Jaarverslag 2013
1
Inhoudsopgave Kerncijfers
3
6
Woord van de voorzitter 1
Algemene informatie 1.1 Juridische structuur 1.2 Doelstelling 1.3 Personalia
9 9 9 10
2
Financiële positie en beleid in 2013 2.1 Financiële opzet en positie 2.2 Beleid en beleidskeuzes 2.3 Risicobeheer
14 14 16 19
3
Verslag van het vermogensbeheer 3.1 Marktontwikkelingen 2013 3.2 Rendement beleggingen totale portefeuille 2013 3.3 Rendementen pensioenrekening individuele deelnemers 3.4 Maatschappelijk verantwoord beleggen
24 24 25 31 33
4
Pensioenen 4.1 4.2 4.3
35 35 38 41
Pensioencommunicatie Pensioenregeling Wet‐ en regelgeving, relevante ontwikkelingen
5
Actuariële analyse
47
6
Besturing en naleving wetgeving 6.1 Algemeen 6.2 Bestuursaangelegenheden 6.3 Bestuurscommissies 6.4 Goed Pensioenfondsbestuur 6.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 6.6 Deskundigheids‐ en integriteitstoets en opleiding 6.7 Gedragscodes 6.8 Geschillen 6.9 Deelnemersraad 6.10 Organisatie en uitvoering 6.11 Uitvoeringskosten 6.12 Statutenwijziging
48 48 48 48 49 54 55 55 56 56 56 56 59
7
Verwachte gang van zaken
60
8
Jaarrekening 8.1 8.2 8.3 8.4
62 62 63 64 65
9
Bijlagen
Balans per 31 december 2013 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening
92 92 92 95 97
98
2
92
Overige gegevens 9.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 9.2 Gebeurtenissen na balansdatum 9.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 9.4 Actuariële verklaring 9.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Kerncijfers Bedragen x € 1.000
2013
2012
2011
2010
2009
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden
3.424 18.052 2.298 23.774
4.429 17.614 1.869 23.912
5.084 17.154 1.577 23.815
5.041 17.601 1.467 24.109
5.287 18.259 1.388 24.934
Kostendekkende premie Feitelijke premie1 Uitvoeringskosten Uitkeringen
19.294 51.829 2.074 18.181
29.884 32.996 2.164 17.199
31.139 33.691 2.550 17.373
28.839 34.893 3.612 15.810
34.366 34.494 3.749 13.343
Toeslagverlening Inactieve deelnemers Saldo Overige pensioenen
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
0,00% 0,00%
44.213
-101.333
-78.434
-8.187
345
44.569 157.601 1.097.442 104,0%
49.505 163.850 1.160.966 91,3%
41.243 142.594 1.027.069 92,4%
40.459 140.007 915.065 99,1%
37.762 156.872 839.153 100,0%
14,4 13,8 17,8 10,5
14,9 15,4 18,6 10,9
16,3 16,8 23,2 11,1
15,7 15,9 22,5 10,5
15,0 14,4 21,5 9,5
9,7
7,7
10,8
9,3
7,1
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
3,9%
1.098.821 5.565 17.664
1.047.736 31.259 63.342
900.825 20.417 16.409
918.200 16.995 32.379
843.647 8.478 105.665
Pensioenen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad Gemiddelde duration Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Gepensioneerde deelnemers Duration vastrentende waarden Rentetermijnstructuur Beleggingen Balanswaarde Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
1
Inclusief premie vanuit de borgstelling
3
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen en liquiditeiten Totaal beleggingen Beleggingsrendement Totale portefeuille Benchmarkrendement portefeuille
29.710 424.616 584.248 -1.378 61.625 1.098.821
35.082 359.890 593.525 0 59.239 1.047.736
40.933 268.321 493.042 3.973 94.556 900.825
43.717 255.123 457.998 1.320 160.042 918.200
38.090 232.641 424.204 0 148.712 843.647
5,3% 5,2%
9,6% 10,4%
4,0% 3,7%
5,8% 5,8%
15,4% 14,5%
4
Bestuursverslag
5
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af voor het gevoerde beleid in 2013, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG). Financiële positie Het jaar 2013 stond in het teken van de afloop van het kortetermijnherstelplan. De centrale vraag was of de dekkingsgraad eind 2013 hoger zou zijn dan de kritische grens van het minimaal vereist eigen vermogen (104,0%). Dit is helaas niet gelukt. De dekkingsgraad eind 2013 bedroeg 100,8%. Dit heeft tot gevolg dat het pensioenfonds heeft moeten besluiten om per 1 april 2014 voor het eerst de pensioenen te verlagen met 3,2%. Het pensioenfonds heeft in tegenstelling tot andere pensioenfondsen niet eerder de pensioenen verlaagd. De dekkingsgraad is ten opzichte van eind 2012 met 9,5%-punt gestegen tot 100,8% ultimo 2013. Deze stijging is te danken aan het beleggingsrendement, het effect van de Rentetermijnstructuur en het vorderen van het restant van de éénmalige borgstelling van de werkgever. Als gevolg van de korting, is de dekkingsgraad in de jaarrekening 104,0% (100,8%+3,2%korting). Beleggingsrendement De stemming op de financiële markten werd in 2013 vooral beïnvloed door het beleid van de centrale banken. Daarnaast verbeterden de economische cijfers gedurende het jaar en dit duidde op het aantrekken van de economische groei in grote delen van de wereld. Wel waren de onderlinge verschillen tussen de verschillende gebieden groot. Door de verbeterde macro-economische ontwikkelingen stegen de Nederlandse en Duitse lange rente. Zo steeg de Duitse 30-jaars rente van 2,1% per eind 2012 naar 2,7% per eind 2013. De rendementen van de beleggingen waren in 2013 positief. Het totaalrendement op de beleggingen bedroeg in 2013 5,3% (2012 9,6%). Dit percentage is inclusief de afdekking van het renterisico en valutarisico. Het positieve resultaat wordt vooral veroorzaakt door het rendement op de beleggingen in aandelen. De pensioenregeling van SVG is een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). De ingelegde premies voor (gewezen) deelnemers worden op risico van de (gewezen) deelnemers belegd in de zogeheten collectieve portefeuille of in één van de Life Cyclebeleggingsmixen. Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2013 5,9% (2012 8,8%). De rendementen van alle Life Cycle beleggingsmixen waren in 2013 positief. Evaluatie herstelplan In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. De evaluatie per 31 december 2013 is op 12 februari 2014 ingediend bij DNB. Uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis van de dekkingsgraad ultimo 2013, ondanks de in het herstelplan opgenomen maatregelen, het positieve beleggingsrendement over 2013 en het vorderen van de éénmalige borgstelling van de werkgever, onvoldoende is hersteld. Op grond van deze evaluatie heeft het bestuur voor moeten besluiten om de pensioenen per 1 april 2014 te verlagen met een uniform kortingspercentage van 3,2%. De verlaging geldt voor iedereen: pensioengerechtigden, actieve deelnemers en gewezen deelnemers. De kortingsmaatregel is beoordeeld door DNB en akkoord bevonden. Daarnaast heeft de deelnemersraad een positief advies gegeven over de kortingsmaatregel. Risicomanagement Het afgelopen jaar heeft het bestuur aandacht besteed aan het risicomanagement. Jaarlijks wordt een inventarisatie uitgevoerd om de risico’s die het pensioenfonds loopt in
6
kaart te brengen. Per risico zijn twee bestuursleden benoemd die verantwoordelijk zijn voor de monitoring van het risico. Op kwartaalbasis wordt over alle risico’s gerapporteerd. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De website wordt gebruikt voor nieuwsberichten en de publicatie van de dekkingsgraad. In 2013 heeft het pensioenfonds een presentatie gegeven tijdens de jaarvergadering van de Vereniging van Gepensioneerden Getronics. Doel van deze bijeenkomst is het informeren van de pensioengerechtigden en het vergroten van de dialoog. Tijdens deze bijeenkomst stond de financiële positie van het pensioenfonds centraal. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2013 als goed bestuur heeft gehandeld. Het bestuur heeft daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever gediend. Visitatiecommissie Begin 2014 heeft de visitatiecommissie een visitatie uitgevoerd over het verslagjaar 2013. De visitatiecommissie heeft als overall oordeel dat het bestuurlijk functioneren van het fonds van een uitstekend niveau is. De aanbevelingen van de visitatiecommissie worden in 2014 opgepakt. In dit jaarverslag wordt onder hoofdstuk 6.4.1 uitgebreider stilgestaan bij de uitkomsten en aanbevelingen van de visitatiecommissie. Aanpassing regeling Per 1 januari 2013 is met een positief advies van de deelnemersraad de pensioenregeling aangepast. Door deze aanpassing voldoet de pensioenregeling aan de nieuwe fiscale wetgeving (ingevoerd per 1 januari 2014). De voornaamste reden voor deze aanpassing van de pensioenregeling is dat hierdoor de mogelijkheid bestaat om bij een hoge korting van de pensioenen, deze verlaging te spreiden over de jaren 2014 en 2015. De voornaamste aanpassingen zijn de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar, de aanpassing van de beschikbare-premiestaffel aan de nieuwe fiscale pensioenwetgeving en de verlaging van de franchise van € 16.021 naar € 14.500. Bestuur Het bestuur heeft in 2013 aandacht besteed aan Goed Pensioenfondsbestuur. Er is aandacht besteed aan de deskundigheid en de competenties van bestuursleden en de continuïteit van het bestuur. Zo heeft het bestuur de deskundigheid getoetst en heeft het bestuur een zelfevaluatie uitgevoerd. In 2013 hebben zich geen bestuurswisselingen voorgedaan. Nieuw bestuursmodel Per 1 juli 2014 treedt de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen in werking. De doelen van de wet zijn het versterken van het intern toezicht en het vergroten van de deskundigheid van het bestuur van pensioenfondsen. Het bestuur kan kiezen uit vijf bestuursmodellen. De belangrijkste keuzes gaan over de organisatie van het interne toezicht in of buiten het bestuur en het wel of niet toevoegen van onafhankelijke deskundigen aan het bestuur. Het bestuur heeft in 2013 veelvuldig gesproken over het te kiezen model. Uiteindelijk heeft het bestuur vooralsnog gekozen voor het zogenaamde paritaire model. Dit model lijkt veel op het huidige model. Een consequentie van de nieuwe wetgeving is wel dat de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan samengaan. Zowel de deelnemersraad als het verantwoordingsorgaan zijn om advies gevraagd. In het voorjaar van 2014 vindt de concrete invulling van het nieuwe bestuursmodel plaats.
7
Het jaar 2013 was kortom een bewogen jaar voor het pensioenfonds. Ook 2014 zal geen rustig jaar worden en zal in het teken staan van de implementatie van het nieuwe bestuursmodel en het nieuwe pensioencontract. We nodigen u graag uit tot het lezen van dit jaarverslag.
Amsterdam, 25 april 2014 F.H.K. Ooms
8
1
Algemene informatie
1.1
Juridische structuur
Stichting Voorzieningsfonds Getronics (SVG) is statutair gevestigd te Amsterdam ten kantore van KPN Corporate Market BV. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004. De feitelijke vestiging is TKP Pensioen BV, Europaweg 27, 9723 AS, Groningen. SVG is een ondernemingspensioenfonds. De stichting heeft sinds haar oprichting in 1985 tot doel de uitvoering te verzorgen van de pensioenvoorzieningen welke voor de medewerkers van KPN Corporate Market zijn getroffen. De meeste (gewezen) deelnemers van SVG nemen deel aan de flexibele Getronicspensioenregeling. Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. Daarnaast voert het fonds nog een aantal regelingen uit voor gesloten groepen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deze regelingen worden gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP) te Groningen. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door TKP Investments B.V. (TKPI). Het bestuur heeft met ingang van 1 januari 2012 een herverzekeringscontract afgesloten met Nationale-Nederlanden voor dekking van het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Dit contract heeft een looptijd tot 31 december 2014. Er worden jaarlijks premies betaald aan de herverzekeraar. Er is geen sprake van winstdeling. Daarnaast voert Aon Consulting Nederland CV adviserende diensten uit op actuarieel gebied. Uitgangspunt bij de uitbesteding is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris van Aon Consulting Nederland CV en de externe accountant PwC.
1.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van KPN Corporate Market BV en de met haar gelieerde Nederlandse ondernemingen, voor zover de medewerkers niet deelnemen aan een andere pensioenregeling. De doelstelling van SVG is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het streven van hoofdsombehoud van de SVG-regeling (Premieovereenkomst) en in het in stand houden van nominale aanspraken voor ingegane pensioen en pensioenaanspraken van de overige pensioenregelingen (DB-aanspraken). Daarnaast streeft het fonds naar het
9
waardevast houden van de ingegane pensioenen, de opgebouwde pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken van de overige regelingen. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen, risicomanagement en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2013.
1.3
Personalia
Bestuur SVG heeft een paritair samengesteld bestuur en bestaat uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie werknemersvertegenwoordigers en één vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden. In 2013 heeft het bestuur namelijk besloten het bestuur uit te breiden met één lid namens de pensioengerechtigden. Het bestuur heeft een aantal commissies ingesteld en wordt terzijde gestaan door een adviserend- en certificerend actuaris en een externe accountant, een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst, alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed. Benoemd door de werkgever
Voorzitter
Bestuurslid vanaf 01-07-1999
Bestuurslid Tot 01-01-2015
J.K. Dijkstra
Bestuurslid
15-02-2008
01-01-2016
Functie/in dienst van Directeur Compensation & Benefits KPN IT Program Director
E.F.M Meurs
Bestuurslid
01-07-2011
01-01-2017
Director Finance
Bestuurslid Tot 01-01-2015
Functie/in dienst van Consultant
Naam
Functie in bestuur
F.H.K. Ooms
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
A.C. Mögelin
Secretaris
Bestuurslid vanaf 01-01-2009
M.H.B. Ebbers
Bestuurslid
11 -03-2011
11-03-2014
Directeur
J. Phaff
Bestuurslid
01-06-2009
01-06-2015
Competence Manager
Bestuurslid vanaf 01-01-2014*
Bestuurslid Tot 01-01-2017
Functie/in dienst van Gepensioneerd
Benoemd namens de pensioengerechtigden Naam
Functie in bestuur
C. Rollfs of Roelofs
Bestuurslid
* De heer Rollfs of Roelofs is door het bestuur voorgedragen als bestuurslid bij DNB. Ten tijde van het schrijven van dit jaarverslag was de formele goedkeuring van DNB nog niet ontvangen.
De heer Phaff is per 1 maart 2014 afgetreden als bestuurslid. De procedure voor de invulling van deze vacante positie is in het eerste kwartaal van 2014 opgestart. Deelnemersraad De deelnemersraad is samengesteld uit deelnemers en pensioengerechtigden. De
10
deelnemersraad vergadert ten minste tweemaal per jaar samen met het bestuur. Bij belangrijke onderwerpen vraagt het bestuur advies aan de deelnemersraad. Dit zijn onderwerpen zoals wijzigingen van de statuten, wijzigingen van het pensioenreglement, toeslagbeleid, wijziging van de uitvoeringsovereenkomst en vaststelling van het jaarverslag, ABTN of een langetermijnherstelplan. De deelnemersraad heeft alle rechten die op grond van de Pensioenwet toekomen aan de deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds. De deelnemersraad is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Tot
Functie in deelnemersraad
R. Zuidhof
Deelnemers
01-10-2013
01-10-2016
Voorzitter
G. de Jong
Deelnemers
01-07-2009
01-07-2015
Secretaris
Vacature
Deelnemers
Vacature
Deelnemers
Vacature
Deelnemers
B. Bloemendal
Gepensioneerden
01-04-2008
01-04-2014
Lid
In het jaar 2013 heeft het bestuur zorggedragen voor de opvulling van een tweetal vacatures. Dit heeft er toe geleid dat de heer Zuidhof en de heer Bauer zijn toegetreden tot de deelnemersraad. Door de overgang per 1 januari 2014 van een grote groep medewerkers van KPN Corporate Markets naar KPN zijn er wederom een drietal vacatures ontstaan. Zowel de heer Weggeman, de heer Kleingeld en de heer Bauer zijn per 1 januari 2014 geen lid meer van de deelnemersraad. De procedure voor vervanging van deze leden is in 2014 opgestart. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van de stichting bestaat uit drie leden, te weten één vertegenwoordiger van de werkgever, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Dit oordeel is opgenomen in paragraaf 7.4.2: ‘Verslag verantwoordingsorgaan’. Het verantwoordingsorgaan is als volgt samengesteld: Naam
Vertegenwoordiger van
Vanaf
Functie
E.J.K Offereins
Deelnemers
01-02-2012
01-02-2015
Business Consultant
A. Ribbink
Werkgever
01-08-2013
01-08-2016
Director Finance, Consultant Risk en Compliance
C. Rollfs of Roelofs
Pensioengerechtigden
01-05-2010
01-05-2016
Gepensioneerd
11
Tot
De heer Van Kints is per 1 mei 2013 afgetreden als voorzitter van het Verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 augustus 2013 is de heer Ribbink, namens de werkgever, als voorzitter van het verantwoordingsorgaan benoemd. Aangezien de periode van de heer Rollfs of Roelofs per 1 mei 2013 verliep, heeft het bestuur de heer Rollfs of Roelofs voorgedragen voor een nieuwe periode. Aangezien zich geen tegenkandidaten hebben gemeld, heeft het bestuur de heer Rollfs of Roelofs voor een nieuwe periode van drie jaren benoemd. Indien DNB goedkeuring geeft aan de benoeming van de heer Rollfs of Roelofs als bestuurslid zal het bestuur zich beraden over de invulling van de vacature. Visitatiecommissie Voor de invulling van het intern toezicht heeft het fonds gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld. In 2013 heeft het bestuur een tweetal nieuwe leden benoemd voor de visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit: A. M.J. de Bekker(voorzitter) A.A. van Hienen mw. A.J.E.M. Vollenbroek Communicatiecommissie De verantwoordelijkheid van de communicatiecommissie is het bestuur te adviseren over alle communicatieaangelegenheden. De communicatiecommissie is als volgt samengesteld: De heer J. Phaff (voorzitter) De heer A.C. Mögelin De heer J.K. Dijkstra Bij formele goedkeuring van DNB inzake de benoeming van de heer Rollfs of Roelofs zal deze de heer Phaff vervangen als lid van de communicatiecommissie. Beleggingscommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De beleggingscommissie heeft als taak het opstellen van het beleggingsplan, het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerders en het laten uitvoeren van een beleggingsbeleid op basis van de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggings- en performancedoelstellingen. De
beleggingscommissie is als volgt samengesteld: De heer F.H.K. Ooms (voorzitter) De heer E.F.M. Meurs De heer J.K. Dijkstra De heer M.H.B. Ebbers De heer J. Mensonides (extern adviseur)
Audit en Financiële Commissie De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De
Audit en Financiële Commissie is als volgt samengesteld: De heer E.F.M. Meurs (voorzitter) De heer M.H.B. Ebbers De heer A.C. Mögelin
12
Beleggingsadvies / Fiduciair beheer Het fiduciair beheer wordt verzorgd door TKP Investments BV (TKPI) te Groningen. TKPI rapporteert aan het bestuur en de beleggingscommissie. Pensioenadministratie Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. te Groningen. Adviserend actuaris Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door de externe adviserend actuaris van Aon Consulting Nederland CV. Certificeerders PwC, externe accountant Aon Consulting Nederland CV, externe actuaris
13
2
Financiële positiie en beleid b in i 201 3
2.1
Financciële opze et en posittie
Dekkings sgraad De dekkin ngsgraad is een maats staf voor de e financiële e positie van n een penssioenfonds. Het geeft het pensioenve ermogen als percentag ge van de contante c waarde van de verplichting gen weer. De D dekkingssgraad kan wijzigen door diverse e factoren, zoals pensioenv de ontwik kkeling van het belegg gingsresulta aat, verzeke eringstechn nische ontw wikkelingen en de ontwik kkeling van de marktre ente. kkeling van de dekking gsgraad va n het pensioenfonds gedurende g het jaar ka an als De ontwik volgt word den weerge egeven: On ntwikkelin ng dekking gsgraad 20 013 85% Dekkin ngsgraad prim mo
90% 9
95% %
100% %
105%
110%
91,3 3%
Effect verz.te echn. oorzake en
-0,2% 1,9 9%
Effect beleg ggingsresultaa at
3,7%
Effect a a.g.v. van wijziging rentete ermijnstructuu ur Effect overige oorzake en
1,5% %
Effect premiie
2,6% 3,2% %
Effect kortin ng 104,0%
gsgraad ultim mo Dekking
Effect bele eggingsresu ultaat Het totale e beleggingsrendemen nt bedroeg in 2013 5,3 3%; rekening houdend de met de benodigde e rentetoev voeging in de d verplichttingen hebb ben de bele eggingsresu ultaten een n positief efffect op de dekkingsgrraad van 1,,9%-punt. Effect korting Het herste elplan van het fonds liep af per 3 31 decembe er 2013. De e dekkingsg graad diend de derhalve g gelijk of ho oger te zijn dan het m inimaal verreist eigen vermogen van 104,0% %. Omdat de e initieel geschatte dek kkingsgraad d per 31 de ecember 20 013 100,8% % was, dien nde het fonds de aanspra aken te korrten met 3,,2%. ziging rente etermijnstructuur Effect wijz De voorzie ening pensioenverplichtingen wo ordt gewaardeerd op marktwaard m de met beh hulp van de rentetermijns structuur. De D renteterrmijnstructu uur is varia abel. Iedere e maand wo ordt ank (DNB) gepublicee erd. Een lag gere rentete ermijnstruc ctuur deze doorr De Nederlandsche Ba betekent e een hogere e voorzienin ng en vice v versa. De stijging s van n de rentete ermijnstruc ctuur leidde in 2 2013 tot ee en daling va an de voorzziening en dus d tot een n positief efffect op de dekkingsg graad van 3,7%. 3
14
Per 30 september 2012 heeft DNB de wijze van vaststelling van de rentetermijnstructuur gewijzigd en moet vanaf die datum de Ultimate Forward Rate (UFR) gebruikt worden voor de waardering van pensioenverplichtingen. Dit houdt in dat de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%. Hierdoor wordt de berekening van de verplichtingen minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten. De onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook vermeld het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente van de rentetermijnstructuur ultimo het betreffende jaar.
Dekkingsgraad Beleggingsrendement Gemiddelde rentetermijnstructuur
2013
2012
2011
2010
2009
104,0% 5,3%
91,3% 9,6%
92,4% 4,0%
99,1% 5,8%
100,0% 15,4%
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
3,9%
Effect premie Het effect van de premie op de dekkingsgraad is 2,6% positief. Dit wordt in het bijzonder veroorzaakt door de additionele bijdrage van de werkgever uit hoofde van de borgstelling. Ultimo 2013 bedraagt deze extra bijdrage € 37,1 miljoen. Effect verzekeringstechnische- en overige oorzaken Het effect van verzekeringstechnische- en overige oorzaken wordt veroorzaakt door relatief geringe afwijkingen in de resultaten ten opzichte van de actuariële uitgangspunten. Deze oorzaken betreffen actuariële resultaten op premies, uitkeringen, kosten en overige zaken waar het resultaat actuarieel afwijkt van de veronderstellingen. Status herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Het in 2009 ingediend herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, eindigend op 31 december 2013; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De inkooptarieven die geldig waren op het moment van het ingaan herstelplan (2009) zijn gehanteerd. Er is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer.
15
Jaarlijks wordt het herstelplan geëvalueerd. In de in februari 2014 ingediende evaluatie van het herstelplan naar de situatie ultimo 2013 is een verwachte dekkingsgraad per eind 2013 opgenomen van 100,8%. Dit is onvoldoende om het minimaal vereist eigen vermogen van 104,0% te bereiken binnen de wettelijke termijn. Op grond van deze evaluatie heeft het bestuur moeten besluiten om de pensioenaanspraken te korten met 3,2%. In 2013 loopt de dekkingsgraad achter op de in het herstelplan verwachte dekkingsgraad. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2012 Premie (inclusief borgstelling) SturingsToeslagen middelen Beleggingen Rentetermijnstructuur/UFR Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen Overige en waardeoverdrachten. Subtotaal Korting Dekkingsgraad per 31 december 2013
Verwacht 2013 (in %) 103,0
Werkelijk 2013 (in %)
0,3
2,6
0,0 2,6 0,0
0,0 1,9 3,7
-0,4
1,3
105,5
100,8 3,2 104,0
91,3
Borgstelling Ten gevolge van de financiële crisis is de dekkingsgraad van SVG tot onder het minimaal vereist eigen vermogen gedaald. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden heeft de werkgever zich bereid verklaard een borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013, met een maximum van € 50 miljoen over deze gehele periode. Gezien de dekkingsgraad ultimo 2013 en de korting, heeft het bestuur het resterende gedeelte van € 37,1 miljoen opgeëist bij de werkgever. Door het opvragen van de de borgstelling valt de korting lager uit.
2.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst.
2.2.1
Financieringsbeleid
Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken opgenomen tussen het pensioenfonds en de aangesloten ondernemingen. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden. In deze overeenkomst is onder andere de financiering van de pensioenregeling geregeld en de rechten en plichten van de werkgever ten opzichte van het pensioenfonds. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de maximale werkgeversbijdrage, inclusief de bijdrage van de medewerkers, 16% van de loonsom bedraagt. Bij de uitvoeringsovereenkomst is een addendum bijgevoegd waarin de eenmalige borgstelling is vastgelegd. Het fonds is met de werkgever een borgstelling
16
overeengekomen van maximaal € 12,5 miljoen op jaarbasis voor de jaren 2010 tot en met 2013 (zijnde € 50 miljoen totaal). Indien in een voorafgaand jaar geen aanspraak is gemaakt op het maximale bedrag van € 12,5 miljoen, mag het restant saldo worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Zodoende kan het maximum bedrag ad € 12,5 miljoen in één jaar worden overschreden, dit in tegenstelling tot de totaalsom in vier jaar. Gezien de financiële positie eind 2013 is de borgstelling volledig gevorderd bij de werkgever. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De jaarlijkse premie voor de KPN Corporate Market-pensioenregeling is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, vermeerderd met de werkgeversopslag. Periodiek wordt een prognose gemaakt van de benodigde kostendekkende premie. De kostendekkende premie is opgebouwd uit de actuariële premie benodigd voor de pensioenverplichtingen, de opslagen voor de instandhouding van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag) en een opslag voor de uitvoeringskosten van het pensioenfonds. Afhankelijk van de uitkomst van deze prognose kan worden besloten tot inzet van de diverse sturingsmiddelen die de stichting tot zijn beschikking heeft. Naast de KPN Corporate Market-regeling voert het pensioenfonds nog een aantal overgangs- en pensioenregelingen voor kleine gesloten groepen van deelnemers uit. De lasten van deze regelingen komen, behoudens de regelingen waarin sprake is van een deelnemersbijdrage, geheel ten laste van de werkgever. ABTN De actuarieel en bedrijfs technische nota (ABTN) geeft de centrale criteria aan op basis waarvan het (financieel) beleid van een pensioenfonds wordt gevoerd. Het opstellen van een ABTN is een verplichting, die voortvloeit uit de Pensioenwet (PW). De ABTN heeft de bedoeling het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant te maken en heeft dus de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. Voor het pensioenfonds dwingt de ABTN ertoe zich te vergewissen van alle samenhangende aspecten van bedrijfsvoering, financieringsbeleid en risico's en vormt voor DNB een integrale informatiebron bij de uitoefening van het toezicht. In 2013 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota door het bestuur geactualiseerd. Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; de premie om de uitvoeringskosten te financieren. Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De kostendekkende premie over 2013 bedraagt € 22,1 miljoen (2012: € 29,9 miljoen). In 2013 bedraagt de feitelijke premie € 51,4 miljoen (2012: € 33,0 miljoen). Dit betreft de
17
premie voor de SVG-regeling en is inclusief de premievordering vanuit de borgstelling ad € 37,1 miljoen. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de kostendekkende premie. Premies en grensbedragen Voor 2013 golden de volgende premies en franchises: Beschikbare premie: individueel bepaald op basis van de reglementaire staffel; Werkgeversopslag: 5,25% van de som van de pensioenspaargrondslagen; Franchise: € 14.500.
2.2.2
Toeslagenbeleid
Het toeslagbeleid is op basis van kolom D1 uit de toeslagenmatrix. De ex ante bepaalde factor is de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid). Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor geldt een voorwaardelijke toeslagverlening op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is mede afhankelijk van de financiële positie van het fonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het fonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening. Het bestuur heeft zowel per 1 januari 2013 als per 1 januari 2014 moeten besluiten dat de ingegane pensioenen van de standaard SVG-regeling en de opgebouwde en ingegane pensioenen van de overige regelingen niet worden verhoogd. Bij dit besluit heeft het bestuur de uitgangspunten van het toeslagbeleid en de richtlijnen van DNB gehanteerd.
2.2.3
Beleggingsbeleid
In het beleggingsbeleid is een normportefeuille opgenomen voor de beleggingen uit hoofde van de individuele beleggingsrekeningen (CDC vermogen) enerzijds en de beleggingen uit hoofde van het pensioenfonds zelf (DB vermogen) anderzijds. Het beleggingsbeleid van het CDC vermogen is gericht op pensioenopbouw van de individuele deelnemers door het behalen van een voldoende hoog rendement op het door individuele deelnemers ingebrachte vermogen. Met het door een deelnemer, via de collectieve beleggingen, opgebouwde vermogen worden op de pensioendatum pensioenaanspraken ingekocht. De beleggingen van het DB vermogen zijn gericht op het kunnen uitkeren van de pensioenaanspraken, buffervorming en de ambitie van het pensioenfonds om de koopkracht van de aanspraken te behouden. Daarnaast worden beleggingen voor rekening en risico van de deelnemer aangehouden ten behoeve van de beleggingsmixen van de Life Cycles. Strategisch beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid wordt bepaald op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse Asset Liability Management (ALM)studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag- premieen beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. In het eerste kwartaal van 2013 is een ALM-studie uitgevoerd. In deze studie is gekeken
18
naar verschillende factoren. Dit waren onder andere het beleggingsbeleid, het renterisico, mogelijkheden tot het extra beleggen in aandelen en minder in onroerend goed en grondstoffen, de inkoopfactor bij het omzetten van saldo in aanspraak, nieuwe wetgeving. Ook is gekeken naar de effecten van krimp en van een gesloten fonds. Mede op basis van deze studie is besloten de afdekking van het renterisico van de DB verplichtingen (exclusief garanties) te verhogen van 30% naar 60%. Daarnaast is in 2013 de portefeuille vastrentende waarden aangepast en is gestart met beleggen in Nederlandse hypotheken. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille per eind 2012 en per eind 2013 weer. De werkelijke gewichten per eind december 2013 zijn eveneens weer gegeven. De werkelijke gewichten per eind van het jaar wijken door koersbewegingen af van de strategische gewichten. In principe wordt eens per jaar een voorstel tot rebalancing behandeld, waarbij in beginsel wordt teruggestuurd naar de strategische gewichten. Het pensioenfonds heeft eind 2013 besloten de portefeuille niet te rebalancen naar de strategische gewichten. Strategische en werkelijke gewichten totale beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie
Strategisch gewicht
Strategisch gewicht
Werkelijk gewicht
eind 2012
2013
eind 2013
Aandelen
33,5
33,5
38,6
Vastrentende waarden
54,0
54,0
51,0
Inflatie gerelateerde obligaties
2,5
2,5
2,2
Onroerend goed
4,0
4,0
2,7
Grondstoffen
6,0
6,0
5,3
Hedge Fondsen
0,0
0,0
0,0
Liquiditeiten
0,0
0,0
0,2
Beheer van de beleggingen Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het ‘manager of managers’principe. Voor de actief beheerde portefeuilles houdt dit in dat per beleggingscategorie verschillende managers geselecteerd worden, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een groot aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd, wordt vanwege kostenoverwegingen in principe gebruik gemaakt van één manager.
2.3
Risicobeheer
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het fondsbestuur. Voor het geheel van de risico’s waarmee een pensioenfonds te maken krijgt (financieel en niet-financieel), dient continu een cyclus te worden doorlopen van het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s. Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor pensioenfondsen. Het bestuur heeft diverse risicoanalyses uitgevoerd op basis van FIRM. De uitkomsten van deze analyses zijn vastgelegd in een rapport. Voor elk risico zijn twee bestuursleden aangesteld als risico-eigenaar. Voor de netto risico’s met kwalificatie hoog en midden zijn
19
acties uitgezet die periodiek in het bestuur worden besproken. De voortgang van de acties wordt gerapporteerd door TKP in de kwartaalrapportages. Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheers categorieën onderscheiden. Risicocategorieën Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
FOCUS! De Nederlandsche Bank (DNB) werkt met ingang van 2012 met een vernieuwde toezichtaanpak: FOCUS!. Het betreft het voorlopige sluitstuk van een hervormingstraject dat effectiever en krachtiger toezicht beoogt. De afgelopen periode heeft DNB gewerkt aan een indringender en vasthoudender cultuur binnen het toezicht. Daarbij is ook de organisatiestructuur gewijzigd. FOCUS! bouwt voort op FIRM. Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Het bestuur voert een actief risicobeleid. Hierbij is het bestuur zich ervan bewust dat de diverse risico’s waar het pensioenfonds mee te maken kan krijgen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te mitigeren divers en complex zijn. Indien noodzakelijk laat het bestuur zich hierbij door deskundigen ondersteunen. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico van de verplichtingen voor risico van het pensioenfonds buiten de collectieve portefeuille werd in het derde kwartaal van 2013 door middel van twee
20
stappen verhoogd van 30% naar 40%. In het vierde kwartaal is door middel van twee stappen de renteafdekking verder verhoogd naar 60% van de DB verplichtingen (exclusief garanties). Dit werd gerealiseerd door het afsluiten van renteswaps. Valutarisico Binnen het strategische beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen minder waard worden. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds de valuta’s grotendeels af. De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of dat de valutarisico’s voor het grootste gedeelte worden afgedekt). De inflatie gerelateerde obligaties luiden in euro’s. Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar euro. De valutaexposure van aandelen uit opkomende landen wordt niet afgedekt. Bij onroerend goed en grondstoffen worden de valutarisico’s afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTCderivaten, is het uitgangspunt dat door het pensioenfonds alleen wordt gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd.
21
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 (gecorrigeerd voor de fonds specifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht, die onderdeel is van de opslag die bij de werkgever in rekening wordt gebracht. Met betrekking tot het overlijdensrisico en het WIA-excedentpensioen is sprake van herverzekering bij Nationale Nederlanden. Het fonds houdt het arbeidsongeschiktheidsrisico inzake premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid in eigen beheer. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en
22
beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. De pensioenadministratie wordt uitgevoerd door TKP Pensioen en het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door TKP Investment. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP en TKPI over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van deze uitvoeringsorganisaties een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en hecht een groot belang aan een adequaat risicobeleid en beheersing. Risicomanagement is dan ook ingebed in de besturingsprocessen van het fonds en frequent onderwerp in (commissie)vergaderingen. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening.
23
3
Vers slag va an het vermo ogensb beheerr
3.1
Markto ontwikke elingen 20 013
Het beleid d van centrale banken bepaalde iin het verslagjaar voo or een groo ot deel de stemming g op de fina anciële markten. De Eu entrale Bank (ECB) hie eld de rente e uropese Ce laag en m maakte het mogelijk m da at banken g goedkoop geld g konden n lenen. Hie ermee hoop pte de ECB da at de econo omische gro oei weer op p gang kwam. Daarnaast sprak d de ECB uit dat d zij ongelim miteerd sch huldpapier zou z opkope en van Zuid delijke euro olanden ind ien zij om steun s zouden vrragen. Deze e strategie leek dit jaa ar goed te werken. De e risicoprem mies op staatsoblig gaties van de Zuidelijke euroland en aanzienlijk. den daalde merikaanse e centrale bank, b de Fe ed, beïnvloe edde het ge edrag van b beleggers. De Ook de Am Fed had d de liquiditeitt enorm ve ergroot doo r maandelijjks grote bedragen te e beleggen in Amerikaan nse staatso obligaties en hypothee ekleningen.. Vanaf het tweede kw wartaal werrd verwacht dat de Fed zou starte en met de a afbouw (‘tap pering’) van deze mon netaire s het positieve signaa l dat hierva an uit zou moeten m gaa an, reageerrden verruiming. Ondanks H bleef vo oor een gro oot deel van het jaar onduidelijk o in hoeverrre de beleggers negatief. Het werkelijk ov ver zou gaa an tot het m matigen van de monettaire stimu lering. In Fed daadw decemberr besloot de e Fed om in n januari 20 014 te beginnen met de d afbouw v van het steunbeleid. che cijfers verbeterde en gedurend de het jaarr en duidden op het aa antrekken van v Economisc de groei in n grote delen van de wereld. w We el waren on nderlinge ve erschillen g root. Zo bleef Europa ac chter ten op pzichte van n de Verenig gde Staten, vooral door de nega tieve effectten van bezuinigingen op p de economische gro oei. Vanaf de d tweede helft h van he et jaar E de economisch e he vooruitziichten. verbeterden ook in Europa verbeterde macro eco onomische Door het v nieuws is de Nederla andse en Du uitse lange rente gesttegen. Zo steeg s de Du uitse 30jaars rentte van 2,1% % per eind 2012 naar 2,7% per eind 2013.. Voor bedrrijfsobligatie es was 2013, net als 20 012, een ze eer goed den dit jaa r jaar. Bedrrijfsobligaties rendeerd ruim 3,4% % beter dan n een verge elijkbare portefeuille met Duittse staatsob bligaties. or het lage rendement (bijna Vooral doo nihil) op k kortere staa atsobligatie es van Nederland d en Duitsla and, bleven n beleggerss zoeken na aar hogere rendementten. ndering van n het tweed de kwartaa l, Met uitzon deden aan ndelen het goed in 2013. De aankondig ging van de e Fed onderrbrak de stijging va an de aandelenkoerse en, maar de eze herstelden n snel nada at bekend werd w dat de e Fed nog n niet zou beg ginnen mett de afbouw w van de ste eunmaatreg gelen. In to otaal bedro oeg het aande elenrendem ment wereldwijd (MSCII AC Index, me et Amerikaa anse dollar, Britse pon nd, Japanse y yen afgedek kt) 22,2%. Vooral aandelen uit de defe ensievere se ectoren, zo oals menten gerrelateerde en e de consum gezondheidssector, behaalden b goede rend dementen. Onderverdeeld naar rregio’s
24
behaalden Japanse aandelen dit jaar de meest positieve resultaten, mede door de aankondiging van de Japanse centrale bank van ingrijpende steunoperaties. Dit ging echter wel gepaard met een verzwakking van de Japanse yen ten opzichte van de euro. Aandelen van opkomende markten bleven achter bij die van ontwikkelde markten. De oplopende Amerikaanse rente zorgde vooral in deze markten voor dalende aandelenkoersen. Daarnaast werd getwijfeld aan de fundamentele situatie van enkele grotere opkomende landen. Grondstoffen sloten het jaar met een verlies af. De edelmetalen (goud en zilver) waren de grote verliezers in 2013. Edelmetalen waren in de afgelopen jaren zeer populair bij beleggers vanwege het ruime monetaire beleid van de centrale banken. In 2013 kwam aan deze populariteit een abrupt einde. De energiesector presteerde het best in 2013. De geopolitieke onrust in met name Syrië zorgde voor een sterke stijging van de olieprijs rond het voorjaar en de zomer. Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en een laag consumentenvertrouwen.
3.2
Rendement beleggingen totale portefeuille 2013
Het rendement van de totale beleggingsportefeuille, na aftrek van de beheervergoeding van de vermogensbeheerder, bedroeg in 2013 5,3%. De volgende tabel geeft de rendementen per beleggingscategorie weer. Door de stijging van de aandelenkoersen in ontwikkelde landen was het rendement op aandelen positief. Door de stijgende rente was het rendement van de beleggingen in vastrentende waarden en de bijdrage van de renteafdekking negatief. Het rendement op onroerend goed en grondstoffen was negatief. Het rendement van de beleggingsportefeuille was licht hoger dan het rendement van de benchmark. Dit werd veroorzaakt door een positief selectie effect. Door de stijgende aandelenkoersen in ontwikkelde landen droeg de beleggingscategorie aandelen positief bij aan het rendement in 2013. Overzicht rendementen en bijdragen van de totale beleggingsportefeuille SVG (in %) Beleggingscategorie
Portefeuille
Benchmark
Relatief
Bijdrage aan
Aandelen
20,3
20,1
0,1
6,8
Vastrentende waarden
-1,5
-1,7
0,2
-0,9
Onroerend goed
-4,8
-4,9
0,0
-0,1
Grondstoffen
-6,9
-6,8
-0,1
-0,4
Hedge Fondsen
-8,4
-8,4
0,0
0,0
Bijdrage futures
0,0
0,0
0,0
0,0
-0,1
-0,1
0,0
-0,1
5,3
5,2
0,0
5,3
rendement
Bijdrage renteswaps Totaal
Met het beleggen zijn kosten gemoeid. De kosten van het vermogensbeheer bestaan uit: 1) Kosten die gepaard gaan met de beleggingen en die onderdeel zijn van het gerapporteerde rendement van het pensioenfonds: a. Beheervergoeding van externe managers b. Transactiekosten 2) Kosten met betrekking tot advies en beheer De in de volgende paragrafen weergeven rendementen per beleggingsfonds en beleggingscategorie zijn de kosten met betrekking tot advies en beheer aan de vermogensbeheerder buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 6.11 worden de uitvoeringskosten weergegeven.
25
3.2.1
Aandelen
Samenstelling portefeuille Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. Deze beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen. Het benchmarkgewicht van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen worden afgedekt naar de euro. Op basis van de totale portefeuille is de strategische regioverdeling van deze beleggingen gedurende 2013 24,1% wereld, 3,4% Europa en 6% opkomende markten. Eind 2013 is bij de bepaling van de strategische beleggingsmix besloten om binnen de categorie aandelen de strategische regioverdeling aan te passen naar 23,1% wereld, 4,4% Europa en 6% opkomende markten en dit begin 2014 te implementeren. De aandelenbeleggingen voor de wereldwijde beleggingen en in Europa hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de benchmark. De beleggingen in opkomende landen hebben een actief beleggingsbeleid en hebben het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement dan de relevante benchmark te behalen. Rendement Het rendement op de aandelenbeleggingen was ruim positief met 20% in 2013 door de koersstijging van aandelen wereldwijd. Het rendement op de passief beheerde wereld aandelenbeleggingen was met 27,0% licht hoger dan het rendement van de benchmark (26,7%). Ook de beleggingen in Europa behaalden met een rendement van 20,9% een licht hoger rendement dan de benchmark. Afwijkingen ten opzichte van het rendement van de benchmark kunnen ontstaan door bijvoorbeeld terug ontvangen dividendbelastingen of valuta- en kaseffecten. De Europese beleggingen waarbij het valutarisico van het Britse pond niet wordt afgedekt behaalden een rendement van 20,0%. Afdekken van valuta Het afdekken van het valutarisico droeg 5,5% bij in 2013. Dit kwam vooral door de daling van de Japanse yen ten opzichte van de euro. De Amerikaanse dollar en het Britse pond daalden beperkt. Aandelen beleggingen in opkomende landen behaalden een negatief rendement van 7,0% en dit was 0,2% minder dan de benchmark. Vooral de portefeuilles met een wereldwijd mandaat bleven achter bij de index terwijl alle portefeuilles met een regionaal mandaat het beter deden dan de index. De focus van het fonds ligt op goed geleide bedrijven met relatief lage schuldenposities. De verwachting is dat dergelijke bedrijven ook beter in staat zijn om te gaan met macro-economische of politieke problemen.
3.2.2
Vastrentende waarden
Samenstelling De vastrentende portefeuille wordt naast het behalen van absoluut rendement ook ingezet voor de afdekking van het renterisico. In de tweede helft van het jaar is de renteafdekking verhoogd van 30% naar 60% van het DB verplichtingen (exclusief garanties) door renteswaps te kopen. Door de stijging van de rente droegen de renteswaps tijdens de korte periode in de portefeuille 0,1% negatief bij aan het absolute rendement van de beleggingsportefeuille. De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende obligatiecategorieën. In 2013 is besloten binnen de strategische vastrentende waarde portefeuille meer spreiding aan te brengen en 7,5% van het grootste gedeelte van de totale portefeuille te beleggen in Nederlandse hypotheken. De implementatie van de hypotheken vond plaats in het
26
vierde kwartaal. De strategische samenstelling van de vastrentende waarden portefeuille, op basis van de totale portefeuille, is na deze beslissing als volgt: - 16,5% staatsleningen Euroland - 2,5% staatsobligaties, inflatie gerelateerd Duitsland - 9,0% Euro bedrijfsobligaties - 9,0% wereldwijde bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden - 6,8% staatsleningen opkomende landen - 5,2% high yield obligaties - 7,5% Nederlandse hypotheken. De beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen en voor een deel via discretionaire portefeuilles. De beleggingen in Europese bedrijfsobligaties, obligaties uitgegeven door opkomende landen, high yield obligaties en Nederlandse hypotheken hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmarks. Rendement Door de stijging van de rente behaalden de beleggingen vastrentende waarden een negatief rendement van -1,6%. Wel waren de verschillen tussen de obligatiecategorieën groot. EMU Staatsobligaties De discretionaire portefeuille bevat langlopende obligaties (DB vermogen) en leningen met kortere looptijden (CDC portefeuille) uitgegeven door EMU landen. Door de stijgende rente behaalden deze obligaties in 2013 een negatief rendement van -5,5% voor de DB portefeuille en -1,4% voor de CDC portefeuille. Het rendement op de beleggingen in het fonds met obligaties uitgegeven door de meest kredietwaardige Europese landen was door de stijgende rente negatief ook negatief met -1,7%. Inflatie gerelateerde beleggingen Inflatie gerelateerde obligaties doen het goed als de inflatieverwachtingen stijgen. De inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in 2013. Hierdoor was het rendement in 2013 negatief met -4,7% Omdat deze beleggingen passief worden beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. De break-even inflatie afgemeten aan Duitse obligaties met een einddatum in 2020 bedroeg per eind 2013 1,2%. Dit was een daling ten opzichte van eind 2012 (1,6%). Door de gedaalde break-even inflatie was het rendement van inflatie gerelateerde obligaties lager dan dat van nominale obligaties in 2013. De break-even inflatie van 1,2% geeft aan dat bij een inflatie hoger dan 1,2% voor de jaren tot 2020 een inflatie gerelateerde obligatie een hoger rendement levert en bij een lagere inflatie levert een nominale obligatie een beter rendement. Bedrijfsobligaties Bedrijven zijn meer dan overheden gewend aan marktwerking en daardoor beter in staat de financiële positie te beheren dan overheden. Dat wil zeggen dat een hogere schuld leidt tot hogere rentebetalingen. Mede hierdoor wordt verondersteld dat bedrijven wellicht beter in staat zijn een crisis te doorstaan dan een aantal overheden. Voor een deel van de beleggingen wordt hierbij niet in de financiële sector belegd omdat deze sector te verweven is met de overheden (banken hebben veel staatsobligaties in hun bezit). Vooral door de nog steeds lage rente van kortere staatsobligaties bleven beleggers op zoek gaan naar hogere rendementen. Bedrijfsobligaties profiteerden hiervan en de risicopremies daalden hierdoor. De portefeuille met bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden behaalden een negatief rendement van -1,8%). Dit rendement was wel hoger
27
dan het rendement op een gelijk gewogen mix van staatsobligaties met vergelijkbare rentegevoeligheid van Duitsland en de Verenigde Staten. De actief beheerde beleggingen in Europese bedrijfsobligaties (zonder uitsluitingen) behaalden een rendement van 3,0%. Dit was 0,6% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam vooral door een succesvolle selectie van obligaties en door een wat hoger risicoprofiel waarmee de managers anticipeerden op de verwachting dat bedrijfsobligaties een sterk 2013 zouden hebben. Ook de beleggingen in high yield obligaties behaalden een positief rendement van 6,9%. Dit was 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam door een succesvolle obligatieselectie binnen de verschillende sectoren. De beleggingen in obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen behaalden daarentegen een negatief rendement van -6,5%. De markt reageerde vooral negatief op de eerste aankondiging van de Fed over het mogelijk verminderen van de kwantitatieve verruiming. Beleggers leken zich plotseling te realiseren dat de liquiditeit zou kunnen verminderen en het wellicht tijd was om winst te nemen op de risicovollere investeringen. Ook de rente op Amerikaanse staatsobligaties begon vanaf het tweede kwartaal behoorlijk op te lopen. De beleggingen waren wat risicovoller ingericht dan het marktgemiddelde op het moment dat de Fed aankondigde de monetaire verruiming te gaan terugschroeven. Het rendement van de beleggingen was hierdoor 1,0% lager dan de benchmark. Nederlandse hypotheken In oktober is gestart met de beleggingen in Nederlandse hypotheken. Deze beleggingen behaalden een rendement van 0,9%. Dit was 1,2% hoger dan het rendement van de benchmark. De doelstelling is op middellange termijn een outperformance van 1% te behalen. Op kwartaalbasis kunnen de resultaten ten opzichte van de benchmark fluctueren door periodieke aanpassingen van de hypotheekrente, wijzigingen in het renteverschil tussen hypotheken en staatsobligaties en kredietverliezen. Beleggen in Nederlandse hypotheken had naast een verdere diversificatie een positief effect op het rendement van de vastrentende waarden portefeuille van 0,1%
3.2.3
Vastgoedbeleggingen
Vastgoed beleggingen worden beheerd door CRBE. Daarnaast vinden vastgoed beleggingen in het TKPI European Real Estate Fund (TREF) plaats. De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen bij CRBE vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn gespreid over niet beursgenoteerde continentaal Europees vastgoed. Sinds eind 2012 verwerkt het fonds, in verband met de vele uittredingsverplichtingen, geen toe en uittredingen. Rendement De vastgoedbeleggingen behaalden een negatief rendement van -4,8%. De beleggingen via het CBRE fondsen behaalden een negatief rendement van -5,1%. De nietbeursgenoteerde beleggingen in Europa via TREF behaalden een negatief rendement van -3,8%. Hoewel de stemming op de financiële markten in de loop van het jaar verbeterde, bleven de beursgenoteerde vastgoedmarkten achter. In 2013 was het Verenigd Koninkrijk één van de best presterende regio’s. In 2013 verbeterde de economische verwachtingen. Daarnaast herstelde de huizenmarkt door stimuleringsmaatregelen van de overheid. Het rendement in Continentaal Europa bleef achter door kantorenoverschot en dalende huuropbrengsten van winkelpanden. De rendementen stegen aan het einde van het jaar door lage vastgoedwaarderingen en vooruitzichten op economisch herstel. Hierdoor
28
behaalde dit deel van de portefeuille een rendement van 8,2%. Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van direct Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en laag consumentenvertrouwen. Door verslechterde economische vooruitzichten voor de ‘emerging markets’ en relatief hoge vastgoedprijzen in de VS en Azië nam de belangstelling van beleggers van buiten Europa voor Europees vastgoed toe. Hierdoor steeg het transactievolume in het tweede halfjaar van 2013 en verbeterde de verkoopbaarheid van vastgoed. Noord Amerikaanse beleggers richten zich vooral op marktsegmenten waar de prijzen sinds 2008 relatief sterk gedaald zijn zoals logistiek vastgoed in West Europa en kantoren in Nederland. Europese en Aziatische beleggers blijven risico avers en concentreren zich vooral op meer liquide markten zoals Londen, Stockholm en de Duitse Steden. Het negatieve rendement van de onroerend goed beleggingen werd onder andere veroorzaakt doordat de waarde van parkeergarages van Q-Park daalde na een tegenvallende groei van parkeeropbrengsten. Ook zijn enkele vastgoedfondsen bezig vastgoed te verkopen. De onderhandelingen leiden tot een aanscherping van de waarderingen. De vraag van huurders concentreert zich daarnaast nog altijd op het hogere segment van de markt. De fondsen hebben hierdoor een betere bezettingsgraad (in vergelijking met de overige fondsen), wat zich vertaalde in een positief rendement. In Zuid Europa ondervindt de vastgoedmarkt daarentegen hinder van de matige economische ontwikkelingen. Dit vertaalde zich in een negatief rendement op beleggingen in Zuid Europa. In het bijzonder de beleggingen in Italiaanse fondsen. De verhuurmarkt voor kantoren in Nederland is nog altijd niet goed met een negatief rendement tot gevolg. Omdat een deel van de beleggingen hier minder last van heeft, werd voor een deel positieve rendementen behaald. In overeenstemming met de algemene marktontwikkelingen, behaalden de fondsen met beleggingen in het Verenigd Koninkrijk een hoger dan gemiddeld rendement en profiteren van de sterke interesse van internationale beleggers in de Londense vastgoedmarkt. De beleggingen in de Duitse woningenmarkt behaalden ondanks een positief sentiment een negatief rendement. Dit werd veroorzaakt omdat de woningen binnen het beleggingsfonds gewaardeerd waren op basis van uitpondwaarde. Uitpondwaarde is de waarde van de woning bij verkoop. Gebruikelijk is de gehele portefeuille te waarderen tegen beleggingswaarde die lager ligt. Hierop volgde een afwaardering met een negatief rendement tot gevolg.
3.2.4
Alternatieve beleggingen
3.2.4.1
Grondstoffen
Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een actief en passief beheerd beleggingsfonds van TKP Investments. Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het actieve beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van twee externe managers. Zij nemen geen actieve sectorposities in, maar probeert te profiteren van prijsverschillen tussen de future- en de spotmarkt op de markt voor grondstoffen. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden belegd in T-bills (overheidspapier (VS, NL, Duitsland) met een looptijd korter dan één jaar), zodat het kredietrisico beperkt is. De verdeling actief en passief was in 2013 50%. Deze gewichten zijn dynamisch en wijken gedurende het jaar af van het normgewicht door marktontwikkelingen. De werkelijke gewichten, de rating en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische
29
normgewichten. Eind 2013 is bij de bepaling van de strategische beleggingsmix besloten om binnen de categorie grondstoffen alleen nog actief te beleggen en dit begin 2014 te implementeren. Rendement Het totaal rendement op grondstoffen was -6,9%. De passief beheerde grondstoffen beleggingen behaalden in 2013 een negatief rendement van -2,0% en de actief beheerde beleggingen -11,7%. Dit was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Het rendementsverschil tussen beide portefeuilles komt voornamelijk door het grotere gewicht van olie in het passief beheerde grondstoffenfonds. Olie was één van de best presterende grondstoffen in 2013.
3.2.4.2
Hedge fondsen
Het strategisch gewicht van hedge fondsen is sinds 2011 0%. Door de beperkte verhandelbaarheid resteert echter nog een klein belang. Dit resterende gedeelte behaalde in 2013 een rendement van -8,4%, gelijk aan het rendement van de benchmark.
3.2.5
Toelichting renterisico
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt een pensioenfonds renterisico. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Evenzo geldt voor het fonds dat bij een rentedaling de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch, bijvoorbeeld door kortlopende obligaties te vervangen door langlopende obligaties en door gebruik te maken van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Het afsluiten van een renteswap leidt daarom tot een hogere duratie van de beleggingen, waardoor een groter deel van het renterisico voor het pensioenfonds wordt afgedekt. Aan dit soort instrumenten zijn echter ook risico’s verbonden (zoals het liquiditeits-, tegenpartij- en juridische risico). De door het bestuur bepaalde mate van afdekking van het renterisico van de DB verplichtingen (exclusief garanties) op marktrente per ultimo 2013 bedraagt 60%. Hierbij wordt een bandbreedte van 5,0% gehanteerd. De rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille bedraagt per het eind van 2013 circa 59% van de DB verplichtingen van het pensioenfonds. Eind 2013 wijkt de werkelijke mate van afdekking circa 1% af van de strategische mate van afdekking. Onderstaande figuur geeft de afdekking van het relevante renterisico weer door middel van vastrentende waarden. Bij de berekeningen voor de mate van renteafdekking is uitgegaan van de werkelijke rentetermijnstructuur per eind december 2013. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de drie maands gemiddelde UFR rentetermijnstructuur, zoals die wordt gebruikt voor het vaststellen van de dekkingsgraad.
30
oeligheid eiind 2013 Rentegevo
De bijdrag ge van de vastrentend v de portefeu uille aan het terugbren ngen van de e rentegevo oeligheid is variabel. Deze D bijdrag ge wordt door een aantal factore en beïnvloe ed, die direct van invloed zijn op de e mate van n afdekking van het re enterisico: 1) de dekkingsgraad d in combinatie met he et gewicht van v de vastrentende p portefeuille e atie (renteg gevoelighei d) van de p portefeuille e vastrenten nde waarde en 2) de dura Daarnaastt kunnen onder meer ontwikkelin ngen in de verplichtingen leiden tot een veranderin m van renteafdekk r king. ng van de mate dekking Realisatie renteafd van de werrkelijke rentteontwikke eling kan de e gerealisee erde rentea afdekking Op basis v berekend worden. De gerealise eerde rentea afdekking op o basis van de markttrente is cirrca 30% gewe eest sinds ultimo u 2013. De gerea aliseerde mate m van renteafdekki ng is lager dan de strateg gische mate e van 60%.. Dit is hooffdzakelijk een e gevolg van het ve erhogen van n de mate van renteafdek kking naar 60% van 3 30% in drie afzonderlijjke, maar ttegelijkertijd wel evenredig ge, stappen in de perio ode eind au ugustus tot en met ein nd oktober 2013. Vanaf eind augu ustus tot en n met eind december d 2 2013 is de rente vrijw wel gelijk ge ebleven waardoor het effect van rentete ermijnstrucctuur op de e waarde va an de verpliichtingen en e beleggingen zeer kle ein was. Hie erdoor heefft de verhoging gedurende het ja aar nauwelijks had op de gerealiseerd g de renteafd dekking in 2013. 2 effect geh
3.3
Rende ementen p pensioenrrekening individue ele deelneemers
De pensio oenregeling van SVG is s een besch hikbare-pre emieregelin ng (premieo overeenkom mst). Het saldo van de pen nsioenrekening van de eelnemers wordt standaard beleg gd in de zogeheten n collectieve portefeuille. elling Samenste De deelne emer kan beslissen de e premies n iet te beleg ggen via de e collectieve e portefeuille, maar het saldo te be eleggen in de d beleggin ngsmixen. Deze D beleggingsmixen n volgen he et van Life Cyc cle beleggen. Dit houd dt in dat na aarmate de pensioenda atum voor de principe v individuele e deelneme er dichterbiij komt, de beleggings smix autom matisch min nder risicovol wordt. Er wordt bele egd in de be eleggingsm mix die bij de belegging gshorizon e en het risicoprofiel van de deelnemer d hoort. Wan nneer de de eelnemer kiest voor de e an vervalt de d garantie regeling. Tot en met 2012 2 kwam m het rende ement beleggingsmixen, da enchmarks ten gunste van de dee D is per 1 januari j 201 13 aangepa ast elnemer. Dit van de be zodat de d deelnemer het werkelijke maand drendementt van het depot krijgt.. Uitzonderring hierop zijn n de belegg gingen in mix m 0. De de eelnemers kregen in 2013 2 één ja aars Euribo or
31
zoals dat op de vierde werkdag van het jaar wordt vastgesteld. Vanaf 2014 gelden nieuwe samenstellingen van de Life Cycles. Samenstelling beleggingsmixen Beleggingsmix
Obligaties
Aandelen
Vastgoed
Mix I
95%
5%
0%
Mix II
80%
15%
5%
Mix III
65%
30%
5%
Mix IV
47,5%
45%
7,5%
Mix V
32,5%
60%
7,5%
15%
75%
10%
Geldmarkt
Mix 0
100%
Mix VI
In 2013 vond evaluatie plaats van de Life Cycles. Naar aanleiding hiervan is het aantal mixen per 31 december 2013 uitgebreid van zes naar twaalf. De beleggingen zijn op deze datum van de oude Life Cycles overgeboekt naar de nieuwe Life Cycles. Samenstelling Life Cycles, op basis van 10 leeftijdscohorten per 31 december 2013 Mix
Aandelen
Staats Obl.
Infl. Linked
Bedrijfs obl.
MMF
12
95%
2%
1%
2%
0%
11
90%
4%
2%
4%
0%
10
85%
6%
3%
6%
0%
9
75%
10%
5%
10%
0%
8
65%
14%
7%
14%
0%
7
55%
18%
9%
18%
0%
6
45%
22%
11%
22%
0%
5
35%
26%
13%
26%
0%
4
25%
30%
15%
30%
0%
3
15%
20%
10%
20%
35%
2
10%
10%
5%
10%
65%
1
5%
0%
0%
0%
95%
Eind 2013 bedroeg het in de Life Cycles belegd vermogen ongeveer € 9,6 miljoen. Door onttrekkingen was dit, ondanks de positieve rendementen in 2013, een daling van het belegd vermogen ten opzichte van eind 2012 (€ 11,4 miljoen). Rendementen Het rendement van de collectieve portefeuille bedroeg in 2013 5,9% (2012 8,8%). Hiermee was rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. Rendementen Collectieve beleggingsportefeuille SVG (in %) Beleggingscategorie
Portefeuille
Aandelen
20,2
Vastrentende waarden
-0,7
Onroerend goed
-5,1
Grondstoffen
-6,9
Bijdrage futures
0,0
Liquiditeiten
-
Totaal na beheervergoeding
5,9
32
Alle Life Cycles mixen behaalden in 2013 een positief rendement. Rendementen Life Cycles Beleggingsmix
Rendement Life Cycles
Mix 0
0,6%
Mix I Mix II
4,4%
Mix III
7,1%
Mix IV
10,0%
Mix V
12,8%
Mix VI
15,8%
3.4
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en Governance (ESG)-aspecten in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter risico/rendementsprofiel. De ondernemingen waarin het pensioenfonds, via TKPI beleggingsfondsen belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Ook is de integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel in/van het multi manager selectieproces. Daarnaast vindt op voorhand uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen plaats. Daarnaast voert het pensioenfonds via TKP Investments een actief stembeleid. Uitsluitingen van bedrijven Beleggingen in aandelen en obligaties van bepaalde bedrijven en landen worden op voorhand uitgesloten. Dit zijn bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van controversiële wapens. Controversiële wapens omvatten: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, antipersoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. In alle gevallen gaat het om directe betrokkenheid van het bedrijf bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van het eindproduct, bij het produceren of ontwikkelen van essentiële onderdelen, bij het leveren van essentiële diensten of bij het ontwikkelen of produceren van lanceerinrichtingen voor bovengenoemde controversiële wapens. Bij indirecte betrokkenheid door een aan de onderneming juridisch verbonden entiteit, geldt een minimum belang van 25%. Ook andere bedrijven kunnen worden toegevoegd aan de uitsluitingenlijst. Het gaat dan om bedrijven die niet volgens de UN Global Compact principes (principes op het gebied van mensenrechten, milieu, arbeidsomstandigheden en anti-corruptie) handelen en die na het voeren van een dialoog onvoldoende vooruitgang hebben getoond Sinds 1 januari 2013 geldt voor institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, een wettelijk verbod op transacties in bedrijven die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren. De AFM houdt hier vanaf 1 april 2013 toezicht op. Op basis van een overleg tussen afgevaardigden uit de financiële sector en de AFM is een lijst opgesteld met bedrijven die uitgesloten moeten worden. De lijst bevat zes namen, die alle al op gehanteerde uitsluitingenlijst staan. Uitsluitingen van landen Er geldt een uitsluitingsbeleid voor overheidsobligaties van landen die zijn veroordeeld vanwege ernstige schendingen van mensenrechten. De belangrijkste veroordelingen van staten zijn de sancties van de VN Veiligheidsraad (UN Security Council). Daarnaast wordt
33
gekeken n naar veroorrdelingen door andere e gezaghebbende insta anties waarronder het raamwerk k van de Co ommon Foreign and S ecurity Poliicy of the EU E (CFSP EU U). Van de uitgeslote en landen zit alleen Wiit Rusland iin een benc chmark van n één TKPI beleggingsfonds. Ditt betreft het TKPI MM Emerging Market M Deb bt Fund. He et gewicht van v nd is 0,57% % per eind van 2013 e en leidt tot een (kleine e) mismatcch tussen Wit Ruslan portefeuille en bench hmark. De andere uitg gesloten lan nden zitten niet in een n benchmark, dt tot een ttoename va an de tracking error. waardoor het uitsluitten niet leid w één keer k per jaa ar geactualiseerd. De uitsluittingenlijst wordt g en engage ement Screening Het streve en is dat alle ondernemingen wa arin het pe ensioenfond ds belegt, zzich gedragen volgens de Global Co ompact Prin nciples (GC CP), zoals sa amengesteld door de Verenigde N). Voor he et screenen n maakt TKP P Investme ents gebruik van een g gespecialise eerde Naties (VN externe partij, Susta ainalytics. Deze D partij screent jaa arlijks de do oor TKP Inv vestments es. Bij de screening s va an de aand delen en vastrentende e waarden beheerde portefeuille beleggingen per ultim mo 2012 vo oldeden 27 bedrijven niet aan de e UN Globa l Compact bied van mensenrechtten, arbeidsrechten, milieu m en co orruptie). Met M principes (op het geb deze bedrijv ven op deze e lijst is in 2013 een dialoog d gev voerd op ve erschillende e tien van d thema’s. N Naast deze reguliere dialoog d (en ngagement)) wordt een n dialoog ge evoerd rond d het thema me ensenrechte en in combinatie met zakendoen n. Hierbij wo ordt aanslu uiting gezoc cht bij het ‘Protect, Respectt and Reme edy’ raamw werk van VN N afgezant John Ruggiie. Dit raam mwerk ven aan ve erantwoorde elijkheid op p het gebied d van menssenrechten te spoort hett bedrijfslev nemen en n spreekt he et bedrijf aan op de re eputatie-, operationel o e en juridissche risico’s s. Stembeleiid Het pensio oenfonds belegt b via TKPI beleggingsfondsen wereldwijd w in i oteerde ond derneminge en. Bij een beursgeno algemene en buiteng gewone verrgadering eelhouders van Europese van aande ondernem mingen maa akt TKPI gebruik van het stemrrecht als ge evolmachtig gde van het pensio oenfonds. Voor V het ste embeleid maakt TKPI gebruik van een da aartoe madviesbure eau gespecialiseerd stem w (RiskMetrics). Het sttembeleid wordt ese beursge enoteerde toegepastt op Europe ondernem mingen. In 2013 2 werd op 456 aandeelho oudersvergaderingen gestemd. D De grafiek geeft g deze stemmen w weer. d goed fond dsen Onroerend TKPI heefft zich aang gesloten bij GRESB (G lobal Real Estate Susttainability B Benchmark k), een wereldwijd initia atief voor het meten v van de duurrzaamheid van v vastgo oedportefeu uilles an de duurz zaamheid. De duurzaa amheid worrdt gemete en aan de hand h en het verrbeteren va van twee brede them ma's: beleid d en implem mentatie. Hierbij H kan worden w ged dacht aan oene huurco ontracten waarbij w de h huurder zich verlaging van elektriiciteitsverbruik en gro mede com mmitteert aan het verlagen van d de ecologisc che voetafd druk. In ee n markt die e zich kenmerkt door een concentratie c e van vraag g van zowe el beleggers s als huurd ers naar he et onroerend d goed in het topsegm ment, hebbe en duurzam me objecten n een duide elijke meerwaarrde ten opz zichte van 'convention ele' panden n.
34
4
Pens sioene en
4.1
Pensio oencomm municatie
SVG wil de verschille ende doelgrroepen duid delijke, spe ecifieke en relevante in nformatie oor 2013 speelden he et verhogen n van het pe ensioenbew wustzijn, éccht in conta act bieden. Vo komen me et de deeln nemers en verwachting v gsmanagem ment rondo om de (toen n nog mogelijke) verlaging g van de pensioenen e een belangrrijke rol. SV VG heeft vijjf catiekerndo oelen geformuleerd: communic 1. 2. 3. 4. 5.
d Pensioen nwet en aa an de eisen van de AFM M (ingebed d in process sen); voldoen aan de ustzijn verg groten; pensioenbewu antgericht communice c ren; kla intteractieve communica c tie (dialoog g); bekendheid website w verhogen.
nverlaging g speelde grote g Pensioen rol in com mmunicatiie De financiiële positie van SVG stond in 2013, nett als in voorrgaande jarren onder druk. De kans s op een verlaging ensioenen werd w in de loop l van van de pe 2013 stee eds reëler. In I 2013 we erd hierover rregelmatig gecommun niceerd, zodat de ((gewezen) deelnemerrs en de gepension neerden nie et zouden worden w verrast. nicatieonde erzoek Commun In november 2013 voerde v het pensioenfon p eonderzoek k uit onder nds een communicatie en. Uit de re esultaten van v het onderzoek blijk kt dat de deelnemers en gepensioneerde nten relatie ef veel en een e brede in nteresse he ebben in pe ensioen. Ditt resultaat biedt responden perspectie ef voor het kunnen rea aliseren va n de comm municatiekerndoelen va ds. an het fond Interesse is immers een belang grijke voorw waarde voo or geslaagde communiicatie. elangrijke uitkomsten u waren: Andere be ruim 8 80% van de e respondenten is (zee er) geïntere esseerd in het onderw werp pensio oen; het alg gemene oordeel van de d responde enten over SVG is een n 6,5; op verrtrouwen sc coort het pe ensioenfond ds een 6; de com mmunicatie e van het pe ensioenfon ds wordt gewaardeerd d met een g gemiddeld rapporrtcijfer van 6,6. punten zijn dat de com mmunicatie persoonlijk ker en begrrijpelijker m mag. Ook geven Verbeterp responden nten aan da at het pens sioenfonds nog meer gebruik g kan n maken va an digitale communic catiemiddellen. Uit hett onderzoek k kwam naa ar voren da at de beken ndheid van de pensioenp planner en het gebruik k hiervan o onder de de eelnemers relatief r laag g is. msten van het h onderzo oek zijn me eegenomen in het Com mmunicatie plan 2014. De uitkom
35
4.1.1
Reguliere en verrplichte pensioencom mmunicatie
Het pensio oenfonds zet voor de reguliere ccommunicattie de volge ende communic catiemiddellen in: overzicht Uniform Pensioeno enoverzicht (UPO) werrd in septem mber 2013 verstuurd cconform de e Het Uniforrm Pensioe AFM-beleidsrichtlijne en. In de be egeleidende e brief bij het h UPO we erd de deeln nemer gewezen nsioenplann ner. Het UPO is voor d de deelnemers ook dig gitaal besch hikbaar op het h op de pen persoonlijke deel van n de websitte. Op de w website is daarnaast d een animati e te zien die eft over hett UPO. uitleg gee Uw Pensioenkrantt bracht het pensioenfon p nds ‘Uw Pen nsioenkrantt’ twee kee er uit. De pe ensioenkrant In 2013 b van februari ging in op de wijzigingen in d de pensioen nregeling. Het H septem mbernumme er p de (op datt moment nog n mogelijjke) pensio oenverlaging en beste eedde veel ging in op aandacht aan de ‘Pensioenchec ck’ om deel nemers te attenderen n op de eige en en op koerss te houden n. mogelijkheden om hun pensioe
pensioen Overzicht partnerp 2013 het ja oengerechtigden ontvingen eind 2 aarlijkse ov verzicht van n het De pensio partnerpe ensioen. Aankondiging kortting orjaar van 2013 2 is aan n de (gewe ezen) deelne emers en pensioenger p rechtigden een In het voo brief verzo onden waarin een voo oraankondig ging is gedaan dat er een gerede e kans is da at het pensio oenfonds per 1 april 2014 2 de pen nsioenen moet m verlage en. mailing Januarim In januari ontvingen pensioengerechtigde n de jaarlijkse specific catie van h hun pensioe en. van ontvingen ze voora afgaand aa an de specifficatie een brief met e een toelichtting Los daarv nsioenuitkerring en het uitblijven van de toeslagverlening. Dit is d de zogenaamde op de pen januarima ailing.
36
4.1.2
Aanvullende com mmunicatie e
Website bsite www.getronicspe ensioen.nl is voor alle e doelgroep pen van hett pensioenfo onds Op de web de belangrijkste info ormatie te vinden. v Ove er de veran nderingen in n ng, de finan nciële situattie (iedere de regelin maand wo ordt de dek kkingsgraad d gepublicee erd), maar ook over de d uitkerings sdata. De website w is de spil in de e communic catie van he et pensioen nfonds. omst voor gepension neerden Bijeenko In februarri 2013 werrd de jaarlijjkse bijeenkom mst voor ge epensioneerrden van SV VG georganis seerd. Gepe ensioneerde en kregen algemene informatie e over het pensioenfon p nds nformatie over de financiële posittie evenals in van het pe ensioenfonds. aties Brain nSync Carr rousel Presenta Tijdens de e BrainSync c Carrousel die KPN IT So olutions reg gelmatig organiseert voor de medewerke ers, SVG aanwezig om een n was ook S aantal pre esentaties over o de pensioenrregeling te geven. De presentaties werden druk bezoc cht. oording vra agen Beantwo In 2013 h hebben deelnemers 3.502 esteld aan het h vragen ge pensioenffonds (2012 2: 2.875). Deelneme ers stelden met name vragen ov ver het Unifform Pensioeno overzicht, het h aanvrag gen van pensioen en de ogelijkheid van v klein pensioen. afkoopmo staande gra afiek geeft een overziccht van hett aantal ges stelde vrag gen per De onders communic catiekanaal.
37
4.2
Pensioenregeling
Het pensioenfonds voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn als volgt onder te verdelen: 1) Flexibele pensioenregeling van KPN Corporate Market (premieovereenkomst); 2) Overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst); 3) Een tweetal VUT-overgangsregelingen. 1) Flexibele pensioenregeling KPN Corporate Market Deze regeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate Market. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij indienstreding zijn toegetreden tot de pensioenregeling van KPN Corporate Market en deelnemers die vroeger deelnamen aan een andere pensioenregeling, maar na een overname zijn gaan deelnemen aan deze pensioenregeling. Voor sommige van deze deelnemers gelden overgangsmaatregelen. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldenden inkooptarieven. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn (in 2013): Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare premie regeling
Beschikbare premiestaffel
Partnerpensioen ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. 21 jaar. € 14.500 (2013), volgt de verhoging van het minimum loon. Vaste maandsalaris verhoogd met de vaste structurele ploegentoeslag en de vakantietoeslag. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven aan te passen. Het bestuur heeft de reglementaire bevoegdheid om de inkooptarieven te verhogen met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. Tot 25 jaar 5,3% 40-44 11,6% 25-29 6,4% 45-49 14,2% 30-34 7,8% 50-54 17,4% 35-39 9,5% 55-59 21,5% 60-64 26,8% 65-67 26,8% Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren. ANW-hiaatverzekering is voor eigen rekening verzekerd. 20% van het partnerpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 50.856 (2013) Toeslagverlening is uitsluitend van toepassing op de ingegane pensioenen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is gekoppeld aan de CBS-consumentenprijsindex (afgeleid). Er is geen recht op toeslagverlening en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke
38
Financiering
Flexibele elementen
Administratiekosten
Beleggingsfondsen
Garantie
toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beschikbare overrendementen. De eigen bijdrage voor de deelnemer is in 2013 1/3 deel van de beschikbare premie. De werkgever betaalt het resterende deel plus een opslag voor kosten en buffers. De premiebijdrage is gemaximeerd op 16% van de loonsom. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Flexibele ingangsdatum tot 67 Flexibele aanwendingmogelijkheden Uitruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij (gewezen) deelnemers worden administratiekosten in rekening gebracht, ter grootte van 0,75% van het saldo van de pensioenrekening. De deelnemers worden door de werkgever gecompenseerd. Deze compensatie wordt gefinancierd uit de werkgeversopslag Standaard wordt belegd in de Collectieve Portefeuille, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit een drietal Life Cycles (vijf leeftijd cohorten opgebouwd uit zeven beleggingsmixen*) met verschillende risicoprofielen. Gewezen deelnemers beleggen altijd in de Collectieve Portefeuille. Het beleggingsrisico is voor rekening van de (gewezen) deelnemer. *) Gewijzigd per 1 januari 2014
De garantieregeling is uitsluitend van toepassing als de (gewezen) deelnemer gedurende de gehele looptijd van de pensioenrekening belegd heeft in de collectieve portefeuille. Op de pensioendatum is het garantiesaldo gelijk aan de som van: - alle tot en met 31 december 2008 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten, verhoogd met een samengestelde rente van 3,25%* per kalenderjaar; en - 75% van alle op of na 1 januari 2009 ingelegde beschikbare premies en ingekomen waardeoverdrachten verhoogd met een samengestelde rente van 3,25%* per kalenderjaar
*) voor actieve deelnemers geldt dat de administratiekosten, ter grootte van 0,75%punt, door de werkgever worden gecompenseerd en gefinancierd uit de opslag werkgeverskosten.
Wijzigingen pensioenreglement In 2013 heeft het bestuur een aantal besluiten genomen over wijziging van het pensioenreglement. Het betreft de volgende wijzigingen: Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen, worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1 januari 2014; Aanpassing overige factoren (o.a. inkooptarieven). Het bestuur stelt ieder jaar deze factoren vast. Deze factoren worden jaarlijks aangepast aan de prognosetafel, tariefrente (marktrente), vereiste solvabiliteitsopslag en de verhouding mannen en vrouwen in het verzekerdenbestand. De gewijzigde factoren zullen vanaf 1 januari 2014 worden toegepast. In 2012 heeft het bestuur besloten de inkooptarieven per 1 januari 2014 te verhogen met de solvabiliteitsopslag; Aanpassing van de formulering van de garantieregeling in het reglement. Naar aanleiding van de discussie met DNB over de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur de formulering van de garantieregeling aangepast. Door de
39
-
-
-
aanpassing is de formulering van de garantieregeling beter in overeenstemming met de werking van de garantieregeling; De mogelijkheid tot inkoop van het pensioen bij een verzekeraar is gewijzigd. Naar aanleiding van de discussie met DNB over de evaluatie van het herstelplan heeft het bestuur geoordeeld dat deze mogelijkheid op gespannen voet staat met de solidariteit binnen het fonds. Het fonds ondervindt financieel nadeel bij de inkoop van een pensioen indien de marktrente lager is dan de tariefrente, maar heeft geen financieel voordeel indien de marktrente hoger is dan de tariefrente. Het pensioen wordt dan ingekocht bij een verzekeraar. De lasten en lusten zijn niet goed in evenwicht en derhalve heeft het bestuur besloten deze mogelijkheid te schrappen. De wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking; Aanpassing van de Life Cycle in het reglement. In 2013 heeft het bestuur de werking van de Life Cycle geëvalueerd. Belangrijk aandachtspunt hierbij was het relatief hoge risico van de beleggingen in de laatste jaren voor pensionering. Onderzocht is of bij het aantal leeftijdscohorten uitbreiding noodzakelijk was. Het voordeel van een groter aantal cohorten is dat het risico op een meer gelijkmatige manier wordt afgebouwd naarmate de beleggingshorizon ‘korter’ wordt. De wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking. De wijzigingen hebben betrekking op: Het vergroten van het aantal leeftijdscohorten van 5 naar 10. Het verlagen van het risico in de laatste jaren voor pensionering. Er wordt niet langer belegd in beursgenoteerd onroerend goed. De aandelenbeleggingen krijgen een beter gespreide regio- en fondsen verdeling. Dit heeft tot gevolg dat ook de valuta afdekking en de keuze voor actief of passief beleid per regio wordt gelijkgetrokken aan de collectieve DC portefeuille. De benchmarkwaarde van het Britse pond, de Amerikaanse dollar en Japanse yen worden afgedekt. Er is sprake van passief beheer, met uitzondering van de beleggingen in opkomende markten. De obligatiebeleggingen komen te bestaan uit EMU Staatsobligaties, Euro investment grade bedrijfsobligaties en Inflatie gerelateerde beleggingen Duitsland. Er is gekozen voor Euro investment grade bedrijfsobligaties in plaats van Global Credits excl. Financials omdat de bedrijfsobligatiebeleggingen in de Life Cycles een lange termijn beleggingscategorie vormen en het verwachte rendement van Euro investment grade credits naar verwachting op langere termijn hoger is. De kasgeldbeleggingen worden daadwerkelijk belegd via het TKPI MM Short Term Money Market Fund, met een benchmark gelijk aan de ‘Euro overnight index average offered rate’. Dit rendement vervangt het huidige (fictieve) rendement gelijk aan de 1 jaars EURIBOR rente op de 4e werkdag van het jaar; Aanpassing van de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een wezenpensioen. Dit artikel is gewijzigd in die zin dat de voorwaarden zijn uitgebreid en zijn geformuleerd conform de intentie en uitgangspunten van het wezenpensioen. De wijziging treedt per 1 januari 2014 in werking; De mogelijkheid van de pensioenknip is verwijderd. De pensioenknip maakte het mogelijk om de pensioenuitkering op de ingangsdatum te splitsen (“knippen”) in een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal vijf jaar en een daarop aansluitende levenslange uitkering. Naar aanleiding van een evaluatie van deze mogelijkheid is het per 1 januari 2014 (wettelijk) niet meer mogelijk om de pensioenuitkering te knippen.
40
2)
Overige regelingen
De RAET-pensioenregeling Per 1 januari 2003 zijn de actieve deelnemers van de RAET-pensioenregeling overgegaan naar de KPN Corporate Market-pensioenregeling. De contante waarde op 1 januari 2003 van de in de RAET-pensioenregeling opgebouwde aanspraken zijn per 1 januari 2003 omgezet in een saldo op de individuele spaarrekening met pensioenbestemming van de deelnemer in de Getronics-pensioenregeling. De actieve deelnemers, die per 1 januari 2003 in de Getronics-pensioenregeling zijn gaan deelnemen, kunnen, onder dezelfde voorwaarden als in de RAET-regeling, eerder dan de 60-jarige leeftijd met pensioen gaan (op zijn vroegst vanaf 55 jaar). De per 1 januari 2003 gepensioneerde en gewezen deelnemers van de RAETpensioenregeling blijven in deze regeling. Het betreft aldus een gesloten groep van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deelnemers aan deze regeling zijn werknemers die bij RAET/Getronics in dienst zijn getreden. Een deel van deze deelnemers neemt, over de dienstjaren t/m 1996, ook deel aan een andere pensioenregeling (oude RAET-, CSN-, VUGA-, AAG-, ARC- of CBAregeling). De IBM-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen- en gepensioneerde deelnemers. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die bij de overname van IBM-ASAP op 01-07-1998 zijn overgekomen van IBM naar RAET/Getronics. De ARC-regeling Dit betreft een gesloten groep deelnemers. Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC, en aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en op 01-01-1997 niet zijn gaan deelnemen aan de RAETpensioenregeling. De ARC/CBA-pre-pensioenregeling Deelnemers aan deze regeling zijn de werknemers die in dienst zijn getreden bij ARC of CBA, aansluitend zijn overgegaan naar RAET/Getronics en die er per 1-1-1997 voor hebben gekozen om deel te nemen aan deze pre-pensioenregeling. De Wang-pensioenregeling Dit betreft een gesloten groep van gewezen en gepensioneerde deelnemers.
4.3
Wet‐ en regelgeving, relevante ontwikkelingen
Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een zogenoemde novelleprocedure is een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. Om op voorhand te kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer heeft het kabinet op 18 december 2013 met een aantal oppositiepartijen afspraken gemaakt over de inhoud van het aangepaste wetsvoorstel. In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage
41
van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een vrijstelling in box III. Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat betekent dat pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. Herziening financieel toetsingskader De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren. Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kennen. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd. In de brief van de staatsecretaris wordt aangekondigd dat de ‘tussenvariant’ onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken zal kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde
42
rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in het tweede kwartaal2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Versterking bestuur pensioenfondsen De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door middel van een one tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one tier board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. DNB heeft in recente mediaberichten veel aandacht gevraagd voor de voorbereidingsinspanningen. Wet Pensioencommunicatie Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatieinspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de Wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het
43
uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen aanpassen. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijke houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt
44
betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in het voorjaar van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen onderscheid op grond van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke uitzondering, of als het onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een ‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is. Kort gezegd is het eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen van een objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt in het algemeen hoog. Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er gebruik wordt gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze uitzondering geldt onder meer bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels bij premieregelingen. De premie wordt in deze staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt. Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie leeftijdsafhankelijk. Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou betekenen dat de wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel.
45
Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel van premie aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte pensioenuitkomst op de pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere manier om dat resultaat te bereiken. Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht anders, aangezien daar minder ingrijpende alternatieven voorhanden zouden zijn om het gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken, bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
46
5
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mening van de certificerend actuaris onvoldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: 2013 2012 Bedragen x € 1.000
Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat
uhv agv uhv uhv uhv uhv uhv uhv uhv uhv uhv
wijziging rentetermijnstructuur invoering UFR beleggingsopbrengsten premie waardeoverdrachten kosten uitkeringen kanssystemen inzake o.a. sterfte en AO toeslagverlening / korting overige (incidentele) mutaties andere oorzaken
Totaal resultaat
45.514 0 22.028 29.245 -398 4.345 -309 9.412 35.207 572 -69
-77.640 12.485 44.356 5.559 71 2.636 -69 -3.614 -157 4.424 -2.102
145.546
-22.900
Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante, maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De rentetermijnstructuur ultimo 2013 ligt boven de rentetermijnstructuur ultimo 2012. Als gevolg van de gewijzigde rentetermijnstructuur is de voorziening gedaald en is er een positief resultaat van € 45,5 miljoen. Er is in 2013 een beleggingsrendement gerealiseerd van 5,3%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 0,4% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 22,0 miljoen. Het resultaat op premie bedraagt € 29,2 miljoen en wordt voornamelijk veroorzaakt door borgstelling die bij de werkgever is gevorderd. Het resultaat op toeslagverlening / korting ad € 35,2 miljoen wordt veroorzaakt door de kortingsmaatregel. De overige resultaten zijn divers en worden over het algemeen veroorzaakt door een verschil tussen de werkelijkheid en actuariële aannames.
47
6
Besturing en naleving wetgeving
6.1
Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
6.2
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur heeft in het verslagjaar besloten het bestuur uit te breiden met één lid namens de gepensioneerden. Daartoe heeft het bestuur een voorkeurs kandidaat voorgedragen aan alle gepensioneerden. Aangezien er zich geen tegenkandidaten hebben gemeld, heeft het bestuur de heer Rollfs of Roelofs benoemd als bestuurslid. Dit betreft een voorgenomen benoeming, aangezien DNB formeel de benoeming moet goedkeuren. Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag was deze procedure nog niet afgerond. Voor het overige hebben zich geen bestuurswisselingen voorgedaan. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisaties. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren heeft een bestuur een reglement zelfevaluatie vastgesteld. Het bestuur evalueert eenmaal per jaar of bestuursleden bijvoorbeeld voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds. De zelfevaluatie heeft ook in het verslagjaar plaatsgevonden. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen wordt beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar is het bestuur acht maal in vergadering bijeen geweest. Daarnaast heeft de beleggingscommissie vier maal en de communicatiecommissie drie maal vergaderd. De Audit en Financiële commissie heeft zes keer in het verslagjaar vergaderd. Voorts heeft het bestuur tweemaal tijdens een strategiesessie een aantal belangrijke ontwikkelingen besproken, waaronder de resultaten van de ALM-studie. Veel aandacht is besteed aan de financiële positie, het beleggingsbeleid, ontwikkelingen op pensioengebied en het nieuwe bestuursmodel. Doorgaans waren alle bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. Naast de bovengenoemde vergaderingen is in de vorm van conference calls en vele uitwisselingen via e-mails veelvuldig overleg geweest tussen de bestuursleden, uitvoeringsorganisaties en adviseurs.
6.3
Bestuurscommissies
Het pensioenfonds heeft een drietal bestuurscommissies. Het betreft de volgende commissies: Communicatiecommissie, Beleggingscommissie en de Audit en Financiële Commissie (per 1 januari 2012).
48
Communicatiecommissie De commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op ‘het gezicht van het pensioenfonds naar buiten’, de communicatie met deelnemers en de uitvoering daarvan. Voorts ziet de commissie toe of het pensioenfonds vigerende wet- en regelgeving in acht neemt en op het professionaliseringsniveau van het bestuur. De commissie verricht de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid; - adviseert het bestuur over het jaarlijkse communicatieplan en de inzet van middelen; - adviseert het bestuur over de inschakeling van externe deskundigheid; - monitort de uitvoering van de communicatie-inspanningen. De commissie heeft in 2013 drie keer vergaderd. Daarnaast heeft de communicatiecommissie de bijeenkomst met pensioengerechtigden georganiseerd. Beleggingscommissie De Beleggingscommissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen en het risicobeleid en ziet toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. De Beleggingscommissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren leerjaren strategische beleggingen– en risicobeleid; - adviseert het bestuur over het structureel te voeren risicobeleid en de korte termijn ontwikkelingen die tot aanpassingen van het matching- en afdekkingsbeleid (zouden) moeten leiden. De Beleggingscommissie is, naast een aantal conference calls, in 2013 vier keer bijeen geweest. Audit en Financiële Commissie De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De Audit en Financiële Commissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over de planning en control-cyclus van het pensioenfonds, met inbegrip van de financiële risicobeheersing (SLA TKP en TKPI); - beoordeelt de ISAE 3402 type II rapportage; - adviseert het bestuur over het jaarverslag, het accountantsverslag van de externe accountant en het actuarieel rapport; - adviseert het bestuur over het algemene jaarplan van het pensioenfonds; - adviseert het bestuur betreffende het risicobeleid. De Audit en Financiële Commissie is in 2013 zes keer bijeen geweest.
6.4
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een
49
visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De eerste volledige visitatie heeft in de tweede helft van 2009 plaatsgevonden. In het eerste kwartaal van 2014 heeft de visitatiecommissie een visitatie uitgevoerd over het verslagjaar 2013. De uitkomsten hiervan zijn weergegeven in paragraaf 7.4.1. van dit verslag. De monitoring van de uitkomsten is belegd bij de Audit en Financiële commissie. Sinds 15 februari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen in paragraaf 7.4.2. Het bestuur van het pensioenfonds heeft in 2012 besloten mevrouw Gruntfest te benoemen als compliance officer van het pensioenfonds. De voornaamste taken van de compliance officer zijn: Onafhankelijk toezicht op de naleving van de gedragscode; Onafhankelijk toezicht op de naleving van wettelijke regelingen. De taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en privé-effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds.
6.4.1
Verslag Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de visitatiecommissie eens in de drie jaar de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie is eind 2009 ingesteld. Sinds 2013 bestaat de visitatiecommissie uit:
A. M.J. de Bekker (voorzitter) A.A. van Hienen mw. A.J.E.M. Vollenbroek
In 2014 heeft de visitatiecommissie over het verslagjaar 2013 een visitatie uitgevoerd. De Visitatiecommissie heeft daarbij met name gekeken naar de bij een visitatie verplichte aandachtspunten, zoals de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd, de checks and balances binnen het pensioenfonds en het omgaan met de risico’s op langere termijn. Bovendien heeft de Visitatiecommissie op verzoek van het bestuur extra aandacht besteed aan de garantieregelingen en de kosten en risico’s die daarmee verband houden; te weten de rendementsgaranties binnen de DC-regeling en de tariefsgarantie op het moment van
50
omzetting van pensioenvermogen in ouderdomspensioen. Ten aanzien van de eerdere aanbevelingen van de Visitatiecommissie stelt de Visitatiecommissie dat veel aanbevelingen in voldoende mate zijn opgevolgd, c.q. dat daaraan de nodige bestuurlijke aandacht is besteed. Voor zover dat in mindere mate het geval was, zijn de aanbevelingen in deze paragraaf herhaald. De Visitatiecommissie rapporteert de volgende uitkomsten in haar verslag: Bestuurlijk functioneren en continuïteit Tijdens de visitatie werd duidelijk dat de uitvoering van de regeling door TKP(I) op een hoog niveau ligt, dat het bestuur zich terdege van haar verantwoordelijkheden bewust is, zich proactief opstelt en dat er sprake is van een goede en permanente (soms informele) dialoog met het Verantwoordingsorgaan. Het bestuurlijk functioneren, ligt eveneens op een hoog niveau. Werking Commissies De Visitatiecommissie merkt op dat de stukken die TKP(I) en de commissies produceren zeer omvangrijk zijn (dossiers van vaak honderden pagina´s), dat ze hun werk grondig doen met veel oog voor details, maar dat het risico aanwezig is dat het zicht op de grote lijnen verloren gaat. Er is een toenemend risico dat daardoor een vergadercultuur ontstaat. Rapportages waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen controle (is het beleid conform afspraken uitgevoerd) en besturen (is het beleid nog goed) kunnen dat risico terugdringen. Met een heldere rapportage kan controle relatief eenvoudig zijn, zodat er meer tijd voor besturen overblijft. En dat is waar een bestuur primair voor bedoeld is. Verantwoordingsorgaan Door de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de keuze van het bestuur van het fonds voor een paritair bestuursmodel, zullen de huidige Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan worden vervangen door een Verantwoordingsorgaan ‘nieuwe stijl’. Daarbij dient te worden besloten of het Verantwoordingsorgaan ‘nieuwe stijl’ alleen wettelijke taken en bevoegdheden krijgt toebedeeld, dan wel dat aansluiting wordt gezocht bij de huidige taken en bevoegdheden van Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan. De Code Pensioenfondsen, die sinds 1 januari 2014 van kracht is, biedt het Verantwoordingsorgaan een prominente rol; dit vanuit het uitgangspunt dat het primaat bij een pensioenfonds bij belanghebbenden dient te liggen. Verantwoording afleggen moet daarbij worden gezien als een permanente dialoog tussen Bestuur en Verantwoordingsorgaan. Gezien de zwaardere taken van het toekomstige Verantwoordingsorgaan, geeft de Visitatiecommissie het bestuur in overweging het Verantwoordingsorgaan - naast de al bestaande secretariële ondersteuning door TKP ook beleidsondersteuning aan te bieden. Hoogte uitvoeringskosten De bij de overgang van andere uitvoeringsorganisaties naar TKP beoogde besparing in administratiekosten werd ruimschoots gerealiseerd. Naar de mening van de Visitatiecommissie is daarvoor een compliment op zijn plaats. Nu de kosten van pensioenbeheer goed onder controle lijken, vraagt de Visitatiecommissie bestuurlijke aandacht voor de hoogte van de administratiekosten die het fonds jaarlijks aan de gewezen deelnemers in rekening brengt. Garantieregelingen en evenwichtige belangenbehartiging Ten aanzien van de balansvoorzieningen die moeten worden getroffen als gevolg van de garanties die over het DC-deel van de fondsverplichtingen zijn verleend, draagt de werkgever jaarlijks bij aan de financiering van die voorzieningen. Alleen kan op enig moment blijken (bijvoorbeeld bij een verlaging van de marktrente) dat de betaalde garantiebijdrage op dat moment niet toereikend is en dat de garantievoorziening dus
51
onvoldoende is. Even zo kan zich (bij een stijgende marktrente) de situatie voordoen dat de garantievoorziening kleiner is dan de in het verleden door de werkgever betaalde garantiebijdragen. De commissie heeft geconstateerd dat de door het pensioenfonds aan te houden garantievoorziening twee kanten op kan werken. Afhankelijk van de financiële situatie kan er sprake zijn van een overheveling van DB naar DC en omgekeerd. De overheveling van DB naar DC vermindert de indexatiemogelijkheden van het pensioenfonds terwijl indexatiemogelijkheden bij een overheveling van DC naar DB juist worden vergroot. Hoewel aan het einde van het jaar 2013 per saldo sprake was van overheveling van DB naar DC, kan al met al worden geconcludeerd dat het bestuur met de gehanteerde systematiek het aspect van de evenwichtige belangenbehartiging niet uit het oog verliest. Toekomst en missie van het fonds De ontwikkelingen bij de werkgever (een relatief sterk dalend aantal actieven), de actuele financiële positie van het fonds en de diverse garantieregelingen vragen continue aandacht van het bestuur. Ook worstelt het bestuur met de missie van het fonds, hetgeen tot uitdrukking komt in de risicohouding. De ambitie tot koopkrachthandhaving van pensioenen vraagt immers om een ander beleid dan de kerndoelstelling hoofdsombehoud. Een hoge mate van afdekking van het renterisico past prima bij een nominale insteek (hoofdsombehoud), maar maakt het in de komende jaren verlenen van toeslagen (en behoud van koopkracht) minder eenvoudig. Het herstelvermogen van het fonds - zo bleek uit diverse analyses - is overigens verrassend hoog. Om toeslagverlening weer binnen bereik te brengen, is het lopen van iets meer risico wellicht wenselijk. De Commissie Goudswaard omschrijft dit als een keuze tussen ‘zeker minder’ en ‘minder zeker’. Om bestuurlijk een gefundeerde keuze te kunnen maken, adviseert de Visitatiecommissie de voorkeur van de deelnemers (de risico-appetijt) regelmatig te onderzoeken. Dat legt een solide basis onder de bestuurlijke besluiten die steeds opnieuw moeten worden genomen. Communicatie Het communicatiebeleid van het fonds geeft een goed beeld van de communicatiedoelstellingen die het heeft en van de middelen die worden ingezet om die doelstellingen te realiseren. Ook voorzien de plannen in een evaluatie, om de effectiviteit van de ingezette middelen te kunnen toetsen en beoordelen. De Visitatiecommissie is wel van mening dat de praktische uitvoering van de cyclus van toetsen en eventueel bijstellen van beleid nog kan worden geoptimaliseerd. De Visitatiecommissie geeft tot slot in overweging extra aandacht te besteden aan communicatie over de gevolgen van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. De Visitatiecommissie, 31 maart 2014 Reactie van het bestuur Het bestuur bedankt de visitatiecommissie en is content over het positieve totale oordeel van de visitatiecommissie. Het bestuur zal de genoemde aandachtspunten zorgvuldig beoordelen en, indien noodzakelijk, de aandachtspunten de komende periode implementeren. Met name met betrekking tot de aandachtspunten over de garantieregeling en evenwichtige belangenafweging en de toekomst en visie van het fonds heeft het bestuur in het eerste kwartaal van 2014 reeds concrete stappen gezet.
6.4.2
Verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur van het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met
52
ingang van 1 januari 2008. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Voor het verantwoordingsorgaan is in juni 2011 een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben de Gedragscode ondertekend die het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds ten doel heeft evenals het voorkomen van integriteitsrisico’s. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit één vertegenwoordiger namens de gepensioneerden, één namens de werknemers en één namens de werkgever. Bevindingen en conclusie Deze verklaring heeft betrekking op het verslagjaar 2013 en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan heeft zijn conclusies gebaseerd op de informatie die door het bestuur is verstrekt in de vergadering van 10 april 2014, het concept jaarverslag, de aan hem verstrekte verslagen van de bestuursvergaderingen van 2013. Tevens op de op 4 april ontvangen stukken te weten, het actuarieel rapport van de Certificerende Actuaris, het accountantsverslag van de Accountant, en de actuariële analyse van TKP. Daarnaast hebben we kennis genomen van het Rapport van de Visitatiecommissie uitgebracht op 31 maart jl. In het jaar 2013 heeft het bestuur uitwerking gegeven aan het herstelplan, dat in 2009 is opgesteld en door de DNB goedgekeurd. Dit plan had als doel de dekkingsgraad van SVG zodanig te verbeteren dat de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen zonder aanspraken of uitkeringen te hoeven korten. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur alle mogelijkheden, die het herstelplan bood om aan de vereiste dekkingsgraad te gaan voldoen, heeft benut. Echter, dit heeft niet het gewenste effect gehad. Het bestuur heeft dan ook moeten aankondigen dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds eind 2013 niet op het vereiste niveau is, en er per 1 april 2014 een korting van 3,2% toegepast diende te worden. De voorgestelde korting heeft na een intensieve afstemming met de DNB per 1 april 2014 plaatsgevonden. Er is gekozen voor een aantal kortingsmaatregelen zijnde een verlaging van de DB aanspraken (slapend en ingegaan met 3,2%), beperking rendementsgarantie met 3,2% en een verlagen van de tariefrentegarantie voor de ex Pink Roccade medewerkers naar 3,7% (was 4%), wat ook overeenkomt met een verlaging van 3,2%. De communicatie over deze korting heeft in februari 2014 plaatsgevonden en de uitleg over de consequenties van deze kortingsmaatregel heeft het verantwoordingsorgaan beoordeeld als zijnde duidelijk en evenwichtig voor alle belanghebbenden. In 2013 heeft het bestuur in verband met wettelijke eisen besloten haar samenstelling uit te breiden met één lid namens de gepensioneerden, zodat een betere behartiging van de belangen van gepensioneerden kan worden gewaarborgd. Na intensief overleg met het verantwoordingsorgaan en deelnemersraad heeft bestuur gekozen voor het paritair model als nieuwe bestuursmodel. Dit model zal conform wettelijke verplichting op 1 juli 2014 worden ingevoerd en worden het
53
verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad samengevoegd. Het bestuur heeft hierbij ook een voorgenomen besluit genomen om in het jaar 2015 over te gaan naar het paritair gemengd model. In dit model is het intern toezicht onderdeel van het bestuur en zal worden uitgevoerd door een 3-tal externe deskundigen. De aanbevelingen uit vorige jaren van zowel de visitatiecommissie als de Certificerend Actuaris zijn in 2013 verder opgevolgd. Het jaarverslag 2013 vormt een duidelijke verantwoording van het gevoerde beleid en de door het bestuur genomen besluiten. De toekomstige ontwikkelingen op zowel de markt als ten gevolge van veranderende wetgeving, worden nader toegelicht en laten zien dat het bestuur toekomstgericht bezig is. Het bestuur heeft in 2013 veel aandacht besteed aan risicomanagement, waarbij voor het monitoren van de belangrijkste geïnventariseerde risico’s, twee bestuursleden verantwoordelijk zijn gesteld.
‐ ‐ ‐
Algemene conclusie: Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan, met inachtneming van de adviezen en aanbevelingen als verwoord door de Certificerend Actuaris, en de Accountant, tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics is van oordeel dat: het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt en deze ook heeft verantwoord in het jaarverslag. Het Verantwoordingsorgaan van de Stichting Voorzieningsfonds Getronics A. Ribbink E.J.K. Offereins C. Rollfs of Roelofs
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft in de vergadering van 25 april 2014 met genoegen kennisgenomen van het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2013. Het bestuur apprecieert de inzet en aanpak van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur waardeert met name de positief kritische houding van het verantwoordingsorgaan met betrekking tot het overleg en advisering over het nieuwe bestuursmodel.
6.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een Profielwijzer op de website beschikbaar die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van
54
het beleggen in de Life Cycle. In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Naar aanleiding van de ingediende evaluatie herstelplan 2012 heeft het bestuur op 9 april 2013 een gesprek gehad met vertegenwoordigers van DNB. DNB heeft in dit gesprek een toelichting gevraagd over de financiële houdbaarheid van de pensioenregeling in relatie tot de aangekondigde korting en is gesproken over de door het bestuur vastgestelde kortingsmethodiek. Het bestuur heeft in de loop van 2013 een aantal malen met DNB van gedachte gewisseld over de kortingsmethodiek. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat het bestuur heeft besloten de kortingsmethodiek enigszins aan te passen. DNB heeft aangegeven akkoord te zijn met de aanpassingen.
6.6
Deskundigheids‐ en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. De bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2013 is aandacht besteed aan het nieuwe Financieel Toetsingskader, de wet Versterking bestuur pensioenfondsen (nieuw bestuursmodel), consolidatie van bedrijfstakpensioenfondsen en (digitale) communicatie. Als sprekers waren uitgenodigd: de heer Roelofs (Head of Investment Consulting Continental Europe bij Towers Watson), de heer Blokland (voormalig voorzitter bestuur Stichting Spoorwegpensioenfonds), mevrouw Schets (penningmeester bij FNV Bondgenoten) en de heer Simon ( communicatieadviseur bij TKP). Het bestuur heeft in 2013 zowel een collectieve als ook een individuele zelfevaluatie uitgevoerd.
6.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gelijkwaardige gedragscode. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Deze functie is belegd bij mevrouw Gruntfest.
55
6.8
Geschillen
Binnen het fonds is geen geschillencommissie aangesteld. Er is een klachtenprocedure vastgesteld, die wordt afgewikkeld door TKP. Als deze procedure is uitgeput, kan de betreffende deelnemer de klacht voorleggen aan het bestuur. Deze klachten worden als separaat agendapunt in de bestuursvergadering behandeld.
6.9
Deelnemersraad
Per 1 april 2008 is er een deelnemersraad ingesteld. De deelnemersraad bestaat uit zes leden, te weten vijf vertegenwoordigers van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De deelnemersraad adviseert het bestuur uit eigen beweging, of als het bestuur daarom vraagt. Daarnaast is er een aantal onderwerpen waaromtrent de deelnemersraad altijd om advies gevraagd dient te worden. In 2013 heeft het bestuur diverse adviezen gevraagd, inzake besluiten over:
de jaarstukken 2012; aantal wijzigingen van het reglement en de actualisatie ABTN; wijziging van het reglement inzake verwijdering mogelijkheid tot inkoop pensioen bij verzekeraar; wijziging van de statuten inzake uitbreiding bestuur met één lid namens pensioengerechtigden; aanpassing Life Cycles in het reglement naar aanleiding van de evaluatie van de Life Cycles; aanpassing tekst garantieregeling in het reglement; aanpassing van de kortingsmethodiek; wijziging van het reglement inzake het verwijderen van de pensioenknip; wijziging van het reglement inzake de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een wezenpensioen; het nieuwe bestuursmodel naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet Versterking bestuur pensioenfondsen.
De deelnemersraad heeft naar aanleiding van negen adviesaanvragen een positief advies uitgebracht. Het advies over het nieuwe bestuursmodel is ten tijde van het schrijven van het jaarverslag nog niet bekend.
6.10
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds behelst het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het administreren van de pensioenen is uitbesteed aan TKP. De actuariële advisering is uitbesteed aan Aon Consulting Nederland cv. Het fiduciair vermogensbeheer wordt uitgevoerd TKPI.
6.11
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’).
56
In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. 2. Kosten van vermogensbeheer: de volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds: Beheervergoeding externe managers. Overige kosten: dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. Beheervergoeding: dit is een vaste beheervergoeding inclusief de afkoop van de performance fee. Overige directe kosten: dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur. Dit zijn onder andere de toezichtkosten van De Nederlandsche Bank, vergoedingen voor bestuursleden van het pensioenfonds en kosten van de aansprakelijkheidsverzekering. Deze kosten worden naar rato verdeeld over de pensioenbeheerkosten en de vermogensbeheerkosten. Dit sluit aan bij de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, zoals gepubliceerd in 2013. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. De volgende tabel geeft dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Kosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen) Aandelen
VRW
OG
Alternatieve
Totaal
beleggingen Kosten verwerkt in rendement
0,04
0,04
0,07
0,01
0,15
Totaal kosten vermogensbeheer
0,31
De vermogensbeheerkosten in 2013 zijn lager dan die in 2012 (0,41%). Rendement gerelateerde vergoedingen en de hogere beheervergoedingen in de periode voor de transitie in 2012 bij de latende managers zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. De hiervoor genoemde kosten van vermogensbeheer wijken af van de weergegeven vermogensbeheerkosten in de jaarrekening. In de jaarrekening worden uitsluitend de directe vermogensbeheerkosten verantwoord, die het pensioenfonds rechtstreeks betaalt aan de integraal balansbeheerder en overige adviseurs op het gebied van vermogensbeheer. 3. Transactiekosten: Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen,
57
0,16
Kosten niet verwerkt in rendement
de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen zijn ook onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat. Transactiekosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen): Aandelen
VRW
OG
Alternatieve
Derivaten
Totaal
0,00
0,04
Beleggingen Transactiekosten
0,00
0,04
0,00
0,00
In 2012 vond de transitie van het vermogensbeheer van een aantal vermogensbeheerders naar één vermogensbeheerder plaats. De transactiekosten waren daardoor in 2012 hoger. Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Deze uitsplitsing gaat ervan uit dat een gedeelte van de pensioenuitvoeringskosten toebedeeld worden aan de vermogensbeheerkosten. Onderstaande opstelling en cijfers wijken hiermee ook af van de jaarrekening. 2013 2012 Pensioenbeheerkosten € 344 (in euro per deelnemer/pensioengerechtigde) € 329
2011 € 383
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,31%
0,41%
0,57%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,04%
0,18%
nb
De daling van de pensioenbeheerkosten per deelnemer wordt veroorzaakt de afname van de uitvoeringskosten in absolute zin van € 90.000. Daarentegen is de populatie actieven en gepensioneerden gedaald. Normaliter zorgt dit voor een stijging van pensioenbeheerkosten per deelnemer, echter door een nauwgezette sturing op verlaging van uitvoeringskosten en de afgeronde transitie vanuit verzekeraars naar TKP, zijn met name de kosten van de pensioenadministratie afgenomen. De kosten van de toezichthouder, zoals verantwoord in de jaarrekening, bedragen € 78.000 en betreffen de door DNB en AFM opgelegde contributie en zijn integraal onderdeel van de pensioenbeheerkosten. De kosten van de toezichthouders zijn qua hoogte nagenoeg gelijk aan de bestuurskosten van het fonds ad € 76.000. Onder de bestuurskosten wordt verstaan de vergaderkosten, opleidingskosten, visitatiekosten en kosten van mailings en dergelijke.
58
De pensioenbeheerkosten, zoals in de jaarrekening verantwoord ad € 2.074.000, zijn op hoofdlijnen als volgt uit te splitsen: Categorie
Kosten 2013 € 12 €3 € 13 € 152 € 1.542 € 78 € 191 € 48 € 35 € 2.074
(bedragen x € 1.000) Vergaderkosten Opleidingskosten Visitatiekosten Kosten externe actuaris en accountant Administratiekosten Kosten toezichthouders Advieskosten Mailings en portikosten Overige Totaal
Kosten 2012 € 13 € 24 € 15 € 194 € 1.608 € 73 € 193 € 24 € 21 € 2.164
Er worden geen vergoedingen of andere bezoldigingen betaald aan bestuurders van het fonds. Kosten beleggingen flexibele pensioenregeling De (gewezen) deelnemer in de collectieve DC portefeuille betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. Deelnemers die gekozen hebben hun premies te beleggen in de beleggingsmixen van de Life Cycle kunnen maandelijks de beleggingskeuze aanpassen. Afhankelijk van de beleggingsmix, betaalt de deelnemer aan- en verkoopkosten. Voor de beleggingsmixen 1 tot en met 6 zijn zowel de aan- als verkoopkosten 0,15%. Voor beleggingsmix 0 betaalt de deelnemer geen aan- en verkoopkosten. De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsmix op basis van de samenstelling per eind 2013.
6.12
Statutenwijziging
Het bestuur heeft in het verslagjaar een besluit genomen de statuten te wijzigen. De wijziging heeft betrekking op de uitbreiding van het bestuur met één bestuurslid namens de gepensioneerden.
59
7
Verwachte gang van zaken
Werkgroep nieuw pensioencontract Het bestuur heeft een werkgroep ingesteld om de transitie naar een nieuw pensioencontract voor te bereiden en in samenwerking met alle betrokkenen tot goed afgewogen beslissingen te komen. De verwachting is dat het nieuwe financieel toetsingskader per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Daarnaast houdt de werkgroep zich bezig met de gevolgen van de verwachte aanpassing van het fiscale pensioenwetgeving per 1 januari 2015. Tevens zal de werkgroep zich bezig houden met de toekomstbestendigheid van het fonds. Korting Het bestuur van SVG heeft in de vergadering van dinsdag 11 februari 2014 besloten om voor het eerst in zijn bestaan een korting toe te passen op de opgebouwde en de ingegane pensioenaanspraken. Uit de evaluatie van het herstelplan bleek dat de dekkingsgraad ultimo december 2013 100,8% bedroeg, terwijl het minimaal vereist eigen vermogen 104,0% was. Het uniforme kortingspercentage van 3,2% zal op 1 april 2014 worden doorgevoerd. Nieuw bestuursmodel Op 1 juli 2014 treedt de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking. In de eerste helft van het jaar zullen de betreffende fondsdocumenten en worden aangepast, zal het bestuur zorg dragen voor de bemensing van de fondsorganen, zodat per 1 juli 2014 SVG voldoet aan het nieuwe wettelijke kader. Amsterdam, 25 april 2014 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra M.H.B. Ebbers E.F.M. Meurs A.C. Mögelin
60
Jaarrekening
61
8
Jaarrekening
8.1
Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming) bedragen x € 1.000
31-12-2013
31-12-2012
€
€
ACTIVA
TOTAAL ACTIVA
Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4) (5)
534.212 565.987 4.763 41.414 17.391
1.163.766
506.304 538.774 4.949 11.612 33.640 1.095.279
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
(6) (7) (8) (9)
TOTAAL PASSIVA
44.213 531.455 565.987 22.112
-101.333 622.192 538.774 35.646
1.163.766
1.095.279
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 71.
62
8.2
Staat van baten en lasten
2012
2013 €
€
€
€
Baten
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten Totaal baten
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
- Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Korting van aanspraak en rechten - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Toevoeging a.g.v. pensioeningang
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten Totaal lasten
(10) (11) (12) (13)
(14) (15)
18.181 2.074
51.829 19.818 35.050 21 106.719
39.085 41.670 51.918 349 133.022
17.199 2.164
(16) 2.542 0 -35.207 1.685
-17.527 -45.317 0
-8.237
12.083 0 -89.978 -186 -572
(19) (20) (21) (22)
11.111 157 0 6.735
(17) (18)
-48 3.505 14.472
87.706
27.213 -4.222 8.659 3 -38.828
-17.440 64.798 4.416
308 -46
45.928 2.256 211 196 155.922
Saldo van baten en lasten
145.546
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 87. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
145.546
63
-22.899
-22.899
8.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2013
2012
€
€
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
23.786 100 -4.956
62.010 0 -6.988 18.931
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringkosten Overig
-18.211 -8.761 -4.035 -2.074 0
55.022 -17.199 -212 -2.564 -2.164 1.493
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
-33.081
-20.645
-14.150
34.377
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
9.202 214.961
17.752 1.476.431 224.163
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-225.097 -1.155
-1.544.169 -1.126 -226.252
-1.545.295
-2.089
-51.112
-16.239
-16.735
-10
446
-16.249
-16.289
Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten Netto kasstroom Koers-/omrekenverschillen Mutatie liquide middelen
Samenstelling geldmiddelen
2013 €
2012 €
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
33.640 17.391
49.929 33.640
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
17.391 0
33.640 0
64
1.494.183
8.4
Toelichting op de jaarrekening 8.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Voorzieningsfonds Getronics (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Amsterdam. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203004. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten ondernemingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 25 april 2014 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
8.4.2
Grondslagen
8.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
65
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen en voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers, zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
8.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen
Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de marktnotering per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de marktnotering per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het beleggingsfonds per balansdatum.
66
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
Securities lending Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de verkrijgingswaarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen verkrijgingswaarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasen banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
67
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB. Vanaf l september 2012 wordt de marktrente vastgesteld op basis van de zogenaamde ultimate forward rate benadering. Deze benadering houdt in dat de rente voor zeer lange looptijden naar een afgesproken niveau (4,2%) toe beweegt. Prognosetafels: AG prognosetafels 2012-2062 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdende met l ervaringssterfte o.b.v. leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen (Postcodemodel 2011 van Aon Consulting Nederland cv). Een opslag van 2% voor toekomstige administratie- en excassokosten. l Gehuwdheidsfrequentie voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid. l Iedereen wordt geacht een partner te hebben, wat betekent dat gerekend wordt met een l partnerfrequentie van 100% op de pensioendatum. Voor het in het verleden opgebouwde zogeheten ongehuwden ouderdomspensioen wordt aangenomen dat l op de pensioendatum 85% van de deelnemers een partner zal hebben. de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man. l Het nabestaandenpensioen is op risicobasis verzekerd. Er vindt geen opbouw plaats. l Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden l met revalidatiekansen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening. Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen wordt een voorziening opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt gelijkgesteld aan tweemaal de kostenopslag van 5,25% als onderdeel van de reguliere pensioenpremie. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed (herverzekerd), wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de verkrijgingswaarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
8.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
68
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) van de overige regelingen jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Kortingen van aanspraken en rechten In 2013 heeft het bestuur, op basis van de financiële positie op 31 december 2012, een voorgenomen besluit genomen om de aanspraken en rechten van alle deelnemers verlagen. Omdat de dekkingsgraad ultimo 2013 lager is dan het minimum vereist eigen vermogen en het korte termijn herstelplan afliep, heeft het bestuur moeten besluiten om het voorgenomen besluit te effectueren per 1 april 2014. Met dit besluit is rekening gehouden bij de bepaling van de technische voorzieningen. De geschatte dekkingsgraad per 31 december 2013 (voor de korting) bedroeg 100,8%. Om op het minimum vereist eigen vermogen van 104,0% te komen, heeft het bestuur een korting van 3,2% moeten doorvoeren. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
69
Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
8.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De kasstromen uit directe beleggingsopbrengsten onder beleggingsactiviteiten zijn inclusief de derivatentransacties.
70
8.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA
31-12-2013
31-12-2012
€
€
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
15.352 201.788 282.351 34.720
17.787 171.796 292.604 24.117
534.212
506.304
Vastgoedbeleggingen €
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
€
€
€
Totaal €
40.081 0 -23.696 1.402 0
262.314 -110.581 19.866 197 0
486.785 141.332 -365.707 30.016 178
98.529 2.079 -65.359 -9.682 -1.450
887.709 32.830 -434.896 21.932 -1.272
Stand per 31 december 2012 Saldo nog te splitsen Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
17.787 0 0 -1.243 -1.192 0
171.796 171.796 10.103 -14.354 34.243 0
292.604 0 90.002 -87.493 -12.761 0
24.117 0 7.613 -316 -2.248 5.554
506.304 171.796 107.718 -103.406 18.042 5.554
Stand per 31 december 2013
15.352
373.584
282.351
34.720
706.008
Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
Met ingang van boekjaar 2013 zijn de liquide middeleen die worden aangehouden bij vermogensbeheerders verantywoord onder de 'overige beleggingen.' De mutatie in deze liquide middelen wordt onder de overige mutaties verantwoord. Deze presentatiewijziging is tevens zichtbaar in de vergelijkende cijfers op de balans.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
15.352
17.787
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2012
2013 €
%
€
%
CBRE Eurosiris Fund
15.139
98,6
17.787
100,0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
201.788
171.796
Aandelen Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
Het fonds belegt voor € 134 (0,01%) in de sponsor. In 2012 belegde het pensioenfonds voor € 555 (0,05%) in de sponsor.
71
31-12-2012
€
€
282.201 150
292.604 0
282.351
292.604
Vastrentende waarden Obligaties Vorderingen
31-12-2013
Onderstaand de specificatie van derivatencontracten, welke gezien de negatieve stand, zijn opgenomen onder de overige schulden.
2013 Type contract
Gemiddelde looptijd
Contractomvang
€
Saldo waarde €
Positieve waarde
€
Negatieve waarde €
Rentederivaten
29-10-2023>29-10-2043
172.000
-1.378
16
1.394
172.000
-1.378
16
1.394
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige beleggingen Hedgefondsen Commodity fondsen
15 27.730
33 55.126
27.745
55.159
Securities lending Het fonds stelt een deel van de aandelen beschikbaar voor het in bruikleen geven van effecten (securities lending). Het fonds behoudt economisch eigendom. Per balansdatum is een bedrag van € 5.823 aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet teruglevering zijn zekerheden in stukken ontvangen, met een waarde van € 6.202.
72
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
0 0 89.184 0 0
Waarderingsmodellen
Totaal
15.352 201.788 193.167 0 27.746
0 0 0 -1.377 0
15.352 201.788 282.351 -1.377 27.746
89.184
438.053
-1.377
525.860
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 148.528 0
17.787 171.796 144.075 22.697
0 0 0 0
17.787 171.796 292.603 22.697
148.528
356.355
0
504.883
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
31-12-2012
31-12-2013
€
€
2. Beleggingen voor risico deelnemers
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
14.357 222.831 301.896 26.902
17.296 188.094 300.923 32.462
565.987
538.774
De beleggingen voor risico deelnemers betreffen beleggingen in niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen. Deze kennen een afgeleide marktnotering. Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
14.357
17.296
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2013 €
2012 %
€
%
CBRE Eurosiris Fund
13.952
73
97,2
17.296
100,0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
222.831
188.094
222.831
188.094
301.896
300.923
30.698 -3.796
32.462 0
26.902
32.462
4.763
4.949
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
Vastrentende waarden Obligaties
Overige beleggingen Commodity fondsen Liquide middelen
3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Risicoherverzekeringen
Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van enkele gewezen deelnemers en ingegaan nabestaandenpensioen ondergebracht. De verplichtingen inzake deze herverzekeringen zijn opgenomen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
4. Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen uit herverzekering Overige vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
11.484 6 123 11.612
De vorderingen op de werkgever bestaan uit de borgstelling ad € 37,1 miljoen en premie afrekeningen. De vordering uit herverzekeringen betreft het overlijdensrisico dat herverzekerd is bij Nationale Nederlanden. 5. Overige activa Liquide middelen voor rekening pensioenfonds
17.391
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
74
39.594 1.580 240 41.414
33.640
PASSIVA
31-12-2013
31-12-2012
€
€
6. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
44.213
-101.333
Algemene reserve
Stand per 1 januari 2012 Bestemming van saldo baten en lasten
-78.434 -22.899
Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten
-101.333 145.546
Stand per 31 december 2013
44.213
Het stichtingskapitaal bedraagt vijfenveertig euro en achtendertig eurocent. Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen en voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder de paragraaf 'Risicobeheer'. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
2013
2012
€ Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
44.213 44.569 157.601
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.
75
€ -101.333 49.505 163.850
Herstelplan
In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft op 31 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij moet worden opgemerkt dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkelingen van de dekkingsgraad kan afwijken van het verwachte herstelpad. Het herstelplan is op 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. DNB heeft op 3 februari 2011 definitief ingestemd met het herstelplan. Het in 2009 ingediende herstelplan is derhalve nog steeds van toepassing. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, eindigend op 31 december l 2013; de premie is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; l er is geen rekening gehouden met het verstrekken van toeslagen; l het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het risico plaatsvindt, l gemeten op het niveau van het vereist eigen vermogen; De inkooptarieven die geldig waren op het moment van het ingaan herstelplan (2009) zijn gehanteerd. Er l is geen rekening gehouden met de reglementaire mogelijkheid om de inkooptarieven te verhogen met de solvabiliteitsbuffer. Borgstelling Ten gevolge van de financiële crisis is de dekkingsgraad van pensioenfonds SVG tot onder het minimaal vereist eigen vermogen gedaald in 2008. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden heeft de werkgever zich bereid verklaard een borgstelling ten behoeve van het pensioenfonds te verlenen. Deze borgstelling is vastgelegd in een aanvulling op de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen. Er is een borgstelling overeengekomen van maximaal € 50 miljoen voor de jaren 2010 tot en met 2013. Deze borgstelling dient ter voorkoming of verlaging van een eventuele korting. Gezien de dekkingsgraad per eind 2013, heeft het bestuur besloten het restant van deze borgstelling ad € 37,1 miljoen op te eisen. Hiermee valt de korting circa 3,7% lager uit dan wanneer de werkgever niet bereid zou zijn geweest om borg te staan. Kortingen Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten ('afstempelen').
Jaarlijks wordt het herstelplan geëvalueerd. In de in februari 2014 ingediende evaluatie van het herstelplan naar de situatie ultimo 2013 is een verwachte dekkingsgraad per eind 2013 opgenomen van 100,8%. Dit is onvoldoende om het minimaal vereist eigen vermogen van 104,0% ultimo 2013 (einde kortetermijn herstelperiode) te bereiken. Op grond van deze evaluatie heeft het bestuur moeten besluiten om een korting door te voeren van 3,2%. Deze korting is verwerkt in de technische voorzieningen en het vermogen. Hierdoor is het vermogen in de jaarrekening gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen van 4,0%. De korting leidde tot een stijging van de dekkingsgraad per 31 december 2013 met 3,2%.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening Overige technische voorzieningen
525.315 4.763 1.377
615.294 4.949 1.949
531.455
622.192
7. Technische voorzieningen
2013
2012
€
€
Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente
615.294 2.542 0 -35.207 1.685 -17.527 -45.317
505.942 11.111 157 0 6.735 -17.440 64.798
Transporteren
521.470
571.303
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
76
2012
2013 Transport
Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Toevoeging agv pensioeningang
€
€
521.470
571.303
0 -8.237 12.083 0
4.416 -48 3.505 14.472
525.316
593.648
Additioneel op bovenstaand verloopoverzicht over 2012, is er in 2012 een herverzekerd risico overgenomen door het pensioenfonds ad € 21.646. Deze mutatie is gelijk aan de verlaging van de herverzekerde voorziening in 2012 ten opzichte van 2011. Hierdoor is het totale verloop over 2012 € 615.294.
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,7% (2012: 2,4%).
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Korting van aanspraken en rechten In 2014 heeft het bestuur, op basis van de financiële positie op 31 december 2013, het besluit genomen om de aanspraken en rechten van alle deelnemers met 3,2% te verlagen.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,3%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De ontwikkeling van de marktrente vanaf 2012 tot en met 2013 is als volgt:
Rentepercentage per 31 december
2012 2013
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking aan de technische voorzieningen
-8.237
-8.237
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties
750 -5.498 16.830 12.082
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:
77
2,40 2,70 -48 -48
2.204 3.860 -2.604 3.460
2013 €
2012 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers
27.040 272.393 225.882
3.424 2.298 18.052
41.170 285.358 288.766
4.429 1.869 17.614
Voorziening voor pensioenverplichtingen
525.315
23.774
615.294
23.912
Korte beschrijving pensioenregeling SVG voert meerdere regelingen uit. De regelingen zijn te onderverdelen in de flexibele pensioenregeling van KPN Corporate Market (premieovereenkomst), de overige pensioenregelingen (uitkeringsovereenkomst) en een tweetal VUTovergangsregelingen.
De flexibele pensioenregeling is de standaardregeling die geldt voor medewerkers van KPN Corporate Market. Deze regeling is een beschikbare-premieregeling, waarbij jaarlijks bijschrijvingen (stortingen en onttrekkingen) op de pensioenrekening van de deelnemer plaatsvinden. Onder voorwaarden is een garantieregeling van toepassing. Op de pensioendatum wordt het saldo omgezet in een pensioenuitkering tegen de dan geldende inkooptarieven.
Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindex (afgeleid) alle huishoudens. Enige uitzondering hierop is de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenen van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling die voorheen door het voormalige Stichting Pensioenfonds PinkRoccade werd uitgevoerd, waarvoor sprake is van een (voorwaardelijke) toeslag op basis van de ontwikkeling van de loonindex. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Over de pensioenrechten en pensioenaanspraken is per 1 januari 2013 geen toeslag verleend (per 1 januari 2012: eveneens geen toeslagverlening).
Herverzekeringsdeel technische voorziening Bij Hooge Huys zijn de aanspraken van enkele deelpopulaties van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen ondergebracht.
2013
2012
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen
4.949 17 -12 -198 0 0 7
26.287 69 -12 356 0 52 -21.803
4.763
4.949
In de overige wijzigingen over 2012 ad € 21.803 is een bedrag van € 21.646 begrepen. Dit betreft een overheveling van een herverzekerd risico naar het risico pensioenfonds, in verband met de beëindiging van een herverzekeringsovereenkomst in 2012.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige technische voorzieningen Voorziening voor arbeidsongeschiktheid
1.377
1.949
565.987
538.774
8. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
78
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling).
De premie wordt jaarlijks ingelegd in de door vermogensbeheerder TKP Investments beheerde portefeuille. Het fonds ontvangt jaarlijks de premie van de werkgever en maakt deze over aan de vermogensbeheerder. De kosten van de vermogensbeheerder worden in het beleggingsresultaat ingehouden. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
2013
2012
€
€
538.774 15.698 -23.535 35.050
492.846 20.252 -16.753 42.429
565.987
538.774
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
31-12-2013
31-12-2012
€
€
9. Overige schulden en overlopende passiva
Vooruitbetaalde premie volgend boekjaar Pensioenuitkeringen Derivaten Herverzekering Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
18.028 41 1.378 1.858 26 394 387 22.112
29.343 11 0 5.336 40 329 587 35.646
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De derivaten betreffen interest rate swaps met een negatieve waarde per balansdatum. De toelichting van de onderliggende contractomvang en positieve en negatieve waarden zijn opgenomen bij de toelichting op de beleggingen voor rekening en risico van het pensioenfonds.
8.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. De uitkomsten van de risicoanalyses door het bestuur vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerder moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerder.
79
Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen, wat gezien de dekkingsgraad ultimo 2013 ook heeft plaatsgevonden. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2013
2012
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken
91,3 2,6 -0,2 3,2 2,8 -0,8 3,7 1,4
Dekkingsgraad per 31 december
92,4 0,7 -0,1 4,5 -6,5 1,1 -0,4 -0,4
104,0
91,3
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 %
%
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
5,7 12,5 2,5 1,9 1,7 3,6 1,1 -12,1
6,1 11,1 2,4 2,1 1,4 3,7 1,1 -11,9
17,0
16,0
Totaal
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². 2013
2012
€
€
Vereist eigen vermogen (buffer) Technische voorzieningen Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden)
157.601 531.455 689.056 44.213
163.850 622.192 786.042 -101.333
Tekort
113.388
265.183
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
80
Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:
31-12-2013 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2012
Duratie
282.351 280.973 531.455
€
7,0 16,7 14,2
Duratie
292.604 292.604 622.192
7,7 7,7 14,9
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
31-12-2012 %
€
4.467 54.133 92.864 53.596 77.291
1,6 19,2 32,9 19,0 27,4
10.817 76.941 103.468 48.312 53.065
3,7 26,3 35,4 16,5 18,1
282.351
100,0
292.603
100,0
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de (herverzekerde) verplichtingen voor risico van het fonds kan als volgt worden weergegeven:
31-12-2013
31-12-2012
€
Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
102.580 109.970 175.627 143.278 531.455
%
19,3 20,7 33,1 27,0
100,0
€
%
103.460 124.071 212.578 182.083
16,6 19,9 34,2 29,3
622.192
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.
81
Valutarisico (S3) Voor zowel vastrentende waarden als aandelen (evt. uitbreiden met andere beleggingscategorieën) wordt actief valutabeleid gevoerd. Het totaalbedrag dat niet in euro's wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 49,2% (2012: 44,3%) van de beleggingsportefeuille en is voor 90% (2012: 85,3%) afgedekt door de euro.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt:
2012
2013 %
€
€
%
Europa Noord-Amerika Zuid-Amerika Azië Oceanië Afrika Overig
296.931 158.210 11.080 49.398 7.011 4.174 433
56,3 30,0 2,1 9,4 1,3 0,8 0,1
302.519 141.215 13.397 36.983 7.054 3.709 6
59,9 28,0 2,7 7,3 1,4 0,7 -
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden
527.237
100,0
504.883
100,0
Totaal
527.237
100,0
504.883
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:
2013
€ Energie Bouw- en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Financiële dienstverlening Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen Overige
32.407 45.105 28.678 32.721 43.379 22.212 72.890 29.089 26.653 18.037 126.942 0 49.124
% 6,2 8,6 5,4 6,2 8,2 4,2 13,8 5,5 5,1 3,4 24,1 9,3
2012
€
%
27.587 42.535 23.435 36.149 43.842 7.600 0 23.669 19.236 16.121 184.496 64.269 15.944
5,5 8,4 4,6 7,2 8,7 1,5 4,7 3,8 3,2 36,5 12,7 3,2
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden
527.237
100,0
504.883
100,0
Totaal
527.237
100,0
504.883
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
2013 €
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Overige
3.371 7.364 745 1.716 2.156
Totaal
82
15.352
% 22,0 48,0 4,9 11,2 14,0
100,0
2012 €
%
4.332 8.196 2.417 2.795 48
24,4 46,1 13,6 15,7 0,3
17.787
100,0
Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt.
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat:
2013
2012
€
%
€
%
Europa Noord-Amerika Zuid-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige
210.588 44.837 7.182 2.789 14.378 2.144 433
74,5 15,9 2,5 1,0 5,1 0,8 0,2
227.917 45.813 8.142 1.995 6.658 2.079 0
77,8 15,7 2,8 0,7 2,3 0,7 -
Totaal
282.351
100,0
292.604
100,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt:
2013
€
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Financiële dienstverlening Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Overige
13.292 5.020 8.920 11.059 17.865 29.028 5.039 18.356 12.099 126.942 34.731
Totaal
282.351
%
4,7
1,8 3,2 3,9 6,3 10,3 1,8 6,5 4,3 45,0 12,3 100,0
2012 €
%
11.355 5.089 8.504 12.816 11.339 5.029 4.622 10.823 10.491 184.496 28.039 292.603
3,9 1,7 2,9 4,4 3,9 1,7 1,6 3,7 3,6 63,1 9,6 100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden ultimo 2013 is als volgt:
83
2012
2013 €
%
€
%
AAA AA A BBB BB B CCC CC Geen rating
106.337 11.043 55.367 46.134 18.635 15.277 6.214 227 23.117
37,7 3,9 19,6 16,3 6,6 5,4 2,2 0,1 8,2
162.870 11.407 62.495 34.458 14.677 2.945 69 0 3.683
55,7 3,9 21,4 11,8 5,0 1,0 1,3
Totaal
282.351
100,0
292.604
100,0
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij Nationale Nederlanden. Daarnaast is eveneens het excedent arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 76,6% (31 december 2012: 64,0%. Het fonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2013.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
84
Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Dergelijke concentraties zijn, in geval van toepassing, weergegeven onder de betreffende balanspost bij de toelichting op de balans. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij TKP Investments BV. Met deze partij is een overeenkomst en een service level overeenkomst gesloten. De afhankelijkheid van deze partijen wordt beheerst doordat de bewaring van de stukken uit de portefeuille is ondergebracht bij Custodian Citibank. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP Pensioen BV. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomsten (SLA) gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de TKPI en TKP door middel van performancerapportages (TKPI), SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico's worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error per eind december 0,5% (2012: 0,55%) op pensioenfondsniveau. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van de volgende instrumenten: Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan l tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
85
2013 Type contract
Gemiddelde looptijd
Contractomvang
€
Saldo waarde €
Positieve waarde
€
Negatieve waarde €
Rentederivaten
29-10-2023>29-10-2043
172.000
-1.378
16
1.394
172.000
-1.378
16
1.394
8.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Ontvangen zekerheden en garanties Hier vermelden voor zover niet elders opgenomen. Langlopende contractuele verplichtingen Uitbestedingsovereenkomsten Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 april 2009. De overeenkomst met TKP Pensioen BV betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenverslaggeving en bestuursondersteuning tot 31 december 2016. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 1,6 miljoen (2012: € 1,6 miljoen). De overeenkomst met TKP Investments BV betreft het fiduciair beheer en is ingegaan op 1 januari 2012 en loopt tot 1 januari 2016. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 1,6 miljoen (2012: € 2,6 miljoen). Herverzekeringscontracten Met ingang van 1 januari 2012 is met Nationale Nederlanden een herverzekeringscontract gesloten aangaande de afdekking van het risico voor overlijden en arbeidsongeschiktheid. Dit contract loopt tot 31 december 2014. Er worden jaarlijks premies betaald aan de herverzekeraar. Er is geen sprake van winstdeling.
8.4.5
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders Er worden geen beloningen verstrekt aan bestuurders. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.
86
8.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
10. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
2013
2012
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP Premiebijdrage vanuit borgstelling
20.420 390 31.019
32.628 368 6.089
51.829
39.085
De bijdrage vanuit de borgstelling bedraagt € 31,0 miljoen over 2013 en € 6,1 miljoen over 2012. Het totaal hiervan ad € 37,1 miljoen is in januari 2014 bij de werkgever in rekening gebracht en in april 2014 voldaan.
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 13,1% (2012: 12,6% van de loonsom). De kostendekkende en feitelijke premie zijn als volgt:
Kostendekkende premie Feitelijke premie
22.062 51.439
29.886 32.996
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de premie te dempen.
19.844 144 2.074
24.905 220 4.759
22.062
29.884
11. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2013
Directe beleggingsopbrengst €
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
€
Kosten vermogensbeheer €
Totaal €
-3.418 0 -12.431 -365 -2.303
301 34.243 4.022 0 926
0 0 0 0 0 -1.155
-3.118 34.243 -8.410 -365 -1.377 -1.155
-18.518
39.491
-1.155
19.818
87
Indirecte beleggingsopbrengst
2013
2012
€
€
12. Beleggingsresultaten risico deelnemers Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Kosten vermogensbeheer
-2.912 37.682 -721 1.481 -481
-2.767 27.425 21.951 5.501 -193
35.050
2013
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
€ Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Kosten vermogensbeheer
51.918
Kosten vermogensbeheer
€
Totaal
€
€
306 0 4.762 -1
-3.218 37.682 -5.483 1.482
0 0 0 0 -481
-2.912 37.682 -721 1.481 -481
5.067
30.463
-481
35.050
2012
2013
€
€
13. Overige baten
Interest overig Baten uit herverzekering
21 0
21
14. Pensioenuitkeringen
349
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie Overige uitkeringen (FVP)
14.103 2.379 166 616 890 27
14.040 2.120 156 707 154 21
18.181
17.199
15. Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
66 13 1.556 82 70 141 50 95 0 2
64 15 1.608 157 37 182 11 86 0 4
2.074
2.164
Bezoldiging bestuurders De bestuurders ontvangen geen bezoldiging van het fonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds geen vergoeding verstrekt. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
88
58 292
2013 Accountant
€
Overig netwerk
€
Totaal
€
Accountant €
2012 Overig netwerk €
Totaal €
Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten Andere nietcontrolediensten
82 0
0 0
82 0
85 12
0 0
85 12
0
0
0
60
0
60
82
0
82
157
0
157
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst.
2013
2012
€
€
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw Toeslagverlening Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Toevoeging agv pensioeningang
2.542 0 -35.207 1.685 -17.527 -45.317 0 -8.237 12.083 0
-89.978
17. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
-186
18. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen 19. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
20. Saldo herverzekering
308
-46
27.213
87.706
-572
45.928
Premie herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel vordering Uitkeringen winstdeling
2.270 -4.480 187 -2.199
2.192 0 -308 373
-4.222
2.256
21. Saldo overdracht van derden
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
-100 8.761
-1 212
8.660
211
22. Overige lasten
Interest waardeoverdrachten Overig
4 0
5 191
3
196
89
11.111 157 0 6.735 -17.440 64.798 4.416 -48 3.505 14.472
Amsterdam, 25 april 2014 F.H.K. Ooms, voorzitter J.K. Dijkstra M.H.B. Ebbers E.F.M. Meurs A.C. Mögelin
90
Overige gegevens
91
9
Overige gegevens
9.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over het boekjaar is toegevoegd aan de algemene reserve.
9.2
Gebeurtenissen na balansdatum
In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. De evaluatie per 31 december 2013 is op 12 februari 2014 ingediend bij DNB. Uit de evaluatie blijkt dat het pensioenfonds op basis van de dekkingsgraad ultimo 2013, ondanks de in het herstelplan opgenomen maatregelen, het positieve beleggingsrendement over 2013 en het vorderen van de éénmalige borgstelling van de werkgever, onvoldoende is hersteld. Op grond van deze evaluatie heeft het bestuur voor moeten besluiten om de pensioenen per 1 april 2014 te verlagen met een uniform kortingspercentage van 3,2%. De verlaging geldt voor iedereen: pensioengerechtigden, actieve deelnemers en gewezen deelnemers. De kortingsmaatregel is beoordeeld door DNB en akkoord bevonden. Daarnaast heeft de deelnemersraad een positief advies gegeven over de kortingsmaatregel.
9.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Voorzieningsfonds Getronics Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne
92
beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Voorzieningsfonds Getronics per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op de paragraaf ‘Financiële opzet en positie’ zoals opgenomen in paragraaf 2.1 van het bestuursverslag en de paragraaf ‘Toelichting van het stichtingskapitaal en reserves’ zoals opgenomen in paragraaf Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2014 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen
93
beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 25 april 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: Drs. H.C. van der Rijst RA
94
9.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Voorzieningsfonds Getronics te Amsterdam is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
95
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken per 1 april 2014 te korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen. De vermogenspositie van Stichting Voorzieningsfonds Getronics is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Rotterdam, 25 april 2014
Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
96
9.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie vertegenwoordigers van de deelnemers in het bestuur worden na verkiezingen door en uit de deelnemers benoemd. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen worden herbenoemd. Getronics benoemt drie bestuursleden namens de werkgever. Het bestuur heeft in 2012 een rooster van aftreden vastgesteld en dit heeft tot gevolg dat de leden van het bestuur namens de werkgever ook voor een periode van drie jaar worden benoemd.
97
Bijlagen
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Stand ultimo vorig verslagjaar
Deelnemers, actief en voortgezet
Bij
Stand ultimo verslagjaar
Af
4.429
303
1.308
3.424
Gewezen deelnemers
17.614
1.239
812
18.041
Ingegane pensioenen
1.869
181
74
1.976
waarvan:
(tijdelijk) Ouderdomspensioen
1.216
144
28
1.332
14
212
Arbeidsongeschiktheidspensioen *
226
Partnerpensioen
315
25
8
332
Wezenpensioen
112
12
24
100
23.912
1.723
23.441
Totaal: * De deelnemers die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen worden vanaf 2012 als actieven opgenomen. Dit betreffen 212 deelnemers.
98
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen, zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt extra ten opzichte van de benchmark in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken, wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Autoriteit Financiële Markten (AFM) Sinds 1 januari 2007 houdt de AFM toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet.
99
Beschikbare-premieregeling Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Commodities Beleggingen in goederen en grondstoffen. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Defined benefit Een pensioenregeling waarbij de pensioenuitkering van tevoren vastligt. Voor de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van het loon, een opbouwpercentage per jaar en de AOW-uitkering. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde.
100
Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. FVP-bijdrage Is een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk bij werkloosheid. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag
101
en het aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruikgemaakt wordt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield-obligaties Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld
102
tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Over The Counter (OTC)-transactie Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt. Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Rentetermijnstructuur Is het verband tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds.
103
Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Swap Is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij wordt afgesproken om gedurende een bepaalde periode bepaalde betalingen met elkaar uit te wisselen, bijvoorbeeld het ruilen van vaste rentebetalingen en variabele rentebetalingen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langstertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
104
Colofon Uitgegeven door Stichting Voorzieningsfonds Getronics Teleportboulevard 121, Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 79 58 internet www.getronicspensioen.nl emailadres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700AM GRONINGEN
105
Stichting Voorzieningsfonds Getronics Postbus 501 9700 AM Groningen www.getronicspensioen.nl