verschil in rendement hangt voornamelijk samen met de verschillen in waarderingsmethode. De beursgenoteerde vastgoedfondsen waarin het fonds (indirect) belegt houden met name Europees vastgoed aan, met een aanzienlijk gewicht Brits vastgoed. Een klein gewicht betreft Amerikaans vastgoed. Hierbij ligt de nadruk op winkels (retail) en kantoren. De niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen beleggen enkel binnen de Eurozone, in woningen, kantoren, retail en logistiek vastgoed.
Jaarverslag 2013 l pagina 21
Verslag bestuur Beleggingsrendement Beleggingsrendement in % van gemiddeld belegd vermogen op basis van actuele c.q. beurswaarde Beleggingsrendement totale belegd vermogen (In procenten) Zakelijke waarden Vastrentende waarden Liquide middelen
2013 2012 2011 18,8 - 3,7 0,4
Totaal
15,0 11,6 - 0,4
- 5,0 12,5 - 1,4
4,0 13,1 5,0
2010 2009 11,8 6,7 0,5
27,1 6,2 1,6
8,7 13,4
Beleggingsrendement zakelijke waarden (In procenten) 2013 2012 2011 2010 2009 Vastgoed 7,2 22,5 - 12,6 8,8 30,1 Aandelen 18,9 15,4 - 4,6 12,1 27,6 Converteerbare obligaties 0,0 10,8 - 11,3 10,8 36,0 Hedge funds - 62,3 - 1,8 - 4,8 2,8 1,2 Private equity 18,1 - 1,8 8,6 30,4 - 60,6 Totaal
18,8
15,0
- 5,0
11,8
27,1
Beleggingsrendement vastrentende waarden (In procenten) 2013 2012 2011 2010 2009 Bedrijfsobligaties 3,3 11,2 4,5 7,7 13,9 Staatsobligaties - 5,5 12,0 15,8 6,3 2,2 High Yield obligaties 6,7 17,6 1,2 13,7 0,7 Leningen u/g 1 0,0 0,0 3,4 2,0 2,2 Totaal
- 3,7
11,6
12,5
6,7
6,2
De cijfers zijn gemeten door de custodian KasBank. Het negatieve rendement op de liquide middelen in het boekjaar 2011 is onder andere ontstaan door de liquidatie van de portefeuille onder beheer bij Merrill Lynch en het vervolgens omzetten van de dollarpositie in euro’s. Tevens worden de koersresultaten vreemde valuta op ontvangen dividend verwerkt in dit rendement op liquide middelen. Op het totale rendement heeft dit een effect van 0,05%.
1.
De leningen u/g zijn in 2011 verkocht.
Jaarverslag 2013 l pagina 22
Verslag bestuur Beleggingsbeleid Jaarlijks wordt in december het tactisch beleggingsbeleid vastgesteld voor het komende jaar en sinds 2014 wordt dit in beknopte vorm ook op de internetsite van het fonds gepubliceerd. Het lange termijn beleggingsbeleid (langer dan vijf jaar) dient gebaseerd te zijn op de toekomstige verplichtingen van het fonds. Het beleggingsbeleid is mede gebaseerd op het beleid van -qua omvang, leeftijdsopbouw en samenstellingniet significant van ons fonds afwijkende Nederlandse pensioenfondsen. Het lange termijn beleid is als volgt geformuleerd: “Het vinden van een zodanige beleggingsmix met een aanvaardbaar risicoprofiel dat een voldoende rendement gegenereerd wordt zodat aan de verplichtingen op lange termijn voldaan kan worden.” Deze lange termijn formulering is voor het bestuur aanleiding om te kiezen voor de volgende strategische mix van beleggingen (asset allocatie): • 60% in vastrentende waarden; • 40% in zakelijke waarden. Teneinde de allocatie niet onwerkbaar te maken is ervoor gekozen een bandbreedte van 10% te hanteren. Dit wil zeggen dat de vastrentende waarden nooit meer dan 66% (en minder dan 54%) van de totale portefeuille zullen omvatten. Bij overschrijding van de grenzen zal (zo mogelijk) per half jaar worden herwogen. Het bestuur heeft bij de tactische invulling van de strategische asset allocatie de portefeuille gesplitst in een matching-portefeuille en een return-portefeuille. Binnen de matching-portefeuille is enkel nog plaats voor de meest veilige obligaties met een rating van AA- of hoger. Naast obligaties wordt in de matchingportefeuille ook gebruik gemaakt van gespecialiseerde beleggingsfondsen in interest swaps (rente-derivaten). De matching-portefeuille is zodanig opgezet dat deze het renterisico op de nominale verplichtingen afdekt. Dat betekent dat een daling of stijging van de RTS procentueel even hard doorwerkt in de waarde van de
matchingportefeuille, als in de waarde van de verplichtingen (pensioentoezeggingen) van het fonds. Binnen de returnportefeuille is ruimte voor credits (bedrijfsobligaties), high yield obligaties en riskantere staatsobligaties. Ook aandelen en vastgoed vallen binnen de returnportefeuille. De returnportefeuille kent een streng spreidingsbeleid. Omdat ruim de helft van de beleggingen van het fonds in de returnportefeuille plaatsvinden, loopt het fonds per saldo een renterisico, waardoor bij rentedalingen de dekkingsgraad ook daalt. Het doel van de beleggingen in de returnportefeuille is ook om op middellange termijn de pensioendoelstellingen deels te kunnen aanpassen aan inflatie. Het fonds houdt minimaal 80% van het totale vermogen aan in de valuta waarin de verplichtingen luiden. In concreto betekent dit dat minimaal 80% in Eurogebied - inclusief Zwitserland en Groot-Brittannië - is belegd. Inzake de verdeling over andere valuta’s is het beleid zodanig dat hierop niet gespeculeerd wordt. Sinds het vierde kwartaal van 2013 wordt 90% van de beleggingen in USD en 50% van de beleggingen in GBP gehedged via valuta-termijncontracten. De in het lange termijn beleid geformuleerde uitgangspunten zullen in het middellange termijn beleid (tussen één en vijf jaar) moeten leiden tot realisatie van het geformuleerde beleid. De uitvoering van het beleggingsbeleid is door het bestuur in handen gelegd van het pensioenbureau, en het risicomanagement ten aanzien van de beleggingen is in handen gelegd van de vermogens- en risicobeheercommissie.
Jaarverslag 2013 l pagina 23
Verslag bestuur Kengetallen uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer
2013
2012
Uitvoeringskosten - kosten uitvoering pensioenregeling (x € 1.000) 901 875 - aantal deelnemers 6.756 6.564 - kosten per deelnemer (in €) 133 133 - aantal deelnemers exclusief gewezen deelnemers1 3.364 3.504 - kosten per deelnemer exclusief gewezen deelnemers (in €) 268 250 - kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 0,10% 0,11%
Kosten vermogensbeheer ( x €1.000) 867.461 802.757 Gemiddeld belegd vermogen2 - management fees bruto - transactiekosten beleggingsfondsen3 - retrocessies Management fees netto - transactiekosten in eigen beheer Totale directe vermogensbeheer kosten - externe kosten - toegerekende interne kosten Totale indirecte vermogensbeheer kosten Totale kosten vermogensbeheer
1.612 1.498 85 65 - 378 - 351 1.319 1.212 290 127 1.609 1.339 321 309 630
306 291 597
2.239 1.936
(in % van het gemiddeld belegd vermogen) - management fees netto 0,15% 0,15% - totale kosten vermogensbeheer 0,26% 0,24% Totaal uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer ( x € 1.000) 3.140 2.811 Totaal in % van het gemiddeld belegd vermogen 1 Conform definitie normdeelnemer uit aanbevelingen uitvoeringskosten pensioenfederatie. 2 Conform definitie gemiddeld belegd vermogen uit aanbevelingen uitvoeringskosten pensioenfederatie. 3 Dit is een schatting.
Jaarverslag 2013 l pagina 24
0,36%
0,35%
Verslag bestuur Toelichting kosten overzicht In 2011 heeft de pensioenfederatie aanbevelingen gepubliceerd over de rapportage en communicatie door pensioenfondsen van uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Aanleidingen daarvoor waren onder andere vragen uit de politiek en een rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van april 2011. In de aanbevelingen is een tijdpad uitgezet tot en met het boekjaar 2014 om bij pensioenfondsen volledige transparantie te krijgen over deze kosten. Het fonds heeft reeds invulling kunnen geven aan een groot deel van de aanbevelingen. De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn volledig transparant. De uitvoeringskosten bestaan onder andere uit personeelskosten, advieskosten, toezichtskosten, controlekosten, huisvesting en kantoorkosten. De splitsing tussen de kosten van uitvoering van de pensioenregeling en de toegerekende interne kosten is gebaseerd op de feitelijke inzet van de medewerkers van het pensioenbureau voor uitvoering respectievelijk vermogensbeheer. De uitgaven aan management fees zijn iets sneller gestegen dan het gemiddeld belegd vermogen, doordat relatief meer in aandelen Azië en Emerging Markets, en in high yield is geïnvesteerd, en die beleggingscategorieën worden enkel via gespecialiseerde beleggingsfondsen belegd, hetgeen hogere kosten met zich meebrengt. De transactiekosten in eigen beheer zijn sterk toegenomen door hogere transactievolumes in zowel aandelen als staatsobligaties. De toename van het transactievolume staatsobligaties was het gevolg van het beleid om de portefeuille-duration te verhogen. De toename van het transactievolume aandelen was het gevolg van een wijziging van de geografische samenstelling van de portefeuille. In het overzicht staan de kosten per deelnemer vermeld. Conform de aanbeveling van de pensioenfederatie worden ook de kosten vermeld per deelnemer, exclusief de gewezen deelnemers (dus van deelnemers en pensioengerechtigden). De hoogte van de uitvoeringskosten moet worden beoordeeld in het perspectief van de mate en de kwaliteit van de serviceverlening. Het fonds is actief op het gebied van communicatie, deskundigheidsbevordering, risicobeheer en individuele voorlichting aan deelnemers. Een vergelijking met andere pensioenfondsen is niet zonder meer mogelijk.
De kosten van het vermogensbeheer kunnen op dit moment voor zover mogelijk transparant worden weergegeven. Deze kosten bestaan uit de interne en externe kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten. In bovenstaand overzicht zijn vermeld de management fees van de beleggingsfondsen in portefeuille bij externe vermogensbeheerders, de aan de beleggingen toegerekende interne kosten (beleggingsadvies en interne personeelskosten), kosten voor consultants, bewaarloonkosten en juridische kosten met betrekking tot de beleggingen. In de jaarrekening zijn in de beleggingsresultaten alle kosten vermogensbeheer verdisconteerd. In de in het bestuursverslag gepresenteerde rendementscijfers zijn vermogensbeheerkosten, met uitzondering van de externe kosten en toegerekende interne kosten, reeds verdisconteerd. Niet van alle beleggingsfondsen is voldoende informatie verkregen om de kosten nauwkeurig vast te stellen. Die zijn daarom zo goed mogelijk geschat. De hoogte van de beleggingskosten hangt in belangrijke mate af van de aard van de beleggingsproducten. Buiten staatsobligaties en aandelen ontwikkelde markten belegt het fonds veelal via gespecialiseerde beleggingsfondsen, waar het kostenniveau hoger is. De hoogte van de kosten moet worden beoordeeld in het perspectief van het verwachte rendement van een beleggingscategorie. Het fonds overweegt een kostenbenchmark te gaan opstellen om een goede beoordeling mogelijk te maken. Een vergelijking met andere pensioenfondsen is niet zonder meer mogelijk. In de aanbevelingen staat ook dat transactiekosten transparant gemaakt moeten worden. Dit betreft in eerste instantie brokerage fees. Transacties in vastrentende waarden worden vaak gedaan tegen netto koersen waarvan een deel de brokerage fee beslaat. Beheerders van beleggingsfondsen hebben deze informatie niet standaard beschikbaar, of moeten door pensioenfondsen overtuigd worden om de informatie beschikbaar te stellen. Het fonds volgt de aanbevelingen van de pensioenfederatie en heeft op die basis voor alle in eigen beheer uitgevoerde transacties in vastrentende waarden de brokerage fees geschat. Voor de meeste transacties bedraagt de schatting 5 basispunten, voor enkele minder liquide beleggingen is het dubbele gehanteerd. Ook voor transactiekosten in beleggingsfondsen is een schatting meegenomen in de vermogensbeheerkosten.
Jaarverslag 2013 l pagina 25
Verslag bestuur 8. Actuariële resultaten Overzicht resultaten laatste vijf boekjaren 2013 2012 2011 2010 2009 € 000 € 000 € 000 € 000 € 000 Beleggingen/marktrente 57.662 32.402 - 74.610 - 6.313 83.602 Premies 1.967 2.710 2.532 1.504 3.908 Sterfte
- 1.829 1.333 6.478
540 1.519
Kosten 507 608 597 -
24 - 225
Mutaties 579 - 366 - 379 962 473 Arbeidsongeschiktheid 406 199 330 301 - 339 Voorziening sterfteontwikkeling/ nieuwe grondslagen
Overige mutaties -
- 27
- 15.096 -
1.173
-
Resultaat 59.265
20.617
-
Op pagina 56 is een nadere analyse opgenomen.
Jaarverslag 2013 l pagina 26
-
-
23.058
193
1.501
65.245
-
- 21.786 -
7.166
24.587 59.986
Verslag bestuur 9. Herstelplan
Evaluatie herstelplan
Door de ontwikkelingen op de financiële markten heeft zich in 2008 de situatie voorgedaan dat het fonds niet meer kan voldoen aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. Door het fonds is deze situatie conform artikel 140 van de PW gemeld aan DNB.
Op 12 februari 2014 heeft het bestuur de vijfde evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. Hieruit blijkt dat het fonds binnen de gestelde termijn is hersteld uit de dekkingstekort situatie.
Het kortetermijnherstelplan is op 26 maart 2009 tijdig ingediend bij DNB. DNB heeft per 14 juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan. De in het herstelplan toegepaste sturingsmiddelen en of maatregelen zijn: • het deels niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen; • het gelijkhouden van de premie; • het handhaven van het beleggingsbeleid. Het herstel zal voornamelijk gerealiseerd moeten worden uit het beleggingsrendement. Als het werkelijke herstel achterblijft, dan zal het bestuur als laatste redmiddel het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen doorvoeren. Op grond van artikel 138 dient het fonds naast het kortetermijnherstelplan ook een langetermijnherstelplan op te stellen. In dit plan dient het fonds aan te tonen dat het binnen een periode van maximaal 15 jaar (10 jaar volgend op het kortetermijnherstelplan) voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. De toegepaste sturingsmiddelen en of maatregelen zijn in de 10 jaren na het kortetermijnherstelplan: • het deels niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen; • het verhogen van de premie; • het wijzigen van het beleggingsbeleid.
Op 28 maart 2014 heeft DNB ingestemd met deze evaluatie en bevestigd dat het korte termijn herstelplan is beëindigd. Het langetermijnherstelplan loopt nog voor een periode van 10 jaar door tot 31 december 2023. Dekkingsgraad per 31 december 2013 De dekkingsgraad per 31 december 2013 is op 107,4% uitgekomen. Dit is 3,3% hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% en betekent dat de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen in 2014 niet zullen worden gekort. Ten opzichte van eind december 2012 is het vermogen van het fonds verder hersteld door met name de stijging van het beleggingsresultaat en de stijging van de rente.
Uit het ingediende herstelplan blijkt dat • het fonds binnen één a twee jaar herstelt tot boven de 105% dekkingsgraad en derhalve geen dek kingstekort meer heeft; • het fonds binnen zeven à acht jaar geen reserve tekort meer zal hebben.
Jaarverslag 2013 l pagina 27
Verslag bestuur
Herstelplan en dekkingsgraad
115,0 110,0 105,0
werkelijke dekkingsgraad
100,0
minimum dekkingsgraad
95,0
oorspronkelijke herstelplan
90,0
Jaarverslag 2013 l pagina 28
Verslag bestuur 10. Wet- en regelgeving
Code pensioenfondsen 1 januari 2014 (Code)
Pension Fund Governance
Het huidig tijdgewricht vereist vanuit het maatschappelijk belang van het pensioenfonds dat het functioneren van het bestuur meer aandacht krijgt. Het streven naar optimalisering van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur moet door pensioenfondsen inzichtelijker worden gemaakt. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd.
“Goed pensioenfonds bestuur staat in de belangstelling. En terecht. Bij de tussen de werkgever en zijn werknemers afgesproken pensioenregeling gaat het om een zeer belangrijke arbeidsvoorwaarde. Het pensioenfonds voert deze regeling uit. Deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden moeten er vanuit kunnen gaan dat het fonds zorgvuldig en professioneel met de ingelegde premies omgaat, opdat later het pensioen waarop men recht heeft, kan worden uitgekeerd. Het bestuur van het pensioenfonds is hiervoor verantwoordelijk, waarbij de externe toezichthouders (DNB, AFM) achteraf toezicht uitoefenen. Dit stelsel functioneert goed. Belanghebbenden hebben er recht op goed geïnformeerd te zijn over verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en het gevoerde beleid. Openheid en een goede communicatie zijn dus essentieel”. Zo opent de Stichting OPF haar brief in april 2004 aan de ondernemingspensioenfondsbesturen. Tevens adviseert de Stichting OPF de door hen aangedragen 24 aanbevelingen in de organisatie te toetsen en in te voeren.
De Code staat niet op zich zelf, maar maakt deel uit van het volledige stelsel van bestaande wet- en regelgeving. Daarnaast geven de aanbevelingen, convenanten en Codes van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid richting aan de governance. Het bestuur van het fonds heeft in het eerste kwartaal van 2014 de Code pensioenfondsen en eventuele gevolgen voor het fonds besproken en zal het zogenoemde “pas- toe- of- leg -uit” beginsel opstellen voor het boekjaar 2014.
Het bestuur van het Telegraafpensioenfonds is van het belang van het bovenstaande goed doordrongen. Daarom heeft het bestuur de set met 24 aanbevelingen in de bestuursvergaderingen besproken. De set met 24 aanbevelingen valt uiteen in 5 hoofdrubrieken namelijk: 1. randvoorwaarden/uitgangspunten; 2. bestuur; 3. organisatie/uitvoering; 4. communicatie; 5. evaluatie/beoordeling. De algemene conclusie was dat de meeste aanbevelingen reeds geïmplementeerd zijn in de bestuurlijke organisatie, maar dat enkele zaken nog opgepakt en uitgewerkt zullen moeten worden. In de afgelopen jaren zijn deze acties uitgewerkt en inmiddels wordt voldaan aan de aanbevelingen.
Jaarverslag 2013 l pagina 29
Verslag bestuur Wet versterking bestuur pensioenfondsen 1 juli 2014 Op 7 augustus 2013 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. Deze wet versterkt het bestuur en intern toezicht van het fonds, verzwaart de geschiktheidseis voor (mede) beleidsbepalers en waarborgt een evenwichtige belangenafweging. De toegenomen complexiteit van het besturen van een pensioenfonds vraagt om een adequate organisatiestructuur en deskundige bestuurders en interne toezichthouders die controle op de organisatie kunnen houden. De nieuwe governance van pensioenfondsen biedt belangrijke veranderingen ten opzichte van de huidige situatie. De bestuursorganen van een pensioenfonds gaan nog meer als een systeem van checks and balances functioneren, met een duidelijke verdeling van de verschillende bestuurlijke taken (zeggenschap, medezeggenschap, toezicht en verantwoording) over de verschillende organen. Er worden ook meer eisen aan de geschiktheid van de (mede) beleidsbepalers gesteld, die moeten waarborgen dat professionele bestuurders verantwoordelijk zijn voor het bestuur. Overzicht 1
Jaarverslag 2013 l pagina 30
Het is hierbij vanzelfsprekend ook belangrijk dat een bestuurder voldoende tijd vrij kan maken om zijn taak goed te kunnen vervullen. Het pensioenfonds krijgt expliciet ruimte voor externe deskundigen in het bestuur. Pensioenfondsen kunnen een keuze maken uit vijf modellen voor de inrichting van het bestuur, intern toezicht en medezeggenschap. Het fonds heeft gekozen voor het zogenoemde paritair model (zie overzicht 1) waarbij het interne toezicht zal plaatsvinden door een visitatiecommissie. Met ingang van 1 juli 2014 dient het aangepaste bestuursmodel in werking te treden en operationeel te zijn. Er geldt geen overgangstermijn voor pensioenfondsen.
Verslag bestuur Deskundigheidsplan van het bestuur
Stembeleid
Jaarlijks wordt het deskundigheidsplan van het bestuur herschreven. Het doel van het deskundigheidsplan is het bevorderen en waarborgen van de benodigde deskundigheid, om de statutaire kerntaak van het bestuur (het formuleren van het fondsbeleid, het organiseren en het uitvoeren van het beleid, het houden van toezicht op de uitvoering en het afleggen van de verantwoording daarover) te realiseren. In het deskundigheidsplan is de instelling van diverse commissies meegenomen. Ieder bestuurslid maakt onderdeel uit van een commissie op basis van zijn specifieke aandachtsgebied. In de commissies wordt zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van bij de sponsor TMG aanwezige deskundigen. In het verslagjaar hebben de bestuursleden hun kennisniveau verbeterd c.q. op peil gehouden door het volgen van seminars en congressen op het gebied van pensioenen door onder meer DNB, Towers Watson, Mercer en Nyenrode. In het najaar heeft SPO een interne opleiding herziening pensioenstelsel nieuw FTK gegeven aan het bestuur. Een aantal bestuursleden heeft een opleiding gevolgd ter verbetering van hun deskundigheidsniveau op een specifiek aandachtsgebied.
Ook vanuit de Nederlandse Corporate Governance Code (Code) zijn zaken van toepassing op ondernemingspensioenfondsen. Aandeelhouders worden opgeroepen door het gebruik maken van hun stemrecht een bijdrage te leveren aan een goede Corporate Governance. De Code vereist van institutionele beleggers, waartoe ook pensioenfondsen behoren, dat zij een stembeleid publiceren en verslag doen van het gevoerde beleid alsmede over hun stemgedrag op aandeelhoudersvergaderingen, via een website. (zie artikel IV.4 van de Code).
Gedragscode
• de met Corporate Governance samenhangende kosten; • het principiële belang dat gehecht wordt aan onder werpen die ter vergadering aan de orde komen; • bijzondere omstandigheden waarmee het pensioen fonds rekening houdt (bijvoorbeeld of de betreffende onderneming buiten de aandeelhoudersvergadering om bereid is tot een constructieve dialoog met haar aandeelhouders).
Het compliancebeleid van het fonds is vastgelegd in de gedragscode van het fonds. De gedragscode van het fonds is vastgesteld op 1 maart 2011. De gedragscode is van toepassing op het bestuur, de medewerkers van het pensioenfonds en andere door het pensioenfonds aan te wijzen betrokkenen. Jaarlijks wordt door een externe compliance officer getoetst of de betrokkenen zich aan de gedragscode houden. De compliance officer heeft tevens een aantal aanbevelingen gedaan in verband met de invoering van de Code pensioenfondsen per 1 januari 2014. Klokkenluidersreglement De externe compliance officer vervult de functie van vertrouwenspersoon krachtens de klokkenluidersregeling. De compliance officer is in het boekjaar 2013 niet benaderd in het kader van meldingen over incidenten of misstanden.
Indien pensioenfondsen hun stem uitbrengen op aandeelhoudersvergaderingen zal dat gebeuren tegen de achtergrond van hun beleid, alsmede op basis van de beoordeling van de concrete situatie van de betreffende onderneming. Onacceptabele situaties/risico’s kunnen ertoe leiden dat beleggers besluiten hun investeringen af te stoten. Het stemgedrag van een pensioenfonds kan naast het algemene beleid mede bepaald worden door speciale factoren zoals:
Het fonds is sinds 2009 deelnemer aan Eumedion. Deze stichting behartigt de belangen van de bij haar aangesloten institutionele beleggers op het gebied van corporate goverance en duurzaamheid bij beursgenoteerde bedrijven. In de aandeelhoudersvergaderingen van twee beursfondsen (waarin het fonds een belang heeft van meer dan 5% van haar aandelenportefeuille) heeft Eumedion het stembeleid in 2013 uitgeoefend namens het fonds.
Jaarverslag 2013 l pagina 31
Verslag bestuur 11. Toekomstverwachting De financiële positie van het fonds is onvoldoende met een dekkingsgraad van 107,4% ultimo 2013 volgens het Financiële ToetsingsKader (FTK) bij een rekenrente van 2,77%. Het vereist eigen vermogen bedraagt € 94,4 terwijl het werkelijke eigen vermogen € 59,6 miljoen was. Hierdoor voldoet het fonds niet aan de eisen van het FTK. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er sprake is van een voorwaardelijk toeslagbeleid. Toekomstige toeslagen zullen gefinancierd moeten worden uit de overrendementen op de beleggingen en/of uit de reserves van het fonds. De actuaris heeft een onderzoek uitgevoerd naar de toereikendheid van het vermogen van het fonds. Dit heeft tot de conclusie geleid dat het fonds een reservetekort heeft. Ook voor het boekjaar 2014 heeft het bestuur wederom gekozen voor een behoedzame invulling van het premiebeleid, toeslagbeleid en het strategisch beleggingsbeleid, zonder de lange termijndoelstellingen uit het oog te verliezen. De matching (van een gedeelte) van de vastrentende beleggingen aan de verplichtingen zal verder uitgewerkt worden om neerwaarts risico ge-
deeltelijk af te dekken. Echter de reële doelstellingen worden niet uit het oog verloren. De huidige economische onzekerheden, waaronder de wereldwijde kredietcrisis, de eurocrisis, de crisis in de Oekraine en de huidige rentevoet stemmen niet tot optimisme. Het bestuur heeft op 12 februari 2014 de evaluatie van het herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Hieruit blijkt dat het fonds binnen de gestelde termijn kan herstellen uit de reservetekort situatie. Op 28 maart 2014 heeft DNB ingestemd met het ingediende evaluatieplan. Inmiddels is de dekkingsgraad en de financiële situatie van het fonds marginaal verbeterd. Het ingediende langetermijnherstelplan kan naar verwachting worden gehaald en zullen aanvullende maatregelen niet nodig zijn. Het bestuur zal de ontwikkeling van de dekkingsgraad nauwlettend volgen. TMG en de pensioencommissie van de centrale ondernemingsraad zijn een overleg gestart over de pensioenregeling van TMG. Binnen TMG gelden verschillende pensioenregelingen. TMG wil graag tot één uniforme pensioenregeling komen per 1 januari 2015. Om een zorgvuldig proces te waarborgen worden zowel TMG als de COR bijgestaan door eigen pensioenadviseurs.
Amsterdam, was getekend op 22 mei 2014 Het bestuur: mr. G.H.J. van Arkel (voorzitter)
H.W. Schaap (secretaris)
A.J. Reekers MA
A. v. Leeuwen
J. van den Hoff AA
drs. M. Visser-Moos
N.O. Neumann
Jaarverslag 2013 l pagina 32
Verslag verantwoordingsorgaan Naam Mr. T.E. Klein Mr. H. Redeker M. van den Berg
Functie Voorzitter Lid VO Lid VO
Vertegenwoordiging Werkgever Pensioengerechtigden Deelnemers
Blijkens de statuten van het fonds heeft het verantwoordingsorgaan de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede beleidskeuzes voor de toekomst. Oordeel betreffende het jaar 2013 Op 8 mei 2014 heeft het verantwoordingsorgaan van de het pensioenfonds een oordeel gegeven over het handelen van het bestuur in 2013. Dit oordeel is met het bestuur besproken op de bestuursvergadering van 22 mei 2014. Het oordeel luidt als volgt: Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de inhoud van het actuarieel rapport 2013, de jaarrekening 2013, het jaarverslag 2013, het geactualiseerde Handboek van het fonds, van de notulen van de in het verslagjaar gehouden bestuursvergaderingen en vermogens- en risicobeheercommissie vergaderingen en van andere stukken waaruit het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes blijken. In 2013 is het verantwoordingsorgaan van het fonds een aantal keren betrokken geweest bij overleg met het gehele bestuur of met het dagelijks bestuur en directeur. Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de werkrelatie met het bestuur en directie. Enige teleurstelling is er enkel over de relatief karige vergoedingsregeling voor VO-leden die niet in actieve dienstbetrekking zijn. In de overleggen tussen het verantwoordingsorgaan en het bestuur in het verslagjaar zijn onder meer de volgende onderwerpen aan de orde geweest: • De eenzijdige bevriezing door sponsor van de eind loonregeling voor deelnemers met eindloontoets; • Het communicatiebeleid, waaronder de afstemming met die van sponsor; • De ontwikkeling van de dekkingsgraad; • De invloed van de toegenomen levensverwachting op de resultaten; • De aansluiting van nieuwe BV’s tot het pensioen fonds;
Sinds 12-12-2007 01-01-2013 01-01-2013
Einde zittingsduur 01-07-2015 01-07-2014 01-07-2016
• Het renterisico en het beleid daarop; • Het herstelplan en evaluatie herstelplan, de scena rio’s van korten; • Het beleggingsbeleid en beleggingsresultaten; • Het risicomanagement; • Het rapport visitatiecommissie 2011/2012 en de op volging van de aanbevelingen; • Het continuïteitsplan • De ALM en de continuïteitsanalyse; • De toegezonden kwartaal updates door de directeur. • Het nieuwe reglement VO • De gedragscode van het fonds In het boekjaar 2013 heeft het verantwoordingsorgaan advies uitgebracht over: • De vergoedingsregeling voor bestuur en commissies van het fonds • Wet versterking bestuur pensioenfondsen Op basis hiervan is het verantwoordingsorgaan van oordeel dat in het verslagjaar door het bestuur gestreefd is naar een evenwichtig beleid dat rekening houdt met het belang van alle belanghebbenden. Amsterdam, 22 mei 2014. Mr. T.E. Klein (voorzitter) Mr. H. Redeker M. van den Berg Reactie bestuur Het bestuur heeft kennisgenomen van het oordeel van het verantwoordingsorgaan en zal de gegeven adviezen nader bespreken. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor de prettige samenwerking. In de statuten is bepaald dat het verantwoordingsorgaan ten minste uit drie leden dient te bestaan, met voor iedere te onderscheiden geleding, te weten de vennootschappen, de deelnemers en de gepensioneerden, evenveel leden. In de statuten is vastgelegd dat de leden worden benoemd voor een termijn van drie jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming voor een tweede en tevens laatste termijn van drie jaar.
Jaarverslag 2013 l pagina 33
Verslag intern toezicht Intern toezicht Ter waarborging van goed bestuur moet de stichting op grond van de Pensioenwet zorgdragen voor intern toezicht. Door de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (van kracht per 1 juli 2014) en de Code pensioenfonds per 1 januari 2014 dient een aantal wijzigingen te worden doorgevoerd in onder meer de statuten van de stichting met betrekking tot het intern toezicht. Het intern toezicht bij de stichting zal jaarlijks gaan plaatsvinden door middel van een door het bestuur te benoemen visitatiecommissie bestaande uit minimaal drie onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) de stichting en omvat het tenminste de volgende taken: • het toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds; • het toezien op adequate risicobeheersing en even wichtige belangenafweging door het bestuur. De visitatie is voor de 2e keer verricht door de Visitatiecommissie Pensioenfondsen B.V. te Tilburg. Deze visitatie commissie heeft op 14 februari 2013 verslag uitgebracht over het onderzoek over de periode 2011 tot en met 1 juli 2012. De visitatiecommissie bestond uit de heer J.W. Kloet RC (voorzitter), mevrouw mr. A.J.E.M. Vollenbroek en de heer C.Th. de Wuffel. In het jaarverslag 2012 was de samenvatting van de door de visitatiecommissie gesignaleerde mogelijkheden om “Goed pensioenfonds bestuur” verder te optimaliseren opgenomen. De reactie van het bestuur stond hierbij vermeld. Het bestuur heeft nu een kort verslag opgesteld van deze samenvatting uit 2012 hetgeen hieronder is opgenomen. De visitatiecommissie is van mening dat in het algemeen gesteld kan worden dat het fonds haar bestuurlijke procedures en processen voldoende op orde
Jaarverslag 2013 l pagina 34
heeft, dat het redelijk in control is, de belangen van de stakeholders voldoende afweegt en dat het oog heeft voor de risico’s op langere termijn. Hierdoor wordt op adequate wijze invulling gegeven aan “Goed Pensioenfonds Bestuur”. De directeur van het pensioenbureau vervult daarbij een belangrijke rol in de beleidsvoorbereiding voor het bestuur. Verslag Het verslag van 14 februari 2013 bevat de bevindingen van de Visitatiecommissie (hierna de VC) naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van het bestuur van de Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 over de periode 2011 tot en met 1 juli 2012. In 2013 is een aantal verbeterpunten doorgevoerd met betrekking tot de structurering van de bestuurlijke procedures en processen. De voortgang wordt periodiek bewaakt binnen de commissies en door het bestuur middels rapportages. De vermogens- en risicobeheercommissie respectievelijk de risicomanagement commissie hebben de aanbevelingen van de VC opgepakt om tenminste eenmaal per jaar explicieter aandacht te besteden aan de risico’s voor het fonds op de langere termijn in relatie tot het integraal risicobeheerplan en het financieel crisisplan. Het bestuur heeft goede nota genomen van de opmerkingen inzake de verbeteringen met betrekking tot de vastlegging van overwegingen en achtergronden, inclusief het inzichtelijk maken van de evenwichtige belangenafweging. Het proces van besluitvorming wordt hierdoor inzichtelijker. De aanbeveling om een aantal punten (zoals bijvoorbeeld risicomanagement) vast op de agenda te hebben, zodat duidelijk wordt dat het bestuur op deze punten in control is is opgevolgd Het bestuur heeft in 2013 op advies van de VC een continuïteitsplan op gesteld om het continuïteitsrisico te beheersen.
Jaarrekening • • • •
Balans per 31 december 2013 Staat van baten en lasten over 2013 Kasstroomoverzicht over 2013 Toelichting op de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht
Jaarverslag 2013 l pagina 35
Jaarrekening Balans per 31 december 2013 (na resultaatverdeling) Toelichting 31.12.2013 31.12.2012 € 000 € 000
Actief Beleggingen Beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen I 48.912 47.802 Aandelen II 293.732 262.574 Derivaten III 376 Vastrentende waarden IV 514.840 524.675 Liquide middelen en kortlopende deposito’s V 17.163 6.057 875.023 841.108 Immateriële vaste activa VI 177 192 Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op sponsors 5 1.640 Vorderingen inzake beleggingen VII 12.109 12.305 Overige vorderingen VIII 338 141 12.452 14.086 Overige liquide middelen IX 64 358
887.716 855.744 Passief Eigen vermogen X 59.706 441 Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds XI 812.566 840.955 Voorzieningen Spaarmodule voor risico deelnemers XII 12.720 13.869 Overige voorzieningen XIII 113 113 12.833 13.982 Overlopende passiva Overlopende passiva 1.826 366 Verplichting uit hoofde van collateral 450 - Totaal overlopende passiva XIV 2.276 366 Derivaten XV 335 - 887.716 855.744
Jaarverslag 2013 l pagina 36
Jaarrekening Staat van baten en lasten over 2013
Toelichting 2013 2012 € 000 € 000 Baten Premiebijdragen Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico fonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
XVI 18.265 20.199 XII 785 859 XVII 33.810 97.277 XII 446 1.491 XVIII 807 2.378
Totaal baten 54.113 122.204 Lasten
Pensioenuitkeringen XIX 22.409 20.656 Pensioenuitvoeringskosten XX 913 888 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds: Pensioenopbouw XXI 16.448 18.558 Toeslagen XXII - - Rentetoevoeging XXIII 2.931 11.722 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten XXIV - 22.398 - 20.237 Wijziging marktrente XXV - 26.783 53.153 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten XXVI 1.899 280 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen XXVII - 486 14.342 Mutatie spaarmodule voor risico deelnemers XII 1.231 2.350 Herverzekeringspremies 327 306 Saldo overdrachten van rechten XXVIII 1.643 431 Totaal lasten - 5.152 101.587 Saldo van baten en lasten 59.265 20.617
Jaarverslag 2013 l pagina 37
Jaarrekening Kasstroomoverzicht over 2013
2013 2012 € 000 € 000
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Inkomsten Premies 18.202 20.199 Inkoopsommen 453 - Aanvullingen reserves verbetering pensioenen 34 2.315 Spaarmodule ontvangsten 787 875 Uitkeringen herverzekering inclusief technische winstdeling 574 59 20.050 23.330 Uitgaven Pensioenuitkeringen 22.453 20.693 Afkoopsommen 1.131 199 Herverzekeringspremies 337 306 Onverplichte aanvulling 12 13 Algemene kosten 924 860 24.857 22.071 Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten - 4.807 1.259 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Inkomsten Uit beleggingen 26.651 24.081 Ontvangen zekerheden in liquide middelen 450 Verkopen vastgoedbeleggingen 1.051 Verkopen aandelen 101.628 19.125 Uitlotingen en verkopen vastrentende waarden 145.100 66.754 Verkopen deposito’s - 8.000 274.880 117.960 Uitgaven Aankopen vastgoedbeleggingen 351 2.116 Aankopen aandelen 91.596 21.121 Aankopen vastrentende waarden 169.951 90.569 Aankopen deposito’s 9.000 Vermogensbeheerkosten 630 597 Overige 19 271.547 114.403 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 3.333 3.557 Mutatie kasstroom inclusief rekening-courant sponsor
Jaarverslag 2013 l pagina 38
1.474
4.816
Jaarrekening
2013 2012 € 000 € 000 Saldo liquide middelen 1 januari 6.415 158 Saldo rekening-courant sponsor 1.640 3.081 8.055 3.239 Saldo liquide middelen 31 december 8.227 6.415 Saldo rekening-courant sponsor - 1.646 1.640 6.581 8.055 Mutatie kasstroom inclusief rekening-courant sponsor - 1.474 4.816
Jaarverslag 2013 l pagina 39
Jaarrekening Toelichting op de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht Algemeen
Risicoparagraaf
Activiteiten
Voor een beschrijving van de belangrijkste risico’s wordt verwezen naar het bestuursverslag. Ten aanzien van de beleggingen wordt verwezen naar de toelichting op de posten in de balans.
Het doel van Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 statutair gevestigd te Amsterdam is “het verlenen van pensioen aan de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en hun nabestaanden”. Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening wordt opgesteld in duizenden Euro’s. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts opgenomen voorzover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Presentatiewijzigingen Liquide middelen zijn in het verslagjaar uitgesplitst naar liquide middelen binnen de beleggingsportefeuille en liquide middelen ter dekking van uitvoeringskosten van het pensioenbureau. De liquide middelen binnen de beleggingsportefeuille zijn gesaldeerd met deposito’s tot liquide middelen en kortlopende deposito’s. Deze presentatie doet beter recht aan het vermogensbeheer, waarin deposito’s een verlengstuk zijn van de liquide middelen, en geen aparte beleggingscategorie. De liquide middelen ter dekking van uitvoeringskosten staan onder overige liquide middelen weergegeven.
Jaarverslag 2013 l pagina 40
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bepalingen zoals opgenomen in titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 22 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt. Omrekening van vreemde valuta's Vorderingen, schulden en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. Transacties in vreemde valuta’s gedurende de verslagperiode worden in de jaarrekening verwerkt tegen de koers van afwikkeling. De uit de omrekening per balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden opgenomen in de staat van baten en lasten.
Jaarrekening Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Beleggingen Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op gelijke wijze gewaardeerd.
tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd.
Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers (midkoers). Niet beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de netto vermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, indien die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaten met een positieve marktwaarde worden opgenomen onder de beleggingen. Derivaten met een negatieve marktwaarde worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva.
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden opgenomen tegen de per balansdatum geldende beurskoers (midkoers). De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is bepaald op netto vermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder. Indien geen betrouwbare schatting van de aandelen is te maken, wordt gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden opgenomen tegen de per balansdatum geldende beurskoers (midkoers). De lopende rente wordt verantwoord onder “vorderingen en overlopende activa”. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto-kasstromen (rente en aflossingen) die uit beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt
Indien geen betrouwbare schatting van de vastrentende waarden is te maken, wordt gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs. Liquide middelen en kortlopende deposito’s Liquide middelen en kortlopende deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde per balansdatum.
Immateriële vaste activa De immateriële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele residuwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikneming. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringen op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2013 l pagina 41
Jaarrekening Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Vorderingen en overige overlopende activa De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde, onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen wordt opgenomen tegen actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. De volgende grondslagen en veronderstellingen zijn gebruikt voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen: De voorziening pensioenverplichtingen is gesteld op de actuariële contante waarde van de reglementair voor de balansdatum gekweekte aanspraken, inclusief de eventueel toegezegde toeslag per 1 januari van het volgend jaar, waarbij de pensioenen continue betaalbaar zijn verondersteld. Deze voorziening pensioenverplichtingen is inclusief de aanvulling uit hoofde van final pay, overeenkomstig artikel 10 lid 2 van het pensioenreglement. Voor de waardering van de aanspraken is van de volgende onderstellingen uitgegaan: a. rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2013 van de nominale marktrente zoals gepubliceerd door DNB, eind 2013: 2,77% (2012: 2,44%);
Jaarverslag 2013 l pagina 42
b. overlevingstafel: 1. mannen : AG Prognosetafel 2012-2062 met Towers Watson fondsspecifieke ervaringssterfte 2012 (idem voor 2012) 2. vrouwen: AG Prognosetafel 2012-2062 met Towers Watson fondsspecifieke ervaringssterfte 2012 (idem voor 2012) c. voor niet ingegaan wezenpensioen wordt niet gereserveerd; d. ongehuwde niet gepensioneerde (gewezen) deelnemers worden geacht gehuwd te zijn; e. zowel in de gevallen van gehuwde deelnemers, gehuwde gewezen deelnemers en gehuwde pensi oentrekkenden, als in de gevallen van onder punt d genoemde fictief gehuwde deelnemers en gewezen deelnemers is aangenomen, dat de echtgenote juist 3 jaar jonger is dan haar man c.q. de echt genoot juist 3 jaar ouder is dan de vrouw; f. ten aanzien van de ten laste van het fonds komende premies voor arbeidsongeschikte deel nemers is in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen de contante waarde van die premies, zonder daarbij rekening te houden met de tijdelijke korting op de premie; g. kosten: in 2013 en 2012 een voorziening van 1,5% van de netto VPV. De werkelijke leeftijden van de verzekerden op de balansdatum zijn gesteld op de leeftijden in volle jaren, vermeerderd met een half jaar. Voor de nog niet gepensioneerde deelnemers is de duur van uitstel van de pensioendatum gesteld op 67 jaar, verminderd met de vorenbedoelde leeftijd op balansdatum. Voorzieningen: Spaarmodule voor risico deelnemers De spaarmodule voor risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds. Overige voorzieningen Deze voorzieningen worden opgenomen tegen nominale waarde.
Jaarrekening Grondslagen voor de staat van baten en lasten Premiebijdragen
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
De op het boekjaar betrekking hebbende contractuele bijdrage aan premies.
De op het boekjaar betrekking hebbende mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen.
Beleggingsresultaten
Herverzekeringspremies
Op de post beleggingsresultaten worden de directe vermogensbeheerkosten in mindering gebracht. Transactiekosten zijn gesaldeerd met de gerelateerde beleggingsopbrengsten.
De op het boekjaar betrekking hebbende premies van verzekering van risico’s wegens vooroverlijden voor zover de risico’s het eigen behoud te boven gaan.
Directe opbrengsten beleggingen De op het boekjaar betrekking hebbende nettoopbrengsten van de beleggingen. In het boekjaar ontvangen dividend wordt als opbrengst verantwoord. Uit stockdividend, bonusaandelen en agio verkregen aantallen aandelen worden als opbrengst dividend verantwoord. Indirecte opbrengsten beleggingen De op het boekjaar betrekking hebbende gerealiseerde resultaten bij verkoop en/of uitloting, de ongerealiseerde koersverschillen op ultimo van het jaar nog aanwezige beleggingen alsmede koersverschillen vreemde valuta.
Saldo overdracht van rechten De op het boekjaar betrekking hebbende inkomende en uitgaande gelden in verband met waardeoverdrachten. Deze bedragen zijn inclusief rentevergoedingen. Grondslagen voor opstelling van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit liquide middelen en de rekening-courantverhouding met de sponsor. Kasstromen in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen een geschatte gemiddelde koers. Koersverschillen inzake geldmiddelen worden afzonderlijk in het kasstroomoverzicht getoond.
Pensioenuitkeringen De op het boekjaar betrekking hebbende uitkeringen wegens oudedags- en nabestaandenpensioenen.
Jaarverslag 2013 l pagina 43
Jaarrekening Toelichting op de onderscheiden posten van de balans
Beleggingen voor rekening en risico pensioenfonds I. Vastgoedbeleggingen In het boekjaar vonden de volgende mutaties in de vastgoed aandelen plaats: 2013 2012 € 000 € 000 Balanswaarde begin boekjaar 47.802 38.836 Af: Verkopen tegen waarde ten tijde van verkoop - 1.051 - 46.751 38.836 Bij: Aankopen 351 2.116 47.102 40.952 Mutatie koersresultaten 1.810 6.850 Balanswaarde einde boekjaar 48.912 47.802 De balanswaarde vastgoed aandelen per ultimo 2013 is inclusief € 27,8 miljoen (ultimo 2012 € 27,2 miljoen) aan participaties in beleggingsinstellingen. II. Aandelen 2013 2012 € 000 € 000 Balanswaarde begin boekjaar 262.574 233.662 Af: Verkopen tegen beurswaarde ten tijde van verkoop - 104.730 - 19.125 157.844 214.537 Bij: Aankopen 94.699 21.121 252.543 235.658 Mutatie koersresultaten 41.189 26.916 Balanswaarde einde boekjaar 293.732 262.574 De balanswaarde aandelen per ultimo 2013 is inclusief € 81,7 miljoen (ultimo 2012 € 75,7 miljoen) aan participaties in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen. Het fonds heeft een belang van € 1,3 miljoen in Telegraaf Media Groep N.V. per 31 december 2013 (ultimo 2012 € 1,1 miljoen).
Jaarverslag 2013 l pagina 44
Jaarrekening III. Derivaten 2013 2012 € 000 € 000 Balanswaarde begin boekjaar - Verkopen en expiratie - 320 Gerealiseerde resultaten 320 Ongerealiseerde resultaten 41 Balanswaarde einde boekjaar 41 Dit betreft het saldo van de positieve positie van 376 onder beleggingen en de negatieve positie van 335 zoals onder overlopende passiva is gerapporteerd. IV. Vastrentende waarden
In het boekjaar vonden de volgende mutaties plaats: 2013 2012 € 000 € 000 Balanswaarde begin boekjaar 524.675 460.278 Af: Verkopen/uitlotingen tegen beurswaarde ten tijde van verkoop - 147.370 - 66.754 377.305 393.524 Bij: Aankopen 172.221 90.569 549.526 484.093 Mutatie koersresultaten - 34.686 40.582 Balanswaarde einde boekjaar 514.840 524.675 De balanswaarde vastrentende waarden per ultimo 2013 is inclusief € 114,3 miljoen (ultimo 2012 € 81,3 miljoen) aan participaties in beleggingsinstellingen. V. Liquide middelen en kortlopende deposito’s 2013 2012 € 000 € 000 Deposito’s: Stand begin boekjaar 0 8.000 Verstrekkingen/aflossingen 9.000 - 8.000 Stand einde boekjaar 9.000 0 Liquide middelen: Beleggingsrekening EUR 7.060 6.057 Beleggingsrekening GBP 63 0 Beleggingsrekening USD 590 0 Rekening ontvangen zekerheden 450 0 Totaal 17.163 6.057
Jaarverslag 2013 l pagina 45
Jaarrekening Beleggingen voor rekening en risico deelnemers De ingelegde gelden voor de spaarmodule zijn opgenomen onder de beleggingen voor rekening en risico van het fonds. De redenen hiervoor zijn dat deze gelden renderen met het rendement van de portefeuille van het fonds alsmede het geringe belang (ruim 1%). VI.
Immateriële vaste activa
Deze post betreft de ontwikkelde software ten behoeve van de rechtenadministratie. Deze software is eind 2008 in gebruik genomen. Vanaf het jaar 2009 wordt deze software in tien jaar afgeschreven. 2013 2012 € 000 € 000 Stand begin boekjaar 192 224 Nieuwe investeringen 19 Afschrijvingen - 34 - 32 Stand einde boekjaar 177 192 VII. Vorderingen inzake beleggingen 2013 2012 € 000 € 000 Te vorderen interest obligaties 10.922 11.189 Te vorderen inzake dividenden 1.087 989 Overige vorderingen 100 127 Stand einde boekjaar 12.109 12.305 VIII. Overige vorderingen Alle overige vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar. IX Overige liquide middelen De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. X. Eigen vermogen Vereist eigen vermogen Het FTK stelt een aantal eisen aan het vermogen van het fonds. Het eigen vermogen van het fonds moet zodanig zijn dat met een zekerheid van 97,5% voorkomen wordt dat het fonds binnen één jaar over minder vermogen beschikt dan de actuele waarde van de technische voorzieningen (artikel 131 en 132 Pensioenwet). Het fonds maakt gebruik van het standaardmodel van DNB om het vereiste eigen vermogen te bepalen. Het vereist eigen vermogen bedraagt € 128,8 miljoen (2012: € 137,0 miljoen), het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt ruim € 33,3 miljoen (2012: € 34,0 miljoen). Het werkelijk eigen vermogen van € 60,1 miljoen was hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen. Echter het is nog lager dan het vereist eigen vermogen waardoor het fonds nog niet voldoet aan de eisen van het FTK. In 2012 voldeed het fonds ook niet aan het minimaal vereist eigen vermogen met een eigen vermogen van € 0,4 miljoen.
Jaarverslag 2013 l pagina 46
Verslag bestuur Herstelplan
Evaluatie herstelplan
Door de ontwikkelingen op de financiële markten heeft zich in 2008 de situatie voorgedaan dat het fonds niet meer kan voldoen aan de vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen. Door het fonds is deze situatie conform artikel 140 van de PW gemeld aan DNB.
Op 12 februari 2014 heeft het bestuur de vijfde evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. Hieruit blijkt dat het fonds binnen de gestelde termijn is hersteld uit de dekkingstekort situatie. Op 28 maart 2014 heeft DNB ingestemd met deze evaluatie en bevestigd dat het korte termijn herstelplan is beëindigd.
Het kortetermijnherstelplan is op 26 maart 2009 tijdig ingediend bij DNB. DNB heeft per 14 juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan. De in het herstelplan toegepaste sturingsmiddelen en of maatregelen zijn: • het deels niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen; • het gelijkhouden van de premie; • het handhaven van het beleggingsbeleid. Het herstel zal voornamelijk gerealiseerd moeten worden uit het beleggingsrendement. Als het werkelijke herstel achterblijft, dan zal het bestuur als laatste redmiddel het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen doorvoeren. Op grond van artikel 138 dient het fonds naast het kortetermijnherstelplan ook een langetermijnherstelplan op te stellen. In dit plan dient het fonds aan te tonen dat het binnen een periode van maximaal 15 jaar (10 jaar volgend op het kortetermijnherstelplan) voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. De toegepaste sturingsmiddelen en of maatregelen zijn in de 10 jaren na het kortetermijnherstelplan: • het deels niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen; • het verhogen van de premie; • het wijzigen van het beleggingsbeleid.
Dekkingsgraad per 31 december 2013 De dekkingsgraad per 31 december 2013 is op 107,4% uitgekomen. Dit is 3,3% hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% en betekent dat de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen in 2014 niet zullen worden gekort. Ten opzichte van eind december 2012 is het vermogen van het fonds verder hersteld door met name de stijging van het beleggingsresultaat en de stijging van de rente. Het langetermijnherstelplan loopt nog voor een periode van 10 jaar door tot 31 december 2023.
Uit het ingediende herstelplan blijkt dat • het fonds binnen één a twee jaar herstelt tot boven de 105% dekkingsgraad en derhalve geen dek kingstekort meer heeft; • het fonds binnen zeven à acht jaar geen reservete kort meer zal hebben.
Jaarverslag 2013 l pagina 47
Jaarrekening Dekkingsgraad De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. Het pensioenvermogen bestaat uit het eigen vermogen, de technische voorzieningen en de overige voorzieningen. 31.12.2013 31.12.2012 € 000 € 000 Pensioenvermogen 872.385 841.509 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds 812.566 840.955 Dekkingsgraad 107,4% 100,1% Analyse ontwikkeling dekkingsgraad in % punten
2013
2012
Dekkingsgraad begin periode
100.1
97.4
Contributies portefeuille
- 0.8
- 0.4
Mutaties verplichtingen
0.7
- 1.6
Wijzigingen rentetermijnstructuur verplichtingen
5.7
- 5.6
Rendement beleggingen Rendement voorziening (rente aangroei) Overige zaken Dekkingsgraad per 31 december Mutatie dekkingsgraad
4.3
13.0
- 2.6
- 2.7
0.0
0.0
107.4
100.1
7.3
2.7
Algemene reserve 2013 2012 € 000 € 000 Stand begin boekjaar 441 - 20.176 Bestemming saldo staat van baten en lasten 59.265 20.617 Stand einde boekjaar 59.706 441
Jaarverslag 2013 l pagina 48
Jaarrekening XI. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
2013 2012 € 000 € 000 Stand begin boekjaar 840.955 763.137 Toevoeging pensioenopbouw 16.448 18.558 Indexering en overige toeslagen - Rentetoevoeging (2013: 0,351%; 2012: 1,544%) 2.931 11.722 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - 22.398 - 20.237 Wijziging marktrente - 26.783 53.153 Mutatie overdrachten van rechten 1.899 280 Verzwaring prognosetafel / ervaringssterfte - 15.096 Overige mutaties 486 - 754 Stand einde boekjaar 812.566 840.955
Samenstelling VPV naar deelnemers 31.12.2013 31.12.2012 € 000 € 000 Actieve deelnemers OP67 43.106 Actieve deelnemers OP65 202.786 298.998 Gewezen deelnemers 213.922 203.314 Gepensioneerden 291.646 279.140 Nabestaanden 60.706 58.703 Zieken 400 800 Totaal 812.566 840.955
Aantallen deelnemers 31.12.2013 31.12.2012 Actieve deelnemers 2.070 2.328 Gewezen deelnemers 3.392 3.060 Gepensioneerden 931 836 Nabestaanden 363 340 Totaal aantal 6.756 6.564 XII. Spaarmodule voor risico deelnemers
2013 2012 € 000 € 000 Stand begin boekjaar 13.869 12.201 Stortingen 785 859 Onttrekkingen - 2.321 - 630 Management fee en administratiekosten - 59 - 52 Rendement boekjaar 446 1.491 Stand einde boekjaar 12.720 13.869
Jaarverslag 2013 l pagina 49
Jaarrekening XIII. Overige voorzieningen Totaal € 000 Stand begin boekjaar 113 Mutaties Stand einde boekjaar 113 Extra pensioenaanvullingen gedispenseerde PGB-deelnemers worden uit deze voorziening gevoed. Met Telegraaf Media Groep N.V. is de afspraak dat aanvullingen door Telegraaf Media Groep N.V. betaald worden. XIV. Overlopende passiva 31.12.2013 31.12.2012 € 000 € 000 Sponsors 1.661 76 Vakantiegeld reservering 40 42 Uitvoeringskosten secretariaat 104 128 Pensioenen - 100 Waardeoverdrachten / afkoopsommen 1 1 Overige 20 19 Verplichting uit hoofde van collateral 450 Totaal 2.276 366 De overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar voor een bedrag van € 2.276 (2012: € 266). XV. Derivaten 31.12.2013 31.12.2012 € 000 € 000 Valuta derivaten 335 -
Jaarverslag 2013 l pagina 50
Jaarrekening Toelichting op de onderscheiden posten van de staat van baten en lasten
XVI. Premiebijdragen 2013 2012 € 000 € 000 Bijdrage werkgevers 11.958 13.135 Bijdrage werknemers 5.983 6.569 Feitelijke premie 17.941 19.704 Bijdrage FVP 324 495 Totaal 18.265 20.199
2013 2012 Zuivere kostendekkende premie € 000 € 000 Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 14.873 17.097 Risicopremie voor arbeidsongeschiktheid
362
431
Opslag voor uitvoeringskosten 560 Solvabiliteitsopslag over benodigde koopsom (2013: 16,3% en 2012: 17,5%) 2.361 Totale zuivere kostendekkende premie 18.156
564 3.067 21.159
2013 2012 Gedempte kostendekkende premie € 000 € 000 Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 12.223 11.769 Risicopremie voor arbeidsongeschiktheid
306
Opslag voor uitvoeringskosten 560 Solvabiliteitsopslag over benodigde koopsom (2013: 16,3% en 2012: 17,5%) 1.921 Totale gedempte kostendekkende premie 15.010
299 564 2.112 14.744
Totale feitelijke premie 17.941 19.704 Er is geen korting op de ontvangen premiebijdragen toegepast. Uitgaande van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de in het boekjaar feitelijk ontvangen premie ten bedrage van 17.941 groter was dan de te ontvangen gedempte kostendekkende premie.
Jaarverslag 2013 l pagina 51
Jaarrekening XVII. Beleggingsresultaten risico fonds
Directe beleggingsopbrengsten 2013 2012 € 000 € 000 Vastgoedbeleggingen 1.623 1.660 Aandelen 9.288 7.818 Vastrentende waarden 14.937 15.174 Deposito’s en dergelijke 1 14 Derivaten - Overige beleggingen 378 351 Totaal 26.225 25.017 Af: toegerekend rendement aan spaarmodule - 446 - 1.491 Totaal 25.779 23.526
Indirecte beleggingsopbrengsten 2013 2012 € 000 € 000 Vastgoedbeleggingen 1.811 6.850 Aandelen 41.189 26.916 Vastrentende waarden - 34.686 40.582 Deposito’s en dergelijke - Derivaten 361 Overige beleggingen - 14 Totaal 8.661 74.348 Kosten vermogensbeheer 2013 2012 € 000 € 000 Externe kosten 321 306 Intern doorbelaste kosten 309 291 Totaal indirecte vermogensbeheer kosten 630 597 Totaal beleggingsresultaten risico fonds 33.810 97.277
Jaarverslag 2013 l pagina 52
Jaarrekening XVIII. Overige baten 2013 2012 € 000 € 000 Aanvulling voorziening PGB-gedispenseerden - Aanvulling voorziening verbetering pensioenen 34 2.188 Uitkering herverzekering 773 65 Uitkering technische winstdeling herverzekering - 125 807 2.378 Aanvulling voorziening verbetering pensioenen De aanvullingen op de zogenoemde eindloontoets worden door de Telegraaf Media Groep N.V. separaat, conform afspraken, betaald. Indien bedragen aan Telegraaf Media Groep N.V. toevallen, zijn deze (als negatieve bate) in de voorziening opgenomen voor zover het fonds deze wettelijk mag afstorten. Over 2013 is een bedrag van plm. 1,3 miljoen (inclusief rente) door Telegraaf Media Groep N.V. geclaimd, maar wegens wettelijke restricties door het fonds niet opgenomen. Herverzekering Voor het afdekken van het risico van vooroverlijden worden de aanspraken van deelnemers, gehuwd of met een partner door het fonds herverzekerd. Het herverzekerde bedrag is ná aftrek van het eigen behoud. Het eigen behoud bedroeg in 2013 € 125.824,- per verzekerde. Het contract is met ingang van 1 januari 2010 herzien en afgesloten voor een vijfjaarsperiode. Uitkering technische winstdeling herverzekering Het winstaandeel bedraagt 72,5% van het winstsaldo. Het winstsaldo wordt bepaald als het positieve verschil tussen de baten en lasten. Op grond van de overeenkomst met de herverzekeraar zal jaarlijks een voorlopige sterftewinst uitkering plaatsvinden. Deze wordt bepaald als 70% van het saldo van baten en lasten in enig jaar, onder aftrek van negatieve winstsaldi uit voorgaande jaren die binnen de contractsperiode vallen waarop deze winstdelingsregeling betrekking heeft. Indien het definitieve winstaandeel minus de uitgekeerde voorschotten tot een negatief saldo leidt, is het fonds het negatieve saldo aan de herverzekeraar verschuldigd. XIX. Pensioenuitkeringen 2013 2012 € 000 € 000 Pensioenuitkeringen - Ouderdomspensioen 18.332 16.816 - Partnerpensioen 4.016 3.788 - Wezenpensioen 61 52 Totaal 22.409 20.656
Jaarverslag 2013 l pagina 53
Jaarrekening XX. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten worden geheel door de stichting gedragen. In de pensioenpremie is een opslag meegenomen ter dekking van deze kosten.
2013 2012 € 000 € 000 Onverplichte aanvulling overhevelingstoeslag 12 13 Kosten pensioenbedrijf 901 875 913 888 De kosten van het pensioenbedrijf zijn als volgt in beeld te brengen: 2013 2012 € 000 € 000 Doorberekende salarissen 448 432 Doorberekende sociale lasten 122 117 Overige personeelskosten 20 20 Afschrijvingen 34 32 Accountantskosten, onderzoek van de jaarrekening 38 46 Accountantskosten, andere controleopdrachten 2 2 Overige bedrijfskosten 648 612 Kosten totaal 1.312 1.261 Af: toerekening aan TMG en externe adviseursbeloning - 43 - 43 Af: toerekening aan vermogensbeheerkosten - 309 - 291 Af: toerekening aan spaarmodule - 59 - 52 Kosten pensioenbedrijf 901 875 De overige bedrijfskosten zijn inclusief de beloning bestuursleden voor een bedrag van 59 (2012: 70). De omvang van het gemiddelde personeelsbestand bedroeg: 2013 2012 In personen 8 8 In fte’s 6,9 6,6 Het personeel is in dienst van de sponsor.
Jaarverslag 2013 l pagina 54
Jaarrekening XXI. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect van de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. XXII. Toeslagen Hieronder is opgenomen de actuarieel berekende waarde van het effect van de toegekende toeslagen over het boekjaar. XXIII. Rentetoevoeging De rentetoevoeging is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur zoals die gold per 1 januari 2013 voor het fonds. XXIV. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Deze onttrekking geeft de verwachte pensioenuitkeringen weer in het boekjaar. Tevens is hieronder opgenomen de pensioenuitvoeringskosten. XXV. Wijziging marktrente Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. XXVI. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Deze post geeft het actuariële resultaat weer van de uitgaande en inkomende waardeoverdrachten gedurende het boekjaar. XXVII. Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Deze post bevat het sterfteresultaat, het arbeidsongeschiktheidsresultaat en de overige resultaten. In 2012 bevat deze post ook een extra dotatie aan de voorziening pensioenverplichtingen in verband met de verzwaring van de AG prognosetafels alsmede aanpassing van de ervaringssterfte ad € 15,1 mln. XXVIII. Saldo overdracht van rechten 2013 2012 € 000 € 000 Uitgaande waarde overdrachten 1.062 Uitgaande afgekochte rechten 69 199 Inkomende waarde overdrachten - 453 Omzetting spaarmodule in rechten - 2.321 - 630 - 1.643 - 431
Jaarverslag 2013 l pagina 55
Jaarrekening Actuariële en bedrijfstechnische analyse over 2013 2013 2012 € 000 € 000 Directe en indirecte beleggingsopbrengsten 33.810 97.277 Af: toeslagen - - Af: actuarieel benodigde rente 23.852 - 64.875 Resultaat op beleggingen/marktrente 57.662 32.402 Premies 17.520 21.399 Af: aanspraken actieven en premievrijen - 15.553 - 18.689 Resultaat op premies 1.967 2.710 Resultaat op sterfte - 1.829 1.333 Resultaat op kosten
507
608
Overige resultaten 958 - 16.436 59.265 20.617
Toelichting op de actuariële en bedrijfstechnische analyse Resultaat op beleggingen/marktrente De stijging van het resultaat is veroorzaakt door een lagere dotatie aan de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) ad € 88,7 miljoen in verband met een rentestijging (ten opzichte van voorgaand jaar) volgens de rentetermijnstructuur van 2,44% (2012) naar 2,77%. De rente veroorzaakt een positieve mutatie in het resultaat van € 23,8 miljoen. De directe en indirecte beleggingsopbrengsten waren in 2013 per saldo € 63,5 miljoen lager dan in 2012. Ook de benodigde intresttoevoeging aan de VPV was in het boekjaar € 8,8 miljoen lager. Per saldo is het resultaat op beleggingen/marktrente in 2013 € 25,3 miljoen hoger dan in het voorgaand boekjaar. Resultaat op premies Het resultaat op premies is gestegen ten opzichte van het boekjaar 2012. De netto benodigde technische koopsom was € 15,6 miljoen in vergelijking met € 18,7 miljoen in 2012. Overige resultaten De overige resultaten bestaan voornamelijk uit premies herverzekering, reglementswijziging OP67 en kosten arbeidsongeschiktheid.
Jaarverslag 2013 l pagina 56
Ondertekening en goedkeuring van de jaarrekening
Amsterdam, was getekend op 22 mei 2014
Bestuur:
mr. G.H.J. van Arkel (voorzitter)
A.J. Reekers MA
J. van den Hoff AA
H.W. Schaap (secretaris)
A. v. Leeuwen
drs. M. Visser-Moos
N.O. Neumann
Jaarverslag 2013 l pagina 57
Overige gegevens
Actuariële verklaring Hiervoor wordt verwezen naar de hierna opgenomen verklaring.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Hiervoor wordt verwezen naar de hierna opgenomen verklaring.
Jaarverslag 2013 l pagina 58