Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland Stappenplan en werkprotocollen
Provincie Gelderland december 2009
Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland Stappenplan en werkprotocollen
dossier : B9723-01.001 registratienummer : ON-D20090186 versie : 3
Provincie Gelderland december 2009
DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001. ©
DHV B.V.
INHOUD
BLAD
1
DOEL EN UITGANGSPUNTEN STAPPENPLAN
3
2 2.1 2.2 2.3 2.4
UITWERKING STAPPENPLAN Initiatiefase (I-fase) Planfase (P-fase) Voorbereidingsfase (V-fase) Uitvoeringsfase (U-fase)
6 6 10 13 16
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5
WERKPROTOCOLLEN Algemene gedragsregels bij uitvoering Toelichting werkprotocollen Bestendig beheer en onderhoud Protocol maaien en klepelen van bermen Protocol bermverhoging- en verlaging en het frezen van bermen Protocol schonen vaarwegen, watergangen en –partijen Protocol baggeren van waterbodems en herprofilering oevers Protocol snoeien van bomen en beplantingen Protocol dunnen van bomen en beplantingen Protocol onderhoud wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair Protocol onderhoud ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Protocol vellen en rooien van bomen en beplantingen Protocol graafwerkzaamheden Protocol afdammen, dempen en graven van wateren Protocol sloop van bouw- en kunstwerken Protocol bouwwerkzaamheden en aanleggen wegen en verhardingen
19 20 22 23 24 26 28 30 32 33 35 36 37 38 40 41 42 43
4
LITERATUUR
44
5
COLOFON
45
BIJLAGEN 1 2 3 4 5
Relatie Flora- en faunawet met overige wetten Beschermingsregimes en toetsing Flora- en faunawet Beschermde soorten Flora- en faunawet Waarnemingenformulier Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 -1-
DHV B.V.
1
DOEL EN UITGANGSPUNTEN STAPPENPLAN
Provincie Gelderland en natuurwetgeving De provincies dragen een hoge maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de in beheer zijnde werken, wateren en gronden. Duurzame inrichting en beheer zijn maatschappelijk gezien een belangrijk uitgangspunt. Bovendien vervullen de provincies een voorbeeldfunctie naar lagere overheden en bewoners. Provincies dragen een zorgplicht over het maatschappelijk goed in provinciaal beheer met als leidraad het nationaal beleid, zo ook de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet kan soms verstrekkende gevolgen voor de planning, opzet en uitvoering van de activiteiten van de provincie hebben. Belangrijk is om al in een vroeg projectstadium (idee of initiatieffase) de gevolgen van de natuurwetgeving te verkennen, een deskundige op het gebied van ecologie en/of natuurwetgeving in te schakelen en eventueel onderzoek uit te zetten. Wanneer er niet zorgvuldig met de Flora- en faunawet, wordt omgegaan bestaat het risico dat: 1. de provincie de wet overtreedt, met als gevolg: het project fors vertraagd of stilgelegd wordt. de provincie een slecht imago krijgt. 2. budgetten overschreden worden. 1 In dit kader is reeds de “Gedragscode Provinciale infrastructuur” opgesteld voor een praktische invulling van verplichtingen die de Flora- en faunawet bij de uitvoering van de meest voorkomende werkzaamheden aan (vaar)wegen en bermen. Dit rapport geeft in een stappenplan aan hoe in welke fase van een project rekening gehouden moet worden met de Flora- en faunawet. Daarnaast wordt in werkprotocollen aangegeven hoe de gedragscode bij de uitvoering gebruikt moet worden. Behalve de Flora- en faunawet kan nog meer wetgeving van toepassing zijn waarin natuurwaarden worden afgewogen. In bijlage 1 leest u hier meer over. Stappenplan Flora- en faunawet: doel en doelgroep Het stappenplan heeft als doel medewerkers van Provincie Gelderland duidelijkheid te geven hoe om te gaan met de Flora- en faunawet en de daarmee samenhangende risico’s voor de uitvoering van werkzaamheden te reduceren. Het stappenplan richt zich op de Flora- en faunawet, die de bescherming 2 van planten en dieren regelt via de zorgplicht en verbodsbepalingen . De toepassing van de Flora- en faunawet in de praktijk is en blijft altijd maatwerk. Iedere situatie vraagt om een specifieke uitwerking, zowel voor wat betreft de inhoudelijke uitwerking als de planning. Dit stappenplan biedt geen kant en klare oplossingen. Wel geeft het stappenplan medewerkers van de Provincie Gelderland inzicht in het proces van de Flora- en faunawet en de stappen die gezet moeten worden. Het stappenplan richt zich niet op ecologische of juridische specialisten, maar op medewerkers, die verantwoordelijk zijn voor (de aansturing van) de voorbereiding en uitvoering van beheer en onderhoud en nieuwe werken, zoals projectleiders, projectmanagers en mensen van de uitvoering.
1
BTL planburo B.V., februari 2006, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg Vakberaad Beheer
2
De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende beschermde
soorten zoveel mogelijk met rust gelaten worden. De relevante verbondsbepalingen zijn op bladzijde 8 in een kader weergegeven.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 -3-
DHV B.V.
Leeswijzer en gebruik van het stappenplan In het bijgevoegde stroomschema en in hoofdstuk 2 wordt aangegeven op welke wijze de verplichtingen voortvloeiende uit de Flora- en faunawet in het werkproces van de provincie (van voorbereiding en uitvoering van activiteiten op het gebied van beheer en onderhoud en nieuwe werken) verwerkt kunnen worden. We onderscheiden de volgende fases in het werkproces: initiatieffase, planfase, voorbereidingsfase en uitvoeringsfase. Binnen elke fase zijn de benodigde stappen beschreven. In hoofdstuk 3 zijn werkprotocollen toegevoegd voor veel voorkomende werkzaamheden. Afhankelijk van de aard van de activiteit, de aanwezigheid van de beschermde dieren en planten en het delen van verantwoordelijkheid tussen de provincie en marktpartijen moeten alle of een deel van de stappen gevolgd worden en zijn één of meerdere werkprotocollen van toepassing. Per stap wordt ingegaan op: verantwoordelijke voor de uitvoering of coördinatie: hierbij is onderscheid gemaakt in de projectleider die verantwoordelijk is voor alle activiteiten in de betreffende fase en een ecoloog/ter zake deskundige in de Flora- en faunawet, die de projectleider adviseert bij de uitwerking (zie kader). Bij sommige stappen ligt de verantwoordelijkheid extern, zoals de beoordeling door het bevoegd gezag; planning: de inzet in dagen van een ecoloog en de doorlooptijd voor de werkzaamheden ten behoeve van de Flora- en faunawet; werkzaamheden: welke werkzaamheden moeten gedaan worden in de stap? Verantwoordelijken Projectleider provincie Onder een projectleider wordt verstaan een persoon die: Verantwoordelijk is voor de uit te voeren stappen in een bepaalde fase binnen het project. Dit kan de hoofdprojectleider, deelprojectleider of omgevingsmanager zijn. Bij grotere projecten zal de projectleider deze taken neer leggen bij de omgevingsmanager. Ecoloog (ter zake kundige) Dit kan iemand zijn van de provincie, van DLG of van een extern bureau. Onder een ecoloog ( ter zake kundige) wordt verstaan een persoon die: –
Op HBO, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie en/of
–
Als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau dat is aangesloten bij het netwerk Groene Bureaus en/of
–
Zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Das en Boom, VZZ, RAVON, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch genootschap, KNNV, NJN, EIS Nederland, FLORON, VOFF, SOVON, etcetera).
Bevoegd gezag en inhoudelijke beoordeling Een verzoek voor ontheffing voor het overtreden van een verbodsbepaling wordt bij Dienst Regelingen (DR) van LNV aangevraagd. DR is namens de Minister van LNV verantwoordelijk voor de juridisch verantwoorde opbouw van het dossier en het opstellen van een juridisch houdbare beschikking op de aanvraag. Inhoudelijk wordt DR geadviseerd door de regionale vestigingen van Dienst Landelijk Gebied (DLG) en, in bepaalde bestuurlijk complexe zaken, tevens door de Directie Regionale Zaken (DRZ) van LNV.
januari 2009, versie 3 -4-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
In bijlage 1 leest u meer over de relatie tussen de Flora- faunawet en overige wetgeving waarin natuurwaarden worden afgewogen. De beschermingsregimes en informatie over de toetsing aan de Floraen faunawet vindt u in bijlage 2. Deze dient echter altijd gecontroleerd te worden op actualiteit op de website van het ministerie van LNV: www.hetlnvloket.nl. In bijlage 2 is het beschermingsregime van de Flora- en faunawet nader toegelicht. De beschermde soorten van de Flora- en faunawet zijn opgenomen in bijlage 3. Tot slot zijn waarnemingenformulieren toegevoegd die ingevuld dienen te worden vóór en tijdens de werkzaamheden. Het stappenplan is opgesteld door DHV in opdracht van Provincie Gelderland.
LET OP: Deze handreiking is gebaseerd op de ervaringen die vanaf het in werking treden van de Flora- en faunawet in 2002 zijn opgedaan en zal op grond van nieuwe ervaringen geactualiseerd moeten worden. Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend; de teksten van de wet, de besluiten e.d. en jurisprudentie zijn bepalend.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 -5-
DHV B.V.
2
UITWERKING STAPPENPLAN
Voor zowel beheer en onderhoud, bestendig gebruik, beheer en schadebestrijding als voor nieuwe projecten wordt in dit hoofdstuk het stappenplan Flora- en faunawet toegelicht. Conform het stappenplan gaat het om: I-initiatieffase; P-planfase; V-voorbereidingsfase; U-uitvoeringsfase. Per stap binnen een fase wordt ingegaan op: verantwoordelijke voor de uitvoering of coördinatie: hierbij is onderscheid gemaakt in de projectleider die verantwoordelijk is voor alle activiteiten in de betreffende fase en een ecoloog/ter zake deskundige in de Flora- en faunawet, die de projectleider adviseert bij de uitwerking; planning: de inzet in dagen van een ecoloog en de doorlooptijd voor de werkzaamheden ten behoeve van de Flora- en faunawet; werkzaamheden: welke werkzaamheden moeten gedaan worden in de stap?
2.1
Initiatieffase (I-fase) Onder de initiatieffase wordt verstaan de fase waarin de provincie een idee heeft om een activiteit te gaan ondernemen. In deze fase wordt een projectplan en een planning opgesteld. De twee vragen hierbij zijn: 1. wat is het type activiteit (zie tabel 1), 2. kan je met het uitvoeren van de activiteit te maken krijgen met de Flora- en faunawet? In deze fase dient globaal aangegeven te worden: type activiteit verwachting effecten in relatie tot verbodsbepalingen Flora- en faunawet vaststellen welke natuurwetten en –beleid nog meer van toepassing zijn (ligging ten opzichte van Natura 2000-gebieden en EHS-gebieden) met welk doel de activiteiten en werkzaamheden gaan plaatsvinden (nut & noodzaak) planning van de werkzaamheden, tijd en kosten I1: Beschrijf type activiteit of werkzaamheden Verantwoordelijke: Projectleider Planning: er is geen inzet van een ecoloog noodzakelijk. De doorlooptijd is afhankelijk van de grootte en vorm van de activiteit. In de initiatieffase worden de activiteiten of werkzaamheden op hoofdlijnen beschreven. Het gaat onder meer om doel en maatschappelijk belang, locatie en aard van de activiteit. De Flora- en faunawet stelt verschillende voorwaarden, afhankelijk van de aard van het project. Hierbij worden activiteiten onderverdeeld in “ruimtelijke inrichting en ontwikkeling”, “bestendig beheer en onderhoud” en “bestendig gebruik”. In tabel 1 zijn voorbeelden van activiteiten/werkzaamheden van de provincie met betrekking tot bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik en ruimtelijke ingrepen (ontwikkeling) en beheer weergegeven.
januari 2009, versie 3 -6-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Tabel 1.
Activiteiten/werkzaamheden waar de Flora- en faunawet van toepassing kan zijn
Bestendig beheer en onderhoud o.a.
-
Maaien en klepelen van bermen Bermverlaging Schonen vaarwegen, watergangen en –partijen Baggeren van waterbodems en herprofilering oevers Snoeien en dunnen van bomen en beplantingen Onderhoud wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair
Ruimtelijke ontwikkeling o.a.
-
Voorbereiden van nieuwe werken Vellen en rooien van bomen en beplantingen Graafwerkzaamheden Afdammen, dempen en graven van wateren Sloop van bouw- en kunstwerken Bouwwerkzaamheden en aanleggen wegen en verhardingen
Voorbeelden uit de praktijk Stel men wil 3 km wegberm maaien. Is de Flora- en faunawet hier van toepassing? Ja, mits er beschermde soorten voorkomen en negatieve effecten (bv. verstoring en/of vernietiging van habitat) te verwachten zijn. Stel met wil een extra aansluiting op een weg realiseren. Is de Flora- en faunawet hier van toepassing? Ja, mits er beschermde soorten voorkomen. Negatieve effecten (bv. dichten watergang, kappen van bomen, bronbemaling, maaien, verwijderen struweel, asfalteren) zijn te verwachten. Stel men wil onderhoud plegen aan een ecologische verbindingszone, wat uiteindelijk een positief effect zal hebben op planten- en diersoorten. Is dan ook de Flora- en faunawet van toepassing? Ja, als tijdens de uitvoering negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten zijn (verstoring en/of vernietiging) is ook voor dit soort werkzaamheden de Flora- en faunawet van toepassing.
De beschermde soorten van de Flora- en faunawet zijn opgenomen in bijlage 3. I2: Vaststellen of/en welke natuurwetten van toepassing zijn Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 0,5 – 1,5 dagen In deze stap bepaalt een ecoloog of door de activiteiten mogelijk verbodsbepalingen uit de Flora- faunawet of andere natuurwetten worden overtreden. In het kader op de volgende bladzijde zijn de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet beschreven. De ecoloog kijkt in deze stap op hoofdlijnen naar de activiteit en mogelijke effecten op soortgroepen (amfibieën, zoogdieren, vogels, planten etc.). In dit stadium wordt nog geen gedetailleerde effectbeschrijving gemaakt op basis van verspreidings/veldgegevens. Indien kan worden uitgesloten dat er (beschermde) planten en dieren voorkomen en/of er verbodsbepalingen worden overtreden dan zijn er geen vervolgstappen noodzakelijk. (Hiertoe kan de berminventarisatie van de provincie Gelderland gebruikt worden. Via Atlas Groen Gelderland (http://geodata2.prvgld.nl/apps/groengelderland/, of via www.gelderland.nl) wordt een actuele en gebiedsdekkende berminventarisatie gepubliceerd.) De resultaten worden in een memo vastgelegd, zodat bij uitvoering kan worden aangetoond dat er getoetst is aan de Flora- en faunawet. Als men niet met
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 -7-
DHV B.V.
zekerheid kan uitsluiten dat verbodsbepalingen overtreden worden dan is het resultaat van deze stap een advies voor vervolgstappen en nader onderzoek. Toelichting belangrijke verbodsbepalingen Flora- en faunawet: Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, te vervoeren, ter vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Naast toetsing van de activiteit aan de Flora- en faunawet moet de activiteit ook aan andere wetten getoetst te worden. Een ecoloog dient in deze stap te bekijken of de locatie waar de activiteit gaat plaatsvinden in of nabij een Natura 2000-gebied of EHS-gebied ligt, in de buurt van een KRW-watergang ligt en of er bomen gekapt worden die onder de Boswet of gemeentelijke kapverordening vallen. De procedures van de verschillende wetten die voor natuur relevant zijn, volgen aparte sporen. Er zijn wel mogelijkheden om effectbeoordelingen of toetsen te combineren en mitigerende maatregelen (het verminderen van negatieve effecten van een ingreep door maatregelen te treffen die een directe relatie hebben met deze ingreep en haar effecten) en compenserende maatregelen (het herontwikkelen van natuurwaarden die verloren gaan door een ingreep. Compensatie kan zowel kwantitatief als kwalitatief plaatsvinden) in samenhang uit te voeren. In bijlage 1 zijn de verschillende wetten kort omschreven. I3: Stel vast welke informatie nodig is voor de toetsing aan de Flora- en faunawet Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 2– 6 dagen Nadat is vastgesteld dat mogelijk sprake is van overtreding van de Flora- en faunawet moet vastgesteld worden welke informatie nodig is om een nadere toetsing aan de Flora- en faunawet uit te voeren. Hierbij moeten de volgende vragen beantwoord worden: 1. Welke informatie is nodig om te toetsen aan de Flora- en faunawet? 2. Welke informatie is beschikbaar? 3. Wanneer en hoe dient onderzoek naar ontbrekende informatie uitgevoerd worden?
januari 2009, versie 3 -8-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
1. Welke informatie is nodig om te toetsen aan de Flora- en faunawet? Een ecoloog bepaalt welke informatie nodig is om te toetsen aan de Flora- en faunawet, denk hierbij aan het voorkomen van beschermde soorten en informatie over ingreep-effectrelaties (zie kader op volgende 3 bladzijde). Op de site van LNV is een effectenindicator beschikbaar . De effectenindicator is een instrument waarmee mogelijke schadelijke effecten ten gevolge van de activiteit en plannen kunnen worden verkend. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende factoren. Deze informatie is generiek. Om vast te stellen of een activiteit in de praktijk schadelijk is moet gedetailleerder naar de activiteit en de lokale situatie gekeken worden. Toelichting mogelijke effecten: Vernietiging habitat: oppervlakte verlies Kwaliteitsverlies habitat door chemische effecten: verzuring, vermesting, verzoeting, verzilting, verontreiniging Kwaliteitsverlies habitat door fysieke effecten: verdroging, vernatting, verandering stroomsnelheid, verandering overstroomfrequentie, verandering dynamiek substraat, verandering (water)temperatuur Kwaliteitsverlies habitat door verstorende effecten: geluid, licht, trilling, verstoring door mensen of verkeer, mechanische effecten Kwaliteitsverlies door verlies ruimtelijke samenhang: barrièrewerking, versnippering, verdeling gebieden over het landschap Kwaliteitsverlies door beïnvloeding soortensamenstelling: introductie van gebiedsvreemde soorten, verandering in voedselaanbod, introductie predatoren, toename concurrentie door opheffen isolatie (bijvoorbeeld bij noordse woelmuis)
2. Welke informatie is beschikbaar? Een ecoloog bepaalt in deze stap of de gegevens over het voorkomen van beschermde planten en dieren actueel en compleet zijn en of de informatie die nodig is om de ingreep-effectrelaties te beoordelen aanwezig is. In de initiatiefase kan gestart worden met een oriënterend onderzoek of quick scan door een ecoloog om de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied én in de omgeving, het invloedsgebied, te bepalen. Het oriënterend onderzoek kan plaatsvinden op basis van bestaande gegevens (zoals literatuuronderzoek, consultatie van beheerders en lokale natuurwerkgroepen, www.natuurloket.nl) en een veldbezoek. Hiertoe kan de berminventarisatie van de provincie Gelderland gebruikt worden. Via Atlas Groen Gelderland (http://geodata2.prvgld.nl/apps/groengelderland/, of via www.gelderland.nl) wordt een actuele en gebiedsdekkende berminventarisatie gepubliceerd. Op basis van het oriënterend onderzoek of quickscan kan een ecoloog in een vroeg stadium aanbevelen eventueel uit te wijken naar andere locaties en te zoeken naar andere oplossingsrichtingen, een beeld te krijgen welke effecten al bepaald kunnen worden en/of voor welke soorten nog aanvullende gegevens verzameld dienen te worden. 3. Wanneer en hoe dient onderzoek naar ontbrekende informatie uitgevoerd worden? Mocht het zo zijn dat er (veld)onderzoek noodzakelijk is, dan is het zaak dit goed in te plannen. Voor de ontheffingsaanvraag mogen gegevens uit het natuuronderzoek ten behoeve van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud niet ouder zijn dan 5 jaar, gegevens voor ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting mogen niet ouder zijn dan 2 jaar. Afhankelijk van de planning van de uitvoering van het project kan het daarom in sommige gevallen beter zijn om in een later stadium veldonderzoek uit te laten voeren. Veldonderzoek vindt hoofdzakelijk plaats in maart t/m september, met
3
http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000//effectenindicatorappl.aspx?subj=effectenmatrix&tab=1
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 -9-
DHV B.V.
uitzondering van onderzoek naar winterverblijfplaatsen van vleermuizen: december t/m februari. Met deze perioden dient in de algemene projectplanning rekening gehouden te worden. I4: Plannen en uitzetten veldonderzoek Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 2 – 3 dagen met doorlooptijd van ca. 3 weken voor het aanvragen van beschikbare gegevens en periode maart-september (winterverblijfplaatsen vleermuizen in december-februari) voor veldonderzoek. Een ecoloog plant en zet in overleg met de projectleider het veldonderzoek uit. Het veldonderzoek mag parallel lopen aan de initiatieffase en de planfase aangezien bij sommige grotere projecten niet aan de eis van de actualiteit van het veldonderzoek voldaan kan worden als er in een te vroeg stadium veldonderzoek gedaan is. Het veldonderzoek moet: aan- of afwezigheid van alle relevante beschermde soorten met, indien relevant, hun vaste rust- en verblijfplaatsen of groeiplaatsen aantonen; actueel zijn (niet ouder dan 2 tot 5 jaar voor de ontheffingsaanvraag); op een voor de soort goede wijze (methodiek) en in het juiste seizoen verzameld zijn; traceerbaar en verifieerbaar zijn; door een voldoende deskundig persoon uitgevoerd zijn; dekkend zijn voor die onderdelen van het gebied die beïnvloed worden door de activiteiten; op een adequaat detailniveau weergegeven worden.
2.2
Planfase (P-fase) Onder de planfase wordt verstaan de fase waarin de provincie het idee uit de initiatieffase gaat uitwerken tot een plan. In deze fase worden de uit te voeren activiteiten beschreven en de effecten op beschermde soorten in beeld gebracht. De rol en verantwoordelijkheid van provincie in deze fase is afhankelijk van de wijze van aanbesteding. Indien gekozen is voor bijvoorbeeld een Design&Construct zal het ontwerp en/of het specificeren van de activiteiten of werkzaamheden in handen liggen van een marktpartij. Deze zal dan ook de verantwoordelijkheid hebben om conform de Flora- faunawet te werken. Indien de provincie in een later stadium het werk uitbesteed of in eigen hand houdt is de provincie zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de hieronder beschreven stappen. P1: Nader specificeren activiteiten (nieuwe werken, beheer&onderhoud, voorkomen schade/overlast, veiligheid), rekening houdend met resultaten uit het natuuronderzoek Verantwoordelijke: Projectleider in overleg met ecoloog Planning: 0,5 – 10 dagen De projectleider stemt de activiteiten af met een ecoloog. Houdt hierbij rekening met de resultaten uit het natuuronderzoek (quick scan, dan wel veldinventarisatie). Negatieve effecten van activiteiten kunnen in veel gevallen beperkt blijven door te kiezen voor een wijze of periode van uitvoering die minder schade aanricht, zie hiervoor de werkprotocollen in hoofdstuk 3.
januari 2009, versie 3 - 10 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Ten opzichte van fase I2 dient in deze fase de activiteiten gedetailleerder uitgewerkt te worden, zoals: Aard van het gebied waar de activiteiten en werkzaamheden gaan plaatsvinden Welke activiteiten of werkzaamheden uitgevoerd zullen worden De locatie(s) van de activiteiten en werkzaamheden Wanneer de activiteiten of werkzaamheden uitgevoerd gaan worden De wijze waarop de werkzaamheden en activiteiten uitgevoerd zullen gaan worden Tijdelijke en blijvende activiteiten en werkzaamheden In de planvorming vinden vaak aanpassingen plaats op basis van nieuwe inzichten, overleg met belanghebbenden of eisen vanuit de maatschappij. Nadat eventueel de aanvullende informatie is verzameld of geactualiseerd kan definitief in beeld gebracht worden welke activiteiten of werkzaamheden waar, wanneer en hoe plaatsvinden. Deze definitieve plannen zijn de basis voor eventuele vrijstellingen of ontheffingen. P2: Controle compleetheid/actualiteit natuurinventarisatiegegevens Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 0,5 – 3 dagen Een ecoloog toetst in deze stap het uitgevoerde natuuronderzoek aan de vereisten vanuit de wet (stap I3) en volledigheid ten behoeve van de effectenbeoordeling van de activiteit. De Gedragscode Provinciale Infrastructuur schrijft voor dat inventarisatiegegevens ten behoeve van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud mogen niet ouder zijn dan 5 jaar, gegevens voor ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting mogen niet ouder zijn dan 2 jaar. Het kan zijn dat de specificatie van de activiteit leidt tot een uitbreiding van de locatie, andere effecten of uitvoeringsperiode of -duur, waardoor het natuuronderzoek niet (meer) compleet en/of actueel is. Laat indien nodig aanvullend veldonderzoek uitvoeren. P3: Beoordelen effecten en toetsen aan Flora- en faunawet Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 2,5 – 8 dagen Welke effecten er op treden en of er een verbodsbepaling wordt overtreden, is van vele factoren afhankelijk zoals: de soort, de activiteit, de locatie, de wijze van uitvoeren, het tijdstip van uitvoeren. Per beschermde soort dient aangegeven te worden welke verbodsbepaling wordt overtreden, op welke locatie(s) en door welke werkzaamheden. Dit is maatwerk, schakel hiervoor een ecoloog in. De toetsing voor bestendig gebruik, beheer & onderhoud en ruimtelijke inrichting wordt in het stappenplan en in bijlage 2 toegelicht. Ook is in figuur 2.1 een schematische weergave weergegeven voor situaties waarin een gedragscode gebruikt kan worden. De effectbeoordeling in de planfase is een gedetailleerdere en specifiekere invulling van de stap I2. Bij de effectbeschrijving dient onderscheid te worden gemaakt in tijdelijke effecten (tijdens de uitvoering/aanlegfase) en permanente effecten (gebruiksfase). Houd er ook rekening mee dat de activiteit zelf geen effect kan hebben, maar gezamenlijk met andere activiteiten of werkzaamheden die in het gebied plaatsvinden of gaan vinden, wel effect kunnen hebben (cumulatieve effecten). Lang niet alle activiteiten leiden noodzakelijkerwijze tot overtreding van één of meer verbodsbepalingen. Bijvoorbeeld omdat in het gebied geen beschermde soorten voorkomen of, wanneer deze er wel zijn, de activiteit op een zodanige wijze uitgevoerd kan worden dat er geen overtreding plaatsvindt omdat er bijvoorbeeld geen nest wordt verstoord omdat er buiten de voortplantingsperiode van de betreffende soort wordt gewerkt.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 11 -
DHV B.V.
Figuur 2.1.
Schematische weergave voor het gebruik van gedragscode
januari 2009, versie 3 - 12 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
P4: Vooroverleg DLG of LNV-DR Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 1,5 dagen Om de ontheffingsaanvraagprocedure vlotter te laten verlopen, wordt aanbevolen om vooraf contact op te nemen met de Dienst Landelijk Gebied (DLG) voor inhoudelijke vragen en de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV-DR) voor procesmatige/juridische vragen. Vooroverleg met DLG en/of LNV-DR kan de behandelingstermijn versnellen. In het vooroverleg kan onder andere besproken worden of de gebruikte informatie afdoende is, de beoordeling van de effecten volgens de juiste methode uitgevoerd is en kan afstemming plaatsvinden over (de noodzaak van) mitigerende en/of compenserende maatregelen. P5: Activiteiten aanpassen en mitigerende en compenserende maatregelen vaststellen. Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 3 dagen Indien er verbodsbepalingen worden overtreden, moeten de activiteiten of werkzaamheden zo mogelijk aangepast worden. Effecten kunnen beperkt worden door de wijze of het tijdstip van uitvoering en/of door zorgvuldig handelen. Op basis van de effectbeoordeling dient de projectleider samen met een ecoloog te beoordelen of onderdelen van het plan aangepast dienen te worden en welke mogelijk mitigerende en compenserende maatregelen genomen kunnen worden en of er mogelijke alternatieven voor het realiseren van het plan zijn. Dit laatste is verplicht als er effecten zijn op soorten van tabel 3 van de Floraen faunawet. P6: Vaststellen of naast zorgplicht, gedragscode of ontheffing van toepassing is Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 0,5 - 2 dagen Afhankelijk van het type activiteiten of werkzaamheden die gaan plaatsvinden en het beschermingsregime van de voorkomende soorten moet er voor het mogen overtreden van een verbodsbepaling een ontheffing worden aangevraagd. Ook kan een vrijstelling gelden, al dan niet onder de voorwaarde dat er aantoonbaar wordt gewerkt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode, zie figuur 2.1. De werkprotocollen uit hoofdstuk 3 zijn conform de goedgekeurde gedragscode Provinciale Infrastructuur. De zorgplicht oftewel de plicht tot zorgvuldig handelen is altijd van toepassing. Zorgvuldig handelen houdt in dat van de activiteiten of werkzaamheden geen wezenlijke invloed uitgaat op de beschermde soort(en) en dat voorafgaand aan en tijdens het uitvoeren van de activiteit in redelijkheid alles wordt verricht of gelaten om schade aan beschermde soorten te voorkomen.
2.3
Voorbereidingsfase (V-fase) Onder de voorbereidingsfase wordt verstaan de fase waarin de provincie de uitvoeringsfase gaat voorbereiden en de uit te voeren activiteiten vastlegt in een contract en aanbesteedt. De rol en verantwoordelijkheid van de provincie in deze fase is afhankelijk van de wijze van aanbesteding en de verantwoordelijkheden. Provincie Gelderland kan de verantwoordelijkheid voor het aanvragen en verkrijgen van vergunningen/ontheffingen geheel in de handen van de uitvoerende marktpartij leggen en buiten de wettelijke bepalingen geen aanvullende voorwaarden ten aanzien van natuur opnenen in het contract. De andere mogelijkheid is dat de provincie wel de ontheffing aanvraagt en/of eigen aanvullende voorwaarden ten aanzien van de omgang met natuurwaarden laat opnemen.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 13 -
DHV B.V.
V1: Ontheffing Flora- en faunawet aanvragen Verantwoordelijke: Ecoloog Planning: 1 – 3 dagen Indien er één of meer verbodsbepalingen worden overtreden en er geen vrijstelling geldt, moet ontheffing worden aangevraagd. Voor bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ingrepen dient een, altijd actueel, aanvraagformulier “Ontheffing, ingevolge Flora- en faunawet artikel 75, vijfde lid en zesde lid onderdeel c” te worden ingevuld (zie voor de meest actuele versie: www.hetlnvloket.nl). Bij het formulier dient een onderbouwing te worden gevoegd. Enkele algemene aandachtspunten bij het aanvragen van een ontheffing: Volledige en inhoudelijk goed onderbouwde aanvragen kunnen sneller worden afgehandeld. Bij onvolledige of slecht onderbouwde aanvragen zal verzocht worden om aanvullende informatie. Dat leidt tot vertraging in de afhandeling van de aanvraag. Op het aanvraagformulier dient gemotiveerd aangegeven te worden voor welke periode ontheffing wordt aangevraagd. De duur van de ontheffingsperiode is gekoppeld aan de duur van de werkzaamheden. Wees zo realistisch mogelijk bij het inschatten van de benodigde periode, maar houdt hierbij ook rekening met eventuele vertragingen in de uitvoering van de werkzaamheden door weersomstandigheden, benodigde tijd voor vergunningverlening, benodigde tijd voor subsidieverlening e.d. Een ontheffing wordt voor een periode van maximaal 5 jaar verleend en kan daarna worden verlengd. De werkzaamheden of activiteiten dienen voldoende concreet te zijn. Er moet bekend zijn wat er waar en wanneer op welke wijze gaat gebeuren. Een bestemmingsplan is bijvoorbeeld nog niet concreet genoeg. Bij het volledig ingevulde aanvraagformulier dienen bescheiden te worden toegevoegd, waarmee LNV in staat is om te bepalen of voldaan wordt aan de vereisten voor een ontheffing. Deze informatie kan geleverd worden in de vorm van (kopieën van) inventarisatierapporten, planrapporten en dergelijke. Mitigerende maatregelen bij ruimtelijke ingrepen. Voorkom overtreding van de Flora- en faunawet. Laat uw voorgenomen mitigerende maatregelen beoordelen door Dienst Regelingen. Als deze voldoende zijn krijgt u een beschikking met daarin de goedkeuring van uw maatregelen. De goedkeuring krijgt u in de vorm van een afwijzing van uw ontheffingsaanvraag. U heeft namelijk geen ontheffing nodig doordat u met uw maatregelen overtreding van de flora en faunawet voor komt. Uw mag uw werkzaamheden dus gaan uitvoeren. Zijn mitigerende maatregelen niet mogelijk? Dan volgt een volledige beoordeling voor ontheffing.
V2: Definitieve ontheffing Verantwoordelijke: Dienst Regelingen van LNV Planning: Afhankelijk van LNV. In principe is de doorlooptijd van een ontheffingsaanvraag 13 weken met een mogelijke verlenging van 13 weken, mits de vergunning correct is aangevraagd en er geen aanvullende vragen worden gesteld door LNV (zie kader gang van zaken ontheffingsaanvraag). Wanneer de ontheffingsaanvraag door LNV en DLG behandeld en goedgekeurd is en er door derden geen bezwaar en beroep is aangetekend of inmiddels afgehandeld is, wordt de definitieve ontheffing verstuurd. De ontheffing is voor max. 5 jaar geldig, afhankelijk van de aanvraagperiode.
januari 2009, versie 3 - 14 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Gang van zaken ontheffingsaanvraag: -
Ontvangst van de aanvraag. Binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag dient het bestuursorgaan te besluiten of de wettelijke beslistermijn van 6 maanden wordt verlengd met een redelijke termijn vanwege het feit dat het een zeer ingewikkeld besluit of een omstreden onderwerp betreft. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
-
Toezending van het ontwerp-besluit aan belanghebbenden.
-
Openbare kennisgeving van ontwerp-besluit.
-
Ter inzage legging van ontwerp-besluit gedurende 6 weken.
-
Zienswijzen kunnen gedurende deze 6 weken door een ieder worden ingediend.
-
Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.
-
Reactierecht van de aanvrager op de ingediende zienswijzen;
-
Het bestuursorgaan neemt het definitieve besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
-
Het definitieve besluit wordt bekendgemaakt aan de belanghebbenden, waaronder de aanvrager en degenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.
-
Openbare kennisgeving van het definitieve besluit.
-
Ter inzage legging van definitieve besluit gedurende 6 weken;
-
De beroepstermijn van 6 weken vangt aan op de dag na die waarop het besluit ter inzage wordt gelegd;
-
De Rechtbank beslist in principe binnen zestien weken na ontvangst van een beroepschrift.
V3: Voorwaarden vanuit gedragscode, zorgplicht en/of ontheffing opnemen in contract Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 1,5 dagen In het contract met de uitvoerder van het geplande project dienen het ontheffingbesluit en eventuele voorwaarden vanuit de ontheffing of de gedragscode (werkprotocollen hoofdstuk 3) opgenomen te worden. Wanneer er nog geen ontheffing is, dient in het contract opgenomen te worden dat alle schade die voortkomt uit het niet naleven van de Flora- en faunawet voor de uitvoerder (aannemer) is. De Flora- en faunawet kent een zorgplicht. Er moet voldoende zorg in acht genomen worden voor in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht is ingegeven door wat algemeen beschaafd en fatsoenlijk wordt geacht. Het is belangrijk dat bij de toekomstige werkzaamheden het besef bestaat dat er een “zorgplicht” is voor planten en dieren. Dit betekent concreet dat er bij de toekomstige uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van planten en dieren en dat schade zoveel mogelijk voorkomen moet worden. In tabel 2 zijn de maatregelen aangegeven die de uitvoerder kan nemen om de schade aan de natuur te voorkomen en/of te beperken. Een gunstige periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden is buiten het broedseizoen gezien de voortplantingsperiode, het broedseizoen en de winterrust (zie ook werkprotocollen hoofdstuk 3).
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 15 -
DHV B.V.
Tabel 2.
Maatregelen die de uitvoerder kan nemen voor beperking van de effecten op natuur
Ingreep
Effect
Maatregel
Verwijderen biotoop in
Vernieling vaste verblijfplaatsen
-
grasland
en verontrusting vogels en zoogdieren (vleermuizen)
Werkzaamheden buiten het broedseizoen uitvoeren (niet in maart-juli).
-
Begroeiing zoveel mogelijk handhaven (bomen rondom plangebied en weide). Wanneer niet mogelijk, na afronding werkzaamheden herbeplanting.
Graven/dempen
Verstoring van vissen, amfibieën,
watergang
zoogdieren en vogels
-
Zorgdragen voor vluchtmogelijkheid of
-
Vergraven van watergangen buiten periode
-
Dempen van sloten buiten de
Vernieling vaste verblijfplaatsen
-
Kap buiten het broedseizoen (niet in maart-juli).
en verontrusting vogels en
-
Zorgdragen voor vluchtmogelijkheid.
zoogdieren
-
Begroeiing zoveel mogelijk handhaven
wegvangen. winterrust (niet in november-februari). voortplantingsperiode (niet in maart-augustus).
Kap begroeiing
(boomrijen en struweel) i.v.m. vleermuizen. Wanneer niet mogelijk, na afronding werkzaamheden herbeplanting.
V4: Controle werkplan op Flora- en faunawet Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 1,5 dagen Indien de provincie de ontheffing heeft aangevraagd en eindverantwoordelijk is, is het aan te bevelen dat een ecoloog het werkplan van de gekozen uitvoerende marktpartij of de provincie zelf controleert om te kijken of de voorwaarden vanuit gedragscode (zie werkprotocollen in hoofdstuk 3), zorgplicht en/of ontheffing zijn opgenomen en er volgens de Flora- en faunawet gewerkt gaat worden. Indien de verantwoordelijkheid voor aanvraag en uitvoering conform Flora- en faunawet geheel bij de uitvoerende marktpartij ligt, is deze controle optioneel.
2.4
Uitvoeringsfase (U-fase) Onder de uitvoeringsfase wordt verstaan de fase waarin de uitvoerende partij of de provincie de activiteiten daadwerkelijk uitvoert. In deze fase dienen de activiteiten volgens de eisen uit de Flora- en faunawet uitgevoerd te worden. U1: Contractbeheersing conform voorwaarden Flora- en faunawet Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog (indien mogelijk effecten worden verwacht) Planning: 0,5 – 5 dagen Tijdens de uitvoering van de activiteiten of werkzaamheden dient de initiatiefnemer (de provincie of uitvoerende marktpartij) nog steeds rekening te houden met de verplichtingen vanuit de Flora- en faunawet. Indien gewerkt wordt volgens de werkwijze zoals beschreven in een goedgekeurde gedragscode, zal dat aantoonbaar moeten gebeuren. Wanneer een ontheffing is verkregen, dient eveneens aantoonbaar gewerkt te worden zoals beschreven in het bij de aanvraag toegevoegde
januari 2009, versie 3 - 16 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
projectplan en eventueel toegevoegde bescheiden en volgens de eventuele aanvullende voorwaarden die in de ontheffing opgelegd zijn. Contractvorming Wanneer de eisen/procedures t.a.v. de Flora- en faunawet niet door de opdrachtnemer nageleefd worden, dan zal de vergunningverlenende instantie de opdrachtgever aanspreken indien deze de aanvraag heeft gedaan. De risico’s (o.a. financiële) van het niet naleven van eisen/procedures t.a.v. de Flora- en faunawet liggen bij de opdrachtnemer als dit goed in de contracten is vastgelegd. Keuzes die nog resteren zijn o.a. -
wanneer doet de provincie zelf de Flora- en faunawet-voorbereidingen en wanneer de aannemer? wanneer doet de opdrachtnemer alles m.b.t. de Flora- en faunawet, en wanneer de provincie alles m.b.t. de Flora- en faunawet of een deel en de opdrachtnemer de rest, omdat tijdens het voortraject vaak nog niet duidelijk aan welke opdrachtnemer het werk wordt gegund?
Vlak voor en tijdens de uitvoering van de activiteiten en werkzaamheden moet het plangebied gecontroleerd worden op het alsnog voorkomen of hervestigen van beschermde soorten. Zo nodig dient aanvullend ontheffing te worden aangevraagd om dieren of planten van de werkplek te mogen verwijderen, voordat de werkzaamheden kunnen beginnen. Wanneer de werkzaamheden langer duren dan gepland, waardoor het tijdvak waarvoor de beschikking is afgegeven overschreden wordt, dient bij Dienst Regelingen van LNV tijdig verlenging van de ontheffing te worden aangevraagd voor de te verwachten resterende werkperiode. Afhankelijk van de periode waarvoor een verlenging aangevraagd wordt en de grootte en soort project kan Dienst Regelingen vrij snel een verlenging verleend worden. De snelheid van het verlenen van een verlenging voor de ontheffing kan variëren van circa enkele dagen tot enkele weken. Controle en toezicht van uitvoerders (aannemers) op en naleven van de eisen, die vanuit de Flora- en faunawet gesteld zijn, is van groot belang. Controle wordt door de AID (zie kader) uitgevoerd. Wanneer de provincie de ontheffing aangevraagd heeft is het ook verstandig/noodzakelijk om vanuit de provincie een toezichthouder aan te wijzen AID Indien zonder ontheffing of vrijstelling verbodsbepalingen worden overtreden is er sprake van een economisch delict. Een opsporingsambtenaar (AID, politie) kan in zo’n geval ter plekke proces-verbaal opmaken, de werkzaamheden onmiddellijk stilleggen of de activiteit verbieden of beëindigen. Door middel van bestuursdwang kan een herstelverplichting worden opgelegd: de schade zal fysiek ongedaan gemaakt moeten worden, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Indien wel ontheffing is verleend maar er wordt niet (geheel) in overeenstemming met de hieraan verbonden voorwaarden gehandeld of er wordt een verbod overtreden waarvoor geen ontheffing is verleend, kan de verleende ontheffing ingetrokken worden. Er zal na het intrekken van de ontheffing opnieuw ontheffing moeten worden aangevraagd, voordat de werkzaamheden kunnen worden hervat. Tegen intrekking van een ontheffing staat bezwaar en beroep open. Indien ondanks gedegen onderzoek toch nog een ter plekke niet eerder waargenomen beschermde soort opduikt en er dreigt een verbodsbepaling te worden overtreden, dan dient alsnog een aanvullende ontheffing te worden aangevraagd voor die soort. In dergelijke gevallen zal het vaak om een situatie gaan waarin de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort niet in het geding is. Gedurende de aanvraagperiode van de aanvullende ontheffing dienen werkzaamheden die de betreffende soort schaden stilgelegd te worden. Neem in dergelijke gevallen zo spoedig mogelijk contact op met DR van LNV.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 17 -
DHV B.V.
U2: Technische inspectie bij oplevering Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 5 dagen Nadat het werk opgeleverd is dient geïnspecteerd te worden of alles volgens het bestek is opgeleverd en of de technische eisen uit het bestek m.b.t. de mitigatie zoals vermeld in de werkprotocollen (zie hoofdstuk 3) van de gedragscode of mitigatie/compensatie, zoals ze vermeld zijn in de Flora- en faunawet ontheffing, goed zijn uitgevoerd. U3: Evaluatie/monitoring planten en dieren achteraf of mitigatie/compensatie functioneert Verantwoordelijke: Projectleider i.o.m. ecoloog Planning: 0,5 – 10 dagen Afhankelijk van de eisen die vanuit de Flora- en faunawet gesteld worden dient nadat het werk opgeleverd is mogelijk geëvalueerd/gemonitord worden of de mitigatie/compensatie functioneert. Dit kan bijvoorbeeld 4 door opnieuw veldonderzoek uit te voeren en te kijken of de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het gevaar is gebracht door de uitgevoerde activiteiten. Wanneer er in de ontheffing en vanuit de gedragscode geen eisen ten aanzien van monitoring gesteld zijn, is het niet noodzakelijk om te monitoren vanuit de Flora- en faunawet.
4
-
De staat van instandhouding wordt als “gunstig” beschouwd wanneer: Uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin deze voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
-
Het natuurlijk verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
-
Er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.”
januari 2009, versie 3 - 18 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3
WERKPROTOCOLLEN
Bijgevoegde werkprotocollen zijn gebaseerd op de goedgekeurde Gedragscode Provinciale 5 Infrastructuur . Als volgens deze protocollen gewerkt wordt, wordt voldaan aan de werkwijze die in deze gedragscode is voorgeschreven. Bij alle werkzaamheden is de uitvoering er op gericht om schade aan flora en fauna zo veel mogelijk te voorkómen en te beperken. Vanaf 2005 is het in sommige gevallen niet meer nodig om een ontheffing aan te vragen (“vrijstellingenbesluit” / AMvB art. 75). Voor met name vaak terugkerende werkzaamheden is het in sommige gevallen mogelijk om een vrijstelling te krijgen. Mogelijkheden tot vrijstelling zijn afhankelijk van het type werkzaamheden. Hierin worden drie categorieën onderscheiden. 1. Bestendig beheer en onderhoud Het gaat hier om werkzaamheden die al langer op dezelfde wijze worden uitgevoerd en daarom bestendig zijn. Het gaat dan niet noodzakelijkerwijze om werkzaamheden die jaar in jaar uit plaatsvinden: ook werkzaamheden die steeds in een cyclus met tussenpozen van een aantal jaren plaatsvinden kunnen bestendig zijn. Wanneer grote veranderingen in de werkwijze worden doorgevoerd of grootschalige maatregelen worden genomen, is geen sprake meer van bestendig beheer en onderhoud maar van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Dit is ook het geval wanneer werkzaamheden het karakter hebben gekregen van het wegwerken van achterstallig onderhoud. 2. Bestendig gebruik Onder het begrip “bestendig gebruik” vallen jarenlange activiteiten die samenhangen met de landschappelijke kwaliteit van een gebied, en die daarin zijn ingepast. Hiervoor geldt als voorwaarde, evenals bij “bestendig beheer en onderhoud”, dat de activiteiten al langer op dezelfde manier plaatsvinden en kennelijk niet hebben verhinderd dat zich beschermde soorten hebben gevestigd. Zodra veranderingen worden aangebracht in de frequentie, omvang of intensiteit en dus duidelijk wordt afgeweken van de gebruikelijke gang van zaken, is er niet langer sprake van bestendig gebruik. 3. Ruimtelijke ingreep/ontwikkeling Hierbij gaat het doorgaans om min of meer ingrijpende veranderingen die leiden tot functieverandering of uiterlijke veranderingen van een gebied. In onderstaand schema zijn de mogelijkheden tot vrijstelling van de ontheffingsplicht weergegeven. Categorie
Verbodsbepalingen
Soorten
Soorten
Soorten
Flora- en faunawet
tabel 1
tabel 2
tabel 3
Bestendig beheer en onderhoud
Art. 8 t/m 12
Bestendig gebruik
Art. 8, 9, 11 en 12
Vogels
Art. 10 (opzettelijke verstoring) Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting
Art. 8 t/m 12
Algehele vrijstelling van de ontheffingsplicht (zorgplicht geldt wel) Vrijstelling van de ontheffingsplicht, mits gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode Ontheffingsplicht (ontheffing aanvragen voor het overtreden van verbodsbepalingen)
5
BTL planburo B.V., februari 2006, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg Vakberaad Beheer
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 19 -
DHV B.V.
Voor werkzaamheden die niet binnen één van de bovenstaande categorieën vallen, moet ontheffing aangevraagd worden, tenzij het werk uitgevoerd kan worden zonder dat schadelijke effecten optreden voor soorten van tabel 2 en 3 (zie bijlage 3) op de bewuste locatie. Indien een ontheffing nodig is zal het werken volgens de gedragscode de negatieve effecten verminderen, en de kans op het verkrijgen van een ontheffing vergroten. Het Vrijstellingsbesluit biedt de mogelijkheid om middels de gedragscode voor activiteiten in het kader van “bestendig gebruik” een vrijstelling te krijgen. De provincie heeft wel terreinen die worden gebruikt voor “bestendig gebruik”, maar verricht (nagenoeg) geen activiteiten in de rol van gebruiker van deze terreinen. Daarom is deze categorie niet nader uitgewerkt in de gedragscode.
3.1
Algemene gedragsregels bij uitvoering Bij alle werkzaamheden die uitgevoerd gaan worden moet worden geregistreerd waar beschermde soorten van tabel 2 en 3 aanwezig zijn en welke maatregelen worden genomen om schade aan deze soorten te voorkomen. Vlak voor aanvang van de werkzaamheden moet het plangebied gecontroleerd worden op het alsnog voorkomen of hervestigen van beschermde soorten, zie stap U1. Er moet duidelijk gedocumenteerd zijn dat een inventarisatie gedaan is, dat mitigerende maatregelen zijn genomen, dat de uitvoering volgens gedragscode plaatsvindt. Als het beschreven stappenplan gevolgd wordt, wordt aan deze voorwaarde voldaan. In onderhouds- en beheerplannen geeft de beheerder aan hoe voorkomen zal worden dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten van tabel 2 en 3. Inzicht in de kwetsbaarheid tijdens de periodes van voortplanting, (winter)rust en/of migratie vormt de basis voor de planning van werkzaamheden (zie werkzaamhedenkalender bij waarnemingenformulier). Hierbij streeft de beheerder naar een optimalisatie voor meerdere, - soms strijdige - doelen, zowel voor ecologische doelen onderling als ook in samenhang met verkeersveiligheid en waterhuishoudkundige of organisatorische doelstellingen. Aandachtspunten De zorgplicht oftewel de plicht tot zorgvuldig handelen is altijd van toepassing, ook als het gaat om niet in de Flora- en faunawet genoemde soorten. Zorgvuldig handelen houdt in dat voorafgaand aan, en tijdens het uitvoeren van de activiteit, in redelijkheid alles wordt verricht of gelaten om schade aan beschermde soorten te voorkomen. Op plaatsen waar beschermde soorten van tabel 2 en 3 aanwezig zijn, wordt de uitvoeringsdatum van deze werkzaamheden afgestemd op de instandhouding van deze soorten. Bij werkzaamheden moeten de volgende elementen in ieder geval gespaard worden: o broedkolonies en andere vaste nestplaatsen van vogels (o.a. nestholten van ijsvogels en oeverzwaluwen, horsten van roofvogels, holten van spechten) o plaatsen waar beschermde vissen en amfibieën van tabel 2 en 3 paaien, eieren afzetten, opgroeien of overwinteren o vleermuiskolonies en zomer- en winterverblijfplaatsen in bomen en gebouwen o broedhopen van ringslangen o mierenhopen van de rode bosmier o eekhoornnesten o dassenburchten
januari 2009, versie 3 - 20 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
-
Als beschadiging van bovenstaande elementen onvermijdelijk is moet een ontheffing aangevraagd worden. Zo nodig wordt nader onderzoek verricht om de aanwezigheid van vleermuizen of broedende vogels uit te sluiten. Het uitsteken van beschermde planten, het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen of uitzetten gebeurt in alle gevallen onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soorten of soortengroepen. De periode waarin werkzaamheden plaatsvinden wordt zo kort mogelijk gehouden. Aan- en afvoerroutes lopen zo veel mogelijk via bestaande wegen en paden. Als nieuwe routes noodzakelijk zijn, worden waardevolle en kwetsbare delen van het gebied zo veel mogelijk ontzien. Wanneer bekend is dat beschermde soorten van tabel 2 en 3 voorkomen, waarvoor de genoemde maatregelen onvoldoende garantie bieden voor de gunstige staat van instandhouding, moeten aanvullende maatregelen genomen worden om te zorgen voor een duurzaam voortbestaan van de soort.
Onvoorziene omstandigheden Onvoorziene omstandigheden kunnen consequenties hebben voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Het gaat voornamelijk om: Onverwacht wordt een beschermde soort van tabel 3 aangetroffen Indien ondanks een goede inventarisatie alsnog beschermde soorten worden aangetroffen is er sprake van een onvoorziene omstandigheid. Er is sprake van een calamiteit Het gaat dan om situaties waarbij de veiligheid in het geding is, zoals overstromingen, brandgevaar, situaties waarbij ongevallen kunnen ontstaan. Er wordt dan direct bekeken wat gedaan kan worden om schade aan deze soorten te voorkomen. Geprobeerd zal worden de desbetreffende planten en dieren zonder schade te verplaatsen dan wel door fasering van werkzaamheden of door middel van planwijziging te sparen. Fasering kan door middel van het overslaan van bepaalde locaties of spreiding van de werkzaamheden in de tijd. Indien dit in redelijkheid niet mogelijk is, wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de Dienst Regelingen om te komen tot een voor deze soorten passende werkwijze.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 21 -
DHV B.V.
3.2
Toelichting werkprotocollen Voor veel voorkomende werkzaamheden in het kader van “bestendig beheer en onderhoud” en “ruimtelijke ontwikkeling en inrichting” zijn de volgende werkprotocollen opgesteld: Bestendig beheer en onderhoud: Maaien en klepelen van bermen (protocol 3.3.1) Protocol bermverhoging- en verlaging en het frezen van bermen (protocol 3.3.2) Schonen vaarwegen, watergangen en -partijen (protocol 3.3.3) Baggeren van waterbodems en herprofilering oevers (protocol 3.3.4) Snoeien van bomen en beplantingen (protocol 3.3.5) Dunnen van bomen en beplantingen (protocol 3.3.6) Onderhoud wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair (protocol 3.3.7) Onderhoud ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen (protocol 3.3.8) Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting: Vellen en rooien van bomen en beplantingen (protocol 3.4.1) Graafwerkzaamheden (protocol 3.4.2) Afdammen, dempen en graven van wateren (protocol 3.4.3) Sloop van bouw- en kunstwerken (protocol 3.4.4) Bouwwerkzaamheden en aanleggen wegen en verhardingen (protocol 3.4.5) Voor werkzaamheden die niet binnen één van de bovenstaande categorieën vallen, moet ontheffing aangevraagd worden, tenzij het werk uitgevoerd kan worden zonder dat schadelijke effecten optreden voor soorten van tabel 2 en 3 (zie bijlage 3) op de bewuste locatie. Per protocol is eerst kort een beschrijving en de doelstelling van de werkzaamheden beschreven. Daarna worden de gevoelige perioden genoemd van soortgroepen waar rekening mee gehouden moet worden. Per soortgroep wordt tevens een globale voorkeursperiode weergegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden. Bij de meeste protocollen is er sprake van drie kleurcoderingen: Groen: voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden/maatregelen Geel: werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Rood: werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren, voorbereidende werkzaamheden mogen wel plaatsvinden
De “aandachtspunten” bevatten algemene richtlijnen waaronder de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, of uitzonderingen op de voorgeschreven voorkeursperiode. Als binnen de voorgeschreven perioden gewerkt wordt (conform de Gedragscode Provinciale Infrastructuur) en aan de aangegeven voorwaarden voldaan wordt, geldt vrijstelling van de ontheffingsplicht voor tabel 2 en 3 soorten bij bestendig beheer en onderhoud. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting geldt vrijstelling voor tabel 2 soorten. Voor tabel 3 en vogel soorten geldt een ontheffingsplicht wanneer mitigerende maatregelen niet kunnen worden uitgevoerd. Dan kunnen afwijkende perioden gelden voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Zie hiervoor de 6 beschikbare natuurkalenders op de site van LNV . 6
http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640898&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_document_id=110637&p
_node_id=1851656&p_mode=BROWSE
januari 2009, versie 3 - 22 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.3
Bestendig beheer en onderhoud Bestendig beheer en onderhoud is het voortzetten van werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze werkzaamheden worden al langer op deze manier uitgeoefend en hebben kennelijk niet verhinderd - of er zelfs aan bijgedragen - dat zich beschermde soorten in het gebied hebben gevestigd. Voorbeelden zijn het maaien om vegetaties in stand te houden, het maaien van bermen voor verkeersveiligheid en het beheer van waterlopen. Wanneer grote veranderingen worden doorgevoerd, vallen de werkzaamheden niet meer onder bestendig beheer en onderhoud, maar onder “ruimtelijke ontwikkeling en inrichting”, zie paragraaf 3.4. Bij bestendig beheer en onderhoud is met een goedgekeurde gedragscode vrijstelling mogelijk voor beschermde soorten van tabel 2 en 3. In deze gedragscode is voor de volgende werkzaamheden die onder bestendig beheer en onderhoud vallen een werkprotocol opgenomen: Maaien en klepelen van bermen (protocol 3.3.1) Protocol bermverhoging- en verlaging en het frezen van bermen (protocol 3.3.2) Schonen vaarwegen, watergangen en -partijen (protocol 3.3.3) Baggeren van waterbodems en herprofilering oevers (protocol 3.3.4) Snoeien van bomen en beplantingen (protocol 3.3.5) Dunnen van bomen en beplantingen (protocol 3.3.6) Onderhoud wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair (protocol 3.3.7) Onderhoud ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen (protocol 3.3.8)
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 23 -
DHV B.V.
3.3.1
Protocol maaien en klepelen van bermen De doelstelling van het maaien en klepelen is het kort houden van de kruidachtige vegetatie om een stevige grasmat te krijgen en om te voorkomen dat opslag van houtachtige gewassen zich kan ontwikkelen. Het maaien van bermen wordt gecombineerd met het afvoeren van het vrijgekomen materiaal (al dan niet in dezelfde werkgang). Bij klepelen blijft het vrijgekomen materiaal achter in de berm. Het beheer heeft onder andere betrekking op wegbermen, onderhoudspaden, dijken, recreatiegras, ruigte, zoomvegetatie, watergangen inclusief oevers. Op locaties waar nu klepelbeheer wordt toegepast kan dit worden voortgezet. Het omschakelen van maaien naar klepelen kan alleen wanneer dit geen gevolgen heeft voor de eventueel aanwezige beschermde soorten van tabel 2 en 3. Dit zal, voor de omschakeling, moeten worden onderzocht door een deskundig ecoloog, om te voorkomen dat geschikt leefgebied voor deze soorten verloren gaat. Bermen die momenteel als ecologisch waardevol zijn aangemerkt (ecologische bermen) hebben doorgaans een beheer dat is afgestemd op de soorten die er aanwezig zijn. Dit beheer is zorgvuldig overwogen en voldoet aan de eisen uit de gedragscode provinciale infrastructuur (maaien na zaadzetting, broedseizoen etc). Planning Maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd van 15 juli tot 15 maart. In deze periode vindt geen voortplanting van betekenis plaats van vogels, insecten, amfibieën en reptielen en hebben de meeste planten zaad gezet. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Bermwerkzaamheden die worden beperkt tot de bebakeningsstroken en (uit)zichthoeken vinden gedurende het gehele jaar plaats, omdat hier geen beschermde soorten van tabel 2 en 3 te verwachten zijn. Ook gazons, recreatiegras en andere intensief gebruikte kruidachtige vegetaties (op vastgestelde locaties met structureel onderhoud) mogen jaarrond worden gemaaid, omdat hier geen beschermde soorten van tabel 2 en 3 te verwachten zijn. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Reptielen Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Maaiwerkzaamheden mogen alléén tussen 15 maart en 1 juni plaatsvinden wanneer er geen beschermde soorten van tabel 2 en 3 aanwezig zijn. Indien deze wel aanwezig zijn moet een ontheffing worden aangevraagd voor aanvang van de werkzaamheden. Als laatbroedende vogels (zoals kwartelkoning) worden vermoed, wordt het maaien uitgesteld tot na 15 augustus. Maaiwerkzaamheden mogen tussen 1 juni en 15 juli worden uitgevoerd mits voorafgaand gecontroleerd is en tijdens de werkgang goed wordt gelet op broedende vogels en bloeiende plantensoorten van tabel 2 en 3 opdat deze tijdens de werkzaamheden gespaard worden.
januari 2009, versie 3 - 24 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
-
-
Op de groeiplaats van beschermde plantensoorten van tabel 2 en 3 en waardplanten van beschermde soorten en in ecologische bermen breder dan 5 meter wordt de vegetatie niet of gefaseerd gemaaid (minimale tussenperiode: 1 jaar). Dit zodat deze plantensoorten zich voldoende kunnen vermeerderen en de functies van het leefgebied van voorkomende beschermde soorten gehandhaafd blijft (bijvoorbeeld voor overwintering van insecten). Dit gebeurt door te maaien na de zaadzetting na 15 juli of door minimaal 25 % van de groeiplaats van deze soort(en) later te maaien of bij toerbeurt over te slaan. Uitzondering hierop zijn plantensoorten die worden aangemerkt als plaagsoorten, zoals distels en brandnetels. Op locaties waar heischrale bermen voorkomen wordt, wanneer uit inventarisaties is gebleken dat hier beschermde reptielen van tabel 2 en 3 aanwezig zijn, gemaaid met wildredders. Wanneer sprake is van de aanwezigheid van vogels, worden de vogels, hun nesten, eieren en jongen voor aanvang van de werkzaamheden actief opgespoord en gespaard. Dat betekent dat locaties met nesten niet worden gemaaid en dat bij de maaiwerkzaamheden een afstand van 3 meter wordt aangehouden. Wanneer het nesten van Vogelrichtlijnsoorten of Rode Lijst soorten betreft moet een afstand van 5 meter worden aangehouden. Op locaties waar broedhopen voorkomen waarin zich slangen zouden kunnen bevinden wordt nader geïnventariseerd en bij aanwezigheid van deze soorten worden broedhopen gespaard.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 25 -
DHV B.V.
3.3.2
Protocol bermverhoging- en verlaging en het frezen van bermen -
-
Het verlagen van bermen wordt toegepast om de afvoer van water van het wegdek te garanderen. Dit is uit het oogpunt van de verkeersveiligheid noodzakelijk. De toplaag van enkele centimeters van de berm wordt hierbij verwijderd. Het betreft meestal alleen de eerste 1 à 1,5 meter langs de verharding (bebakeningsstrook). Deze werkzaamheden vinden plaats op basis van noodzaak, maar gemiddeld 1 maal per 8 à 10 jaar. Het frezen van bermen wordt uitgevoerd na het overlagen van asfalt vóór het aanvullen van de bermen. Het ophogen van bermen wordt toegepast na het overlagen van asfalt. Het gaat om een aantal centimeters verhoging en in de breedte alleen de eerste 1 à 1,5 meter langs de verharding.
Planning Bermwerkzaamheden welke verder reiken dan de bebakeningsstroken en (uit)zichthoeken worden uitgevoerd van 15 juli tot 15 maart. In deze periode vindt geen voortplanting van betekenis plaats van vogels, amfibieën en reptielen en hebben de meeste planten zaad gezet. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Bermwerkzaamheden welke worden beperkt tot de bebakeningsstroken en (uit)zichthoeken kunnen gedurende het gehele jaar plaatsvinden, omdat hier geen beschermde soorten van tabel 2 en 3 te verwachten zijn. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Reptielen Amfibieën Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Bermwerkzaamheden die verder reiken dan de bebakeningsstroken en (uit)zichthoeken mogen vanaf 1 juni worden uitgevoerd, mits voorafgaand gecontroleerd is en tijdens de werkgang goed gelet wordt op broedende vogels en bloeiende plantensoorten van tabel 2 en 3. Deze dienen gespaard te worden. Dat betekent dat een afstand van 5 meter wordt aangehouden tot locaties met nesten of bloeiende planten van tabel 2 en 3, waar geen bermwerkzaamheden plaatsvinden. Bermwerkzaamheden mogen alléén tussen 15 maart en 1 juni plaatsvinden als daar strikte noodzaak voor bestaat, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van stagnerend water op de rijbaan dat gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Voor de soorten uit tabel 3 geldt daarbij dat sprake moet zijn van een groot openbaar belang en dat er geen alternatieven zijn. Een alternatief kan zijn het graven van ondiepe geulen haaks op de weg om het overtollige water af te voeren. Na 1 juni kunnen de werkzaamheden dan alsnog worden uitgevoerd, onder bovenstaande voorwaarden. Bij voorkeur worden de werkzaamheden uitgesteld tot na 15 juli. Bij bermwerkzaamheden tijdens het broedseizoen worden onder deskundige begeleiding vogels, hun nesten, eieren en jongen actief opgespoord en gespaard. Dat betekent dat een afstand van 5 meter wordt aangehouden tot locaties met nesten, waar geen bermwerkzaamheden plaatsvinden. Hier kan
januari 2009, versie 3 - 26 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
-
de verkeersveiligheid worden behouden door het graven van ondiepe geulen haaks op de weg om het overtollige water af te voeren tot na het broedseizoen. Bermverlagingswerkzaamheden op plaatsen waar zich beschermde amfibieën, reptielen en zoogdieren van tabel 2 en 3 bevinden, geschieden buiten de overwinteringsperiode (1 november – 1 april). Op de groeiplaats van beschermde plantensoorten van tabel 2 en 3, worden deze soorten onder deskundige begeleiding uitgestoken, op depot gezet en later weer geplant.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 27 -
DHV B.V.
3.3.3
Protocol schonen vaarwegen, watergangen en –partijen Door het schonen van watergangen en –partijen (inclusief het verwijderen van overmatige watervegetatie) wordt de functie van de afvoer van water veilig gesteld. Hierdoor kan, ook bij overvloedige regenval, de afvoer van regenwater worden gegarandeerd. Ook kan het schonen van belang zijn voor de verkeersveiligheid en de functie van de vaarwegen (verbinding over water). Dit werkprotocol geldt niet voor achterstallig onderhoud. Planning Schoningswerkzaamheden worden uitgevoerd in de periode van 15 juli tot 1 november, met een voorkeur voor de maanden september en oktober. Dit is de periode na de voortplanting en voor de winterrust van vissen en amfibieën. Daarnaast hebben in deze periode vrijwel alle water- en oeverplanten zaad gezet. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Reptielen Vissen Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Schoningswerkzaamheden mogen alléén in de periode tussen 15 maart en 1 juni plaatsvinden als dit vanwege de doorstroming strikt noodzakelijk is en er geen sprake is van achterstallig onderhoud. Bij aanwezigheid van soorten uit tabel 3 geldt dat voor de schoningswerkzaamheden geen alternatieven voorhanden mogen zijn. Schoningswerkzaamheden mogen alléén worden uitgevoerd tussen 1 juni en 15 juli, wanneer bij de uitvoering goed wordt gelet op broedende vogels en bloeiende of zaadbevattende beschermde planten van tabel 2 en 3. Groeiplaatsen van de beschermde planten van tabel 2 en 3 en in gebruik zijnde vogelnesten en een zone van 3 meter rond de nesten worden overgeslagen bij het schonen. Het overgeslagen gedeelte wordt dan later geschoond, waardoor de betreffende soorten uitwijkmogelijkheden krijgen. Het schoonsel wordt direct op de kant (langs de watergang) gedeponeerd en pas na 2 dagen verspreid. Het water en de daarin voorkomende zaden en dieren kunnen terugstromen en terugvluchten naar het water. Het versneld afvoeren van het schoonsel is alleen mogelijk langs watergangen waar beschermde planten van tabel 2 en 3 staan of waar bermen te smal zijn. Het niet direct afvoeren van schoonsel zou hier namelijk kunnen leiden tot een (ongewenste) verrijking van het leefgebied van beschermde planten van tabel 2 en 3 of voor onveilige situaties. Op locaties waar waardplanten van beschermde soorten van tabel 2 en 3 groeien wordt minimaal 25% van de watervegetatie en van de waterbodem gespaard, zodat de functies van het leefgebied van aanwezige beschermde soorten van tabel 2 en 3 gehandhaafd blijven. Dit gebeurt door op dergelijke plaatsen bijvoorbeeld het ene jaar de linkeroever en het andere jaar de rechteroever te
januari 2009, versie 3 - 28 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
schonen of door na de schoningswerkzaamheden waardplanten onder deskundige begeleiding terug te zetten. Wanneer op basis van de gebiedsdekkende gegevens sprake is van beschermde soorten van tabel 2 en 3, waarvoor bovengenoemde maatregelen onvoldoende garantie bieden voor de gunstige staat van instandhouding, wordt direct na het schonen het op de kant gedeponeerd schoonsel gecontroleerd op aanwezigheid van beschermde vissen, amfibieën en libellenlarven van tabel 2 en 3. Indien dergelijke organismen aanwezig zijn, worden deze teruggezet in het water. Dat geldt ook voor planten of dieren die in symbiose leven met beschermde soorten van tabel 2 en 3, zoals grote zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 29 -
DHV B.V.
3.3.4
Protocol baggeren van waterbodems en herprofilering oevers Baggeren en herprofileren brengen een watergang weer terug op het oorspronkelijke profiel, waardoor de capaciteit voor het bergen en afvoeren van water wordt gegarandeerd. Langs wegen is dit belangrijk voor de verkeersveiligheid, voor vaarwegen is voldoende diepgang van belang voor de scheepvaart. Dit werkprotocol biedt geen vrijstelling voor achterstallig baggeren en herprofileren. In dat geval worden deze werkzaamheden aangemerkt als “ruimtelijke ontwikkelingen en inrichtingen”. Planning Baggerwerkzaamheden en herprofilering van watergangen en waterlopen worden uitgevoerd tussen 15 juli en 1 november. Dit is een periode na voortplanting en voor winterrust van vissen, amfibieën en insecten en na de zaadzetting van water- en oeverplanten. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Waterinsecten Vissen Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Tussen 15 juni en 15 juli zijn baggerwerkzaamheden en herprofilering mogelijk indien de volgende voorzorgsmaatregelen genomen worden: o zoveel van de gebieden worden gespaard als nodig is om de functies van het leefgebied van voorkomende beschermde soorten van tabel 2 en 3 te behouden (minimaal 25%). Dit kan door middel van fasering in de vorm van het overslaan van watergangen of stukken watergang of het uitvoeren per oever (minimale tussenperiode: zolang als nodig is voor herstel van het leefgebied). Dit om beschermde vissen en amfibieën van tabel 2 en 3 de gelegenheid te geven om te vluchten naar een deel van hun leefgebied dat behouden blijft. Indien dit niet mogelijk is worden deze soorten vantevoren weggevangen en op een geschikte locatie in de directe omgeving uitgezet. o Rondom groeiplaatsen van beschermde planten van tabel 2 en 3 en rondom alle in gebruik zijnde vogelnesten wordt en een zone van 3 meter gespaard. Tussen 1 november en 15 juni mogen baggerwerkzaamheden en herprofilering alléén in geval van calamiteiten worden uitgevoerd. Hierbij moeten beschermde soorten van tabel 2 en 3 worden weggevangen of geïsoleerd, moet het schoonsel worden nagelopen en soorten worden teruggezet. In vaarwegen kunnen jaarrond baggerwerkzaamheden en herprofilering plaatsvinden indien ondiepe delen in de oeverzone worden gespaard. Dit betekent dat bij het baggeren een afstand van 3 meter tot de oever (gerekend vanuit de waterlijn) wordt ontzien. Locaties waar beschermde soorten van tabel 2 en 3 voorkomen, worden zoveel mogelijk gespaard als nodig is om de functies van het leefgebied van voorkomende beschermde soorten te behouden (minimaal 25%). Dit houdt in: gefaseerde uitvoering van de maatregelen, bijvoorbeeld per oever of stukken watergang overslaan (minimale tussenperiode: zolang als nodig is voor herstel van het
januari 2009, versie 3 - 30 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
-
leefgebied) óf de aanwezige beschermde soorten van tabel 2 en 3 tijdelijk isoleren van het deel van de watergang waar de werkzaamheden plaatsvinden. Wanneer bekend is dat beschermde soorten van tabel 2 en 3 voorkomen, waarvoor bovengenoemde maatregelen onvoldoende garantie bieden voor de gunstige staat van instandhouding, wordt op de kant gedeponeerd slib direct gecontroleerd op aanwezigheid van beschermde vissen, amfibieën en libellenlarven van tabel 2 en 3. Indien dergelijke organismen aanwezig zijn, worden deze teruggezet in het water. Dat geldt ook voor planten of dieren die in symbiose leven met beschermde soorten van tabel 2 en 3, zoals grote zoetwatermosselen in het leefgebied van de bittervoorn. Wanneer de vervuilingsgraad van het slib te hoog is om op de kant te deponeren wordt deze afgevoerd. Dan moeten voorafgaand aan het baggeren, onder deskundige begeleiding, beschermde soorten van tabel 2 en 3 worden weggevangen en uitgezet in vergelijkbaar leefgebied in de directe omgeving waar geen werkzaamheden plaats gaan vinden.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 31 -
DHV B.V.
3.3.5
Protocol snoeien van bomen en beplantingen Het doel van het snoeien van bomen en beplantingen is deze beplantingen veilig en vitaal te houden. Bij snoeien verdwijnt geen complete opslag. Bij een dergelijke ruimtelijke ingreep dient het protocol vellen en rooien van bomen en beplantingen gevolgd te worden (protocol 3.4.1). Planning Snoeiwerkzaamheden worden niet uitgevoerd van 15 maart tot 15 juli (broedseizoen). Aan bomen waarin holen, spleten of rottingsgaten zijn vastgesteld worden ook in de periode 1 november - 15 maart geen werkzaamheden uitgevoerd (kans op vleermuizen). In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Broedvogels Vleermuizen Boommarter Dassenburcht Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten In de perioden 15 maart - 15 juli en 1 november - 15 maart kunnen snoeiwerkzaamheden alleen plaatsvinden als door controle is komen vast te staan dat in de directe omgeving geen (vaste rust- en verblijfplaatsen van) beschermde fauna van tabel 2 en 3 of broedende vogels voorkomen. Bomen met bewoonde horsten, holten of nesten en bomen met vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en de bomen in de directe omgeving daarvan dienen op zodanige wijze verzorgd te worden dat de verblijfplaatsen in stand blijven en aanwezige dieren niet worden verstoord. Wanneer deze bomen door een verminderde vitaliteit een gevaar voor de verkeersveiligheid dreigen te worden, moeten ze worden verwijderd. In de buurt van een boom waarin in dat seizoen een vogelnest is vastgesteld, mogen alléén werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 20 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van het nest of verontrusting van de vogels tot een minimum te beperken. De velrichting is altijd van zo’n boom afgewend. In de buurt van een boom waarin zich een bewoonde roofvogelhorst of spechtenholte bevindt, of waarvan bekend is dat die dient als vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen of boommarters, mogen alleen werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 50 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van deze soorten tot een minimum te beperken. Werkzaamheden binnen een straal van 20 meter van een bewoonde dassenburcht mogen alléén plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 1 januari en alléén als daarbij geen gebruik wordt gemaakt van rijdend materieel. Het verwijderen van waterlot en het uitvoeren van de boomveiligheidscontroles mag jaarrond worden uitgevoerd. In geval van iepziekte mogen besmette bomen direct worden verwijderd. Dit om te voorkomen dat andere bomen aangetast worden. Deze ziekte wordt aangemerkt als een calamiteit. Dit wil zeggen: de bomen mogen direct na constatering worden verwijderd.
januari 2009, versie 3 - 32 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.3.6
Protocol dunnen van bomen en beplantingen Het doel van het dunnen van bomen en beplantingen is deze beplantingen veilig en vitaal te houden. Daartoe behoren ook het dunnen in bossen en het vellen en rooien van individuele bomen of struiken in een rij of groep, of het verwijderen van opslag inclusief kluit. Bij dunnen verdwijnt geen complete opslag. Bij een dergelijke ruimtelijke ingreep dient het protocol vellen en rooien van bomen en beplantingen gevolgd te worden (protocol 3.4.1). Planning Dunningswerkzaamheden worden niet uitgevoerd van 15 maart tot 15 juli (broedseizoen). Aan bomen waarin holen, spleten of rottingsgaten zijn vastgesteld worden ook in de periode 1 november - 15 maart geen werkzaamheden uitgevoerd (kans op vleermuizen). In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Broedvogels Vleermuizen Boommarter Dassenburcht Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten In de perioden 15 maart - 15 juli en 1 november - 15 maart kunnen dunningswerkzaamheden alleen plaatsvinden als door controle is komen vast te staan dat in de directe omgeving geen (vaste rust- en verblijfplaatsen van) beschermde fauna van tabel 2 en 3 of broedende vogels voorkomen. Bomen met bewoonde horsten, holten of nesten en bomen met vaste verblijfplaatsen van vleermuizen mogen niet worden geveld, daar is een ontheffing voor nodig. Dergelijke bomen en de bomen in de directe omgeving daarvan dienen op zodanige wijze verzorgd te worden dat de verblijfplaatsen in stand blijven en aanwezige dieren niet worden verstoord. Wanneer deze bomen door een verminderde vitaliteit een gevaar voor de verkeersveiligheid dreigen te worden, moeten ze worden verwijderd. In de buurt van een boom waarin in dat seizoen een vogelnest is vastgesteld, mogen alléén werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 20 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van het nest of verontrusting van de vogels tot een minimum te beperken. De velrichting is altijd van zo’n boom afgewend. In de buurt van een boom waarin zich een bewoonde roofvogelhorst of spechtenholte bevindt, of waarvan bekend is dat die dient als vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen of boommarters, mogen alleen werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 50 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van deze soorten tot een minimum te beperken. De velrichting is altijd van zo’n boom afgewend. Werkzaamheden binnen een straal van 20 meter van een bewoonde dassenburcht mogen alléén plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 1 januari en alléén als daarbij geen gebruik wordt gemaakt van rijdend materieel. Het verwijderen van waterlot en het uitvoeren van de boomveiligheidscontroles mag jaarrond worden uitgevoerd.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 33 -
DHV B.V.
-
-
In geval van iepziekte mogen besmette bomen direct worden verwijderd. Dit om te voorkomen dat andere bomen aangetast worden. Deze ziekte wordt aangemerkt als een calamiteit. Dit wil zeggen: de bomen mogen direct na constatering worden verwijderd. Vellingswerkzaamheden en uitsleepwerkzaamheden als gevolg van een dunning binnen één vak worden uitgevoerd in een doorlooptijd die zo kort is als redelijkerwijs mogelijk.
januari 2009, versie 3 - 34 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.3.7
Protocol onderhoud wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair Uit het oogpunt van de verkeersveiligheid is het belangrijk dat verkeersborden en kunstwerken goed zichtbaar zijn en dat water goed kan afstromen van het wegdek. Hieronder valt ook het aanbrengen van een nieuwe asfaltlaag met bijbehorende bermafwerking. Het werkprotocol hiervoor is te vinden bij bermverhoging- en verlaging en frezen (protocol 3.3.2). Al het niet-groene onderhoud valt onder dit werkprotocol van onderhoud van wegen en verhardingen, bouw- en kunstwerken en (vaar)wegmeubilair. De werkzaamheden omvatten ook gladheidsbestrijding en het verwijderen van zwerfvuil. Bouw- en kunstwerken kunnen van belang zijn voor de volgende soortengroepen: (muur)planten, (broed)vogels (zoals huismus, uilen en zwaluwen), zoogdieren (vleermuizen en steenmarter), amfibieën en reptielen (muurhagedis). Vooral oude gebouwen vormen een geschikt leefgebied voor deze soorten. Planning Onderhoud aan bouw- en kunstwerken wordt niet uitgevoerd van 15 maart tot 15 juli (broedseizoen) en 1 november tot 15 maart. Werkzaamheden aan (vaar)wegmeubilair, waaronder verkeersborden en verlichting kunnen meestal jaarrond worden uitgevoerd. De kans op aanwezigheid van beschermde soorten van tabel 2 en 3 is daarbij namelijk minimaal. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Muurplanten Broedvogels Vleermuizen Reptielen Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden niet uitvoeren
Aandachtspunten Bij onderhoud aan wegverhardingen en andere verharde oppervlakken worden de in de omgeving aanwezige broedende vogels en andere beschermde planten- en diersoorten niet verstoord. Dit kan door voldoende afstand te bewaren tot de beschermde soorten of door het materieel en materiaal aan te passen in afstemming op de te beschermen soorten. Als chemische onkruidbestrijding voorzien is, dient de directe omgeving eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van beschermde plantensoorten van tabel 2 en 3. Indien dergelijke planten worden aangetroffen wordt in de directe omgeving hiervan geen chemische onkruidbestrijding toegepast. Hiervan wordt alléén afgeweken als alternatieven (mechanisch, branden) niet mogelijk zijn. Groeiplaatsen van beschermde muurplanten worden in stand gehouden. Veel muurplanten behoren tot de beschermde soorten van tabel 2. Wanneer vernietiging van groeiplaatsen onvermijdelijk is, worden onder deskundige begeleiding beschermde muurplanten en muurvegetaties van tabel 2 in bouw- en kunstwerken buiten de bloeitijd uitgestoken en elders in geschikt biotoop teruggeplaatst (eventueel samen met muurstukken, de aanwezigheid van de vegetatie kan namelijk samenhangen met de soort stenen/cement).
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 35 -
DHV B.V.
3.3.8
Protocol onderhoud ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen Bij het beheer en onderhoud van ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen staat het functioneren als ecologische verbinding en de instandhouding van soorten voorop. Het beheer en onderhoud dient er toe het functioneren van de verbinding in stand te houden en mogelijk te verbeteren. Planning Werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 juli tot 15 maart. In deze periode vindt geen voortplanting van betekenis plaats van vogels, insecten, amfibieën en reptielen en hebben de meeste planten zaad gezet. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Reptielen Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Het onderhoud van ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen is maatwerk. De werkzaamheden worden afgestemd op het type verbindingszone en faunavoorziening en sluiten aan bij de eisen en periodes die de specifieke doelsoorten stellen aan de voorzieningen. Omdat ecologische verbindingszones en faunavoorzieningen in feite bestaan uit meerdere beheertypen, sluit dit aan bij de gedragsregels zoals omschreven bij andere onderdelen van het bestendig beheer en onderhoud in deze gedragscode. Om onnodige verstoring te voorkomen wordt onderhoud aan verbindingszones en faunavoorzieningen binnen een kort tijdsbestek uitgevoerd.
januari 2009, versie 3 - 36 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.4
Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichtingen omvatten een breed scala aan activiteiten. Het zijn doorgaans ingrijpende veranderingen die leiden tot een functieverandering of uiterlijke verandering van het gebied. Voorbeelden zijn de aanleg van wegen, watergangen, ecologische verbindingszones, de bouw van woonwijken, schuur, of de verbouwing van een huis. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting is met een goedgekeurde gedragscode vrijstelling mogelijk voor beschermde soorten van tabel 2. Voor soorten van tabel 3 en beschermde vogelsoorten is vrijstelling echter niet mogelijk. Als er vogelsoorten, en soorten van tabel 3 voorkomen die negatieve effecten zullen ondervinden van de geplande werkzaamheden, moet u een ontheffing aanvragen. Wanneer u maatregelen kunt nemen om de functionaliteit van de voortplantings- en/ of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen hoeft u geen ontheffing van de flora en faunawet aan te vragen. Wilt u zeker weten of uw mitigerende maatregelen voldoende zijn, en er inderdaad geen ontheffing nodig is, vraag dan een ontheffing aan om uw maatregel goed te keuren. Voor goedkeuring van mitigerende maatregelen moeten de volgende punten voldoen: -Welke beschermde soorten leven er in het plangebied? -Wat is de functie van het gebied voor de soort? Bijvoorbeeld: Foerageer gebied, migratie route, voortplantingsplaats of winterverblijf. -In hoeverre wordt deze functionaliteit aangetast door de voorgenomen werkzaamheden? -Zijn er alternatieven? Is er bijvoorbeeld een netwerk van ruste- en verblijf plaatsen? -Welke mitigerende maatregelen zijn uitgevoerd of worden genomen om de functionaliteit te behouden? Het moet ecologisch onderbouwd zijn dat de maatregelen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen werken. -Bij mitigerende maatregelen is het van belang dat deze snel en effectief word gewerkt. Alle werkzaamheden die uitgevoerd worden, moeten worden geregistreerd waar beschermde soorten voorkomen.
Hoe groter het betreffende gebied of hoe ingrijpender de werkzaamheden, hoe groter de kans op schade aan beschermde soorten van tabel 2 en 3, en de noodzaak een ontheffing aan te vragen. Indien een ontheffing nodig is zal het werken volgens de gedragscode de negatieve effecten verminderen en de kans op het verkrijgen van een ontheffing vergroten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting moet ook rekening gehouden worden met cumulatie. Verschillende werkzaamheden apart hebben misschien geen effect, maar die werkzaamheden samen, bijvoorbeeld in tijd of ruimte, hebben misschien wel degelijk effect. Effecten tijdens de werkzaamheden en effecten van de nieuwe inrichting moeten in beeld worden gebracht voor aanvang van de werkzaamheden, zodat maatregelen ter vermindering van negatieve effecten genomen kunnen worden, bijvoorbeeld gefaseerd werken. In deze gedragscode is voor de volgende werkzaamheden die onder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting vallen een werkprotocol opgenomen: Vellen en rooien van bomen en beplantingen (protocol 3.4.1) Graafwerkzaamheden (protocol 3.4.2) Afdammen, dempen en graven van wateren (protocol 3.4.3) Sloop van bouw- en kunstwerken (protocol 3.4.4) Bouwwerkzaamheden en aanleggen wegen en verhardingen (protocol 3.4.5)
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 37 -
DHV B.V.
3.4.1
Protocol vellen en rooien van bomen en beplantingen Vellen en rooien van bomen en beplantingen wordt alleen gezien als ruimtelijke ingreep wanneer een complete opstand of rij verdwijnt. Wanneer de werkzaamheden geen dergelijke veranderingen in het milieu veroorzaken, dient het protocol “snoeien en dunnen van bomen en beplantingen” gevolgd te worden (protocol 3.3.5). De werkzaamheden voor het vellen en rooien van bomen en beplantingen kunnen betrekking hebben op struikenrijen, struwelen, singels, mantels, bossen, bosplantsoenen, spontane opslag, hakhout, solitaire bomen, boomgroepen, boomweides, bomenrijen, lanen, knotbomen en hagen. Planning Het vellen en rooien van bomen en beplantingen wordt niet uitgevoerd van 15 maart tot 15 juli (broedseizoen). Bomen waarin holen, spleten of rottingsgaten zijn vastgesteld mogen niet worden gekapt, tenzij onderzoek heeft aangetoond dat deze bomen niet gebruikt worden door beschermde soorten van tabel 2 en 3. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Als beschermde soorten van tabel 3 voorkomen kunnen afwijkende perioden gelden. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Broedvogels Vleermuizen Dassenburcht Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten In de periode 15 maart - 15 juli mag het vellen en rooien van bomen alleen plaatsvinden als door controle is komen vast te staan dat in de directe omgeving geen (vaste rust- en verblijfplaatsen van) beschermde fauna van tabel 2 of broedende vogels voorkomen. Als soorten van tabel 3 voorkomen moet een ontheffing aangevraagd worden. Bomen met bewoonde horsten, holten of nesten en bomen met vaste verblijfplaatsen van vleermuizen mogen niet worden geveld, daar is een ontheffing voor nodig. In de buurt van een boom waarin in dat seizoen een vogelnest is vastgesteld, mogen alleen werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 20 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van het nest of verontrusting van de vogels tot een minimum te beperken. De velrichting is altijd van zo’n boom afgewend. In de buurt van een boom waarin zich een bewoonde roofvogelhorst of spechtenholte bevindt, of waarvan bekend is dat die dient als vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen of boommarters, mogen alleen werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 15 maart - 15 juli als 50 meter afstand tot die boom wordt bewaard. Dit om de kans op verstoring van deze soorten tot een minimum te beperken. De velrichting is altijd van zo’n boom afgewend. Werkzaamheden binnen een straal van 20 meter van een bewoonde dassenburcht mogen alléén plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 1 januari en alléén als daarbij geen gebruik wordt gemaakt van rijdend materieel. In geval van iepziekte mogen besmette bomen direct worden verwijderd. Dit om te voorkomen dat andere bomen aangetast worden. Deze ziekte wordt aangemerkt als een calamiteit. Dit wil zeggen: de bomen mogen direct na constatering worden verwijderd.
januari 2009, versie 3 - 38 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
-
Vellingswerkzaamheden en uitsleepwerkzaamheden binnen één vak worden uitgevoerd in een doorlooptijd die zo kort is als redelijkerwijs mogelijk. Wanneer een lijnvormig element dat dienst doet als vliegroute voor vleermuizen wordt geveld, moet de lijnvormige structuur hersteld worden. Wanneer deze herplant niet mogelijk is moet vooraf een ontheffing worden aangevraagd
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 39 -
DHV B.V.
3.4.2
Protocol graafwerkzaamheden De graafwerkzaamheden omvatten tevens de werkzaamheden ten aanzien van kabels en leidingen. Het graven van wateren is apart ondergebracht in het werkprotocol “afdammen, dempen en graven van wateren” (protocol 3.4.3). Planning Graafwerkzaamheden vinden plaats buiten het broedseizoen van vogels. Graafwerkzaamheden mogen alleen plaatsvinden binnen het broedseizoen, als door onderzoek is vastgesteld dat zich op het terrein geen broedende vogels (meer) bevinden. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Als beschermde soorten van tabel 3 voorkomen kunnen afwijkende perioden gelden. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Reptielen Zandhagedis Zoogdieren Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden mogen onder voorwaarden uitgevoerd worden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Voorafgaand aan graafwerkzaamheden op groeiplaatsen van beschermde planten van tabel 2 en waardplanten van beschermde soorten van tabel 2 worden deze, onder deskundige begeleiding, uitgestoken en op een geschikte locatie zo dicht mogelijk bij het huidige leefgebied teruggeplaatst. Op plaatsen waar de zandhagedis wordt verwacht vinden geen werkzaamheden plaats tijdens de voortplantingsperiode van de soort (1 maart-1 juli) Wanneer na het graven nog andere werkzaamheden moeten plaatsvinden op de vergraven locatie, dan moeten zo nodig maatregelen genomen worden om te voorkómen dat hervestiging van beschermde soorten van tabel 2 op het terrein kan optreden. Het vrijhouden van het terrein van deze soorten kan voor een belangrijk deel gebeuren door bijvoorbeeld het terrein kaal te houden of dagelijks te gebruiken. Verstoren mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de vestiging van soorten, maar niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Plaatsen waar de kans bestaat dat beschermde amfibieën van tabel 2 het bouwrijpe terrein (opnieuw) kunnen koloniseren, worden uitgerasterd (met amfibieënraster). Bij de tijdelijke opslag van grond moet worden voorkomen dat soorten als oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds. Dit kan door het toepassen van flauwe taluds (> 1:3).
januari 2009, versie 3 - 40 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.4.3
Protocol afdammen, dempen en graven van wateren Hieronder vallen alle graafwerkzaamheden aan watergangen, waterpartijen en vaarwegen, inclusief oevers. Bij graafwerkzaamheden aan vaarwegen en watergangen is dit inclusief het afdammen, leegpompen en dempen. Planning Werkzaamheden als het afdammen, leegpompen en dempen of graven van watergangen op plaatsen waar beschermde soorten van tabel 2 en 3 aanwezig zijn, worden uitgevoerd in de periode van 15 juli tot 1 november. Dat wil zeggen na de voortplantingsperiode en vóór de winterslaap van amfibieën en reptielen en na het broedseizoen. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Als beschermde soorten van tabel 3 voorkomen kunnen afwijkende perioden gelden. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Flora Broedvogels Amfibieën Reptielen Vissen Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden bij voorkeur niet uitvoeren
Aandachtspunten Voorafgaand aan het dempen of vergraven van de watergang wordt deze zoveel mogelijk vrij gemaakt van beschermde dieren en planten van tabel 2: o Wanneer beschermde planten van tabel 2 lokaal in hun voorkomen bedreigd worden door de ingreep (voor zover deze ingreep onvermijdelijk is), worden deze onder deskundige begeleiding ruim uitgestoken en op een geschikte locatie zo dicht mogelijk bij het huidige leefgebied teruggeplaatst. o Wanneer beschermde dieren van tabel 2 door de ingreep bedreigd worden, worden deze voorafgaande aan het dempen van de sloot onder deskundige begeleiding weggevangen en teruggeplaatst in geschikte biotopen in de directe omgeving. Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven naar een naastliggende sloot, opdat aanwezige vissen, amfibieën en libellenlarven kunnen ontsnappen. Wanneer zich beschermde soorten van tabel 2 bevinden in watergangen, worden voor aanvang van de werkzaamheden eerst de nieuwe watergangen gegraven, zodat soorten meteen kunnen uitwijken naar deze nieuwe plek. Bij leegpompen van een watergang- of waterpartij worden vissen, amfibieën en libellenlarven van tabel 2 tijdig weggevangen en in de directe omgeving in een geschikt biotoop uitgezet.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 41 -
DHV B.V.
3.4.4
Protocol sloop van bouw- en kunstwerken Het slopen van gebouwen, kunstwerken, artistieke kunstwerken, viaducten, duikers, oeverconstructies, rotondes, riool etc. Bouw- en kunstwerken kunnen van belang zijn voor de volgende soortengroepen: (muur)planten, (broed)vogels (zoals huismus, uilen en zwaluwen), zoogdieren (vleermuizen en steenmarter), amfibieën en reptielen (muurhagedis). Vooral oude gebouwen vormen een geschikt leefgebied voor deze soorten. Werkzaamheden aan (vaar)wegmeubilair, waaronder verkeersborden en verlichting behoren niet tot het slopen van bouw- en kunstwerken. De kans op aanwezigheid van beschermde soorten van tabel 2 en 3 is daarbij namelijk minimaal. Planning Het slopen van bouw- en kunstwerken wordt niet uitgevoerd van 15 maart tot 15 juli (broedseizoen) en 1 november tot 15 maart. In onderstaand schema is globaal per soortgroep de voorkeursperiode voor het uitvoeren van werkzaamheden aangegeven. Als beschermde soorten van tabel 3 voorkomen kunnen afwijkende perioden gelden. Soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Muurplanten Broedvogels Vleermuizen Reptielen Voorkeursperiode voor het uitvoeren van de werkzaamheden Werkzaamheden niet uitvoeren
Aandachtspunten Groeiplaatsen van beschermde muurplanten worden in stand gehouden. Veel muurplanten behoren tot de beschermde soorten van tabel 2. Wanneer vernietiging van groeiplaatsen onvermijdelijk is, worden onder deskundige begeleiding beschermde muurplanten en muurvegetaties van tabel 2 in bouw- en kunstwerken buiten de bloeitijd uitgestoken en elders in geschikt biotoop teruggeplaatst (eventueel samen met muurstukken, de aanwezigheid van de vegetatie kan namelijk samenhangen met de soort stenen/cement). Bij aanwezigheid van vleermuizen in bouw- en kunstwerken dient altijd een ontheffing aangevraagd te worden. Bij substantiële aantasting van groeiplaatsen en verblijfplaatsen van beschermde soorten van tabel 2 worden maatregelen genomen om bij herontwikkeling van de locatie nieuw leefgebied voor de desbetreffende planten en dieren te creëren. Te denken valt aan het gebruik van speciale mortel voor muurplanten, nestgelegenheden voor zwaluwen en holten die als vaste verblijfplaats voor vleermuizen kunnen fungeren. Bij substantiële aantasting of de aanwezigheid van soorten van tabel 3 of vogels kan een ontheffing worden aangevraagd, of via een goedgekeurde mitigerende maatregel kunnen de werkzaamheden van start gaan.
januari 2009, versie 3 - 42 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
3.4.5
Protocol bouwwerkzaamheden en aanleggen wegen en verhardingen Hieronder vallen alle bouwwerkzaamheden aan bouw- en kunstwerken en het aanleggen van wegen en verhardingen. Werkzaamheden aan (vaar)wegmeubilair, waaronder verkeersborden en verlichting behoren niet tot de bouwwerkzaamheden. Bij bouwwerkzaamheden worden op of nabij de bouwplaats broedende vogels, kramende zoogdieren en parende en ei-afzettende amfibieën van tabel 2 en 3 in de te hanteren werkwijze ontzien. Planning Werkzaamheden ten behoeve van het bouwrijp maken of het verharden van het terrein, zoals het verwijderden van aanwezige bomen en beplantingen en graafwerkzaamheden, vallen onder de betreffende werkprotocollen zoals hiervoor beschreven. Aandachtspunten Bouwwerkzaamheden vinden bij voorkeur plaats in de daglichtperiode, opdat verstoring van de omgeving door verlichting wordt voorkomen. Bij nachtelijke verlichting van de bouwplaats wordt uitstraling naar de omgeving voorkomen. Wanneer de bouwplaats is gelegen in de nabijheid van een vliegroute van vleermuizen, wordt de verlichting dusdanig aangepast dat de vleermuizen hier geen hinder van ondervinden. Dit kan door lagere lichtmasten en door de lampen/armaturen aan de bovenkant af te schermen zodat de verlichting alleen omlaag schijnt. Beschermde plantensoorten worden met voldoende bodemmateriaal verplaats naar geschikte biotopen in de omgeving. Deze verplaatsing vindt plaats onder begeleiding van een ter zake kundig persoon op het gebied van planten. Vestiging van broedende vogels kan worden voorkomen door het plaatsen van wapperende linten op geschikte broedlocaties of het afvlakken van gronddepots. Wanneer bouwterrein enige tijd ongebruikt blijft, moeten zo nodig maatregelen genomen worden om te voorkómen dat hervestiging van beschermde soorten van tabel 2 en 3 op het terrein kan optreden. Het vrijhouden van het terrein van deze soorten kan voor een belangrijk deel gebeuren door bijvoorbeeld het terrein kaal te houden of dagelijks te gebruiken. Verstoren mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de vestiging van soorten, maar niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Plaatsen waar de kans bestaat dat beschermde amfibieën van tabel 2 en 3 (bijvoorbeeld rugstreeppad) het bouwrijpe terrein (opnieuw) kunnen koloniseren, worden uitgerasterd (met amfibieënraster). Bij de tijdelijke opslag van grond moet worden voorkomen dat soorten als oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds. Dit kan door het toepassen van flauwe taluds (> 1:3).
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 43 -
DHV B.V.
4
LITERATUUR
BTL planburo B.V., februari 2006, Gedragscode Provinciale Infrastructuur, in opdracht van het Interprovinciaal Overleg Vakberaad Beheer Gemeente Arnhem, dienst Stadsbeheer, oktober 2006, Natuurkalender Arnhem; Hoe kunnen werkzaamheden in de openbare ruimte zo worden gepland dat verstoring van de flora en fauna wordt voorkomen? met medewerking van Klankbordgroep Natuur en Milieu, provincie Gelderland, VZZ, RAVON en Vogelbescherming Hoogerwerf, G., T. Brouwer, P. van Hoof, 2007, Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen: Uitwerking van maatregel-protocollen ter bescherming van soorten, (versie 2 juni 2007), Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen, in opdracht van Waterschap Rivierenland Ministerie van LNV, april 2005, Buiten aan het werk? Houdt tijdig rekening met beschermde dieren en planten!; De Flora- en faunawet in de praktij; informatie over vrijstellingen, ontheffingen en gedragscodes, brochure Provincie Limburg, afdeling Landelijk Gebied, Toetsing groene wet- en regelgeving; Toelichting en advies over de te volgen werkwijze, brochure www.lnv.nl, oktober 2008 Aangepaste beoordeling ruimtelijke ingrepen Flora- en Faunawet, augustus 2009
januari 2009, versie 3 - 44 -
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
5
COLOFON
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: Provincie Gelderland : Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland : B9723-01.001 : 45 pagina's : Edith Dorsman : Dorien Grote Beverborg : Dorien Grote Beverborg : Stephan Jansen : januari 2009 : Dorien Grote Beverborg
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
januari 2009, versie 3 - 45 -
DHV B.V.
DHV B.V. Ruimte en Mobiliteit Verlengde Kazernestraat 7 7417 ZA Deventer Postbus 927 7400 AX Deventer T (0570) 63 93 00 F (0570) 63 93 01 E
[email protected] www.dhv.nl
DHV B.V.
BIJLAGE 1
Relatie Flora- en faunawet met overige wetten
De procedures van de verschillende wetten die voor natuur relevant zijn volgen aparte sporen, maar er zijn wel mogelijkheden om effectbeoordelingen of toetsen en mitigerende maatregelen te combineren en compenserende maatregelen in samenhang uit te voeren. Hieronder zijn de verschillende wetten kort omschreven. Wetten en richtlijnen
Bevoegd gezag
Flora- en faunawet Natuurbeschermingswet Boswet Gemeentelijke kapverordening Compensatiebeginsel (Ecologische Hoofdstructuur) Kaderrichtlijn Water
Ministerie van LNV (inhoudelijke beoordeling door DLG) Provincie (in sommige gevallen Ministerie van LNV) Ministerie van LNV Gemeente Provincie toetst toepassing in bestemmingsplannen/overige vergunningen Waterschap
Flora- en faunawet Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. De wet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. De Flora- en faunawet beschermt naast de zeldzame en bedreigde ook de algemenere soorten die van nature in Nederland voorkomen. Het beschermingsregime varieert afhankelijk van de status van de soort. Voor algemene soorten geldt een vrijstelling. De wet gaat uit van het nee, tenzij-beginsel. Dit houdt in dat in beginsel alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten en dieren verboden zijn. Indien ruimtelijke ingrepen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen dan moet gekeken worden of de werkzaamheden kunnen worden aangepast, zodat deze niet of minder schadelijk zijn en dient in sommige gevallen gewerkt te worden volgens een gedragscode of ontheffing aangevraagd te worden bij het ministerie van LNV. Ook met een ontheffing en/of gedragscode is bij het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen de algemene zorgplicht van toepassing, die vraagt om een zorgvuldig “groen” handelen. Natuurbeschermingswet In Nederland is de bescherming van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000) en beschermde natuurmonumenten geregeld in de Natuurbeschermingwet. De Vogelrichtlijn heeft betrekking op bescherming van (leefgebieden van) in bijlage I van de wet genoemde vogels. De Habitatrichtlijn heeft betrekking op bescherming van natuurlijke biotopen en de leefgebieden van planten- en diersoorten anders dan vogels. Voor de aangewezen beschermde gebieden, dient een afwegingskader gevolgd te worden. De ingreep moet getoetst worden aan de effecten op de kwalificerende habitattypen en soorten. Indien er significante gevolgen te verwachten zijn is de ingreep enkel toegestaan indien sprake is van een groot maatschappelijk belang, er geen andere bevredigende oplossing is en er geen significante gevolgen zijn voor de instandhouding van de soort. Bij negatieve effecten moet een vergunning aangevraagd worden bij de provincie of LNV onderbouwd met een verstorings- of verslechteringstoets (niet significante effecten) of een passende beoordeling (significante effecten).
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186
bijlage 1 -1-
DHV B.V.
Ecologische Hoofdstructuur (streekplan) Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken, zal de provincie de te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied specificeren. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door GS alleen worden goedgekeurd als – naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang – aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Compensatie van de resterende schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen Boswet De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de bebouwde kom die ofwel groter zijn dan 10 are ofwel, in het geval van rijbeplantingen, bestaan uit meer dan twintig bomen. Er wordt gesproken van bos als de bomen elkaar duidelijk beïnvloeden. Als richtlijn wordt gehanteerd een bedekkingspercentage van 60%. De Boswet is alleen van toepassing buiten de “bebouwde kom Boswet”. De gemeenteraad stelt deze begrenzing vast. De begrenzing van de “bebouwde kom Boswet” hoeft niet samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. De voorgenomen velling (die geen dunning is) moet ten minste één maand maar niet langer dan één jaar voor de vellingswerkzaamheden gemeld worden en moet binnen drie jaar herplant worden. De herplantplicht rust op het perceel. Kaderrichtlijn Water (KRW) Deze richtlijn (2000/60/EG), die sinds 2000 van kracht is, moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Per stroomgebied moet in 2009 in stroomgebiedbeheerplannen zijn aangegeven hoe de waterkwaliteit kan worden verbeterd. Nederland is verdeeld over vier internationale stroomgebieddistricten: Rijn, Maas, Schelde en Eems. In 2015 moet het oppervlaktewater voldoen aan: normen voor chemische stoffen (waaronder de zogehetenprioritaire stoffen) ecologische doelstellingen: een gevarieerde planten- en dierenwereld en een natuurlijke inrichting Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Ruimtelijke ingrepen mogen de doelstellingen die vanuit de KRW gelden niet frustreren.
bijlage 1 -2-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
BIJLAGE 2
Beschermingsregimes en toetsing Flora- en faunawet
In de Flora- en faunawet zijn er verschillende beschermingsregimes, namelijk: tabel 1, 2, 3 en vogels. Afhankelijk van de beschermingsregimes geldt voor het overtreden van een of meer verbodsbepalingen een vrijstelling, met of zonder werken volgens een goedgekeurde gedragscode of is een ontheffing nodig op basis van een lichte of uitgebreide toets. In de onderstaande tabellen en op de poster is dit per artikel en beschermingsregime aangegeven. De achtergronden worden in dit hoofdstuk toegelicht. Toetsingschema voor activiteiten en werkzaamheden die uitgevoerd worden vanwege bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud in land- en bosbouw en natuurbeheer en van watergangen en bermen Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13 lid 1
Soort vermeld Algehele vrijstelling
Ontheffing
in tabel 1
aanvragen
Soort vermeld Indien goedgekeurde gedragscode vrijstelling, zo niet: ontheffing aanvragen
Ontheffing
in tabel 2
aanvragen
Soort vermeld Indien in tabel 3
gedragscode
goedgekeurde Geen vrijstelling Indien vrijstelling,
niet: ontheffing aanvragen
goedgekeurde Ontheffing
gedragscode vrijstelling, zo niet: aanvragen
zo mogelijk;
ontheffing wordt ontheffing aanvragen niet verleend
Vogels
N.v.t.
Indien
Indien
Indien
Indien
Ontheffing
goedgekeurde
goedgekeurde
goedgekeurde
goedgekeurde
aanvragen
gedragscode
gedragscode
gedragscode
gedragscode
vrijstelling,
zo vrijstelling,
zo vrijstelling,
zo vrijstelling,
zo
niet: ontheffing niet: ontheffing niet: ontheffing niet: ontheffing aanvragen
aanvragen (als aanvragen; voor aanvragen de handeling of broedende activiteit van
niet vogels wordt in
wezenlijke beginsel
invloed
is,
geen
is ontheffing
geen ontheffing verleend vereist)
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186
bijlage 2 -1-
DHV B.V.
Toetsingschema voor activiteiten en werkzaamheden die uitgevoerd worden vanwege ruimtelijke inrichting of ontwikkeling Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13 lid 1
Soort vermeld Algehele vrijstelling
Ontheffing
in tabel 1
aanvragen
Soort vermeld Indien goedgekeurde gedragscode vrijstelling, zo niet: ontheffing aanvragen
Ontheffing
in tabel 2
aanvragen
Soort vermeld Geen vrijstelling mogelijk;
Geen vrijstelling Geen vrijstelling mogelijk;
Ontheffing
in tabel 3 +
mogelijk;
aanvragen
ontheffing aanvragen
Vogels
ontheffing aanvragen
ontheffing wordt niet verleend
Beschermingsregimes: tabel 1, 2 en 3 De in Nederland beschermde soorten worden ingedeeld in een aantal beschermingsniveaus (tabellen) (zie kader), namelijk tabel 1 soorten, tabel 2 soorten, tabel 3 soorten en vogels. beschermd. Toelichting: Tabel 1: algemene soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Wel blijft de zorgplicht van toepassing. Tabel 2: overige soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een door LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig is, geldt voor deze de zogenaamde “lichte” toets. Vogels: Vogelsoorten zijn niet in de tabellen opgenomen. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling. Wanneer er geen mitigerende maatregel kunnen worden getroffen moet er een ontheffing worden aangevraagd. Wilt u zeker weten of uw mitigerende maatregelen voldoende zijn, en er inderdaad geen ontheffing nodig is, vraag dan een ontheffing aan om uw maatregel goed te keuren Tabel 3: soorten uit bijlage IV HB of bijlage 1 AMVB art. 75 Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt het zelfde als bij vogelsoorten.
bijlage 2 -2-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Toelichting belangrijke verbodsbepalingen Flora- en faunawet: Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, te vervoeren, ter vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Voor de verdere stappen zijn de groepen “overige soorten” (= tabel 2-soorten), “strikt beschermde soorten” (= tabel 3-soorten) en “vogels” het belangrijkst. Gedragscode Indien activiteiten worden uitgevoerd conform een goedgekeurde gedragscode is voor een aantal soorten geen ontheffing nodig. Een ieder kan van elke goedgekeurde gedragscode gebruik maken voor zijn eigen werkzaamheden en behoeft dus niet noodzakelijkerwijs te werken volgens een door de eigen organisatie opgestelde gedragscode. Bijvoorbeeld een bouwonderneming mag werkzaamheden uitvoeren zoals beschreven in de gedragscode opgesteld door een gemeente. Er is geen verplichting om gebruik te maken van vrijstellingen op basis van gedragscodes. Ontheffing volgens lichte en uitgebreide toets Lichte toets De aanvrager zal in zijn aanvraag aannemelijk moeten maken dat zijn activiteit geen afbreuk doet aan de zogenaamde gunstige staat van instandhouding van elke beschermde soort waarvoor ontheffing wordt aangevraagd. Hiervoor zal de aanvrager moeten aangeven: Hoe (de populaties van) de soorten het betreffende gebied gebruiken, of er sprake is van populaties die deel uitmaken van een netwerk of dat er sprake is van geïsoleerde populaties en hoe de regionale en landelijke trend van de soorten is. Daarnaast moet bekend zijn welke effecten de voorgenomen activiteiten en werkzaamheden hebben op de kwaliteit en de oppervlakte van het leefgebied van (de populaties van) de soorten. Indien de gunstige staat van instandhouding in het geding komt dienen eventueel mitigerende en compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186
bijlage 2 -3-
DHV B.V.
Uitgebreide toets Bij een verzoek voor ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen waarbij strikt beschermde soorten of vogels betrokken zijn, dient aanvullend op bovenstaande aspecten uit de lichte toets de volgende informatie geleverd te worden: er niet een andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten werkzaamheden is, die minder schade oplevert voor de betreffende soort er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang er zorgvuldig wordt gehandeld ten aanzien van de soort er geen sprake is van benutting of economisch gewin van de soort Toelichting richtingen waar mogelijke andere bevredigende oplossingen te vinden zijn: 1. een andere oplossing oplossingvoor het bereiken van hetzelfde doel 2. het zelfde doel op een andere locatie realiseren 3. de inrichting aanpassen of op een andere wijze uitvoeren 4 werkzaamheden op een ander moment in het jaar laten plaats vinden
Voor soorten die vermeld staan op de bijlage IV van de Habitatrichtlijn (dit is voor een deel van de soorten van tabel 3 geldt dat er tevens sprake moet zijn van een door de Habitatrichtlijn erkend belang. Dit zijn: dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; de bescherming van flora en fauna; de openbare veiligheid. Mitigatie Mitigatie is het verminderen van negatieve effecten van een ingreep door maatregelen te treffen die een directe relatie hebben met deze ingreep. Mitigatie moet niet worden verward met compensatie. Bij compensatie worden de negatieve effecten niet voorkomen, terwijl mitigerende maatregelen als primair doel hebben effecten te voorkomen of verzachten. Daardoor mogen mitigerende maatregelen in de beoordeling van de alternatieven een rol spelen in tegenstelling tot compenserende maatregelen. Compensatie Compensatie van schade aan natuur is verplicht, of kan als voorwaarde gesteld worden bij een ontheffing wanneer de gunstige staat van instandhouding van strikt beschermde soorten gevaar loopt, er sprake is van een wettelijk belang en er geen alternatieve oplossingen zijn. Wanneer compensatie wordt gecreëerd voor aantasting van natuurwaarden, gelden de volgend eisen: De compensatiemaatregelen moeten gericht zijn op ontwikkeling van gelijksoortige natuurwaarden als de aangetaste, met minimale gelijke omvang als resultaat. De compensatie moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de directe nabijheid van de ingreep. De compensatie moet voorzien in functies vergelijkbaar met die van het oorspronkelijke gebied. Het resultaat van de compensatie moet bereikt zijn op het tijdstip waarop de significante gevolgen zich voordoen.
bijlage 2 -4-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Zorgplicht De Flora- en faunawet erkent de intrinsieke waarde van de in het wild levende dieren. Dat betekent dat voor de wet alle dieren van onvervangbare waarde zijn en dat daar niet onzorgvuldig mee mag worden omgegaan. Vanuit deze gedachte is de zorgplicht in artikel 2 van de wet opgenomen. De zorgplicht geldt voor alle soorten, ook voor plantensoorten en de soorten die niet als beschermd zijn aangewezen. De zorgplicht valt onder Artikel 2 van de Flora- en faunawet en luidt: 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. In de praktijk betekent de zorgplicht dat alle dieren, ook tabel 1 soorten of soorten die niet door de Floraen faunawet beschermd zijn, niet opzettelijk verstoord en/of gedood mogen worden. Ook planten mogen niet opzettelijk vernietigd worden. Voorbeelden van maatregelen om planten en dieren niet moedwillig te vernietigen, verstoren en/of doden zijn: het creëren van vluchtmogelijkheden voor dieren, de opslag van materiaal op een locatie waar geen tot weinig natuurwaarden vernietigt zullen worden, omrijden als daarmee minder soorten verstoord en/of vernietigd worden, voordat het werk begint het terrein controleren op eventueel voorkomende soorten, rekening houden met het broedseizoen/voortplantingsseizoen, etc. Beheer en schadebestrijding Beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse soorten wordt geregeld in hoofdstuk V van de Flora- en faunawet en het Besluit beheer en schadebestrijding (zoals het vangen van muskus- en beverratten of het afschieten van schade veroorzakende konijnen). Voor activiteiten die vallen onder “Beheer en Schadebestrijding” kan bij de Provincie een ontheffing aangevraagd worden als het om activiteiten en werkzaamheden gaat die vallen onder de door de Flora- en faunawet genoemde belangen (zie blz 23 van de Handreiking Flora- en faunawet van DLG). Voor meer informatie zie www.faunafonds.nl. Bij activiteiten die vallen onder Beheer en Schadebestrijding dient altijd een ontheffing aangevraagd te worden, ook al gaat het om de zogenaamde tabel 1 soorten. De provincie zal dan bezien of er een vrijstelling of ontheffing mogelijk is.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186
bijlage 2 -5-
DHV B.V.
BIJLAGE 3
Beschermde soorten Flora- en faunawet
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland ON-D20090186
bijlage 3 -1-
DHV B.V.
bijlage 3 -2-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
BIJLAGE 4
Waarnemingenformulier
Invullen van het waarnemingenformulier Soort Er zijn alleen soorten opgenomen waarvan verwacht wordt dat ze in de Provincie Gelderland voorkomen. Soorten die niet op het waarnemingenformulier zijn opgenomen en wel worden aangetroffen worden vermeld in het kader “bijzonderheden”. Kenmerken Hier worden zaken als symbiosesoorten, waardplanten of belangrijke en typische biotopen genoemd. In de grijze kolommen moeten de waarnemingen worden genoteerd: Plaatsaanduiding (hectometrering of op kaart): De vindplaats van de betreffende soort aangeven door middel van de vermelding van de hectometrering (provinciale wegen) of kilometrering (vaarwegen) of door een notitie op een kaart die bij dit waarnemingenformulier wordt gevoegd. Soort markering: Wanneer in het veld nesten van broedvogels of groeiplaatsen van overige of streng beschermde soorten zijn aangetroffen kunnen deze worden gemarkeerd. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van een vlaggetje of het bevestigen van een lint aan een boom. Ook de wijze van markering moet in de tabel worden aangegeven. soortgroep
soort
tabel
kenmerken
planten
beenbreek
2
heide en veengrond
bergnachtorchis
2
bijenorchis
2
blaasvaren
2
brede orchis
2
dennenorchis
2
drijvende waterweegbree
3
gele helmbloem
2
gevlekte orchis
2
grote keverorchis
2
gulden sleutelbloem
2
jeneverbes
2
plaatsaanduiding (hectometrering of op kaart)
soort markering
waterplant
toenemend in wegbermen
klein glaskruid
2
kleine zonnedauw
2
heide en veengrond
klokjesgentiaan
2
heide en veengrond
kluwenklokje
2
kruipend moerasscherm
3
lange ereprijs
2
muurbloem
2
vooral langs beken
parnassia
2
rapunzelklokje
2
rechte driehoeksvaren
2
rietorchis
2
talrijk in wegbermen
ronde zonnedauw
2
heide
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
bijlage 4 -1-
DHV B.V.
soortgroep
soort
tabel
planten
ruig klokje
2
schubvaren
2
reptielen
amfibieën
vlinders
zoogdieren
vogels
bijlage 4 -2-
spaanse ruiter
2
steenbreekvaren
2
kenmerken
valkruid
2
veldsalie
2
rivierengebied
vogelnestje
2
parasiet op loofbomen
waterdrieblad
2
ondiep water
weideklokje
2
welriekende nachtorchis
2
wilde gagel
2
zure, venige grond
wilde herfsttijloos
2
bloei in de herfst
wilde marjolein
2
zwartsteel
2
adder
3
gladde slang
3
hazelworm
3
levendbarende hagedis
2
ringslang
3
zandhagedis
3
alpenwatersalamander
2
boomkikker
3
heikikker
3
kamsalamander
3
knoflookpad
3
poelkikker
3
rugstreeppad
3
in tijdelijke wateren
keizersmantel
3
viooltjes
pimpernelblauwtje
3
op grote pimpernel
rouwmantel
3
tweekleurig hooibeestje
3
veenhooibeestje
3
zilvervlek
3
bever
3
boommarter
3
das
3
eekhoorn
2
steenmarter
2
waterspitsmuis
3
vleermuizen
3
blauwborst
2
blauwe kiekendief
2
bontbekplevier
2
boomleeuwerik
2
plaatsaanduiding (hectometrering of op kaart)
soort markering
op heide
viooltjes
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
soortgroep
vogels
soort
tabel
boomvalk
2
brandgans
2
bruine kiekendief
2
duinpieper
2
grauwe gors
2
grauwe kiekendief
2
grauwe klauwier
2
groene specht
2
grote karekiet
2
ijsvogel
2
kemphaan
2
kerkuil
2
klapekster
2
kluut
2
koekoek
2
kuifleeuwerik
2
kwartelkoning
2
lepelaar
2
nachtzwaluw
2
nonnetje
2
ortholaan
2
paapje
2
patrijs
2
pijlstaart
2
porseleinhoen
2
purperreiger
2
ransuil
2
roerdomp
2
slechtvalk
2
slobeend
2
snor
2
steenuil
2
tapuit
2
visdief
2
watersnip
2
wespendief
2
wielewaal
2
wintertaling
2
woudaap
2
zomertaling
2
zomertortel
2
zwarte specht
2
zwarte stern
2
zwartkopmeeuw
2
kenmerken
plaatsaanduiding (hectometrering of op kaart)
soort markering
rietland
rietland
schrale bodem
rietland
broedt in konijnenholen
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
bijlage 4 -3-
DHV B.V.
soortgroep
soort
tabel
kevers
gestreepte waterroofkever
3
vliegend hert
2
kreeftachtigen
rivierkreeft
2
vissen
beekprik
3
bermpje
2
bittervoorn
3
elrits
3
grote modderkruiper
3
houting
3
kleine modderkruiper
2
meerval
2
rivierdonderpad
2
rivierprik
3
steur
3
broedhopen van ringslangen
-
broedkolonies vogels
-
dassenburchten
-
eekhoornnesten
-
mierenhopen van de rode bosmier
-
paaiplaatsen vissen en amfibieën
-
vaste nestplaatsen vogels
-
vleermuiskolonies in bomen
-
vleermuiskolonies in gebouwen
-
kenmerken
plaatsaanduiding (hectometrering of op kaart)
soort markering
beken
grote zoetwatermosselen
algemeen elementen
Bijzonderheden
bijlage 4 -4-
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
DHV B.V.
Bijlage 5 Aangepaste lijst jaarrond beschermende vogelnesten ontheffing Flora en faunawet ruimtelijke ingreep.
Provincie Gelderland/Implementatie van de Flora- en faunawet binnen de provincie Gelderland
bijlage 4 -5-