JAARVERSLAG 2004
INHOUD
5 Voorwoord drs. J. Jansen 7 Essay ‘De opdrachtgever heeft een opdracht’
2
31 Organisatieverslag 37 Vereniging Het Oversticht: jaarvergadering, bestuur, personeel 48 Colofon
Het pakhuis van het textielveredelingsbedrijf ‘Texoprint’ in Boekelo wordt tot appartementen verbouwd.
3 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
23 Projecten, adviezen en activiteiten van de teams van Het Oversticht in 2004
VOORWOORD
Tijd de akker weer te bewerken
Jeroen Jansen Directeur Het Oversticht
4
Ook op andere terreinen ontwikkelt de kennistoepassing zich snel. In het landelijk gebied was Het Oversticht in 2004 op allerlei manieren actief bij de borging van de ruimtelijke kwaliteit. Een kleine tour d’horizon: het pilotproject ‘Vrijkomende Agrarische Bebouwing’ met inspirerende voorbeelden voor een toekomst van ons landschap mét kwaliteit én perspectief; onze betrokkenheid bij de stimulering van landschapsontwikkelingsplannen; verschillende Belvedereprojecten zoals Noordoostpolder en polder Mastenbroek. Daarnaast participatiegerichte activiteiten in bijvoorbeeld de provinciegrensoverschrijdende projecten IJsselhoeven en Reestdal. Het noemen waard is onze inbreng in het provinciale programma Re-animatie Industrieel Erfgoed: gericht op inzicht
in de kwaliteiten daarvan en op zinvol en economisch haalbaar hergebruik. Naast watertorens en fabriekscomplexen richt dit project zich nu ook op agrarisch erfgoed zoals silo’s, maar ook hergebruik van agrarische bedrijfsgebouwen. Op het gebied van de archeologie biedt Het Oversticht, vooruitlopend op de stelselwijzigingen in de monumentenwetgeving, nu al gekwalificeerde archeologische expertise voor gemeenten aan. Onze activiteiten op het gebied van erfgoededucatie en –recreatie kregen een impuls. Het aandeel van deze projecten in de totale werkzaamheden groeit gestaag. De samenwerking met andere organisaties wordt steeds intensiever en er ontstaan nieuwe werkrelaties. De doelstelling van ons Genootschap – bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon – is onveranderd actueel. Ook de Nota Ruimte staat vol kwaliteitsoverwegingen, met een belangrijke rol voor gemeenten en provincies. De wijze waarop het landelijk en stedelijk schoon worden gewaarborgd, evolueert voortdurend. Genoemde voorbeelden en de activiteiten, waarvan wij in dit jaarverslag berichten, tonen aan dat die borging steeds meer plaatsvindt aan het begin van het planontwikkelingsproces en steeds meer samen met alle betrokkenen. Met een goede kwaliteitsdefinitie aan de start en een adequate begeleiding van de planontwikkeling ontstaat doorgaans een goede ruimtelijke kwaliteit. Daarmee kan de toetsing aan het einde van zo’n (meestal langdurig) traject vaak relatief eenvoudig en snel verlopen. Dit jaarverslag gaat wat dieper in op het aspect opdrachtgeverschap, de kansen en risico’s die daarin zijn gelegen én op onze rol daarbij. In een opdrachtgeverschap dat weet wat het wil, dat een goed inzicht ontwikkelt in de kwaliteiten van de locatie en die kwaliteiten weet te benutten, ligt immers de voorwaarde voor een succesvol ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door het samenspel van de bouwheer en de bouwmeester, maar ook door de overheid als bewaker en bepaler van onze collectieve waarden. Het Oversticht weet daarvan.
5 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
IJssel bij Marle (gemeente Olst-Wijhe)
Zoals voorzien, was 2004 een oogstjaar. Allereerst natuurlijk wat betreft de vernieuwing van het welstandsbeleid. Na jaren van forse inspanningen werken al onze leden nu met een vastgestelde welstandsnota. In verband daarmee is ook het werk van de welstands-commissies en de secretarissen anders georganiseerd. Onderdeel van de vernieuwing is het afdoen van licht-vergunningplichtige bouwaanvragen aan het gemeentelijke loket. De hiervoor gehanteerde systematiek wordt in de komende periode doorontwikkeld, zodat aanzienlijk meer burgers aan dat loket kunnen worden geholpen. In 2004 werden ook voor het eerst jaarverslagen van de gemeentelijke welstandscommissies aangeboden aan alle gemeenteraden. De daarin vervatte evaluaties zullen leiden tot voorstellen van Het Oversticht voor optimalisering van het welstandsbeleid, want nu welstand gemeentelijk beleid is geworden, worden de actualiteit, de effectiviteit en de efficiëncy ervan voortdurend getoetst. De zorg voor ruimtelijke kwaliteit wordt daarmee breder dan louter de toetsing van bouwplannen. Het Oversticht ziet het formuleren van toetsingscriteria, de inrichting van processen om tot goede plannen te komen als belangrijke opgaven en speelt er een actieve rol in. Dat leidt ook tot andere vormen van betrokkenheid en van toepassing van onze kennis dan voorheen. Die ontwikkeling is al geruime tijd gaande. De komende periode wordt er nadrukkelijk op ingezet. Na de oogst is het tijd de akker weer te bewerken…
STAD EN LAND
De opdrachtgever heeft een opdracht
Ten burele van Het Oversticht meldde zich eens de directeur van een regionaal bankkantoor. Hij had als taak voor zijn organisatie een nieuw gebouw te laten bouwen. Met de centrale organisatie en met zijn personeel was hij het eens over het programma. De grond was gekocht. Of wij een architect wisten.
7
6
Ontwerp voor nieuwe uitvalzonneschermen aan het provinciehuis in Zwolle (ontwerp Kraaijvanger-Urbis Rotterdam, projectarchitect Dirk-Jan Postel).
‘Opdrachtgeverschap’ is om verschillende redenen actueel. De rijksoverheid hecht er nog steeds aan dat het particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw een gewoner verschijnsel wordt. Streefcijfer blijft: éénderde van de woningbouwproductie. Daarnaast krijgen overheden zelf een steeds belangrijker taak als opdrachtgever. Van provincies wordt bijvoorbeeld een actievere opstelling verwacht in het kader van de zogenoemde ‘ontwikkelingsplanologie’, met name op regionale schaal. Maar we zien ook gemeenten worstelen met de bouw van nieuwe gemeentehuizen, met herstructurering van binnensteden, rivierfronten of stationslocaties. Hoe speel je je rol als opdrachtgever daar op een manier die kwaliteit garandeert? Het voorbeeld van de bankdirecteur maakt duidelijk dat de verantwoordelijkheden van degene die gaat bouwen verder gaan dan het geven van de opdracht. Het is eigenlijk een ongelukkig woord, ‘opdrachtgever’, omdat het maar één aspect benadrukt. Het ware beter te spreken van een ‘bouwheer’, als degene die met een ‘bouwmeester’ het bouwproces bepaalt in actieve betrokkenheid. Een bewuste architectenkeuze is wel de minimale opdracht die een bouwheer zichzelf geven kan: hij realiseert zich dat voor het
bereiken van een goed resultaat de hulp van een deskundig adviseur van veel nut kan zijn. Dat bouwen meer is dan volume neerzetten en dat het menig stads- of dorpsgezicht een ander aanzien geeft. Hij is er zich van bewust dat het gebouw ook iets zegt over hemzelf, dat je ermee laat zien wie je bent, hoe je ‘gezien’ wilt worden. Maar je voegt ook iets toe aan het collectieve bezit, aan de collectie gebouwen van de samenleving en daarmee aan de herkenbaarheid en de fysiek bepaalde identiteit. Bouwen is een culturele daad. Met het verlenen van de opdracht is de taak niet af. Over het programma, over de locatie, het gebruik, de beeldwaarde of uitstraling, over de techniek en over de kosten zal de bouwheer, als het goed is, door zijn architect bij voortduring worden bevraagd. Ruimtelijke kwaliteit bereiken is geen opdracht die je geeft, maar een verantwoordelijkheid die je neemt. Opdracht geven is een werkwoord. Deze taak blijft niet beperkt tot degene die direct als bouwheer optreedt voor bijvoorbeeld een huis of bedrijfsgebouw. Ruimtelijke kwaliteit wordt al langer gezien als een opdracht voor het openbaar bestuur. Dat blijkt uit de achtereenvolgens verschenen architectuurnota’s en laatstelijk nog uit de Nota Ruimte en het Actieprogramma Ruimte en Cultuur. De complexiteit van die opgave kan niet worden overschat. Het is niet meer vanzelfsprekend dat een stedenbouwkundig bureau het goede ontwerp voor een locatie levert, dat door de woningbouwvereniging automatisch met de goede woningen wordt gevuld. Evenmin, dat in het gemeentelijk apparaat nog de gebiedskennis aanwezig is of de vakkennis om het betrokken ontwerp op zijn merites te beoordelen. Nog minder vanzelfsprekend is het dat de ontwerpers, de ontwikkelaars en de bouwers met ambitie collectief aan kwaliteit werken, zonder dat zij daartoe met harde regels en contracten worden aangezet. Al snel wordt tussen het bestuur dat iets bestelt en de burger die het later afneemt,
HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Wij maken in zulke gevallen duidelijk dat wij geen namen van architecten kunnen noemen. Wij hebben de directeur op pad gestuurd met een lijstje van acht gebouwen, met de aanbeveling daarvan goed te bekijken of ze pasten bij het beeld dat hij van zijn organisatie had en met de opdracht er vijf af te strepen. Na enkele weken had hij drie gebouwen geselecteerd die hem bevielen. Wij hebben de namen van de architectenbureaus verschaft en hij heeft daarmee contacten gehad. Over de uiteindelijke keuze van zijn architect was hij volstrekt éénduidig en overtuigd. Er is een geslaagd gebouw uit voortgekomen en het bouwproces is in goede harmonie verlopen.
8 JAARVERSLAG 2004
een legertje adviseurs geschoven dat de verschillende belangen op zijn minst in beeld moet brengen en de risico’s moet helpen afdekken. In zo’n spel is het vasthouden van ambities, zeker als die integraal van aard zijn, geen gemakkelijke opgave.
Kwaliteit? De integrale aspecten van wat ‘kwaliteit’ heet, maken het opdracht geven er niet eenvoudiger op. Deugt het programma? Deugt de locatiekeuze? Zijn de analyses van de plek, het programma en het plan goed? Veel overheidsmaatregelen hebben bijvoorbeeld betrekking op de verbetering van de kwaliteit van een deelaspect, maar zij introduceren een probleem dat elders moet worden opgelost.
Het stimuleren van de bouw van Kulturhusen is een treffend voorbeeld. In zo’n gebouw worden verschillende sociale en culturele programma’s (vooral voor kleinere kernen) samengebracht en vaak wordt daarvoor nieuw gebouwd. Met provinciale subsidie wordt de vestiging van Kulturhusen bevorderd. Tegelijkertijd is het een feit dat zo’n gebouw vaak al direct het grootste gebouw van een dorp gaat worden en dat het samenbrengen van allerlei organisaties in één bouwheerschap onvermoede complicaties met zich mee kan brengen. De zorgcomponent van het provinciaal subsidiebeleid zou daarom ook een cultuurcomponent kunnen bevatten. Die kan gericht zijn op proceskwaliteit, op goed opdrachtgeverschap, op stimuleren van hergebruik van erfgoed. Voor zulke integraliteit bestaat een grote huiver, maar het is evident dat daarmee sturingskansen onbe-
Klassicisme bij de Zwolse rechtbank (E.L. de Coninck 1842).
gaan. Liever dan een beeld uit de geschiedenis te kiezen, zoals in toenemende mate in allerlei plaatsen gebeurt met ‘historiserende’ architectuur, zou van de geschiedenis te leren zijn langs welke weg keuzen in architectuur kunnen worden gemaakt.
Karakter In de architectuur werd tot het begin van de 20ste eeuw het begrip ‘karakter’ gehanteerd in de discussies over het uiterlijk van gebouwen. Het karakter van een gebouw diende in overeenstemming te zijn met het continent, de natie (land, volk, klimaat), de streek, de locatie, het programma en de bouwheer. Met een solide redenering kreeg een gymnasium zo bij voorkeur vier zuilen en een fronton, als bewijs van de herkomst van dit schooltype uit de klassieke oudheid. Zo werd ook de rechtbank opgesierd met elementen van klassicisme, omdat ons recht is gebaseerd op het Romeins recht. Een gotische rechtbank zou erop hebben geduid dat ons rechtssysteem eerder aan het kerkelijk recht zou zijn ontleend en die suggestie zou voor Nederland ongepast zijn. Een goed begrip van de relatie tussen vorm een betekenis is in de 21e eeuw schaarser dan een eeuw geleden. De Gelderse gemeente die een wijk bestelt met ‘villa’s in de stijl van Frank Lloyd Wright’ is daarvan een duidelijk voor-
9 HET OVERSTICHT
nut blijven, die aan kwaliteit zouden kunnen bijdragen. Veel werk van Het Oversticht heeft te maken met kwaliteiten van en op locaties. Landschap en cultuurhistorie zijn de aspecten die hierbij het meest aan de orde komen. Inbedding in het landschap en het benutten van de geschiedenis van plek en omgeving voor het inspireren van plannen zijn in de afgelopen jaren steeds meer vanzelfsprekend geworden. Daartoe hoeven veel bouwheren al niet meer te worden aangezet. Op basis van de analyse van die aspecten worden aanbevelingen gevraagd voor ‘beeldkwaliteit’, die vervolgens als toetsingskader voor bouwplannen worden gehanteerd. Toch ligt die trits van analyse – aanbeveling – toetsing niet altijd aan beeldkwaliteitplannen ten grondslag. Maar al te vaak wordt een beeld gekozen dat vervolgens met een licht selectieve analyse van een fundament wordt voorzien. Niet zelden gebeurt het dat een reeds gemaakt ontwerp voor een locatie door de ontwikkelaar of zijn ontwerper zelf van een beeldkwaliteitplan wordt voorzien. Het ontwerp past dan wonderwel in de geformuleerde uitgangspunten. Maar in een beeldkwaliteitplan hoort niet de vraag te worden beantwoord wat je op die plek zou willen verkopen, maar wat je er zou willen zien. Daarbij hoort altijd de vraag naar de betekenis van het beeld. Het bestuderen van die vraag hoort vast onderdeel van het bouwheerschap te zijn: aan de keuze van een beeld hoort een redenering vooraf te
al snel tot een verzameling enclaves met elk hun eigen belevenis-aspecten, los van de omgeving, zoals een pretpark achter het hek andere werelden biedt. Alleen in een samenleving waarin vorm en betekenis van elkaar zijn vervreemd, kunnen zulke oppervlakkige architectuurkeuzen als acceptabel worden gezien.
De bouw heer en meester Onlangs gaf architect Jurjen van der Meer (De Zwarte Hond, Groningen) een typisch bouwproces kort weer: het project begint met een gesprek met de opdrachtgever, de wethouder. Op de agenda staan: ambities en ambities. Vanaf de eerste bouwvergadering komt er een anonieme manager die alleen nog praat over planning, procedures en portemonnee. De architect pleitte ervoor dat in zulke situaties de bouwmeester dan maar de verantwoordelijkheid
1
10
de overheid bouwt
beeld. In zijn soort kan het een goed ontworpen en aantrekkelijke woonwijk zijn. Op basis van een redenering over ‘karakter’ moet de conclusie echter zijn dat het hier niet gaat om Europese, Nederlandse, Gelderse of regionaal geïnspireerde architectuur. De grote dakoverstekken die de architectonische stijl van Wright kenmerken, leveren vooral schaduw op in een land dat het eerder van licht moet hebben. Er is geen analyse van de locatie denkbaar die deze architectuur als antwoord zou opleveren. Alleen een eigenschap van de koper, namelijk dat hij dit wel zou willen
Nederlandse villa à la Frank Lloyd Wright.
kopen, wellicht om zich van de rest van de wereld te onderscheiden, is als een valide karaktertrek voor deze stijlkeuze te zien. Maar de verantwoordelijkheid van de gemeente als bouwheer voor een wijk zou meer kunnen en moeten inhouden dan de stad ontwikkelen op basis van marktpotentie. Juist de overheid als de organisatie die de samenleving symboliseert en inhoud geeft, moet een bouwopgave zien en oppakken als een culturele daad, die identiteit geeft en verbinding legt met verleden en toekomst, zowel voor bewoners als bezoekers. Anders verwordt een dorp of stad
Rond de eeuwwisseling werd het duidelijk dat de bruikbaarheid van het provinciehuis, dat architect Duintjer in de jaren 1960 ontwierp, steeds minder werd. Het kantoorconcept dat eraan ten grondslag heeft gelegen paste niet meer bij de organisatie en de klimaatinstallatie (gebaseerd op volledige airconditioning met een gesloten gevel) dateerde duidelijk van vóór elke oliecrisis. Naast deze (ARBO- en andere) technische overwegingen speelde een wisselende appreciatie voor de architectuur een rol. Er waren er, die het gebouw vergeleken met ‘oostblok-architectuur’ of van een associatie met stalinistisch bestuur gewag maakten. Niet altijd werd bij die waardering een onderscheid gemaakt tussen het bestuursgedeelte en het kantoor, maar sommigen zagen toch wel een kwaliteitsverschil. Bovendien geldt het complex ook stedenbouwkundig als een typische representant van de modernistische stroming van de jaren ’60: een vrijstaand gebouw met representatief parkeerterrein en een parkachtige tuinaanleg aan de rand van het stadspark. Met die grond zou toch meer te doen moeten zijn, en misschien kon er wel zoveel op ontwikkeld worden, dat daarmee de kosten van een nieuw en marktconform provinciehuis deels zouden kunnen worden gefinancierd. In die richting tendeerde de eerste reeks berekeningen, die leidde tot het besluit van Gedeputeerde Staten, gesanctioneerd door Provinciale Staten om het hele complex te slopen. De architecten die in het kader van een meervoudige opdracht over deze plek nadachten, onderschreven wat andere adviseurs ook al hadden aangegeven: het provinciehuis van Duintjer sloop je niet, dat verdient een zorgvuldige en intelligente renovatie. Het was beslist meer dan alleen het kostenaspect dat het
bestuur op zijn schreden deed keren en alsnog tot renovatie deed besluiten. Ook het ‘frappez toujours’ van allerlei partijen die de architectuurhistorische waarde van het gebouwencomplex hoog achtten, was van invloed. De bouw van het provinciehuis van Duintjer was een culturele daad die bijzondere architectuur heeft opgeleverd. De stedenbouwkundige betekenis, de ruimtelijke kwaliteiten, de materiaaltoepassingen en de beeldende kunst en tuinaanleg zijn aspecten die in dit verband steeds worden genoemd. Het provinciebestuur heeft zich daarmee destijds een voorbeeldig bouwheer getoond en geheel in die lijn zou zijn opvolger dat nu weer kunnen doen door te tonen hoe je een voorbeeldige renovatie uitvoert. Dit zou ook aansluiten bij het aandachttrekkend programma van het provinciebestuur dat de re-animatie van erfgoed stimuleert bij bestuurders, eigenaren en ontwikkelaars. Het provinciebestuur heeft na een zorgvuldige afweging uiteindelijk gekozen voor maatwerk in plaats van de bijl. Architect Dirk-Jan Postel van Kraaijvanger-Urbis maakte het intelligente plan dat hier nodig was. In de gesloten gevel worden draaiende delen ingebracht, voor het interne verkeer worden meer ontsluitingen tussen de etages gemaakt, om de somberheid van de majestueuze trap in het bestuursgedeelte te overwinnen, wordt een slimme aanpassing gemaakt in de verlichting. De nu volledig gesloten Statenzaal wordt aan één zijde opengezaagd om uitzicht te bieden op het stadspark. Manifeste en diffuse gevoelens van onvrede met het gebouw zijn in meetbare en oplosbare problemen omgezet en samengebracht in een omvattend renovatie-ontwerp, waarop de bouwmeester zijn greep heeft behouden. De essentie van het gebouw van Duintjer is bewaard en de nadelen ervan zijn adequaat ondervangen. De overheid geeft hier het goede voorbeeld op één van de eigen beleidsterreinen.
11 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Provinciehuis Overijssel, Zwolle.
Gotiek aan het Dominicanenklooster in Zwolle (J. Kayser 1899).
neemt. Hij lijkt te suggereren dat met betrokken bouwheren en betrokken bouwmeesters de zaak wel goed komt, maar dat betrokken bouwmanagers bijna een contradictio in terminis zijn. In het volgende brengen wij van een reeks voorbeelden aspecten van opdrachtgeverschap in beeld. De reeks kan inspiratie bieden voor een aanpak of een wijze van benaderen van een opgave. Zelden gaat het in één keer goed. In elk voorbeeld zit wel een worsteling, maar is dat niet het bouwen eigen? Soms komt uit wrijving iets bijzonders tot stand, soms worden de mooiste ambities in fricties fijngewreven. De ene keer komt uit onverwachte hoek de oplossing, dan weer is dat juist de hoek van de finale belemmering. Maar in elk geval maken de voorbeelden duidelijk dat de opdrachtgever vooral een opdracht heeft.
12
13 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Provinciehuis Zwolle: nieuwe doorsnede kantoorvleugel: skelet en gevel gehandhaafd, installaties en indeling vernieuwd.
Brugwachtersverblijven langs een kanaal
Provinciehuis Zwolle: tekening nieuwe Statenzaal: ruimte en constructie gehandhaafd, inrichting verbeterd en venster op het park Weezenlanden aangebracht.
Nadat de Provincie Overijssel de verantwoordelijkheid voor het Kanaal Almelo-De Haandrik had overgenomen van Rijkswaterstaat, bleek dat de verblijven voor de brugwachters niet voldeden aan de ARBO-wet. Een brugwachter kan volgens voorschrift bijvoorbeeld niet meer naar de wc bij het café of de overburen; er moet een toilet aan de brugbedieningspost verbonden zijn. De afdeling gebouwen zocht in eerste instantie een eenvoudige functionele oplossing en bestelde een container bij de bouwer van standaardcontainers. De Woningwet bepaalt dat zulke gebouwtjes tot een bepaalde maat vergunningvrij zijn, dus een bouwverordening noch welstandsadvies waren hier aan de orde. Niettemin zocht de afdeling contact met de welstandscommissie voor overleg over de kleuren. De commissie toonde zich niet enthousiast over het ontwerp en vroeg of het ambitieniveau niet een tandje hoger kon. De provincie weet zich immers met deze gebouwtjes aan het kanaal gerepresenteerd en dat moest op deze in het oog springende plekken toch beter kunnen. De verantwoordelijke ambtenaren bleken voor dat argument gevoelig en in goed overleg werd een architect aangezocht die, uitgaande van de standaardcontainer, een ont-
Selectie en realisatie van brugwachtershuisjes (ontwerp 19 Het Atelier, Zwolle).
werp maakte. De architect had al eerder voor bijvoorbeeld een telefoonmaatschappij de wijkcentrales aan de ARBOeisen aangepast (ook telefoonmonteurs moeten bij de centrale naar het toilet kunnen). De architect produceerde 7 ontwerpvarianten, die in even zovele maquettes werden gepresenteerd. Eisen van techniek en beheer reduceerden dat aantal tot vier, die aan de brugwachters werden voorgelegd. Zij kozen unaniem voor het ontwerp dat vervolgens door de containerbouwer werd uitgevoerd. Die uitvoering is een Europese opgave: een frame uit Tsjechië wordt in Staphorst bekleed met plaatmateriaal uit Frankrijk. De opdrachtgever, de gebruikers en de containerbouwer waren enthousiast. En ook de welstandscommissie toonde zich tevreden met het resultaat van zijn interventie. Maar in de dorpen waar de nieuwe verblijven bij de bruggen werden geplaatst, dacht men heel anders over dit ontwerp. Er werd luidkeels geprotesteerd en de gemeenten werden tot actie gemaand. Gezien de vergunningvrijheid van het type bouwopgave waren de marges smal: de gebouwtjes moesten dan al in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Toen een ambtenaar bouwtoezicht de duimstok langs het gebouwde resultaat hield, bleek het de maximale maten van de vergunningvrijheid te overschrijden. Ergens
was, bij alle enthousiasme, een essentieel detail over het hoofd gezien en is met de procesbewaking iets mis gegaan. Nu moesten alsnog bouwvergunningen worden aangevraagd en waren toch formele adviezen van de welstandscommissie nodig. Het ontwerp voorziet in een container die op pootjes is gezet om het geheel wat luchtiger te maken. De pootjes hebben een nadrukkelijke vorm en plaatsing gekregen, waarmee de simpele container enigszins expressie krijgt. De technische uitstraling van de constructie en de materialen en kleuren is gekozen om aan te sluiten bij het technische karakter van de bruggen. Over smaak valt te twisten, maar de opzet van de opdrachtgever om ook voor een eenvoudige opgave te streven naar kwaliteit en een niemendalletje te vervangen door een vormgegeven gebouwtje, valt te prijzen.
2
de overheid stuurt
Spinnerij Oosterveld, Enschede
14
transformatie-ontwerp. Uit dat ontwerp bleek dat het mogelijk was nog meer te behouden van de oude spinnerij dan de eerder ‘quick-scan’ al aangaf. De wens van de provincie om in te zetten op behoud en hergebruik van industriële complexen en de ambitie van de gemeente Enschede om een bedrijventerrein te ontwikkelen met een hogere kwaliteit dan die van eenvoudige standaard-dozen, hebben hier voor een bijzonder resultaat gezorgd. Het kan gelden als een voorbeeld voor beide categorieën: die van hergebruik en die van bedrijventerreinen. Maar daarnaast laat het ook een geslaagde samenwerking zien tussen eigenaar, gemeente en provincie, die de basis is voor een adequaat opdrachtgeverschap bij een on-alledaagse ontwerpopgave.
Spinnerij Oosterveld, Enschede, overzicht.
15
naar, de gemeente Enschede en de provincie. De studie toonde overtuigend aan dat een verzameling bedrijfsgebouwen op het terrein, gegroepeerd rond Oosterveld, een interessant ensemble zou opleveren. Daarin zou de architectonische kwaliteit van het monumentale gebouw in één keer een bijzondere identiteit aan het complex geven. Omdat voor de aanwijzing als rijksmonument en mogelijke Bedrijfsverzamelgebouw in voormalige spinnerij Oosterveld (ontwerp 24H Architecture, Rotterdam).
3
de ontwikkelaar
Stadsherstel Zwolle
Spinnerij Oosterveld, Enschede, watertoren.
Sinds het jaar 2000 heeft Zwolle een Stichting Stadsherstel. Deze stuurt een BV aan, waarin kapitaal kan worden vergaard en waarin een uitvoeringsorganisatie is ondergebracht. Stadsherstel richt zich op de rehabilitatie van commercieel oninteressante bouwwerken in de Zwolse binnenstad. Met die doelstelling is het een ideële organisatie, die voor een belangrijk deel draait op vrijwilligers. Zo’n Stadsherstel is een bijzondere constructie omdat de organisatie er bijna uitsluitend op gericht is om als opdrachtgever op te treden voor een bouwplan, waarvan restauratie meestal een hoofdbestanddeel is. Na afloop van de bouwwerkzaamheden worden de vernieuwde opstallen verkocht, waarbij de meerwaarde aan de reserves wordt toegevoegd als werkkapitaal voor volgende activiteiten. Het Zwolse Stadsherstel heeft sinds de start enkele projecten uitgevoerd. Speldenprikken in de bouwsubstantie van de oude stad, maar welgemikt en daardoor zeer effectief. In de Papenstraat werden twee panden vernieuwd. Deze straat werd gekenmerkt door verwaarloosde panden met gesloten onderstukken die dienst deden als opslag voor kramen van de weekmarkt. Stadsherstel maakte er winkel-
ruimte met bovenwoningen van en veranderde daarmee de uitstraling van de straat, die potentieel een belangrijke looproute in de stad is. Een vergelijkbare situatie deed zich voor in de Korte Kamperstraat. Ook hier werd de negatieve uitstraling van de straat en de reputatie van de plek in de beleving van de stadsbewoners in belangrijke mate bepaald door een rij vervallen panden. Winkelruimten en appartementen geven de omgeving nu een heel andere aanblik. Gewerkt wordt nu aan een groter project aan de Kromme Jak, met opnieuw goede kansen voor een verbetering van aanzien en functioneren van de buurt. Stadsherstel werkt met lokale architecten die kunnen restaureren en die zich met hun ontwerpen voor nieuwbouw weten te voegen naar de historische context. Dat hoeft geen pastiche van een oudere architectuur op te leveren, zoals het ontwerp van architectuurstudio Sitec voor de Korte Kamperstraat op overtuigende wijze laat zien. Sommige opgaven zijn zo specialistisch dat er ruimte is voor een daarop toegesneden opdrachtgeverschap. Met een kleine organisatie, veel aandacht en geduld heeft Stadsherstel Zwolle in enkele jaren een paar opmerkelijke wapenfeiten op zijn naam geschreven.
HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
De fabriek voor tuinmeubilair van de firma Hartman in Enschede is gevestigd op het terrein van de voormalige textielfabrieken Rigtersbleek van Van Heek. Deels worden oude fabrieksgebouwen daarbij gebruikt, bijvoorbeeld de voormalige spinnerij Oosterveld. Het gebouw, een traditionele constructie met bakstenen gevel, gietijzeren kolommen en stalen liggers met houten vloeren, was een ontwerp van de Engels-Twentse architect Sidney Stott. Behalve een kenmerkende watertoren heeft het een eigen energiecentrale met kolenbunker, ketelhuis en generatorenruimte. Bij de Vuurwerkramp van 2000 werd het flink beschadigd door de drukgolven. Eind 2003 kondigde Hartman aan belangrijke delen van het terrein en de gebouwen te willen afstoten, waaronder Oosterveld. Programmatisch kwam het terrein in aanmerking voor de vestiging van bedrijvigheid, eventueel in bedrijfsverzamelgebouwen. Binnen enkele weken werd vanuit het provinciale Programma Re-animatie Industrieel Erfgoed een verkennende studie geëntameerd, die de mogelijkheden voor hergebruik in beeld bracht. De kosten daarvan werden voor elk een derde gedragen door de eige-
monumentensubsidiëring de medewerking van de rijksoverheid niet gegarandeerd werd, is gezocht naar andere fondsen (zoals Europese). De gemeente werd eigenaar, overtuigd van de steun van de provincie bij de herontwikkeling. Over plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst werd afgesproken, dat eerst zou worden getransformeerd en dan pas aangewezen. De partijen hadden immers voldoende vertrouwen dat een goede ontwerper zorgvuldig met het gebouw zou omgaan. Uit een meervoudige opdracht aan drie architectenbureau’s werd het bureau ‘24H architecture’ uit Rotterdam gekozen voor het definitief
16
17 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Nieuwbouw en restauratie Stadsherstel Zwolle (ontwerp Architectuurstudio Sitec, Zwolle).
4
particulier opdrachtgeverschap woningen
Roombeek Particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw is ruwweg dat iemand onder eigen verantwoording een huis laat bouwen. De overheid stimuleert dat op dit moment sterk; het Ministerie van bouwen zou het liefst zien dat een derde van de woningbouw in Nederland op zo’n particuliere manier zou plaatsvinden. Maar vooralsnog halen we dat niet. Er zijn veel misverstanden over particulier opdrachtgeverschap. Om te beginnen is het nooit gewoon geweest. Wel als je de plaggenhutten meerekent, die met enig cynisme ook tot de eigenbouw kunnen worden gerekend. Maar het mecenaat dat een ontwerper aan de gang zet om een huis te laten bouwen, is altijd aan een elite voorbehouden geweest.
Buiten de Randstad slagen veel mensen erin om hun eigen huis te laten bouwen. In een provincie als Overijssel zitten we niet ver van die 33% af. Dat komt omdat de bouw van standaardwoningen uit een catalogus hier tamelijk gewoon is, zeker in de vele dorpsuitbreidingen. Zo gezien valt het dus wel mee met de particuliere opdrachtgevers. Overigens bestelden de edele lieden van eeuwen terug ook vaak op die manier hun architectonische ontwerpen. De bibliotheken zijn nog steeds goed gevuld met architectuur-tractaten die worden gelezen als wetenschappelijke verhandelingen, maar vaak waren bedoeld als architectuurcatalogus. De opdrachtgever kon daaruit zijn keuzen maken. Die tractaten zijn daarmee niet minder belangrijk. Zij tonen ook dat een architect soms moet laten zien wat hij kan en wat hij bedoelt.
Roombeek Enschede: particulier opdrachtgeverschap Bamshoeve.
De rol van architecten is bij al die zelfbouw altijd maar bescheiden geweest. Zo werd de architect Giuliano da Maiano bij het ontwerp van het Palazzo Strozzi (Florence, 15e eeuw) alleen betaald voor het hout waarvan hij de maquette voor het ontwerp had gemaakt. En ook bij al die catalogus-woningen is de rol van de architectenstand marginaal, hoewel Philippe Starck zich ooit waagde aan een zeer geslaagd bouwpakket voor het verzendhuis ‘Les 3 Suisses’. Architecten hebben dan ook een matige reputatie bij degenen die een woning willen. Ze maken hun eigen ding, kosten veel geld en tijd en zij staan ver af van al die gewone dingen die je je als woningontwikkelaar voorstelt. Dat is hun imago en dat is te betreuren. Ze zijn er beslist, de highbrow architecten die je als opdrachtgever het gevoel geven dat je bij hún gratie mag verblijven in hun kunstwerk, waaraan je je gedienstig hebt aan te passen. Het is lastig strijden tegen zo’n beeld, maar het is een extreem beeld: de meeste architecten doen wat moet. Ze luisteren naar wat je wilt, maken daar een goed uitziend maatpak van, helpen je door de kafkaïaanse bouwprocedures heen, zorgen dat je met je budget uitkomt en ze komen na afloop nog eens langs om te kijken of zij het goed hebben gedaan.
Of architectuur goed is, bepalen niet alleen de architect en de architectuurtijdschriften, maar ook de opdrachtgever. Hoe beter het pak past, hoe langer het gedragen wordt en hoe minder eraan versteld hoeft te worden. De beste voorbeelden uit de architectuur-geschiedenis zijn gebouwen waar de opdrachtgever zich een goede (lees krachtige) sparring-partner van de architect heeft getoond. Dat hoeft niet met slaande deuren en rode hoofden, maar het woord van de oude Pierre Cuypers (architect van het Rijksmuseum en van het huis Haarzuilens) doet vaak wel opgeld: “Uit wrijving der geesten komt het licht”. In de wijk Roombeek in Enschede is voor de wederopbouw na de Vuurwerkramp van 2000 een ambitieus programma geformuleerd voor particulier opdrachtgeverschap. Twentse bouwbedrijven hebben zich met aan de wijk aangepaste standaardtypen op de markt gemeld en het Projectbureau Wederopbouw ondersteunt particulieren bij de gangen door de krochten van de bouwbureaucratie. Er zijn gebieden aangegeven, waar een hoge ‘beeldregie’ geldt en waar de inschakeling van een architect welhaast onvermijdelijk is. Zo is langs de straat Lonnekerspoorbaan een lange rij woningen in ontwikkeling die als een van de dragers van het stedenbouwkundig plan gaat werken. Het stedenbouw-
kundig stramien is er streng, maar de variatie aan ontwerpen daarbinnen is verrassend groot. De bouw start in 2005. De ervaringen worden verslagen in een reeks logboeken die jaarlijks door een chroniqueur worden uitgebracht. Voor de kwaliteitsbewaking is een supervisor ingeschakeld (Pi de Bruijn) en er is een aparte welstandscommissie Roombeek die door Het Oversticht wordt georganiseerd. Het is deze intensieve kwaliteitsorganisatie van Projectbureau, supervisor en speciale commissie die ervoor zorgt dat in de stroken met een hoge beeldregie ook particulieren komen tot een hoge architectonische kwaliteit. Het particulier opdrachtgeverschap komt zo goed tot zijn recht, juist omdat daarvoor op deze wijze met een adequate begeleiding voorwaarden zijn geschapen. Het lijkt een aanpak en een instrumentarium die ook op andere plaatsen van betekenis kunnen zijn, om te voorkomen dat hele wijken dichtslibben met dezelfde cataloguswoningen.
18
5
Roombeek Enschede: particulier opdrachtgeverschap Blijdensteinlaan.
Bedrijf bouwt
19
Hengelo: ROC in monument
Een zorgvuldige architectenkeuze staat aan het begin van goed opdrachtgeverschap. Dat is bij alle bouwprojecten een voorwaarde voor overtuigende kwaliteit. Het Oversticht speelt daarom graag ook in dit vroege stadium van het bouwproces een rol. In een proces van Europese aanbesteding adviseerde Het Oversticht de Hogeschool Windesheim. Het Rotterdamse bureau Van den Broek en Bakema kwam als winnaar uit de bus. Zij gaan een parkeergarage voor 990 auto’s en een faculteitsgebouw van ruim 12.000 m2 bouwen. De Europese aanbestedingsregels zijn nauwkeurig voorgeschreven. Op basis van een projectomschrijving krijgen ontwerpbureau’s een uitnodiging om mee te dingen. Volgens criteria als bureaugrootte, omzet, ervaring, enzoPakeergarage voor Shell-vestiging Rijswijk (architectenbureau Van den Broek en Bakema, Rotterdam).
voort, wordt een lijst samengesteld van bureau’s waaruit, op inhoudelijke gronden, een keuze moet worden gemaakt. Aanbesteders kunnen bijvoorbeeld een bureaupresentatie vragen, een schetsopdracht geven, of een visie op de opgave laten presenteren. Het Oversticht adviseerde Windesheim om de geselecteerde bureau’s een visiepresentatie te laten verzorgen en wel op locatie. Hen werd gevraagd de presentatie te houden in een door hen ontworpen gebouw dat zij relevant vinden voor de opgave die op het terrein van de Hogeschool in Zwolle aan de orde is. In twee dagen werden zes locaties in Nederland bezocht. Het houden van alle presentaties op
Als onderdeel van de transformatie van de terreinen van Stork aan de zuidkant van Hengelo, wordt de voormalige gieterijhal de kern van een groot onderwijsgebouw van het Regionaal Opleidingscentrum ROC. De terreinen van Stork beslaan enkele tientallen hectares, die grenzen aan de zuidkant van het Hengelose station. Het grootste deel van het gebied komt voor herontwikkeling beschikbaar. Waar mogelijk worden bestaande gebouwen hergebruikt, deels omdat de monumentenstatus verplicht tot zorgvuldig behoud, deels omdat de gebouwen bijzondere kwaliteiten hebben, die kansen bieden tot het maken van nieuwe en inspirerende ensembles. Voor de omgang met het industrieel erfgoed werd door alle betrokken partijen een convenant opgesteld. Het eerste gebouw dat voor transformatie in aanmerking kwam, was de vroegere modelmakerij, die enkele jaren geleden werd verbouwd tot brandweerkazerne. De manier waarop dat gebeurde, werkte katalyserend op het denken over de kansen voor hergebruik van de Stork-panden. De voormalige gieterij, een hal van ruwweg 25 x 150 meter en 15 meter hoog, werd de beoogde vestigingsplaats voor het nieuwe ROC. Zo’n verzameling beroepsopleidingen is tegenwoordige niet meer een van de wereld afgesloten onderwijs-gebouw, maar een op de gemeenschap gerichte plek van actie. Vele van die beroeps-opleidingen hebben immers een praktijk- en stagecomponent, die met bedrijvigheid aan de school zelf kan worden ontwikkeld. Zo kan zo’n complex horeca bevatten, een kopieerwinkel, kapper en zorgfuncties, die zowel maatschappelijk als voor het onderwijs van direct nut zijn. Het concept van zo’n ‘community college’ stelt bijzondere eisen aan het gebouw waarin het wordt gehuisvest. Dat besef heeft de directie van het ROC gebracht tot een visie op het gebouwontwerp, waarin de gieterijhal als de centrale verkeers- en verblijfsruimte fungeert. Daarmee heeft het
Doorsnedetekening ontwerp ROC in de gieterijhal van Stork, Hengelo (ontwerp IAA, Enschede).
Gieterijhal Stork Hengelo in huidige toestand.
ROC straks in Hengelo een lonkend bedrijfshart, dat de stad een nieuw type stedelijke ruimte biedt. Niet iedereen is overtuigd dat de omgang met de gieterijhal in overeenstemming is met de monumentale waarde ervan. Juridische procedures geven daarover uitsluitsel en daarbij is onder meer het advies van de Raad voor Cultuur van veel belang. De Raad prijst de werkwijze in het ‘Hart van Zuid’ in het algemeen en de aanpak van de gieterij in het bijzonder. Toch kosten deze procedures tijd, wat het geduld van de bouwheer zwaar op de proef stelt. Het ROC valt erom te prijzen, dat het niettemin vasthoudt aan de gekozen oplossing, overtuigd als de organisatie is van de wervingskracht die uitgaat van het gekozen concept: de combinatie van de oude hal met nieuwe onderwijsgebouwen.
HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Windesheim: school zoekt architect
Hogeschool Windesheim, Zwolle, overzicht.
één dag in een zaaltje op Windesheim zou beduidend minder tijd kosten. Maar Het Oversticht suggereerde dat de stuurgroep, die uiteindelijk de beslissing moest nemen, gezamenlijk een aantal gebouwen moet hebben gezien. Op die manier wordt aan een gemeenschappelijk referentiekader gewerkt, dat in het hele ontwerpproces van belang zal blijken te zijn. De gemeenschappelijke ervaring en evaluaties van bezochte gebouwen levert veel informatie voor de aanscherping van het programma van eisen, wat juist in dit stadium nog releveant is. Bovendien zijn de contacten in zo’n setting veel informeler, wat het gemakkelijker maakt om vast te stellen of bouwheer en bouwmeester ook op het persoonlijke vlak met elkaar door één deur kunnen. De gekozen aanpak is een succes gebleken. Het Oversticht adviseerde zowel over de aanpak als over de toetsingscriteria voor de beoordeling van de locaties en de presentaties. De gevolgde werkwijze geeft het vertrouwen dat bouwheer en bouwmeester goed bij elkaar passen, wat een belangrijke voorwaarde is voor een succesvol bouwproces en voor een geslaagd ontwerp.
NOVAC: gegrepen door een monument
20
Lef, organiserend vermogen en tijdig inzetten op kwaliteit zijn de elementen die de getoonde voorbeelden gemeenschappelijk hebben. Maar zij laten vooral zien wat er kan, als je als opdrachtgever je opdracht serieus neemt.
Maquette van het ontwerp ROC in en aan de gieterijhal van Stork, Hengelo (ontwerp IAA, Enschede).
NOVAC in voormalige zuivelfabriek van Tuk, gemeente Steenwijkerland.
21 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Gieterijhal Stork Hengelo in huidige toestand.
De voormalige zuivelfabriek van Tuk bij Steenwijk heeft een lange geschiedenis, maar het gebouw werd in de jaren ’60 deels ingepakt en deels uitgebreid, zodat het geheel een sober modernistische uitstraling heeft. Het gebouwencomplex ligt beeldbepalend aan de ingang van het dorp Tuk, op de grens met de stad Steenwijk. Meubelfabrikant Richard de Vos kocht het pand in 2002 en restaureert het in een campagne van enkele jaren. Hij treedt daarbij op als eigenaar, als ontwerper en vaak ook als uitvoerder van de transformatie. De gemeente Steenwijk nam de schoorsteen over en liet die restaureren; een gemeenschappelijke inspanning voor het behoud van industrieel erfgoed. Aan het fabrieksgebouw werden enkele aanpassingen gedaan om voldoende licht te krijgen en het achterstallig onderhoud werd weggewerkt. De binnenstraat die de twee bouwdelen van elkaar scheidt, is tot pleintje getransformeerd. Het ene bouwdeel (de voormalige kaasfabriek) is nu de fabriek, het andere deel is ingericht als showroom. Behalve timmerfabrikant (gespecialiseerd in maatmeubilair voor gehandicapten) is De Vos ook verzamelaar van design uit de jaren ’70. De collectie heeft in die showroom zijn plaats gevonden. Bij elke ingreep zijn de ruimtelijke en architectonische kwaliteiten van het pand uitgangspunt geweest. De oorsprong van het gebouw als zuivelfabriek is dan ook goed herkenbaar gebleven. Zo is het kantoor gevestigd tussen de kolommen van de betonconstructie die de karnmachines moest dragen, die op de etage waren opgesteld. In de ruigte van die constructie komt de gladde detaillering van het meubilair sterk tot zijn recht. Bij het transformeren van dit object wast de linkerhand (de meubelfabricage) de rechter (de restauratie van het gebouw en de inrichting tot design-showroom). Met de passie en persoonlijke inspanning van de eigenaar is hier een voor Tuk bepalend stuk erfgoed een nieuwe functie gegeven. Deze ondernemer laat zien dat met lef en met het vermogen om zelf te ontwerpen en te bouwen een prachtige vorm van hergebruik kan worden gerealiseerd. Daartoe moet de gedachte functie natuurlijk wel logisch passen en is enig vermogen om de risico’s te calculeren wel een voorwaarde.
opdrachtgever
inhoud
cultuureducatie cultuureducatie cultuureducatie cultuurtoerisme cultuurtoerisme cultuurtoerisme kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied kwaliteitsbeheer buitengebied ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijk erfgoed ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit
landschap overijssel stichting historie grofkeramiek ijsselacademie kunstvereniging borne recreatiegemeenschap salland recreatiegemeenschap salland stichting edwina van heek stichting ijsselhoeven stichting ijsselhoeven stichting twickel stichting twickel vereniging natuurmonumenten vereniging natuurmonumenten vereniging natuurmonumenten vereniging natuurmonumenten vereniging natuurmonumenten vereniging natuurmonumenten gemeente dinkelland gemeente enschede gemeente enschede gemeente hengelo gemeente hof van twente gemeente kampen gemeente noordoostpolder gemeente oosterhout gemeente steenwijkerland gemeente zwartewaterland nauta dutilh (rotterdam) provincie overijssel provincie overijssel rijksdienst voor de monumentenzorg rijksdienst voor de monumentenzorg stichting RIBO barend rooseboom buro zijaanzicht dienst landelijk gebied zwolle drents plateau gemeente dalfsen gemeente dronten gemeente dronten gemeente haaksbergen gemeente hardenberg gemeente kampen gemeente oldenzaal gemeente tubbergen gemeente zwartewaterland gemeenten haaksbergen + hof van twente landschap overijssel lennart vrij (particulier) projectbureau hengelo b.v. provincie overijssel provincie overijssel provincie overijssel stichting proeftuin twente gemeente bolsward gemeente almelo gemeente deventer gemeente losser gemeente noordoostpolder gemeente oldenzaal gemeente zwartewaterland gemeente zwolle
cursus boerenerven onderhoud website 2004 kaarten tbv boek geschiedenis van zwolle bijdrage boek voetpaden twente kuierroute bathmen-dortherhoek-zuidloo-loo omleidingsborden kuierroutes advies erf ellenboer / blokhuis samenstellen @tlas voorbereiding hoevegesprekken 4 waardenstellende rapportages waardenstellende rapportage erve spolder waardestellende rapportages losser (2 erven) waardestellende rapportage putten waardestellende rapportages salland (5) waardestellende rapportages vorden (2) waardestellende rapportage erve damink waardestellende rapportage beulakerpad 7 werkzaamheden monumentenzorg selecteren gemeentelijk beschermde gezichten cultuurhistorische waarden buitengebied fase II controle & aanvullen concept monumentenverordening uitvoeren monumententaken jaar 2004 actualiseren + uitbreiden gemeentelijke monumentenlijst werkzaamheden monumentenzorg in kaart brengen cultuurhistorie slotjesveld 2 punters gemeentelijke monumentenlijst actualiseren + uitbreiden gemeentelijke monumentenlijst waardenstelling complex rohm en haas te amersfoort lege silo's - nieuwe vulling: project + conferentie voorbereiding wijziging monumentenwet steunpunt cultureel erfgoed overijssel 2004 inventarisatie voor actualisering monumentenregister (AMR) presentatiekaart 100 ribo-projecten advisering terrein kalkovens bouwstenen voor een dorp: begeleidingscommissie hezingen mander gebiedsvisie welstand reestdal (belvedere-project) architectenselectie locatie gemeentehuis vormcoördinatie de munten III vormcoördinatie hertenkamplaan lid commissie prijsvraag kulturhoes lid werkgroep beeldkwaliteit hardenberg deelname beoordelingscommissie begeleidingscommissie landgoed de hulst beplanting rondom dr. schaepmanstandbeeld waterfront hasselt
ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit ruimtelijke kwaliteit welstand welstand 2004 welstand 2004 welstand 2004 welstand 2004 welstand 2004 welstand 2004 welstand 2004
ontwikkelen landschapsontwikkelingsplan cultuurlandschap met kwaliteit 4 / reutum erfinrichting boerderij het weleveld deelname in supervisieteam hart van zuid erfgoed bereikbaar fase II / wijken v.d. wederopbouw randvoorwaarden VAB's erf & huis mastenbroekerpolder salontafel second opinion advisering welstandsnota advisering welstandsnota advisering welstandsnota advisering welstandsnota advisering welstandsnota advisering welstandsnota advisering welstandsnota
Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB’s) vormen een belangrijk gespreks-
onderwerp in de bespiegelingen over de agrarische sector enerzijds en over de ruimtelijke planning anderzijds. Als behoud of versterking van de kwaliteit van het landschap daarbij als belangrijk programmapunt geldt, is het van belang de gesprekken te voeden met ontwerpvoorbeelden voor hergebruik van erven en gebouwen.
23
Ontwerp-experiment voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB’s) In opdracht van de provincie Overijssel organiseerde Het Oversticht een ontwerp-experiment dat de kernvraag “wat verdraagt een erf” in zes ontwerpvarianten aan de orde stelt. De ontwerpen zijn gemaakt voor zes voormalige agrarische erven in het reconstructiegebied van Overijssel. De resultaten zijn samengebracht in een praktische handreiking voor gemeenten en provincie. De belangrijkste statements die uit het ontwerpexperiment naar voren kwamen luiden: 1. Stel niet de gebouwen maar het erf centraal De centrale boodschap van dit ontwerpexperiment is de oproep: laat de erven niet verdampen. Hergebruik van gebouwen is wel belangrijk, maar veel meer nog is de kwaliteit van de plek (het erf in zijn landschappelijke context) bepalend. Erfsilhouet en de compositie van gebouwen en beplanting op het erf zijn de belangrijkste sleutels voor kwaliteit. Die kwaliteit is juist gebaat bij het instandhouden van bouwvolume; teveel sloop van erfbebouwing leidt tot verschrompeling van het erf en tot verschraling van het landschap. De letterlijk benepen burgermaat verdringt dan de robuuste boerenschaal. Ook de sociale en economische betekenis van de erven moet in ere worden gehouden. Daarom moet niet te eenzijdig naar wonen als vervolgfunctie worden gekeken: bedrijvigheid, economische activiteit, is noodzakelijk om het landelijk gebied zijn eigen dynamiek te laten behouden. 2. Maak keuzes op basis van visie Het is noodzakelijk om bij hergebruik van erven gericht
een strategie te kiezen voor het betreffende erf: sloop van ontsierende schuren en stallen, al of niet in combinatie met herbouw van een veel bescheidener volume op het erf of elders. Maar er is dus ook de keuze voor het instandhouden van het erfsilhouet door transformatie van het erf als geheel. Voor deze keuzen is een visie nodig op de kwaliteit van het landschap en de positie van de erven daarin. Die visie-ontwikkeling is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Het opstellen van een Landschapsontwikkelingsplan kan hiervoor worden aangegrepen. 3. Private investeringen blijven noodzakelijk Toeristen en recreanten, maar ook de bewoners van het landelijk gebied zelf geven aan dat de kwaliteit van het landschap er voor hen wezenlijk toe doet. Die kwaliteit hangt echter af van de keuzes van veel individuele eigenaren en beheerders. De overheid geeft door haar (ruimtelijk) beleid richting aan deze keuzen. Voor het instandhouden en versterken van de kwaliteit van het landschap moet op de erven ook in de toekomst door die individuen worden geïnvesteerd. De overheid moet het aantrekkelijk maken zulke investeringen op (vrijkomende) erven te doen, bijvoorbeeld door het verruimen van de planologische mogelijkheden. De overheid creëert hierdoor ruimte (ook financiële) voor de eigenaar en kan daardoor eisen stellen. De economische meerwaarde die ontstaat zal ook aangewend moeten worden voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van erf en omgeving. Daarover zullen overheid en investeerder duidelijke afspraken moeten maken.
HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
soort
WERKGEBIEDEN
22
HET OVERSTICHT
Enkele projecten uitgelicht
Selectie van projecten, uitgevoerd in 2004
Mulleners en Mulleners architecten
Silo’s voor de opslag van grondstoffen en veevoeder vormen binnen het industrieel erfgoed een complex gebouwentype. Zij bepalen de aanblik van menig dorp, maar zij verliezen door veranderende technieken van op- en overslag in snel tempo hun oorspronkelijke functie. Gezien hun jonge leeftijd (veelal na 1920), hun gesloten karakter en dominante aanwezigheid evenals hun geringe ‘aaibaarheid’ bestaat er weinig waardering voor. Er zijn in de achterliggende jaren vele tientallen silo`s gesloopt en vele zullen nog volgen. De kennis over deze vorm van jonge bouwkunst is gering. De provincie en Het Oversticht hebben het initiatief genomen deze gebouwencategorie aan een studie te onderwerpen. Het Projectbureau en het Stimuleringsfonds voor Belvedere hebben dit onderzoek naar de “Kathedralen van het platteland” gesubsidieerd.
met LA4Sale: transformatie van een woonerf in Losser
24
ONIX architecten met Bureau Alle Hosper: transformatie van een woonerf in Raalte.
4. Durf en wees duidelijk Investeren in de kwaliteit van het landelijk gebied en van de erven vraagt om een duidelijk standpunt, een heldere rol en een inspirerende visie van de overheden. Zo kunnen zij het aantrekkelijk maken voor particulieren om goede plannen voor erven te maken en uit te voeren. Dit experiment toont aan dat gemeenten en provincie zich ook (pro-)actief kunnen opstellen en hun nek uit durven steken. Op enkele plaatsen willen zij samen met de initiatiefnemers de mogelijke uitvoering van de plannen verder verkennen. Voor het experiment werden twee combinaties gevormd van bureaus voor architectuur en landschapsarchitectuur: bureau Alle Hosper werkte met architectenbureau ONIX; landschapsarchitectenbureau LA4Sale werkte met de bureau’s Mulleners en Mulleners, Marlies Rohmer en K2 architecten. Elke combinatie boog zich over drie opgaven: hergebruik, sloop/nieuwbouw voor wonen en sloop/nieuwbouw voor bedrijvigheid. De resultaten tonen zes ontwerpen zowel op de schaal van het landschap als op die van de gebouwen.
Mastenbroek: project huis en erf Op 23 juni 2004 is het eerste exemplaar van het handboek Streekeigen huis en erf Polder Mastenbroek aangeboden aan Minister Dekker. De minister was op bezoek in de IJsseldelta om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers uit de regio over de voornemens zoals verwoord in de Nota Ruimte. De Polder Mastenbroek maakt in de voornemens van de minister deel uit van één van de nationale landschappen. In de polder Mastenbroek werd al eerder een Belvedereproject uitgevoerd dat resulteerde in een gebiedsvisie, onder de titel “Fascinatie van de weidsheid”. Met de provincie als projectleider werkten veel partijen samen, waaronder de Vereniging Polderbelangen, het Utrechtse bureau Dolte, landschapsarchitectenbureau en Het Oversticht. Onder supervisie van SKOR (Stichting Kunst in de Openbare Ruimte) werden twee kunstprojecten uitgevoerd: het maken van de film “De uitbreiding van de polder Mastenbroek” en de productie van een parfum met een geur van de polder. Het handboek huis-en-erf is het resultaat van een aanvullend Belvedere project waarin is onderzocht op welke manier er met respect voor de streekeigen kenmerken
Zowel het thema als de manier van werken kunnen als voorbeeld dienen voor de wijze waarop inhoud gegeven kan worden aan het nieuwe beleid voor de nationale landschappen.
Industrieel erfgoed: silo’s in Nederland en Overijssel Het Belvedereproject “Lege silo’s – nieuwe vulling” werd op 14 oktober 2004 afgerond met een reeks presentaties in Deventer. Het project behelsde een landelijk onderzoek naar het gebouwtype ‘silo’, een complete inventarisatie van silo’s in Overijssel en een reeks hergebruikstudies voor vijf concrete Overijsselse objecten. Re-animatie De provincie Overijssel voert sinds januari 2001 het stimuleringsprogramma “Re-animatie Industrieel Erfgoed Overijssel” uit. Met dit programma wil zij bereiken dat marktpartijen, gemeenten en particuliere organisaties het hergebruik van industriële complexen bevorderen. In dit programma werkt de provincie samen met Het Oversticht, met “OOM NV - Ontwikkeling en Investering in Overijssel”, met de VNG- Overijssel en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Hergebruik Behalve op kennisvergaring is het project ook gericht op praktische oplossingen. Aan vier architectenbureaus werd de opdracht gegeven om te ontwerpen aan mogelijke vormen van hergebruik van vier silo’s. Voor Mariënberg, Deventer, Haaksbergen en Raalte liggen er nu interessante ideeën voor nieuwe functies. Voor de silo in de Raambuurt in Deventer is al een transformatie in uitvoering: hier wordt het archeologie-depot van Overijssel en Deventer gehuisvest. Deze transformatiestudies zijn op een CD-ROM aan de beide boeken toegevoegd.
25 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Marlies Rohmer met LA4Sale: woonerf in Hof van Twente.
op een vernieuwende wijze vormgegeven kan worden aan de Mastenbroeker erven en boerderijen. Het handboek is opgesteld in nauwe samenwerking met een werkgroep, samengesteld uit bewoners van de Polder Mastenbroek. In aansluiting op het huis-en-erf-project is een op uitvoering gericht vervolgproject gestart. Landschap Overijssel en de Monumentenwacht hebben het estafettestokje van Het Oversticht overgenomen en dragen zorg voor deskundige begeleiding van de uitvoering.
Nederland en Overijssel Doel van het project is selectief behoud en hergebruik van silocomplexen. Daartoe is inzicht nodig in de bouwtechnische, typologische en functionele ontwikkeling van de silo in Nederland. Er is behoefte aan landelijke criteria voor het waarderen van deze gebouwencategorie en aan het ontwerpen van randvoorwaarden en werkwijzen voor verantwoorde herbestemming. Onder verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd het silo-veld in Nederland in kaart gebracht. De bevindingen zijn vastgelegd in rapport 1 (Karel Loeff, Silogebouwen van graan- en veevoederbedrijven in Nederland). Daarin zijn ook criteria voor de waardering van silo’s opgenomen. Het Oversticht schreef rapport 2 (D. Baalman, Stukken en brokken: silo’s in Overijssel). Daarin is beschreven hoe de diervoedersector (die de meeste silo’s gebruikt) in elkaar zit en wat silo’s daarvoor zijn gaan betekenen. Zo’n 55 silo’s in Overijssel zijn erin beschreven, geïllustreerd en op kaart gezet. Bovendien zijn zij van een waardering voorzien, die is gebaseerd op hun betekenis voor de architectuur, de agrarische geschiedenis en de sector. Het project heeft veel kennis opgeleverd, die nu buiten een beperkte kring beschikbaar komt. Het opent de ogen voor een bijzondere wereld, die van groot belang is voor het dagelijks voedsel, die in zijn gebouwen zeer zichtbaar is, maar die niettemin onbekend is.
lende silocomplexen. Ook buiten de provincie is vraag naar deze expertise, zoals blijkt uit de rapportages over een knopenfabriek in Nijkerk (Gelderland) en een chemische fabriek (Rohm & Haas) in Amersfoort. De opdrachtgevers kunnen divers zijn; in één geval ging het om een architectenbureau, in een ander geval om een advocaten-kantoor dat de complex-eigenaar bijstaat. Regelmatig worden partijen die bij het programma of bij een concrete hergebruikopgave zijn betrokken, meegenomen op reis naar inspirerende voorbeelden. In 2004 werd een trip ondernomen naar Zeeuws Vlaanderen en de Vlaamse steden Gent en Brugge. Behalve industriële complexen stond ook het hergebruik van agrarisch erfgoed hier op de agenda. Mariënberg: silocomplex van de voormalige coöperatie.
Almelo: silo’s van de voormalige ABTB (nu ABCTA).
Assistentie bij productie van de welstandsnota’s
26
Conferentie De siloconferentie op 14 oktober vond plaats op het bureau van I/M architecten in Deventer. Dat ligt onder de rook van twee beeldbepalende silo’s in deze stad, die daarnaast één van de krachtigste silolandschappen van Nederland heeft liggen aan het Basiskanaal. Sprekers waren de auteurs van de beide boeken (Karel Loeff en Dirk Baalman) en de ontwerpers van de hergebruikstudies (I/M architecten, De Velde architecten, DAAD architecten en bureau VHP). Tijdens de dag, die onder voorzitterschap stond van de architect en hoogleraar Hubert Jan Henket, werd in de
Raambuurt de silo bezocht, alsmede een expositie over hergebruik van industrieel erfgoed, die in architectuurcentrum Rondeel stond opgesteld.
Re-animatie industrieel erfgoed In het kader van hetzelfde programma “re-animatie” is in de loop van de afgelopen jaren de nodige ervaring opgebouwd met het kort en snel waarderen van industriële complexen. Zo werden waardenstellende rapportages gemaakt voor het Indië-complex van Ten Cate in Almelo en voor verschil-
27 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Haaksbergen: silocomplex van de voormalige coöperatie.
In 2004 werden de inspanningen afgesloten die wij hebben verricht om gemeenten te ondersteunen bij het tot stand brengen van het nieuwe welstandsbeleid. Een hele reeks activiteiten werd ingezet met de startnotitie “Welstand: de gemeenten aan zet”. Daarnaast waren er workshops, basisteksten, ‘prikkel-overleggen’ om achterblijvers tot actie te prikkelen en, eindigend in 2004, de inzet van verschillende medewerkers in projectteams, klankbordgroepen en begeleidingscommissies. Doel van het bureau is steeds geweest de gemeenten vooruit te helpen, niet om zelf beleidsnota’s te maken. Het Oversticht heeft voor welstandsnota’s willen zorgen zonder ze zelf te maken. Op de in de wet bepaald ingangsdatum van 1 juli 2004 hadden alle gemeenten (op één na) hun werk af. Wij hebben groot respect voor de inspanningen die daarvoor in relatief korte tijd zijn geleverd door ambtelijke en bestuurlijke gremia, die in deze tijden bepaald al niet zonder werk zitten. Dat respect kan alleen groeien bij de constatering uit eerste evaluaties dat het systeem in het algemeen werkt. Bij de evaluaties die in 2005 zullen volgen, zullen ongetwijfeld weer aanpassingen volgen. Dan ook zou er tijd genomen moeten worden om ons te realiseren wat we in Nederland allemaal zouden kunnen met die vrijwel landsdekkende reeks gedetailleerde gebiedsbeschrijvingen, die de basis van elke nota vormen. Geen land ter wereld heeft immers op zo’n wijze de ruimtelijke karakteristieken zo compleet beschreven. Vooralsnog is echter de aandacht uitgegaan naar het tweede deel van de nota’s, de criteria en de toepassing daarvan. Dat is begrijpelijk, omdat beleidsuitvoering het centrale doel van de nota’s is.
Over de Reest: gebiedsvisie voor het Reestdal In het Belvedere project “Samen over de Reest” is onderzocht hoe de cultuurhistorie in het Reestdalgebied als inspiratiebron kan dienen voor actuele ontwikkelingen. Het project, dat betrekking heeft op het grensgebied van Drenthe en Overijssel, werd in nauwe samenwerking uitgevoerd door Het Oversticht en haar Drentse tegenhanger, het Drents Plateau.
Industrieel erfgoed: Nijkerk, voormalige knopenfabriek. Industrieel erfgoed: Amersfoort, complex Rohm en Haas. Programma re-animatie: excursie naar Antwerpen, kantoren Katoennatie.
Waardenstellende rapportages als instrument bij beheer van landgoederen Boerderij en boerenerf hebben zich in het jaar 2003 in een uitgebreide belangstelling mogen verheugen. Met allerlei manifestaties en publicaties is toen de aandacht gevestigd op de waarde en de betekenis van erf en opstallen en van het agrarisch bestaan in ruimere zin. Het gevaar van zo’n manifestatiejaar is dat de belangstelling na afloop ervan verdwijnt en het thema zich verder maar weer moet zien te bedruipen. Het ontwikkelen van duurzame instrumenten voor beheer en behoud is daarom van veel belang. Dat is temeer zo omdat het landelijk gebied sterk aan veranderingen onderhevig is. Nieuwe functies voor oude erven vormen één van die veelvoorkomende veranderingen. Daarbij doet zich de vraag voor wat de kwaliteiten respectievelijk de cultuurhistorische waarden van het erf en de gebouwen zijn en hoe hiermee om te gaan bij nieuwe toekomstige functies.
28
Er is gezocht naar het eigene van dit gebied, naar wat wel en niet kan als het gaat om bouwen in het Reestdal. Drie thema’s hebben de ordening van het materiaal bepaald: 1 Het informele bouwen in het kleinschalig landschap: niet alles is erg ontworpen; veel is gewoon ontstaan en die informele kwaliteit is van groot belang; 2 Van sober naar rijk: niet het hele dal is gelijk; aan de westzijde zijn de erven en opstallen aanmerkelijk rijker en naar het oosten toe worden zij soberder; 3 Het Reestdal als grensgebied tussen Overijssel en Drenthe: verschillende regimes hebben tot herkenbare verschillen geleid, die ook nu inspirerend kunnen zijn. Uitgaande van deze drie rode draden is voor zes thema’s met voorbeelden in beeld gebracht hoe met (functie)veranderingen aan de gebouwen / op de erven omgegaan kan worden. Tot slot zijn voor de vijf onderscheiden deelgebieden met hun eigen kenmerken (van oost / sober, naar west / rijk) welstandscriteria geformuleerd. De resultaten van het project mogen zich in een grote belangstelling verheugen: de rapporten moesten worden bijgedrukt. Bij gelegenheid van de jaarvergadering van de Vereniging Overijssels Particulier Grondbezit (OPG) heeft Het Oversticht de ideeën over het nieuwe bouwen in het landelijk gebied ter discussie gesteld en aan de hand van een excursie in het Reestdal geïllustreerd. Uit de levendigheid van het debat valt op te maken, dat het onderwerp leeft, dat de Reest inspireert en dat het laatste woord over “bouwen buiten” nog niet is gezegd.
Verschillende partijen worstelen met die vraag, vanuit verschillende belangen. Met de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten heeft Het Oversticht in 2004 in een pilotproject een antwoord ontwikkeld. Terreinbeheerders zoals Natuurmonumenten bezitten veel onroerend goed en daaronder nemen boerderijen een belangrijke plaats in. Naar de aard van de waardevolle gebieden, waarin zij zijn
Wijken van de wederopbouw Deventer, Keizerslanden.
Inmiddels is het systeem verfijnd en beter leesbaar gemaakt. Het is toegepast bij zo’n 20 boerderijen en het is de bedoeling het hele gebouwenbestand van de Vereniging op dezelfde manier te beschrijven en van voorwaarden te voorzien. Ook andere beheerders hebben belangstelling getoond. Voor de Stichting Twickel werden enkele voorbeelden uitgewerkt en men is daar enthousiast over. Maar ook gemeenten kunnen hun voordeel doen met deze systematiek, zoals blijkt uit de rapportages die werden gemaakt voor de gemeenten Kampen en Tubbergen.
Na-oorlogs Bouwen in Overijssel: Wijken van de Wederopbouw Met Deventer als startpunt zijn in vier steden de resultaten gepresenteerd van het project “Wijken van de Wederopbouw”. Het project heeft betrekking op de wijken Holtenbroek (Zwolle), Keizerslanden (Deventer), Klein Driene (Hengelo) en Deppenbroek (Enschede). Kranten Van elke wijk zijn uit de ontstaansperiode krantenartikelen opgezocht, die met de hele krant van die dag zijn gescand. In totaal zijn van elke wijk ongeveer 50 kranten op CD-ROM gezet en van een zoekprogramma voorzien. Zo kun je door de ogen van toen lezen hoe men over deze wijken dacht en hoe men de toekomst zag. Met dit historisch krantenmateriaal zijn de redacties benaderd van de regionale dagbladen, met het verzoek een bijlage te maken, waarin ook met de ogen van nu naar de wijken wordt gekeken. Dat heeft geresulteerd in bijlagen bij Stentor Deventer Dagblad en Zwolsche Courant en een pagina in de Twentsche Courant / Tubantia. Ontwerpers en kunstenaars Van elke wijk is een poster verschenen, waarop in het kort is weergegeven welke ideeën de stedenbouwers en architecten hadden, toen de wijken werden ontworpen. Aan kunstenaars is gevraagd met een voorstel voor een kunstwerk te reageren op al dit materiaal. Gekozen werd de Zwolse kunstenaar Michiel Knaven met zijn project “Plaatselijk Geluid”. Knaven maakte per wijk een geluidscol-
29 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Het betreft een vervolg op het onderzoek over boerenerven, dat in de publicatie “Over de Reest” uitmondde. Het project past in het uitvoeringsprogramma gebiedenbeleid “Samen over de Reest”. Belangrijke doelstelling was: bouwstenen leveren voor de welstandsnota’s van de betrokken gemeenten.
gelegen, gaat het vaak om historisch belangrijke boerderijen en/of erven. De gronden worden vaak in erfpacht uitgegeven, terwijl de opstallen worden verkocht. De terreinbeheerder heeft dan baat bij een zorgvuldig beheer van erf en opstallen en dat probeert hij af te dwingen via het pachtcontract. Daarvoor is het nodig om vast te leggen waarin de waarden van erf en gebouwen eigenlijk zijn gelegen en aan welke voorwaarden de nieuwe eigenaar / pachter moet voldoen om het ensemble in ere te houden. In het pilotproject is een waardenstellende rapportage ontwikkeld, waaraan voorwaarden zijn verbonden voor het beheer en onderhoud van erf en gebouwen. Dit geheel wordt aan het pachtcontract gekoppeld en zo kan geen misverstand ontstaan tussen pachter en pachtheer over de omgang met het onroerend goed.
Wijken van de wederopbouw Zwolle, Holtenbroek.
lage, die op een wandeling met een MP3-speler kan worden beluisterd, maar ook thuis kan worden afgespeeld. Op de website www.plaatselijkgeluid.nl kunnen de vier wandelingen virtueel worden ‘gelopen’. De geluidsfragmenten bestaan uit (door acteurs ingesproken) materiaal uit de kranten, interviews, muziek en (polygoon)journaals uit de periode. Vijf Overijsselse instellingen die zich met erfgoed bezighouden, hebben in dit project samengewerkt. Elk bracht zijn eigen expertise in en de diversiteit daarvan heeft tot veel afwisseling geleid. De Overijsselse Bibliotheekdienst (OBD) werkte voornamelijk aan de kranten, op basis van haar archief, evenals de Stads- en Atheneumbibliotheek Deventer (SAB), die bovendien veel energie stak in het digitaliseren van de informatie. De Stichting Kunst en Cultuur Overijssel (KCO) zette haar expertise in op het gebied van educatie en van het verlenen en begeleiden van kunstopdrachten. Ook het Historisch Centrum Overijssel (HCO) stelde haar krantenarchief beschikbaar, samen met haar ervaring in de communicatie. De projectcoördinatie was ondergebracht bij Het Oversticht, die ook de kennis over stedenbouw- en architectuurgeschiedenis inbracht. De CD’s met kranten kunnen worden geleend in de openbare bibliotheken en bij het HCO. Zij kunnen eenvoudig worden gekopieerd. Posters en krantenbijlagen zijn beschikbaar bij de wijkcentra, bij HCO en Het Oversticht. De MP3-spelers voor de wandelingen kunnen worden geleend bij de wijkcentra.
Uitgebrachte adviezen Welstand
WERKGEBIEDEN
HET OVERSTICHT
Organisatieverslag
In 2004 heeft Het Oversticht alle leden geholpen de nieuwe welstandnota’s en het nieuwe welstandsbeleid gestalte te geven. Dat heeft naast de gewone werkzaamheden grote inspanning gevergd. Een inspanning die zijn vruchten heeft afgeworpen: alle leden werken sinds 1 juli 2004 met een vastgestelde welstandsnota.
Tabel adviesaanvragen 2004
2001
2002
2003
675
788
816
789
847
94
98
98
85
118
Borne
322
289
262
273
311
Dalfsen
690
570
693
526
422
1469
1434
1184
933
968
Almelo
30
Bathmen
JAARVERSLAG 2004
Deventer Dinkelland
619
734
838
517
508
Dronten
685
778
722
588
710
1692
1693
1729
1507
1534
498
547
554
496
450
1312
1150
1396
1217
1377
Enschede Haaksbergen Hardenberg Hellendoorn
704
638
801
764
668
1104
1105
1081
871
919
Hof van Twente
868
651
612
559
605
Kampen
763
765
757
673
690
Losser
499
414
445
381
361
Hengelo
Noordoostpolder
1179
1063
1099
771
783
Oldenzaal
493
463
449
433
492
Olst-Wijhe
406
342
371
266
247
Ommen
399
352
368
427
412
Raalte
809
817
788
744
776
Rijssen-Holten
739
717
662
645
688
Staphorst
487
360
385
294
301
1016
1001
964
769
830
Tubbergen
465
510
716
549
505
Twenterand
705
541
571
491
333
Wierden
451
421
415
417
407
Zwartewaterland
444
311
445
379
365
Zwolle
1328
1425
1465
1420
1333
Totaal
20915
19977
20686
17784
17960
Steenwijkerland
Wijken van de wederopbouw: Enschede, Deppenbroek en (onder) Hengelo, Klein Driene.
2004
31 HET OVERSTICHT
2000
GEMEENTE
Adviesaanvragen 2000-2004
Second opinion (deskundig tegenadvies) In een aantal gevallen wordt door gemeenten buiten het werkgebied van Het Oversticht een second opinion aangevraagd over reeds uitgebrachte welstandsadviezen. Vanaf 1996 worden deze adviezen geregistreerd. De welstandsorganisatie die het eerste advies heeft uitgebracht evenals de Federatie Welstand worden van deze adviesaanvragen op de hoogte gebracht. In het verslagjaar 2004 werd door Het Oversticht 4 maal zo’n advies uitgebracht.
Tabel second opinions 2004 aantal
gemeente
Jaar
aantal
gemeente
1996
3
Zutphen Aalten Nieuwkoop Urk Aalten Voorst Bergh Gorssel Elburg Bergh Steenderen Gendt De Wolden Bergh Rietmolen Gorssel 2x Epe Zutphen Doesburg
2001
6
Vaassen Vlieland 2x Groenlo Elburg Oldebroek Zeddam Ermelo Hemelum Vlieland Voorst Groenlo Epe Hengelo (gld) Lichtenvoorde Bergh Aalten Groesbeek Bolsward Gorssel Epe
32 JAARVERSLAG 2004
1997
1998
5
1999
3
2000
Zoals gesteld werken de welstandscommissies per 1 juli 2004 op basis van het gemeentelijke welstandsbeleid dat in welstandsnota’s door de gemeenteraden is vastgelegd. De eerste maanden van de toepassing zijn gebruikt ten behoeve van het opdoen van praktijkervaring: hoe werkt de gebiedsindeling? Hoe krijg je de criteria zo gemakkelijk mogelijk op tafel bij al die verschillende plannen? Werkt het handig als de secretaris al een pre-advies op schrift stelt? De volgende fase diende zich hierna al snel aan: het bijhouden van een logboek voor een evaluatie. Zijn de criteria hier niet wat te streng, daar niet wat te algemeen geformuleerd? Zijn de ambities die voor bepaalde gebieden zijn geformuleerd wel haarbaar? Zijn er genoeg deelgebieden onderscheiden of juist te veel? Zijn er genoeg mogelijkheden om verschillen in ambitie en kwaliteiten tot uitdrukking te laten komen?
zijn opgedaan, aandacht gekregen, maar zullen ook aandacht krijgen bij de evaluatie van de nota’s die gemeenteraden zelf zullen doen, meestal in 2005. Het Oversticht richt zich er op haar ervaringen als uitvoerende organisatie van het gemeentelijk beleid bij die evaluaties in te brengen. Dat kan met informatievoorziening, bijvoorbeeld uit zo’n genoemd logboek, maar ook door met raadscommissies over het onderwerp welstand te spreken of door locaties te bezoeken. Op die manier kan de gemeenteraad een beter inzicht worden gegeven in het werk van de commissies en in de werking van het kwaliteitsbeleid. Het streven is eind 2005 een goede evaluatie van alle nota’s te hebben. Die kan als basis dienen van aanpassingen in beleid enerzijds en in de organisatie en werkwijze van de commissies anderzijds. De praktijk van de nieuwe nota’s zal ook in 2005 en 2006 nog veel aandacht vragen.
Dit soort evaluerende vragen hebben in de jaarverslagen van de commissies, waarmee in 2004 eerste ervaringen
Het aantal adviesaanvragen per gemeente in 2004 is opgenomen in de tabel en weergegeven in de grafiek.
4
5
Herpositionering; verbreding werkzaamheden heeft in 2004 nadrukkelijk inhoud gekregen Naast eerdergenoemde ontwikkelingen op het gebied van welstand is Het Oversticht in 2004 op een veelheid van andere terreinen actief geweest. Bijvoorbeeld de ondersteuning van gemeenten bij het opstellen van gemeentelijke monumentenlijsten en bij de uitvoering van gemeentelijk beleid middels detachering van medewerkers. Maar Het Oversticht ondersteunt ook door deelname aan bijzondere adviescommissies over de ruimtelijke kwaliteit van grote projecten zoals het Hart van Zuid in Hengelo, het Van Heekplein en Roombeek in Enschede of het centrumplan voor Hardenberg. Bijzondere projecten waren o.a. de begeleiding van het Landschapsontwikkelingsplan Haaksbergen / Hof van
2002
8
2003
3
2004
4
Twente en het Project Re-animatie industrieel erfgoed. In dat kader werd met provincie en makelaars gezocht naar concrete herbestemmingmogelijkheden voor oude fabrieken en watertorens. De activiteiten van Het Oversticht gericht op overdracht van kennis aan de direct betrokken burgers zijn verder toegenomen. Dat betreft o.a. erfgoedrecreatie in de vorm van o.a. de ‘kuierroutes’, maar het gaat ook om erfgoededucatie waarvoor we samen met Kunst en Cultuur Overijssel (KCO) enkele producten hebben ontwikkeld, zoals voor Deventer en Zwolle. In dit jaarverslag vindt u een brede selectie van de uitgevoerde projecten. Die verbreding van werkzaamheden heeft ook gevolgen voor onze inkomstenstructuur. In het verslagjaar laten de ‘klassieke’ inkomsten uit welstand en
33 HET OVERSTICHT
Jaar
monumentenzorg ten opzichte van 2003 een stabiel beeld zien, maar stegen de bijzondere inkomsten uit projecten. Inmiddels zitten die op ongeveer een vijfde deel van onze begroting en rekening. Het Oversticht werkt in toenemende mate projectmatig en is in staat sneller en adequater te reageren op steeds nieuwe vragen. Al met al is 2004 op velerlei terreinen een jaar van ontwikkeling geweest, waar naast het bestuur de medewerkers zich sterk voor hebben ingezet. Het lopende jaar worden genoemde werkzaamheden verder uitgebouwd. Bijzonder aandachtspunt daarbij is onder andere de nieuwe dienstverlening die wij onze leden aanbieden op het gebied van de archeologie, nu
dat door een wetswijziging een nieuwe taak wordt. De eerste gemeenten hebben zich hiervoor inmiddels aangemeld. Bijzonder aandachtspunt is ook de bebouwing in het landelijk gebied in al zijn hoedanigheden. In het landelijk gebied is immers heel veel gaande, terwijl het rijksbeleid zich hiervan terugtrekt. Provincie en gemeenten krijgen meer beleidsruimte. Bij goede benutting daarvan kan dat het landelijk schoon zeker ten goede komen. Bij ondoordacht handelen is de kans van teloorgang van ons prachtige landschap echter levensgroot. Dit is vanaf de oprichting het primaire aandachtsgebied van Het Oversticht. Het Oversticht zal zich dan ook inzetten om hier – samen met onze leden en de provincies – een positieve bijdrage aan te leveren, zodat wat zichtbaar is voor ons allen waarde heeft en houdt.
34
PER 1 JANUARI 2005
HET OVERSTICHT Directie Directeur
Adjunct directeur
Drs. J. Jansen
Drs. Ing. D.H. Baalman
Stafmederker Beleid Drs. M.C. Assink
Team West
Team Oost
Projecten Team
Bedrijfsbureau
Teamleider vacature
Teamleider Ir. A. Buijs
Teamleider vacature
Adviseurs Ir. A.H.M. Geerdink senior adviseur welstand Ir. B. Brest Ir. H.F.A. Dekkers Drs. J.B.H. de Haan Drs. M. van Hellemondt Ir. I.M. Nij Bijvankvan Herel Ir. W.M. Nieuwelink Ir. E.H.G. Nijhuis
Adviseurs Ir. A. Buijs senior adviseur landschap Ing. J.J.F.M. Kranendijk senior adviseur monumenten M. Buscop Ing. E.P. Ekker Ir. T. Groenewegen Ir. N. Loeper Ir. H. Thomas Ing. C.I.M. Tijhuis Ir. F.M. van Unen
Adviseurs G.J. Havers Drs. H. Middag Ing. N.S.A. Tienstra Drs. S. Wentink Drs. M. Nieuwenhuis
Teamleider J.G. Corbeau Automatisering/ Systeembeheer A. Groothuis A.B. Rozendaal-Snijder Directiesecretariaat M.N. van Eunenvan der Hoeven Financiële administratie I.T. Bartels-Ploegman Secretariaat C.W. Oord R.R.P. Perret A. Richter R.K. Schuderer Huishoudelijke Taken H. Kanning-Hekman
voorzitters E. Blaak-Schuitevoerder dr. A.G.P. Cremers prof.ir. H.M. Goudappel mr. J.C. van Hasselt drs. R. Lanning ir. V.W. Piscaer ir. B.L. Stassen M.M.L. de Waal
DIEPENHEIM ZWOLLE OLST GORSSEL ZWOLLE OLDENZAAL LELYSTAD HENGELO
leden D. van As R. Beerkens G.J. van den Belt ing. J. van Blarikom S.B. de Boer ir. M.D.Bredero ir. A.C. Brink A.R. Bulthuis ir. J.H.F. van den Dobbelsteen ir. J.P.F. Geelen R.J.H. Hendriksen ir. A. Jekel ir. T.G. Kemperman drs. O.E.I. van der Klooster ing Th. Korstanje ing. H.J.M. Leferink J.W. Maas A. Olie dr. ir. J.C.M. Olie G. Postma J.E. Prijt H. Ribbens ir. J.C. Rinkel ir. M. Schipper ir. S. Schuit ir. J. Stadhouder ir. H. Stemerdink P. Strijker Chr.C. de Vries G.H.M. de Witte G. Wijnia G.J.H. Zwerus
AMERSFOORT HENGELO DALFSEN ZUTPHEN ENSCHEDE DEVENTER DRONTEN ZWOLLE HENGELO KAMPEN RAALTE ENSCHEDE DEVENTER HEEMSTEDE OLDENZAAL DENEKAMP EPSE HAVELTE WARNSVELD HENGELO ZWOLLE DEVENTER ZWOLLE WIERDEN ARNHEM BATHMEN ALMERE LELYSTAD DEVENTER ENSCHEDE LOSSER APELDOORN
monumentendeskundigen drs. D.H. Baalman P. Brink drs. M. van Hellemondt ir. F.H. Klokke ir. J.C.G. Kreek drs. M.A.C. Polman J.T. Teunis landschapsdeskundige ir. I.M. Nij Bijvank-van Herel Secretaris/ rayonarchitect ir. B. Brest ir. H.F.A. Dekkers ir. A.H.M. Geerdink ir. T. Groenewegen ir. J. Kroon ir. N. Loeper ir. W.M. Nieuwelink ir. H. Thomas ir. F.M. van Unen
HAVELTE ZWOLLE DIEPENVEEN HAARLEM ZWOLLE
35 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
ORGANISATIESCHEMA
WELSTANDSCOMMISSIES 2004
36
De verzoeken om een bijdrage voor innovatieve projecten worden met inachtneming van het doel van het fonds beoordeeld door de fondsraad. De fondsraad adviseert over deze voorstellen en brengt haar adviezen schriftelijk uit aan het bestuur van het fonds. De leden van de fondsraad nemen geen deel aan de beraadslagingen over enig ver-
In het verslagjaar 2004 zijn er geen aanvragen binnengekomen bij Het Innovatiefonds. Mede door de publicatie van een artikel over dit fonds in het kwartaalblad van Het Oversticht (de Over >) is in 2005 reeds een aantal aanvragen binnen gekomen. Het bestuur en de fondsraad bestaan per 1 januari 2005 uit de volgende personen Bestuur: I J. Dijkstra, Olst, voorzitter I E. van Voorden, Rijssen, vice-voorzitter I L.B. Kobes, Wierden, secretaris I H.D. Haan, Paasloo, penningmeester I Drs. J.C.G.M. Berends, Zwolle, lid. Fondsraad per 1 januari 2005: I Ir. J. Teeselink, Dalfsen, (onafhankelijk) voorzitter I Mr. W.L.F.C. ridder van Rappard, Emmeloord, namens het algemeen bestuur van Het Oversticht I Drs. C.G.A.A. Brekelmans, Borne, namens de VNG – afdelingen Overijssel en Flevoland.
Jaarvergadering, bestuur, personeel
Aftredende leden Tijdens de Algemene Vergadering op 8 september 2004 in Bathmen waren de volgende bestuursleden aftredend: de leden van het algemeen bestuur de heren mr. J.C. van Hasselt, drs. T.J. Schouten en mr. J. Drost en de penningmeester en lid van het dagelijks bestuur de heer H.D. Haan. De heer Haan kon statutair voor een volgende periode worden herbenoemd. De heer Drost is tot lid van het algemeen bestuur benoemd door de afdeling Overijssel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De heer Drost kon tevens voor een volgende periode worden herbenoemd. De heren mr. J.C. van Hasselt en drs. T.J. Schouten konden statutair niet meer voor een volgende periode worden herbenoemd. Het algemeen bestuur stelde voor om in deze vacatures te voorzien door de benoeming van: mevrouw I.A. Steinmetz-Bakker (wethouder gemeente Steenwijkerland), de heer R. Bleker (wethouder gemeente Enschede) en de heer L.V. Elfers (burgermeester gemeente Dalfsen). Genoemde personen werden (na een schriftelijke stemming) door de algemene vergadering benoemd. Het algemeen bestuur is zodoende, zoals statutair toegestaan, uitgebreid met één lid.
Jaarrekening Daarnaast keurde de Algemene Vergadering de jaarrekening 2003 goed. Uit de exploitatie blijkt dat het jaar 2003 is afgesloten met een positief exploitatieresultaat van afgerond € 183.000. Op grond van het besluit van 8 september 1999 is dit bedrag geheel aan het eigen vermogen toegevoegd.
Project Watererfgoed: veld-excursie in pompgemaal Wierden
De welstandsinkomsten bleven bijna € 70.000 achter bij de begroting. Gelet op de (onvoorspelbare) schommelingen in de bouwproductie blijkt het moeilijk een exacte raming van deze opbrengsten te maken. In het 2003 werden 17.784 adviesaanvragen behandeld, dit zijn er 2.902 minder dan in 2002. De teruglopende conjunctuur was duidelijk te merken. Wegens het beëindigen van de samenwerkingsovereenkomst tussen Het Oversticht en de Stichting Monumentenwacht werd de budgetsubsidie voor de monu-
mentencommissie ongeveer € 40.000 lager vastgesteld. De inkomsten uit bijzondere werkzaamheden namen ten opzichte van 2002 toe met ongeveer € 250.000, bijna een verdubbeling! Dit betreft onder andere projecten op het gebied van gemeentelijk monumentenbeleid en Belvedereprojecten. De cijfers over 2003 weerspiegelen het beleid van Het Oversticht meer inkomsten te genereren uit projecten en daardoor minder afhankelijk te worden van de traditionele inkomsten. Ten opzichte van 2002 namen de totale personeelskosten in 2003 toe, doch minder dan begroot. Dit komt onder andere door inkrimping van de welstandsafdeling en lager uitgevallen pensioenlasten. In 2003 is een aanvang gemaakt met het ontwerpen van nieuw Plan Registratie Systeem voor het verwerken van de adviesaanvragen. De totale kosten worden geschat op € 110.000 en worden verdeeld over 2003, 2004 en 2005. Dit systeem moet zowel bij de leden als bij Het Oversticht tot vereenvoudiging en stroomlijning van de werkzaamheden leiden.
Begroting De Algemene Vergadering stelde tevens de begroting voor 2005 vast. Evenals voorgaande jaren is ook voor 2005 een sluitende begroting gepresenteerd. Zoals gebruikelijk is het uitgangspunt voor deze begroting de jaarrekening 2003. Daarnaast is rekening gehouden met de mutaties die zich in de personele sfeer hebben voorgedaan, of nog zullen voordoen. Bij het opstellen van de begroting 2005 is getracht de kosten daar waar mogelijk te beperken. Het verbeteren en uitbreiden van de dienstverlening aan de opdrachtgevers blijft evenwel een belangrijk uitgangspunt voor deze begroting. Bij het begroten van de welstandsinkomsten voor het jaar 2005 is rekening gehouden met de schommelingen in de bouwproductie en de wijzigingen in de regelgeving. Per 1 juli 2004 zijn 17 van de 28 gemeenten de licht-vergunningsplichtige bouwplannen zelf gaan toetsen aan de zogenaam-
37 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Doel van het fonds is het verlenen van stimuleringsbijdragen voor projecten in de meest brede zin, die betrekking hebben op vernieuwende werkzaamheden zoals deze door Het Oversticht worden voorgestaan. De projecten dienen binnen de doelstelling van Het Oversticht te vallen. De bijdrage is vooral bestemd voor vernieuwende projecten die in de normale dagelijkse praktijk niet “van de grond” zouden komen. Voorwaarde hierbij is dat Het Oversticht bij de uitvoering van de projecten wordt betrokken. Het fonds is bestemd voor de gewone leden van Het Oversticht. Dit zijn de Overijsselse gemeenten en de gemeenten Dronten en Noordoostpolder in de provincie Flevoland. Deze leden kunnen innovatieve projecten schriftelijk aandragen (externe innovatieve projecten). Interne innovatieve projecten kunnen door de directeur van Het Oversticht schriftelijk worden aangedragen. Projecten worden aangevraagd bij het bestuur van het Innovatiefonds.
Vereniging Het Oversticht
HET OVERSTICHT
Het bestuur van de Stichting Sociaalfonds van de vereniging Het Oversticht besloot in zijn vergadering van 4 oktober 2001 de statuten van dit fonds aan te passen om zo te komen tot de “oprichting” van de Stichting Innovatiefonds van Het Oversticht. Het bestuur van Het Oversticht stemde met dit besluit in, waarmee de oprichting van Stichting Innovatiefonds op 8 april 2002 een feit werd.
zoek waarin zij belanghebbende zijn. Daarnaast hebben zij de bevoegdheid het bestuur van het fonds te vragen de uitvoering van enige beslissing inzake de uitkeringen uit het fonds op te schorten. Het jaarlijks uit te keren bedrag is gelijk aan de renteopbrengst in enig jaar en één tiende deel van het vermogen van het fonds per 1 januari 2001. Het vermogen van het fonds op 1 januari 2001 bedroeg € 562.185. De rente in 2004 bedroeg € 15.733. Voor uitkering in 2004 kwam in aanmerking een bedrag van € 71.952.
IN 2004
Innovatiefonds
Voor de raming van de salariskosten zijn de salariscijfers per 1 januari 2004 als uitgangspunt genomen. Rekening houdend met minder welstandsadvieswerk en het nieuwe Plan Registratie Systeem is een tweetal welstandsmedewerkers vooralsnog niet vervangen. Toename van de project- en overige inkomsten vergt echter uitbreiding van het aantal medewerkers hiervoor. Voor wat betreft de verwachte salarismaatregelen voor 2005 is geen rekening gehouden met een salarisstijging. Een en ander heeft een geringere begrote loonsom tot gevolg, namelijk € 2.289.000. Voor wat betreft de huisvestingskosten, de bureaukosten en de algemene kosten zijn bij het opstellen van deze begroting de werkelijke kosten en de verwachte prijsstijgingen als uitgangspunt genomen. De forse stijging van het begrote bedrag voor bureaukosten komt voornamelijk door het nieuwe PRS-systeem. De presentiegelden voor de leden van de commissies zijn zo goed mogelijk afgestemd op het verwachte aantal vergaderingen. Deze zijn lager begroot dan de werkelijke kosten in 2003, daar in 2004 één commissie is komen te vervallen.
Om initiatieven en werkzaamheden van particulieren zoals de Stichting Rijssens Leemspoor te eren en ondersteunen, is de Overstichtsprijs ingesteld. Organisaties als deze stichting dragen immers belangrijk bij aan de doelstelling van Het Oversticht: de bevordering en instandhouding van landelijk en stedelijk schoon in Overijssel. In dit geval betreft het enerzijds het herstel van een deel van het industrieel verleden dat zo nauw met Rijssens’ historie is verbonden, en anderzijds het terugbrengen van de verweving van het spoorlijntje dat bij deze industrie hoorde met het landschap, daarmee extra gelaagdheid in dit landschap aanbrengend. Bovendien is de stichting er in geslaagd dit te doen op een recreatief aantrekkelijke wijze. Daarmee is de stichting niet alleen geslaagd in het behoud en herstel van een deel van de lijn, maar ook in het geven van een nieuwe eigentijdse functie hieraan.
Vitruvius
Sinds eeuwen worden er in en rond Rijssen stenen gebakken van de leem die daar in de ijstijden is gekomen. Allereerst werd de leem bij de vindplaatsen tot stenen en dakpannen gebakken. Later ging men de leem over steeds grotere afstanden vervoeren naar de steeds groter wordende steenfabrieken, in 1907 voor het eerst per spoor, het Rijssens Leemspoor. In Rijssen waren er aan het einde van de 19de eeuw ongeveer 25 dakpannen- en steenfabriekjes, waartussen een smalspoornet van zo’n 12 kilometer is ontstaan. Dit smalspoor is tot 1964 in gebruik geweest, waarna het systematisch uit het landschap is verwijderd. Deze vorm van infrastructuur en transport raakte letterlijk uit de tijd. In 1988 ontstonden plannen om het Leemspoor weer in Rijssen terug te brengen. Al inventariserend bleek dat er geen locomotieven meer waren, een enkele kiepbak was in gebruik als drinkbak en stukken rails werden als omhei-
Het aantal medewerkers op 31 december 2004 bedroeg 35 (2003: 37), waarvan 15 vrouwen (2003: 13) en 20 mannen (2002: 24). De gemiddelde leeftijd van deze medewerkers is 39 jaar (2002: 42). Voor de vrouwen is dat 34 jaar (2003: 35) en voor de mannen 42 jaar (2002: 45).
I
Met 14 vrouwelijke en 6 mannelijke medewerkers is een parttime arbeidsovereenkomst afgesloten.
I
I
I
Het is dan ook met groot genoegen geweest dat het bestuur van Het Oversticht heeft besloten de Overstichtsprijs 2004 uit te reiken aan Stichting Rijssens Leemspoor, voor het op eigentijdse wijze terugbrengen en behouden van een stuk streekeigen industriële historie.
Overstichtsprijs Het Oversticht heeft in 1985 de Overstichtsprijs ingesteld. Natuurlijke en rechtspersonen kunnen voor deze prijs in aanmerking komen voor hun verdiensten voor de bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon. In het verslagjaar is de Overstichtsprijs toegekend aan Stichting Rijssens Leemspoor.
Personeel
Het dagelijks bestuur besloot op 19 februari 1998 personen te eren, die zich naar zijn oordeel bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van het in stand houden van het landelijk en stedelijk schoon. Daarvoor werd de ‘Vitruvius’ ingesteld. De prijs is genoemd naar de Romeinse architect uit de eerste eeuw voor Christus, Marcus Vitruvius Pollio, op wiens naam het belangrijke architectuurtractaat ‘De Architectura’ staat. De (bronzen) Vitruvius is een kunstwerk van de Olster beeldhouwer Theo Schreurs en symboliseert het vormgeven van het landschap en de gebouwde omgeving. In 2004 is de Vitruvius niet uitgereikt.
Duur dienstverband Duur korter dan 1 jaar > 1 en < 5 jaar > 5 en < 10 jaar > 10 en < 15 jaar > 15 en < 20 jaar > 20 en < 25 jaar > 25 jaar en langer
Mannen ft pt 2 1 5 2 2 1 1 2 4 -
Vrouwen ft pt 1 3 1 4 4 2 1 -
In het verslagjaar deed er zich in het personeelsbestand een aantal wijzigingen voor: I Op 1 januari trad in tijdelijk dienst voor een periode tot september 2005, mevrouw M. Buscop, adviseur monumentenzorg. I Op 1 maart werd de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met mevrouw drs. M. van Hellemondt gewijzigd. De arbeidstijd werd teruggebracht van 100% naar 80%. I Op 1 juni 2004 trad in tijdelijk dienst voor een periode van één jaar, mevrouw drs. M. Nieuwenhuis, archeoloog. I Op 1 augustus trad in tijdelijk dienst voor een periode van één jaar, de heer ir. E.H.G. Nijhuis, adviseur welstand & monumenten.
I
I
I
I
Op 16 augustus trad in tijdelijk dienst voor een periode tot 30 juni 2005, de heer drs. J.B.H. de Haan, adviseur monumentenzorg. Op 1 september kwam er een einde aan de tijdelijke arbeidsovereenkomst met de heer ing. T. Duizendstra, adviseur monumentenzorg. Op 1 oktober trad in tijdelijk dienst voor een periode tot en met september 2005, de heer ing. E.P. Ekker, adviseur monumentenzorg. Op 15 oktober trad in tijdelijk dienst voor een periode tot en met juli 2005, mevrouw G. Havers, ten behoeve van de coordinatie van de verhuizing van het archeologiedepot. Op 1 november is uit dienst getreden de heer drs. J.P. Postma, teamleider Team Projecten, wegens een nieuwe betrekking elders. Op 1 november trad in tijdelijk dienst voor een periode tot en met 31 december, mevrouw S.C. Drenthe, administratieve ondersteuning. Op 1 december werd de tijdelijke arbeidsovereenkomst met de heer drs. M.C. Assink, stafmedewerker beleid, omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 31 december is uit dienst getreden mevrouw drs. W.G. Kroeze, teamleider Team West, wegens een nieuwe betrekking elders.
Op 1 oktober van het verslagjaar kwam er een einde aan het dienstverband van de heer ir. J. Kroon (architect) wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Op 1 november werd om dezelfde reden afscheid genomen van de heer H.C.J. Wullink (secretariaat en bibliotheek).
39 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
ningpalen gebruikt. Na een periode van tien jaar wachten op vergunningen, bestemmingsplannen en wat al niet meer heeft de Stichting Rijssens Leemspoor in 1997 een begin gemaakt met de reconstructie van zo’n 1200 meter spoor en het materieel. Tot nu toe is er veel gebeurd, de rails werd voor een belangrijk deel aangelegd, locomotieven en rijtuigen zijn gevonden en gerestaureerd, de loods werd fraai en er is een nationale prijs gewonnen. Eind 2004 is als nieuwe mijlpaal de eerste overweg in gebruik genomen.
SOCIAAL JAARVERSLAG
38
de sneltoetscriteria. Hiermee rekening houdend worden deze inkomsten begroot op een bedrag van € 1.850.000. De inkomsten uit projecten en bijzondere werkzaamheden zijn voor 2005 geraamd op een bedrag van € 700.000. Om dit begrote bedrag te realiseren zal het bureau forse inspanningen moeten leveren. In de achterliggende jaren is hiermee al een begin gemaakt. Na de wijzigingen in de organisatie zijn in 2004 medewerkers getraind in adviesvaardigheden, acquisitie en projectmatig werken.
Wie doet wat bij Het Oversticht?
Stageplaatsen/ Vakantiewerk In het verslagjaar werden een tweetal stageplaatsen ter beschikking gesteld en wel de volgende: I Saxion Hogeschool Deventer: Mevrouw A. Hageman in de periode 1 november 2003 tot en met 30 april 2004 (project Kompas(sie) voor Watererfgoed). I Christelijke Hogeschool Windesheim: De heer M. Nugter in de periode 22 september 2003 tot en met 31 januari 2004 (project HERTEX en SILO). I Hogeschool Larenstein: de heer J.R. de Vries in de periode van 26 januari 2004 tot en met 9 april 2004 (allerhande werkzaamheden). I Saxion Hogeschool Deventer: De heer A.C. Vedder in de periode van 30 augustus 2004 tot en met 18 december 2004 (allerhande werkzaamheden).
Bestuursleden: Dagelijks bestuur J. Dijkstra, Olst (voorzitter) E. van Voorden, Rijssen (vice-voorzitter) L.B. Kobes, Wierden (secretaris) H.D. Haan, Paasloo (penningmeester) Drs. J.C.G.M. Berends, Zwolle (lid)
Arbeidsvoorwaarden
40
In het verslagjaar werden die wijzigingen in de CAO (looptijd 1 april tot en met 31 maart), die voor de medewerkers relevant waren, in het reglement van Het Oversticht opgenomen. Naast de jaarlijks terugkerende onderwerpen als de hoogte van het salaris en de pensioenpremie, was er in 2004 extra aandacht voor de onderwerpen kinderopvang, arbeid en zorg en bijzondere verlofdagen. In 2004 is aan de medewerkers van Het Oversticht geen loonsverhoging toegekend.
De ondernemingsraad (OR) De ondernemingsraad heeft het afgelopen jaar voor het eerst verkiezingen gehouden volgens het nieuwe rooster van aftreden bij toerbeurt. Bij gebrek aan tegenkandidaten is de voorzitter herbenoemd voor 3 jaar. De huidige samenstelling is: hr. ir. F.M. van Unen voorzitter
aftredend 2008
mw. ir. I.M. Nij Bijvank-van Herel plv. voorzitter
aftredend 2007
mw. I.T. Bartels-Ploegman secretaris
aftredend 2006
Het thema kinderopvang is ook in dit jaar weer aan de orde geweest. Met name omdat de CAO voor de architectenbureaus de regeling beperkte tot één kind. De OR is van mening dat dit gezien de situatie van veel personeelsleden niet logisch is. Vooralsnog heeft het bestuur van Het Oversticht besloten deze regeling over te nemen. Bij de volgende CAO wijzigingen zal dit punt opnieuw worden bekeken. In de Overlegvergadering met de directeur zijn met name het veranderingsproces en de onder andere hierdoor veroorzaakte toenemende werkdruk bij het personeel aan de orde geweest.
Ereleden A.A.C. Maaskant, Zwolle H.A. te Riet, Almelo † Leden voor het leven Ir. A. van Ganswijk, Velp † Buro Jan Reerink, Denekamp Gewone leden Gemeentebestuur van Almelo Gemeentebestuur van Bathmen Gemeentebestuur van Borne Gemeentebestuur van Dalfsen Gemeentebestuur van Deventer Gemeentebestuur van Dinkelland Gemeentebestuur van Dronten Gemeentebestuur van Enschede Gemeentebestuur van Haaksbergen Gemeentebestuur van Hardenberg Gemeentebestuur van Hellendoorn Gemeentebestuur van Hengelo Gemeentebestuur van Hof van Twente Gemeentebestuur van Kampen Gemeentebestuur van Losser
Buitengewone leden G.A.M. Allersma, Apeldoorn H. van Anken-Reinders, Zwolle J.G. Ankone, Groenlo A. Arninkhof, Saasveld Ing. J. Assink, Eibergen Hist. Vereniging Avereest, Dedemsvaart J.B. Bauhuis, Weerselo G. Bearda, Nijverdal Drs. M.G.M. Bellers, Wierden Arch. buro Van den Belt & Partners, Dalfsen A. Berg, Goor Ir. J.P. v.d. Berg, Zwolle Drs. W.E.J. Berns, Enschede Bouwbedrijf Beverwijk & Zn., Zwolle Ir. G.J. Bierema, Hemelum Openbare Bibliotheek Enschede, Enschede A. Bijkerk, Enschede H.J. Bijkerk, Zwolle W.J. Bitter, Delden M. Bleeker-Lageveen, Nagele J.F. Bolk, Vriezenveen Drs. Tj. Boltjes, Enschede L. Bos, Hengelo Ir. E. Bouma, Zwolle Bouwfonds Wonen B.V., Zwolle Ir. B. Brest, Biddinghuizen G.H.P. Brettschneider, Zwolle G. Busscher, Denekamp D.Y. Buwalda, Vaassen C.C. Claassen, Delden Drukkerij Coenradi, Zwolle J.G. Corbeau, Zwolle A.B.G. baron van Dedem, Dalfsen Van Deinse Instituut, Enschede G.H. Dekkers, Giethoorn J. Dijkstra, Olst G. Dragt, Hengelo Ingenieursbureau Eelerwoude, Goor H. Ekkelkamp, Zwolle Drs. G. Ensing, Zwolle Ir. A.H.M. Geerdink, Zwolle
41 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Het arbeidsvoorwaardenreglement van Het Oversticht wordt periodiek, waar mogelijk, in overeenstemming gebracht met de CAO voor personeel in dienst van architectenbureaus. Deze CAO wordt jaarlijks afgesloten tussen enerzijds de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) en anderzijds de Dienstenbond CNV, FNV Bondgenoten en De Unie (vakbond voor industrie en dienstverlening) en door de minister verbindend verklaard.
Algemeen Bestuur Mr. I.R. Adema, Deventer Ing. B.W.M. Akkerman, Zwolle Drs. J.C.G.M. Berends, Zwolle Drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten, Goor R. Bleker, Enschede J. Dijkstra, Olst (voorzitter) Mr. J. Drost, Delden L.V. Elfers, Dalfsen G.J. Gorter, Raalte H.D. Haan, Paasloo (penningmeester) Ing. L.G. Hinnen, Wijhe Drs. F.A.M. Kerckhaert, Hengelo L.B. Kobes, Wierden (secretaris) Drs. H. Koetje, Vroomshoop Drs. K.B. Loohuis, Haaksbergen Ir. M.G.F.M. Marcelis-Wolak, Doorwerth Ir. V.W. Piscaer, Oldenzaal A. Pouwels, Diffelen Mr. W.L.F.C. ridder van Rappard, Emmeloord I.A. Steinmetz Bakker, Steenwijkerland P.J. van der Vinne, Manderveen E. van Voorden, Rijssen (vice-voorzitter)
Gemeentebestuur van Noordoostpolder Gemeentebestuur van Oldenzaal Gemeentebestuur van Olst / Wijhe Gemeentebestuur van Ommen Gemeentebestuur van Raalte Gemeentebestuur van Rijssen Gemeentebestuur van Staphorst Gemeentebestuur van Steenwijkerland Gemeentebestuur van Tubbergen Gemeentebestuur van Vriezenveen Gemeentebestuur van Wierden Gemeentebestuur van Zwartewaterland Gemeentebestuur van Zwolle
42
E. Methorst-Romeijn, Hengelo Mr. P.J. Molendijk, Driehuizen-Velsen Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, Zwolle Morsink Architecten, Ootmarsum R. Mug, Enter NBvP, Vrouwen van Nu, ’s-Heerenbroek A.J.F. Nienhuis, Zwolle Ir. W.M. Nieuwelink, Dalfsen F. Nijland, Hengelo J. Nijmeijer, Zwolle Nivon, afd. Zwolle, Zwolle A. Nooter, Zwolle Mr. A.C. Nysingh, Goor A.J. Olthof, Meppel C.W. Oord, Zwolle Ver. Overijssels Regt en Geschiedenis, Zwolle J.H.G. Perik, Tubbergen B. Perret-Visscher, Zwolle Pink-Roccade, Amsterdam Ir. F. Prak, Rhenen T. Prak, Holten Ir. J.A. Reyes, Gorssel A. Richter, Zwolle A. Ris-van Leeuwen, Zwolle N.Ch.G.M. Roovers, Raalte G. Schelhaas-Wijma, Steenwijk J. Schepers, Schalkhaar Ir. J.M. Sluymer, Boekelo Drs. H. Smit, Hardenberg J. Snijder, De Wijk J. Sprang, Hattem Strootman Landschapsarchitecten, Amsterdam Ir. J. Teeselink, Dalfsen W. Timmerman, Olst Dagblad Tubantia/Twentsche Courant, Enschede Regio Twente, Enschede Rentmeester stichting Twickel, Delden E. Veen, Zuidveen J. Veen-Bijkerk, Zuidveen Ir. J.M. Veldhuis, Deventer J.A.M. Velthuis, Oldenzaal L.V.M. Velthuis, Ootmarsum F. Visser, Zwolle Ir. K. Visser, Amsterdam Vitens Overijssel N.V., Zwolle Boekhandel en Drukkerij Waanders, Zwolle Mr. B.J.H. Wakkerman, Zwolle Waterschap Groot Salland, Zwolle G.R. de Weger, Zwolle Ir. H. Wendrich, Enschede J.G. Wessels, Vriezenveen Ir. H. Wieringa, Hattem M. Wijma, Enschede A. van der Wolf-Visser, Vriezenveen B. Workel, Enschede H.J. Zandbergen, Zwolle F.D. Zeiler, Kampen A.H. Zinsmeister, Hattem
Bureau (per 1 januari 2005) Naam medewerker
Functie
In dienst sedert
Drs. M.C. Assink
Stafmedewerker beleid
1 december 2003
Drs. ing. D.H. Baalman
Adjunct directeur
1 april 1991
Mw. I.T. Bartels-Ploegman
Financieel medewerker
1 augustus 1998
Ir. B. Brest
Rayonarchitect
18 september 1990
Mw. M. Buscop
Medewerker Monumenten
1 januari 2004
Ir. B. Buys
Teamleider team Oost
1 juni 2002
Mw. J.G. Corbeau
Teamleider Bedrijfsbureau
13 juni 1983
Ir. H.F.A. Dekkers
Rayonarchitect
1 mei 2002
Ing. E.P. Ekker
Adviseur Monumenten
1 oktober 2004
Mw. M.N. van Eunen-van der Hoeven
Directiesecretaresse
1 augustus 1998
Ir. A.H.M. Geerdink
Rayonarchitect
15 juli 1980
Ir. T. Groenewegen
Rayonarchitect
1 oktober 2001
A. Groothuis
Systeembeheerder
15 augustus 1978
Drs. J.B.H. de Haan
Adviseur Monumenten
16 augustus 2004
Mw. G.J. Havers
Archeoloog
15 oktober 2004
Mw. drs. M. van Hellemondt
Kunsthistoricus
1 juli 2002
Drs. J. Jansen
Directeur
1 september 2000
Mw. H. Kanning-Hekman
Huishoudelijke medewerker
14 maart 1988
Mw. ing. J. Kranendijk
Adviseur Monumenten
1 september 2001
Mw. ir. N. Loeper
Rayonarchitect
1 februari 2001
Drs. H. Middag
Historisch geograaf
1 september 2000
Ir. W.M. Nieuwelink
Rayonarchitect
1 september 1989
Mw. drs. M. Nieuwenhuis
Archeoloog
1 juni 2004
Ir. E.H.G. Nijhuis
Adviseur Welstand/ Monumenten
1 augustus 2004
Mw. ir. I.M. Nij Bijvank-van Herel
Landschapsarchitect
1 november 1996
C.W. Oord
Medewerker bedrijfsbureau
16 augustus 1976
R.R.P. Perret
Medewerker bedrijfsbureau
1 juni 1973
A. Richter
Medewerker bedrijfsbureau
1 oktober 1969
Mw. A.B. Rozendaal-Snijder
Systeembeheerder
22 mei 1989
Mw. R.K. Schuderer
Medewerker secretariaat monumenten
1 oktober 2002
Ir. H. Thomas
Rayonarchitect
1 juli 1998
Ing. N.S.A. Tienstra
Planoloog
1 oktober 2002
Mw. ing. C.I.M. Tijhuis
Landschapsarchitect
13 april 2004
Ir. F.M. van Unen
Rayonarchitect
1 juli 1999
Mw. drs. S. Wentink
Archeoloog
1 juni 1998
43 HET OVERSTICHT
JAARVERSLAG 2004
Geld. Ov. Bureau voor Toerisme, Deventer P.J. Grondel, Almelo Grontmij N.V., Zwolle Groothuis + Postma Architecten, Hengelo A. Groothuis, Zwolle Arch. & Ing., Bureau De Gruyter, Zwolle Ir. A.E. Haag, Schalkhaar B. Harsta, Almelo J.E.J.G. Hartgers, Den Ham G.D. van der Heide, Kallenkote W.F. van Heek, Enschede M.J. Heilhof, Zwolle R. Heilhof, Zwolle R.W. Heilhof, Zwolle M. Heilhof-Meijer, Zwolle Ir. R.N. Hemmes, Zwolle J.J. Hoeksema, Steenwijk Ir. E. Hof-de Boer, Zwolle Hotellerie De Holtweide, Lattrop Ingenieurs en Architecten Associatie, Enschede G. Inkelaar, Ruinerwold B.H. Jansen, Laren Drs. J. Jansen, Enschede R. de Jonge, Giethoorn G. Kamerman-Last, Zwolle R. Kaptein, Almelo W.G. Klein Douwel, Raalte Ir. A.H. Kleinenberg, Borne Ir. F.H. Klokke, Zwolle M.A.J. Knip, Almelo F.G.Knippers, Denekamp Drs. J.A.A. Knol, Zwolle A.A. Koldenhof, Deventer F.C.A. Kollen-Vasse, Diepenveen H. Konijnenberg, Ommen R.J.J. Koopman, Enschede Th. Korstanje, Oldenzaal Ir. F.L. Kristinsson-Reitsema, Deventer Drs. G.J. Kroese, Almelo Drs. W.G. Kroeze, Deventer Ir. J. Kroon, Zwolle H.H. van der Laan, Zwolle J. van der Laar, Deventer Ir. G.Th.M. de Lange, Deventer Ir. C.J. Leijh, Zutphen M.H.P.J. Lemmens, Zwolle J.A. Lensink, Zwolle N. Lijf-van Leeuwen, Enschede M. v.d. Linden, Deventer R. Marbus, Hengelo W.A.S. van Meel, Zwolle K. van der Meer, Ambt Delden C. Meffert-Toonstra, Zwolle P.C. Meijer, Den Ham H. Meindersma, Amsterdam R. Meinen, Hengelo M. Meijs-Vereecken, Kraggenburg H.C. Methorst, Hengelo
Colofon
Het Oversticht Postbus 531 8000 AM Zwolle Bezoekadres Aan de Stadsmuur 79-83 8011 VD Zwolle Telefoon 038-4213257
48
Fax 038-4218184
JAARVERSLAG 2004
Email
[email protected] Website www.oversticht.nl Vormgeving Gijs Dragt / Annelies Mikmak, Zwolle Fotografie Architectenbureau Kraaijvanger Urbis, Rotterdam, pag. 6 + pag. 12 Bureau H+N+S, Utrecht, pag. 6 19 het Atelier, Zwolle, pag. 13 24H Architecture, Rotterdam, pag. 15 + omslag Architectuurstudio Sitec, Zwolle, pag. 16 Architectenbureau Van den Broek en Bakema, Rotterdam, pag. 18 Hogeschool Windesheim, pag. 18 IAA architecten, Enschede, pag. 19 + pag. 20 EZ foto & vorm, Deventer, pag. 20 + pag. 47 + pag. 48 + omslag Het Oversticht Het Oversticht / Ger Dekkers Eindredactie drs. M.C. Assink, drs. ing. D.H. Baalman, P. Jacobs Druk Coenradi, Zwolle