Figuur 1: logo Vrouwenraad
INFODOSSIER DEELTIJDS WERK Dit dossier wordt sinds 2014 regelmatig aangevuld
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
INHOUDSTAFEL
INFODOSSIER DEELTIJDS WERK ...................................................................... 1 Inleiding ........................................................................................................................ 3 Wat is deeltijdse arbeid vandaag? ................................................................................. 5 Arbeidsrecht .......................................................................................................................... 5 Socialezekerheidsrecht........................................................................................................... 6
Deeltijdse werknemers v/m in tabellen en figuren .......................................................... 6 Tegen de werkloosheid verzekerden ....................................................................................... 6 Werkloosheidsgraden (situatie juni) ....................................................................................... 7 Vergoede werklozen .............................................................................................................. 7 Evolutie deeltijdse arbeidsgraad werknemers v/m ................................................................. 8 Evolutie deeltijdse werknemers v/m in absolute cijfers ......................................................... 10 Evolutie deeltijds werk volgens NACE-sectie ......................................................................... 10 Evolutie motivatie om deeltijds te gaan werken ................................................................... 11 Evolutie vrijwillig deeltijdse werknemers .............................................................................. 13 Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers v/m 1982-1993 .................................................. 15 Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers met behoud van rechten v/m 1992-1998 ............ 15 Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten v/m 2000-2013 .............................. 16
Evolutie maatregelen deeltijdse arbeid ........................................................................ 17 Voltijdse arbeid – algemene arbeidsduurvermindering – deeltijdse arbeid ............................ 17 De impact op de werkloosheidsuitkering .............................................................................. 19 De impact op het wettelijk pensioen .................................................................................... 29
Wat heeft de vrouwenbeweging in de loop van de jaren ondernomen? ........................ 36 Wat kunnen vrouwen en mannen zelf doen? ................................................................ 38
2
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Inleiding In 2012 werken 43% van de werkneemsters en 9% van de werknemers deeltijds. 85% van de deeltijdse werknemers zijn vrouwen. Bij de werknemers die deeltijds werken omdat ze geen voltijdse baan vinden noteren we 76% vrouwen en bij werknemers die deeltijds werken om voor kinderen te zorgen zijn er 3% mannen. Soms is deeltijdse arbeid je eigen keuze, soms heb je geen andere keuze dan deeltijds te werken omdat er geen voltijdse baan beschikbaar is in de sector waar je wil werken terwijl je toch zoveel mogelijk aan de werkloosheid wil ontsnappen. Bij tweeverdieners, die bewust kiezen voor één voltijdse en één deeltijdse baan, is het doorgaans de minst verdienende partner - het vaakst de vrouw - die deeltijds gaat werken. Meestal zijn dit gezinnen waarvan de partners hoger gekwalificeerd zijn. Zowel bij de lager- als de hoger gekwalificeerden zijn het voornamelijk vrouwen die deeltijds werken; de eerste omdat ze vaak geen andere keuze hebben of omdat er financieel geen meerwaarde is ten opzichte van een vervangingsuitkering en het uitsparen van kinderopvangkosten; de tweede omdat ze net die keuze willen maken. Deeltijdse werknemers ontvangen uiteraard een lager loon dan voltijdse werknemers, gewoon omdat ze minder uren presteren maar het blijkt ook dat het uurloon van een deeltijdse werknemer (zelfde functie en anciënniteit) trager evolueert dan dat van een voltijdse werknemer.1 De gemiddelde daguitkering van de deeltijds werkende mannen ligt hoger dan die van vrouwen, als gevolg van de gemiddeld lagere lonen van vrouwen en hun oververtegenwoordiging in de categorie samenwonende zonder gezinslast in de werkloosheidsuitkering, die in vergelijking met de andere categorieën (alleenstaande en samenwonende met gezinslast) doorheen de jaren de grootste degressiviteit kent in functie van de duur van de werkloosheid. Deeltijdse werkneemsters krijgen doorgaans ook minder betaald verlof, lagere uitkeringen bij ziekte, ongeval en werkloosheid en bouwen minder
1
In De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België - Rapport 2014 lezen we bij de conclusies over deeltijdse arbeid: 18. Per uur verdient een deeltijds werkende vrouw in de industrie en marktdiensten gemiddeld 20% minder dan een voltijds werkende man, 15% minder dan een voltijds werkende vrouw en 7% minder dan een deeltijds werkende man. 19. Over de jaren wordt het verschil tussen deeltijds en voltijds werkende vrouwen geleidelijk aan groter, terwijl het verschil tussen deeltijds werkende vrouwen en mannen net afneemt. In 2011 tekent die evolutie zich duidelijker af. 20. Per maand verdient een deeltijds werkende loontrekkende vrouw in de industrie en marktdiensten 15% minder dan een deeltijds werkende loontrekkende man. 21. 45,9% van de vrouwelijke en 10,3% van de mannelijke werknemers werkt deeltijds. Dit betekent dat het deeltijds werken op een jaar tijd voor vrouwen is toegenomen met 1 procentpunt en voor mannen met 0,8 procentpunt. Dat lijken misschien kleine getallen, maar in feite gaat het om een aanzienlijke toename. 22. In vergelijking met 1999, is deeltijdarbeid bij vrouwen toegenomen met 15%. Bij mannen gaat het om een toename met 124%, dit is met andere woorden meer dan een verdubbeling. 23. Bepaalde jobs worden vaak enkel als deeltijdse baan aangeboden: 13% van de vrouwelijke deeltijders en 9% van de mannelijke bevindt zich in die situatie.
3
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
pensioenrechten op. Van extralegale voordelen kunnen ze in mindere mate genieten dan voltijdse werknemers. De ene deeltijdse baan is de andere niet. Het minimum is een eenderde deeltijdse tewerkstelling maar vaak zijn het halftijdse jobs (19u/week). Er zijn ook grote deeltijdbanen. Vrouwen werken dikwijls halftijds en mannen viervijfde. Deeltijds werk is één van de oorzaken van de loonkloof/loopbaankloof tussen vrouwen en mannen. Hoewel mannen de afgelopen jaren meer deeltijds gaan werken, blijft dit in de eerste plaats een vrouwenzaak. Ongeveer 8,5% (Belgisch loonkloofrapport 2008) van de loonkloof v/m kan door deeltijdwerk verklaard worden.2 De overheid stelt deeltijds werk dikwijls voor als een vrije keuze en een mogelijkheid om werk en privéleven beter te kunnen combineren. In de praktijk blijkt dit niet zo te zijn. Slechts een minderheid (bijna 9% in 2013) van de deeltijds werkende vrouwen en mannen kiest bewust voor een deeltijdse job omdat ze niet voltijds willen werken. Er zijn vandaag heel wat vormen van deeltijdwerk: het deeltijds werk gebaseerd op een deeltijdse arbeidsovereenkomst; de zogenaamde thematische verloven (voor ouderschap, palliatieve zorg en zorg voor zwaar zieke familieleden); het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking (in de openbare diensten), de specifieke statuten waarbij (in belangrijke mate) deeltijds gewerkt wordt zoals PWA’ers en dienstenchequewerknemers. In dit dossier leggen we de focus op deeltijds werk gebaseerd op een deeltijdse arbeidsovereenkomst. We schetsen de evolutie van de overheidsmaatregelen inzake deeltijds werk waarbij de rechten van en inkomsten voor vrouwen steeds verder afbrokkelen. Deze ingrepen hebben betrekking op de werkloosheidsuitkeringen voor deeltijdse werknemers (het statuut van de deeltijds werkloze - vrijwillig of onvrijwillig met behoud van rechten en met of zonder inkomensgarantie-uitkering - de bedragen die steeds verder dalen door de berekeningstechnieken, de degressiviteit, de gezinscategorie) en de pensioenen (gelijkgestelde periodes en samendrukking). Met de kritiek van de vrouwenbeweging is geen of nauwelijks rekening gehouden. Voor ons is het duidelijk dat deeltijdse arbeid moet beschouwd worden als een indirecte discriminatie ten aanzien van vrouwen3 op het vlak van de arbeidsvoorwaarden en getoetst aan de richtlijnen 2006/54/EG4 en 97/81/EG5 en de overeenstemmende Belgische
2
Andere ongelijkheidsfactoren volgens het Belgisch Loonkloofrapport 2013 zijn: leeftijd, opleiding, burgerlijke staat en gezinssamenstelling, nationaliteit of herkomst en de segregatie op de arbeidsmarkt. 3
Omwille van het feit dat veel meer vrouwen dan mannen deeltijds werken: respectievelijk 43 à 44% en 10%. De meeste enquêtes/onderzoeken tonen nochtans dat slechts 11% van de beroepsactieve vrouwen aangeeft niet voltijds te willen werken. 4
RICHTLIJN 2006/54/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking)
4
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
wetgeving. De deeltijdse werknemer moet volgens deze regelgeving dezelfde rechten en plichten hebben als de voltijdse werknemer, in verhouding tot de gepresteerde arbeidstijd. In dat opzicht is bijvoorbeeld de techniek van de samendrukking van deeltijdse arbeid tot voltijdse arbeid als bijkomende voorwaarde om bepaalde socialezekerheidsrechten te openen (vervroegd pensioen, brugpensioen/werkloosheid met bedrijfstoeslag, minimumpensioen, oudere werklozen,…) onwettelijk.
Wat is deeltijdse arbeid vandaag? Arbeidsrecht In het arbeidsrecht is de deeltijdse werknemer degene wiens arbeidsduur, berekend op weekbasis of als gemiddelde over een referteperiode, minder bedraagt dan die van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie. Deeltijdse arbeid moet op een regelmatige basis uitgevoerd worden en iedere prestatie mag in principe niet minder dan drie uur duren. Op één dag kunnen ook twee shiften van drie uur gepresteerd worden, bijvoorbeeld ’s morgens en ’s avonds. De wekelijkse duur van de prestatie van de deeltijdse werknemer mag niet lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemer die in de onderneming tot dezelfde categorie behoort.6 Het beginsel van non-discriminatie vereist dat alle deeltijdse werknemers op dezelfde manier worden behandeld als hun voltijdse collega’s. Hun rechten kunnen wel, wanneer dit passend is, worden vastgesteld in verhouding tot hun arbeidsduur. De deeltijdse werknemer moet voor een gelijk werk of voor een werk van gelijke waarde in verhouding hetzelfde loon ontvangen als de voltijdse werknemer. Maar het blijkt dat er bij deeltijdse arbeid, net zoals bij voltijdse arbeid, sprake is van een loonkloof v/m, omdat 60% van de vrouwen in sectoren (zorg en diensten) werkt waar de lonen lager liggen en omdat ze doorgaans in lager gekwalificeerde deeltijdse jobs werken dan mannen. Deeltijdse arbeid is een individuele vorm van arbeidsduurvermindering7, net als loopbaanonderbreking, tijdskrediet en de thematische verloven. Er zijn ook collectieve vormen van arbeidsduurvermindering, met name de collectieve vierdagenweek8 en de gecomprimeerde week9.
5
Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid - Bijlage : Kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid 6
CAO nr. 35 van 27 februari 1981 van de Nationale Arbeidsraad betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 21 september 1981. 7
Voor de voltijds werkenden die overstappen naar een deeltijdse baan.
8
Wanneer werknemers gemiddeld vier dagen per week werken en dit patroon systematisch op grotere entiteiten van de organisatie wordt toegepast. 9
Wanneer werknemers per dag langer werken dan gebruikelijk is maar gedurende minder dagen per week; de meest gekende vorm is de vierdagenweek waarin 9u gewerkt wordt.
5
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Bij deeltijdse arbeid is er sprake van: - kleine deeltijdse arbeid: zoals halftijds, 40%, een derde; - grote deeltijdse arbeid: de meest bekende vorm is (de overstap naar) de vier vijfde job.
Socialezekerheidsrecht In het socialezekerheidsrecht is er geen specifieke definitie maar deeltijdse werknemers zijn net als voltijdse werknemers onderworpen aan de algemene regeling van de sociale zekerheid, behalve werknemers die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst voor dienstboden en voor werknemers die occasionele arbeid verrichten.10 In de werkloosheidsreglementering staat dat een arbeidsregeling deeltijds is wanneer deze minder arbeidsuren per week omvat dan de maximale arbeidsduur in de onderneming.11 Bij het vaststellen van de rechten op werkloosheidsuitkeringen voor een deeltijdse werknemer wordt momenteel een onderscheid gemaakt tussen: - de deeltijdse werknemer gelijkgesteld met een voltijdse werknemer - de deeltijdse werknemer met behoud van rechten (met of zonder inkomensgarantie uitkering) - de vrijwillig deeltijdse werknemer
Deeltijdse werknemers v/m in tabellen en figuren Tegen de werkloosheid verzekerden jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: RVA Statistieken
mannen België 1.779.093 1.789.798 1.8.865.836 1.849.251 1.893.965 1.923.727 1.944.537 1.965.786 1.983.397 1.981.882 1.988.942 2.007.060 2.004.748
Vlaanderen 1.053.087 1.057.328 1.106.896 1.097.611 1.119.592 1.130.767 1.139.503 1.144.746 1.151.266 1.151.720 1.152.282 1.160.797 1.157.661
vrouwen België 1.454.371 1.478.917 1.499.640 1.562.143 1.617.922 1.671.795 1.693.381 1.728.119 1.760.759 1.783.046 1.807.112 1.825.774 1.828.944
Vlaanderen 850.091 865.181 882.560 919.812 950.037 980.776 992.690 1.010.372 1.027.149 1.039.468 1.051.447 1.061.242 1.061.412
10
= werk dat wordt uitgevoerd ten behoeve van de huishouding van de werkgever of van zijn gezin, voor zover dit werk niet meer bedraagt dan 8 uur per week bij één of meer werkgevers 11
KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en MB van 26 november houdende de toepassing van de werkloosheidsreglementering.
6
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Werkloosheidsgraden (situatie juni) jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: RVA Statistieken
mannen België 8,7 8,3 8,8 10,2 10,7 11,1 10,8 10,1 9,5 11,0 10,9 10,2 10,2
Vlaanderen 4,5 4,3 5,1 6,2 6,4 6,9 6,6 5,9 5,3 7,0 6,9 6,2 6,3
vrouwen België 14,3 13,2 13,2 14,0 14,0 14,9 14,0 12,8 11,6 11,7 11,4 10,8 10,4
Vlaanderen 8,7 7,6 8,2 8,9 8,7 9,6 8,8 7,6 6,7 7,1 7,0 6,5 6,3
Vergoede werklozen jaar
Vergoede werklozen groep 1
Werklozen ondersteund door RVA groep 2
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
mannen 343.147 340.197 361.846 382.857 388.318 387.995 380.256 363.878 351.160 374.323 375.228 359.206 352.375 359.436
mannen 115.537 133.385 151.139 155.894 145.246 155.475 150.180 153.319 165.889 229.865 208.863 197.783 208.052 202.588
vrouwen 306.700 306.258 320.459 340.756 350.757 354.430 346.406 326.785 307.430 310.802 310.964 302.017 293.415 291.623
vrouwen 85.165 92.223 11.356 110.397 112.557 114.075 118.997 122.976 130.203 142.725 146.242 156.230 151.109 140.746
Werknemers die hun arbeidstijd aanpassen RVA groep 3 mannen vrouwen 15.908 82.478 19.674 93.533 27.331 104.563 39.636 118.020 48.357 128.980 57.61 138.111 64.173 147.570 69.336 154.685 74.534 161.762 82.230 170.781 86.729 179.471 88.460 183.492 88.401 184.304 86.723 183.309
Bron: RVA Statistieken Vergoede werklozen groep 1: -
niet werkende werkzoekenden: na voltijdse arbeid; na studies; na vrijwillig deeltijdse arbeid; werkloosheid met bedrijfstoeslag; werkzoekend niet werkende niet-werkzoekenden: sociale en familiale moeilijkheden; oudere werklozen; werkloosheid met bedrijfstoeslag, niet werkzoekend; na vrijwillig deeltijdse arbeid
Werknemers ondersteund door de RVA groep 2: -
tijdelijke werkloosheid en verwante uitkeringen: tijdelijk werklozen; onthaalouders; seniorvakantie; niet bezoldigde periode in het onderwijs; pleegzorg
7
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
-
deeltijdse werknemers met inkomensgarantie-uitkering: deeltijdse werknemers met behoud van rechten; vrijwillig deeltijdse werknemers activeringsmaatregelen: volledig werklozen met vrijstelling PWA; gericht op werklozen die zich inzetten in het buitenland; gericht op jongere werklozen; gericht op oudere werklozen; gericht op opleiding van werklozen: studies; gericht op opleiding van werklozen: beroepsopleiding; uitkeringen als loonsubsidie al dan niet gericht op langdurig en/of laaggeschoolde werklozen; kinderopvangtoeslag; gericht op het aanmoedigen van werklozen om zich te vestigen als zelfstandige
Werknemers die hun arbeidstijd aanpassen met de steun van de RVA groep 3: -
halftijds brugpensioen loopbaanonderbreking en thematische verloven: volledige onderbreking; vermindering van prestaties; ouderschapsverlof, medische bijstand, palliatieve zorgen tijdskrediet: volledige onderbreking; vermindering van prestaties
Evolutie deeltijdse arbeidsgraad werknemers v/m Figuur: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad loontrekkenden m/v 1986-2010
Bron: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, Vrouwen en mannen in België: genderstatistieken en genderindicatoren, Brussel, 2011, p. 124. (Basis: ADSEL, Enquête naar de Arbeidskrachten, 2010)
Tabel: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad v/m in procent 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
v/m 15,4 15,9 16,8 17,8 19,5 20,0 19,5 20,3 21,6 22,6 24,0 24,4
v 33,4 34,0 35,2 36,8 39,1 39,3 38,5 39,5 41,0 42,4 43,5 44,2
m 3,1 3,2 3,6 4,0 5,0 5,4 5,1 5,6 6,4 6,9 7,8 7,8
8
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
2007 2008 2009 2010 2011 2012
24,2 24,7 25,5 26,0
43,4 43,6 44,2 44,8 45,9 46,2
7,9 8,3 9,0 9,2 10,3 10,1
Bron: Aantal loontrekkenden met een deeltijdse betrekking in verhouding tot het totaal aantal loontrekkenden, FOD Economie – NIS/FOD Economie, Enquête naar de arbeidskrachten
Deze figuur en tabel tonen het aandeel deeltijds werkenden in verhouding tot het totaal aantal loontrekkenden v/m. Het aandeel deeltijds werk ten opzichte van voltijds werk neemt toe, zowel bij vrouwen als bij mannen. Tussen 1995 en 2010 neemt deeltijds werk bij mannen toe van 3,1% naar 9,2% en bij vrouwen van 33,4% naar 44,8%. Deeltijds werk blijft een ‘vrouwenzaak’, hoewel het aandeel mannen ten opzichte van vrouwen stijgt. In 2010 maakt deeltijdwerk 26% van de totale tewerkstelling uit. Bij vrouwen bedraagt de deeltijdse tewerkstelling 44,8% en bij mannen 9,2%. Tabel: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad bij de werkenden (15-64 jaar) v/m in procent
1973 1975 1979
België mannen 0,4 0,4 0,8
vrouwen 8,2 11,6 16,0
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
1,9 1,3 1,7 1,9 1,8 1,9 1,6 2,0 1,9 2,0 2,2 2,5 2,7 2,8 3,1 3,5 3,9 4,3 4,7 5,1 5,8 6,3 7,1 7,0 7,1 7,5 8,2
19,5 20,2 21,2 22,5 24,1 23,3 24,9 25,8 27,4 28,2 28,6 28,4 29,8 30,5 31,4 33,3 34,1 34,9 35,8 36,4 38,0 39,3 40,4 41,0 40,5 40,8 41,4
Vlaanderen Mannen
vrouwen
1,9 1,2 1,5 1,8 1,5 1,5 1,3 1,4 1,6 1,5 1,7 1,9 2,4 2,6 2,6 2,9 3,4 3,8 4,2 4,6 5,8 5,9 6,9 6,8 6,6 7,1 8,1
18,4 18,5 21,2 23,2 24,2 23,5 25,9 26,1 27,7 27,4 28,6 29,1 30,5 31,7 31,8 34,6 35,5 36,4 37,3 38,0 39,6 41,3 42,1 43,1 42,3 42,7 43,1
9
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
2010 8,4 42,1 8,2 43,5 2011 9,2 43,3 8,9 45,1 2012 9,0 43,5 8,7 45,2 2013 Bron 1973-1979: Vrouwen in cijfers. Zwart op wit. CVP Werkgroep Vrouw & Maatschappij, oktober 1984, VIII, 36: alleen personen die een hoofdberoep uitoefenen. Bron 1983-2012: Cijfers. Steunpunt WSE
Evolutie deeltijdse werknemers v/m in absolute cijfers Volgens de Volkstellingen van: -
1961: 51.155 vrouwen werken deeltijds ( 5,6% van het totaal aantal werkende vrouwen); 1971: 180.290 werknemers werken deeltijds (5,12% van de totale beroepsbevolking) en daarvan zijn er 136.949 vrouwen en 43.311 mannen (76% vrouwen en 24% mannen).
Volgens Eurostat 1979: 216.000 werknemers werken deeltijds (6% van de totale beroepsbevolking) en daarvan zijn er 192.000 vrouwen en 24.000 mannen (89% vrouwen en 11% mannen). Van alle werkende vrouwen werkt er 16,5% deeltijds. Tabel: deeltijdse werknemers v/m 1983-1985 Jaar
Totaal werkenden
Mannen deeltijds
Vrouwen deeltijds
Totaal deeltijds
% mannen deeltijds
% vrouwen deeltijds
% totaal deeltijds
m v 1983 1.717.673 959.877 54.984 200.856 255.840 3,2 20,9 9,6 1984 1.704.841 978.428 62.137 235.559 297.696 3,6 24,1 11,1 1985 1.707.848 1.002.451 70.341 268.420 338.761 4,1 26,8 12,5 Bron: Planbureau, Statistische bundel. De deeltijdse arbeid van 1983 tot 1985, AD-VS/4023-515, september 1987, p. 9; gebaseerd op RSZ bijdragebonnen eerste en tweede trimester)
Evolutie deeltijds werk volgens NACE-sectie Evolutie Belgen met een deeltijdse betrekking (% van de totale werkgelegenheid volgens NACE-sectie12) NACE -secties Huishoudelijke diensten Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Hotels en restaurants Verschaffen van accommodatie en maaltijden Gemeenschappelijke voorzieningen, sociaalculturele en persoonlijke diensten Groot- en kleinhandel; reparatie van voertuigen
12
2000 59,7 43,5
2005 60,5 48,0
2009 76,9 48,2
2011 78,0 49,1
46,0
47,7
43,2
47,4
2013 49,6
51,5 30,7
29,1
30,9
32,9
29,1
31,8
30,3
30,3
29,4
NACE: Europese activiteitennomenclatuur
10
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Onderwijs 27,3 Onroerende goederen, verhuur en diensten aan 18,7 bedrijven Exploitatie van en handel in onroerend goed Financiële instellingen 14,5 Financiële activiteiten en verzekeringen Openbaar bestuur 17,8 + defensie en verplichte sociale verzekeringen Landbouw, jacht en bosbouw + visserij 25,6 Vervoer, opslag en communicatie 9,0 (2011: vervoer en opslag; informatie en communicatie) Verwerkende industrie 6,7 Winning van delfstoffen 4,3 Productie en distributie van elektriciteit, gas en 4,3 water (2011: van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht; van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering) Bouwnijverheid 4,9 Extraterritoriale organisaties en lichamen 7,4 Sectoren waarin grotendeels vrouwen deeltijds werken.
25,8 22,3
28,1 25,3
30,0 31,7
21,6
21,5
23,1
18,8
21,3
25,1 13,5
18,3 15,5
11,4 7,4 6,3
11,5 10,7 9,2
28,9
28,4 21,3
5,6 5,2
6,6 4,6
23,1 23,0 16,1 12,0
21,6 24,5 14,6 13,4
13,5 12,3
12,0
7,1 9,7
6,3 7,7
7,8 6,4
8,0
Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Kerncijfers , Statistisch overzicht van België; http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/perrcentage/
Deeltijds werk verschilt sterk naargelang de sector van tewerkstelling. Vooral in sectoren waar veel vrouwen tewerkgesteld zijn, is deeltijds werk populair. Tussen 2000 en 2013 is er eerder een lichte stijging in deze sectoren maar wel een sterkere toename in de sector van de huishoudelijke diensten. In de loop van de jaren schakelen werkgevers steeds meer deeltijdwerk in. Er zijn sectoren waarin vooral vrouwen werken, die bijna uitsluitend deeltijds georganiseerd worden. Er zijn ook sectoren die deeltijds werk via hun personeelsbeleid promoten, vooral voor uitvoerende taken… voor vrouwen. Sommige sectoren zien deeltijds werk als oplossing voor zwaar en vermoeiend werk, o.a. de gezondheids- en zorgsector, waar ook weer veel vrouwen werken. In bepaalde sectoren zijn de uren en zelfs de werkplaatsen zodanig gespreid dat werknemers hun deeltijdse baan zelfs niet met een andere deeltijdse baan kunnen combineren. Maar twee deeltijdse banen combineren heeft dan ook weer nadelige fiscale gevolgen, vergeleken met één voltijdse baan.
Evolutie motivatie om deeltijds te gaan werken Motivatie % deeltijds werkenden (Brug)pensioen (a) Vindt geen voltijds werk Van voltijds naar deeltijds werk omwille van economische situatie bedrijf Andere deeltijdse betrekking vult de hoofdactiviteit Werkt in kader van deeltijds werken/deeltijds leren Kan niet voltijds werken omwille van arbeidsongeschiktheid
1999 24,6
2,7 1,9 2,6
2005 1,3 15,9 1,1
2010 1,9 11,0 0,8
2013 1,6 9,1 0,8
2014 1,3 9,9 0,7
2,8 2,8 3,0
3,7 3,0 4,5
3,8 2,7 5,2
3,9 3,2 6,0
11
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Beroepsredenen (werksfeer,…) 0,7 0,8 Neemt de zorg voor kinderen op zich 25,8 0 Neemt de zorg voor eigen kinderen of andere afhankelijke personen op zich omwille van: Gebrek of zich niet kunnen veroorloven van gepast 6,0 6,8 kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen Wil zelf de opvang van de kinderen of andere afhankelijke personen op zich nemen (c) Andere redenen 9,8 9,3 Heeft andere persoonlijke of familiale redenen 22,4 33,0 31,6 Wenst geen voltijds werk 10,5 8,6 11,0 De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden (b) 0 0 10,0 Andere redenen 9,3 15,0 5,6 (a) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2001 (b) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2009 (c) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2012 Zie: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/motivatie/
0,7 0
0,6 0
3,1
3,1
13,1
15,0
2,1 28,1 8,8 15,4 5,5
1,6 25,8 7,9 15,6 5,4
Deze percentages zijn niet v/m uitgesplitst. We kunnen onderstaande veronderstellingen bijgevolg niet invullen: Vrouwen en mannen werken niet om dezelfde redenen deeltijds. Bij vrouwen is de belangrijkste reden in 2013 de zorg en de opvoeding van de kinderen (….%). Familiale of persoonlijke redenen zijn voor …% van de vrouwen en …% van de mannen een reden om deeltijds te werken. Geen voltijds werk vinden wordt door …% van de vrouwen en …% van de mannen als reden aangehaald. Er zijn meer mannen dan vrouwen die deeltijds werken om een opleiding te kunnen volgen (… % van de mannen tegenover …% van de vrouwen). Maar onderstaande tabel maakt duidelijk voor 2013 dat: - De drie belangrijkste redenen voor vrouwen om deeltijds te werken de volgende zijn: o Andere persoonlijke of familiale redenen: 29,39% o Gebrek of het zich niet kunnen veroorloven van gepaste kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen: 21,33% o De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden: 15,57% - De drie belangrijkste redenen voor mannen om deeltijds te werken de volgende zijn: o Andere persoonlijke of familiale redenen: 22,50% o De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden: 14,56% o Geen voltijds werk gevonden: 13,28% Tabel: Loontrekkenden (PWA en gelegenheidswerk uitgezonderd): reden voor deeltijds werk 2013 Reden voor deeltijds werk
m/v
15-24 jaar
25-49 jaar
50+
totaal
(Brug)pensioen en mag enkel deeltijds werken
Mannen
39
110
7.602
7.750
Vrouwen
124
1.418
7.384
8.926
Totaal
163
1.528
14.985
16.676
Mannen
4.514
17.942
2.882
25.338
Vrouwen
12.055
42.544
12.098
66.697
Geen voltijds werk gevonden
12
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Totaal
16.569
60.486
14.980
92.035
Omwille van bedrijfseconomische redenen
Mannen
182
1.243
1.753
3.178
Vrouwen
485
2.262
1.968
4.715
Totaal
667
3.505
3.721
7.893
Een andere deeltijds betrekking vult de hoofdbetrekking aan
Mannen
489
9.414
3.028
12.931
Vrouwen
1.072
19.863
4.611
25.547
Totaal
1.561
29.277
7.639
38.478
Combinatie opleiding-werk
Mannen
8.882
2.137
11.019
Vrouwen
10.546
5.734
No respondent 335
Totaal
19.428
7.871
335
27.634
Mannen
271
4.755
10.417
15.444
Vrouwen
193
18.138
18.853
37.184
Totaal
465
22.893
29.271
52.628
Mannen
404
1.248
1.652
2.541
2.530
5.071
2.945
3.778
6.723
Mannen
No respondent No respondent No respondent 81
7.458
2.985
10.524
Vrouwen
1.934
153.003
20.485
175.421
Totaal
2.014
160.461
23.469
185.945
Mannen
471
16.571
25.881
42.924
Vrouwen
2.670
143.966
95.094
241.730
Totaal
3.142
160.537
120.975
284.654
Mannen
909
4.100
10.706
15.715
Vrouwen
2.212
34.077
37.070
73.359
Totaal
3.120
38.177
47.776
89.073
Mannen
1.239
3.603
11.613
16.454
Vrouwen
3.644
16.151
19.185
38.980
Totaal
4.882
19.754
30.798
55.434
De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden
Mannen
5.453
18.331
4.000
27.783
Vrouwen
19.116
78.662
30.286
128.063
Totaal
24.569
96.992
34.285
155.846
Totaal
Mannen
22.530
86.068
82.114
190.712
Vrouwen
54.051
518.358
249.899
822.308
Totaal
76.581
604.426
332.013
1.013.020
Arbeidsongeschikt
Beroepsredenen (werksfeer of omstandigheden, stress, pesterijen)
Vrouwen Totaal
Gebrek of het zich niet kunnen veroorloven van gepaste kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen Andere persoonlijke of familiale redenen Geen voltijds werk gewenst Andere redenen
16.615
Bron: Enquête naar de arbeidskrachten
Evolutie vrijwillig deeltijdse werknemers Deze groep bestaat uit: - Werknemers die enkel deeltijds willen werken en die zich bij het verlies van hun job niet inschrijven als werkzoekende voor een voltijdse job;
13
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
-
Een groot aantal deeltijdse werknemers die niet gelijkgesteld kunnen worden met een voltijdse werknemer of met een deeltijdse werknemer met behoud van rechten. Doorgaans zijn het vrouwen die jarenlang deeltijds werken zonder beschikbaar te zijn voor een voltijdse baan omwille van de opvoeding van de kinderen. Er zijn ook veel vrouwen bij die lange tijd niet beroepsactief zijn en op latere leeftijd deeltijds herintreden op de arbeidsmarkt. Tabel: Evolutie aantal werkloze vrijwillig deeltijdse werknemers jaar
vrouwen
mannen
totaal
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999/2000 2003 2006
15.977
1.317
25.164
2.711
24.163
2.541
26.891
3.687
17.294 19.000 22.037 23.937 26.306 27.875 26.932 26.704 30.110 30.579
Bron: RVA Studies, De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel, november 2007
Het aantal betalingen/uitkeringen na een vrijwillig deeltijdse baan neemt toe met 61% (van 17.294 tot 27.875) tussen 1992 en 2006. Het aandeel mannen stijgt in die periode van 8% naar 12%. Vrouwen blijven de grootste groep (88% in 2006). Het grootste deel van de werkloze vrijwillig deeltijdse werknemers behoort tot de categorie samenwonende zonder gezinslast (voornamelijk vrouwen) maar hun aandeel daalt van 73% in 1996 tot 67% in 2006. Het aandeel samenwonenden met gezinslast neemt toe van 15% tot 16% en van de alleenstaanden van 11% tot 14%. In deze periode is er sterke toename van het aantal 50-plussers (o.a. herintreedsters).13 Tabel: Aantal niet werkende werkzoekenden na vrijwillig deeltijdse arbeid en aantal niet werkenden niet-werkzoekenden na vrijwillig deeltijdse arbeid Jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005
13
Niet werkende werkzoekenden mannen vrouwen 2.018 14.601 1.987 13.933 2.248 14.304 2.603 16.090 2.839 17.324 3.016 18.225
totaal 16.618 15.920 16.552 18.693 20.163 21.241
Niet werkende niet-werkzoekenden mannen vrouwen totaal 523 9.562 10.086 571 10.466 11.036 639 11.009 11.648 637 10.781 11.418 625 10.265 10.889 605 9.205 9.810
RVA Studies, De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel, november 2007, p. 14, 17.
14
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
3.087 3.054 2.811 3.101 3.292 3.336 3.561 3.883
18.006 16.802 15.505 15.766 16.179 16.229 16.362 16.980
21.093 19.856 18.316 18.867 19.471 19.566 19.923 20.863
600 600 628 621 608 632 649 652
8.885 8.796 8.512 8.447 8.311 7.916 7.592 7.237
9.485 9.396 9.141 9.068 8.920 8.549 8.241 7.889
Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers v/m 1982-1993 Tabel: Evolutie van volledig en onvrijwillig deeltijds uitkeringsgerechtigde werklozen v/m Jaren
Totaal UVW UVW Totaal ODT’s ODTODTUVW’s vrouwen mannen vrouwen mannen 1982 456.577 249.813 206.764 23.613 20.146 3.467 1983 504.962 270.007 234.955 40.311 33.238 7.073 1984 512.400 276.217 236.183 65.391 52.781 12.610 1985 509.045 278.358 230.688 97.896 77.764 20.132 1986 500.916 278.330 222.586 128.304 100.925 27.379 1987 500.670 277.904 222.766 151.849 120.216 31.633 1988 468.756 262.603 206.153 174.242 139.796 34.446 1989 436.813 245.699 191.114 197.452 160.441 37.011 1990 420.363 235.143 185.220 204.068 169.112 34.956 1991 442.643 242.309 200.333 195.964 166.157 29.807 1992 484.819 264.49 220.329 196.499 167.121 29.378 1993 550.162 298.175 251.987 165.316 140.944 24.372 Bron: Bloed, zweet en tranen. 10 jaar sancties in de werkloosheid. Een uitgave van vzw De Brug i.s.m. ABVV – Werklozenwerking, december 1994 – januari 1995
Het aandeel vrouwelijke uitkeringsgerechtigde volledig werklozen bedraagt 54,71 % in 1982 en 54,19% in 1993, dus nagenoeg ongewijzigd en slechts iets hoger dan het aandeel mannen. Ook bij de onvrijwillig deeltijds werkenden blijft het aandeel vrouwen stabiel: 85,53% in 1982 en 85,52% en in 1993, maar wel aanzienlijk hoger dan bij mannen. Het absolute aantal vrouwelijke onvrijwillig deeltijds uitkeringsgerechtigde werklozen neemt wel sterk toe: van 20.146 in 1982 naar 140.944 in 1993.
Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers met behoud van rechten v/m 1992-1998 jaar vrouwen mannen totaal 1992 158.260 1993 120.125 1994 85.422 1995 59.753 1996 28.123 1997 28.821 1998 31.053 Bron: De statuten deeltijdse arbeid in de werkloosheidsverzekering. RVA Studie deeltijdse arbeid
15
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten v/m 2000-2013 Evolutie aantal werknemers v/m ondersteund door de RVA - deeltijdse werknemers met behoud van rechten en met inkomensgarantie-uitkering in België in absolute cijfers en uitgekeerde bedragen in miljoen euro Aantal mannen
Bedragen in miljoen euro 38,3 41,5 44,1 46,4 48,6 51,9 47,7 44,8 47,9 52,9 56,3 57,2 57,8 60,6
2000 8.700 2001 8.959 2002 9.082 2003 9.668 3004 10.042 2005 10.493 2006 10.204 2007 9.837 2008 9.733 2009 10.385 2010 11.026 2011 11.026 2012 10.929 2013 11.148 + 9* 2014 11.178 + 58 Bron: RVA Statistieken
Aantal vrouwen 27.403 29.112 30.952 32.469 34.054 37.431 37.748 37.643 38.268 40.387 41.580 41.489 40.787 40.536 + 71* 39.524 + 364
Bedragen in miljoen euro 58,4 66,2 73,2 78,9 75,5 76,8 72,3 68,6 82,7 153,5 127,3 115,7 123,5 119,4 + 0,2*
*Vanaf 1 juli 2013 kan ook de vrijwillig deeltijdse werknemer die het werk deeltijds hervat, een inkomensgarantie-uitkering krijgen mits aan een aantal voorwaarden te voldoen. Tabel: Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten en zonder inkomensgarantie-uitkering naar geslacht m
v
2000 2001 2002 2003 3004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
De statistieken van de RVA vermelden enkel de deeltijdse werknemers met inkomensgarantieuitkering. Besluit:
16
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Het is niet eenvoudig om een lijn te krijgen in de cijfers over deeltijdse arbeid v/m doorheen de jaren. Er zijn verschillende bronnen (administratieve cijfers en enquêtes) die verschillende cijfers en percentages geven en ook verschillende registratiemethodes toepassen. We kunnen wel vaststellen dat deeltijds werk bij vrouwen en bij mannen is toegenomen in de loop van de jaren maar dat er steeds veel meer vrouwen deeltijds gewerkt hebben en nog werken dan mannen. Wanneer we naar de leeftijdsverdeling van deeltijds werk kijken, dan zien we dat de deeltijdse arbeidsgraad bij vrouwen toeneemt volgens de leeftijd, terwijl deze bij mannen het hoogst is in de jongste en de oudste categorie en lager ligt voor de 25- tot 49-jarigen. In 2012 hebben deeltijds werkende vrouwen eerder een halftijdse job, hun mannelijke collega’s eerder een vier vijfde job. Bij niet-voltijds werkende loontrekkenden zijn vooral de halftijdse en vier vijfde jobs in trek. Ze zijn samen goed voor 60% van de deeltijds loontrekkenden. 13,7% van de deeltijds werkende loontrekkenden werkt minder dan halftijds en 13,4% werkt tussen de 51% en 74% van een vergelijkbare voltijdse job. Drie vierde jobs zijn goed voor een kleine 10 % van de deeltijdse loontrekkenden en 3,2% is meer dan 80% van een voltijdse betrekking aan de slag. Deeltijds werkende vrouwen vinden we vaker terug in een halftijdse job (33,5%) dan in een vier vijfde job (26,4%). Bij mannen noteren we het omgekeerde: 34,2% van de deeltijds werkende mannen heeft een vier vijfde job en 26,7% een halftijdse job.14
Evolutie maatregelen deeltijdse arbeid Voltijdse arbeid – algemene arbeidsduurvermindering – deeltijdse arbeid In 1960 wordt de 45-urenweek toegepast in alle sectoren. De overgang naar de 40-urenweek verloopt via het sociaal overleg en in 1974 wordt de 40-urenweek voor de meeste sectoren ingevoerd. De wettelijke bekrachtiging komt er in 1978. Enquêtes van vakbonden bij hun deeltijdse werknemers tonen in de jaren 1970 aan dat ze vrijwel geen keuze hadden wat betreft het arbeidsstelsel. De jobs die werden voorbehouden aan de deeltijdse werknemers waren volgens deze werknemers bovendien zeer lastig en zwaar, beperkt tot enkele taken en tot de piekmomenten van de bedrijven. Vanaf 1975 schuiven de vakbonden de 36-urenweek zonder verlies van loon naar voor om meer banen te creëren als oplossing voor de hoge werkloosheid als gevolg van de oliecrisis. In die periode is er een afbouw van voltijdse banen door herstructureringen in de industrie. Binnen de Nationale Arbeidsraad (NAR) zeggen de werkgevers in 1977 ‘neen’ tegen het voorstel van arbeidsduurvermindering tot 36u per week omdat dit de loonkosten zou doen toenemen.
14
http://statbel.fgov.be/nl/binaries/analyse_nl_tcm325-238812.pdf
17
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
De Commissie Vrouwenarbeid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid formuleert in 1976 een advies15 als antwoord op de houding van diverse instanties die voor meer deeltijdse arbeid beginnen te lobbyen. De Commissie vindt o.a. dat niemand mag verplicht worden om deeltijdse arbeid te aanvaarden, dat deeltijdse arbeid geen middel is tegen werkloosheid omdat de omvang van tewerkstelling er niet door toeneemt en dat er andere oplossingen moeten gezocht worden om mannen en vrouwen in staat te stellen zowel in het gezinsleven als op het werk hun verantwoordelijkheden op te nemen. De werkgevers (VBO) pleiten in 1978 voor de verdere uitbreiding van de deeltijdse arbeid tot de verwerkende industrie. Tot dan toe was er al deeltijdse tewerkstelling in de dienstensector en de distributie. Deze herverdeling van de beschikbare arbeid zou volgens het VBO tot nieuwe banen leiden, zonder een toename van de lasten voor de werkgevers. In 1979 stelt de regering de 36-urenweek voor met een verplichting voor de ondernemingen om 3% aanwervingen te doen. De sociale partners bereiken geen akkoord. De piste van de arbeidsduurvermindering als doel op zich wordt voorlopig verlaten en vanaf dan gaan de sociale partners op zoek naar diverse oplossingen, zoals de uitbouw van de deeltijdse arbeid16, loopbaanonderbreking,… Op grond van de maatregel inzake de algemene arbeidsduurvermindering wordt de wekelijkse arbeidsduur, ingevolge de wettelijke arbeidsduurvermindering (1 januari 1999) eerst tot 39 uren herleid en vervolgens uiterlijk tegen 1 januari 2003 verder tot 38 uren ingekort.17 De maatregel van collectieve arbeidsduurvermindering onder 38 uur per week is op 1 oktober 2001 in werking getreden, net als de maatregel van de vierdagenweek18, die een zuiver conventioneel karakter heeft en geen verplichting oplegt, maar op vrijwilligheid berust. Tot 1980 kent het arbeidsrecht enkel voltijds tewerkgestelde werknemers. De deeltijdse werknemers kunnen tot op dat moment moeilijk sociale rechten (in de kinderbijslag, de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de werkloosheid en de pensioenen) opbouwen.
15
Commissie Vrouwenarbeid, Advies Nr. 8 van 2 september 1976 : betreffende de deeltijdse arbeid van vrouwen 16
Er was al wetgeving over deeltijdse arbeid: bijvoorbeeld de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. 17
http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=390#AutoAncher0
18
Onder "vierdagenweek" of de gecomprimeerde werkweek wordt verstaan: de regeling waarbij de wekelijkse arbeidsduur gespreid wordt: hetzij over vier arbeidsdagen per week (bv. 4 x 9u/dag); hetzij over vijf arbeidsdagen per week, maar dan in een stelsel met drie volledige en twee halve arbeidsdagen per week (onder "halve arbeidsdag" verstaat men: ten hoogste de helft van het aantal arbeidsuren dat voorzien wordt in het werkrooster van die van de drie volledige arbeidsdagen welke het hoogst aantal arbeidsuren omvat) (bv. 3 x 9u/dag en 2 x 4½u/dag).
18
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Op 29 mei 1980 brengt de NAR een unaniem advies uit met een aantal principes over deeltijdse arbeid, die moeten nageleefd worden: geen enkele maatregel mag tot doel hebben om de deeltijdse werknemer te bevoordelen of te benadelen; er moet een collectief overleg worden georganiseerd; conform de principes vastgelegd in het Internationaal Arbeidsbureau moet deeltijds werk zich onderscheiden van andere arbeidsvormen (tijdelijk werk, seizoenarbeid, gelegenheidswerk); deeltijdse werknemers moeten beschouwd worden als volwaardige werknemers; in het arbeidsrecht moeten ze dezelfde rechten genieten als voltijdse werknemers maar proportioneel tot hun prestaties; in de sociale zekerheid moet onderscheid gemaakt worden tussen voorwaarden van verzekeringsplicht en voorwaarden van toekenning van de verstrekkingen. In 1981 worden de nodige aanpassingen aan de arbeidswet doorgevoerd om deeltijdse arbeid te bevorderen. De eerste stap wordt gezet met de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid.19 De wet van 23 juni 1981 waarbij in de arbeidswetgeving sommige bepalingen betreffende de deeltijdse arbeid worden opgenomen, voert enkele arbeidsrechtelijke wetten bepalingen in ten voordele van deeltijdse werknemers. Een aantal bedrijven en sectoren (bv. kassiersters, distributie) verplichten hun voltijdse werkneemsters deeltijds te gaan werken om massale ontslagen te vermijden, terwijl dat voor werknemers niet gebeurt.20 Ook de dienstensector veralgemeent de formule van de deeltijdse arbeid. In 1983 beveelt de minister van Arbeid en Tewerkstelling deeltijds werken aan voor werknemers met gezinsverantwoordelijkheden (lees ‘vrouwen’).21 Het aantal deeltijdse werknemers gaat in stijgende lijn. De aangroei van de werkgelegenheid in de jaren ’80 is bijna uitsluitend toe te schrijven aan de toename van de deeltijdse arbeid. In 1983 zijn 85% van de deeltijds werkenden vrouwen, in 1987 79% en in 1993 opnieuw 85%. De verdeling van de beschikbare arbeid gebeurt snel, binnen één generatie en in de sectoren waarin hoofdzakelijk vrouwen werken.
De impact op de werkloosheidsuitkering De vrijwillige en onvrijwillige deeltijdse werknemer (1982-1992) Aanvankelijk hebben de maatregelen voor de bevordering van de deeltijdse arbeid geen succes. De deeltijdse arbeid neemt niet toe. In de context van de bijzondere 19
Algemeen verbindend verklaard bij KB van 21 september 1981.
20
Een voorbeeld: Marie-Thérèse Coenen, La grève des travailleuses de Beckaert-Cockerill en 1982. Les filles contre le temps partiel imposé, CARHOP. 21
Michel Hansenne (PSC) publiceert een brochure “Le temps partiel, peut-être une solution pour vous?”
19
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
machtenwetten22 past het Koninklijk Besluit van 22 maart 1982 de werkloosheidsreglementering aan waardoor volledig uitkeringsgerechtigde werklozen een deeltijdse baan kunnen aanvaarden zonder hun recht op een werkloosheidsuitkering te verliezen.23 Deze werklozen die een deeltijdse baan aanvaarden om aan de werkloosheid te ontsnappen ontvangen een werkloosheiduitkering ter aanvulling van hun deeltijds loon. De aanvullende werkloosheiduitkering is in verhouding tot de niet-gepresteerde arbeidstijd, op voorwaarde dat het loon van de werknemer niet hoger is dan het refertemaandloon. Dit is het gemiddeld minimum maandinkomen. In 1992 is die regel gedeeltelijk gewijzigd: de deeltijdse werknemer ontvangt slechts een aanvullende uitkering wanneer zij/hij niet meer dan 87,5% van het refertemaandloon verdient, terwijl dat voordien 100% is. Daarnaast zijn er ook nog steeds de vrijwillig deeltijdse werknemers, die enkel hun loon ontvangen. De overheid gaat uit van het principe dat de deeltijdse werknemers een inkomen moeten ontvangen in verhouding tot dat van voltijdse werknemers. Onvrijwillig deeltijdse werknemers moeten wel hun bereidheid om voltijds te werken steeds bewijzen. Maar in een economie waarin deeltijdse arbeid in volle expansie is en voltijdse banen stagneren, blijkt de overstap van een deeltijdse naar een voltijdse baan erg moeilijk te zijn. Veel onvrijwillig deeltijdse werknemers blijven in hun deeltijdse baan zitten. Dit wordt door volgende factoren verklaard: een gebrek aan voltijdse banen, ook omdat in bepaalde sectoren waarin vooral vrouwen werken bewust wordt gekozen voor de uitbreiding van de deeltijdse tewerkstelling; een deel van de arbeidsmarkt blijft grotendeels voor vrouwen gesloten; het soms geringe verschil tussen de aanvullende werkloosheidsuitkering van de onvrijwillig deeltijdse werknemer en het loon van een voltijdse baan (de zogenaamde werkloosheidsval). In de arbeidswetgeving wordt deeltijdse arbeid gedefinieerd als een vrije keuze maar in de praktijk was dit niet zo, toch niet wat de onvrijwillig deeltijdse arbeid betreft. De onvrijwillig deeltijdse arbeid is immers een schending van de arbeidswetgeving, met name van de CAO nr. 35 van 27 februari 198124 en van de wet van 23 juni 1981. Deze regelgeving vertrekt van de idee dat deeltijdse arbeid werk is dat regelmatig en vrijwillig gebeurt. Maar door het feit dat (voornamelijk) werkneemsters, verplicht worden om een deeltijdse baan te aanvaarden en daardoor formeel onderworpen worden aan een onvrijwillig arbeidscontract, wordt de meerderheid van de andere deeltijdse werkneemsters informeel onvrijwillig aan deze contracten onderworpen. Daarom moet de invulling van deeltijdse arbeid beschouwd worden
22
Goedgekeurd door de wet van 2 februari 1982.
23
De officiële benaming: “werknemers met verminderde arbeidstijd om te ontsnappen aan de werkloosheid”.
24
Koninklijk besluit van 21 september 1981 tot algemeen bindend verklaring van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35, gesloten op 27 februari 1981 in de Nationale Arbeidsraad inzake sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid (Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1981) gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2000 (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 bis; Belgisch Staatsblad van 29 maart 2000).
20
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
als een indirecte discriminatie op het vlak van de toegang tot werk en de arbeidsvoorwaarden. 25 Werkgevers die deeltijdse werknemers tewerkstellen genieten continu voordelen (subsidies, vermindering van bijdragen, afwijkingen van bepaalde aspecten van het arbeidsrecht, zoals normaal betaalde overuren zonder ze te moeten betalen als overuren (aan 150%). Deeltijdse werknemers presteren geen overuren, zoals dat kan bij voltijdse werknemers, maar wel bijkomende uren. De aanpassingen in het arbeidsrecht in functie van de uitbreiding van de deeltijdse arbeid, gecombineerd met aanpassingen van het sociale zekerheidsrecht in het begin van de jaren 1980, en voornamelijk de combinatie van deeltijdse tewerkstelling met gedeeltelijke werkloosheidsvergoeding (onder bepaalde voorwaarden) worden een zware last voor de Belgische schatkist, zo stellen de beleidsmakers. Naar het eind van de jaren 1980 voert de overheid een beperking in van het recht op uitkering, onder meer door de Programmawet van 22 december 1989 en de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, bv.: - artikel 171 oct-non: werklozen die niet voldoen aan de voorziene voorwaarden om te kunnen genieten van werkloosheidsuitkeringen gedurende of na een deeltijdse arbeidsregeling; - artikel 101/103 (vanaf 1993): onvrijwillig deeltijdse werknemers niet vergoedbaar tijdens deeltijdse werkloosheid. Vrijwillig deeltijdse werknemers niet vergoedbaar bij volledige werkloosheid. Tabel: Evolutie van de beperking van het recht van de deeltijdse werknemers v/m jaren
Totaal schorsingen
Vrouwen (% schors. DT in tot. Schors DT)
Mannen (% schors. DT in tot. Schors DT)
1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992
3.775 5.109 5.635 6.981 6.449 12.356 10.742 10.923 11.319 11.136 10.822
2.922 (77,4%) 3.960 (77,5%) 4.353 (77,3%) 5.125 (73,4%) 4.772 (74,0%) 9.291 (75,2%) 8.464 (78,8%) 8.707 (79,7%) 9.255 (81,8%) 9.289 (83,4% 9.050 (83,6%)
856 (22,6%) 1.149 (22,5%) 1.282 (22,7%) 1.856 (22,7%) 1.677 (26,0%) 3.065 (24,8%) 2.278 (21,2%) 2.217 (20,3%) 2.064 (18,2%) 1.847 (16,6% 1.772 (16,4%)
Vrouwen tot. schorsingen DT/aantal geschorsten % 14,2 18,8 20,8 35,6 27,5 43,7 42,2 44,6 44,6 23,3 24,7
Mannen tot. schorsingen DT/aantal geschorsten % 4,8 6,0 7,3 11,3 10,3 17,3 12,0 13,8 13,1 10,6 9,3
25
Deze indirecte discriminatie kadert in de richtlijn 76/207/EEG en de aangepaste richtlijn 2006/54/EG, Titel V (gelijke behandeling) van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en duurt nog steeds verder in het kader van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen; Bron: Hedwige Peemans-Poullet, Appliquer un “gender mainstreaming” à trente ans de politiques en matière de sécurité sociale et d’emploi, artikel 2014.
21
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
1993 39.870 33.946 (85,1%) 5.924 (14,9%) 33,8 14,5 Bron: Bloed, zweet en tranen. 10 jaar sancties in de werkloosheid. Een uitgave van vzw De Brug i.s.m. ABVV – Werklozenwerking, december 1994 – januari 1995
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gevolgen van de beperking van de toegang van deeltijdse werknemers tot de werkloosheidsverzekering/uitkering in vier fases verlopen: - het aantal uitsluitingen stijgt tot en met 1986, een quasi verdubbeling op vijf jaar tijd; - in 1987 is er een verdubbeling ten opzichte van 1986 als gevolg van een nieuwe reglementering inzake de berekening van de vergoeding; - tussen 1987 en 1992 is er een stabilisatie; - in 1993 is er een verviervoudiging in vergelijking met 1992, door de invoering van het nieuwe statuut deeltijds met behoud van rechten en de afbouw van het statuut ODT. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd bij de schorsingen van deeltijdse werknemers. Tussen 1982 en 1993 maakt bij vrouwen het aantal schorsingen deeltijdsen gemiddeld 31,1% uit van het aantal geschorsten. Bij mannen is dat gemiddeld 10,8%. In 1993 bedraagt het percentage respectievelijk 33,8% en 14,5%. De stijging bij mannen is in dat jaar relatief gezien ongeveer even groot als bij vrouwen (meer dan verdrievoudigd). Besluit voor de periode 1982-1993: - De onvrijwillig deeltijdse arbeid stijgt continu van 1982 tot en met 1990. Door de toepassing van de sanctie voor langdurig werklozen op de ODT’s daalt hun aantal vanaf 1991. De verandering in de regels die het recht op aanvullende vergoeding toekennen, ook voor degenen die al in het systeem zitten (= in feite een contractbreuk) doet het aantal ODT’s nog sneller dalen vanaf 1993. Dit statuut dooft uit en kent een einde op 1 januari 1996. Dit zorgt voor een sterke daling in de overheidsuitgaven. - De evolutie van de sancties die de werkloosheidscijfers niet rechtlijnig volgen door de steeds wijzigende reglementeringen (sancties te wijten aan wijzigingen art. 143/80; toelaatbaarheids- en vergoedbaarheidsregels). Vrouwen worden meer geschorst dan mannen in verhouding tot hun aandeel in de werkloosheid. - De duur van de sancties: een deel wordt in weken uitgesproken en een deel is van onbepaalde duur. De uitsluitingen in weken blijven stabiel gemiddeld rond 9 weken tot 1992 en in 1993 stijgt dit tot gemiddeld 22 weken. De sancties van onbepaalde duur hebben een gemiddeld aandeel van 45% van de totaliteit van de sancties tot en met 1990, 70% in 1991 en 80% in 1993. Vooral vrouwen worden voor onbepaalde duur geschorst: gemiddeld 60% van de gesanctioneerde vrouwen in de jaren 1980, 82% in 1992 en 89% in 1983. Bij de schorste mannen is dat gemiddeld 27% in de jaren 1980, 42% in 1991 en 57,4% in 1993. - Er zijn vijf soorten sancties: o Vanuit de benadering dat werklozen zelf fouten begaan: art. 143/80 langdurige werkloosheid: een vrouwenzaak want gemiddeld 91,6% van de schorsingen treft hen; wegens (vermoeden van) zwartwerk: gemiddeld 12%, waarvan 17,7% bij de mannelijke geschorsten en 7,7% bij de vrouwelijke; wegens vrijwillige werkloosheid en onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt: gemiddeld 29% van het totaal aantal schorsingen en de
22
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
verhouding is aanvankelijk 65 mannen/35 vrouwen en de laatste jaren 60/40; wegens valse verklaringen of vervalsing van stempelkaarten: gemiddeld 14% van de geschorsten, waarvan 10% bij de vrouwen 18,7% bij de mannen met een evolutie van het begin van de jaren 1980 van 70 mannen/30 vrouwen en in 1993 57 mannen/43 vrouwen. o Vanuit de besparingspolitiek: de onvrijwillig deeltijdsen in het kader van de uitsluitingen die voortvloeien uit de wijziging van toelaatbaarheids- en vergoedbaarheidsregels met het doel om het aantal gerechtigden te beperken. In het begin van deze periode maakt de overheid een duidelijk onderscheid tussen onvrijwillig en vrijwillig deeltijds werk (enkel vrijwillig deeltijds werk komt overeen met de definitie in de arbeidswetgeving). Sinds de jaren 1990 vervaagt de overheid het onderscheid tussen de onvrijwillig en vrijwillig deeltijdsen en wordt deeltijds werk voorgesteld als een keuze die (voornamelijk) vrouwen maken om hun beroeps- en gezinsleven gemakkelijker te kunnen combineren. Dit discours haalt vanaf dan de bovenhand. Door het tekort aan jobs gaat de functie van de werkloosheidsverzekering geleidelijk aan wijzigen. Naarmate de langdurige werkloosheid toeneemt, evolueert de werkloosheidsverzekering van een vervangingsinkomen voor de bijdrageplichtige werknemer die tijdelijk geen job heeft naar een bestaanszekerheid voor een toenemend aantal werknemers die blijvend geen job hebben. Van een recht op een vervangingsinkomen naar een waarborg van bestaansinkomen, komt er parallel een verschuiving van de notie risico naar de notie behoefte en van een recht op een individueel vervangingsinkomen naar een recht op een gezins(vervangings)inkomen. In deze context wordt aan werklozen meer individueel initiatief toegewezen en steeds strengere eisen gesteld over hun werkbereidheid (schorsingsbeleid).
De vrijwillige en de deeltijdse werknemer met behoud van rechten met of zonder inkomensgarantieuitkering (1993-…) In 1992 pleit de minister van Werk en Gelijke kansen voor vrouwen en mannen opnieuw voor een anderhalve job per gezin. De Belgische economie verzeilt in de zwaarste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog. 1993 wordt een ‘crisisjaar’. De regering neemt het ‘Globaal plan’ aan, dat ook maatregelen bevat die betrekking hebben op het statuut van de deeltijdse werknemers/werklozen. De deeltijdse werklozen worden onderworpen aan een verstrenging. Vanaf 1992-1993 trekt de overheid de bereidheid van de onvrijwillig deeltijdsen in twijfel en kwalificeert hen als vrijwillig deeltijdse werknemers. Sinds 1993 wordt in principe geen bijkomende werkloosheidsvergoeding toegekend voor de periode waarin deeltijds wordt gewerkt. Er is enkel een bijkomende vergoeding wanneer het inkomen uit een deeltijdse job lager ligt dan een voltijdse werkloosheidsvergoeding. En hier wordt ook rekening gehouden met de gezinssituatie. Een ander vergoedingssysteem komt dus in de plaats: het systeem met behoud van rechten en met inkomensgarantie-uitkering voor deeltijds werkenden met
23
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
gezinslast en het systeem van behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering voor de deeltijdswerkende samenwonenden (vanaf 1995). Deeltijdse arbeid uit noodzaak (omdat er te weinig voltijdse banen zijn) wordt hoe langer hoe meer beschouwd als een normale betrekking. De deeltijdse werknemer kan tijdens de periode van deeltijds werk wel niet meer uitgesloten worden van zijn/haar rechten op een werkloosheidsuitkering op grond van een abnormaal lange inactiviteitsduur. De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt verwijst oorspronkelijk naar een fysieke beschikbaarheid maar geleidelijk aan ontstaat ook de notie van psychologische beschikbaarheid, die zowel voor de voltijds als de onvrijwillig deeltijdse werkende geldt. De overheid begint zich af te vragen of de onvrijwillig deeltijds werkende nog wel op zoek is naar een voltijdse baan. Met de invoering van het begeleidingsplan in 1993 wordt de beschikbaarheid van de werkloze voortaan geëvalueerd. Wijzigingen in de werkloosheidsreglementering 1992-1998: 1992: -
Werknemers met het statuut onvrijwillig deeltijds op 31 mei 1992 zien hun aantal uitkeringen verminderen tot maximum 17 per maand vanaf 1 juni 1992; Vanaf 1 september: invoering van een nieuwe vergoedbaarheidsgrens voor de onvrijwillig deeltijdsen: de aanvullende werkloosheidsuitkeringen zijn nog mogelijk wanneer de werknemer niet meer verdient dan 87,5% van het refertemaandloon, tegenover 100% (=gemiddeld minimummaandinkomen) voordien.
1993: -
Voor de onvrijwillig deeltijdse werknemer wordt het aantal uitkeringen vanaf 1 januari beperkt tot 15 dagen/maand en vanaf 1 maart tot 13 dagen/maand Vanaf 1 juni: o Invoering van het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten; arbeidsduur moet minstens een derde van een voltijdse baan bedragen; o Inkomensgarantie-uitkering mogelijk mits te voldoen aan voorwaarden; de uitkering is gelijk aan de theoretische maanduitkering bij volledige werkloosheid vermeerderd met een toeslag afhankelijk van de gezinstoestand en verminderd met het nettoloon in de deeltijdse baan.
De uitkering van de onvrijwillig deeltijdse werknemer vermindert tussen 1993 en 1996 geleidelijk: -
10% vanaf 1 juni 1993 25% vanaf 1 januari 1994 35% vanaf 1 juli 1994 45% vanaf 1 januari 1995 80% vanaf 1 juli 1995 100% vanaf 1 januari 1996: opheffing van het statuut
1996: -
Verbetering van het statuut met behoud van rechten, o.a.:
24
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
o
-
Inkomensgarantie-uitkering bedraagt 90% van de oorspronkelijke werkloosheidsuitkering in plaats van tweederde; o Schorsing wegens langdurige werkloosheid kan niet meer Verbetering statuut vrijwillig deeltijds werk: o Uitkeringen na 12u of eenderde van een voltijdse baan i.p.v. een halftijds uurrooster voordien.
1997: -
Verbetering van het statuut met behoud van rechten, o.a: o Verhoging forfaitaire toeslag voor samenwonenden zonder gezinslast en alleenstaanden; o Inkomensgarantie-uitkering ook voor jobs die niet meer dan viervijfde van een voltijdse baan bedragen i.p.v. voordien drievierde (vanaf 1 oktober).
De werkloosheidsreglementering onderscheidt drie categorieën van deeltijdse werknemers: Deeltijdse werknemers die met voltijds werkenden worden gelijkgesteld - Voorwaarden: o Tijdens de deeltijdse arbeid ontvangen ze gemiddeld een maandloon dat ten minste gelijk is aan het refertemaandloon; o Na de deeltijdse arbeid moeten ze ingeschreven zijn als werkzoekende voor een voltijdse baan en moeten ze voldoen aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden als voltijdse werknemers - Uitkering bij verlies van de deeltijdse baan: een werkloosheidsuitkering alsof de deeltijdse een voltijdse baan heeft verloren. Deeltijdse werknemers met behoud van rechten - Voorwaarden: een aanvraag indienen, in beginsel minimum eenderde van een voltijdse arbeidsregeling werken, alle toelaatbaarheidsvoorwaarden voor het genieten van werkloosheidsuitkeringen vervullen zoals de voltijdse werknemers. Het gaat in hoofdzaak om werknemers die deeltijds werk aanvaarden om aan de werkloosheid te ontsnappen. - De inkomensgarantie-uitkering: deze uitkering komt bovenop het loon en bestaat uit het verschil tussen de werkloosheidsuitkering die de werknemer zou krijgen in geval van een voltijdse baan, verhoogd met een bedrag dat varieert in functie van de categorie (werknemer met gezinslast, alleenstaande, samenwonende). o Voorwaarden: een aanvraag indienen, het gemiddeld aantal door de werknemer gepresteerde uren mag niet hoger zijn dan 3/4de van een voltijdse baan, het gemiddeld bruto maandloon moet lager zijn dan het bruto refertemaandloon, de deeltijdse werknemer moet de tewerkstellingsdienst op de hoogte brengen en de werkgever vragen om bij voorrang een vrijgekomen voltijdse baan te krijgen,… o Uitkering bij verlies van de deeltijdse baan (met of zonder inkomensgarantieuitkering): een volledige werkloosheidsuitkering berekend op basis van het loon voor de deeltijdse baan (voor de berekening van deze uitkering blijven de werkloosheidsperiodes en de kortingen van de bruto percentages conform de categorieën lopen tijdens de periodes dat de inkomensgarantie-uitkering) wordt toegekend.
25
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
o Gemeenschappelijke voordelen voor deeltijdsen met behoud van rechten met of zonder toekenning van een inkomensgarantie-uitkering: Tijdens het arbeidscontract: de schorsingsprocedure wegens langdurige werkloosheid kan niet worden ingezet; Na het contract: werknemers hebben recht op een volledige werkloosheidsuitkering, in principe berekend op een voltijds loon. In juli 2005 is er een hervorming van de berekeningswijze van de deeltijds werkenden met behoud van rechten en inkomensgarantie-uitkering. Het forfaitair maandelijks aanvullend bedrag wordt vervangen door een aanvullend bedrag dat rekening houdt met het aantal gepresteerde uren tijdens het deeltijds werk. Enkel werknemers die minstens eenderde (55u/maand) van een voltijdse tewerkstelling werken, hebben nog recht op de aanvullende werkloosheidsuitkering of de inkomensgarantie. Voor de andere deeltijds werkenden heeft de nieuwe berekeningsformule dan een verlies van 205 euro uitkering per maand als gevolg. Deze besparingsmaatregel van de overheid heeft ook als doel om werkne(e)m(st)ers aan te moedigen om werk te vinden (voltijds of grotere deeltijdse banen). Het probleem is dat er te weinig aanbod is van grotere deeltijdbanen of voltijds werk. Deze hervorming heeft nog een grotere impact voornamelijk voor vrouwen. Waarom zelfs nog deeltijds werken wanneer het inkomen nauwelijks hoger of zelfs lager is dan een werkloosheidsuitkering? De voorwaarden gekoppeld aan de nieuwe status van deeltijdse werknemer met een aanvullende werkloosheidsuitkering worden in de loop van de jaren aanzienlijk strenger en de bedragen van de uitkeringen nemen af: -
-
De arbeidsduur moet minstens gelijk zijn aan een derde van de voltijdse arbeidsduur (bepaalde afwijkingen zijn mogelijk); Wanneer de deeltijdse werknemer begint te werken, moet zij/hij voldoen aan de voorwaarden om voor een voltijdse baan in aanmerking te komen; binnen de twee maanden moet zij/hij een aanvraag indienen om de status van deeltijdse werknemer met behoud van rechten te bekomen; Binnen de twee maanden na hervatting van de deeltijdse baan moet zij/hij zich inschrijven als voltijds werkzoekende; Het deeltijds loon moet lager zijn dan het minimummaandinkomen; De arbeidstijd mag maximaal drie vierde-tijd bedragen; in 1997wordt dat vier vijfde-tijd; De deeltijdse werknemer moet bij de werkgever solliciteren voor een voltijdse baan. 1992 Het bedrag van de IGU (inkomensgarantie-uitkering) wordt als volgt berekend: referte-uitkering + maandelijks supplement - nettoloon Of: 26 x de daguitkering die gedurende de beschouwde maand wordt toegekend in geval van voltijdse werkloosheid; Maandsupplement: het forfaitair bedrag, rekening houdend met de gezinstoestand: o 154,08 euro voor werknemers met één enkel inkomen en met gezinslast; o 123,26 euro voor een alleenstaande; o 92,44 euro voor een samenwonende De deeltijdse werknemer ontvangt telkens dezelfde uitkering, ongeacht de duur van deeltijds werk (een derde, halftijds, drie vierde,…). 2005 In 2003 voorziet de regering in haar beleidsverklaring een hervorming van de IGU en dat wordt bevestigd door de Ministerraad in januari 2004. Het nieuwe uitgangspunt is dat de uitkering niet langer de vorm zou
26
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
aannemen van een vast bedrag per maand maar zal toegekend worden als een aanvulling per gepresteerd uur. Deze regeling wordt ingevoerd op 1 juli 2005 (KB 28 juni 2005). Het bedrag van de IGU wordt dan evenredig met de arbeidsduur. De berekeningswijze wordt in vergelijking met de vorige periode bijzonder complex: Het bedrag van de IGU = referte-uitkering + (uurtoeslag x aantal werkuren boven 55 uur) – (nettoloon + werkbonus) Of Referte-uitkering = 26 x de daguitkering die tijdens de beschouwde maand wordt toegekend in geval van volledige werkloosheid; Maandbedrag van de uurtoeslag = het aantal die maand gepresteerde uren x de uurtoeslag (alleen de uren boven een derde van een voltijdse baan komen in aanmerking, dus vanaf meer dan 55uur: o 2,60 euro voor een werknemer met gezinslast; o 1,82 euro voor een alleenstaande; o 1,04 euro voor een samenwonende. Deze nieuwe regeling die billijker vergoedingen zou moeten uitkeren, brengt echter een forse daling van het bedrag van de IGU met zich mee, bijna voor alle deeltijdse werknemers. Daardoor belanden heel wat deeltijdse werknemers in de werkloosheidsval. Wie meer verdient dan het gewaarborgd minimumloon, krijgt geen IGU. De enige categorie die er beter vanaf komt zijn de degenen met een drie vierde baan op voorwaarde dat ze werknemer met gezinslast zijn. 2008 Vanaf 1 juli 2008 hebben de drie categorieën werknemers (met gezinslast, alleenstaande, samenwonenden) recht op het hoogste forfaitair bedrag: 2,82 euro per uur. Het criterium van de gezinssituatie valt weg. Regeerakkoord 2014 De IGU-toeslag voor deeltijds werkenden wordt opnieuw berekend zoals vóór 2008. Na 2 jaar deeltijds werken met IGU-toeslag, wordt deze toeslag met 50% verminderd. Er wordt geëvalueerd in welke mate deze maatregel de uitstroom naar werk dan wel de terugkeer naar de volledige werkloosheid stimuleert. 2015 In oktober 2015 zijn de sociale partners overeengekomen om de onvrijwillig deeltijds werkenden met een inkomensgarantie-uitkering te activeren. Het gaat in meerderheid om vrouwen. Werknemers die onvrijwillig deeltijds werken en een aanvullende uitkering krijgen, moeten aantonen dat ze actief op zoek gaan naar aanvullende uren. Wie minder dan een halftijds contract heeft, wordt meteen geactiveerd. Concreet zijn er een 40.000-tal werknemers, vooral vrouwen, die een inkomensgarantie-uitkering bij onvrijwillig deeltijds werk ontvangen waarvan er 5.000 minder dan halftijds werken. Die 5.000 zijn de meest kwetsbare vrouwen die hoe dan ook al het minst verdienen en nu het meest kans lopen om hun noodzakelijke aanvullende uitkering te verliezen. Uit cijfers van de RVA blijkt dat de regering in 2015 50 miljoen euro minder heeft uitgegeven aan de IGU’s. Dat betekent dat de besparing dubbel zo groot is als gepland. Tussen het derde kwartaal 2015 en hetzelfde kwartaal in 2015 is het aantal voltijdse jobs gedaald en het aantal deeltijdse gestegen met 22.000 banen tot 888.800. Werkgevers bieden dus meer deeltijdse banen aan en tegelijk neemt de regering de toeslag van de IGU’s af. Bovendien zal de regering blijven werken aan een piste om in 2018 nog meer op de IGU te besparen. 26 Het zou om 81 miljoen euro gaan.
Vrijwillig deeltijdse werknemers De vrijwillig deeltijds werkende is iedere deeltijdse werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor deeltijdse werknemers die met voltijds werkenden worden gelijkgesteld en deeltijdse werknemers met behoud van rechten. En die bovendien minimum 12u per week moet werken, net zoveel halve dagen moet kunnen bewijzen als het aantal
26
Het Belang van Limburg, 3 februari 2016.
27
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
volledige arbeidsdagen dat vereist is om voltijds toelaatbaar te zijn tot de wachttijd,… Ingeval van verlies van de deeltijdse baan worden de werkloosheidsuitkeringen uitbetaald in verhouding tot de verrichte prestaties, dus geen aanvullende uitkering. Onder dit statuut zijn er ook een aantal uitgesloten werklozen wegens langdurige werkloosheid die deeltijds werk gevonden hebben en bij werkloosheid niet voldoen aan de voorwaarden voor voltijdse toelaatbaarheid. Vrijwillig deeltijdse werknemers zijn vooral vrouwen die jarenlang, soms hun hele beroepsleven, deeltijds werkten om voldoende tijd te hebben om hun kinderen op te voeden en dus niet beschikbaar waren voor een voltijdse baan. Het zijn ook vrouwen die op latere leeftijd herintreden op de arbeidsmarkt en niet kunnen voldoen aan de voorwaarden voor voltijdse toelaatbaarheid bij werkloosheid. Ook het toenemend aanbod aan extreem flexibele jobs heeft het aantal vrijwillig deeltijdse werknemers doen stijgen. Vanaf 1995 wordt de toekenning van een aanvullende uitkering voor de onvrijwillig deeltijdsen onderworpen aan een onderzoek naar de inkomsten van het huishouden waardoor de categorie samenwonenden, doorgaans vrouwen, direct geviseerd wordt. De meerderheid van deze vrouwen verliest daardoor het recht op een aanvullende uitkering. De verwarring tussen onvrijwillig en vrijwillig deeltijds werk wordt compleet. Sinds 1 juli 2013 kunnen vrijwillig deeltijdse werknemers die het werk deeltijds hervatten ook een inkomensgarantie-uitkering (IGU) krijgen.27 Ze kunnen niet genieten van het behoud 27
De betrokken werknemer moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen: recht hebben op een brutomaandloon lager dan 1.559,38 euro indien je ten minste 21 jaar oud bent en lager dan 1.321,60 euro indien je jonger bent dan 21 jaar; werken in een arbeidsregime waarvan de gemiddelde wekelijkse duur niet hoger ligt dan 4/5e van een voltijdse betrekking; geen recht meer hebben op een loon ten laste van je vorige werkgever (wanneer de deeltijdse job aanvangt tijdens een opzeggingsperiode of tijdens een periode gedekt door een verbrekingsvergoeding); je werkgever vragen je arbeidsovereenkomst aan te passen indien je regelmatig meer uren moet presteren dan voorzien in deze arbeidsovereenkomst; bij je werkgever een aanvraag indienen om een voltijdse job te krijgen die in je bedrijf vrij kan komen, of je legt aan je werkgever een attest voor dat je beschouwd werd als een vrijwillig deeltijdse werknemer voor je in dienst trad; ingeschreven blijven als werkzoekende en beschikbaar zijn voor een ‘passende betrekking’ op de arbeidsmarkt. Een job is ‘passend’ voor een vrijwillig deeltijdse werknemer indien het gemiddeld wekelijks aantal arbeidsuren van de aangeboden job niet meer bedraagt dan het aantal dat in rekening werd gebracht voor de vaststelling van het aantal halve uitkeringen waarop je als vrijwillig deeltijdse werknemer aanspraak maakt, verhoogd met zes
28
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
van rechten en kunnen dit recht dan ook niet inroepen voor een verlenging van de periode waarin men vrijgesteld is van de wachttijd, noch voor eventuele pensioenrechten. In 1996 zijn er 28.000 deeltijds werkenden met behoud van rechten en inkomensgarantieuitkering, in 2011 meer dan 56.606. De berekening van de inkomensgarantie-uitkering wordt geregeld gewijzigd (2005, 2008, 2009) en wordt zeer complex. Telkens worden de uitkeringen (80% vrouwelijke begunstigden) daardoor verlaagd. De inkomensgarantie-uitkering introduceert een nieuwe indirecte discriminatie ten opzichte van de richtlijnen 79/7/EEG en 2006/54/EG en is later ook in strijd met de antidiscriminatiewet m/v van 10 mei 2007 omdat deze uitkering onderworpen is aan inkomensvoorwaarden gekoppeld aan het gezinsstatuut van de verzekerde. Hoewel de arbeidsrechtelijke definitie van deeltijdse arbeid het principe van vrijwilligheid inhoudt, werd deeltijdse arbeid soms opgedrongen, ofwel door de noden van bepaalde sectoren die zich naar deeltijdse tewerkstelling richten (schoonmaaksector, kassiersters, verzorging, horeca,…) ofwel bij gebrek aan voltijdse banen. In een aantal gevallen werd de overgang van een voltijds naar een deeltijds regime verplicht. De herverdeling van de beroepsarbeid werd niet gekoppeld aan de verdeling van de gezinsarbeid.
De impact op het wettelijk pensioen Bepaalde periodes waarin de werknemer niet gewerkt heeft tellen niet mee voor het pensioen, bijvoorbeeld wanneer hij/zij zelf ontslag neemt en niet onmiddellijk weer aan de slag gaat. Andere periodes tellen wel mee omdat ze gelijkgesteld worden, bijvoorbeeld ziekte- en invaliditeit, werkloosheid,… De deeltijdse werknemer heeft voor de periodes van ‘voldoende’ deeltijds werk recht op een gedeeltelijk pensioen. Voor de niet-gepresteerde tijd in vergelijking met de voltijdse werknemer, is er geen recht op pensioen. Maar sommige niet-gewerkte periodes zoals werkloosheid, ziekte, invaliditeit, loopbaanonderbreking28,… kunnen ook voor deeltijdse arbeid gelijkgesteld worden, wat inhoudt dat deze periodes meetellen voor de pensioenberekening. Veel vrouwen hadden geen toegang tot een deeltijds pensioen omdat ze minder dan 1/3de van een voltijdse loopbaan gewerkt hebben. Om een minimumpensioen te krijgen moest je ook 30 jaar voltijds gewerkt hebben. In januari 2007 is dit aangepast waardoor vrouwen met een deeltijdse loopbaan toegang kregen tot het minimumpensioen (met een bedrag in verhouding tot de gepresteerde dagen/jaren).
28
Voor loopbaanonderbreking is er over het algemeen een gelijkstelling maar er zijn toch wel uitzonderingen, bijvoorbeeld deeltijds tijdskrediet voor werknemers jonger dan 50 jaar en voltijds tijdskrediet waarbij maximum drie jaar wordt gelijkgesteld.
29
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Bepalende elementen in de pensioenberekening van de deeltijdse werknemer Gelijkgestelde dagen De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) onderscheidt een reeks van gelijk te stellen periodes29, waaronder ook voor de deeltijdse werknemer met behoud van rechten30, namelijk de: Werknemers met een inkomensgarantie-uitkering (MIGU) Het pensioen wordt als volgt berekend: voor de gewerkte dagen op basis van het (deeltijdse) werkelijke loon, met gelijkgestelde dagen MIGU Werknemers zonder een inkomensgarantie-uitkering (ZIGU) Het pensioen wordt als volgt berekend: voor de gewerkte dagen op basis van het (deeltijdse) werkelijke loon en de niet-gepresteerde periodes worden opgenomen in de werknemersloopbaan met een maximum van 1.560 dagen (in bepaalde gevallen is er geen beperking tot 1.560 dagen voor oudere werknemers). De pensioenhervorming van 2012 breidt het stelsel van behoud van rechten uit tot de personen die een conventioneel brugpensioen of een werkloosheidsvergoeding met bedrijfstoeslag (SWT) ontvangen en dit onderbreken om een deeltijdse beroepsactiviteit uit te oefenen. Wanneer de inkomsten uit deze deeltijdse arbeid erg groot zijn kan de werkloosheidsvergoeding wegvallen en dus ook de daaraan verbonden gelijkgestelde dagen. Een gelijkgestelde dag wordt niet berekend op basis van de werkelijk ontvangen uitkeringen, maar wel op basis van: een forfaitair loon (vóór 1968): vóór 1968 kent de RVP niet altijd de lonen die uitbetaald werden, en daarom wordt bij de berekening van het pensioen een forfaitair loon dat bij wet is vastgelegd gebruikt; een normaal fictief loon: doorgaans is het fictief loon gebaseerd op de werkelijke lonen die de werknemer verdiende vóór de periode die gelijkgesteld wordt. Wanneer het gaat om pensioenen die ingaan vanaf 2007 kunnen bepaalde periodes vanaf het jaar van de 58ste verjaardag ook gelijkgesteld worden op basis van een gedifferentieerd grensbedrag; een beperkt fictief loon: in bepaalde gevallen wordt het fictief loon voor periodes vanaf 2012 beperkt tot een bepaald referentieloon wanneer dit referentieloon lager is dan het normaal fictief loon. Als referentieloon wordt het minimumrecht per loopbaanjaar genomen wat voor een volledig loopbaanjaar neerkomt op 22.189,36 EUR (index 136,09 op 1 december 2012).
Bij het systeem van gelijkgestelde dagen heeft een evolutie plaatsgevonden. Doorgaans is er geen verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken maar wel vanaf 1993 voor de deeltijdse werknemer met behoud van rechten en zonder inkomensgarantieuitkering en vanaf 1997 voor de vrijwillig deeltijdse werknemer.
29
http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/calculation/career/inactivity/paginas/default.aspx
30
http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/calculation/career/inactivity/conservation/paginas/default.aspx
30
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Door de wet op het Generatiepact 2005 zijn de voorwaarden voor de deeltijdse tewerkstelling om recht te hebben op het minimumpensioen versoepeld sinds 1 januari 2006. De deeltijdse en voltijdse prestaties worden samengeteld om na te gaan of aan de loopbaanvoorwaarden (2/3de volledige loopbaan) voldaan is. De deeltijdse tewerkstelling wordt in dat geval omgerekend naar een voltijdse.
Overzicht evolutie gelijkstellingen en categorieën deeltijdse werknemers (bijzondere maatregelen die pensioenrechten toekennen voor niet-gepresteerde periodes) Deeltijds werken met gelijkstelling Onvrijwillig deeltijds werken Vóór 1993 Onvrijwillig deeltijdse werknemers (met overgangsperiode tot 31 december 1996): Pensioen voor periode van deeltijdse arbeid wordt berekend op basis van het reëel loon en op basis van het normaal fictief loon.
Geen verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. Vanaf 1993 Deeltijdse werknemers met behoud van rechten met inkomensgarantie-uitkering: Voor de periode van deeltijdse arbeid:
Geen verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken (idem als vorig stelsel: onvrijwillig deeltijdsen vóór 1993). In geval van werkloosheid (of andere reden tot gelijkstelling) na de periode van deeltijdse arbeid: recht op volledige werkloosheidsuitkering, de inactiviteitsperiodes kunnen onbeperkt in de tijd worden gelijkgesteld.
Geen verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. Vanaf 1993 Deeltijdse werknemers met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering: KB van 21 maart 1997: Een in de tijd begrensde gelijkstelling, namelijk bonus van 5 jaar te spreiden over verschillende jaren, bv. gelijkstelling voor 15 jaar voor werknemer die 1/3de-tijd werkt. Gelijkstelling is mogelijk vanaf 1 juni 1993, bonus berekend op basis van minimumloon.
Relatief verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. In geval van werkloosheid (of andere reden tot gelijkstelling) na de periode van deeltijdse arbeid: recht op volledige werkloosheidsuitkering en pensioen berekend op basis van een fictief loon dat overeenstemt met de gelijkgestelde tijd en gebaseerd is op het reële loon van het voorgaande jaar.
Geen verlies van pensioenrechten voor gelijkgestelde periodes. Situatie vanaf 2012: Voor de periode van deeltijdse arbeid van minstens drie maanden: pensioenrechten berekend op deeltijds loon. Voor de uren/dagen die de deeltijdse werknemer niet werkt, ontvangt zij/hij een krediet van 1.560 dagen of vijf jaar waarop het pensioen berekend wordt op het minimumrecht. In bepaalde gevallen is er geen beperking tot 1.560 dagen voor oudere werknemers.
Relatief verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. Vanaf 1 juli 1997 Vrijwillig deeltijdse werknemers KB van 21 maart 1997: voorziet in een gelijkstelling van de niet-gepresteerde tijd voor werknemers
31
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
die in het kader van maatregelen tot herverdeling van de arbeid hun prestaties vrijwillig hebben verkort: Gelijkstelling is beperkt tot maximum 2 jaar op de volledige loopbaan/4 jaren voor een halftijdse baan. Gelijkstelling is mogelijk voor de periode na 1 juli 1997 en de basis voor de berekening van het pensioen is het minimumloon.
Relatief verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. In geval van werkloosheid (of andere reden tot gelijkstelling) na de periode van deeltijdse arbeid wordt het pensioen berekend op basis van een fictief loon dat overeenstemt met de gelijkgestelde tijd. Wanneer de werknemer recht heeft op deeltijdse werkloosheidsuitkeringen, heeft hij/zij voor die periodes recht op een gedeeltelijk pensioen. Geen verlies van pensioenrechten in vergelijking met voltijds werken. Deeltijds werken zonder gelijkstelling Vrijwillig deeltijds werken Het pensioen wordt berekend op het deeltijds loon. Alle deeltijds gewerkte uren worden samengeteld en dan wordt gekeken met hoeveel "voltijdse" dagen dit overeenstemt (=samendrukking). Op basis van die "voltijdse" dagen wordt het pensioen berekend. De deeltijder moet minimaal 35 jaar gewerkt hebben om met vervroegd pensioen te kunnen gaan. Tijdens die 35 jaar moet zij/hij elk jaar voor minstens 140 "voltijdse" dagen gewerkt hebben.
De samendrukking van de deeltijdse arbeid tot voltijdse arbeid Niet enkel het aantal gewerkte en gelijkgestelde dagen is van tel, ook het feit dat het aantal deeltijds gewerkte dagen wordt samengedrukt tot voltijds gewerkte dagen. De techniek/methode van de samendrukking heeft ook een evolutie doorlopen.31 Afhankelijk van de periode waarin men deeltijds werkte, gebeurt die samendrukking op een andere manier: -
-
-
De jaren vóór 1955: er is nog geen samendrukking; voor de jaren met voldoende pensioenstortingen, krijgt men het volledig pensioen. Zijn ze onvoldoende dan krijgt men voor die jaren geen pensioen. Na 1954 en vóór 1978: wanneer blijkt dat de tewerkstelling niet voltijds was, wordt het aantal dagen samengedrukt tot voltijdse dag-equivalenten. Een halftijds gewerkt jaar wordt samengedrukt tot 156 dagen (=312:2). Na 1978 en vóór 1992: de samendrukking van het aantal onvolledige dagen tot voltijdse dagen gebeurt voor deze periode op twee manieren: o Zoals voor de jaren na 1954 en vóór 1978 o Door de toepassing van volgende formule : (W/MW) + (AD/312) W = je brutoloon gedurende een jaar na 1977 en vóór 1992
31
Zie: https://www.socialsecurity.be/CMS/nl/citizen/displayThema/professional_life/PROTH_12/PROTH_12_1/PROT H_12_1_1/PROTH_12_1_1_1/PROTH_12_1_1_1_5.xml en http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/calculation/career/employment/compression/paginas/default.aspx
32
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
-
MW = het gewaarborgd minimumloon tijdens datzelfde jaar AD = het aantal dagen waarvoor gelijkstelling wordt verleend Het aantal samengedrukte dagen door de toepassing van de eerste manier wordt vergeleken met die van de tweede manier. Het laagste aantal wordt behouden. Bijkomende elementen zijn dus het reële loon, het gewaarborgd minimumloon en het aantal gelijkgestelde dagen. Jaren na 1991: wanneer men deeltijds werkte gedurende deze periode, vermeldt de pensioenrekening twee bijkomende gegevens: o Het aantal uren dat men in een bepaald jaar heeft gewerkt. o Het aantal uren dat overeenstemt met een voltijdse tewerkstelling in de onderneming of de bedrijfstak waar men werkte (dit noemt men de "maatman"). De samendrukking tot volle dag-equivalenten gebeurt op basis van die twee gegevens. Deze samendrukking heeft invloed op het volgende: o Om te voldoen aan de voorwaarde om het rustpensioen als werknemer vervroegd te kunnen laten ingaan, wordt enkel rekening gehouden met de jaren waarin minstens een derde van een voltijdse tewerkstelling is bewezen; o Als het jaarloon32 voor een bepaald jaar kleiner is dan 22.466,73 euro (bedrag minimumjaarrechtindex: 136,09 vanaf 1 september 2013) en de bewezen tewerkstelling stemt overeen met ten minste een derde van een voltijdse werkregeling, dan geldt de volgende regeling: het pensioen wordt op basis van het bovenvermelde bedrag berekend of op basis van een evenredig bedrag wanneer de tewerkstelling niet voltijds was; o Het brutoloon per kalenderjaar wordt begrensd tot een bepaalde loongrens. Wanneer men in een kalenderjaar geen 312 gewerkte dagen bewijst, wordt deze loongrens geproratiseerd: bijvoorbeeld loongrens x 200/312. De loongrens van 2013 bedroeg 52.760,95 euro; o Voor het vaststellen van het pensioen wordt het aantal dagen (effectieve en/of gelijkgestelde) in een jaar beperkt tot 312. Wanneer het aantal gewerkte en gelijkgestelde dagen in een jaar minstens 285 bedraagt, worden de gelijkgestelde dagen opgetrokken tot een totaal van 312 dagen per kalenderjaar.
De samendrukking tot voltijdse dagen bij deeltijdse tewerkstelling heeft misschien geen gevolg voor de hoogte van het pensioenbedrag maar wel voor de toegang tot bepaalde rechten: wellicht is dit een reden waarom veel meer mannen dan vrouwen op vervroegd
32
Per gewerkt jaar geldt een jaarloongrens, maar er bestaat ook een minimumrecht per loopbaanjaar. Heb je voor een bepaald jaar een geherwaardeerd loon dat minder bedraagt dan euro 20.097,35, dan wordt je loon opgetrokken tot dat minimumbedrag. Hier geldt wel een tewerkstellingsvoorwaarde. Je moet minstens 15 jaar als werknemer gewerkt hebben, waarvan telkens minstens 1/3de in een voltijdse regeling (104 voltijdse dagen).
33
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
pensioen kunnen omdat vrouwen veel minder aan de voorwaarden voldoen.33 Andere elementen (buiten het vervroegd pensioen) waarop de samendrukking een invloed heeft 34: -
Wettelijk gewaarborgd minimum loon Gewaarborgd minimumpensioen Vervangen en beperken van het werkelijk loon
Voorbeeld Deeltijdse werknemer met behoud van rechten met inkomensgarantie-uitkering: In 1994 heb je 250 dagen gewerkt en je individuele rekening vermeldt 260 gelijkgestelde dagen. De "maatmangegevens" (zie jaren na 1991) zien eruit als volgt: 1.317 uur, terwijl een voltijdse tewerkstelling in je onderneming overeenstemt met 1.976 uur. Je aantal gewerkte dagen wordt samengedrukt tot: 312 x (1.317 : 1.976)= 208 Je aantal gelijkgestelde dagen wordt samengedrukt tot: 260 x (1.317 : 1.976)= 173 Dit laatste aantal wordt beperkt tot 104 omdat het totaal van 312 dagen (208 + 104) niet mag overschreden worden. In juli 2010 waren er 38.212 vrouwen en 9.886 mannen in deze situatie. 35 In 1989 waren er ongeveer 200.000 eenheden (hoogtepunt).36 En we weten allemaal dat het aantal deeltijders in de loop van de jaren toeneemt 37; het pakket gelijkgestelde dagen echter brokkelt af en als gevolg daarvan de pensioenbedragen van voornamelijk vrouwen. Deze groep heeft een betere pensioenregeling; zolang deze werknemers dit statuut behouden, wordt hun pensioen berekend alsof ze voltijds werken. De periode van niettewerkstelling telt onbeperkt mee als gelijkstelling.
33
Om vervroegd met pensioen te kunnen gaan moet men een minimaal aantal kalenderjaren bewijzen met elk een minimumtewerkstelling van 104 VTE’s. Dit noemt men ook een gewoonlijk en hoofdzakelijke tewerkstelling en komt overeen met 1/3de van een voltijdse arbeidsprestatie. Een kalenderjaar telt 312 werkdagen of 26 per maand. 1/3de van een jaar is 4 maanden of 26 x 4 = 104. 34
http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/calculation/career/employment/compression/paginas/default.aspx: Wettelijk gewaarborgd minimumloon: bij een loopbaan van minimum 15 kalenderjaren met elk minimum 104 VTE mag men in de pensioenberekening het werkelijk loon vervangen door het gewaarborgd minimumloon als dit gunstiger is en dit in verhouding tot de (intensiteit van) tewerkstelling in het kalenderjaar. Gewaarborgd minimumpensioen: wie een loopbaan heeft van minstens 2/3 van een volledige loopbaan, kan recht hebben op een gewaarborgd minimumpensioen als elk kalenderjaar voldoende voltijdse dagen telt. Vervangen en beperken van het werkelijk loon: soms kan men toch een pensioenberekening behouden op basis van het vroegere hogere loon, als men minstens 50 jaar is; een loopbaan heeft van minimum 20 jaar met elk 104 VTE's; een nieuwe job aan een lager loon aanvaardt. 35
Zie: http://www.rva.fgov.be/frames/frameset.aspx?Path=D_stat/&Items=1&Language=NL
36
Zie: http://www.rva.fgov.be/D_stat/Studies/2001/Statuut_deeltijds_arbeid/statuut_deel_arbeid.pdf p. 8
37
Aantal loontrekkenden met deeltijdse betrekking in verhouding tot het aantal loontrekkenden: 1995: 3,1% mannen en 33,4% vrouwen; 2008: 8,2% mannen en 43,6% vrouwen.
34
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Deeltijdse werknemer met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering: De niet-gepresteerde arbeidstijd kan gedurende de periode van het statuut worden gelijkgesteld tot beloop van ten hoogste 1.560 dagen. Je bezit het statuut van deeltijds werknemer met behoud van rechten (maar zonder inkomensgarantie-uitkering) vanaf 01.02.1996. Voordien was je volledig werkloos. De "maatmangegevens" vermelden dat je een tewerkstelling uitoefent van 1.290 uur per jaar. Een voltijdse tewerkstelling in je onderneming bedraagt 1.976 uur (38 uur/week x 52 weken). Je gewerkte dagen worden samengedrukt tot "volle" dagen: 312 x (1.290 : 1.976)=204 volle dagen. Voor elk van de jaren, te beginnen bij 1996, kunnen 312 - 204 = 108 dagen gelijkgesteld worden aan de hoger vermelde voorwaarden. Je "krediet" van 1.560 dagen zal als volgt worden verdeeld: - Van 1996 tot en met 2009: 204 dagen tewerkstelling en 108 dagen gelijkstelling. Dit geeft een totaal aantal dagen gelijkstelling gelijk aan 1.512, d.i. 14 jaar x 108. - In het jaar 2010 kunnen nog maximaal 1.560 - 1.512 = 48 dagen worden gelijkgesteld. In de daaropvolgende jaren zal er geen gelijkstelling meer zijn. In beide gevallen mag je pensioenopbrengst van het kalenderjaar, waarin de gelijkgestelde dagen zijn gelegen die volgen uit je deeltijdse arbeid met behoud van rechten, niet hoger zijn dan de pensioenopbrengst van het daaraan voorafgaande jaar. De niet-tewerkstelling telt voor 5 jaar mee als gelijkstelling; gedurende deze periode wordt het pensioen berekend alsof de werknemers voltijds werkten en na deze periode worden ze beschouwd als vrijwillige deeltijders. Gewone deeltijdse regelingen: Je gewerkte en gelijkgestelde dagen worden samengedrukt worden tot voltijdse dagequivalenten. Bij deeltijds werk worden we geconfronteerd met het feit dat het aantal gewerkte dagen wordt samengedrukt én ook het aantal gelijkgestelde dagen. Dit is een inbreuk tegen de betrokken EU richtlijnen en onze arbeidswetgeving inzake deeltijdse arbeid, die het principe van gelijke behandeling/non-discriminatie huldigen. Dat wil zeggen dat met betrekking tot de arbeidsreglementering, deeltijdse werknemers niet minder gunstig mogen behandeld worden dan voltijdse werknemers in een vergelijkbare situatie.38 Ze hebben dezelfde rechten als de voltijdse werknemers, maar wel proportioneel volgens de duur van hun prestaties.
38
Europese Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, omgezet in onze nationale wetgeving, goedgekeurd bij wet van 5 maart 2002 betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijds werkenden; o.a. Wet van 7 mei 1999 betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen aanzien de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot het zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor de sociale zekerheid, B.S.,19 juni 1999
35
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
Wanneer je bijvoorbeeld 4/5 werkt, bouw je minder pensioenrechten op als je 1 volledige dag per week thuisblijft dan 2 halve dagen.39 De rol van de overheid: We kunnen besluiten dat de overheid in overleg met de sociale partners de deeltijdse arbeid heeft doen ontwikkelen. In een eerste fase (1982-1992) door de lonen van de werkne(e)m(st)ers te subsidiëren via aanvullende werkloosheidsuitkeringen. In een tweede fase (sinds 1992/93) door de werkgeversbijdragen aanzienlijk te verlagen evenals de aanvullende uitkeringen voor de deeltijdse werklozen waardoor zij de kosten van het systeem gaan dragen en dit nagenoeg helemaal door de ‘nieuwe’ werklozen.40
Wat heeft de vrouwenbeweging in de loop van de jaren ondernomen? Les Femmes Prévoyantes Socialistes reageren op de brochure ‘Le travail à temps partiel, peut-être une solution pour vous?’ van de minister van Werk en Arbeid in 1983 met een eigen brochure ‘Le temps partiel n’est pas une solution’ met daarin de nadruk op het feit dat de tewerkstellingsproblemen niet van individuele orde zijn maar wel een sociaal/collectieve aanpak vergen. De Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, waarin sociale partners en vrouwenorganisaties vertegenwoordigd zijn, heeft meermaals gewezen41 op de negatieve effecten van deeltijdse arbeid en gepleit voor aanpassingen o.a.: - Deeltijdse arbeid niet langer beperken tot bepaalde beroepen en bepaalde sectoren en deeltijdse arbeid niet uitsluiten van permanente vorming, kan een stap zijn in de richting van desegregatie;
39
Alles wat u moet weten over uw pensioen. In: De Tijd – Bijlage bij De Tijd, 23 april 2005.
40
Federaal Planbureau, ‘Loi de Robien. Effets macroéconomiques et budgétaires d’une application en Belgique’, 1997, p. 1 http://www.plan.be/publications/publication_det.php?lang=nl&KeyPub=223 41
Brochure ‘Deeltijdse arbeid. Situatie en gevolgen op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid’ (1998); Memorandum voor de formateur van de regering na de verkiezingen van 13.6.1999; Uitvoering en prioriteiten van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen voor de nieuwe legislatuur (2003); Memorandum aan de formateur voor de komende regering: de heer Leterme (2007). Memorandum 2010: gendergelijkheid, een fundamentele behoefte. Commissie Vrouwenarbeid: Advies Nr. 8 van 2 september 1976 : betreffende de deeltijdse arbeid van vrouwen; Advies Nr. 23 van 20 juni 1980 : betreffende de deeltijdse arbeid. Deel I en II; Advies Nr. 33 van 12 juli 1982 : betreffende het voorstel van richtlijn van de Europese Gemeenschappen aangaande de vrijwillige deeltijdarbeid; zie bij: http://www.raadvandegelijkekansen.be/nl/publicaties/andere-adviezen/adviezen-vande-commisie-vrouwenarbeid?p=4#a_container
36
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
-
-
-
-
Een herindeling van de beschikbare arbeid moet gerealiseerd worden door een aantal maatregelen die zowel mannen als vrouwen toelaten individueel een eigen inkomen te verwerven dat aan hun behoeften voldoet, zonder hiervoor afhankelijk te zijn van een eventuele partner; De uitvoeringsvoorwaarden voor een deeltijdse baan zouden niet zodanig mogen worden gedefinieerd dat ze (bijna uitsluitend) vrouwen ertoe aanzetten te kiezen voor een dergelijke baan. Dit betekent voor vrouwen immers een indirecte discriminatie; Er is een gecumuleerd effect van de nadelen die verband houden met deeltijdse arbeid. Naast de horizontale en verticale segregatie blijken ook de burgerlijke staat en het al of niet hebben van kinderen oorzaak te zijn (vaak onzichtbaar) van de loonkloof; Pensioenen: de “samendrukking” van alle vormen van deeltijdse arbeid voor de loopbaanberekening herzien en indien nodig intrekken. Deeltijds werkende vrouwen, zelfs zij die deeltijds werken met behoud van rechten, zijn in zekere zin uitgesloten van het recht op brugpensioen en vervroegd pensioen omdat de wijze waarop de duur van de loopbaan wordt berekend, hen nooit toelaat om de minimaal vereiste duur te bereiken.
Het Feministisch Sociaal-economisch Platform42 reageert op de regeringsmaatregelen van 2014 en 2015 over de IGU: - Open brief 14 april 2014 : de halvering van de inkomensgarantie-uitkering na twee jaar, dreigt een tegenovergesteld effect te hebben. Het inkomen van heel wat deeltijdse werknemers zou dan minder bedragen dan een werkloosheidsuitkering. En vermits de maatregel vooral vrouwen treft (bijna 80% van de werknemers met een IGU is een vrouw) lijkt de aanmoediging tot werken uit te draaien op een stimulans om thuis te blijven; - Open brief aan RVA 27 mei 2015: een bijkomende vermindering met de helft van de IGU zou een dubbele discriminatie zijn: enerzijds voor wie recht heeft op een deeltijdse werkloosheidsuitkering (tegenover wie recht heeft op een volledige uitkering) en anderzijds voor vrouwen omdat zij de meerderheid van deze groep vormen als gevolg van de organisatie van de arbeidsmarkt en zijn discriminaties; - Persbericht 28 oktober 2015: ‘Het sociaal akkoord over activering bij onvrijwillig deeltijdse arbeid met inkomensgarantieuitkering zet kwetsbare vrouwen in de kou’: Op 23/10 heeft de regering het akkoord van de Groep van 10 over onder meer de activering van onvrijwillig deeltijds werkenden met een inkomensgarantie-uitkering (IGU) aanvaard. Dat akkoord negeert de al kwetsbare
42
ontstond op de Internationale Vrouwendag van 8 maart 2012. Het platform luidt de alarmbel over de besparingsmaatregelen die de regeringen de afgelopen jaren namen. Bij de bevoegde ministers ijvert het onder meer om de impact van de crisismaatregelen op vrouwen te becijferen. De ondertekenaars van het platform zijn: ABVV/FGTB, Action Chrétienne Rurale des Femmes, ACV/CSC, Centre Féminin d’Education Permanente, Comité de Liaison des Femmes, Conseil des femmes francophones de Belgique, Ella, Femmes et Santé ASBL, Flora, réseau d’expertise, Genderatwork, Femma, La Voix des Femmes, Les Femmes Prévoyantes Socialistes, Le Monde selon les Femmes, Marche Mondiale des Femmes/Wereldvrouwenmars, Nederlandstalige Vrouwenraad, Synergie Wallonie pour l’égalité entre les Femmes et les Hommes, Vie Féminine, VIVA-SVV, Vrouwen Overleg Komitee.
37
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
positie van deze werknemers en het onvrijwillig karakter van deze deeltijdse arbeid. Het gaat in meerderheid om vrouwen. Werknemers die onvrijwillig deeltijds werken en een aanvullende uitkering krijgen, moeten aantonen dat ze actief op zoek gaan naar aanvullende uren. Wie minder dan een halftijds contract heeft, wordt meteen geactiveerd. De RVA controleert de zoektocht. Wie een halftijds contract heeft of meer, wordt elke 24 maanden gecontroleerd op beschikbaarheid. Deze bepalingen komen bovenop de daling van deze uitkering na de aanpassing aan de gezinssituatie begin dit jaar en de versterkte degressiviteit in de werkloosheid die in 2012 ingevoerd werd. En het regeerakkoord voorziet een verdere daling van de IGU via een halvering na 2 jaar. De boodschap is duidelijk: Als je niet meer uren werkt, is dat je eigen verantwoordelijkheid en kan je hierdoor je uitkering verliezen. Concreet zijn er momenteel een 40.000-tal werknemers, vooral vrouwen, die een inkomensgarantie-uitkering bij onvrijwillig deeltijds werk ontvangen waarvan er 5.000 minder dan halftijds werken. Die 5.000 zijn de meest kwetsbare vrouwen die hoe dan ook al het minst verdienen en nu het meest kans lopen om hun noodzakelijke aanvullende uitkering te verliezen. Het Feministisch Sociaaal-economisch Platform stelt vast dat de discriminaties in het nadeel van vrouwen zich blijven opstapelen en dat hier de verantwoordelijkheid bij de meest kwetsbaren – in dit geval onvrijwillig deeltijds werkende vrouwen – gelegd wordt terwijl de organisatie van de deeltijdse arbeid niet aangepakt wordt.
Wat kunnen vrouwen en mannen zelf doen? Je kunt deeltijdse arbeid vermijden, tenzij het moeilijk kan omwille van het feit dat er in de sector waarin je wil werken overwegend deeltijdse banen zijn en er onvoldoende voltijdse banen worden aangeboden. Dit is een taak voor de overheid en de sociale partners, die voor structurele oplossingen moeten zorgen om de negatieve gevolgen (voornamelijk in het nadeel van vrouwen) van deeltijdse arbeid weg te werken. Werkgevers moeten aangemoedigd worden om grote deeltijdse banen te creëren. De verminderde sociale bijdragen op de lage lonen zouden best niet meer toegepast worden bij deeltijdse arbeid en het systeem van bijkomende uren zou geleidelijk moeten gebracht worden tot op het niveau van de overuren. Dit betekent winst voor de socialezekerheidsinkomsten en voor de pensioenen van deeltijdse werknemers. De deeltijdse werknemer kan bij de werkgever een aanvraag indienen om een voltijdse of grotere deeltijdse baan te krijgen. Vanaf dat ogenblik is de werkgever verplicht de werknemer in te lichten over iedere vacante betrekking die met de huidige betrekking overeenstemt of waarvoor zij/hij de vereiste bekwaamheden bezit. De deeltijdse werknemer die de aanvraag heeft ingediend, moet die betrekking bij voorrang toegewezen krijgen. Andere formules kiezen indien mogelijk: - Werken in een sector met collectieve werktijdverkorting (bijvoorbeeld 36u/week) - Thematische verloven nemen - Tijdskrediet (voor elke werknemer, de regeling voor 55-plussers, de vierdagenweek voor 55-plussers)
Bronnen Bloed, zweet en tranen. 10 jaar sancties in de werkloosheid. Een uitgave van vzw De Brug i.s.m. ABVV – Werklozenwerking, december 1994 – januari 1995
38
Infodossier Genderbril op drie decennia deeltijds werk bij werknemers
De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel, RVA Studies, november 2007 Degimbe, N., Van kortstondige werkloosheid naar een toepassing van permanent werktekort: aanpassing van de grondbeginselen van het stelsel van werkloosheidsverzekering, in Wanneer arbeid schaars wordt. Deel 6. 50 jaar sociale zekerheid… en daarna? Bruylant, Brussel 1995, p. 51-80. Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen en Dienst gelijke kansen, Deeltijdse arbeid. Situatie en gevolgen op het gebied van arbeidsrecht en sociale zekerheid, Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, Brussel, 1998. Remy, J., Het tewerkstellingsbeleid en de bestrijding van de werkloosheid, in Wanneer arbeid schaars wordt. Deel 6. 50 jaar sociale zekerheid… en daarna? Bruylant, Brussel 1995, p. 81-114. Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, teneinde komaf te maken met een werkloosheidsval voor onvrijwillig deeltijdwerkers met een inkomensgarantie-uitkering, Belische Senaat, 22 november 2007, 4-402/1 Website Rijksdienst voor Pensioenen Website Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
39