Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Klantgericht, innovatief, deskundig, gericht op samenwerking, zakelijk en flexibel zijn de kernbegrippen voor de organisatie. Het werkplezier van de medewerkers is hierbij essentieel. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Postadres: Bezoekadres:
Postbus 5044 2600 GA Delft Van der Burghweg 1 2628 CS Delft,
Telefoon (015) 251 85 18 Telefax: (015) 251 85 55 E-mail:
[email protected] Internet: www.venwnet.minvenw.nl/rws/home/ DWW-2004-
Verslag themadag Archeologie en Infrastructuur 27 november 2003, Utrecht
De Dienst Weg- en Waterbouwkunde is de adviesdienst voor techniek en milieu in de weg- en waterbouw.
Implementatie van het Verdrag van Malta en de Nota Belvedere binnen Rijkswaterstaat
Archeologie en Infrastructuur Verslag themadag 27 november 2003, Utrecht Richting implementatie van het Verdrag van Malta en de Nota Belvedere binnen Rijkswaterstaat
Hilde Huizenga (redactie), Huizenga Tekst en Organisatie, Maarn Eli Gehasse (eindredactie), Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft
Referaat invoegen NB: MOET NOG GETEKEND WORDEN
2
Inhoudsopgave Inleiding
4
Samenvatting lezingen
5
Beleid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Implementatie archeologie en cultuurhistorie binnen RWS Overzicht van de archeologie in Nederland Juridische kaders M.e.r. Voorbeeld: A73 Voorbeeld: De Maaswerken Archeologie in contracten/ervaringen Betuweroute Combinaties van onderzoek mogelijk? Kwaliteitsborging binnen de archeologie Voorbeeld: De Hogesnelheidslijn Cultuurhistorische gegevens digitaal beschikbaar
5 6 7 7 10 11 11 12 14 15 16 16
Samenvatting plenaire discussie
18
Meer informatie
21
3
Inleiding Op 27 november 2003 werd door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde in de Jaarbeurs te Utrecht een themadag georganiseerd rond de implementatie van het Verdrag van Malta en de Nota Belvedere binnen Rijkswaterstaat. De themadag had tot doel: het informeren over de wettelijke en beleidskaders, het inzichtelijk maken van het archeologisch proces in relatie tot infrastructurele procedures, nadere inventarisatie van knelpunten en oplossingen, uitwisseling van ervaringen en het op gang brengen van een dialoog tussen archeologen en Rijkswaterstaters over concrete uitvoeringsmogelijkheden. Ruim veertig bij het onderwerp betrokken medewerkers afkomstig van het Hoofdkantoor, vrijwel alle Regionale Directies en enkele Specialistische Diensten namen deel aan de themadag, alsook een tiental vertegenwoordigers uit de cultuurhistorische sector. Dagvoorzitter was Eli Gehasse, sinds 1 maart 2003 in dienst van de DWW als projectleider Archeologie en Infrastructuur.
4
Samenvatting lezingen Als aan het eind van de dag met lezingen over archeologie en infrastructuur nog even wordt nagepraat, gaat het vooral over kosten en baten. De meeste waterstaters zijn het eens: Rijkswaterstaat denkt in kosten en baten en de werkzaamheden die straks – met de gewijzigde Monumentenwet – nog meer dan nu moeten worden verricht om onze archeologische en cultuurhistorische waarden in kaart te brengen, behoren heel zeker bij de báten. Een enkele uit zich sceptisch: ‘Jongens, bij bezuinigingen is dat het eerste waar een streep door gaat.’ Dus moet het goed worden verankerd in de procedures, luidde de conclusie. En dat was nu precies de reden voor deze themadag, die hiertoe veel praktische informatie opleverde.
Beleid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Carol van Raalten, hoofd Beheer en Verkeer, Hoofdkantoor van Rijkswaterstaat Daarom ook was Carol van Raalten naar Utrecht gekomen. Hij sprak over beleid en handelswijze van Rijkswaterstaat. ‘Rijkswaterstaat is één grote projectontwikkelaar’, zegt Van Raalten. ‘En in die rol worden we straks nog meer geconfronteerd met archeologie en cultuurhistorie. De huidige wettelijke en beleidskaders omvatten: de Monumentenwet 1988, het convenant (1987) tussen Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) (zie voor de inhoud van het convenant elders in dit verslag - red.), het Verdrag van Malta (1992) en voor cultuurhistorie is er de Nota Belvedere. De laatste is weliswaar geen wet, maar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft wél de intenties daarvan onderschreven. De toekomstige kaders zijn nog wat heftiger: ter implementatie van het Verdrag van Malta (ook wel Conventie van Valletta genoemd) ligt er een voorstel tot wijziging van de Monumentenwet waardoor we, meer dan nu het geval is, zullen worden gehouden aan archeologisch onderzoek alvorens we een project kunnen uitvoeren. Wij moeten dit serieus oppakken. Want grote infrastructurele projecten verdragen geen vertraging. Zorg dus dat deze aspecten vanaf het eerste begin van een project worden opgepakt. En alletwee: zowel archeologie als cultuurhistorie.’ En als dit soms flink wat gaat kosten? ‘Je kunt niet alles’, zegt Van Raalten. ‘We moeten ons nog bezinnen of we er een maximum aan gaan stellen (op dit moment is dat 1% - red.) of zorgen voor tijdige begroting zodat we ons budget daarop kunnen afstemmen. Misschien moeten we creatiever worden bij het aanboren van alternatieve financieringsconstructies.’
5
Algemeen In 1992 werd op Malta het Verdrag van Valletta (het verdrag ter bescherming van het Europees archeologisch erfgoed) ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. In 1998 heeft de Tweede Kamer de Goedkeuringswet ter implementatie van het verdrag aangenomen. Vanaf dat moment is er hard gewerkt aan de invoering van het verdrag in de Nederlandse wetgeving, wat gaat leiden tot een herziening van de Monumentenwet 1988. Op basis van een convenant met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) werkt Rijkswaterstaat al enige jaren in de geest van Malta. Desondanks levert de naderende wetsverandering naar aanleiding van het verdrag veel vragen op. De inpassing van archeologie in de ruimtelijke inrichting vormt namelijk nog geen vanzelfsprekend onderdeel van de planvorming. Meer duidelijkheid is gewenst. Daarom is door het Hoofdkantoor van de Waterstaat aan de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) opdracht gegeven zorg te dragen voor een nadere uitwerking van de nieuwe archeologische wet- en regelgeving.
Implementatie archeologie en cultuurhistorie Eli Gehasse, projectleider Archeologie en Infrastructuur, Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde Dat het Rijkswaterstaat menens is met de implementatie van archeologie en cultuurhistorie blijkt wel uit het feit dat hiervoor Eli Gehasse (archeoloog en bioloog) bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde werd aangesteld. Gehasse moet zorgen voor de implementatie van het Verdrag van Malta én van de Nota Belvedere binnen de regionale directies en specialistische diensten van Rijkswaterstaat. Zowel voor droog als voor nat. En dat houdt in dat archeologie en cultuurhistorie worden ondergebracht in bestaande procedures, handboeken, richtlijnen en leidraden, dat archeologische en cultuurhistorische gegevens beschikbaar worden gesteld via het Geo-Loket van de AGI (Adviesdienst Geo-informatie en ICT) en dat er een aparte handleiding komt. Het convenant van 1987 is gebaseerd op de vijf fasen van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ): inventarisatie, waardering, selectie, beheermaatregelen en monitoring. Deze stappen moeten worden ingepast in de Tracéwetprocedure. Dat betekent: globaal bureauonderzoek in de startnotitiefase, gedetailleerd bureauonderzoek in de trajectnota/MER-fase, inventariserend veldonderzoek in de fase van het ontwerptracébesluit, definitief opgraven in de vervolgfase en fysieke bescherming van het object of archeologische begeleiding tijdens de realisatie. Bij Rijkswaterstaat gebeurt al veel in de geest van Malta. Maar Gehasse waarschuwt voor de weerbarstige praktijk. ‘Betere afstemming met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) en betere afbakening van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen ROB en RWS blijkt nodig. En niet alleen bestaande afspraken moeten worden herijkt. We moeten ons ervan bewust zijn dat door de nieuwe juridische en financiële kaders, waardoor ook de archeologische wereld bezig is zich anders te organiseren, er voor Rijkswaterstaat eveneens veel gaat veranderen. Gehasse riep vervolgens iedereen op haar te betrekken bij problemen waarop men in de praktijk stuit. ‘Met de knelpunten in beeld kunnen we consistente en volledige gereedschappen aanreiken.’
6
Overzicht van de archeologie in Nederland Saskia van Dockum, adjunct-directeur Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Saskia van Dockum voerde de toehoorders door 250.000 jaar geschiedenis van Nederland. ‘We weten nog weinig over onze geschiedenis’, zegt Van Dockum, ‘want omdat ons land zo intensief wordt gebruikt, blijft het meeste bedekt. Maar we weten wél dat er 28.000 ha archeologisch landschap ligt dat de komende tien jaar wordt bedreigd.’ Aan de hand van voorbeelden (terp Ezinge, grafheuvels, middeleeuws Dorestad, prehistorische vondsten in de Noordzee) illustreerde Van Dockum het belang van archeologisch onderzoek. ‘Het leert je niet alleen over de wijze van bewoning, maar ook over allerlei andere aspecten: geologie, handel, technieken ….’
Archeologische kenmerken per gebied Bron: Archeologiebalans 2002, ROB 250.000 v. Chr.
200.000 v. Chr.
120.000 v. Chr. 70.000 v. Chr.
10.000 v. Chr.
Oude Steentijd Midden-Steentijd Nieuwe Steentijd Bronstijd IJzertijd Romeinse tijd Vroege Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd
Nederland lijkt voor het eerst bewoond door mensen (waarschijnlijk Neanderthalers of de CroMagnonmens). Sporen hiervan zijn onder meer gevonden in Limburg en bij Rhenen in Gelderland. Nederland is in die tijd tamelijk warm en vochtig waardoor er ook bosolifanten, schildpadden en nijlpaarden rondlopen. Begin van een ijstijd waarbij Nederland wordt overdekt met ijs. In deze tijd ontstaan de stuwwallen. Wolharige mammoeten en neushoorns bevolken ons land. Ons land warmt weer op en wordt geleidelijk steeds warmer tot 70.000 v. Chr. Een nieuwe ijstijd breekt aan, maar deze is minder koud dan de eerdere waardoor er nu geen ijs over Nederland komt. Ons land warmt opnieuw op en er ontstaat gaandeweg een prettig klimaat. Tussen Nederland en Groot-Brittannië ontstaat de Noordzee. 250.000 v. Chr. – 9000 v. Chr. 9000 v. Chr. – 5000 v. Chr. 5000 v. Chr. – 2000 v. Chr. 2000 v. Chr. – 800 v. Chr. 800 v. Chr. – 15 v. Chr. 15 v. Chr. – 500 n. Chr. 500 n. Chr. – 1000 n. Chr. 1000 n. Chr. – 1500 n. Chr. 1500 n. Chr. – heden
Juridische kaders Leonard de Wit, jurist bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en lid van de werkgroep Wetgeving Malta van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCenW) Leonard de Wit is dé spreekbuis voor het Ministerie van OCenW (waaronder ook de ROB ressorteert) als het gaat om de juridische aspecten van het Verdrag van Malta. Maar als De Wit van wal steekt, toont hij zich in de eerste plaats een bezorgd burger. ‘Bekijk archeologie niet als iets wat moet en
7
ellende geeft’, zegt De Wit. ‘Bekijk het niet alleen vanuit het heden, je functie en je huidige verantwoordelijkheden, maar vanuit respect voor voorouders en nageslacht. En het is ook gewoon interessant. We zijn als maatschappij verplicht zorg te dragen voor het doorgeven van onze historie aan toekomstige generaties.’ Het Verdrag van Malta heeft als doel: bescherming van het Europees archeologisch erfgoed. Hiermee wordt beoogd een Europees gemeenschappelijk geheugen op te bouwen. Tevens vormt het een middel voor betere geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Dit is nodig omdat veel archeologische waarden ongezien verloren gaan én omdat de kwaliteit en het beheer van het bodemarchief onvoldoende is. Het ophanden zijnde wetsvoorstel heeft betrekking op de opname van archeologisch erfgoed in de planvorming én de financiering bij projecten die de archeologische objecten (kunnen) verstoren. In oktober 2003 is de implementatiewet bij de Tweede Kamer ingediend. In 2005 zal naar verwachting de nieuwe Monumentenwet in werking treden. ‘Maar geen zorgen: Malta is er al’, betoogt De Wit. ‘Tussen RWS en ROB bestaat een convenant. Er komt géén aparte archeologievergunning. Alles wordt geregeld via het bestaand instrumentarium: bestemmingsplan, bouwen aanlegvergunning, grondbeleid, m.e.r. en ontgronding. Het wetsvoorstel moet alleen zorgen dat deze instrumenten beter worden gebruikt. Een aantal andere wetten wijzigt mee: Wet Milieubeheer, Woningwet en Ontgrondingenwet. M.e.r.-plichtige projecten
Voor m.e.r.-plichtige projecten betekent dit dat OCenW/ROB wettelijk adviseur worden en dat het bevoegd gezag van de m.e.r. rekening moet gaan houden met archeologische waarden en daartoe maatregelen moet nemen. Dus komt het erop neer dat archeologisch onderzoek eerder, beter en vaker moet plaatsvinden. OCenW kan archeologisch onderzoek opleggen, ook aan grondeigenaren waardoor zij het onderzoek zullen moeten dulden. Zowel RWS als ROB streven naar vaststelling van de noodzakelijke maatregelen in het Tracébesluit. Helaas lukt dat in de praktijk niet altijd. Immers, archeologisch vooronderzoek is duur, zeker als er sleuven moeten komen. Zolang het tracé niet is vastgesteld, is het niet realistisch om dit kostbare onderzoek te laten uitvoeren. En daardoor blijft de onzekerheid tot in de uitvoeringsfase doorwoekeren. ‘Maar’, waarschuwt De Wit, ‘de neiging bestaat om de proefsleuven uit te stellen, en dat is niet handig. Waar het kan, moet het vóór het Tracébesluit gebeuren.’ Bestemmingsplannen
Er komt een wettelijke opdracht om bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. In bestemmingsplannen kan een regime voor bouw- en aanlegvergunningen worden geregeld. Dit houdt in: bij een aanvraag kan een inventariserend vooronderzoek verplicht worden gesteld en aan vergunningen kunnen voorschriften worden verbonden (opgraven, archeologische bescherming etc.). Een vergelijkbaar regime geldt voor vrijstellingen van bestemmingsplannen. De meer ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen kunnen gebruikmaken van een andere variant: door vroegtijdig de hele archeologische procedure te doorlopen kan tijd en geld worden bespaard. Bovendien voorkomt het versnippering, is het het beste voor de archeologie en bestaat er voor de gemeente de mogelijkheid de kosten te verhalen op de ontwikkelaars. Het wetsvoorstel kent een voorziening voor verouderde bestemmingsplannen.
8
Verder is het van belang te weten dat de provincies archeologische attentiegebieden kunnen aanwijzen, waarbinnen archeologievriendelijke bestemmingsplannen moeten worden gemaakt. Ontgrondingen
Voor ontgrondingen geldt dat deze altijd Malta-plichtig zullen zijn en daarmee zal het hele onderzoekstraject moeten worden doorlopen. Voor verstoring van wettelijk beschermde monumenten geldt in principe een verbod. Gevolgen voor RWS
•
•
• • • •
•
Bij niet m.e.r.-plichtige projecten krijgt RWS te maken met aanleg- en bouwvergunningen, vrijstellingen van bestemmingsplannen, ontgrondingsvergunningen en de bijbehorende archeologische voorschriften. Volgens het convenant loopt dit nu ook al zo, maar het wordt minder vrijblijvend. Voor onderzoek en uitvoering kan RWS terecht bij de archeologische bedrijven met een opgravingsvergunning van de ROB. Voor kaartmateriaal en data kan gebruik worden gemaakt van het centraal archeologisch informatiesysteem (ARCHIS) (zie voor meer hierover elders in dit verslag - red.). De opdrachtgever betaalt indirect voor de verplichte conservering van vondsten. Museumwaardig behoeven ze echter niet te zijn of worden. OCenW kan bij (dreigende) schade voorschriften stellen of een werk stilleggen. OCenW kan archeologisch onderzoek opleggen. Er is een regeling voor excessieve kosten. Voor de spoedwetprojecten verwacht De Wit weinig nieuws. Een spoedwet komt weliswaar buiten bestaande procedures tot stand, maar in de spoedwet zelf zal gewoon aandacht aan archeologie moeten worden geschonken. Als het project verstoring van eerder geroerde grond betreft is er geen probleem, daar is men vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Aardkunde, archeologie en cultuurhistorie Met aardkunde worden de geologische elementen van ons landschap bedoeld. Deze objecten moeten veel meer worden gerespecteerd en getoond vinden velen. Een duidelijke afbakening tussen archeologie en cultuurhistorie is niet te geven. De vaak gehanteerde definitie dat archeologie onder het maaiveld zit en cultuurhistorie erboven gaat niet helemaal op. Archeologie kan ook boven het maaiveld zitten, denk maar aan een grafheuvel of dijk (ongeveer 1% van het archeologisch erfgoed is zichtbaar). Cultuurhistorie zit onder en boven het maaiveld want dat omvat archeologie plus historische (steden)bouwkunde en historische geografie. In 1999 verscheen de Nota Belvedere, een beleidsnota ondertekend door OCenW, VROM, LNV en V&W. De nota handelt over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Malta en de Nota Belvedere zeggen dus allebei iets over archeologie, maar het verschil is dat Malta (archeologie) straks wettelijk wordt verankerd en Belvedere (cultuurhistorie) steunt op een intentieverklaring van onder meer allerlei ministeries zoals Verkeer en Waterstaat.
9
M.e.r. Nicole van Buren, werkgroepsecretaris Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) De Commissie voor de milieueffectrapportage schaart archeologie en cultuurhistorie onder milieu en daarmee vormt het dus onderdeel van de m.e.r. (overeenkomstig de Europese richtlijn voor de m.e.r.). De werkwijze is als volgt. Bij de publicatie van de startnotitie en het milieueffectrapport licht de Commissie m.e.r. de ROB in. Deze kan inspreken via de normale procedure. Wil de ROB een AAI en is de commissie het daarmee eens, dan zal dit in het advies van de commissie worden opgenomen, waarbij zal worden verwezen naar de inspraakreactie van de ROB. Wanneer uit de startnotitie blijkt dat cultuurhistorische/archeologische waarden in het geding komen, dan kan dit leiden tot toevoeging van een cultuurhistoricus of archeoloog aan de werkgroep. In 2003 gebeurde dit in 21 van de 93 nieuwe projecten. De startnotitie vormt de basis waarop wordt doorgeborduurd. Juridische kaders zijn het Verdrag van Malta, de gewijzigde Monumentenwet en de Nota Belvedere. ‘De herziene Monumentenwet zal niet veel gevolgen hebben voor de m.e.r.’, verwacht Van Buren. ‘Alleen hoeven we straks OCenW niet meer in te lichten, omdat ze dan zelf wettelijk adviseur zijn. En door de onderzoeksplicht zal het niet meer zo makkelijk zijn te zeggen dat men niet weet wat de waarden zijn: archeologie en cultuurhistorie kunnen niet meer worden doorgeschoven naar het hoofdstuk Leemten in kennis.’ ‘Het zou mooi zijn als er voor archeologie en cultuurhistorie een stappenplan zou komen’, vindt Nicole van Buren. ‘Dus bijvoorbeeld een omschrijving van significante gevolgen, reële alternatieven, redenen van groot openbaar belang en hoe er wordt gecompenseerd. Bij het project N201 (de weg zou mogelijk de Stelling van Amsterdam aantasten) gebruikte de commissie een afwegingskader van de Rijksplanologische Commissie. Dit hield in: aangeven dat de ingreep op de bewuste locatie noodzakelijk is en aantonen dat behoud van cultuurhistorische waarden verenigbaar is met de voorgenomen ingreep en de consequenties daarvan. En, het bieden van bestuurlijke ruimte zodat provincie en Rijk tot een gezamenlijke eindafweging kunnen komen waarbij de mogelijkheid dat het helemaal niet doorgaat, moet worden opengehouden. Het gaat erom dat je de gevolgen goed in beeld hebt en dat je je verdiept in de alternatieven. Cultuurhistorie en archeologie kunnen dienen als sturend element voor alternatievenontwikkeling. Zo is bij het bedrijventerrein Hoogeveen de pingoruïne in het gebied als sturend element voor de inrichting gebruikt. In het milieueffectrapport moet de aantasting goed worden beschreven. Vooral van belang zijn: verwachtingswaarde, globale ligging van de waarden en hoe wordt er in de planvorming rekening mee gehouden.’ ‘Rijkswaterstaat doet het overigens al heel goed’, vindt Van Buren. Op een vraag van een van de deelnemers of dit geen ontwijkgedrag in de hand werkt, antwoordt Van Buren: ‘In het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (een van de alternatieven in het MER) moet worden aangegeven hoe aantasting van deze waarden zo veel mogelijk kan worden beperkt. De archeoloog of cultuurhistoricus uit de werkgroep toetst vervolgens of dit op de goede wijze is gebeurd.’
10
Voorbeeld: A 73 Edwin Aronds, disciplineleider Archeologie Rijkswaterstaat, Directie Limburg De 47 kilometer nieuwe weg omvat 3,5 km tunnel en 41 kunstwerken. Voor afvoer en hergebruik moet 4.600.000 m3 grond worden verzet. Er zijn 80 archeologische locaties. Op basis van het Jaarplan archeologie (2001) is een begroting gemaakt van elf miljoen euro, die vervolgens is teruggebracht naar ca. 3.300.000 euro (0,5% van de totale aanneemsom voor de Via Limburg). Sindsdien is een aangepast convenant tussen RWS en ROB opgesteld dat in 2002 is geactualiseerd, zijn de AAI’s, de AAO’s en DO’s opgestart, en is aanvullend infraroodonderzoek (wat heel goed beviel!) ingezet. Aronds schetst de praktijk. ‘Volgens het oude convenant stelt de ROB de plannen op, selecteert, toetst en bewaakt en RWS betaalt. Maar zo wilde de Directie Limburg het niet. Na wijziging van het convenant ziet het er als volgt uit: RWS inventariseert, RWS en ROB maken gezamenlijk een gebiedsprogramma, een externe deskundige verricht een second opinion, RWS stelt projecten voor, ROB toetst, RWS voert onderzoeken uit, ROB toetst, RWS betaalt. Kortom, een scheiding van uitvoeringstaken en bevoegdheden.’ Aronds vindt dat er een limiet aan het budget moet zitten. ‘Het huidige maximum van 1% van de totale aanneemsom, vind ik al heel mooi. Er moet zakelijk worden aangestuurd, waarbij het budget de basis vormt. Onvermijdelijk zullen er daardoor keuzes moeten worden gemaakt. De kosten van de opgraving moeten evenredig blijven met het aantal vondsten (afb. 1).
Afb. 1:
Verhouding tussen de kosten van een opgraving en het aantal vondsten
Als we relatief meer kosten gaan maken ten opzichte van het gevonden materiaal, moet het onderzoek worden heroverwogen of gestopt. Archeologie moet ondergeschikt zijn aan de doelstelling van het project. En zorg voor goede afstemming met andere activiteiten zoals explosievenverwijdering, rooien van bomen, bodemonderzoek en bodemsanering.
Voorbeeld: De Maaswerken Gilbert Soeters, projectarcheoloog Rijkswaterstaat, Directie Limburg Hoe stel je je op wanneer je als archeoloog in het Mekka van de archeologie wordt geplaatst en tegelijkertijd in de jungle van regelgeving? Soeters is projectarcheoloog en werkt aan het project De Maaswerken.
11
De tot voor kort nog onontdekte rivierdalvlaktes van de Grens- en Zandmaas en van de Maasroute bevatten talloze archeologische objecten. Limburg vormt immers al lange tijd een geliefd oord voor bewoning en transport. ‘De Maaswerken is een pioniersproject’, zegt Soeters ‘omdat hier droog en nat worden gecombineerd. Met allerlei nieuwe onderzoekstechnieken wordt hier synergie bedreven waarin ook ander onderzoek is geïntegreerd (explosieven, delfstoffen etc.).’ ‘De immens ingewikkelde administratieve organisatie van Rijkswaterstaat en de jungle in vergunningenland is me tegengevallen’, zegt Soeters. ‘Als archeoloog verwacht je dat niet, je wilt vooral archeologie bedrijven. Het is een heel nieuwe materie. Maar verzet je niet. Je kunt je er maar beter stevig in mengen.’ Zijn tips: Als archeoloog moet je kunnen werken volgens projectmanagement. Contractmanagement is onontbeerlijk voor de aansturing van uitvoerders en beheersing van contracten. Wees op de hoogte van de RWS-contracten, bestekken, directievoering en risico’s. Blijf er zelf bovenop zitten’, waarschuwt Soeters, ‘oplossingen bij problemen met voorwaarden moet je namelijk zelf bedenken. Bijsturen moet je gedurende de hele rit, niet alleen op het eindproduct. En blijf op de hoogte van ontwikkelingen: binnen RWS, maar ook bij universiteiten, onderzoeksbureaus en amateur-archeologen. Je moet weten wat er elders speelt.’
Archeologie in contracten/ervaringen Betuweroute Boudewijn Goudswaard, directeur adviesbureau ArcheoLogic Solutions Binnen de Betuweroute is het aspect archeologie tussen 1990 en 2000 uitvoerig aan bod geweest (afb. 2).
Afb. 2: Aantal vindplaatsen per onderzoeksfase bij de Betuweroute
12
Het project was daardoor een proeftuin voor de implementatie van het Verdrag van Malta. Uit evaluatie blijkt onder meer dat de volgende punten in nieuwe projecten volle aandacht behoeven. • Rollenscheiding is essentieel. • Het ontbreekt in de archeologie nog aan inhoudelijke normen: wat is er wel en niet belangrijk en tot hoe diep moet het onderzoek gaan. Evenals in de milieuwereld moet ook de archeologie haar wegingskader krijgen. • Betere beheersing van de kosten, de contractering en de aanbesteding is noodzakelijk. Vóór Malta bedreef de overheid subsidiearcheologie en als projectontwikkelaar had je daar geen last van. Maar dat is veranderd. De uitvoering is buiten de overheid geplaatst, zodat er een economische verbintenis ontstaat tussen de uitvoerder en de initiatiefnemer. De veroorzaker betaalt, er moeten contracten komen, er gelden productverplichtingen. Het gevaar daarvan is dat er irritatie gaat ontstaan als de archeologen onderling uitmaken wat er gaat gebeuren, terwijl de initiatiefnemer moet betalen. Goudswaard, vele jaren betrokken bij het project Betuweroute, adviseert: ‘Stel je als initiatiefnemer pro-actief op, zorg dat je betrokken bent bij het opstellen van het programma van eisen (PvE), het ontwerp, de aanbesteding (selectie opdrachtgever) en de contractering (werkomschrijving, hoeveelheden en bepalingen), bij de toetsing en bij het toezicht.’ Door het gebrek aan inhoudelijke normen en de jonge markt zijn innovatieve aanbestedingswijzen zeker nog niet aan te bevelen. Kengetallen zijn sterk afhankelijk van bijvoorbeeld het type archeologie dat je denkt aan te treffen, het gebied waar het zich bevindt (grondsoort, grondwatertrap), maar vooral van de eisen van de overheid zoals geformuleerd in de vraagstellingen of het PvE (afb. 3).
Afb. 3: Verhouding tussen het oppervlak van het plangebied en het type archeologisch onderzoek
13
Vuistregels voor de planning
Reken voor een bureauonderzoek drie tot vijf dagen, voor grote spoorprojecten kan dit echter oplopen tot drie maanden. Een team kan per dag twee tot vier ha booronderzoek verrichten en 100-300 m2 proefsleuvenonderzoek. Voor opgravingen moet per team op ongeveer 100300 m2 per dag worden gerekend. Indicatie van de kosten
Een gemiddeld bureauonderzoek kost 2000 euro, incidenteel komen hogere kosten tot 20.000 euro voor. Booronderzoek kost 600-3000 euro per ha en proefsleuvenonderzoek 10-40 euro per m2. Opgraven kost 30-6500 euro per m2 en begeleiding één tot tien euro per m2.
Combinaties van vooronderzoek mogelijk? Marten Verbrugge, directeur RAAP Archeologisch Adviesbureau Archeologische prospectie is het opsporen, in kaart brengen en bepalen van de kwaliteit volgens een voorgeschreven methode. Hiervoor worden geologische kaarten en archeologische archieven geraadpleegd, een verwachtingskaart opgesteld, een prospectiemethode gekozen (afb. 4 en 5) en in het veld wordt de hypothese getoetst. Oppervlaktekartering, geofysica en booronderzoek volgen een gelijksoortige methode. De neiging bestaat deze onderzoeken te combineren met de archeologische. Kan dat? Verbrugge is daar sceptisch over: de wetgeving verschilt, er wordt een andere veldstrategie gehanteerd, de monsters zijn anders, de wijze van rapporteren verschilt, archeologen starten eerder en hebben een heel ander referentiekader. Alleen bij grote projecten, met een uitgekiende veldstrategie, gescheiden rapportages en wanneer het archeologie-grid leidend is, lijkt combinatie wel mogelijk. Binnenkort verschijnt RAAP-rapport 1000: State of the art van archeologische prospectie.
Afb. 4: Relatie tussen vondstdichtheid (per m2), vindkans en boordiameter (in cm)
14
Afb. 5: Relatie tussen vindplaatsdiameter (cirkel in m), vondstdichtheid (in m2) en boorstrategie (boordiameter in cm en boorgrid in m)
Kwaliteitsborging binnen de archeologie Arno Verhoeven, kwaliteitsmanager Archeologisch Dienstencentrum De kwaliteitsborging binnen de Nederlandse archeologie berust op de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), certificering van bedrijven door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA) en de Nationale Onderzoeksagenda (NOA). Een vijfde kwaliteitsborging komt eraan: een beroepsregister voor archeologen. De inhoud van een goed PvE
Voor de bewaking van de kwaliteit is het noodzakelijk dat het programma van eisen (PvE) helder is. Voor elk onderzoek is volgens de KNA een PvE nodig, dus voor bureauonderzoek, voor inventariserend veldonderzoek, voor opgravingen en voor begeleidingen. De KNA geeft specificaties voor PvE’s. Een deugdelijk PvE moet het volgende bevatten: Vragen
• • •
Specifieke vragen waar het onderzoek antwoord op dient te geven Relatie met bestaande onderzoeksprogramma’s (NOA) Aanwijzingen betreffende de kwantiteit en kwaliteit van specialistisch onderzoek
Operationalisering
• • • •
De omvang van het onderzoeksgebied Een motivering van de onderzoeksmethode Criteria die van belang zijn voor de waardestelling van een vindplaats Een beschrijving van de te volgen werkwijze en de onderzoeksstrategie
Aanvullende eisen
• • • •
Eisen ten aanzien van de wijze van informatieoverdracht, bestandsformaten etc. Verzoek om een selectieadvies Aanwijzingen over de omvang van het veldteam Bij begeleidingen geeft het PvE expliciet aan hoe de uitvoerder dient te handelen zodra een behoudenswaardige vindplaats wordt vastgesteld
15
• •
Een planning en een opleveringstermijn Bepalingen voor tussentijdse evaluatie van het onderzoeksvoorstel
Een PvE kan door de opdrachtgever worden uitgebreid tot een meer gedetailleerd bestek of ontwerp (Plan van Aanpak). Alle PvE’s moeten worden goedgekeurd. Voor projecten van Rijkswaterstaat stelt de ROB PvE’s op of toetst deze. Nog een waarschuwing: een PvE is te vaag om aanbieders mee te vergelijken!
Bedrijven gespecialiseerd in archeologisch onderzoek In ons land ontstaan steeds meer in archeologisch onderzoek gespecialiseerde bedrijven. Voor een overzicht van adviesbureaus en opgravers kunt u terecht op www.voia.nl.
De Hogesnelheidslijn Martin Dijkema, manager Conditionering HSL-Zuid Voor het HSL-traject (design and constructcontract) ten noorden van Rotterdam, zijn de SAI en AAI in een vroeg stadium in eigen beheer uitgevoerd. De AAO-fase verliep in overleg met de Projectgroep Archeologie Betuweroute. In 1998 wordt met de ROB een overeenkomst voor begeleiding gesloten. Opdrachtgever is de HSL-Zuid. Bevoegd gezag vormen ROB en de gemeenten Breda en Rotterdam. Tezamen vormen ze een stuurgroep. De SAI is gedaan vóór het Tracébesluit. De AAI’s (globaal) zijn uitgevoerd vóór de aanbesteding/contractering, de AAO’s zo veel mogelijk vóór de contractering/het definitief ontwerp en het streven was het besluit voor behoud van de vindplaatsen te nemen vóór de contractering/het definitief ontwerp. Drie plaatsen moesten tijdens de bouwfase nog worden onderzocht. Opgravingen waren echter niet nodig: één vindplaats bleek onvoldoende waardevol, voor een andere werd het ontwerp aangepast zodat er geen sprake meer was van aantasting en de derde bleek toch niet te zullen worden aangetast door de werkzaamheden. Voor d&c-contracten adviseert Dijkema het volgende: wacht met de AAI’s tot de definitieve tracévaststelling. Als de AAI en het AAO al wel tijdig zijn uitgevoerd dan kan bij d&c aanpassing van het ontwerp noodzakelijk zijn. Hierdoor kunnen ondanks het eerdere vooronderzoek extra archeologische onderzoeken nodig zijn.
Cultuurhistorische gegevens digitaal beschikbaar Bert Hoeve, sectorhoofd Kennisinteractie Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek De ROB heeft een GIS-informatiesysteem met gegevens over archeologie: ARCHIS. De informatie is op drie niveaus ontsloten: voor het publiek, voor de wetenschap en voor deskundigen. Voor deskundigen en wetenschap zijn 60.000 waarnemingen van 13.000 terreinen toegankelijk. Per provincie zijn er bovendien archeologische monumentenkaarten (AMK’s). Hierop staat aangegeven waar zich de belangrijkste archeologische terreinen bevinden en welke criteria hiervoor gelden. Deze kaarten worden ontwikkeld door provincies en gemeenten. Verder is er een indicatieve kaart met de trefkans van archeologische waarden (IKAW).
16
Ondertussen wordt ook KICH (Kennis Infrastructuur Cultuurhistorie) ontwikkeld: een samenwerkingsproduct van Alterra, het Expertisecentrum LNV, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de ROB. Hierin zullen archeologische waarden, gebouwde monumenten, cultuurlandschappen en stads- en dorpsgezichten te herkennen zijn. De informatie is divers: kaarten, documenten, afbeeldingen, wettelijke en juridische status, kennisbronnen etc. In het voorjaar van 2004 moet KICH toegankelijk zijn. KICH zal ook Rijkswaterstaat kunnen voorzien van betrouwbare informatie in bruikbaar formaat. Zie: www.archis.nl (wetenschap) of www.archeologienet.nl (publiek).
De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) De ROB in Amersfoort is hét nationale kenniscentrum voor archeologische monumentenzorg. Het is de bron voor alle archeologische informatie in Nederland. De samenwerking met Rijkswaterstaat bestaat al ruim twintig jaar. Opgraven is geen kernactiviteit meer van de ROB. Dat doen universiteiten, gemeenten en bedrijven die onder vergunning van de ROB graven. Met de invoering van ‘Malta’ zullen zij een eigen vergunning krijgen. Maar voor de begeleiding van archeologieprojecten kunt u niet om de ROB heen. Zij maken in grote projecten de selectie van wat wel en niet behoudenswaardig is. “Archeologie vergt natuurlijk kennis en tijd en daarom is in het verleden vaak (per ongeluk) een object door de bulldozer vernield of is er doodeenvoudig overheen gebouwd”, zegt Hans de Haan, coördinator Grote Projecten van de ROB. “Met name de afgelopen vijftig jaar is er door nieuwbouw, wegaanleg, ontgrondingen, egalisatie en diepploegen veel archeologisch erfgoed verdwenen. ‘Malta’ biedt de gelegenheid om toch een groot deel van die gegevens boven tafel te krijgen en te behouden voor de toekomst.” “Archeologie lijkt een opgedrongen aspect”, zegt Harry van den Berselaar, hoofd Communicatie van de ROB, “we merken scepsis bij sommige organisaties die bang zijn voor een confrontatie met archeologie. Maar zoals wel vaker: als je er niks van weet, is er niks aan. Nu echter ‘Malta’ op de stoep staat, merken we tot onze verrassing een toenemende belangstelling en ook bereidheid tot zorgvuldigheid voor de oudheid. Bij de burger, maar ook bij allerlei overheden en projectontwikkelaars. En dat is mooi, want Nederland zit bomvol met archeologie. Het gaat ons niet om de vondst. We willen de sociologische context weten zodat we een representatief bestand kunnen presenteren waarmee ons verleden kenbaar blijft.” Inlichtingen: Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Tel. 033-4227777 of www.archis.nl.
17
Samenvatting plenaire discussie Na afloop van de lezingen ontspint zich een levendige discussie over verschillende onderwerpen. De plenaire discussie heeft tot doel het nader inventariseren van problemen en onduidelijkheden waar Rijkswaterstaters in hun dagelijkse praktijk mee te maken hebben en het vaststellen van mogelijke oplossingsrichtingen.
PvE en contractering Er is nog steeds onduidelijkheid over de inhoud van het PvE en over wie het moet/mag schrijven en toetsen. Een volledig en gestructureerd PvE zou het mogelijk moeten maken om offertes te vergelijken. Ook blijft onduidelijk hoe archeologie nu precies moet/kan worden meegenomen in de contractering. Opname van archeologie in innovatieve contracten verdient nadere aandacht.
Hoe omgaan met cultuurhistorie Er blijkt onzekerheid over hoe verplichtend het is om ook cultuurhistorie mee te nemen in de afweging. In de praktijk stoort RWS zich daar nauwelijks aan – lijkt het – en is behoud van cultuurhistorische waarden afhankelijk van de stem van bewoners en gemeenten. In 2005 zal het Hoofdkantoor van Rijkswaterstaat een lijst met cultuurhistorische objecten beschikbaar hebben. Deze wordt samengesteld door de regionale directies. De vraag is hoe deze lijst moet worden gehanteerd.
Laat onze cultuur zien langs de weg Er moet worden nagedacht over de presentatie van de aangetroffen vondsten en sporen, vindt men. Niet alleen musea lenen zich daarvoor. Je kunt erop attenderen langs de weg. Net als architect Francine Houben voorstaat: de weg is geen rioolgoot, maar ons nationale visitekaartje, dus tóón ons landschap en onze cultuur. En benutting? Dat is in de stedenbouw veel makkelijker dan in de infrastructuur, zegt RWS. Maar het kan best. Andere landen zijn trots op hun erfgoed, zie de Franse autosnelwegen. Nederland blijkbaar veel minder. Er is behoefte aan presentatievoorbeelden.
Maatschappelijke baten belangrijker dan economische De ROB is bezig de maatschappelijke baten van archeologie en cultuurhistorie zichtbaar te maken. Maar RWS denkt in economische baten, roept iemand. Bij RWS heerst de stemming van ‘hoe komen we hier snel doorheen’. ‘Maar zo moeten we dat niet zien’, werpen anderen tegen. Het maatschappelijk rendement is belangrijker dan het economische. Rijkswaterstaat heeft hierin een belangrijke taak.
Doorwerking Malta De gewijzigde Monumentenwet werkt door in andere wet- en regelgeving. In elk geval in de Wet Milieubeheer, de Woningwet en de Ontgrondingenwet. ‘En hoe zit het dan met de relatie tussen Malta en de Wet
18
Bodembescherming. De WBB komt in beeld bij vervuilde waterbodems. Wat nu als bij de sanering een scheepswrak wordt gevonden, wie draait dan op voor de kosten?’ De invloed van Malta op andere wet- en regelgeving verdient nog nadere studie.
Gauw een handleiding Archeologie en cultuurhistorie moeten niet worden geschaard onder milieuwetgeving. Ze moeten snel een vast kader krijgen, want anders wacht beide hetzelfde lot als duurzaam bouwen. Jarenlang was dat belangrijk, nu hoor je er niemand meer over. Het Hoofdkantoor moet met duidelijker aanwijzingen komen, zowel voor droog als voor nat: wat is het juridische kader, wat het beleid, hoe moet je het meenemen, en alles graag gekwantificeerd. Er is dringend behoefte aan een handleiding.
19
Het convenant tussen Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (geldt voor alle MIT/SNIP-projecten) Dit is de procedure die geldt onder de huidige Monumentenwet 1988. In principe blijft deze aanpak gehandhaafd, maar enkele wijzigingen zijn niet uitgesloten. 1.
2.
3.
4.
5.
•
Rijkswaterstaat (RWS) stelt in een zo vroeg mogelijk stadium de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in kennis van voorgenomen bodemverstorende activiteiten en vraagt de ROB advies. RWS en ROB beslissen vervolgens steeds gezamenlijk over het vervolg. In opdracht van RWS wordt een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) uitgevoerd, meestal door de ROB, soms in samenwerking met provinciaal archeologen of archeologische bureaus. Voor dit bureauonderzoek wordt geput uit: bronbestanden van de ROB, overig relevant kaartmateriaal en kennis van lokale amateur-archeologen. Het opstellen van een SAI neemt gemiddeld een maand in beslag. Tijdstip: vroeg in de trajectnota/MER-fase. Wanneer uit de SAI blijkt dat er geen archeologisch belangrijke waarden te verwachten zijn, stelt de ROB RWS hiervan schriftelijk op de hoogte. Wanneer er archeologisch belangrijke waarden zijn, kan een meer gedetailleerde verwachtingskaart noodzakelijk zijn (een uitgebreide SAI). RWS draagt zorg voor de totstandkoming door de opdracht in handen te geven van een gespecialiseerd bureau. De offerte wordt door RWS beoordeeld op tijd, geld en kwaliteit, door de ROB op kwaliteit. RWS betaalt. Tijdstip: in de trajectnota/MER-fase. Indien de archeologische waarden, na het gereedkomen van de bovenstaande fase nog steeds belangrijk worden geacht, kan worden besloten tot het instellen van een stuurgroep waarin RWS en ROB zitting hebben met eventueel een projectleider Archeologie. Er kan een projectsamenwerkingsovereenkomst tussen RWS en ROB worden afgesloten. De ROB stelt ondertussen een wetenschappelijk kader (Programma van Eisen) op met daarin de archeologisch inhoudelijke uitgangspunten voor het project. Dan volgt een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI). Deze bestaat uit een karterend onderzoek ter lokalisering van de archeologische waarden en een waarderend onderzoek ter vaststelling van de aard, omvang, diepte, kwaliteit en datering daarvan. Dit gebeurt door boor-, weerstands-, elektromagnetisch of grondradaronderzoek. Voor het onderzoek zijn 8 tot 20 boringen per ha noodzakelijk. RWS neemt het initiatief tot de AAI en draagt zorg voor de aanbesteding en de financiering. RWS regelt ook de betredingstoestemming en de vergoeding voor schade aan de eigenaren/gebruikers. Als eigenaren toestemming weigeren kan de ROB op grond van de Monumentenwet 1988 betreding afdwingen (art. 42). Tijdstip: start met de AAI in de trajectnota/MER-fase op de delen waarvoor geen tracéalternatieven bestaan. Blijkt uit de AAI dat er belangrijke objecten liggen dan wordt een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) in gang gezet. In de AAO-fase worden sleuven getrokken en proefputjes gegraven. Tijdstip: bij voorkeur in de ontwerp-tracébesluitfase, maar vaak pas na het definitief tracébesluit omdat de grond daarvóór nog niet is verworven. RWS draagt zorg voor de aanbesteding. ROB ziet toe op de archeologische kwaliteit. Op basis van het AAO wordt de keuze gemaakt tussen afschrijving of behoud van het object. RWS en ROB zorgen voor maatregelen voor de fysieke bescherming of het definitief opgraven van vindplaatsen die niet kunnen worden behouden. RWS betaalt de fysieke bescherming en de opgraving, inclusief de kosten voor basisconservering, bondige standaardrapportage en adequate archivering en deponering van de vondsten en documentatie. Voor toevalsvondsten (vondsten die na de gevolgde procedure alsnog in het tracé opduiken) heeft het Ministerie van OCenW/ROB een klein budget beschikbaar.
20
Meer informatie Meer informatie is te verkrijgen via onderstaande literatuur en websites, of op te vragen bij Eli Gehasse, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Rijkswaterstaat. Literatuur Archeologiebalans 2002. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Malta Magazine # (2002 e.v.). Ministerie van OCW, Den Haag. Nota Belvedere: Beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting (1999). Ministeries van OCW, VROM, LNV en VenW, Den Haag. Tabak, A, R. Cuperus & H. Bekker (red.) 2003. Archeologie en Cultuurhistorie. Themanummer Via Natura nr. 17, RWS-DWW, Delft. Websites Informatie Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek: http://www.archis.nl/ http://www.archeologienet.nl/ Informatie Nota Belvedere: http://www.belvedere.nu/ Informatie Verdrag van Malta: http://www.minocenw.nl/malta/ Informatie Stichting Nederlandse Archeologie: http:/www.sna.nl/
21
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Klantgericht, innovatief, deskundig, gericht op samenwerking, zakelijk en flexibel zijn de kernbegrippen voor de organisatie. Het werkplezier van de medewerkers is hierbij essentieel. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Postadres: Bezoekadres:
Postbus 5044 2600 GA Delft Van der Burghweg 1 2628 CS Delft,
Telefoon (015) 251 85 18 Telefax: (015) 251 85 55 E-mail:
[email protected] Internet: www.venwnet.minvenw.nl/rws/home/ DWW-2004-
Verslag themadag Archeologie en Infrastructuur 27 november 2003, Utrecht
De Dienst Weg- en Waterbouwkunde is de adviesdienst voor techniek en milieu in de weg- en waterbouw.
Implementatie van het Verdrag van Malta en de Nota Belvedere binnen Rijkswaterstaat