Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet
Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op een bouwterrein, een vleermuiskolonie in een te slopen gebouw, een sperwer in een boom of modderkruipers in een te dempen watergang. In deze situaties, maar ook in andere gevallen kunnen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet van toepassing zijn. Een goed advies omtrent de omgang met beschermde flora en fauna kan u verder op weg helpen. Deze folder is bedoeld als praktische handreiking voor u als initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling om bewust te worden van de betekenis van de Flora- en faunawet binnen uw project. In de folder wordt beschreven met welke soorten u te maken kunt krijgen. Vervolgens wordt een stappenschema aangereikt waarmee u kunt toetsen welke voorwaarden er vanuit de Flora- en faunawet van toepassing zijn bij uw project. Het stappenschema geeft een indicatie inzake de te nemen vervolgstappen, maar is niet leidend. Indien de Flora- en faunawet aan de orde is voor uw project is het altijd raadzaam om hiervoor specialistisch advies in te schakelen (zie colofon). Door tijdig en op een juiste manier rekening te houden met de Flora- en faunawet kunnen trajecten in kader van deze wet en beoogde ruimtelijke ontwikkelingen optimaal op elkaar worden afgestemd. Goed samengaan van flora en fauna en ontwikkeling van een project kan op deze manier bereikt worden, zonder dat bij voorbeeld onnodige vertraging ontstaat.
2
De Flora- en faunawet
Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen
In Nederland komen ongeveer 35.000 planten- en diersoorten voor. Daarvan zijn er ongeveer 1.300 wettelijk beschermd onder de Flora- en faunawet, variërend van zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen tot orchideeën, varens, insecten en schaaldieren. De Flora- en faunawet is primair gericht op de bescherming van inheemse planten- en diersoorten (soorten die van nature in Nederland voorkomen).
Een ruimtelijke ontwikkeling kan leiden tot verstoring, aantasting van groeiplaatsen en vernietiging van verblijfplaatsen van soorten die beschermd zijn onder Flora- en faunawet. Vanuit de Flora- en faunawet geldt het ‘nee, tenzij’ principe, wat betekent dat activiteiten die mogelijk leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten in principe verboden zijn, tenzij maatregelen kunnen worden genomen om dit te voorkomen. Daarnaast moeten ook onbeschermde soorten zoveel mogelijk worden ontzien, volgens de zorgplicht (zie kader 1). In planvorming en/of uitvoering dient daarom tijdig rekening te worden gehouden met aanwezigheid van (beschermde) flora en fauna. Het verdient aanbeveling allereerst een ecologische quick scan te laten uitvoeren, waarbij een inschatting wordt gemaakt van de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Onderstaand schema toont de stappen die doorlopen dienen te worden om te bepalen of nader onderzoek en/of ontheffing noodzakelijk is.
De beschermde soorten zijn onderverdeeld in de volgende vier groepen: algemeen (tabel 1), overige (tabel 2), strikt beschermd (tabel 3) en vogels. De mate van bescherming hangt samen met zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de soort. Onder tabel 1 is bijvoorbeeld het konijn terug te vinden, die algemeen voorkomt en momenteel niet bedreigd wordt. Een soort van tabel 2 is onder andere de kleine modderkruiper (zoetwatervis). Ook deze soort komt vrij algemeen voor, maar is gevoeliger voor bepaalde ingrepen, zoals het dempen van watergangen. Tabel 3 bevat de zwaarst beschermde soorten, waaronder alle vleermuizen die in Nederland voorkomen (zie kader 2). De groep vogels tot slot, heeft een zware bescherming vergelijkbaar met soorten van tabel 3 (zie kader 3). De bescherming is zwaar vanwege de gevoeligheid van de soorten bij ingrepen en het grotere risico van negatieve effecten voor instandhouding van de soort. Vooral vleermuizen en vogels vormen een groot aandachtspunt bij ontwikkelingen.
Het schema dient als indicatie. Afstemming met een deskundige op het gebied van flora en fauna is altijd nodig.
3
Aanpak bij ruimtelijke ingreep 1.
Aanwezigheid beschermde soorten
1.1 Zijn er beschermde soorten aanwezig (aangetoond door ecologische quick scan en/of soortgericht onderzoek) ? 1.1.1 Nee: uitsluitend de zorgplicht is van toepassing (zie kader 1) 1.1.2 Ja: ga door naar 1.2 1.2 Alleen beschermde flora en/of fauna uit tabel 1 aanwezig 1.2.1 Ja: ga door naar 2.1 1.2.2 Nee: ga door naar 1.3 1.3 Tevens beschermde flora en/of fauna uit tabel 2 aanwezig (naast eventueel tabel 1 soorten)? 1.3.1 Ja: ga door naar 3.1 1.3.2 Nee: ga door naar 1.4 1.4 Tevens beschermde flora en/of fauna uit tabel 3 aanwezig (naast eventueel tabel 1 en 2) soorten)? 1.4.1 Ja: ga door naar 4.1
2.
Tabel 1 soorten
2.1 Heeft de ruimtelijke ingreep een negatief effect op de soort(en)? 2.1.1 Nee: uitsluitend de zorgplicht is van toepassing (kader 1) 2.1.2 Ja: ga door naar 2.2 2.2 Is er sprake van een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van de soort(en)? 2.2.1 Ja: ga door naar 2.3 2.2.2 Nee: er geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen. Wel is de zorgplicht van toepassing
4
2.3 Kan er gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode? 2.3.1 Ja: er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden mits de gedragscode wordt nageleefd 2.3.2 Nee: ga door naar 2.4 2.4 Kan er zodanig gemitigeerd worden dat er geen negatieve effecten optreden? 2.4.1 Ja: er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd 2.4.2 Nee: er dient ontheffing te worden aangevraagd voor de betreffende soort(en)
3.
Tabel 2 soorten
3.1 Heeft de ruimtelijke ingreep een negatief effect op de soort? 3.1.1 Nee: uitsluitend de zorgplicht is van toepassing 3.1.2 Ja: ga door naar 3.2 3.2 Kan er gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode? 3.2.1 Ja: er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden mits de gedragscode wordt nageleefd 3.2.2 Nee: ga door naar 3.3 3.3 Kan er zodanig gemitigeerd worden dat er geen negatieve effecten optreden? 3.3.1 Ja: er hoeft geen ontheffing worden aangevraagd 3.3.2 Nee: er dient ontheffing te worden aangevraagd voor de betreffende soort(en). Ga door naar 4.2.2, deel c en d zijn van toepassing.
4.
Tabel 3 soorten
4.1
Heeft de ruimtelijke ingreep een negatief effect op de soort? 4.1.1 Nee: uitsluitend de zorgplicht is van toepassing (kader 1) 4.1.2 Ja: ga door naar 4.2
4.2 Kan er zodanig gemitigeerd en gecompenseerd worden dat er geen negatieve effecten optreden? 4.2.1 Ja: er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd indien een mitigatieplan wordt opgesteld en deze is goedgekeurd door het bevoegde Ministerie 4.2.2 Nee: er kan alleen ontheffing worden aangevraagd wanneer: a er een wettelijk belang van toepassing is b er geen andere bevredigende oplossing mogelijk is c de gunstige staat van instandhouding van de soort(en) niet in gevaar komt d de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/ of verblijfplaats niet aangetast wordt
Planning Om planontwikkeling zo soepel mogelijk te laten verlopen is het van belang rekening te houden met het tijdspad van ecologisch onderzoek (zowel duur van een onderzoek als de periode in het jaar waarin dit mogelijk is) en het eventuele vervolgtraject. Zo bedraagt een onderzoek naar vleermuizen ongeveer 6 maanden en kan dit alleen in de periode van april t/m september worden uitgevoerd (exclusief winterverblijven zoals bunkers) en kan flora in principe alleen in het bloeiseizoen worden geïnventariseerd. Mocht uit het ecologisch onderzoek blijken dat een negatief effect op een of meerdere beschermde soorten niet is uit te sluiten, dan moet er een ontheffing (Flora- en faunawet) of een Verklaring van Geen Bedenkingen (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) worden aangevraagd. De doorlooptijd hiervoor kan variëren van 8 tot wel 26 weken. Ook hierbij is het van belang om een goed advies te vragen bij een ecologisch deskundige. Door onderzoek naar flora- en fauna al in de planvorming van een project mee te nemen, kunnen alle benodigde vervolgstappen op tijd worden gezet!
5
Kader 1: Zorgplicht
Kader 2: Vleermuisprotocol
Artikel 2 van de Flora- en faunawet formuleert de algemene zorgplicht als volgt: • Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. • Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Sinds 2009 is een landelijk protocol vastgesteld voor de inventarisatie van vleermuizen, het zogenaamde Vleermuizenprotocol. Dit protocol beschrijft de voorwaarden waaraan een onderzoek dient te voldoen. Deze lopen uiteen van frequentie en duur van een veldbezoek tot de gebruikte materialen zoals detectors. Het protocol is tot stand gekomen door intensieve samenwerking tussen wetenschappelijk medewerkers, medewerkers van groene adviesbureaus en overheden. Het vastgestelde protocol wordt door het bevoegde Ministerie als norm gehanteerd bij mitigatieplannen in het kader van de Flora- en faunawet. Aangezien bij ruimtelijke ontwikkeling in veel gevallen vleermuizen aan de orde zijn, is het van belang om inventarisaties conform het protocol te laten uitvoeren. Bij vleermuisonderzoek moet aan het volgende gedacht worden: • Rekening houden met belangrijke elementen binnen het leefgebied van vleermuizen, waaronder kraamkolonies, paarverblijven, zomerverblijven, winterverblijven, vliegroutes en foerageergebieden; • Sommige soorten vleermuizen gebruiken vooral bomen als verblijfplaats, sommige gebouwen (huis, grot, bunker) en weer andere afwisselend bomen en gebouwen; • Alle vleermuizen gebruiken structuren zoals bomenrijen en watergangen als vliegroute; • Vleermuizen komen in allerlei landschapstypes en in stedelijk gebied voor; • Indien ontheffing moet worden aangevraagd om vleermuizenverblijven te mogen verstoren, moet er een onderzoek gedaan zijn volgens het protocol; • Een inventarisatie volgens het vleermuisprotocol zal in de regel bestaan uit minimaal vier bezoeken, tussen april en september; • In veel gevallen zal het onderzoek door meerdere personen tegelijk gedaan moeten worden.
6
Kader 3: Vogels Alle inheemse vogels op het grondgebied van de EU worden beschermd door de Flora- en faunawet. Vogels die gekweekt of gehouden worden voor agrarisch gebruik of als huisdier, vallen niet onder deze bescherming. In de praktijk betreft het vooral de bescherming van actieve nesten van vogels die gedurende de broedperiode (globaal van maart t/m juli) niet mogen worden vernield, verstoord of verwijderd. Voor sommige vogelsoorten geldt dat nesten ook buiten het broedseizoen beschermd zijn. Hieronder vallen roofvogels, die jaarrond gebruik maken van hun nesten. Hetzelfde geldt voor nesten van vogels als de gierzwaluw en huismus die elk jaar naar hetzelfde nest terugkeren om te broeden. Overigens zijn niet alle jaarrond beschermde vogels even strikt beschermd. In de gewijzigde lijst (augustus 2009) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit wordt onderscheidt gemaakt in categorie één t/m vijf. De laatste categorie (vijf) is bedoeld voor soorten die relatief algemeen zijn, zoals spechten. Deze zijn alleen jaarrond beschermd indien door de ingreep er sprake is van grote negatieve invloed op het totale leefgebied. Indien bij een ruimtelijke ontwikkeling een jaarrond beschermde vogel in het geding is (bv. een gierzwaluw of sperwer) moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Wanneer dit niet mogelijk is moet een mitigatieplan worden opgesteld en voorgelegd aan het bevoegde Ministerie.
7
Colofon Deze brochure is een gezamenlijk product van bureau Stadsnatuur Rotterdam, Ecoresult en Gemeentewerken Rotterdam. Aan deze brochure kunnen geen rechten ontleend worden. g
oktober 2010
Voor meer informatie: bureau Stadsnatuur Rotterdam www.bureaustadsnatuur.nl
[email protected] Ecoresult www.ecoresult.nl
[email protected] Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam www.gw.rotterdam.nl
[email protected]